De visie en de beleidsuitgangspunten WMO gemeente Aalten zijn vertaald naar 6 Beleidsdomeinen en acties 2007-2011 Concept 1
14-11-2007 A. Schipper
1
1. Inleiding en verantwoording 1.1 Algemeen De Wet Maatschappelijke Ondersteuning is in de plaats gekomen van de Welzijnswet, de Wet Voorziening Gehandicapten en voor een deel uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten(de hulp bij het huishouden). De WMO is in zijn oorspronkelijke opzet een wet, die tot doel heeft meedoen mogelijk te maken voor iedereen. Mensen met een beperking kunnen rekenen op ondersteuning in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Gemeenten krijgen de vrijheid om te kijken welke voorzieningen zij daarvoor inzetten. Het beoogde resultaat ligt vast: zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, de weg ernaar toe (de voorziening)is nader te bepalen op grond van de invulling van het compensatiebeginsel en de uitwerking van samenhangend beleid. De doelgroep voor de WMO is: iedereen. Als het gaat om meedoen mogelijk maken voor iedereen is in feite de hele samenleving betrokken: hetzij om zelf mee te doen, hetzij om meedoen voor anderen mogelijk te maken. 1.2 Visie vertaald naar domeinen Voor de verdere uitwerking en inkleuring is de WMO-visie uitgewerkt in een 4-jarig beleidsplan. Richtinggevende beleidsvoornemens geven een concreter beeld, uiteindelijk moet duidelijk worden wat wordt opgepakt. Het gaat erom vast te stellen, wat er goed gaat, wat we zouden willen veranderen en vervolgens hoe we dat dan gaan doen. De WMO is voor 80% het handhaven of actualiseren van bestaand beleid en voor 20 % aanvulling van nieuw beleid. De bedoeling is om het beleid meer integraal te benaderen en op deze manier tussen beleidsterreinen verbindingen te leggen. De gemeenteraad wenst dat de 9 WMO prestatievelden in beleidsdomeinen (kerntaken) weergegeven worden. In deze notitie staat dit voornemen uitgewerkt (en is een afgeleide van het eerder gepresenteerde Wmo-schema met 4 kerntaken). 1.3 Samenloop met de Nota Volksgezondheid Gemeenten zijn verplicht om eens in de vier jaar een nota volksgezondheid vast te stellen. Hoewel de wettelijke basis verschilt, is er overlap. Immers de mate van gezondheid beïnvloedt het meedoen aan de samenleving. Ook andere zaken zoals leefstijl, openbare geestelijke gezondheidszorg, en jeugdgezondheidszorg hebben hun raakvlakken. In de regio Achterhoek werken de gemeenten samen met de GGD aan een regionale nota volksgezondheid 2007-2010. Het streven is tot integratie met het WMO traject te komen. De WMO geeft ook inzichten in de bouwopgave, indien een ieder zolang mogelijk zelfstandig moet kunnen wonen en zich zal “welbevinden” in de gemeente is dat ook te herleiden in de nota’s die zijn opgesteld in het kader van de Woonvisie. Er zijn overwegingen, waarop levensloopbestendig bouwen en het bieden van kwaliteit voorkomen, dat er in een later stadium dure woningaanpassingen moeten plaatsvinden. Voor de ontwikkeling van de nota Volksgezondheid zijn er 3 fasen. Fase 1: het verzamelen van gegevens voor de regionale nota. Fase 2: wat doen we al aan de verschillende thema’s en welke activiteiten en projecten zijn in de uitvoering (ook hier dus net als bij de WMO: waar staan we nu). Fase 3: welke keuzes maken we voor de komende vier jaar? Het streven is om te komen tot integratie van de beide trajecten, opdat WMO en Lokaal gezondheidsbeleid op elkaar aansluiten.
2
1.4 Niet alles tegelijk! Zowel in beleidsontwikkeling als in uitvoering kan niet alles tegelijk. De WMO is een brede wet. De bedoeling is dat de WMO-beleidsnota een interactief beleidsplan is, dat vraagt om zorgvuldigheid en goed overleg met partners/instellingen en burgers. Daarom is er voor gekozen om eerst een beleidsnota te maken met doelstellingen en prioriteiten, die vormen gezamenlijk de beleidsagenda. De beleidsnota is klaar en wordt interactief besproken. Op basis hiervan is het WMO beleid vertaald in zes domeinen. 1.5 Samenvattend Voor de verdere uitwerking en inkleuring wordt de WMO-visie en het 4-jarig beleidsplan concreet vertaald naar domeinen. Hierdoor wordt samenhang gerealiseerd. Het gaat erom vast te stellen, wat er goed gaat, wat we zouden willen veranderen en vervolgens hoe we dat dan gaan doen. De WMO is voor 80% het handhaven of actualiseren van bestaand beleid en voor 20 % aanvulling van nieuw beleid. De bedoeling is om het beleid meer integraal te benaderen en op deze manier tussen meer beleidsterreinen verbindingen te leggen. Keuzes maken: • Het is belangrijk om keuzes te maken: andere dingen te doen, en ook keuzes maken om dingen niet meer te doen. • Van belang is op strategisch niveau o tegengaan van versnippering, verbindingen leggen, actief netwerk vormen/onderhouden o participatie bevorderen; ook bij beleidsvoorbereiding o een sociaal vangnet vormen; (WMO, WWB, WSW, LGB) o aanboren van nieuwe financieringsbronnen; (mantelzorg en arbeid) o speerpunten integraal aanpakken. (domein benadering)
3
2 2.1 Van 9 prestatievelden naar 6 domeinen De WMO kent een onderverdeling in negen prestatievelden waarop beleid gemaakt moet worden onder de brede WMO-paraplu. Nu is de insteek om breder te kijken, namelijk ook naar wonen, werk en inkomen, onderwijs, veiligheid en gezondheid. Deze beleidsvelden hebben veel met de WMO te maken, en daarom betrekken we ze er van het begin af aan bij. Wij hebben gekozen voor een onderverdeling van de WMO die wij logischer en meer werkbaar vinden dan de indeling die de WMO voorstaat. We onderscheiden zes domeinen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Samen leven in buurt, dorp en wijk Opgroeien en ontwikkelen Mantelzorg en vrijwilligers Meedoen makkelijker maken Preventie, zorg en opvang Anders te werk (de gemeente als regisseur)
Het vervolg van dit hoofdstuk is gebaseerd op de domeinindeling. Per domein geven we aan hoe dit domein zich verhoudt tot de WMO, wat de bestemming is op dat domein en welke actiepunten we ondernemen.
4
2.2 Domein 1: Samen leven in wijk, dorp en buurt Betrokkenheid bij elkaar in de dorpen, wijken en kernen vergroten. Als we willen dat mensen naar elkaar omzien, is het nodig dat zij elkaar kennen. Wanneer mensen elkaar kennen zullen ze eerder elkaar helpen of een beroep durven doen op een buur. Ook kan zo dreigende vereenzaming worden opgemerkt en op tijd gestopt worden. Tot slot zal men elkaar ook eerder aanspreken op het leefbaar houden van de wijk/buurt/dorp als men elkaar kent. De WMO adviesraad geeft aan dat een cultuur omslag noodzakelijk is.
Wat willen we bereiken • • • •
Inwoners kennen elkaar, zijn betrokken bij de ander, voelen zich verantwoordelijk voor elkaar en zorgen voor elkaar. Inwoners en organisaties zijn actief betrokken bij hun woon- en leefomgeving en ervaren hun buurten en wijken als schoon, heel, veilig en leefbaar. Bekendheid met en gebruik van collectieve- en algemene voorzieningen die voor onze inwoners van belang zijn om zich te kunnen redden in de samenleving. Inwoners kunnen in de omgeving die zij verkiezen zelfstandig blijven wonen zo lang zij dat zelf willen. Er is voldoende passende woonruimte. Zij kunnen mee doen aan de samenleving
Het bovengenoemde wordt bepaald door vier dimensies: 1) elkaar kennen; 2) prettig met elkaar omgaan; 3) gezelligheid en saamhorigheid; en 4) je thuis voelen bij de bewoners van je buurt, dorp of wijk. Bouwstenen • • •
• •
Zorgen dat mensen elkaar kunnen blijven ontmoeten en daardoor bij elkaar betrokken blijven en zo het sociaal isolement voorkomen. Een verantwoord basispakket collectieve voorzieningen. Zorgen dat gemeente en burgers voorzieningen (diensten en activiteiten) vanuit wonen, welzijn en zorg zo (laten) regelen dat burgers zolang mogelijk de regie op hun eigen bestaan houden en zelfstandig kunnen blijven wonen. Zorgen voor een veilige woonomgeving. Zorgen voor voldoende geschikte woonruimte.
Actiepunten • • • •
Versterken leefbaarheid en samenhang tussen wonen, zorg en welzijn. Meedoen aan de uitwerking van woonservicezones. Uitwerken van de programma’s, die worden geformuleerd in het regionaal volksgezondheidsbeleid en verbinden met concrete acties. De speerpunten uit het woonplan realiseren..
Waar zijn we nu al concreet mee bezig: In Dinxperlo/Süderwick gaat per 01-10-2008 het centraal loket van start in het Bültenhaus. Dit loket wordt bemenst door o.a. de gemeente Bocholt, gemeente Aalten, Woningst. Dinxperlo, VIT-Oost Gelderland, Geheugenspreekuur, Caritas e.d. Tevens gaat van start de ontwikkeling van de woonzorgzone (WZZ) waarbij cliënten/burgerparticipatie de ingang is. Via bijeenkomsten van div groepen van burgers/cliënten wordt geïnventariseerd wat nodig is voor de ontwikkeling van de woonzorgzone.
5
Prestatieafspraken met woningcorporaties worden momenteel voorbereid.
6
2.3 Domein 2: Opgroeien en ontwikkelen Relatie tussen dit domein en de WMO Dit domein omvat in ieder geval prestatieveld 2 (Op preventiegerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden). Met het oog op een toekomstbestendige, WMO, lijkt het ons van belang om dit domein breder te maken. We willen werken aan een toekomst waarin burgers zoveel mogelijk op eigen kracht mee kunnen doen en zelfredzaam zijn en hun medeverantwoordelijkheid nemen in de samenleving. Jonge burgers kunnen daar niet vroeg genoeg mee geconfronteerd en in begeleid worden. We richten ons dus niet alleen op jeugd en gezinnen met een verhoogd risico op wat voor terrein dan ook, maar op alle jeugd en gezinnen. Dit is overigens niet iets dat we nu, met de WMO voor ogen, voor het eerst gaan doen. Dit gebeurt al jaren via het integraal jeugdbeleid en onder die noemer zullen we dat ook blijven doen, alleen zullen we op onderdelen de verbinding met de geest van de WMO wat nadrukkelijker gaan leggen. Waar staan we nu Ieder kind heeft het recht om zo probleemloos mogelijk op te groeien en zich te ontwikkelen tot een gezond, zelfstandig en zelfredzaam individu. Op lokaal niveau is een uitgebreid netwerk van voorzieningen en instellingen die hierin hun bijdrage leveren: het consultatiebureau, verloskundigen, kraamzorg, peuterspeelzaal en kinderopvang voor de kleinsten. De school en allerlei vormen van vrijetijdsbesteding voor jeugd en jongeren en zorgnetwerken om te voorkomen dat jongeren of gezinnen ontsporen en om problemen vroeg te signaleren, de jeugdgezondheidszorg.
Een van de kerndoelstellingen van het huidige kabinet is: “Alle kinderen moeten gezond en voorspoedig kunnen opgroeien in een veilige omgeving. En alle ouders, ook die geen problemen hebben, moeten met alle mogelijke opvoedvragen én voor hulp terecht kunnen bij een herkenbaar en laagdrempelig punt in de gemeente. Dat geldt ook voor de jeugd. Professionals die veel met kinderen en gezinnen werken moeten alert zijn en vroegtijdig signaleren of gezinnen hulp nodig hebben: kinderen mogen niet in de knel raken. Betere samenwerking, informatie-uitwisseling en coördinatie van hulp en zorg door en tussen instanties is hierbij cruciaal: één gezin, één plan. Als meerdere organisaties bij een gezin betrokken zijn, moet er één plan komen waarin wordt vastgelegd wie verantwoordelijk is voor de coördinatie van zorg.”
De vijf functies van het gemeentelijk jeugdzorgbeleid: • signaleren; • informatie en advies; • licht pedagogische hulp; • toeleiding naar (geïndiceerde) hulp; • zorgcoördinatie willen wij in samenhang uitvoeren. Daartoe wordt aan een (ondersteunende) structuur gebouwd. Op Achterhoeks niveau wordt dat weergegeven in een visiedocument voor het Centrum voor jeugd en gezin, dat momenteel wordt ontwikkeld. Wat willen we bereiken Gemeenten hebben de opdracht opgepakt om een integraal jeugd(zorg)beleid te voeren. Uitgangspunt hierbij is dat er gestreefd wordt naar een sluitende aanpak door middel van ketensamenwerking. In de ketenaanpak dienen de taakstellingen van overheden en het producten- en voorzieningenaanbod van instellingen (informatie/advies, hulp- en dienstverlening en zorg) aan elkaar gekoppeld te worden om de keten sluitend te maken. De keten zorgt vervolgens gezamenlijk voor het sturen, faciliteren, ondersteunen en realiseren van de kerndoelstelling van integraal jeugd(zorg)beleid: “opgroeien en ontwikkelen”, waardoor je kunt meedoen.
7
Wat gaan we doen • • • • • • •
Tot stand brengen van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) met bijzondere aandacht voor de 5 gemeentelijke functies preventief jeugdbeleid. Aanwezigheid van Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) voor alle leeftijdsgroepen. Invoering Elektronisch Kinddossier (EKD) in de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). Invoering Verwijsindex Risicojongeren (VIR) Zorg dragen voor Regionale aansluiting lokaal preventief jeugdbeleid en het jeugdzorgbeleid. Alcoholmatiging Jeugd in de Achterhoek. Bestrijden onderwijsachterstanden.
Ter toelichting CJG Voor opvoeders die vragen hebben of hulp kunnen gebruiken is het van belang dat ze weten waar ze moeten zijn. Verder zal deze ondersteuning laagdrempelig moeten zijn; het is voor de meeste mensen toch al een hele stap om hulp te vragen. Keren van tendensen van toenemend overgewicht, drank- en drugsgebruik en sociaal- emotionele problemen (samenhang met het lokale/regionale gezondheidsbeleid). Van belang is hier vroeg waarnemen, wijzen op de gevolgen, maar ook zoeken naar de oorzaken. De rol van opvoeders(ouders) is onmiskenbaar. Waar zijn we nu concreet mee bezig: CJG wordt niet eerder dan in 2009 opgepakt ivm taakverdelingen binnen de afdeling Welzijn/Onderwijs. Per 01-01-2011 dient wettelijk gezien, een dergelijk centrum te zijn gerealiseerd. In de regio worden wel de ontwikkelingen gevolgd. Een dergelijk CJG zou gekoppeld kunnen worden aan een breed Centraal Loket. (NB de huidige publieksconsulenten van het zorgloket hebben bij enige regelmaat situaties in gezinnen die met Multi problem te maken hebben. Zij ondernemen dan actie richting MP-team. Verder sluiten we wel aan bij de ICT-ontwikkeling zoals het Elektronisch Kinddossier (EKD). Alcoholmatiging: hiervan loopt momenteel een project met de jongeren-uitgaanscentra.
8
2.4 Domein 3: Mantelzorg en vrijwilligers Relatie tussen dit domein en de WMO Mantelzorg en vrijwilligerswerk, prestatieveld 4 in het bijzonder in zorg en welzijn, zijn twee belangrijke pijlers waar de WMO op rust. Het gaat immers om de zorg en inzet voor naasten. Mantelzorg staat voor een aantal waarden die het kabinet wil versterken in deze samenleving: medemenselijkheid, solidariteit met minder gezonde familieleden en buren, mensen die verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en voor hun omgeving. Mantelzorg Nederland telt 2,4 miljoen mantelzorgers. Zij zorgen meer dan acht uur per week, of langer dan drie maanden voor een hulpbehoevende oudere, gehandicapte of chronisch zieke naaste. Mantelzorgers worden geconfronteerd met allerlei knelpunten. De zorg is vaak moeilijk te combineren met een betaalde baan. De hoge extra kosten die mantelzorgers maken – bijvoorbeeld telefoon- en vervoerskosten – was tot voor kort nergens te verhalen. Vrijwilligers Ook vrijwilligers zijn onmisbaar in de civil society; zij worden ook wel het cement van de samenleving genoemd. Binnen de keten van ‘zelfzorg’ tot zorg door een professionele instelling spelen vrijwillige inzet en mantelzorg een grote rol. Vrijwilligerswerk is een eigen keuze. Vrijwilligerswerk is werk dat onverplicht en onbetaald wordt gedaan in georganiseerd verband ten behoeve van een ander of van de samenleving. Vrijwilligerswerk is niet vrijblijvend. Waar staan we nu Vrijwilligersbeleid is een lokale aangelegenheid. Het is voor het eerst dat vrijwilligersbeleid formeel is ingekaderd en wettelijk is verankerd. Voor de gemeente is het zaak op dit punt maatwerk te leveren en op eigen wijze invulling te geven. Mantelzorgondersteuning kent daarentegen ook nadrukkelijk bovenlokale aspecten. Immers, de vrijwillige thuiszorgorganisaties die ook mantelzorgondersteuning in hun takenpakket hebben, werken op regionaal niveau. Dat noodzaakt een afstemming tussen gemeenten én uitvoerende organisaties. Waar gaan we heen Het is van belang, dat een ieder op een volwaardige manier kan deelnemen aan de maatschappij, dat is de bedoeling van meedoen. Inwoners, die dat niet meer op eigen kracht kunnen, moeten terug kunnen vallen op ondersteuning vanuit de omgeving, sociale verbanden en/of organisaties. Inwoners zullen zich er bewust van zijn, dat er niet altijd een overheid of zorgaanbieder klaar staat, die op je past en voor je zorgt. Inwoners gaan eerst een beroep doen op “eigen kracht” en pas dan gaan zij gebruik maken van individuele voorzieningen. Wat gaan we doen om er te komen Zorgen dat de huidige en toekomstige vrijwilligers en mantelzorgers kunnen rekenen op goede, algemeen toegankelijke ondersteuningsfaciliteiten. Promoten van vrijwilligerswerk, waarbij waardering een rol speelt, waardoor vrijwilligers zich gewaardeerd en gesteund weten in hun werk. Voor mantelzorgers voldoende en makkelijk toegankelijke (onafhankelijke) ondersteuning realiseren. In het 4-jarig beleidsplan zijn de beleidsopgaven vastgesteld voor een ondersteuningsbeleid. Er is sprake van een bewustwordingsproces, mensen zullen actief deel moeten nemen aan de maatschappij, voorzover zij dat kunnen. Actief de ondersteuningsmogelijkheden onder de aandacht van mantelzorgers brengen.
9
Actiepunten • Verdergaan met de huidige ondersteuningsorganisaties. • Doorontwikkelen van de beleidsaanbevelingen uit het beleidsplan. • Ontwikkelen van ondersteuning van werkende mantelzorgers (innovatief).
Wat doen we nu concreet: De gemeente Aalten heeft vanuit de AWBZ, subsidiegelden doorgeschoven gekregen in de Wmo. Hieruit dienen o.a. de mantelzorg en vrijwilligersinitiatieven te worden gefinancierd. Zo’n initiatief is de VIT_OostGelderland die inmiddels een subsidieverzoek heeft voorgelegd. De VIT ondersteunt mantelzorgers in de thuissituaties middels consulenten en salonbijeenkomsten. In het loket is een fysiek steunpunt gevestigd. Regionaal worden gemeentelijke criteria vastgesteld waaraan een instelling moet voldoen om voor een subsidie in aanmerking te komen, teneinde regionaal werkende instellingen overeind te kunnen houden. Niet alle gemeenten voeren hetzelfde beleid, afhankelijk van de locale situatie en bestaande instellingen. T.a.v. vrijwilligersontwikkeling wordt op dit moment minder aandacht gegeven vanuit de gemeente ivm de personele bezetting (ouderschapsverlof). Verder is in ontwikkeling een klussendienst via de ISWI te Ulft (de stichting die voor Aalten de bijstand uitvoert) Kleinere klussen bij ouderen e.d. kunnen dan tegen lage vergoeding worden uitgevoerd. Dit komt ook ten goed aan mantelzorgers.
10
2.5 Domein 4: Meedoen makkelijker maken Relatie tussen dit domein en de WMO Dit domein bevat de verschillende prestatievelden die de centrale doelstelling van de WMO, namelijk meedoen, in het bijzonder voor de speciale WMO-doelgroepen, vergemakkelijken. Dan hebben we het over de prestatievelden 3 (informatie, advies en cliëntondersteuning, ofwel het WMO-loket), over prestatieveld 5 (bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren voor de bijzondere WMO-doelgroepen) en prestatieveld 6 (verlenen van voorzieningen gericht op behoud van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer). Het makkelijk maken van deelname aan het maatschappelijk verkeer houdt in dat we passende maatregelen treffen zodat de deelname aan sociale en recreatieve activiteiten en sport makkelijker wordt. Zo proberen we obstakels in de openbare ruimte, bij het gebruik van het openbaar vervoer en in openbare gebouwen zoveel mogelijk weg te nemen. Stimuleren dat men oog krijgt voor de ander Voordat je een beroep kunt doen op mensen om elkaar te helpen is het van belang dat mensen meer oog krijgen voor de behoeften van anderen. Iedereen zal betrokken worden bij de WMO, er is eigenlijk sprake van een levensloopbenadering. WMO is niet alleen voor ouderen, of alleen voor jongeren maar voor iedereen in elke levensfase. Een cultuuromslag is noodzakelijk. Waar staan we nu In 2006 is het beleid individuele compenserende voorzieningen vastgesteld, alsmede de verordening en het WMO besluit. Er is een aanbesteding geweest voor hulp in het huishouden. De uitvoering is neergezet (loket, verbreding indicatiestelling). In 2007 en daarna wordt het concept verder ontwikkeld en geoptimaliseerd. Waar gaan we heen Het is van belang, dat een ieder op een volwaardige manier kan deelnemen aan de maatschappij, dat is de bedoeling van meedoen. Het WMO-loket speelt hierin een belangrijke rol om inwoners de weg te wijzen naar het juiste antwoord op hun vraag. Een meer klantgerichte uitvoering, bevordering van collectieve voorzieningen boven individuele voorzieningen en behoud van voldoende keuzevrijheid staat ons voor ogen in de eerste 4-jarige beleidsperiode. Wat gaan we doen om er te komen Door middel van een plan van aanpak voor het loket wordt gewerkt aan het nader vormgeven van informatie en advies alsmede integrale indicering. Ook wordt de koppeling tussen vrijwilligersbeleid en mantelzorgondersteuning met de WWB. Actiepunten Uitvoeren van de beleidsvoornemens genoemd in het 4-jarig beleidsplan. 1. Verdere optimalisering en verbreding van het WMO-loket. 2. Voorlichting aan burgers t.a.v. verkrijgen diensten WMO-loket. 3. Koppeling WMO-loket met ontwikkeling Centrale publieksbalie. 4. Huisbezoeken intensiveren voor realisering integrale aanpak. 5. Koppeling leggen tussen vrijwilligersbeleid en mantelzorgondersteuning met Wet Werk en Bijstand WSW en vrijstelling van de arbeidsverplichting 6. Samenwerken van (vrijwillige) ouderenadviseurs van o.a. de ouderenbonden met de publieksconsulenten van het zorgloket.
11
2.6 Domein 5: Preventie, zorg en opvang Relatie tussen dit domein en de WMO Dit domein omvat in ieder geval de prestatievelden: 1. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 2. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ), met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 3. Verslavingsbeleid. Dit domein is in regionaal verband met de acht Achterhoekse gemeenten uitgewerkt. Waar staan we nu De gemeente werkt in Achterhoeks verband samen om zorg te dragen voor een goed vangnetstructuur. Er is al veel tot stand gebracht, maar er wordt gestreefd naar meer samenwerking en een sluitende keten. Waar gaan we heen Alle gemeenten zijn meer dan voorheen nadrukkelijk verantwoordelijk voor dak- en thuisloosheid, verslavingszorg, openbare geestelijke gezondheidszorg en huiselijk geweld (prestatievelden 7,8 en 9). Op deze prestatievelden hebben centrumgemeenten nog weer een bijzondere positie. De gemeente zal helder moeten maken wat haar verantwoordelijkheid is ten opzichte van de centrumgemeente. Basisstructuur De gemeente draagt zorg voor een goede basisstructuur waardoor er geen inwoners buiten de boot vallen. Mensen hebben onderdak, een inkomen en sociale contacten nodig. Zodra op een van deze terreinen een probleem ontstaat, dient in een gemeente een zorgstructuur voorhanden te zijn, waarbij men terecht kan voor hulp (als men er zelf niet meer uitkomt) of waaraan men kan deelnemen (bijvoorbeeld activiteiten in het buurthuis). De basiszorgstructuur moet zo zijn, dat het gesignaleerd wordt als inwoners in de problemen raken. Ook dient in de structuur een mogelijkheid aanwezig te zijn er op af te gaan, ‘outreachend’ de betreffende inwoner bezoeken en haar/zijn problemen in kaart te brengen en hulp te bieden bij het zoeken van een oplossing. We noemen dit een vangnetstructuur. Er-op-af Het er-op-af gaan is gericht op mensen die, ondanks de aanwezige basisstructuur zich niet weten te redden. Kenmerkend voor de OGGZ is dat er hulp wordt geboden aan inwoners, die er zelf niet om vragen. Wat gaan we doen om er te komen Het merendeel van de activiteiten wordt vormgegeven door centrumgemeenten. De beleidsontwikkeling zal in het vervolg in afstemming met de gemeente worden vormgegeven. Activiteiten vloeien hieruit voort. Zorg voor zorgmijders en kwetsbare groepen De centrumgemeenten hebben een belangrijke taak om een voldoende landelijk dekkend netwerk van voorzieningen te realiseren. De gemeente heeft ook een verantwoordelijkheid. Dit uit zich in een het hebben van een zorgstructuur waar kwetsbare burgers kunnen worden geholpen (vgl. netwerken jeugdbeleid). Ook activiteiten en een het actief opzoeken van de doelgroep horen hierbij. Signalering van deze groepen, door bijvoorbeeld woningbouwverenigingen, kerken en professionals in zorg, welzijn en politie is ook belangrijk. Deze signalen kunnen dan via de zorgstructuur hun weg vinden. Vroegtijdige aanpak is belangrijk om problemen, schulden, etc. niet te laten groeien tot onhanteerbare hoogte.
12
Verslavingspreventie Via de centrumgemeente is aan een basispakket voor verslavingspreventie vormgegeven. Ook is een regionaal plan alcoholmatiging in voorbereiding. Huiselijk geweld Geweld in de privé-sfeer is de meest voorkomende vorm van geweld in onze samenleving. De gemeente wil een actieve aanpak om het onderwerp huiselijk geweld aan te pakken. Gemeenten zijn verantwoordelijk geworden per 1 januari 2007 voor het voeren van beleid ten aanzien van huiselijk geweld is in samenspraak met instellingen. Kern van het beleid is dat de gemeente streeft naar een preventieve en pro-actieve houding ten aanzien van huiselijk geweld. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen. Dit wordt uitgevoerd door in een goede samenwerking van instellingen huiselijk geweld eerder op te sporen, te bestrijden en adequate hulp te organiseren. Actiepunten Het merendeel van de activiteiten in dit domein wordt ontwikkeld in samenwerking met de centrumgemeente. De actiepunten zijn in het OGGZ beleidskader en plan opgenomen met betrekking tot: • Maatschappelijke opvang • Bevorderen van participatie en zelfredzaamheid • Gelijke kansen en ontplooiingsmogelijkheden voor achterstandsgroepen.
13
2.7 Domein 6: Anders te werk (de gemeente als regisseur) Relatie tussen dit domein en de WMO In onze visie hebben we geconstateerd dat de WMO in feite een cultuuromslag vraagt. De kern van deze cultuurverandering is dat burgers (waar mogelijk) weer meer zichzelf en elkaar gaan helpen en minder op de overheid en zorgaanbieders moeten leunen. Alleen dan is het vangnet van voorzieningen betaalbaar en beschikbaar te houden voor die mensen die het echt nodig hebben. Als gemeente beseffen wij dan ook dat wij niet alleen nieuwe taken hebben gekregen met de WMO maar dat we, ten behoeve van de cultuuromslag, ook dingen anders moeten gaan doen. En dat geldt zeker niet alleen voor de gemeente, maar ook voor ons maatschappelijk middenveld van instellingen en organisaties, en ook voor burgers. Gemeente, organisaties en de samenleving moeten zichzelf in feite opnieuw uitvinden in het licht van de veranderende samenleving. Randvoorwaarden om de cultuuromslag te maken zijn: draagvlak, vertrouwen en experimenteerruimte, kunnen binden, betrokkenheid organiseren, mensen meer het gevoel geven dat ze nodig zijn enz. Waar staan we nu Huidige cultuur De WMO is mede ontstaan omdat de verzorgingsstaat een deel van de eigen kracht uit burgers heeft gehaald en bij problemen gemakkelijk wordt gewezen in de richting van de overheid. Dat is het vertrekpunt dat om een cultuuromslag vraagt. De burger onvoldoende in zicht In de huidige praktijk van het welzijns- en zorgbeleid richten we ons vaak (uitsluitend) op instellingen en georganiseerde belangenvertegenwoordigers. Als we bepaalde doelen nastreven doen we dat meestal via subsidieafspraken met instellingen. Dat werkt in veel gevallen goed maar we merken ook dat we daardoor niet alle burgers bereiken. Ook instellingen hebben immers zo hun vaste achterban/doelgroep. Juist die groepen die in beeld zouden moeten zijn worden niet altijd benaderd. Waar gaan we heen Samenwerking kan altijd beter Veel uitdagingen in de samenleving vragen om samenwerking tussen instellingen en burgers en instellingen onderling. Dat wil om allerlei redenen niet altijd zo lukken als we graag zouden willen. Bijvoorbeeld door belangentegenstellingen, tijd- of geldgebrek, gebrek aan leiderschap en regie. Uiteindelijk wordt hiermee de burger tekort gedaan: hij moet zelf de puzzel in elkaar zetten als hij hulp vanuit diverse instanties krijgt. Regie De regierol is een rol die gemeenten gemakkelijk wordt toegedicht. Nog te weinig wordt er bewust inhoud gegeven aan deze rol. Dat leidt ertoe dat alle verwachtingen over deze rol de ruimte krijgen, met het gevolg dat de regisseur nooit aan al die verwachtingen kan voldoen en dat teleurstelling is ingebakken. Hiertoe is een apart scenario opgesteld.
Wat gaan we doen om er te komen Samen beleid ontwikkelen In de aanloop naar het WMO-beleidskader zijn maatschappelijke partners en vooral ook de vraagkant van de WMO gevraagd mee te denken hoe aan de omvangrijke uitdaging die de WMO is, vorm en inhoud te geven. Vertegenwoordigers van de vraagkant zijn verenigd in de WMO adviesraad. Verleiden tot de dingen anders doen Willen we uiteindelijk de burger verleiden tot het anders doen van dingen, dan zullen ook de gemeente, instellingen en professionals dingen anders moeten doen. We willen zelf ‘het goede
14
voorbeeld’ geven in anders te werk gaan en hopen dat andere organisaties dat ook doen. Willen instellingen en organisaties dit ook creëren en krijgen zij daartoe de ruimte? Via interactief werken kunnen andere manieren van werken en van samenwerken worden uitgedacht en vormgegeven. Van gelijkheid naar maatwerk Was het kernbegrip in de uitbouw van de verzorgingsstaat gelijkheid; in de toekomst is het kernbegrip verschil kunnen maken meer gepast en haalbaar. Verschil kunnen maken betekent maatwerk, kijken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de persoon in kwestie. Het tekort voor ‘zo gewoon mogelijk meedoen aan de samenleving’ wordt gecompenseerd, conform de strekking van de compensatieplicht in de WMO. Het uitgangspunt van maatwerk betekent wat voor het beleid, voor het gedrag van mensen en van organisaties, voor de vraag en het aanbod en uiteindelijk ook voor het prijskaartje. Attitudeverandering nodig Als we er in slagen om de eigen kracht van de samenleving te herontdekken en te benutten kunnen we zeker spreken van een attitudeverandering. Het gaat om een houding (attitude) van herkenning, erkenning, respect en vertrouwen. Een houding, die binding en samenhang bevordert en die het verantwoordelijkheidgevoel bij alle partijen stimuleert in lijn met de nieuwe rolverdeling. Een manier van werken, die ruimte geeft en burgers en organisaties stimuleert om zelf initiatieven te nemen. Minder ieder voor zich, meer “Wij met ons”, als alternatieve uitleg voor de afkorting WMO. Startpunt is eigen kracht, zwaartepunt bij de burgerparticipatie en de gemeente zorgt in ieder geval voor het vangnet. De WMO legt de nadruk op brede participatie; de letter van de wet richt zich meer op de individuele voorzieningen. Voor beide nemen we als startpunt eigen kracht. Zelf doen en zelf betalen voorkomt afhankelijkheid van de overheid. Het verwerven en behouden van een stabiele eigen positie vormt de eerste uitdaging. Waar de eigen kracht tekort schiet, is ondersteuning nodig. Ondersteuning in eerste instantie door de eigen omgeving, in tweede instantie door de bredere omringende samenleving en in de laatste plaats voor de gemeente. De zekerheid bieden dat er een goed vangnet is, zien wij als de gemeentelijke kerntaak in de WMO. Tezamen met het invulling geven aan de regierol in beleid. Dit komt neer op: • • •
Faciliteren en stimuleren van maatschappelijke initiatieven waarbij eigen kracht wordt gestimuleerd. Vanuit onze overzichtpositie en verantwoordelijkheid voor het algemeen belang, initiatieven stimuleren, samenwerking bevorderen en randvoorwaarden creëren om betrokken partners hun medeverantwoordelijkheid te laten nemen en te laten invullen. Optreden als spelverdeler, coach, aanjager.
15