maart 2011
Oefenvragen Middle Management B - Teamcoaching 1.
Wat is geen kerntaak van een teamcoach volgens de definitie van teamcoaching? A. Het uitvoeren van effectiviteit verhogende activiteiten, om het team te laten slagen in haar missie. B. Het nemen van de eindverantwoording voor het totale teamresultaat. C. Het verdelen van het werk op basis van de verschillende talenten en specialismen in het team. D. Het delegeren van verantwoordelijkheden om de ontwikkeling van elk der teamleden te stimuleren.
2.
De teamcoach kan naar zijn of haar team kijken als een soort systeem. Deze systeembenadering kent 6 invalshoeken om naar het systeem te kijken. Welke invalshoek neemt u, wanneer u als teamcoach uzelf de vraag stelt: "Hoe kan ik effectieve veranderingen aanbrengen om ongewenste toestanden om te buigen in gewenste?" A. Invalshoek: "Hoe is de structuur van het systeem?" B. Invalshoek: "Is de output in overeenstemming met de oorspronkelijke bedoelingen?" C. Invalshoek: "Wat kan de coach doen om de output in de gewenste richting te beïnvloeden?" D. Invalshoek: "Welke interacties vinden er plaats binnen het systeem?"
3.
In een team is het van belang dat symmetrisch en complementair gedrag afgewisseld worden. Wanneer is er sprake van symmetrische interactie? A. Wanneer het gedrag van de één gelijksoortig gedrag bij de ander oproept. B. Wanneer de groep zelf het ongewenste gedrag van één der teamleden corrigeert. C. Wanneer de één de ander aanmoedigt om ook ongewenst gedrag te gaan vertonen binnen het team. D. Wanneer het gedrag van de één niet overeenkomt met het gedrag van de ander.
4.
Als teamcoach is het van belang om u te realiseren welke twee behoeftenniveaus binnen de piramide van Maslov bij uitstek bevredigd kunnen worden in een team. Welke van de hierna genoemde behoeften zijn voorbeelden behorende bij deze beide behoeftenniveaus? A. Behoefte om bij het team te willen horen en behoefte om zich te onderscheiden van andere teamleden. B. Behoefte aan zekerheid over de toekomst met of binnen het team en behoefte aan zelfontplooiing als teamlid. C. Behoefte aan bescherming en veiligheid binnen het team en behoefte aan status en prestige als teamlid. D. Behoefte aan sociaal contact binnen het team en behoefte aan zelfactualisatie als teamlid.
5.
Belbin onderscheidt 9 verschillende teamrollen. Volgens Belbin zijn er 3 soorten bijdragen die door de verschillende teamrollen worden geleverd. Denkgerichte bijdragen worden vooral geleverd door de:
maart 2011
A. shaper, implementer en de completer/finisher. (vormgever, bedrijfsman en zorgdrager) B. completer/finisher, specialist en de teamworker. (bedrijfsman, specialist en groepswerker) C. plant, monitor/evaluator en de specialist. (plant, monitor en specialist) D. coordinator, teamworker en de resource investigator. (voorzitter, groepswerker en brononderzoeker)
6.
Als teamcoach constateert u dat uw team zich in de machtsfase bevindt. Welke leiderschapstijl volgens het model 'Situationeel Leiderschap' past bij deze ontwikkelingsfase van het team? A. B. C. D.
Stijl 1 - instructie, de directieve stijl. Stijl 2 - begeleiden, de overtuigende stijl. Stijl 3 - stimuleren, de participerende stijl. Stijl 4 - overlaten, de delegerende stijl.
7.
Samenwerking tussen het Werkgeheugen en het Lange Termijn Geheugen wordt ook wel 'denken' genoemd. Eén van de gevolgen kan zijn dat er adaptatie optreedt. Er is dan sprake van: A. Het afwijzen van de informatie. B. het 'opfrissen' van het LTG. C. het wijzigen van oorspronkelijke in het LTG aanwezige informatie. D. het toevoegen van de informatie aan het LTG.
8.
Bij het IJsbergmodel van McClelland bevindt zich een gedeelte onder en een gedeelte boven de waterlijn. Wanneer we het model betrekken op mensen, welke aspecten zijn dan zichtbaar boven de waterlijn? A. B. C. D.
9.
Gedrag en fysieke eigenschappen. Overtuigingen en competenties. Overtuigingen en fysieke eigenschappen. Gedrag en competenties.
Wanneer iemand leert van zijn of haar fouten en resultaten en daardoor steeds kleine verbeteringen aanbrengt in het werk wat hij of zij doet is er sprake van: A. enkelslag leren. B. dubbelslag leren. C. drieslag leren. D. transformationeel leren.
maart 2011
10.
In het boek 'Hoe bedoelt u?' van F.Schultz von Thun worden de vier aspecten van een boodschap haarfijn beschreven. Stel dat een medewerker bij u komt en aangeeft dat het projectschema niet in orde is. Hij legt duidelijk uit waar de fouten zitten. U bent het niet helemaal met hem eens, u heeft een andere visie op bepaalde punten. Samen werkt u aan een nieuw schema, dat uiteindelijk veel beter in elkaar zit. Op welk van de vier aspecten hebben de boodschappen die u naar elkaar heeft uitgezonden betrekking? A. B. C. D.
11.
Het zakelijke aspect. Het appellerende aspect. Het relationele aspect. Het expressieve aspect.
Welke stelling is juist? Stelling 1 Wanneer persoon A de volgende uitspraak doet tegen persoon B: "Het is een schande, iemand in dit bedrijf heeft zomaar mijn papieren opgestapeld op mijn bureau. Dat hoort niet! Men dient met zijn handen van mijn papieren af te blijven!", dan is dit kenmerkend voor een Oudertransactie. Stelling 2 Wanneer de reactie op stelling 1 van persoon B is: "Daar kan ik toch niets aan doen, ik ga weg als je zo blijft praten!", dan is dit kenmerkend voor een Kindtransactie. A. B. C. D.
12.
Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn onjuist.
De intensiteit van communicatie is een belangrijk begrip voor de teamcoach. Wat wordt bedoeld met communicatie op basis van rituelen? A. Een wijze van communiceren gebaseerd op cultuurverschijnselen, het hoort zo. Bijvoorbeeld de manier waarop Amerikanen elkaar begroeten. B. Communicatie waarbij goed geluisterd wordt naar elkaar en waarbij gesprekspartners oprecht hun ideeën en gevoelens uitwisselen. C. Het betreft hier communicatie met een verborgen boodschap. Iemand wil niet precies zeggen wat zijn of haar intentie is, heeft dus een verborgen agenda en neemt een rol aan. D. Gesprekken die niet echt veel zeggen en over algemeenheden gaan die iedereen kent, zoals over het weer of de files.
maart 2011
13.
Als teamcoach constateert u dat er grote tegenstellingen in de belangen zijn binnen uw team. Dit leidt tot aanmerkelijk geringere output. Wat is als teamcoach nu de juiste handelswijze volgens de theorie? A. U gaat op zoek naar de zondebok in het team en bespreekt dat het niet juist is om alle schuld op één persoon te schuiven. B. Het bespreekbaar maken van de tegenstellingen en ze waar mogelijk uit de weg ruimen. C. Deze vijandigheid kan ook verbroederend werken binnen een team, dus wacht u het uiteindelijke effect nog even af. D. U bepaalt wie welke positie inneemt in de Roos van Leary en vervolgens zorgt u met het juiste countergedrag, dat u de betreffende mensen uit de 'tegenpositie' krijgt.
14.
Een teamlid gaat met de volgende houding een gesprek aan met een ander teamlid: "Ik ben beter dan hij en vetrouw alleen mezelf, de ander zal zich vijandig opstellen en is zwakker. Kijk naar mij en voel dat je minder bent dan ik." Welke positie neemt deze persoon in, binnen de Roos van Leary? A. B. C. D.
15.
De sector Tegen-Onder (TO). De sector Boven-Samen (BS). De sector Boven-Tegen (BT). De sector Samen-Onder (SO).
Wanneer een conflict geëscaleerd is, op welke wijze kunnen we dit dan oplossen volgens de conflictdriehoek van Galtung? A. Kiezen voor de conflicthanteringsmethode onderhandelen, omdat de oplossing dan is gebaseerd op ieders belang. B. Proberen om uit het persoonlijke te komen, via gedrag, weer terug naar het inhoudelijke. C. Proberen om via de inhoud, vervolgens de persoon te bewegen om zijn of haar gedrag te veranderen. D. Kiezen voor de conflicthanteringsmethode compromis, omdat met geven en nemen van beide kanten het conflict wordt opgelost.
maart 2011
Oefenvragen Middle Management B - Teamcoaching 1.
B
2.
C
3.
A
4.
A
5.
C
6.
B
7.
C
8.
A
9.
A
10.
A
11.
C
12.
A
13.
B
14.
C
15. B