Analyse burgerinitiatieven
De (on)begrensde mogelijkheden van het burgerinitiatief Stageproject: Instituties voor Collectieve Actie
Student: Sarah Simmelink Studentnummer: 3488756 Stagebegeleider organisatie: Marieke Koot (Netwerk Platteland) / Jornt van Zuylen (BZK) Stagebegeleider UU: Tine de Moor Juni 2013
Inhoud Inleiding..................................................................................................................................................... 2 De initiatieven ....................................................................................................................................... 2 1 Oprichting .............................................................................................................................................. 5 1.1 De trigger ........................................................................................................................................ 5 1.2 Rechtsvorm...................................................................................................................................... 5 1.3 De mensen....................................................................................................................................... 6 2 Relatie met de overheid ......................................................................................................................... 7 2.1 Geld ................................................................................................................................................. 7 2.2 Gemeente en provincie ................................................................................................................... 8 2.3 Wetgeving ..................................................................................................................................... 10 3 Succesfactoren en valkuilen ................................................................................................................. 11 3.1 Succesfactoren .............................................................................................................................. 12 3.2 Valkuilen........................................................................................................................................ 14 Tot slot .................................................................................................................................................... 16
1
Inleiding Burgerinitiatieven hebben altijd al een grote bijdrage geleverd aan de samenleving, en sinds de economische crisis neemt hun belang alleen maar toe. Bovendien is er in het kader van de terugtrekkende overheid ook een steeds grotere rol weggelegd voor burgers om vraagstukken binnen hun gemeenschap zelf aan te pakken. Naar aanleiding van mijn onderzoek naar collectieve actie bij Netwerk Platteland heb ik acht diepte-interviews gehad met de mensen achter diverse initiatieven op het platteland. Wat is de achterliggende drijfveer om zoveel vrije tijd en energie in hun initiatief te steken? Wat waren de belangrijkste momenten gedurende het opzetten en tegen welke problemen liepen ze aan? Met welke overheden hebben ze contact en hoe is de relatie daarmee? De antwoorden op de vragen geven een waardevol inzicht in de wereld van burgerinitiatieven. Vanwege de verschillende rechtsvormen en doelen van de initiatieven was het niet mogelijk om een direct vergelijkend onderzoek te doen. Ook zijn acht casussen niet voldoende om generaliserende conclusies te trekken. Toch biedt deze analyse een indicatie wat burgerinitiatieven tot een succes maakt en wat zoal de problemen zijn waar zij tegenaan lopen. Het is zeer waarschijnlijk dat veel van de genoemde punten ook gelden voor andere initiatieven op het platteland. Deze analyse is voornamelijk gebaseerd op wat er gezegd is gedurende de interviews. Wanneer er informatie uit een andere bron komt wordt dit duidelijk vermeld. Daarnaast worden in enkele paragrafen citaten gebruikt wanneer dit een meerwaarde heeft voor het verhaal. De keuzes die ik hierin gemaakt heb zijn arbitrair, voor de volledigheid zijn daarom de complete interviews na te lezen in de appendix. In drie hoofdstukken worden de volgende thema’s onder de loep genomen: de oprichting, de relatie met de overheid en de succesfactoren en valkuilen. Om een indruk te geven van de acht initiatieven volgt eerst een samenvatting van hun doelen en activiteiten, en het punt waarop ze zich nu bevinden.
De initiatieven De acht initiatieven zijn bewust uitgekozen vanwege de diversiteit, omdat de interviews ook tot korte artikelen zijn verwerkt voor de website van het Plattelands Parlement. Het Plattelands Parlement heeft als doel platteland en politiek met elkaar in aanraking te brengen. De acht initiatieven laten de kracht van het platteland zien, en kunnen ook als voorbeeld dienen voor iedereen die zelf een soortgelijk initiatief wil opzetten. Zorgcoöperatie Helenaveen U.A.1 Zorgcoöperatie Helenaveen (gemeente Deurne) werd in december 2009 opgericht met als doel ouderen tien jaar langer in Helenaveen te laten wonen. De thuiszorg werd ervaren als afstandelijk en de dagbesteding vond plaats in Deurne, vijftien kilometer verderop. Wanneer thuiszorg niet langer voldoende was moesten de ouderen verhuizen naar Deurne, terwijl veel mensen geboren en getogen zijn in Helenaveen en er zo lang mogelijk willen blijven wonen. De zorgcoöperatie draait grotendeels op vrijwilligers en biedt dagbesteding, boodschappendienst, sneeuwruimploeg, klussendienst, zorginformatiepunt, zorgwoningen, uitleen hulpmiddelen en AED.
1
Appendix 1: Zorgcoöperatie Helenaveen, interview voorzitter Jan Gerrits en vrijwilliger Anneke Krekels (6 maart 2013).
2
Stichting Curringherveld Kornhorn2 Stichting Curringherveld Kornhorn (gemeente Grootegast) werd in 2006 opgericht, nadat eerder een werkgroep met Staatsbosbeheer overeengekomen was het natuurgebied Curringherveld te laten beheren door de gemeenschap in Kornhorn. Het natuurgebied van zes hectare, kenmerkend door de houtsingels, wordt beheerd door de stichting en in stand gehouden door 44 vrijwilligers. Staatsbosbeheer is nog steeds de eigenaar van het gebied en vervult een ondersteunende rol, bijvoorbeeld bij het onderhouden van de houtsingels. Het gebied is aantrekkelijk voor zowel de dorpsbewoners als toeristen, en er vindt daarnaast Natuur en Milieueducatie (NME) plaats in samenwerking met de lokale basisscholen. Stichting Dorpshuis Pieterburen3 Stichting Dorpshuis Pieterburen is opgericht nadat in december 2010 bekend werd dat de kerk in het dorp verkocht zou worden. Daar vonden een aantal activiteiten plaats die belangrijk waren voor het dorp, zoals repetities van het koor, de Sinterklaasviering en de biljartclub, en er was geen andere grote ruimte in het dorp waar deze activiteiten naartoe konden verhuizen. Hanny Hiddema, nu penningmeester van de stichting, kocht zelf de kerk. In juni 2013 had de stichting voldoende financiering om de kerk over te kopen. Inmiddels vinden er allerlei activiteiten in het Dorpshuis plaats, zoals een Stamtafel, ochtenden koffiedrinken, klaverjassen en activiteiten voor kinderen, en iedereen mag ideeën aandragen. Om het dorpshuis zelf te kunnen exploiteren is het plan om op de eerste verdieping een budgethotel te vestigen, dat huur betaalt aan de stichting. Werkgroep/stichting SallandBreed4 De werkgroep SallandBreed is ontstaan in oktober 2012, nadat in 2011 het idee ontstond bij een aantal burgers om het buitengebied van Salland te ontsluiten voor breedbandinternet. Het internet in het buitengebied is dermate traag dat activiteiten zoals thuiswerken, downloaden, Skypen of interactieve tv niet mogelijk zijn. Snel internet is dus essentieel voor de leefbaarheid van het platteland. De werkgroep is een samenwerkingsverband tussen burgers en de gemeenten Olst-Wijhe, Deventer en Raalte. Omdat Deventer al gedeeltelijk een glasvezelnetwerk heeft aangelegd, werd vanuit die gemeente besloten een stichting op te richten omdat het graag een rechtsvorm wilde. Vanuit de provincie Overijssel is 60 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de ontsluiting van breedbandinternet op het platteland, SallandBreed wil dat dit gebruikt wordt om een bedrijf of coöperatie op te richten dat toekomstvast internet gaat aanleggen in Salland. SallandBreed is op dit moment bezig bij lokale dorpsbelangen te inventariseren hoeveel bewoners en bedrijven mee zouden willen doen wanneer de aanleg van het netwerk van start gaat. Stichting WOEL (Wonen Op Eigen Locatie)5 Stichting WOEL is opgericht in 2005 met als doel meer starterswoningen in de regio De Liemers te bouwen door middel van collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO). Veel jonge mensen trokken weg omdat er geen starterswoningen verkrijgbaar waren op de huizenmarkt, wat volgens de initiatiefnemers de leefbaarheid aantastte. WOEL staat jonge starters bij met advies over het oprichten van de kopersvereniging, het kopen van de grond, aanvragen van subsidie bij de provincie, het maken en
2
Appendix 2: Stichting Curringherveld Kornhorn, interview secretaris Frank Blok (4 april 2013). Appendix 3: Stichting Dorpshuis Pieterburen, interview voorzitter Annelies Borchert en penningmeester Hanny Hiddema (4 april 2013). 4 Appendix 4: Salland Breed, interview initiatiefnemer Menno Vermeulen Fransen (5 april 2013). 5 Appendix 5: Stichting WOEL, interview voorzitter Frans Turling, secretaris Jan van der Veer, penningmeester Wim Meurs en bestuurslid Louis Gerritsen (PR) (8 april 2013). 3
3
aanbesteden van het bestek, enzovoorts. Tot en met de oplevering van de projecten, die tot nu toe zeven tot 32 woningen omvatten, blijft WOEL betrokken. Tot nu heeft WOEL hiermee 92 huizen helpen bouwen. Stichting Boerderij Lingezegen6 Het idee voor Boerderij Lingezegen is in 2007 ontstaan gedurende een brainstormmiddag van elf vrijwilligers over een nieuw te realiseren zorgcentrum in een boerderij in Park Lingezegen (tussen Arnhem en Nijmegen). De uitkomst was een plan voor een centrum met zes pijlers: natuur- en milieueducatie (NME), natuurspeelplaats, dagopvang, kinder- en zorgboerderij en een horecavoorziening. Door dit allemaal onder één dak te brengen moet het centrum zelfvoorzienend worden. Voor de verbouwing van de boerderij is een aanzienlijk bedrag nodig, de stichting heeft daar ongeveer 80 procent van rond. In de tussentijd heeft de stichting meer dan 900 vrienden geworven en samen met andere organisaties gewerkt aan een nieuw NME lesprogramma in Overbetuwe, om op deze manier een van de doelstellingen, kinderen dichter bij de natuur brengen, al te kunnen realiseren. Keet Kate7 Plattelandsjongeren.nl wil door middel van de KeetKeur het belang van de keet op het platteland aantonen. Volgens hen zijn keten waardevolle jongereninitiatieven die een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid. Henk Ekkelenkamp kocht in 2012 een oude havenkeet en knapte het op samen met zijn zoon, die vlak daarvoor in ernstige problemen was geraakt. Door middel van de keet – Keet Kate - kan Ekkelenkamp toezicht op zijn zoon houden, en er zijn afspraken gemaakt over alcoholgebruik met zijn zoon, vrienden en de andere ouders. De keet wordt gezien als een veilige en ontspannen omgeving waar jongeren gezellig kunnen bijkletsen en activiteiten organiseren, terwijl de uitgaansgelegenheden vaak ver weg zijn, te duur voor jongeren en er relatief vaak ruzies voorkomen. Op dit moment worden keten gedoogd, al is dit per gemeente verschillend. Duurzame Energie coöperatief Altena Biesbosch U.A. (DEcAB)8 DEcaB is opgericht op 2 november 2012 in Almkerk, en heeft als doel duurzaamheid te stimuleren door het aanschaffen van zonnepanelen te ontzorgen. Leden kunnen kiezen om zonnepanelen op het eigen dak te plaatsen, of op de huurwoning, op boerendaken in combinatie met asbestverwijdering, als particulierencollectief bij bedrijven of op een andere open ruimte, en ten slotte in een zonneweide. DEcAB heeft onderzoek gedaan naar de beste zonnepanelen en installateurs uit de regio, en kan de prijs drukken door middel van collectieve inkoop. Lid worden kan met een klein bedrag per jaar, daar zit de aanschaf van de panelen niet bij in. In maart zijn de eerste zonnepanelen bij particulieren geplaatst, voor de zonneweide wordt eerst nog gewacht op een wetswijziging die waarschijnlijk dit jaar doorgevoerd wordt. Op dit moment heeft coöperatie ongeveer 30 leden en groeit snel.
6
Appendix 6: Stichting Boerderij Lingezegen, interview secretaris Jan de Wit (16 april 2013). Appendix 7: Keet Kate, interview initiatiefnemer Henk Ekkelenkamp (19 april 2013). 8 Appendix 8: Duurzame Energie coöperatief Altena Biesbosch U.A. (DEcAB), interview voorzitter Cees de Bas (25 april 2013) 7
4
1 Oprichting Wanneer acht diverse burgerinitiatieven uit het hele land onder de loep genomen worden, zou het niet vreemd zijn als hier acht heel verschillende verhalen uit komen. Niets is echter minder waar: of het initiatief nu draait om glasvezel, zorg of groen, er zijn een aantal overeenkomsten te zien. Dit begint al gedurende de oprichting. De trigger die mensen aanzet tot het nemen van initiatief, de rechtsvorm die gekozen wordt, de mensen die van begin af aan betrokken zijn; er is wel degelijk een rode draad waar te nemen. Al zijn er uiteraard ook verschillen vanwege de aard van de initiatieven.
1.1 De trigger De geïnterviewde initiatieven lijken allemaal opgericht te zijn om de leefbaarheid van de gemeenschap te verbeteren. Uitzondering hierop is DEcAB, dat een duidelijke duurzaamheidsdoelstelling heeft. Curringherveld en Boerderij Lingezegen richten zich voornamelijk op NME, maar willen beide impliciet ook bijdragen aan de leefbaarheid. De initiatieven pakken ook bijna altijd een langslepend probleem aan, dat getriggerd wordt door een specifieke gebeurtenis. In Pieterburen was al sinds 2006 geen goede accommodatie beschikbaar voor dorpsactiviteiten, en toen de kerk verkocht werd was dat de druppel waardoor de initiatiefnemers besloten in actie te komen. Bij SallandBreed was dit een uitspraak van de burgemeester dat iedereen beschikking moest hebben over breedbandinternet. In Kornhorn was de dorpsgemeenschap bang dat men de toegang tot het natuurgebied ontzegd zou worden nadat het Staatsbosbeheer het over had genomen, en toen de opzichter van Staatsbosbeheer toenadering zocht, greep een aantal burgers deze kans met beide handen aan om zo samen het natuurgebied vorm te geven. In het geval van Keet Kate was er al langer geen goede uitgaansplek in de buurt, maar door de problemen met zijn zoon besloot Ekkelenkamp de keet er neer te zetten. Het idee voor Boerderij Lingezegen ontstond doordat de plannen voor de realisatie van Park Lingezegen bekend werden.
1.2 Rechtsvorm Een aantal van de initiatieven had de keuze tussen verschillende rechtsvormen die toereikend zouden zijn geweest, en hebben dus bewust voor de huidige rechtsvorm gekozen. Alleen Keet Kate heeft geen rechtsvorm. Beide coöperaties hebben voor deze vorm gekozen omdat het bestuur inspraak van de leden zeer belangrijk vindt. Zorgcoöperatie Helenaveen heeft voor deze vorm gekozen om zo het ‘ons’-gevoel te creëren, wat voorzitter Jan Gerrits erg belangrijk vindt in de gemeenschap en in de zorg. Gerrits: ‘Wij staan erop dat er inspraak is, en door de coöperatieve verhoudingen is dat het beste gewaarborgd. Door inspraak in bestuur en beleid creëer je dat ‘ons’-gevoel.’ In het geval van DEcAB is er voor gekozen pas enkele maanden na de oprichting leden te werven, zodat er in de opstartfase niet teveel verdeeldheid zou ontstaan. Voorzitter Cees de Bas: ‘We hebben heel bewust gekozen om met een relatief kleine groep heel intensief de voorbereidingen te doen. Het grootste gedeelte van de kennis die we nodig hadden bij de opstartfase zat in de eerste groep van drie mensen. We konden meters maken zonder dat we heel ver de breedte in moesten gaan. Toen we naar buiten traden hadden we een gestructureerd aanbod naar het publiek. Als je die er vanaf het begin bij gaat betrekken dan komt er niets van de grond.’ 5
Dit was voor Dorpshuis Pieterburen juist de reden om voor een stichting te kiezen; gezien de financiële constructie, waarbij één persoon het dorpshuis had gekoch en daarmee dus flink veel eigen kapitaal in het initiatief had gestoken, wilde het bestuur niet dat iedereen hier zomaar inspraak in had. Bovendien was er een veel geld nodig voor de verbouwing van het dorpshuis, en bij een coöperatieve vorm zouden alle leden hier wat aan bij moeten dragen, wat in de praktijk er vaak op neerkomt dat de een meer bijdraagt dan de ander. Voorzitter Annelies Borchert is van mening dat de benodigde gemeenschapszin om een coöperatie te laten slagen niet aanwezig is in Pieterburen. Borchert: ‘Pieterburen is een actief en ondernemend dorp, maar het kenmerkt zich niet door eensgezindheid. Een coöperatie kan wel, dan moet je met vijf man de hele tent kopen en hou je de coöperatie klein. Als je het met het hele dorp doet, en de één betaalt met kleine en de ander met grote bedragen, dan gaat het over macht en zeggenschap. De Rabobank wilde ook helemaal niet aan een coöperatie, die wilde dat niet in de portefeuille hebben.’ Om problemen te vermijden koos het bestuur voor een stichting. In de praktijk blijkt dat de dorpsgemeenschap wel degelijk inspraak heeft: tot nu toe is het bestuur met ieder voorstel voor een activiteit in het dorpshuis meegegaan. Bij SallandBreed is het oprichten van de stichting buiten de werkgroep omgegaan, en Menno Vermeulen Fransen kon nog niet zeggen welke consequenties dit zou hebben voor de werkgroep. Waarschijnlijk is dit een typisch voorbeeld van een burgerinitiatief waar de overheid het over heeft genomen, een van de valkuilen wanneer de overheid een burgerinitiatief eigenlijk zou moeten faciliteren.9 Bij de overige stichtingen was er geen overweging om voor een andere rechtsvorm te kiezen. De stichting was een logische stap wanneer het bijvoorbeeld noodzakelijk was voor het aanvragen van subsidies, of in het geval van WOEL, omdat de stichting starters helpt zelf een kopersvereniging op te zetten.
1.3 De mensen Gedurende de interviews waren er opvallende overeenkomsten waar te nemen tussen de verschillende initiatiefnemers, vooral wat betreft de leeftijdscategorie en de beroepen. Ik heb gedurende de interviews niet naar de leeftijd gevraagd, omdat dit niet relevant leek voor het onderzoek, maar tijdens het gesprek kwam vaak wel ter sprake dat de initiatiefnemer met pensioen was. Wat ook niet het doel van het onderzoek was, maar wel vaak ter sprake kwam en waardoor de opvallende constante aan het licht kwam, was dat initiatiefnemers vaak bij de lokale overheid werken, of een managementfunctie in het bedrijfsleven hebben, of in het onderwijs zitten (dan wel uit een van deze beroepen komen en nu gepensioneerd zijn). De besturen van de verschillende initiatieven zijn vaak een mix van deze drie beroepen. Ten eerste de leeftijd. Het is voor de hand liggend dat gepensioneerden meer tijd hebben om aan een initiatief te besteden dan werkenden. Bovendien zijn zestigers vaak nog lang niet ‘klaar’, ze hebben het gevoel dat ze nog iets kunnen bijdragen en hebben voldoende energie om voortvarend met een project van start te gaan. Daarnaast voelen ze ook een diepgewortelde verbondenheid met de samenleving, en hebben ze lang genoeg in een gemeenschap gewoond om langdurige processen zoals een achteruitgang in de leefbaarheid waar te nemen. Ook hebben ze vaak meer ervaring met alles wat bij het opzetten van een initiatief komt kijken dan jongeren – ze hebben immers meer jaren ervaring.
9
InAxis, Help! Een burgerinitiatief (Breda 2007) 32.
6
In het bestuur van de Zorgcoöperatie Helenaveen, Stichting Curringherveld, Stichting Dorpshuis Pieterburen, Stichting WOEL, Stichting Boerderij Lingezegen en DEcAB zitten allemaal één of meer gepensioneerden. Voor de werkgroep SallandBreed is dit niet uitgesloten. Wat betreft de beroepen komt de overheid als (vroegere) werkgever erg vaak terug, of de initiatiefnemers zijn betrokken bij de lokale politiek. Dit is het geval in Helenaveen, Curringherveld, Dorpshuis Pieterburen, Boerderij Lingezegen, SallandBreed en DEcAB. De bestuursleden van Stichting WOEL hebben zelfs voorafgaand aan het initiatief een eigen partij opgericht, om de problematiek rond de wegtrekkende jongeren en het gebrek aan starterswoningen op de politiek agenda te zetten. Deze partij, Lokaal Belang Zevenaar, is inmiddels de grootste in Zevenaar. Twee bestuursleden van Stichting WOEL zitten ook in het bestuur van de vereniging Lokaal Belang Zevenaar.
2 Relatie met de overheid Vroeg of laat komen initiatieven met de overheid in aanraking, of ze dit nu willen of niet. Vaak zoeken initiatieven zelf het contact met de gemeente of de provincie, omdat ze graag een subsidie of lening willen om hun initiatief van de grond te krijgen. Maar de overheid is niet alleen belangrijk als geldschieter: erkenning en duidelijke communicatie tellen net zo goed. De landelijke overheid is belangrijk in de zin dat daar de wetgeving vandaan komt die vaak bepalend is voor de vormgeving van het initiatief. Voor het overzicht behandel ik de relatie met de overheid in drie corresponderende paragrafen: geld, gemeente en provincie, en tenslotte wetgeving.
2.1 Geld Het is verkeerd de indruk te wekken dat burgerinitiatieven alleen maar geld van de overheid willen, en dat zij verwachten dat de overheid een blanco cheque voor hen uit zal schrijven. Dit is absoluut niet het geval. Dat neemt niet weg dat geld een belangrijke rol speelt in het succes van initiatieven en dat veel initiatieven er heel anders uit zouden zien of helemaal niet zouden bestaan als ze geen geld zouden krijgen van de overheid. Stichting Dorpshuis Pieterburen en Stichting Boerderij Lingezegen staan wat dat betreft in een vergelijkbare positie. Beiden hebben een projectplan opgesteld waarin er uiteindelijk een dorpshuis dan wel zorgeducatiecentrum moet komen dat zichzelf kan redden. In het geval van het dorpshuis kunnen er op dit moment al activiteiten plaatsvinden in de kerk, maar zijn de voorzieningen minimaal. In het geval van de boerderij is een volledige verbouwing noodzakelijk om het centrum van de grond te krijgen. Beide initiatieven hebben zicht op financiering van verschillende leefbaarheidsfondsen en subsidies, maar de procedures zijn traag en vaak wil de ene geldschieter niet toezeggen zolang de andere nog niet ingestemd heeft – een vicieuze cirkel. Salland Breed is op dit moment aan het lobbyen bij de provincie om de subsidie los te krijgen om een glasvezelnetwerk in Salland te realiseren. Hier is duidelijk te zien dat er vrij weinig over blijft van het initiatief wanneer de provincie zou besluiten om de subsidie niet toe te kennen. Daarbij zorgt deze volledige afhankelijkheid van de provincie dat er nauwelijks iets gedaan kan worden zolang er op provinciaal niveau niets besloten wordt. Bovendien gaat het om zo’n groot gebied (heel Salland), en zoveel geld (60 miljoen), dat het onwaarschijnlijk is dat dit een burgerinitiatief blijft. Mocht de provincie de 60 miljoen willen gebruiken voor de aanleg van een glasvezelnetwerk (al is dit bedrag daar niet voldoende 7
voor, het zal gebruikt worden om een coöperatie of bedrijf op te zetten dat dit gaat doen), dan heeft SallandBreed, en de burgers die het initiatief genomen hebben, hun doel bereikt, maar het initiatief is dan wel uit handen genomen. Zorgcoöperatie Helenaveen is daarom een beter voorbeeld van hoe geld van de overheid een goed burgerinitiatief nog beter kan maken. De zorgcoöperatie begon met dagbesteding in een afgehuurd zaaltje in het dorp, waar vrijwilligers zelfgemaakte soep opwarmden en spelletjes speelden met de ouderen. De gemeente Deurne wees de coöperatie op het Integraal Dorpsontwikkelingsplan (iDOP), een potje waar aanspraak op gemaakt kon worden. Met dit geld kon het huiskamerpaviljoen aan het dorpscentrum gebouwd worden, waar nu de dagbesteding plaatsvindt. Dit paviljoen is volledig ingericht op de behoeftes van de ouderen, inclusief een keuken, kantoortje en sta-op-stoelen waar een middagdutje in gedaan kan worden. Voorzitter Jan Gerrits wil wel benadrukken dat het niet om geld alleen draait: ‘Zonder het geld van iDOP hadden we de taken van de zorgcoöperatie anders ingevuld. Ons initiatief staat of valt niet met het huiskamerpaviljoen.’ De zorgcoöperatie speelde al een belangrijke rol in de gemeenschap voor de extra subsidie, maar met dit geld kon het initiatief naar een hoger plan getild worden. Stichting WOEL is een goed voorbeeld waar initiatiefnemers en provincie aan hetzelfde doel werken: voorkomen dat jongeren wegtrekken en daarmee de leefbaarheid behouden. Stichting WOEL krijgt zelf geen geld, maar de penningmeester vraag subsidie aan bij de provincie in naam van de kopersvereniging. Dit is noodzakelijk omdat banken geen hypotheek willen verlenen zonder onderpand, en starters zonder hypotheek de grond voor de bouw niet kunnen kopen. Het gaat om ongeveer 3500 euro per woning. De bestuursleden waren zeer te spreken over de goede samenwerking met de provincie en de hulp die ze gehad hebben bij de administratieve invulling. DEcAB heeft bewust geen subsidie aangevraagd bij de gemeente of provincie, omdat het bestuur niet wilde dat de politiek op welke manier dan ook met hun project ging bemoeien. Omdat Stichting Curringherveld samenwerkt met Staatsbosbeheer krijgt het voornamelijk steun door middel van de expertise, gereedschap en materiaal van Staatsbosbeheer. Voor kleine projecten krijgt de stichting subsidie, daarnaast zijn er nog inkomsten vanuit beheerssubsidies.
2.2 Gemeente en provincie De relatie met de lokale en provinciale overheid is dus gedeeltelijk in geld uit te drukken. Immers, waar de subsidies makkelijk worden toegekend zoals bij Stichting WOEL is de relatie goed, terwijl waar het langer duurt of er helemaal geen geld toegekend wordt de relatie minder goed is. Dit is echter te simplistisch gedacht, en de onderlinge relatie is niet altijd een direct gevolg van beslissingen over geld. Wederom is Dorpshuis Pieterburen hier een goed voorbeeld van. Nadat penningmeester Hanny Hiddema de kerk gekocht had ging het bestuur naar de gemeente De Marne om te spreken over de financiële mogelijkheden. De gemeente was direct duidelijk dat er geen budget was om het initiatief te steunen, en raadde het bestuur aan om naar de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij (KNHM) te gaan om het project verder te helpen. Hierom zijn de bestuursleden nog steeds te spreken over de gemeente: daar waren ze eerlijk en direct over de financiële mogelijkheden, en door hen op het spoor van de KNHM te brengen was de stichting toch geholpen. Bovendien laat de gemeente duidelijk de betrokkenheid merken, zo hebben de burgemeester een wethouder een theatervoorstelling bijgewoond in het dorpshuis, iets wat de voorzitter en penningmeester zeer waarderen. Stichting Curringherveld laat zien hoe een subsidieafwijzing juist niet gebracht moet worden. De stichting had een plan opgesteld samen met het Lokaal Belang en de basisschool om een multifunctionele accommodatie te bouwen aan de rand van het natuurgebied. Hier was een flink bedrag voor nodig: 1,2 8
miljoen. De plannen hiervoor werden in 2006 voorgelegd aan de gemeente, die erg enthousiast reageerde. In 2009 werd echter door de gemeente de stekker uit het project getrokken. De boosheid hierover is niet omdat de subsidie niet toegekend werd – dat is natuurlijk wel jammer – maar omdat de vrijwilligers jarenlang hun tijd en energie in het project gestoken hadden en de indruk kregen van de gemeente dat dit uiteindelijk tot resultaat zou leiden. Secretaris Frank Blok is vooral verontwaardigd omdat hij het gevoel heeft dat de gemeente niet eerlijk is geweest. Blok: ‘De gemeente heeft veel meer beloofd dan ze eigenlijk waar konden maken, en dat kwam pas na een aantal jaren uit. Er is veel vrijwilligerswerk voor gedaan, en dan krijg je de pin op de neus.’ Naar zijn idee wist de gemeente al veel eerder dat er geen geld was en dat direct moeten communiceren. Ook als er wel subsidie verleend wordt kan de relatie met de overheid verslechteren door bijvoorbeeld miscommunicatie en onderlinge irritatie. De vrijwilligers van Boerderij Lingezegen vinden zelf dat hun initiatief een enorme bijdrage kan leveren aan de samenleving, en dat dit niet goed erkend werd door de gemeente. Secretaris Jan de Wit: ‘Op een gegeven moment krijg je te maken met teleurstellende reacties, ontmoediging. De overheid reageerde alsof we dit project in ons eigen belang deden. Terwijl de overheid juist blij moet zijn met dit soort initiatieven. Het is een voorziening die echt bijdraagt aan de gemeenschap. Toch is de politiek er uiteindelijk achter gaan staan, ze hebben de moed gehad om hier in deze moeilijke tijd geld voor beschikbaar te stellen. Dat is een compliment waard, maar ze hadden het wel wat eerder mogen doen.’ Bijna alle initiatieven geven aan dat de communicatie met de overheid lang en slepend is. Vooral de initiatieven die nu midden in het proces zitten (Dorpshuis Pieterburen, Boerderij Lingezegen en SallandBreed) vinden de besluitvorming trager dan ze aanvankelijk verwacht hadden. Boerderij Lingezegen is al sinds 2007 bezig, en volgens Jan de Wit is bij hem, en de andere vrijwilligers, de moed al meerdere keren in de schoenen gezakt. Vanuit het perspectief van de initiatiefnemers is het moeilijk in te schatten waarom het zo lang duurt en hoe lang het uiteindelijk zal gaan duren. De Wit, zelf ambtenaar geweest bij de gemeente Overbetuwe waar hij nu mee te maken heeft, had hierover een rake observatie: ‘Het netwerk bij de gemeente is op zich wel een gemak, en ik heb ervaring om met dergelijke processen te werken. Je weet: die duren lang. Maar ondanks dat ik jaren bij de gemeente gewerkt hebt denk ik nog steeds: moet dat nu zó lang duren? Als je er midden in zit dan besef je dat niet altijd.’ DEcAB wil een zonneweide realiseren (een veld met zonnepanelen, bedoeld om enkele honderden huishoudens van stroom te voorzien), maar moet wachten op de provincie Brabant omdat die hierop nog geen beleid heeft. Daar heeft voorzitter Cees de Bas wel begrip voor: ‘We hebben een precedentswerking met de zonneweide. Als de provincie dit eenmaal toestaat dan hebben ze een precedent, daar willen ze parallel een beleid aan geformuleerd hebben. Dat is wel positief. We hebben niet de ambitie om Altena zwart van zonnepanelen in plaats van groen van gras te maken.’ Stichting WOEL heeft een positieve relatie met de provincie, niet alleen omdat de kopersverenigingen subsidies ontvangen, maar ook vanwege de goede communicatie en de hulp die de stichting gehad heeft bij de eerste subsidieaanvragen. De bestuursleden zijn minder te spreken over de verschillende gemeenten waarin ze opereren. Bij het bouwen van de huizen lopen de kopersverenigingen vaak aan tegen de grenzen van het beeldkwaliteitsplan. Bestuurslid Louis Gerritsen: ‘Bij een project werd gekozen voor glimmende dakpannen, en toen wilde de gemeente dat niet. Het moesten doffe pannen worden, vanwege het beeldkwaliteitsplan. Maar waar hebben we het nu helemaal over, wíé heeft dat bedacht? Zijn dat drie mensen? Moeten daar twintig mensen de dupe van worden? Ik heb in die vereniging gezegd: jongens, zet die glimpannen erop, want er wordt niet meer over gepraat. En zo is het gebeurd.’ Voorzitter Frans Turling vindt bovendien dat het beeldkwaliteitplan niet per se aansluit bij de identiteit van het dorp: ‘Er komen dan stedenbouwkundigen die zeggen: het moet het dorpskarakter hebben, wij vinden dat. Maar zij wonen hier helemaal niet. De mensen die er wonen, die moet je vragen wat ze ervan vinden.’ Waarschijnlijk zal niet ieder burgerinitiatief zo makkelijk onder de regels uit komen. 9
Het is moeilijk in te schatten in hoeverre het feit dat Stichting WOEL nauw verbonden is met de lokale politiek hierin een doorslaggevende rol heeft gespeeld. De procedure rond de toetsing aan het beeldkwaliteitsplan zorgt vaker voor vertraging bij projecten. De initiatieven Dorpshuis Pieterburen en Boerderij Lingezegen lopen hier ook tegenaan, en vaak is het niet duidelijk waarom voorgelegde plannen niet aan het beeldkwaliteitsplan voldoen. Dit is ook een punt waarop overheden met betere communicatie de burgers veel ergernis en onzekerheid kunnen besparen. Zorgcoöperatie Helenaveen heeft een goede verstandhouding met de verschillende overheden. Wel vindt voorzitter Jan Gerrits dat de gemeente Deurne kansen laat liggen. Gerrits: ‘We hebben hier een prachtig initiatief, dat ook nog voordeliger werkt, dan zeg ik: dat moet binnen de kortste keren overal geïmplementeerd zijn. De gemeente zou soortgelijke initiatieven moeten stimuleren in andere dorpen, en die op dezelfde manier faciliteren als bij ons. Maar daar zie ik helemaal niets van. Als wij niet aan de kar trekken staat de kar stil.’
2.3 Wetgeving Wetgeving ligt in het verlengde van de rol van de lokale en provinciale overheid. Het gedrag van de ambtenaren en wethouders wordt vaak ingegeven door wetten die door de landelijke overheid vastgesteld worden, zoals in de vorige paragraaf ook naar voren kwam. In dit deel kijken we puur naar de wetten en regels waar initiatieven tegenaan lopen, en waar lokale en provinciale overheden weinig tot geen invloed op hebben. In deze formulering – ergens tegenaan lopen – klinkt al door dat dit geen lofzang op de overheid wordt. Toch zit er ook een positieve kant aan: het feit dat deze initiatieven toch van de grond gekomen zijn geeft al aan dat de wetgeving niet dusdanig belemmerend is dat er geen ruimte meer is voor goede ideeën. Bovendien zou het een goed streven zijn om na te gaan hoe vaak de genoemde knelpunten als zodanig ervaren worden bij initiatiefnemers, en deze ook aanpakken. DEcAB zag het idee voor een zonneweide in eerste instantie stranden door de Wet op Energiebelasting. Voorzitter De Bas: ‘De belastingwetgeving is te beperkend, vooral wat betreft Collectieve Zelflevering. Wanneer je een zonnepaneel op je eigen dak hebt krijg je evenveel geld voor iedere kWh die je opwekt, als dat je ervoor betaalt bij de energiemaatschappij. Plaats je een zonnepaneel bij een ander, of in een weide, dan krijg je hier veel minder voor betaald. Die wetgeving wordt nu veranderd. Daarom zijn we nu weer met de voorbereidingen voor de ZonWeide bezig, alles wordt in stelling gebracht zodat we hopelijk begin 2014 de zonnepanelen echt neer kunnen leggen.’ Keet Kate heeft te maken met compleet andere wetgeving. Keten zijn, naar gelang de kenmerken van de keet en welke activiteiten erin plaatsvinden, in principe verboden. Ten eerste bevinden ze zich meestal op grond met een agrarische bestemming, terwijl de keet geen agrarische functie heeft. In principe zou er dan een vrijstelling van het bestemmingsplan aangevraagd moeten worden, een lange procedure die in de praktijk nooit in gang gezet wordt voor een keet. Alleen daarom zijn keten dus al illegaal. Ten tweede is er sprake van een bouwwerk waar een bouwvergunning voor aangevraagd moet worden, wat meestal niet gebeurt. Ten derde kan de Drank- en Horecawet in het geding komen wanneer er geld voor de drank wordt gevraagd, wat vaak gebeurt omdat grote groepen jongeren bij één iemand komen drinken, en die persoon niet in zijn eentje voor de kosten op wil draaien. Het ligt aan de schaal van deze drankverstrekking of er wel of niet een vergunning nodig is. Dit heeft niet alleen te maken met
10
oneerlijke concurrentie met de horeca, maar ook met de gezondheid van de bezoekers en of de leeftijdsgrens voor alcohol wel nageleefd wordt.10 Alleen de zogenaamde ‘huiskamerkeet’ voldoet aan de regels, en een van de kenmerken van de huiskamerkeet is dat het geen permanent karakter heeft. Daardoor, samen met de andere regels, is bijna iedere keet per definitie in overtreding. Gemeenten gaan hier echter verschillend mee om: sommige treden keihard op, anderen gedogen het actief door een beschikking af te geven, en tenslotte zijn er nog gemeenten die het passief te gedogen door geen beschikking af te geven maar ook niet op te treden tegen de keet.11 Hierdoor weten keeteigenaren niet waar ze aan toe zijn. Henk Ekkelenkamp, eigenaar van Keet Kate, denkt dat de gemeente Dedemsvaart wel welwillend tegenover zijn initiatief staat. Ekkelenkamp: ‘Het feit dat de jongens nu niet in het dorp zitten is wel het belangrijkste. Ze zijn herkenbaar, als er in het dorp wat gebeurt weet je: daar zijn onze jongens niet bij. Met de ouders hebben we afspraken gemaakt over het drankgebruik, we kunnen heel makkelijk praten met elkaar en schakelen als het moet. Bovendien hebben we ook wat bewustwording teweeg gebracht bij de jongens, ze hebben onder andere alcoholvoorlichting gehad. Daar zou je ze anders echt niet voor kunnen porren. Nu konden we zeggen: als je hier wilt zitten, dan moet je daar ook aan meedoen. En de gemeente is enthousiast, dat vind ik ook belangrijk. Die heeft heel moeilijk grip op ze, die kan niet zeggen: hé jongens we gaan even praten. Nu hebben ze wel een plekje waar ze dat kunnen doen.’ Voor Ekkelenkamp en zijn zoon is Keet Kate een goed compromis tussen ouderlijk toezicht en de behoefte van de jongens om lol te hebben en een drankje te drinken. Plattelandsjongeren.nl onderstreept dit belang van de keet. Als het aan hen lag was de niet-commerciële keet al lang gelegaliseerd – uiteraard met inachtneming van de bouwvoorschriften en de brandveiligheid. En juist wanneer de keet gelegaliseerd wordt is het makkelijker om samen met de jongeren zelf alcoholvoorlichting te organiseren en de excessen te voorkomen of aan te pakken.12 Zorgcoöperatie Helenaveen liep tegen de wetgeving aan toen het bestuur de activiteiten breder wilde trekken dan alleen ouderenzorg. Voorzitter Gerrits: ‘We wilden hier kinderopvang organiseren. Toen zijn we tegen de regelgeving aangelopen, die is zo absurd, zo doorgeslagen, dat je met alle goede bedoelingen hier niets kan organiseren. Met de opvang hadden we ons breed in de markt willen zetten, dat het niet gelukt is was jammer.’ Naar zijn mening moet de wet zo aangepast worden dat kleinere burgerinitiatieven ook kans van slagen hebben.
3 Succesfactoren en valkuilen Uit de voorgaande hoofdstukken kan al afgeleid worden waar de burgerinitiatieven in geslaagd zijn, en wat niet gelukt is of niet goed uit de verf gekomen is. Daarbij zijn er verschillende manieren van aanpak langsgekomen, en zo blijkt dat er vele wegen naar Rome zijn: er is niet één manier waarop het moet, of juist niet moet. Vier initiatieven hebben duidelijk hun doelen bereikt of zullen dit naar zeer grote waarschijnlijkheid binnen afzienbare tijd doen: Zorgcoöperatie Helenaveen, Stichting Curringherveld, Stichting WOEL en DEcAB. In de paragraaf ‘succesfactoren’ zal ik dieper ingaan op wat bij deze initiatieven onder andere tot het succes heeft geleid. Dit betekent overigens niet dat de andere vier initiatieven niet 10
STAP (Stichting Alcoholpreventie), Keetbeleid: het hokjesdenken voorbij. Visienota gemeentelijk keetbeleid (November 2006) 14-16. 11 Ibidem, 17-18. 12 Plattelandsjongeren.nl, ‘KeetKeur’, http://plattelandsjongeren.nl/projecten/keetkeur.
11
geslaagd zijn of in de toekomst niet zullen slagen. In de paragraaf ‘valkuilen’ komen daarom de lessen uit alle acht de initiatieven terug.
3.1 Succesfactoren Stichting WOEL laten zien dat een probleem met de leefbaarheid veel makkelijker op te lossen is wanneer je niet alleen goede contacten met de politiek hebt, maar in feite ook een onderdeel van de politiek bent. WOEL is onafhankelijk van de partij Lokaal Belang Zevenaar, maar de contacten liggen er natuurlijk wel. De bestuursleden van WOEL waren op dit idee gekomen door advies van de wethouder van gemeente Bladel, waar meerdere succesvolle burgerinitiatieven van de grond zijn gekomen (o.a. CPO’s en Zorgcoöperatie Hogeloon). Bestuurslid Gerritsen: ‘De lijntjes naar het gemeentebestuur zijn heel kort. De wethouder die over Ruimte gaat is van Lokaal Belang Zevenaar. Dus als er wat speelde, als er problemen zijn of als er juist positieve ervaringen gedeeld moeten worden, dan zijn die lijntjes heel kort. Bijvoorbeeld: op een gegeven moment kwam de gemeente met een voorstel voor veertien nieuwe woningen, terwijl we hadden ingeschreven op veertig woningen. Toen heb ik dat op zaterdagmorgen op de markt direct met de wethouder besproken. En na de eerste vergadering op die donderdag was het al in orde. Als we helemaal afzijdig van de politiek hadden geopereerd hadden we dat nooit voor elkaar gekregen. En soms moet je de politiek ook flink wakker schudden als ze weer rare uitspraken doen. Jan [van der Veer, de secretaris] schrijft daarom regelmatig stukjes in de Gelderlander.’ Natuurlijk hoeft niet ieder burgerinitiatief, als het succesvol wil zijn, een politieke partij op te richten. Maar het voorbeeld van WOEL geeft wel aan dat als je je luid en duidelijk laat horen in de plaatselijke politiek, er echt wel naar je geluisterd wordt. En dat kan ook door de plaatselijke en regionale media in te schakelen: een mooi initiatief en lokale problematiek leveren samen een goed verhaal op. Bovendien hoeft dit niet altijd de onderlinge verhoudingen te schaden. Gerritsen: ‘In de Raad werd ons verweten dat het bouwen van woningen een verkiezingsstunt was. De fractievoorzitter van de PvdA betichtte ons daar nog het meeste van. Later, toen de eerste projecten gerealiseerd waren, zei die man: “we hadden niet gedacht dat jullie het voor elkaar zouden krijgen!” Dus dat is toch wel iets om trots op te zijn.’ Ook is WOEL een duidelijk geval van: goed voorbeeld doet goed volgen. Het principe van Stichting WOEL hadden ze niet zelf bedacht, maar overgenomen van de wethouder van de gemeente Bladel. Het is dan ook zeker aan te raden om als burgerinitiatief rond te kijken en niet het wiel opnieuw uit te vinden. WOEL geeft vaak presentaties over wat de stichting precies doet, en daaruit is inmiddels de Stichting WOEL Langedijk ontstaan. Wanneer een initiatief succesvol is, dan willen de mensen achter het initiatief dit zeker delen. Dit gold voor zowel WOEL, als ook Helenaveen, Curringherveld en DEcAB. Alle vier de organisaties delen hun kennis door middel van presentaties, bijvoorbeeld op bijeenkomsten van dorpsbelangen organisaties. De bestuursleden van WOEL gaven zelfs aan dat ze hoopten, onder andere door zoveel mogelijk interviews te geven, dat het principe van de CPO bekend zou worden en meer starters de optie van een CPO meenemen in hun plannen. Zorgcoöperatie Helenaveen laat de kracht van de coöperatie zien. Door de grote betrokkenheid van leden en de vrijwilligers kon er al van alles opgezet worden zonder dat er veel subsidie nodig was. Het eerder genoemde ‘ons-gevoel’ speelt hier een grote rol in. Deze gemeenschapszin bestaat al grotendeels in een klein dorp als Helenaveen, maar het is zeker niet zo dat het hele dorp achter het plan stond. Gerrits: ‘Er was hier veel kritiek in het begin. “Waar beginnen jullie aan? Een ruimte en een eetpunt zijn er al, en er is ook al een ouderenadviseuze. Wat doen jullie eigenlijk, dit hebben we toch helemaal niet nodig?” Toen heb ik die mensen uitgenodigd om het uit te praten. Dan moet het maar hard, dan kan het er in één keer uit. De kritiek is helemaal verstomd, nu zijn ze trots, want we hebben ze wat kunnen laten zien.’ Ook 12
het besturen van een zorgcoöperatie gaat niet vanzelf, het vergt een eigen vorm van managen. ‘Het managen hier heeft heel aparte aspecten. Bijvoorbeeld, voor je salaris moet je hard werken, als je dat niet doet krijg je op je donder. Er worden eisen aan je gesteld. Maar hoe kan ik hier eisen aan stellen? Voor je het weet zijn we alle vrijwilligers kwijt. Je moet de vrijwilligers juist in de watten leggen, en goed luisteren. Wat knelt er? Waar maak je je zorgen om? Dat is een heel bijzonder aspect aan het managen hier.’ Het is jammer dat burgerinitiatieven niet altijd op de volle steun van de gemeenschap kunnen rekenen, maar het geeft ook aan dat mensen overtuigen van het belang van het initiatief onderdeel van het proces is. ‘Het laten zien’ is hier een belangrijk onderdeel van. Daarom zitten er in het bestuur van de zorgcoöperatie meer mensen die veel weten van managen en besturen, dan van de zorg zelf. Immers, als het initiatief niet van de grond komt omdat de promotie niet goed is, het niet gesteund wordt door de samenleving en de overheid, dan bereikt het nooit het punt dat er daadwerkelijk zorg verleend gaat worden. Dit is ook terug te zien in besturen van de andere initiatieven: er zitten vaak wel één of twee experts in, die veel verstand hebben van de core business van het initiatief, maar het merendeel van de initiatiefnemers zijn betrokken burgers met grote netwerken en goede contacten in de samenleving en de lokale politiek. Stichting Curringherveld Kornhorn is een succes geworden doordat de vrijwilligers over de vooroordelen over de (semi-) overheid heenstapten en de kans grepen die Staatsbosbeheer hen aanbood. De dorpsbewoners waren bang het Curringherveld te verliezen toen Staatsbosbeheer het kocht. Het doemscenario: hun mooie natuurgebiedje met een hek eromheen, en een boswachter die iedereen zou wegjagen. Uiteindelijk is Curringherveld echt een samenwerkingsverband geworden, de vrijwilligers doen het beheer en worden daarbij gefaciliteerd door Staatsbosbeheer. Dit is echter een situatie die niet volledig in de hand van burgers ligt: zelfs al zouden burgers in andere regio’s een soortgelijke constructie willen opzetten, dan nog moet Staatsbosbeheer wel mee willen werken. Secretaris Frank Blok zou daarom willen dat hun systeem vaker toegepast wordt. ‘We zijn hier een pilotproject, een voorbeeld. Daarom gaan ik en Nico (Boele, beheerder van Staatsbosbeheer) ook naar bijeenkomsten van beheerders van onder andere Natuurmonumenten. En die vertellen dan dat ze ook wel eens dingen organiseren, en daar vrijwilligers voor vragen. Dat is prima hoor, maar bij ons is het initiatief juist bij de vrijwilligers gelegd, er worden allerlei activiteiten gegenereerd door de bevolking zelf. En Staatsbosbeheer levert een belangrijke bijdrage, dus die neemt zeker ook haar verantwoordelijkheid. Daar hebben de vrijwilligers weer respect voor. Dit alles is goed voor onze identiteit.’ Het succes van DEcAB, meent voorzitter Cees de Bas, ligt juist in het feit dat ze ervoor gekozen hebben de overheid zoveel mogelijk buiten de deur te houden. De Bas: ‘Buiten het de vier van het bestuur zijn er elf mensen bij betrokken. Het lastige daarbij was wel de startfinanciering; in de opstartfase zitten onze eigen middelen. We hebben heel bewust de keuze gemaakt om niet naar de politiek toe te gaan, geen subsidies aan te vragen voor de coöperatie en de gemeente krijgt dan ook geen zetel in de raad van advies of iets dergelijks. Anders loop je het risico dat politici het interessant gaan vinden en zich ertegenaan gaan bemoeien. We hebben het wel meegemaakt, een wethouder die het naar zich toe wilde trekken en die we op afstand hebben gehouden, en die vervolgens heel narrig doet. We willen die bestuurlijke drukte juist op afstand houden.’ Er is dus geen duidelijke formule voor succes, wel is het belangrijk dat burgerinitiatieven een visie hebben voor de toekomst en hoe ze daar gaan komen. Anderen overtuigen van de eigen plannen is hier een groot onderdeel van, en dat gaat veel makkelijker wanneer het duidelijk is waar het initiatief precies heen wil en hoe het daar gaat komen. Ook zijn er bepaalde valkuilen die een burgerinitiatief kan vermijden, daar worden er een aantal van besproken in de volgende paragraaf.
13
3.2 Valkuilen Het is inmiddels duidelijk dat het ene initiatief succesvoller is dan de andere. Een opvallende constante hierin is dat projecten die grotendeels afhankelijk zijn van overheidsgeld verzand raken in jarenlange procedures. De vier succesvolle initiatieven konden van start zonder grote subsidiebedragen. Boerderij Lingezegen en het Dorpshuis Pieterburen hebben al een aantal activiteiten op kunnen zetten, respectievelijk NME op scholen en activiteiten in het dorpshuis, waardoor de initiatieven toch aanwezig en herkenbaar zijn in de gemeenschap. Bovendien doen ze op deze manier al een bijdrage aan NME enerzijds en de leefbaarheid van Pieterburen anderzijds. De uiteindelijke doelen van deze twee initiatieven, namelijk een zorg-educatie centrum en een opgeknapt dorpshuis met budgethotel, kunnen mogelijk met een aantal jaren gerealiseerd zijn. Dat is nog een lange periode, en bovendien is het niet honderd procent zeker dat de financiering überhaupt rond komt. SallandBreed is wat dat betreft volledig afhankelijk van overheidsgeld, en het is daarom lastig in te schatten hoe lang het nog gaat duren en of er ooit breedbandinternet voor iedereen in Salland komt, en of dit dan het gevolg van dit initiatief is. Het is echter moeilijk te zeggen wat een goed alternatief zou zijn voor SallandBreed om wèl zeker te zijn van breedbandinternet binnen afzienbare tijd.13 Wanneer het niet te voorkomen is om de overheid bij het initiatief te betrekken, hetzij voor subsidies, hetzij voor vergunningen of andere administratieve redenen, dan is het goed hier realistisch over te zijn. Het is niet reëel om te verwachten dat omdat je als burger enthousiast bent, anderen dat ook zullen zijn en het zaakje binnen een paar maanden gepiept is. Om frustratie en teleurstelling te voorkomen moeten de lange processen van procedures meegenomen worden bij het plannen van een project. Stichting WOEL is hierover altijd heel duidelijk naar de kopersverenigingen die van start gaan. Voorzitter Turling: ‘Wij hebben ervaring daarmee, maar de crux zit ‘m erin om dat over te brengen. Al bij de eerste bijeenkomst met een kopersvereniging zeg ik dan: “jullie stappen nu in het project en zijn heel enthousiast, maar denk eraan dat het een aantal jaren kan duren voordat dat huis gebouwd is.” Als je dat regelmatig herhaalt calculeren ze dat in, als je dat niet doet dan denken ze: we hebben een vereniging, we hebben de financiering rond, dan kunnen we volgende week bouwen! Maar zo werkt het niet.’ Een andere uitdaging dient zich aan wanneer vrijwilligers van een initiatief (semi-)professionele taken op zich gaan nemen. Dit komt onder andere voor bij de zorgcoöperatie en bij het Curringherveld. De zorgcoöperatie moet zich aan allerlei regels houden zo gauw de diensten onder de formele zorg vallen. Dus niet langer mantelzorg, maar volledige thuiszorg en dagbesteding. Gerrits legt uit hoe dit door de zorgcoöperatie geregeld is: ‘We hebben geen enkele erkenning van het ministerie of zoiets, we zijn een zorgcoöperatie, maar we voldoen nergens aan. De inspectie zou gehakt van ons maken. Daarom hebben wij een onderaannemerschap met de zorgverlener, we verlenen onze diensten in naam van de 13
Op een aantal plaatsen in Nederland hebben burgerinitiatieven een glasvezelcoöperatie opgezet en wordt er op deze manier breedbandinternet aangelegd in het buitengebied. Zover ik kan inschatten na een klein onderzoek op internet is dit geen goede optie voor SallandBreed. Al deze glasvezelcoöperaties zijn opgericht in dorpen waar zowel de dorpskern als het buitengebied nog geen glasvezel had. De coöperatie spreekt dan af met een leverancier dat die de hele kern mag voorzien van glasvezel (waar relatief veel winst te halen is omdat de aansluitkosten per huishouden laag zijn) als het ook het buitengebied aansluit (wat relatief duur is omdat de aansluitkosten per huishouden zeer hoog zijn, huizen liggen ver van elkaar en vaak ook nog ver van de weg). Door één contract af te sluiten waar zowel kern als buitengebied van glasvezel wordt voorzien worden zowel de kosten gedrukt als ook het buitengebied van glasvezel voorzien. In alle dorpskernen van Salland is al glasvezel aangelegd door een commercieel bedrijf (Regge Fiber) en is het voordeel van een contract dat zowel de kern als het buitengebied omvat niet te halen, en zou een coöperatie niet om de hoge aansluitkosten heen kunnen. Bronnen: Regge Fiber, http://www.eindelijkglasvezel.nl/salland/kaart; HSLNet (glasvezelcoöperatie Heeze-Leende), http://www.hslnet.nl/; Hilverglas, http://www.hilverglas.nl/; Nieuwleusen Synergie, http://nieuwleusensynergie.nl/glasvezelnet/.
14
zorgverlener. Zij zorgen voor de geldstroom, zodat wij via hen geld krijgen. Daarnaast zorgen zij voor de bijscholing van de vrijwilligers, en voor de controle. Zij komen hier regelmatig om te kijken hoe het hier gaat en te praten met de vrijwilligers. Zijn er onderling problemen? En dan verschillen de meningen, de een kan niet met die omgaan, of iemand vindt dat het allemaal anders moet. Een derde partij die daar neutraal in kan zijn is dan heel nuttig. Voor het bestuur werkt dat heel goed, want iedereen kent mij en ik hen allemaal, ik wil niet bemiddelen tussen de vrijwilligers en de bewoners van het dorp.’ Op deze manier waarborgt de zorgcoöperatie dat de verleende zorg aan de geldende kwaliteitsnormen voldoet, en niet onderdoet voor de professionele zorg. Vrijwilligers van de Stichting Curringherveld nemen ook professionele taken op zich, zoals het toezicht houden in het natuurgebied en het onderhoud plegen aan de houtsingels. Het onderhoud is een puur technische zaak, waarin Staatsbosbeheer de vrijwilligers faciliteert met materieel en training. Het toezicht houden in het natuur gebied ligt moeilijker, want wanneer bezoekers de regels overtreden zijn dit vaak mede-dorpsbewoners, en die op de vingers tikken is natuurlijk een gevoelige zaak. Blok noemt een aantal voorbeelden waar de vrijwilligers mee worstelen: ‘Vandalisme is zo’n trigger die veel emoties losmaakt. Het is verschrikkelijk om te zien, hoe ga je daar mee om? Honden zijn ook zo’n voorbeeld. Het gebied is vrij toegankelijk en mensen later er hun hond uit. Maar het beleid is dat honden aangelijnd moeten worden. Of met een brommer door het gebied rijden. De boswachter van Staatsbosbeheer kan dan zeggen: “het mag niet, en als je het toch doet dan..!” Hoe ga je daar als vrijwilliger mee om? Er kan immers een gespannen relatie ontstaan. Een aantal vrijwilligers hebben daar echt een strijd mee moeten voeren voor zichzelf.’ Het is niet ondenkbaar dat een initiatief op dit soort problemen strandt. In dit geval is de steun van Staatsbosbeheer onontbeerlijk. Blok: ‘Nico (de beheerder van Staatsbosbeheer), daar kun je altijd van op aan. Met dit soort dingen geeft hij feedback, waardoor de mensen zich niet in de steek gelaten voelen. Er zijn nog steeds wel momenten dat het moeilijk is, bijvoorbeeld als er groepen jongeren uit anderen dorpen komen. Die komen dan met brommers en veel kabaal, en er is ook wel eens een brandje geweest. Maar dan zie je dat het gebied ook wel een beetje bewaakt wordt, en zijn dan jongens uit ons dorp die er naartoe gaan, die weten binnen de kortste keren waar die jongeren vandaan komen.’ Burgerinitiatieven kunnen dus wel degelijk prima professionele taken op zich nemen. Soms is dit helemaal geen probleem, en soms is het enige wat nodig is een steuntje in de rug van de organisatie die normaliter deze taken op zich zou nemen; hetzij de (semi-) overheid, hetzij een professionele instelling. Bovendien hebben betrokken burgers vaak al enige affiniteit met de sector waar hun initiatief bij hoort. Zo hebben een aantal van de vrijwilligers van het Curringherveld in de bouw gewerkt, ze draaien er hun hand niet voor om als hen gevraagd wordt een stijger voor de poel in elkaar te timmeren of een originele hooikiep te bouwen. Hetzelfde geld voor de zorgcoöperatie. Vrijwilliger Anneke Krekels: ‘Ik heb al twintig jaar dagbesteding gedaan in een verzorgingstehuis. Nu ben ik hier activiteitenbegeleider, bij de andere vrijwilligers zitten onder andere een psychiatrisch verpleegkundige en een therapeut.’ Het is dus onterecht om burgerinitiatieven te beschouwen als amateuristische of inadequate organisaties. Het feit dat een activiteitenbegeleider haar expertise vrijwillig inzet, in plaats van betaald, doet niets af aan haar kwaliteiten. In tegendeel, de bekendheid en betrokkenheid van de vrijwilligers wordt juist als een meerwaarde ervaren door de ouderen.
15
Tot slot Deze analyse van acht burgerinitiatieven op het platteland laat goed zien hoe betrokken mensen kunnen zijn bij hun gemeenschap en hoeveel ze voor elkaar kunnen krijgen. Sommige burgers doen dit helemaal zelf, anderen kunnen bergen verzetten als ze ook maar een klein steuntje in de rug krijgen. Het feit dat hier vaak de hele gemeenschap mee is geholpen, is een reden om soortgelijke initiatieven te blijven steunen – als burger, bedrijf of overheid. Een van de opmerkelijkste conclusies is dat initiatiefnemers behoefte hebben aan eerlijke en open communicatie door de overheid. Het ligt natuurlijk voor de hand dat deze behoefte er is, maar waarom ziet de overheid dit dan vaak niet in? Bovendien is dit niet alleen heel belangrijk, maar ook nog eens makkelijk te realiseren. Als er bijvoorbeeld geen geld is voor een project, wees hier als overheid dan eerlijk en duidelijk in, dan weet een initiatief ook weer waar die aan toe is en kan het aan andere plannen gaan werken. Het feit dat veel van de geïnterviewde initiatiefnemers bij de overheid werken of hebben gewerkt kan toevallig zijn, maar kan ook een signaal zijn dat een goed initiatief opzetten makkelijker is wanneer er affiniteit is met de werking van de ambtelijke molen. Of misschien zijn deze burgers simpelweg meer betrokken bij de samenleving, en hebben ze daarom in eerste instantie ook voor een baan bij de overheid gekozen. Het zou interessant zijn om dit verder te onderzoeken, mogelijk groeien prachtige ideeën nooit uit tot initiatieven omdat burgers zich laten afschrikken door allerlei regels, procedures en wetgeving of omdat ze überhaupt niet weten waar ze moeten beginnen. Het is sowieso raadzaam voor nieuwe initiatieven om niet zelf weer het wiel uit te vinden. Zoals eerder genoemd is het de wens van initiatiefnemers, zoals voorzitter Gerrits van de zorgcoöperatie, dat andere burgers die vergelijkbare problemen tegenkomen in hun gemeenschap weten dat er mogelijkheden zijn om dit zelf op te lossen. Initiatiefnemers geven dan ook vaak presentaties door het hele land om te laten zien wat er allemaal mogelijk is wanneer je zelf de handen uit de mouwen steekt. Ook opvallend is de rol van geld, en vooral de emotie die erbij komt kijken. Het zou goed zijn dat als een burgerinitiatief een wezenlijke bijdrage wil leveren aan de leefbaarheid van de gemeenschap, of een bepaalde problematiek wil aanpakken, het ook als zodanig erkend wordt door de lokale overheid en als zodanig een budget krijgt als daar de financiële ruimte voor is. Burgerinitiatieven zouden daarom geïncorporeerd moeten worden bij het maken van beleid en de budgettering hiervan. Immers, er wordt werk uit handen genomen door mensen die zich hiervoor vrijwillig inzetten, met het resultaat dat er breed gedragen oplossingen komen met minder geld dan dat hier professionele krachten voor ingezet worden. In feite zouden we af moeten van de termen ‘vrijwilliger’ en ‘subsidie’ wanneer we spreken over dergelijke initiatieven. Deze termen hebben inmiddels een denigrerende lading. Zelden wordt de expertise van een vrijwilliger even hoog geschat als die van een ‘professional’, en het woord subsidie wekt de indruk alsof de overheid over haar hart gestreken heeft door een budget beschikbaar te stellen. Dit doet absoluut geen recht aan het vele werk dat al deze mensen verzetten voor de samenleving. Veel initiatieven hebben al een positieve impact gehad op hun gemeenschap, terwijl de omstandigheden hier niet altijd ideaal voor waren. Deze analyse laat zien dat burgers zelf veel van de grond kunnen krijgen, zoals in het geval van DEcAB, en dat de steun van de overheid het initiatief tot een hoger plan kan tillen, zoals in Helenaveen. Wanneer initiatiefnemers actiever gestimuleerd en gefaciliteerd worden kunnen we in de toekomst nog veel meer van dit soort succesvolle ondernemingen verwachten.
16