DE VISIE OP ONDERWIJS EN OPVOEDING VAN HET TEAM VAN OBS DE MIENT Deze visie is als volgt tot stand gekomen: de leerkrachten hebben steeds beschreven hoe zij denken over een betreffende kernwaarde. De directeur heeft al die beschrijvingen samengevoegd tot de onderstaande 12 hoofdstukjes. Welbevinden Betekenisvol Respect Differentiatie Betrokkenheid Doelen Waardering Duidelijkheid Redzaamheid Saamhorigheid Verantwoordelijkheid Samenwerken
WELBEVINDEN. Wij willen, dat kinderen zich prettig voelen op school. Populair gezegd, dat ze lekker in hun vel zitten. Kinderen moeten zich wel bevinden om te kunnen leren. Dat bereiken we door: een veilige omgeving te creëren, de kinderen iedere dag te laten weten dat ze welkom zijn bij ons, als leerkrachten altijd positief contact te hebben met de kinderen, ieder kind te accepteren met respect voor zijn eigenheid, ernaar te streven, dat ieder kind zich zo vaak mogelijk competent voelt, een vriendelijke onderlinge omgang bij de kinderen aan te leren en te stimuleren, de kinderen te leren dat ieder is, zoals hij is en daar rekening mee te houden, altijd een ontspannen sfeer na te streven. Het grootste compliment dat de school kan krijgen is, dat de kinderen elke dag graag en met plezier naar school gaan!
Het plezier straalt van deze hartensnoetjes af!
Als we ontdekken dat een kind zich niet prettig voelt gaan we onderzoeken waaraan dat ligt. We kijken of we in ons onderwijs wel voldoen aan de volgende belangrijke voorwaarden voldoe: Is mijn onderwijsaanbod wel betekenisvol, zodat het kind zich betrokken voelt? Is er sprake van respectvolle omgang met voldoende waardering voor ieder kind? Is er rekening gehouden met de nodige differentiatie in het werk? Zijn de doelen duidelijk geformuleerd Is het duidelijk wat ik van het kind verwacht? Is er duidelijkheid over de verwachtingen van het onderwijskundig team naar de kinderen en elkaar? Kan het kind zich voldoende zelfstandig redden, of kan hij/zij de door mij verlangde verantwoordelijkheid (nog) niet aan? Is er sprake van voldoende saamhorigheid in de groep, of vallen er kinderen buiten de groep? Heb ik in mijn dagprogramma voldoende tijd & ruimte voor extra zorg ingepland? Kan het kind goed samenwerken met de andere kinderen in de groep? Kan het kind zijn / haar creativiteit kwijt in mijn lessen? Omdat deze waarden nodig zijn om het welbevinden te bewerkstelligen.
BETEKENISVOL. Een veelgehoord woord in het onderwijs, maar wat betekent het eigenlijk? Eerst maar eens op onderzoek bij onszelf: Voor ons is iets betekenisvol, als ik meer te weten kan komen over zaken waar ik al wel iets van weet; iets zo mijn interesse heeft, dat het mij uitdaagt om me erin te verdiepen; iets meteen concreet wordt in mijn hoofd; iets aansluit bij mijn wereld, mijn interesses; ik meteen toepassingen voor me zie; ik het geheel kan onderzoeken, niet slechts een deel ervan; iets mij emotioneel raakt; ik weet wat het doel van iets is; ik weet waarvoor ik het kan gebruiken; ik het geleerde kan gebruiken in het dagelijks leven; ik de kennis kan doorgeven aan anderen. Zou het voor onze leerlingen dan iets anders betekenen? We denken zeker te weten van niet. We zijn dan ook altijd op zoek naar: de interesses van kinderen, de voorkennis van kinderen, de relatie met de concrete wereld om ons heen, goede thema’s waar (zo mogelijk) alle kinderen wel iets van willen weten, onderwerpen die (zo mogelijk) alle kinderen raken, onderwerpen die nuttig zijn om te weten,
Hij heeft ervoor gekozen een kerstengel te knutselen en kan er terecht trots op zijn.
Een voorbeeld: Ieder kind moet aftreksommen leren. Op het moment dat het gaat inzien dat het heel handig is om te weten hoeveel je nog overhoudt in je portemonnee of in je spaarpot als je dat snoepgoed of dat speelgoed koopt en of je dan nog genoeg overhoudt om 6 keer in de botsauto’s te gaan op de kermis over een week, dan krijgt zo’n aftreksom betekenis. Als wij ons onderwijs betekenisvol maken, zijn de kinderen meer BETROKKEN bij wat ze leren. Hoe meer kinderen erbij betrokken zijn, hoe minder problemen er zijn met hun gedrag.
RESPECT Het Latijnse respice of respectum betekent omkijken naar, bekommerd zijn om. Wie deze deugd beoefent, bekommert zich dus echt om andere mensen, dieren of dingen, wenst niemand of niets aan zijn lot over te laten. Dit zegt al genoeg, maar hier een paar voorbeelden uit de praktijk, waar de betreffende leerkrachten gelukkig van werden:
Een jongen bleef thuis, omdat er niet met respect met hem werd om gegaan. De leerkracht sprak de groep daar natuurlijk ernstig op aan. Het drong snel tot de groep door, dat ze zich absoluut zonder respect voor de klasgenoot gedragen hadden. Zij bedachten allerlei mogelijkheden om hun klasgenoot weer te betrekken bij het gebeuren in de groep en voerden die ook daadwerkelijk uit. Het jammerlijke gebrek aan respect werd door leerkracht en kinderen omgezet in een respectvolle afhandeling. Het verschil tussen jongens en meisjes respecteren de kinderen zelf: als er meiden meedoen aan een spelletje rugby wordt er minder fysiek met hen omgegaan dan de jongens onderling gewend zijn. De jongens bekommeren zich om de meisjes. Een knuffel van een leerkracht of een medeleerling bij verdriet? Heel gewoon! Maar als je dat niet wilt? Ook goed: gewoon een praatje aanknopen dan. Als er maar naar een (verdrietig) kind wordt omgekeken. Jureren tijdens de Talentenjacht
Kijken, schrijven en overleggen met veel respect voor de artiesten.
Een nieuwe leerling, die heel veel positieve en negatieve aandacht vraagt van de leerkracht en de kinderen. Er wordt naar hem geluisterd bij positief gedrag en hij wordt erbij geholpen. Bij negatief gedrag wordt hij juist genegeerd. Een knap staaltje van je bekommeren om een (ander) kind door leerkracht en groep. Het netjes en op de juiste plaats wegzetten en -leggen van de toestellen en materialen in de gymzaal. Een goed voorbeeld van je bekommeren om dingen. De groep was erg bezorgd om de goudvis in het lokaal. Het leek wel of hij dood ging! Regelmatig zaten er kinderen met hun neus tegen de kom. Er werd al een kistje en een kruisje gemaakt. Groot was dan ook de vreugde toen de vis de volgende dag weer blaakte van gezonde zwemlust. Wat wil je als zo velen zich om je bekommeren? In de groep van deze leerkracht zorgen de kinderen er ongevraagd voor dat alle materialen zorgvuldig gebruikt worden en na gebruik weer keurig in de kratten komt. Zij kijken om naar de schoolmaterialen, maar daarmee ook naar de juf en de andere gebruikers.
Bij ons op school bedenken de leerkrachten samen met de kinderen de omgangsregels. “Waar moeten jullie aan denken bij het woord respect?” Een van de kinderen antwoordde: “Je mag hier anders zijn”. Dat werd door de anderen erkend en op het regelbord geplaatst. Prachtig voorbeeld van respect. Voor de eigenheid van ieder kind. Als dat door de kinderen en hun ouders wordt erkend, zijn we trots.
DIFFERENTIATIE Bij differentiatie kijken we naar diverse factoren om ervoor te zorgen, dat de leerling het werk goed kan uitvoeren. We houden rekening met de volgende factoren: Het niveau of de uitvoering van de leerstof voor de verschillende vakgebieden (bijvoorbeeld bij dyslectische kinderen, die met een bandje kunnen lezen, de computer meer kunnen gebruiken of hun werk vergroot krijgen). Bij de instructie wordt rekening gehouden met de instructiebehoefte van het kind: Heeft het veel, weinig of geen instructie nodig? Soms is een extra instructie vooraf nodig, de zogenaamde voorinstructie. De verwerking van de instructie kan variëren op grond van het tempo, de moeilijkheidsgraad en op de interesse of belangstelling van het kind. Dit laatste is op basis van de 8 verschillende intelligenties: de talige, wiskundige, motorische, muzikale,beeldende, interpersoonlijke, intrapersoonlijke of natuurkundige “knobbel”, de zogenaamde meervoudige intelligentie. De controle van het werk: kan het kind zelf nakijken, hoe is het proces gegaan? Maar ook houden we rekening met: De motorische vaardigheid van het kind. Verschillende werkplekken. Het gebruik van de computer. Het verschil tussen jongens en meisjes. Het karakter en/of de draagkracht van het kind. De spanningsboog van het kind. We leren kinderen ook dergelijke verschillen te accepteren van elkaar door het verschil uit te leggen aan de groep, zodat het andere werk, de andere plek of het verschil in benadering niet als oneerlijk wordt ervaren.
BETROKKENHEID.
Betrokkenheid heeft alles te maken met betekenisvol. Als je net buiten in de sneeuw hebt gespeeld dan is chocolademelk opwarmen toch het eerste dat je doet? Ook op school!
DOELEN. Het onderwijs staat bol van de doelen, waarin we beschrijven wat we willen bereiken. We kennen doelen voor de korte en de (veel) langere termijn. Iedere les heeft een doel en dan ook nog eens een aantal verschillende, want we houden steeds rekening met de individuele kinderen. Iedere groep heeft zijn eigen doelen die de leerkracht(en) in dat betreffende schooljaar willen behalen. Gelukkig worden de meeste doelen beschreven door de moderne methodes die bij ons op school worden gehanteerd. En dan zijn er natuurlijk nog de doelen die aan het einde van de basisschool behaald moeten worden. Die zijn door de Inspectie voor het Onderwijs beschreven in de Kerndoelen en de Referentieniveaus. Wij streven ernaar de meeste kinderen naar de beschreven niveaus te begeleiden, maar weten dat we die niet met ieder kind zullen behalen. Er zijn altijd kinderen bij wie de ontwikkeling op een of meerder vakgebieden verstoord is of zelfs gestagneerd. We zullen er altijd ons uiterste best voor doen om de kinderen in ieder geval de lesstof tot groep 7 te laten beheersen. Dan kan een kind zich namelijk uitstekend redden op het VMBO en een goede ambachtsman- of vrouw worden. Bij het stellen van doelen hoort ook het bekijken of je ze met de kinderen behaald hebt, de zogenaamde evaluatie. Ieder lees-, spelling- en rekenblok wordt geëvalueerd en geanalyseerd. Ieder halfjaar wordt met behulp van de leerlingvolgtoetsen van het CITO geëvalueerd en geanalyseerd. En de hele basisschool wordt geëvalueerd en geanalyseerd met behulp van de eindtoets. Al die evaluaties en analyses hebben weer gevolgen voor de rest van ons onderwijsaanbod. Er worden nieuwe doelen gesteld, maar ook bijgesteld als blijkt dat een kind het doel niet heeft behaald. Deze laatste doelen worden altijd vastgelegd in een (groeps)handelingsplan, waarover de leerkracht u altijd inlicht. Behalve deze doelen zijn de doelen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling minstens zo belangrijk. Een van de belangrijke doelen van het basisonderwijs is kinderen goed voorbereiden op het voortgezet onderwijs én op hun latere plaats in de maatschappij. Die maatschappij bestaat uit mensen van verschillende culturen, verschillende levensovertuigingen, verschillende seksuele geaardheid en verschillende vaardigheden. Wij willen kinderen graag leren om andere mensen juist om die verschillen te waarderen. Daarnaast is het van het allergrootste belang dat de kinderen zichzelf ook waarderen. Het uiteindelijke doel van het team van De Zwerm is: Aan het einde van groep 8 gelukkige, zelfverzekerde, zelfstandige, weerbare en kritische kinderen uitzwaaien.
WAARDERING. Geen mens kan zonder waardering. Waardering is een voorwaarde om te kunnen leven en te kunnen presteren. Het betekent dat je “wat waard bent”, dat wat je doet “van waarde is” en daar gaat iedereen zich goed van voelen. Daardoor krijg je energie om nog weer andere dingen te gaan leren of ondernemen. \
Je hebt nog maar net een half jaar pianoles en je wint al de Talentenjacht!
Het verbale of non-verbale compliment is een uiterlijke vorm van waardering, waar we bewust mee om moeten springen. Het compliment moet wel gemeend zijn want daardoor wordt het geloofwaardig. Teveel complimenten kan de waarde ervan weer ontkrachten. Dat zou jammer zijn, want complimenten zijn goed voor ontvanger en gever: je wordt er gelukkig van. De allermooiste vorm van waardering vinden wij het vertrouwen dat kinderen en hun ouders in ons stellen en tevreden zijn over ons onderwijs. Dat kunnen we alleen bereiken door open en eerlijk te zijn naar elkaar. Een paar uitspraken of handelwijzen waardoor wij waardering ervaren: Enthousiasme van kinderen als ze je buiten de school tegenkomen Als een kind zegt: “Oh, nu snap ik het”. Als we, ook als het eens niet goed gaat met een kind, vriendelijk benaderd worden. Als blijkt dat kinderen zich veilig voelen Als een kind zich zo thuis voelt, dat het de juf ”mamma” of “oma” noemt. Als een kind je in vertrouwen neemt. Als kinderen en hun ouders graag naar school komen.
DUIDELIJKHEID. Duidelijkheid is een venster met vanaf beide kanten goed zicht. Met andere woorden pas als de leerkrachten de verschillende zaken duidelijk voor ogen hebben, kunnen ze de kinderen duidelijkheid bieden. Daarom staan we voor: 1. Gezamenlijke schoolregels: De gezamenlijke schoolregels zijn ondergebracht bij de 3 begrippen VEILIGHEID, VERANTWOORDELIJKHEID en RESPECT. Na de meivakantie van 2011 zijn deze goed zichtbaar door de hele school opgehangen. We herhalen deze regels zo vaak, dat ze gewoon worden voor de kinderen, m.a.w. dat ze zich de regels eigen maken. 2. Gezamenlijke groepsregels: De groepen stellen aan het begin van ieder schooljaar hun eigen set regels op. (Deze mogen uiteraard niet haaks op de schoolregels staan.) Ook deze worden ondergebracht bij VEILIGHEID, VERANTWOORDELIJKHEID en RESPECT en worden goed zichtbaar opgehangen in het lokaal. Deze groepsregels kunnen onderling iets van elkaar verschillen. (Zo zijn er bijvoorbeeld groepen die er geen problemen mee hebben als er eigendommen van elkaar gebruikt worden. In een anders groep kan dat heel gevoelig liggen en anders opgenomen worden in de regels.) Wel zijn alle regels op school positief geformuleerd: we zeggen liever wat we van elkaar mogen en kunnen verwachten dandat we zeggen wat er allemaal niet mag. Deze regels gaan (vooral in de lagere groepen) vergezeld van pictogrammen. We gaan ervan uit, dat duidelijke regels ook aanzetten tot zelfstandigheid en het nemen van verantwoordelijkheid. 3. Structuur in het dagprogramma: Het dagprogramma wordt aan het begin van elke dag doorgenomen met de kinderen. In de lagere groepen gebeurt dat met behulp van de dagritmekaarten of pictogrammen en in de hogere groepen wordt het programma op het bord geschreven. In de lagere groepen wordt omwille van de duidelijkheid ook gebruik gemaakt van een kiesbord. Als er wordt afgeweken van het dagelijkse ritme, wordt dat altijd van tevoren uitgelegd. 4. Structuur in de inrichting van het lokaal: De lokalen worden overzichtelijk ingericht, zodat duidelijk is waar wat gedaan kan worden. Ook de kasten worden overzichtelijk ingedeeld, zodat kinderen weten waar ze iets kunnen pakken en weer terug kunnen zetten, want opgeruimd is ook duidelijk. 5. Structuur in de lessen: Aan de groepen wordt steeds uitgelegd wat het doel van de les is. Ook doelen van een serie lessen worden benoemd, zodat kinderen het geheel niet uit het oog verliezen. (B.v.: Ik moet eerst de tafels goed kennen voor ik breuken of staartdelingen kan maken.) Bovendien geeft het de kinderen inzicht in hun handelen en is het niet alleen een kwestie van blind gehoorzamen. Er wordt duidelijk instructie gegeven en er wordt nagevraagd of de kinderen aan het werk kunnen. Er wordt, voordat er met kleine kringen of instructiegroepen gewerkt gaat worden, eerst gekeken of iedereen aan het werk kan. Ook wordt eerst steeds de te maken hoeveelheid werk afgesproken met de kinderen (die is namelijk in geen enkele groep voor alle kinderen hetzelfde!) Dan geeft de leerkracht een teken dat ze niet meer gestoord kan worden. Als het werk met de kleinere groep is gedaan, geeft de leerkracht ook weer aan dat de kinderen weer welkom zijn om vragen te stellen. Aan het einde van de les wordt de les nabesproken en krijgen de kinderen te horen wat ze in de volgende les kunnen verwachten.
Duidelijkheid is weten waar je aan toe bent. 6. Goede overdracht: In deze tijd met veel parttime leerkrachten is het van belang dat de duo-partners elkaar vertellen of schrijven over hun bevindingen met de groep. Ook is een goede overdracht tussen ouders en leerkrachten heel belangrijk: zaken die thuis gebeuren bepalen het schoolleven en andersom. We maken gebruik van communicatieschriften, telefoon of Email. En uiteraard wordt aan de overdracht naar een volgende groep veel aandacht besteed, zodat de leerkracht van de volgende groep direct gebruik kan maken van de goede praktijk in voorgaande groepen. 7. en vooral CONSEQUENT zijn: Door helder te communiceren zorgen we ervoor dat regels, afspraken, instructies begrepen worden zoals ze bedoeld zijn. Duidelijkheid biedt geen ruimte voor verschillende interpretaties.
ZELFREDZAAMHEID. Redzaamheid draait onder andere om mondigheid, zelfstandigheid en het vermogen te improviseren op onvoorziene omstandigheden en betekent heel veel voor het gevoel van eigenwaarde van het kind: als je jezelf alleen kunt redden ben je trots op jezelf en durf je weer nieuwe uitdagingen aan te gaan. Kijken we eerst naar mondigheid of sociale redzaamheid: het kind weet hoe het moet handelen in welke situaties en wat het moet zeggen of antwoorden, het moet kunnen functioneren in een groep mensen. Om de kinderen hierbij goed te begeleiden benoemen we bij voorkeur het gewenste gedrag en complimenteren we ze als ze dat gedrag laten zien. We leren de kinderen zich een eigen mening te vormen en daardoor eigen keuzes te kunnen maken, maar ook zich te verplaatsen in gevoelens en situaties van anderen. Zo leren kinderen dat vanuit verschillende invalshoeken oplossingen gevonden kunnen worden en dat ze respect moeten hebben voor de keuzes van anderen. Zelfstandigheid houdt voor ons in, dat een kind zelfstandig dingen doet en door kan gaan met schoolwerk zonder al te veel hulp van anderen. Een kind heeft er niet alleen op school iets aan als het zichzelf kan redden, maar heeft daar in het hele leven profijt van. In de school en in de groep zien we dan dat de kinderen: (als ze net op school zijn) zich kunnen redden op het toilet, (als ze net op school zijn) zich kunnen aan en uitkleden, (als ze net op school zijn) leren hoe er gespeeld wordt in de verschillende hoeken weten wat er van ze wordt verwacht, het gebruikte materiaal zelf weten te vinden en ook weer op kunnen ruimen, gebruikt “gereedschap” zelf kunnen schoonmaken, zich verantwoordelijk voelen voor het schoolmateriaal, hun eigen materiaal én dat van anderen, leren materiaal met elkaar te delen, elkaar helpen bij het vinden van oplossingen voor (dagelijkse) problemen,
weten wat ze kunnen doen als ze klaar zijn met hun werk,
Je handen wassen na het plassen! De laatste foto uit een serie “Naar de wc gaan”.
Het vermogen om te kunnen improviseren op onvoorziene omstandigheden is een kwestie van leren nadenken, je ook kunnen redden als iets nog niet eerder is gebeurd, zelf oplossingen kunnen vinden. Dit is onmisbaar voor het volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij, eerst in het klein op school en later als zelfstandig burger. Daarbij is het van groot belang, dat ze zichzelf en hun mogelijkheden kennen, m.a.w. weten wat je wel kunt en niet kunt, wel kunt doen, of beter niet kunt doen. Ook het leren accepteren van vergissingen of mislukkingen en het verwerken van teleurstellingen hoort hierbij genoemd te worden. We mogen kinderen dan ook niet alles uit handen nemen of alles hapklaar aanbieden. In het uitwerken van deze kernwaarde zorgt De Mient ervoor, dat de kinderen als “goede burgers” van school gaan en ze zich goed kunnen redden in het vervolgonderwijs.
SAAMHORIGHEID. Het is voor ieder mens belangrijk ergens bij te horen, zich verbonden te weten. Ook op een school horen mensen bij elkaar: in de jaargroep, soms in de bouw en met de hele school. Samen ergens aan werken, zoals een werkstuk of presentatie met een groepje kinderen, of een Mientshow met de hele groep of alle groepen over hetzelfde onderwerp, zoals altijd met de Kinderboekenweek of het andere schoolbrede project in een schooljaar. Allemaal ergens naartoe werken, zoals het Midzomerfeest of de expositie van de keuvels op 9 of 10 november. Dan horen ook de (groot)ouders bij elkaar en bij de school. We werken er vanaf het moment dat een kind op school komt aan: als de groep in de kring zit, worden ze door de leerkracht uitgenodigd goed in het rond te kijken: is iedereen er? Zijn WE compleet? Het woord we of wij is hierin heel belangrijk. De jongste kinderen leren hier, dat je niet alleen bij je gezin en familie hoort, maar ook bij de groep in de school: hun wereld wordt groter! We leren de kinderen naar elkaar te luisteren en interesse in elkaar te tonen. We nemen de tijd elkaar te leren kennen. Met iedere nieuwe leerkracht aan het begin van het jaar wordt die kennismaking weer vernieuwd en verdiept. Er wordt door iedere leerkracht benadrukt, dat iedereen zijn eigen kwaliteiten heeft, iedereen een eigen mening mag hebben, omdat iedereen ertoe doet. Door de 8 jaren heen leren de kinderen elkaar steeds beter kennen en begrijpen. Door de 8 jaren heen heb je echt met iedereen samengewerkt, samen in een groepje gezeten en hoewel niet iedereen vriendschap met elkaar hoeft te sluiten: als je in de toekomst een klasgenoot tegenkomt, is er vaak nog steeds dat gevoel van bij elkaar horen. Echte onderwijswoorden die hierbij passen zijn: Samen in de kring, zingen, een opdracht uitvoeren, spelen, luisteren naar een leerkracht, die voorleest, eten en drinken, Elkaar helpen bij de gymles, (of aanpassingen doen omdat iedereen mee moet kunnen doen) van elkaar horen wat een ieder heeft meegemaakt, elkaar complimenten geven, hoe je rekening kunt houden met elkaar (wat betekent het als je dyslectisch bent, of ADHD hebt) Groepsactiviteiten: toneelspelen, dansen, boekbesprekingen, krantenartikelen bespreken, excursies, schoolreizen, schoolkamp en de jaarlijkse Talentenjacht.
Publiek tijdens de finale van de talentenjacht
Wat WE ook doen, WE doen het samen, er wordt niemand buitengesloten! Dat is saamhorigheid.
VERANTWOORDELIJKHEID. De leerkrachten brengen de kinderen verantwoordelijkheid bij door: ze te leren zorg te dragen voor de schoolspullen en de spullen die ze van elkaar lenen, ze feedback te leren geven en ontvangen, ze regels te laten bedenken en zich er vervolgens ook aan te laten houden, ze te leren nadenken over oorzaak en gevolg, ze een maatje te geven ze zelf sommige opdrachten te leren nakijken, ze met een opdracht het lokaal uit te sturen ze een taak te geven bij het opruimen van het lokaal. We noemen een kind verantwoordelijk als we het goed zien opruimen ook de spullen van een ander goed zien omgaan met zijn maatje goed om zijn eigen en andermans veiligheid zien denken goed de regels zien opvolgen goed zien omgaan met conflicten goed zien reageren op eventuele vervelende consequenties van het eigen gedrag zien zorgen voor een goede sfeer in de groep zien zorgen voor een ander kind een ander kind zien aanspreken bij het overtreden van een regel een ander kind zien uitleggen wat er moet gebeuren, wat het moet doen.
SAMENWERKEN Uit het hoofdstukje over saamhorigheid zal duidelijk zijn geworden, dat de leerkrachten de kinderen vaak een opdracht geven, die ze samen moeten uitvoeren. Aan die samenwerking stellen we de volgende eisen: bespreek de opdracht op een fluistertoon, zodat anderen geen last van jullie hebben, overleg echt samen, zodat je het uiteindelijk ook alleen kunt doen, de inbreng die ieder van jullie heeft, moet gelijkwaardig zijn, maak goed gebruik van elkaars specifieke talenten, praat echt alleen maar over de opdracht of het probleem.
Kerstlichtjes ophangen gaat samen veel beter.
Alle besproken kernwaarden samen moeten ertoe leiden dat alle kinderen met plezier naar onze school komen en dat ze gelukkig zijn. We willen ze graag doorsturen naar het voortgezet onderwijs als kinderen, die weten wat ze willen, weten wat ze kunnen, zelf na kunnen denken en iets in hun mars hebben. Welbevinden Betekenisvol Respect Differentiatie Betrokkenheid Doelen Waardering Duidelijkheid Redzaamheid Saamhorigheid Verantwoordelijkheid Samenwerken
We willen graag dat ze daar op “die hoge school” denken: “Ha fijn, daar is er weer een van De Mient uit Nieuwe Niedorp!