De Wageningse Broek Een burgerinitiatief voor topnatuur
Voorstel aangeboden aan prof. dr. J.J. van Dijk, Gedeputeerde voor natuur en landschap van de Provincie Gelderland
op 8 december 2014 door de Vereniging Mooi Wageningen
0/20
Samenvatting In het Binnenveld ten westen van Wageningen wordt natuur ontwikkeld in aansluiting op de Bennekomse Meent, een Natura2000 gebied met daarin één van de laatste stukken blauwgrasland van Nederland, beheerd door Staatsbosbeheer (SBB). Hier ligt de unieke kans om het oppervlak blauwgrasland en andere natte habitats sterk uit te breiden. Dit vraagt om een optimale inrichting van de nieuwe natuur en een uitgekiend professioneel beheer. Het is echter de vraag of de nieuwe natuur ook in handen komt van SBB, aangezien deze organisatie sinds het kabinet Rutte II nauwelijks aankoopbudget heeft, en de overheid niet langer natuurgrond om niet kan overdragen aan particuliere natuurbeherende organisaties. De overheid wil ook dat burgers verantwoordelijkheid nemen voor het natuurbeheer. In dit document schetsen wij een scenario waarin de nieuwe natuurgrond wordt aangekocht door een hiervoor op te richten stichting, gedragen door inwoners van Wageningen en omstreken, en vervolgens zodanig wordt ingericht en beheerd dat de kansen voor blauwgrasland en andere bijzondere natuur maximaal worden benut. De stichting heeft de ambitie topnatuur te realiseren met grote betrokkenheid van burgers en wetenschap. De stichting zorgt voor financiering middels leningen, subsidies en crowd funding; voert het beheer uit met voor dit doel getrainde vrijwilligers, in nauwe samenwerking met SBB en waar mogelijk de agrarische natuurvereniging; staat onder begeleiding van een groep deskundigen; monitort de resultaten in samenwerking met lokale natuurverenigingen en onderzoekers van Wageningen universiteit, en kweekt betrokkenheid van inwoners bij het gebied.
1/20
Inleiding In de driehoek tussen Wageningen, Ede en Veenendaal ligt een open nat gebied – het Binnenveld – dat vroeger grote bekendheid genoot vanwege de uitgestrekte bloemrijke hooilanden. De voormalige hooilanden in het Gelderse deel van dit gebied – aan de oostzijde van het kanaal De Grift – staan bekend als de Veenkampen en worden op oude kaarten aangeduid als “Wageningse Broek”. Delen van dit gebied zijn vanwege uitzonderlijke natuurwaarden en natuurpotenties in 2014 aangewezen als speciale Natura 2000 beschermingszone onder de Europese Habitatrichtlijn, onder de naam ‘Binnenveld’ [1]. De Provincie Gelderland heeft de taak nieuw natuurgebied te realiseren direct aansluitend op dit waardevolle reservaat. Hier ligt een unieke kans om het areaal blauwgrasland en andere bijzondere natuurtypen fors uit te breiden. Voorheen werden verworven gronden voor nieuwe natuur om niet doorgeleverd aan professionele natuurbeherende organisaties, in het geval van het Binnenveld aan Staatsbosbeheer. Deze organisatie is bij uitstek toegerust om de bijzondere natuurdoelen, die een extreem uitgekiend beheer vereisen, te realiseren. Het is echter de vraag of de nieuwe natuur ook in handen komt van SBB, aangezien deze organisatie sinds het kabinet Rutte II nauwelijks aankoopbudget heeft, en de overheid niet langer natuurgrond om niet kan overdragen aan particuliere natuurbeherende organisaties. Een tweede nieuwe ontwikkeling is dat de overheid een grote rol ziet voor particulieren bij het realiseren en beheren van natuur. In de nieuwe Rijksnatuurvisie 2014 [2] benadrukt het kabinet het van groot belang te vinden “aan te sluiten bij de groeiende betrokkenheid van burgers en de verdere ontwikkeling van groen ondernemerschap”, en stelt het “in zijn natuurbeleid dan ook de makende en verantwoordelijke mens, en daarmee de energieke samenleving, centraal”. Het kabinet wil burgers meer zeggenschap bieden bij beslissingen over natuur in hun leefomgeving en meer ruimte laten voor hun zelf‐organiserend vermogen. Ook de Provincie Gelderland streeft naar een grotere rol van burgers. In haar Beleidsuitwerking Natuur en Landschap [3] ziet ze vrijwilligerswerk en burgerparticipatie als belangrijke pijlers in het landschapsbeheer. Daarmee wil zij niet alleen de kosten beperken, maar ook de maatschappelijke betrokkenheid vergroten. De provincie ziet een provinciale rol in de bevordering van burgerparticipatie, en nodigt middels de “Gelderse Groene Dialoog” burgers uit om met ideeën te komen om de participatie van inwoners bij beheer en investeringen in natuur en landschap te vergroten en te versterken, en daarvoor ook verantwoordelijkheid te nemen [3]. Burgers zelf verantwoordelijkheid laten nemen voor de realisatie en het beheer van natuur is een ambitieus doel, aangezien dit een mate van betrokkenheid, inzet en deskundigheid vraagt die niet vanzelf overal voorhanden is. Om die reden zijn vraagtekens gezet bij de haalbaarheid van dit streven. Echter, als het ergens mogelijk is natuur door burgers te laten realiseren, is dat in de gemeente Wageningen waar de bevolking vanwege de aanwezigheid van groene kennisinstellingen een uitzonderlijk hoge mate van betrokkenheid en deskundigheid heeft. Als het hier niet kan, dan kan het nergens. Wij – inwoners van Wageningen en buurgemeenten, verenigd in de Vereniging Mooi Wageningen – pakken de handschoen op. In dit document schetsen wij voor de Provincie Gelderland een scenario waarin de nieuwe natuurgrond – indien deze niet wordt doorgeleverd aan Staatsbosbeheer – wordt aangekocht door een hiervoor door ons op te richten stichting,
2/20
gedragen door inwoners van Wageningen en omstreken, en vervolgens zodanig wordt ingericht en beheerd dat dat de kansen voor blauwgrasland en andere bijzondere natuur maximaal worden benut. De stichting heeft de ambitie topnatuur te realiseren met grote betrokkenheid van burgers en wetenschap. Achtereenvolgens presenteren wij onze visie op de mogelijkheden van de Veenkampen, onze visie op de gewenste inrichting en beheer, hoe wij de natuurgrond zelf willen verwerven en veiligstellen, hoe we het optimale beheer willen uitvoeren met behulp van lokale vrijwilligers, in nauwe samenwerking met Staatsbosbeheer, Wageningen UR en voor zover mogelijk de lokale agrarische natuurvereniging, en hoe we de resultaten willen monitoren. Dit voorstel is voorbereid door de Vereniging Mooi Wageningen in samenwerking met een groep inwoners van Wageningen en buurgemeenten die beschikken over grote deskundigheid op alle aspecten die in dit voorstel worden beschreven. Het voorstel maakt gebruik van de laatste wetenschappelijke inzichten omtrent de lokale condities en de gewenste natuurdoeltypen. Het bouwt voort op de visie van de samenwerkende natuur‐ en milieuorganisaties in de vier gemeenten rond het Binnenveld [4], en wordt ondersteund door diezelfde organisaties. Door het voorgestelde burgerinitiatief zou een groot areaal topnatuur kunnen worden gerealiseerd, in samenhang met de terreinen van Staatsbosbeheer en Wageningen UR. Deze topnatuur kan een landelijke uitstraling krijgen, zowel vanwege de te behalen natuurdoelen als vanwege de organisatievorm. We denken dat het gebied veel natuurliefhebbers kan trekken en daarmee ook enige economische stimulans kan betekenen voor de streek, met name lokale horeca. Maar bovenal menen wij dat het gebied een voorbeeld kan worden van hoe natuurherstel kan plaatsvinden op een wetenschappelijk verantwoorde wijze én met sterke betrokkenheid van burgers. Een betere aansluiting op de Natuurvisie van het huidige kabinet lijkt niet mogelijk te zijn.
Figuur 1. Schets voor de toekomstige inrichting van het natuurgebied Binnenveld–Oost. Geel – Plangebied; Groen: Ecologische verbindingen tussen omliggende N2000 gebieden; Blauw – Weidevogelgebieden; Rood – Plas‐dras‐ Rietmoeras‐locaties voor water‐ en moerasvogels, tevens geschikt voor waterberging; Grijs – Amfibie‐poelen, Stapstenen voor amfibieën als ecologische verbinding tussen de Uiterwaarden van de Neder Rijn en noordelijke gebieden in de Gelderse Vallei. (Naar: Inrichtingsvisie gezamenlijke Milieu‐ en Natuurwerkgroepen WERV [4]).
3/20
Spaanse ruiter en orchideeën op de Bennekomse Meent.
Schets van de situatie Het Binnenveld ligt in het meest zuidelijke deel van de Gelderse Vallei, de laagte tussen de glaciale stuwwallen van Utrechtse heuvelrug en Veluwe, die gevormd werden in de op één na laatste ijstijd – het Saalien – zo’n tweehonderdduizend jaar geleden. In het lage zuidelijke deel ontstonden later veenmoerassen die nog later voor een deel door rivierklei werden bedekt, omdat de Rijn zo nu en dan de moerassen binnenstroomde. De dikte van de kleilaag neemt af van zuid naar noord, waardoor in het gebied een grote variatie aan bodemomstandigheden aanwezig is. De laagste delen stonden vroeger onder water door de toevoer van oud kwelwater, afkomstig uit het Veluwemassief. In de late Middeleeuwen werden de moerassen ontgonnen en in bouwland omgezet. De bodem daalde als gevolg van de ontwatering, waardoor de laagste delen uiteindelijk alleen als hooiland konden worden gebruikt. Voor 1950 was dit gebied in heel Nederland beroemd vanwege de uitgestrekte blauwgraslanden. In de jaren dertig en veertig werden deze hooilanden grondig onderzocht door de meest gerenommeerde plantensociologen uit die tijd, waaronder prof. D.M. de Vries en prof. V. Westhoff. De lijst van soorten was zeer indrukwekkend met Grote muggenorchis, Brede orchis, Vleeskleurige orchis, Harlekijn, Welriekende nachtorchis en Herfstschroeforchis. Ook was het gebied zeer rijk aan bijzondere weidevogels, zoals watersnip, kemphaan en zomertaling.
Grutto’s in de Veenkampen
4/20
Zoals overal elders in Nederland begon na 1950 een snelle intensivering van de landbouw, die in deze streek vooral bestond uit een steeds verder gaande ontwatering en een sterke toename van de mestgift [5], maar die ook het verdwijnen van veel kleine natuurlijke landschapselementen tot gevolg had. Inmiddels is van de vroegere indrukwekkende soortenrijkdom weinig meer over, hoewel enkele jaren geleden bij een gedetailleerde veldinventarisatie bleek dat langs veel slootkanten nog het zeer zeldzame melkviooltje groeide, een soort die vroeger kenmerkend was voor de blauwgraslanden van het Binnenveld. Vorig jaar nog werd het Binnenveld door grote groepen kraanvogels als pleisterplaats gebruikt. Er is dus alle reden om zorgvuldig te onderzoeken of behoud en herstel van de vroegere natuurwaarden in dit gebied mogelijk zijn. Het gebied is ook interessant in historisch geografisch opzicht. Met name van belang is de zogenaamde Kromme Eem, een meanderende beek waarlangs overtollig water afstroomde totdat de Bisschop van Utrecht tussen 1473 en 1481 de later naar hem genoemde Bisschop Davidsgrift of Bisschopsgrift liet graven ter vervening van de Rhenense venen. De Kromme Eem vormde nog lang nadien de grens van Gelderland en Utrecht. De loop is in de afgelopen eeuw gedempt, en is – hoewel zichtbaar op de algemene hoogtekaart – bijna nergens meer te herkennen in het veld (Figuur 2).
Figuur 2. Lokale hoogteverschillen in het zuidelijk deel van het plangebied zoals zichtbaar op de algemene hoogtekaart van Nederland. Op sommige percelen is het reliëf van de Kromme Eem nog zichtbaar, alsook het reliëf van vroegere veenstroompjes. Paars is laaggelegen, rood is hooggelegen. Uit Klaver [6].
Het gebied dat onderwerp is van dit voorstel komt overeen met het EHS‐gebied Binnenveld Oost en wordt aan de westzijde begrensd door de Grift en aan de oostzijde door de Veensteeg (Figuur 1) [4, 7‐10]. Het loopt grofweg van het Natura 2000 gebied ‘Bennekomse Meent’ tot en met het terrein ‘de Veenkampen’ dat eigendom is van Wageningen University & Research Centre. Het gebied wordt door Runhaar et al. [11] genoemd als één van de gebieden in Nederland die qua bodemopbouw en geohydrologie het meest geschikt zijn voor uitbreiding van het
5/20
Nederlandse areaal aan blauwgrasland (Figuur 3). Hiermee zijn zeer bijzondere mogelijkheden aanwezig voor het herstel van de vroegere, ongeëvenaarde rijkdom van het gebied.
Figuur 3. Gelderse Vallei met in groen de gebieden met de potentie voor ontwikkeling van blauwgraslanden. Het plangebied is het zuidelijkste en grootste vlak.
De Bennekomse Meent is nog steeds rijk aan plantensoorten, waaronder spaanse ruiter en blauwe knoop, zodat dit gebied heel goed als bron van plantenzaden kan fungeren. Op de Veenkampen wordt door Wageningen Universiteit al sinds 1977 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor natuurherstel. Daarbij is onderzoek verricht naar de effecten van hooilandbeheer, afplaggen en vernatten, o.a. door het infiltreren met diep, kalkhoudend grondwater. Sommige plantensoorten, zoals klokjesgentiaan en zeldzame zeggesoorten, blijken (zonder inzaaien) snel terug te keren na het nemen van de adequate maatregelen. Daarmee is een zeer grote gebieds‐specifieke kennis aanwezig die voor de inrichting en het beheer kan worden ingezet. De omvang en de begrenzing van het gebied komen overeen met de planuitwerkingen die zijn vastgesteld door de provincie Gelderland [12], de WERV‐gemeenten [10] en passen binnen het EHS‐gebied Binnenveld zoals weergegeven in het Reconstructieplan Gelderse Vallei/ Utrecht‐ Oost [8] en het reconstructieplan Binnenveld Oost [9]. Ze komen bovendien overeen met de planuitwerking van de gezamenlijke milieu‐ en natuurwerkgroepen van de WERV‐gemeenten [4]. De betrokken gebieden zijn reeds door DLG aangekocht. Omdat Staatsbosbeheer een professionele natuurbeheerder is en al een groot deel van de natuur in het Binnenveld bezit en beheert, is deze organisatie de logische eigenaar en beheerder van het nieuwe natuurgebied. Echter, vanwege het principe van “gelijkbrechtiging” moeten provinciale gronden ten behoeve van natuur sinds enkele jaren openbaar worden verkocht, en wel marktconform. Het is twijfelachtig of Staatsbosbeheer – die sinds de door het Rijk opgelegde bezuinigingen kampt met grote tekorten – in staat zal zijn de gronden aan te kopen.
6/20
Natuurdoelen Onze natuurdoelen voor het plangebied als geheel sluiten nauw aan bij: de doelstellingen voor het Natura 2000 gebied zoals vastgesteld in het (ontwerp)aanwijzingsbesluit 2014 [1, 13]; de doelen van de Provincie Gelderland, beschreven in het Natuurbeheerplan 2014 [7], zie figuur 4; de doelen van de WERV‐gemeenten, vastgesteld in het Landschapsontwikkelingsplan [10]; de visie van de milieu‐ en natuurwerkgroepen van de WERV‐gemeenten [4]; de adviezen van onderzoekcentrum B‐WARE Research [14] en de opvattingen van deskundige eco‐ en hydrologen [15]. Het recent verschenen rapport 'Het Binnenste buiten ‐ Natuur‐ en landschappotenties van het Gelders Natuurnetwerk in het Binnenveld' van de Dienst Landelijk Gebied [6]. Concreet betekent dit dat voor het gehele plangebied de volgende natuurdoelen worden nagestreefd: herstel en uitbreiding van blauwgrasland (type N10.01), en trilvenen [16]; ontwikkeling van schraalgraslanden in het (voormalige) agrarische gebied. Het gaat hier om vochtig schraalgrasland, nat schraalgrasland [tabel 3.1 in 14] en om hooiland/schraalgrasland ten behoeve van inmiddels zeldzame vogelsoorten zoals Kwartelkoning, Patrijs en Veldleeuwerik; ontwikkelen van droog schraalgrasland op een aantal locaties bij de Veensteeg; op rijkere delen de ontwikkeling van moeras, rietland, en overstromingsgrasland, dit is eventueel te combineren met waterberging; ontwikkeling van vochtig weidevogelgrasland, wintergastenweide en moerassen ten behoeve van weide‐ en moerasvogels; aanleg van een keten van poelen en refugia voor amfibieën in de noord‐zuid richting [4, 10, 17]. De beschrijving van de vegetatie uit 1946 is een belangrijke bron van inspiratie voor ons [18].
Kwelsloot die rood is gekleurd van door ijzeroxiden. Met Waterviolier, Wateraardbei en Holpijp.
Realisering van de natuurdoelen versterkt de betekenis van het EHS gebied Binnenveld als een ecologisch knoop‐ en schakelpunt tussen de belangrijkste natuurgebieden van Nederland: de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, het rivierengebied en het noordelijke deel van de Vallei [19]. 7/20
Er bestaat reeds enig inzicht in de effectiviteit van maatregelen voor de realisering van de natuurdoelen voor Meent, Veenkampen en Bennekomse Hooilanden [12, 20] alsook voor voormalige agrarische gronden [21]. Voor realisering van de natuurambities, zoals door ons nagestreefd en geformuleerd door de provincie Gelderland en de WERV‐gemeenten, is een verbetering van hydrologische situatie noodzakelijk [6, 9, 12, 16, 17, 21‐26]. Het doel is om knelpunten op te lossen met betrekking tot de grondwaterstanden, kweldruk en het opladen van het bodemadsorptiecomplex, de voedselrijkdom, sulfaat en ijzer, mogelijke inundatie met te voedselrijk water en de biotiek, zoals bodemleven, zaadbank en karakteristieke fauna. Hiervoor is met name een verhoging van grondwaterstanden in voorjaar en zomer en versterking van de kwel nodig [6].
Gewenste inrichting De inrichting die wij nastreven komt in grote lijnen overeen met de noodzakelijke inrichting van de Bennekomse Meent en zijn directe omgeving, zoals beschreven in het werkdocument Binnenveld Beheerplan Natura 2000 [16] en het DLG‐rapport Binnenste Buiten [6]. Hierbij gaat het onder andere om de aanleg van een dam rond de Bennekomse Meent, ter voorkoming van instroom van gebiedsvreemd, voedselrijk water. Voor het gehele plangebied EHS‐Binnenveld Oost gelden de volgende noodzakelijkheden. Verhoging grondwaterstanden en versterking van de kwel [4, 12, 14, 19, 22, 23] in het hele plangebied. Dit dient bij voorkeur te geschieden door: 20 cm peilverhoging van de Grift; Het verondiepen en dempen van watergangen om kwelwater langer vast te houden. Het graven van ondiepe (15 cm) greppels om winters neerslagwater af te voeren [24, 25, 27, 28]. Zo kan basenrijk kwelwater de wortelzone kan binnendringen [29‐32]. In combinatie met het aanwezige microreliëf van natuurlijke en cultuurhistorische oorsprong de aanvoer naar de wortelzone van basenrijk grondwater en basenarm regenwater zodanig te sturen, dat een grote ruimtelijke – maar tegelijk duurzame – variatie aan a‐biotische condities ontstaat waarbinnen veel verschillende plantensoorten een geschikte groeiplaats vinden [26, 30, 33, 34] Het buitensluiten van (verontreinigd) water van de Grift [35]; In de voormalige agrarische gebieden is grondwerk noodzakelijk, het gaat hier o.a. om: Het afgraven en afvoeren van bovengrond [14] ter verschraling en verlaging van het maaiveld daar waar de potenties het hoogst zijn. Vervolgens wordt botanisch rijk maaisel van naburige natuurgebieden zoals Bennekomse Hooilanden, Bennekomse Meent en het Meeuwenkampje over de locaties verspreid. Het zorgvuldig blootleggen van de meanderende loop van de Kromme Eem, inclusief oeverwallen en veenstroompjes (Figuur 2), onder toezicht van archeologen, en het verlagen van het maaiveld direct rond de Kromme Eem. Grond afvoeren. De Kromme Eem zal een structurerend element worden. Het creëren van een geleidelijke overgang van hoog (Veensteeg) naar laag (Kromme Eem).
8/20
De aanleg van een reeks poelen als stapstenen voor amfibieën met afmetingen en onderlinge afstanden volgens het model "kamsalamander" [4, 10, 36]. Ten slotte adviseren wij de Gemeente Wageningen de populieren langs de Veensteeg na kap niet te vervangen, of anders te vervangen door laagblijvende bomen, dit ter beperking van verruiging en ten behoeve van weidevogels.
Figuur 4. Eigendomssituatie en natuur‐ en beheerambities voor EHS‐gebied Binnenveld volgens Natuurbeheerplan Gelderland 2014. Groen – eigendom Staatsbosbeheer; Rood – verworven door overheid; Roze – particulier; Geel – Wageningen UR. De nummers verwijzen naar locaties die in het Natuurbeheerplan Gelderland 2014 worden onderscheiden. In tabel 1 staat voor elke locaties het geambieerde natuurtype en beheer.
9/20
Tabel 1. Gewenste beheer per gebiedsdeel. De sectienummers verwijzen naar figuur 4.
10/20
Visie op beheer Wij streven het volgende beheer na: Op voormalige agrarische gronden wordt eerst een overgangsbeheer uitgevoerd ter verschraling/uitmijnen, middels maaien en afvoeren, eventueel in combinatie met bekalking, kali‐ en stikstofbemesting of inzaai van grasklaver aldus overmaat aanwezige nutriënten door planten uit de bodem te laten opnemen [14]. In de Bennekomse Meent en elders, wordt, na het overgangsbeheer, het grasland jaarlijks gemaaid. Het maaisel wordt afgevoerd ter verschraling en ter voorkoming van struweel en verruiging. Schraalgrasland wordt eenmalig gemaaid in late zomer na zaadzetting (begin augustus). Rijkere delen worden twee maal gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Eventueel worden deze in het zomerhalfjaar beweid en nabeweid. Op kwetsbare bodem wordt gewerkt met kleine, lichte machines ter voorkoming van bodemverdichting en –beschadiging; op stevige bodem kunnen lichte tractoren en maaibalken worden ingezet. Rietland wordt jaarlijks voor de helft gemaaid (altijd oud riet behouden voor o.a. Roerdomp). In winterhalfjaar een zo groot mogelijk gebied laten overstromen met kwelwater. Sloten worden open gehouden door vegetatie eens per ca. 5 jaar te verwijderen, machinaal waar mogelijk, handmatig in gevallen van kwetsbare bodem. De niet‐kwetsbare delen worden gedeeltelijke opengesteld in het winterhalfjaar, en gesloten tijdens broed‐ en groeiseizoen (zoals thans gangbaar in de Amerongse Bovenpolder – Utrecht Landschap). Gestreefd wordt naar eenheid van beheer, dus met maximale afstemming met Staatsbosbeheer, Wageningen UR en andere eigenaren die de beheerdoelstellingen ondersteunen, te bereiken door goed overleg. Dit beheer willen wij realiseren met maximale inzet van voor dit doel opgeleide vrijwilligers uit de WERV‐gemeenten, tijdens georganiseerde werkdagen. De nadruk zal liggen op de nazomer, waarin grote oppervlakten grasland moeten worden gemaaid en gehooid. Het beheer wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met Staatsbosbeheer, waarmee reeds goede contacten zijn gelegd, en waar mogelijk met de agrarische natuurvereniging. Het vrijwilligerswerk kan rekenen op steun van de Stichting Landschapsbeheer Gelderland, die ook de benodigde handgereedschappen in bruikleen geeft en trainingen verzorgt, en op de steun van Staatsbosbeheer, die beschikt over lichte machines zoals maaibalken en over schaftketen. Het beheer staat onder toezicht van de wetenschappelijke adviescommissie van de stichting, waarin Staatsbosbeheer is vertegenwoordigd. Specifieke beheerwerkzaamheden die met zware machines kunnen worden uitgevoerd en daardoor eenvoudig zijn in te passen in de gangbare agrarische bedrijfsvoering besteden we indien mogelijk uit, bij voorkeur aan de Agrarische Natuurvereniging Binnenveld.
11/20
Onderzoek en monitoring Om te bepalen of de natuurontwikkeling in de juiste richting en tempo verloopt, zal een monitoringprogramma met verschillende onderdelen worden opgezet. Ook dit programma zal door de stichting worden gecoördineerd, in nauwe overleg met Staatsbosbeheer en Wageningen UR, en ook hierbij spelen lokale vrijwilligers de hoofdrol. Vegetatie. De ontwikkeling van de vegetatie zal worden gevolgd door het uitzetten van permanente proefvlakken (permanente kwadraten) die regelmatig door vrijwillige botanici worden opgenomen, om te beginnen jaarlijks. Hiervoor is de Plantenwerkgroep van de Koninklijke Natuurhistorische Vereniging (KNNV) afdeling Wageningen e.o,, die ook eerder inventarisaties in het gebied uitvoerde [37‐40], in principe beschikbaar. De opnamen zullen worden gearchiveerd in FLORBASE, de database van FLORON en het Nationaal Herbarium Nederland. De interpretatie van de opnamen kan een plaats krijgen in het onderwijs van Wageningen Universiteit. Dit onderdeel zal worden begeleid door plantenecologen van Wageningen Universiteit, waaronder prof. dr. F. Berendse. Hydrologie. De grondwaterstanden zullen tweewekelijks worden gemeten met een systeem van permanente peilbuizen die in raaien worden geplaatst. Per locatie worden twee buizen neergezet, een met een ondiep filter voor het meten van de grondwaterstand, en een met een diep filter om de stijghoogte in het onderliggende watervoerende pakket te meten. In het begin zullen jaarlijks watermonsters uit de peilbuizen worden genomen ter bepaling van de ionensamenstelling en de zuurgraad. De zuurgraad in de wortelzone (5 en 10 cm beneden maaiveld) zal bovendien in het veld worden gemeten. Deze monitoring wordt begeleid door ecohydrologen dr. J. Runhaar en prof. dr. J.P.M. Witte van KWR Watercycle Research Institute.
Planteninventarisatie van de Veenkampen door vrijwilligers van de Koninklijke Natuurhistorische Vereniging, afdeling Wageningen en omstreken.
12/20
Vogels. De avifauna zal worden gemonitord middels broedvogelkartering volgens de protocollen van SOVON (broedvogels) en middels punt‐transect tellingen (trekvogels en overwinteraars). Dit zal worden uitgevoerd door vrijwilligers van de Vogelwerkgroep van KNNV, die thans ook alle andere natuurgebieden in Wageningen volgt, inclusief de Bennekomse Meent [37, 39, 40]. Insecten. Monitoring van vlinders en libellen, twee belangrijke groepen indicatorsoorten, zal worden uitgevoerd door vrijwilligers van De Vlinderstichting, onder begeleiding van dr. Irma Wynhoff. De Vlinderstichting – gevestigd in Wageningen – beschikt over een grote achterban in de regio, en heeft de afgelopen jaren al actief vlinders onderzocht in de Bennekomse Meent, onder andere middels transect‐tellingen [41, 42]. Deze zouden naar het hele plangebied worden uitgebreid. Andere soortengroepen. Voor verscheidene andere soortengroepen zullen elke 3‐5 jaar inventarisaties plaatsvinden. Deze zullen worden uitgevoerd door de KNNV afdeling Wageningen e.o. en de Mileuwerkgroep Ede, zoals dat al herhaaldelijk is gebeurd voor onder andere Bennekomse Meent, Bennekomse Hooilanden, en Veenkampen [37, 40]. Burgerparticipatie. Verder willen wij het op zichzelf tamelijk bijzondere proces van burgerparticipatie en zelforganisatie laten begeleiden en onderzoeken door sociale wetenschappers, leidend tot een advies richting provincie over de mogelijkheden en beperkingen van deze wijze van werken. Hiervoor heeft Dr. Bas van Vliet van Wageningen Universiteit zich geïnteresseerd getoond. Restoration Ecology. Ten slotte streven wij ernaar het project onderwerp te doen zijn van wetenschappelijk onderzoek in het veld van restoration ecology, vanuit Wageningen Universiteit. Het gebied vormt een interessante case op fietsafstand van de Wageningse campus.
Communicatie en educatie De stichting zal zich ervoor inzetten de inwoners van de vier WERV gemeenten bewust te maken van de vroegere, actuele en beoogde natuurwaarden van de Wageningse Broek. De aanwezige en te ontwikkelen natuur in de Wageningse Broek is echter niet alleen lokaal maar ook nationaal en internationaal van betekenis. Dat biedt een groot aantal mogelijkheden voor communicatie en educatie over de ontwikkelingen die in het gebied plaatsvinden op gebied van ecologie, hydrologie en geologie maar ook rondom de organisatie. Hieronder beschrijven we kort de verschillende communicatie‐ en educatieactiviteiten die we gaan implementeren: Website: De website zal het centrale communicatiemiddel worden. Daar worden naast de algemene informatie ook de mogelijkheden beschreven voor vrijwilligers om mee te doen aan het beheer, monitoring, en communicatie en educatie. Sociale media: Op de meest populaire sociale media zullen we accounts aanmaken zoals Facebook, Twitter, Instagram, Pinterest en LinkedIn. Massamedia: Doordat de natuur zeer frequent gemonitord wordt zullen zich regelmatig nieuwswaardige gebeurtenissen voordoen. We verwachten meerdere keren per jaar een
13/20
nieuwswaardig bericht te kunnen maken die we vervolgens plaatsen op de natuurnieuwswebsite Natuurbericht.nl. Via de daar beschikbare nationale mediamodule worden de berichten dan verspreid naar ruim 100 journalisten waarvan bekend is dat ze geïnteresseerd zijn in ontwikkelingen in de natuur. Daarnaast hebben de bij de Stichting betrokken personen een zeer uitgebreid persoonlijk netwerk met lokale, provinciale en nationale media. Citizen science: Het is onze wens om zoveel mogelijk burgers, studenten en scholieren te betrekken bij de monitoring, uiteraard voor zover de kwetsbaarheid van het gebied dit toelaat. Doordat de resultaten beschikbaar komen voor de wetenschap valt dit onder de noemer van citizen science. Hiervoor organiseren we inventarisatiecampagnes. De KNNV heeft hier uitgebreide ervaringen mee en is in staat tientallen mensen met veel kennis te mobiliseren. Daarnaast zal de media‐aandacht ook bij het brede publiek de interesse in deelname vergroten. Voor het organiseren van de citizen science kunnen we rekenen op de expertise van dr. Arnold van Vliet van Wageningen Universiteit, bekend van Natuurkalender.nl, Tekenradar.nl en Muggenradar.nl. Openstelling van het gebied: Wij willen het publiek de gelegenheid bieden van dichtbij kennis te maken met de natuurwaarden van het gebied, middels openstelling op plaatsen en momenten waarop de natuurdoelen dit toelaten, bijvoorbeeld middels een nieuw verbinding tussen de twee bestaande klompenpaden : het Grift en Graftenpad (Rhenen) en het Harsloërpad / Breukerengpad (Wageningen / Bennekom). Excursies in kwetsbare delen zouden in beperkte mate mogelijk zijn onder begeleiding van gidsen (IVN en KNNV). Het organiseren van publieksdagen blijkt ook altijd succesvol om veel mensen naar een natuurgebied te trekken. Lezingen: Er zijn veel inhoudelijke experts bij de Stichting betrokken die heel goed lezingen kunnen geven over het gebied en de ontwikkelingen daarin. Wetenschappelijk onderwijs: Delen van het plangebied worden nu al zeer regelmatig gebruikt in onderwijs van Wageningen Universiteit. Wij streven er naar om dit verder te intensiveren in veldpractica, zoals plantenecologie, landschapsecologie, ecohydrologie en bodemkunde, en in afstudeeronderwerpen, voor zover de natuurdoelen dit toelaten. Middelbaar onderwijs: Het plangebied leent zich ook goed voor het inzetten van scholieren bij beheer en monitoring, zoals in het kader van het internationale GLOBE programma (Global Learning and Observation to Benefit the Environment).
Bloemrijk nat schraalland
14/20
Organisatie Voor de aankoop en het beheer van het gebied wordt door ons de stichting opgericht. De stichting is verbonden met Mooi Wageningen maar heeft een zelfstandige status. In het bestuur zitten: een onafhankelijk voorzitter, een vertegenwoordiger van Vereniging Mooi Wageningen, een vertegenwoordiger van de wetenschappelijke Raad van Advies, een financieel deskundige, en een vertegenwoordiger van de vrijwilligers. Voor de opzet en statuten zullen we bestaande, ervaren organisaties met soortgelijke doelen als voorbeeld nemen, bijvoorbeeld de Stichting Bargerveen en de Stichting Gorselse Heide. Tot de oprichting van de stichting is Vereniging Mooi Wageningen de aanspreekbare organisatie en rechtspersoon. Het bestuur van de stichting wordt gesteund door een Wetenschappelijke Raad van Advies. Deze raad zal bestaan uit lokale deskundigen van diverse relevante disciplines waaronder planten‐ en dier‐ecologie, ecohydrologie, natuurbeheer, communicatiewetenschappen en sociologie, en een ecoloog van Staatsbosbeheer. Deze Raad geeft gevraagd en ongevraagd advies over beheer en inrichting van het gebied, alsook over onderzoek, monitoring en communicatie. Minimaal tweemaal per jaar wordt een veldbezoek met de raad georganiseerd en een adviesvraag voorgelegd. Voor de Raad van Advies kunnen wij onder meer rekenen op de deelname van prof. dr. Frank Berendse (hoogleraar Natuurbeheer, Wageningen UR), prof. dr. Flip Witte (hoogleraar ecohydrologie, VU), en dr. Arnold van Vliet (Wageningen UR). De Stichting Mooi Binnenveld werkt nauw samen met betrokken groene organisaties uit de omgeving. Dit zijn met name: Milieuwerkgroep Ede, Milieuwerkgroep Rhenen, KNNV‐ afdelingen, IVN‐afdelingen en de Stichting Landschapsbeheer ZW‐Veluwe. Met hen is minimaal een keer per jaar een gezamenlijke vergadering. In het beheer willen we graag samenwerken met de Agrarische Natuurvereniging (ANV) Het Binnenveld. Het Stichtingsbestuur overlegt jaarlijks met Staatsbosbeheer en Wageningen UR naar aanleiding van een jaarrapportage. Leden van onze werkgroep hebben met beide organisaties zeer goede contacten.
Financiering Voor de grondaankoop en het beheer hebben wij een financieringsopzet gemaakt en een concept‐jaarbegroting. Omdat er nog veel onzekerheden zijn, hebben we een aantal aannames moeten doen, welke leiden tot een sluitende jaarbegroting: - Aankoopbedrag is € 330.000 euro (12% van € 50.000 /ha, maal 55 ha). - Lening van groene beleggers: € 124.000 (rente = 0,5%, aflossing in 20 jaar) - Lening via Groenfonds: € 206.000 (rente = 2,5%, aflossing in 10 jaar) - Beheerkosten bedragen gemiddeld € 850 per ha per jaar. - Een eenmalige beperkte investering voor monitoring wordt gevraagd aan de provincie. - Kosten voor accountant, waterschapslasten en vrijwilligers zijn jaarlijks € 5000.
15/20
Inkomsten: - Hoofdinkomsten vormen de Europese GLB (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) subsidie en provinciale SNL (Subsidiestelsel Natuur en Landschap) subsidie, - Schenkingen / crowd funding (eenmalig 20.000 euro gift en verder alleen leningen met lage rente), - Verhuur voor nabeweiding, - Inkomsten uit verkoop van vlees en hooi. Wij verwachten dat het werven van schenkingen, donateurs en laagrentende leningen relatief gemakkelijk zal gaan. We spreken nu al geregeld personen die hier graag geld voor willen inzetten. Daarnaast verwachten we dat er in de omliggende gemeenten velen zijn die de orchideeënvelden van vroeger nog kennen of erover hebben gehoord, en die graag aan het herstel willen bijdragen. Ook verwachten we dat er mensen zijn die alternatieven zoeken voor het geld dat ze nu nog groen hebben belegd, maar waarvoor het belastingvoordeel de afgelopen tijd is afgebouwd. Met de verwerving van extra subsidies of goedkope arbeidskrachten (bijv. uit de zorg) is nog geen rekening gehouden in de begroting.
16/20
Verantwoording Mooi Wageningen is een vereniging van 240 leden die zich inzet voor landschap en natuur in en om Wageningen. Mooi Wageningen volgt actief de ruimtelijke planvorming in Wageningen en initieert daarover het maatschappelijke initiatieven en politiek debat. Daarnaast worden natuurwerkdagen en opschoonwandelingen georganiseerd waarbij talrijke vrijwilligers, waaronder scholieren en kinderen, zich inzetten voor thema’s zoals het opruimen van zwerfafval, behoud van cultuurhistorisch erfgoed en landschapsbeheer. Dit voorstel is voorbereid in een samenwerking van bestuursleden van de Vereniging Mooi Wageningen (ir. Rob Janmaat, dr. ir. Bas van Vliet) en een initiatiefgroep bestaande uit dr. ir. Patrick Jansen, prof. dr. Frank Berendse, dr. Dick van der Hoek, dr. Willem van Raamsdonk, dr. Han Runhaar, dr. ir. Arnold van Vliet en prof. dr. Flip Witte. De initiatiefgroep is deskundig op het gebied van communicatie , bedrijfsvoering, planten‐ en dierecologie, ecohydrologie, natuurbeheer, sociologie en burgerparticipatie. Een deel van de leden is verbonden aan Wageningen Universiteit, maar aller deelname is op persoonlijke titel. Contactpersonen voor dit dossier zijn: Rob Janmaat –
[email protected] – 06 51 80 41 02 Patrick Jansen –
[email protected] – 06 23 42 30 30
17/20
Bronnen 1. Ministerie van Economische Zaken, Twee aanwijzingsbesluiten Natura 2000, Ministerie van Economische Zaken. Staatscourant 2014(12056). 2. Ministerie van Economische Zaken, Natuurlijk verder. Rijksnatuurvisie 2014. 2014: Den Haag. p. 56. 3. Provincie Gelderland, Beleidsuitwerking natuur en landschap. 2012. p. 31. 4. Gezamenlijke milieu‐ en natuurorganisaties van de WERV gemeenten, Inrichting kernzone (EHS‐ gebied) Binnenveld: Visie van de gezamenlijke milieu‐ en natuurorganisaties van de WERV gemeenten. 2009: Bennekom. 5. Provincie Gelderland, Passende Beoordeling Omgevingsvisie Gelderland. 2013: Arnhem. p. 34 pp + bijlagen. 6. Klaver, B., Het Binnenste buiten. Natuur‐ en landschappotenties van het Gelders Natuurnetwerk in het Binnenveld. . 2014, Dienst Landelijk Gebied: Arnhem. p. 117 + 115. 7. Provincie Gelderland, Natuurbeheerplan 2014. 2013: Arnhem. p. 19. 8. Provincie Utrecht & Provincie Gelderland, Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht‐Oost: Van wet naar werkelijkheid. 2005: Utrecht & Arnhem. p. 154 + bijlagen. 9. Dienst Landelijk Gebied, Verkenning planuitwerking Reconstructieplan Binnenveld Oost. 2006. 10. Projectbureau WERV, Landschapsontwikkelingsplan Binnenveld voor de WERV‐gemeenten: Concept ter behandeling door de gemeenteraden 2007: Rhenen. 11. Runhaar, J., J.H.J. Schaminée, and H.P.J. Huiskes, Externe werking Natura 2000 gebieden: een probleem? Toekomstperspectieven van Europese natuur in Nederland. 2007, Kiwa W.R. : Nieuwegein. 12. Van der Hoek, D. and W.G. Braakhekke, Hydrologische maatregelen voor het herstel van blauwgrasland in de Bennekomse Meent. De Levende Natuur, 1997. 98: p. 253‐257. 13. Minister van LNV. Programmadirectie Natura 2000, Ontwerpbesluit Binnenveld. 2007: Den Haag. 14. B‐WARE Research, Bodem‐ en hydrochemisch onderzoek naar de natuurontwikkelingsmogelijkheden op voormalige landbouwgronden in het Binnenveld. 2013: Nijmegen. 15. Dienst Landelijk Gebied. Deskundigencommissie Binnenveld, Advies minimaal noodzakelijke maatregelen voor instandhoudingsdoelstellingen N2000 Binnenveld. 2011. 16. Dienst Landelijk Gebied, Binnenveld Beheerplan Natura 2000. Werkdocument. 2012: Arnhem. 17. Giesen & Geurts, De fosfaat‐ en basentoestand van de bodem in de Hooilanden in Binnenveld‐Oost, met plagadvies. 2004, Giesen & Geurts: Ulft. 18. Den Dulk, P.R., Het Molinietum coerulae, in het bijzonder dat van het "Binnenveld" bij Wageningen. 1947, Scriptie Landbouwhogeschool: Wageningen. 19. Balkstra, A., Binnenveld Groen knooppunt. 2009: Wageningen. 20. Bos, H., Is it possible to restore Cirsio‐Molinietum meadows on former agricultural land by rewetting and sod‐cutting? . 2008, MSc thesis, Wageningen University: Wageningen. 21. Dienst Landelijk Gebied, Uitwerking Natuurnetwerk Binnenveld. Tussentijdse resultaten. 2014. 22. Van der Hoek, D. and R. Kemmers, Invloed van 10 jaar vernatting op regeneratieprocessen in de bodem van de Veenkampen. Landschap, 1998. 15(4): p. 211‐224. 23. Van der Tuin, A., Mogelijkheden tot kwelontwikkeling in het Binnenveld. 2007, Wageningen Universiteit, Leerstoelgroep Soil Physics, Ecohydrology and Groundwater Management.: Wageningen. 24. Royal Haskonig, Antiverdrogingsonderzoek Binnenveld. 2003. 25. Dienst landelijk Gebied. Deskundigencommissie Binnenveld, Deskundigencommissie Binnenveld mei‐ juni 2011. 2011. 26. Cirkel, D.G., How upward seepage of alkaline groundwater sustains plant species diversity of mesotrophic meadows. 2014, Wageningen University: Wageningen. 27. Haskonig, R., Natura 2000‐gebied Binnenveld: alternatieven voor het opzetten van het peil op de Grift. 2013. 28. Dienst Landelijke Gebied, Aanvullend advies locatie stuw. 2012. 29. Van der Schaaf, S., Balanceren tussen kwel en wegzijging; hydrologisch beheer bij het herstel van soortenrijke natte graslanden. Landschap, 1998. 15: p. 87‐98. 30. Schot, P.P., S.C. Dekker, and A. Poot, The dynamic form of rainwater lenses in drained fens. Journal of Hydrology, 2004. 293(1–4): p. 74‐84.
18/20
31. Cirkel, D.G., et al., The influence of spatiotemporal variability and adaptations to hypoxia on empirical relationships between soil acidity and vegetation. Ecohydrology, 2014. 7: p. 21‐23. 32. Van der Ploeg, M.J., et al., Micro‐topography controls on the eco‐hydrology of wetlands: considerations and outstanding questions. Vadose zone journal, 2012. 11. 33. Cirkel, D.G., Neerslaglenzen in natte natuurgebieden, een modelstudie naar vorm en functioneren van neerslaglenzen in blauwgraslanden en trilvenen. 2003, Wageningen Universiteit: Wageningen. 34. Van Wirdum, G., Vegetation and hydrology of floating rich fens. 1991, University of Amsterdam. 35. Gedeputeerde Staten van Gelderland, Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland 2006. 2006: Arnhem. p. 158. 36. Steingröver, E., S. Van Rooij, and P. Opdam, Interactief plannen met ecologische netwerken. Kansen voor duurzame ecologische netwerken in het reconstructiegebied Gelderse Vallei / Utrecht‐Oost, in Alterra rapport 850. 2003: Wageningen. p. 31. 37. van Dam, D. and G.M. Sanders, eds. Inventarisatie van de Bennekomse Hooilanden en de Bennekomse Meent in 2008: planten, mossen, vogels, dagvlinders, sprinkhanen, libellen. 2009, KNNV afd. Wageningen e.o: Wageningen. 38. Sanders, G. and G. Bax, Bennekomse Meent en Bennekomse Hooilanden: Inventarisatie van een bestaand en potentieel blauwgrasland. Natura, 2005. 2005(4): p. 104‐107. 39. Bax, G.M., C.C. Van Rijswijk, and G.M. Sanders, eds. Inventarisatie van de Bennekomse Hooilanden en de Bennekomse Meent in 2003. 2004, KNNV afdeling Wageningen en Omstreken: Bennekom. 40. KNNV afdeling Wageningen en omstreken, Inventarisatie Veenkampen. 2013: Wageningen. 41. Wallis de Vries, M.F., Naar een robuuste verbinding voor het gentiaanblauwtje in de Gelderse Vallei, in Rapport VS2007.046. 2007, De Vlinderstichting: Wageningen. 42. Van Swaay, C.A.M., Kan de Moerasparelmoervlinder het Wageningse Binnenveld heroveren? De Levende Natuur, 2000. 151(4): p. 154‐155.
19/20