kijken naar muziek
1
William Lach
Kijken naar muziek ĆÿćĈăčýûûĎ
Inleiding
K
lassieke muziek kan onvergetelijke beelden oproepen – van trippelende suikerfeeën tot een druk Parijs vol toeterende autoclaxons. Voor dit boek is een groot aantal van zulke beeldende muziekstukken op cd bijeengebracht en gekoppeld aan kunstwerken van het Metropolitan Museum of Art, als een speelse manier om van muziek én beeldende kunst te leren genieten. Wie de schilderijen van dichtbij bekijkt, hoort meer in de muziek, en wie goed naar de muziek luistert, ontdekt steeds meer details in de schilderijen. Zo kun je de schaatsers op het levendige winterlandschap van Brueghel hun achtjes horen draaien in Vivaldi’s zwierige muziek; de revolverschoten van Remingtons cavalerie weerklinken in Coplands Billy the Kid, en Posada’s skeletten dansen met rammelende botten op de Fossielen uit Het carnaval der dieren van Saint-Saëns.
Het kiezen van een kunstwerk dat een bepaald muziekstuk op treffende wijze illustreert, kan op veel manieren gebeuren. Bij De vier jaargetijden, bijvoorbeeld, was het vrij eenvoudig: Vivaldi heeft zelf aangegeven welke beelden hem voor ogen stonden toen hij zijn muziek componeerde. Zulke duidelijke aanwijzingen ontbreken bij Billy the Kid, maar toch kon er ook in dit geval niet veel mis gaan. Het is balletmuziek, dus is er sprake van een verhaallijn en van bepaalde scènes die ooit ook werkelijk zijn opgevoerd. Bij Het carnaval der dieren heeft de componist geen richtlijnen gegeven; het stuk is zelfs voor het grootste deel niet gepubliceerd en uitgevoerd tijdens zijn leven. Toch bleek ook dit werk – net als de andere die voor dit boek werden gekozen – genoeg aanknopingspunten te leveren om de juiste afbeeldingen te vinden. Hopelijk zijn de lezers dit met ons eens.
Voor ouders en leerkrachten
A
ls je dit boek samen met kinderen gaat gebruiken, begin dan met het lezen van de eerste aanwijzing en vraag of de kinderen die in de afbeelding kunnen terugvinden. Meestal is dat niet zo moeilijk. Laat dan pas de muziek horen (het overeenkomstige nummer van de cd is op de afbeelding vermeld). Vraag de kinderen hun hand op te steken zodra ze het juiste geluid horen; als het niet lukt, geef dit dan zelf aan. Ga door met de volgende aanwijzingen; laat zo nodig het stuk opnieuw horen. De aanwijzingen worden namelijk steeds complexer en er is dus wat meer verbeeldingskracht voor nodig om ze in het kunstwerk terug te vinden. Als alle aanwijzingen aan bod zijn gekomen en de kinderen enthousiast op de muziek reageren, kun je het stuk eventueel opnieuw laten horen. Je zou de luisteraars kunnen vragen de beelden die de muziek en de afbeelding in het boek bij henzelf oproepen, als het ware na te spelen. Voor in het boek vind je een informatief gedeelte over muziekinstrumenten, met afbeeldingen van prachtige historische exemplaren die eveneens uit de collectie van het Metropolitan Museum of Art afkomstig zijn. Achterin kun je interessante bijzonderheden lezen over de kunstenaars, de componisten en hun werk.
Iets over muziekinstrumenten
I
n dit gedeelte komt een aantal muziekinstrumenten aan bod die op de bijgevoegde cd te horen zijn, plus enkele instrumenten die kinderen waarschijnlijk wel kennen. De afgebeelde instrumenten en kunstwerken zijn afkomstig uit de collectie van het Metropolitan Museum of Art. En al zijn de besproken instrumenten qua type misschien heel bekend, de afgebeelde exemplaren zijn stuk voor stuk bijzonder. Sommige ervan zijn van zeldzame of kostbare materialen gemaakt, zoals de ivoren klarinet. Andere, zoals de Christofori-piano, behoren tot de oudste in hun soort. Of ze werden bespeeld door beroemde muzikanten – zoals de gitaar van Segovia.
Snaarinstrumenten Deze instrumenten hebben snaren van metaal, schapendarm of nylon, variërend in lengte, dikte en spanning, die over een houten klankkast zijn gespannen. De klank komt tot stand doordat de snaren in trilling worden gebracht door strijken of aantikken met een strijkstok, of door aanslaan en tokkelen met de vingers of met behulp van een plectrum. De klankkast van het instrument versterkt de trillingen, waardoor het geluid krachtiger en voller wordt. Tot de snaarinstrumenten behoren de vioolfamilie, de gitaar, de harp en de citer.
Viool De viool, een veelzijdig instrument, is te horen in ieder symfonieorkest, in jazzbands en folkgroepen. De violist laat het instrument onder zijn kin rusten terwijl hij de hals ondersteunt met zijn linkerhand. Met de vingers van die hand drukt hij de vier snaren tegen de toets om ze te verkorten en zo hoger te laten klinken. Met de rechterhand beweegt de violist de strijkstok over de snaren, die door de kam van de klankkast vandaan worden gehouden. De achttiendeeeuwse vioolbouwer Antonio Stradivari heeft het ontwerp van de viool geperfectioneerd. Zijn instrumenten worden nog steeds door musici geprezen om hun prachtige klank. De afgebeelde viool is in 1693 door Stradivari gemaakt; de toets is verkort en zo teruggebracht naar de oorspronkelijke barokvorm. Viool. Antonio Stradivari, Italië (Cremona), 1644-1737. Hout, ca. 59 cm lang, ca. 20 cm breed.
Viola d’amore De viola d’amore lijkt qua vorm op de viool. Ze wordt ook onder de kin gehouden, maar is groter en heeft veel meer snaren, die met behulp van extra stemknoppen kunnen worden versteld. Over de brug lopen zes of zeven snaren, die worden gestreken als bij een viool; de andere lopen door de brug heen en resoneren met de melodiesnaren mee, waardoor de klank veel langer doorzingt. Componisten gebruikten dit instrument voor een romantisch, gevoelig effect; vandaar ‘viola d’amore’, liefdesviool. Viola d’amore. Joseph Gagliano, Italië (Napels), ca. 1780. Hout, ca. 36 cm lang (klankkast).
6
Cello Tot de vioolfamilie behoort ook de cello (voluit: violoncello). De vorm ervan lijkt op die van de viool, maar de cello is ongeveer twee keer zo groot. Net als de viool heeft hij vier snaren. Omdat die langer en dikker zijn, kan de cello lagere tonen voortbrengen. Vroeger hield de cellospeler de cello tussen de benen geklemd; later kwam men op het idee er een metalen steun aan te maken waarmee het instrument op de vloer rust. De cello links werd in de negentiende eeuw gemaakt door Vuillaume, als een kopie van een exemplaar dat door Antonio Stradivari werd gebouwd. Violoncello. Jean Baptiste Vuillaume, Frankrijk (Parijs), 1798-1875. Hout, ca. 75 cm lang (klankkast).
Contrabas De contrabas, afgebeeld op het schilderij hierboven, is het grootste instrument onder de strijkers en brengt de laagste tonen voort. Ook de contrabas hoort bij de vioolfamilie, maar terwijl de viool en de cello ronde schouders hebben, lopen die van de contrabas af. Een contrabas kan vier of vijf snaren hebben. Hij is te horen in symfonieorkesten en in folkmuziek, en verder in de jazz. Meestal wordt hij met een strijkstok bespeeld, maar jazzmusici spelen gewoonlijk met hun vingers. Dansers in repetitieruimte met contrabas. Hilaire-Germain-Edgar Degas, Frankrijk, 1834-1917. Olieverf op doek.
Gitaar De gitaar behoort tot dezelfde familie als de luit en de mandoline. Hij heeft meestal zes snaren; de klankkast is getailleerd, met een rond klankgat en een platte voor- en achterkant. Metalen strips (‘frets’) zijn op de hals aangebracht om de plaatsing van de vingers aan te geven. De gitaar wordt met de vingers of met een plectrum aangeslagen of getokkeld. Hij wordt veel gebruikt in folk- en rockmuziek, maar er wordt ook klassieke muziek op gespeeld. De gitaar hiernaast behoorde toe aan de beroemde Spaanse gitarist Andrés Segovia. Hij begon er zijn carrière mee en gebruikte hem van 1912 tot 1936 bij plaatopnamen. Met deze gitaar maakte hij in 1929 zijn Amerikaanse debuut. Klassieke gitaar. Waarschijnlijk van Santos Hernández, Spanje (Madrid), 1873-1943, voorman bij Manuel Ramirez, Spanje (Madrid), 1864-1916. Hout, ca. 48 cm lang (klankkast).
7
Houten blaasinstrumenten In de oudheid werden blaasinstrumenten gemaakt van beenderen en rietstengels, maar in de loop der tijd zijn ze vervaardigd van allerlei materialen – hout, metaal, glas, gebakken klei en plastic. Houtblazers brengen lucht in hun instrument door te blazen over een gat (fluit), in een mondstuk (blokfluit) of door een riet (klarinet, hobo, fagot en saxofoon). Ze bespelen het door met hun vingers de gaten over de hele lengte van het instrument afwisselend te bedekken. Bij het spelen van tonenreeksen variëren ze de kracht waarmee ze blazen. Blaasinstrumenten bestaan vaak uit verschillende segmenten.
Klarinet
8
Fluit De fluit is in wezen een buis die aan één kant open is. De muzikant houdt de fluit horizontaal, blaast lucht over een gat in het kopstuk en bespeelt met de vingers de gaten en kleppen in het instrument. Fluiten zijn er ook in diverse maten. De meest voorkomende variatie is de piccolo, die een octaaf hoger speelt. Claude Laurent, de Franse klokkenmaker die deze fluit ontwierp, verkreeg in 1806 een patent op kristallen fluiten. In die tijd werden fluiten gewoonlijk van hout gemaakt. Hout kan scheuren, krimpen en krom trekken, dus waren Laurent en anderen op zoek naar duurzamer materiaal. De meeste moderne fluiten zijn gemaakt van metaal; vooral zilver, soms zelfs goud. Dwarsfluit in D-mineur. Claude Laurent, Frankrijk (Parijs), 1805-1848. Glas en koper, ca. 63 cm lang.
Hobo
De klarinet heeft een enkel riet, gemaakt van bamboe, dat met een rietbinder aan het mondstuk is bevestigd. Wanneer de klarinettist door het mondstuk blaast brengt hij het riet in trilling, en daarmee de lucht die door het instrument wordt geblazen. Een reeks verschillende tonen kan worden voortgebracht door met de vingers een combinatie van gaten en kleppen te bespelen. Moderne klarinetten worden meestal gemaakt van hout of plastic. Het afgebeelde exemplaar is van ivoor, afkomstig van de slagtand van een olifant. Dat materiaal mag tegenwoordig niet meer worden gebruikt. Er bestaan klarinetten van diverse grootte, van kleine sopranino’s als deze – in Es – tot de grote contrabasklarinet. Het vaakst zie je de Bes-klarinet, de sopraan van de familie, iets groter dan het afgebeelde exemplaar.
De hobo werd in de zeventiende eeuw ontwikkeld uit de schalmei, een volksinstrument uit het Midden-Oosten dat in de Middeleeuwen naar Europa kwam. Schalmeien waren luide instrumenten die buitenshuis bespeeld werden; de hobo werd aangepast voor gebruik in orkest en ensemble. De hobo heeft een dubbel riet, gemaakt van twee dunne stukjes bamboe die stevig met elkaar verbonden zijn. Terwijl het enkele riet aan het mondstuk is bevestigd, vormt het dubbele riet zelf het mondstuk, dat de hoboïst tussen de lippen houdt terwijl hij blaast. De hobo heeft een wat nasaal geluid. Vanwege zijn stabiele toon is de hobo gewoonlijk het instrument waarop de andere instrumenten van het orkest hun stemming aanpassen.
Es-klarinet. Theodore Berteling of diens opvolger, VS (New York), 2e helft 19e eeuw. Ivoor, nikkel-zilver, rozenhout, ca. 47 cm lang.
Hobo. Jacob Anthony (waarschijnlijk Sr.), VS (Philadelphia) (geb. Duitsland), 1736-1804. Bukshout, ivoor en koper, ca. 57 cm lang.
Fagot Net als de hobo heeft de fagot een dubbel riet, maar door zijn grotere lengte kan hij lagere tonen voortbrengen. Het hiernaast afgebeelde exemplaar is gemaakt van esdoornhout en grenadille, beide duurzame houtsoorten. De fagot bestaat uit een ‘dubbelgevouwen’ houten buis. Daarin zit een S-vormig metalen buisje waaraan het riet bevestigd is. De luchtstroom die door het riet in de onderste buis van het instrument wordt geblazen, verandert van richting en komt er aan de bovenkant weer uit. Frederic Triebert, die dit exemplaar heeft gemaakt, behoort tot de instrumentmakers die de moderne fagot hebben geperfectioneerd. Fagot. Frederic Triebert, Frankrijk (Parijs), 1810-ca. 1900. Esdoornhout, grenadille en verguld koper, ca. 131 cm hoog.
Saxofoon De saxofoon, te zien in de hier afgebeelde collage, heeft evenals de klarinet een enkel riet. Dat van de saxofoon is echter breder; het mondstuk is kegelvormig. Het geluid verschilt dan ook sterk van dat van de klarinet. De saxofoon, die in ca. 1840 werd uitgevonden door de Belg Adolphe Sax, is te horen in orkesten en militaire kapellen, maar werd vooral populair onder jazzmuzikanten. De titel van het afgebeelde kunstwerk, The Woodshed (letterlijk: De houtschuur), slaat wellicht op de term woodshedding, die door muzikanten werd gebruikt voor intensieve oefensessies. The Woodshed. Romare Bearden, VS, 1911-1988. Geknipt en geplakt bedrukt en gekleurd papier, fotokopiëen, textiel, potlood en gespoten inkt op Masonite. © Romare Bearden Foundation/Licensed by VAGA, New York.
Koperen blaasinstrumenten De huidige koperen blaasinstrumenten zijn ontwikkeld uit simpele instrumenten, gemaakt van dierenhoorns of schelpen, die werden gebruikt voor het geven van signalen en het begeleiden van rituelen. Evenals de houten blaasinstrumenten zijn ze min of meer buisvormig, maar de mondstukken hebben een koker- of komvorm en het instrument zelf eindigt in een klankbeker die het geluid versterkt. Vroeger waren in de orkesten natuurhoorns en natuurtrompetten te horen, die uitsluitend door middel van ademdruk en lipspanning werden bespeeld. Daarmee konden alleen hoge noten worden voortgebracht. Later veranderde de vorm van de instrumenten en mede door toevoeging van kleppen en ventielen kon men er toen een volledige chromatische toonschaal mee spelen. Koperen blaasinstrumenten vormen een vaste sectie binnen het symfonieorkest en zijn ook veel te horen in bands en jazzensembles.
Trompet De trompet bestond ooit uit een lange metalen buis; later maakte men het instrument hanteerbaarder door deze buis te ‘vouwen’. In de negentiende eeuw begonnen instrumentmakers extra stukken buis toe te voegen. Door het afwisselend indrukken van drie ventielen wordt de buis verkort of verlengd, waardoor hogere en lagere tonen kunnen worden gespeeld. De cornet lijkt op de trompet, maar is kleiner en heeft een iets minder schel geluid. Ventieltrompet in F. Courtois en Mille, Frankrijk (Parijs), ca. 1881. Verzilverd koper, ca. 52 cm lang.
9
Slaginstrumenten Hoorn De ventielhoorn is afgeleid van de hoorns die bij de jacht werden gebruikt. De jachthoorn had een gewonden vorm, zodat de hoornblazer hem over de schouder kon dragen terwijl hij te paard zat. Hij hoefde alleen maar zijn rechterarm op te heffen om het mondstuk aan zijn lippen te brengen; zijn linkerarm bleef geheel vrij. In de negentiende eeuw werden er windingen en ventielen aan de jachthoorn toegevoegd om de toepassingsmogelijkheden binnen het orkest te vergroten. Hoornisten houden hun instrument nu op de schoot, met de klankbeker omlaag. Door een hand in de beker te steken kan de klank worden gedempt. Joseph Lathrop Allen, de maker van het afgebeelde exemplaar, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het roterende ventiel. Hoorn. Joseph Lathrop Allen, VS (New York), 1815-1897. Koper, ca. 41 cm lang.
Euphonium De naam van dit instrument, een klein soort tuba, betekent zoveel als ‘mooie stem’. Het ongewone model dat hiernaast staat afgebeeld heeft twee bekers; eigenlijk zijn het twee instrumenten in één. Door een vijfde ventiel in te drukken kun je het geluid van het ene instrument naar het andere laten overgaan. Het ene klinkt harder dan het andere, en zo kan er een echo-effect worden bereikt. Dit bijzondere instrument is overdekt met gegraveerde portretten van componisten, cartoons en patriottische symbolen. Dat heeft de graveur, die het instrument in 1936 aan zijn zoon cadeau deed, meer dan tweehonderd uur werk gekost. De Amerikaanse firma waar het werd gemaakt bestaat overigens nog steeds. Euphonium met dubbele bekers. C.G. Conn Ltd., VS (Elkhart, Indiana), 1936. Metaal, ca. 80 cm.
Trombone De trombone, afgebeeld op het schilderij hiernaast, heeft een schuif waarmee de buislengte kan worden verkort of verlengd, waardoor de toonhoogte verandert. In de Renaissance stond de trombone bekend als ‘sackbut’ (een Engels woord). Op dit schilderij is de trombonespeler afgebeeld als solist; achter hem zijn andere hout- en koperblazers te zien. Waarschijnlijk speelde het ensemble een populair wijsje om de Parijse toehoorders ertoe te verleiden een evenement in de tent achter hen bij te wonen. Circusvoorstelling (detail). Georges-Pierre Seurat, Frankrijk, 1859-1891. Olieverf op doek.
10
Slaginstrumenten zijn er in allerlei vormen en maten, maar ze brengen allemaal geluid voort door ze te schudden, door erop te slaan of door eroverheen te strijken of te schrapen. Ze ondersteunen het ritme waarop gedanst kan worden. In orkesten of kleinere ensembles, of als begeleiding van een solist, geven ze de muziek een vleugje mee van het land waar ze vandaan komen. Castagnetten, bijvoorbeeld, leggen een verband met Spanje, terwijl een gong je aan muziek uit Azië doet denken. Tot de slaginstrumenten behoort ook de piano, waarvan de toetsen hamertjes in beweging brengen die snaren aanslaan. De staven van de xylofoon, gemaakt van hout, bamboe of metaal, kun je aanslaan of je kunt eroverheen strijken. Datzelfde doe je met een tamboerijn, die je bovendien kunt schudden om de metalen schijfjes langs de rand te laten rinkelen. Onder de slaginstrumenten vind je verder nog de pauken, het klokkenspel en de celesta.
Castagnetten Castagnetten horen bij Spaanse muziek; ze worden vaak bespeeld door dansers en danseressen. Ze bestaan uit twee uitgeholde stukjes hout, die aan de duim bevestigd zijn en met de vingers in staccatoritme tegen elkaar worden geslagen op de maat van de muziek.
Trommels Trommels zijn in allerlei vormen en maten over de hele wereld te vinden. In wezen zijn het holle vaten van metaal, hout, aardewerk of fiberglas, bespannen met een membraan van perkament, dieCarmencita. William Merritt Chase, renhuid of kunststof. Op dit vel wordt VS, 1849-1916. Olieverf op doek. geslagen met de handen, met mallets of stokken; de holle kast eronder versterkt het geluid. De grote trom in een orkest is aan twee zijden bespannen; op beide vellen wordt geslagen met een mallet met een zachte kop. De pauk ziet eruit als een enorme metalen kom. Er zit een pedaal aan waarmee de spanning van het vel kan worden geregeld. In een orkest worden twee of drie pauken bespeeld.
Piano
De kleine trom kan op een standaard worden bespeeld, maar kan ook op het lichaam worden gedragen. In het leger werd hij algemeen gebruikt om marsritmes aan te geven, soms samen met fluiten of bugels. Deze trom was in gebruik bij het leger van de unionisten tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Er staat een adelaar op, symbool van de Verenigde Staten. Met het touw dat in een zigzagpatroon rond de trommel is gewonden, kan de spanning van het vel geregeld worden; daarmee verandert ook de klank. Een snaar langs de onderzijde van de trilt mee wanneer de trommelaar met zijn stokken op het bovenste vel slaat.
De piano (afkorting van ‘pianoforte’) was een uitvinding van de Italiaanse instrumentmaker Bartolomeo Cristofori. Anders dan het verwante klavecimbel kan de piano harde én zachte klanken produceren (piano betekent zacht, forte betekent luid). Wanneer de pianist de toetsen indrukt, worden de metalen snaren in de piano door hamertjes in trilling gebracht, waardoor ze geluid voortbrengen. Iedere toets heeft zijn eigen hamertje en één of meer snaren. De korte dunne snaren voor de hoge tonen zitten rechts, de lange dikke voor de lage tonen links. Aan de vorm van een vleugelpiano is dat duidelijk te zien. Deze piano, gebouwd door Cristofori in 1720, is waarschijnlijk de oudste ter wereld. Hij is kleiner en lichter dan de piano’s van nu, heeft minder toetsen, en geen pedalen.
Kleine trom. Toegeschreven aan Ernest Vogt, VS (Philadelphia), ca. 1860. Hout, huid en touw, ca. 39 cm. hoog.
Pianoforte. Bartolomeo Cristofori, Italië (Florence), 1655-1732. Diverse materialen, ca. 229 cm lang.
Kleine trom
11
Hoor je… de haastige hommel van bloem naar bloem vliegen? De violen en de fluit spelen de hommel aan het begin van het stuk. In korte, snelle noten verklanken ze het rusteloze rondvliegen van het insect.
En hoor je… de hommel zoemend boven een bloem zweven, in de lage noten van de violen?
de hommel verder vliegen, maar nu zwaar van de nectar, in het spel van de klarinetten?
KUNSTWERK:
Chrysanten, Utagawa (Andō) Hiroshige, Japan, 1797-1858. Houtsnede. MUZIEK: De vlucht van de hommel, Nikolay RimskyKorsakov, Rusland, 1844-1908.
12
Track
1
Track
2
Hoor je… de eerste schaatser die op het ijs komt, zich uitsloven in rondjes en achten? De vioolsolo geeft de glijdende bewegingen van de schaatser in vlugge noten weer.
En hoor je… een stuntelige schaatser rondkrabbelen, onderuitgaan en vallen, gespeeld door de strijkers – violen, altviolen en cello’s – in een snel dalende toonladder?
het gieren van de noordenwind in de solopartij van de viool, snel rijzend en dalend over de toonladder?
KUNSTWERK: Winterlandschap met schaatsers en een vogelval, atelier van Pieter Brueghel de Jongere, Vlaanderen, 1564/65-1637/38. Olieverf op paneel. MUZIEK: De vier jaargetijden: Winter (Allegro), Antonio Vivaldi, Italië, 1678-1741.
15
Hoor je… de toeterende auto’s die zich door de drukke straten van de stad haasten? Deze geluiden worden gemaakt door echte claxons.
En hoor je… het geklop van paardenhoeven, gespeeld door het woodblock, dwars door de verkeersgeluiden heen?
de mensen snel voorbijlopen op het trottoir, gespeeld door de xylofoon?
KUNSTWERK: Avenue du Bois, Kees van Dongen, Nederland, 1877-1968. Olieverf op doek. MUZIEK: An American in Paris (Een Amerikaan in Parijs), fragment, George Gershwin, VS, 1898-1937.
16
Track
3
Track
4
Hoor je… de prachtige vissen door het water zwemmen? In harmonische samenklanken geven de fluit en de violen de gracieuze bewegingen van de vissen weer.
En hoor je… de belletjes zigzaggend opstijgen naar het wateroppervlak, gespeeld door de piano’s?
het zonlicht doordringen in het water, zachtjes weergegeven door het klokkenspel, kort voor het einde van het stuk?
KUNSTWERK: Ocean Life (Het leven in de oceaan), Christian Schussele, VS, 1824-1879, en James McAlpin Sommerville, MD, VS, 1825-1899. Aquarel, gouache, grafiet en arabische gom op gebroken wit velijnpapier. MUZIEK: Het carnaval der dieren: Aquarium, Camille Saint-Saëns, Frankrijk, 1835-1921.
19