Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020
Vertaling visie naar doelstellingen en acties
1
Inhoudstafel 1
Integrale benadering ................................................................................................... 4 1.1 Toegankelijkheid van dienstverlening en zorg ......................................................... 4 1.1.1 Omgevingsanalyse kwantitatief ........................................................................ 4 1.1.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .......................................................................... 4 1.1.3 Visie ................................................................................................................. 4 1.1.4 Strategische doelstelling (SD) .......................................................................... 5 1.1.5 Operationele doelstellingen .............................................................................. 5 1.2 Participatie .............................................................................................................. 7 1.2.1 Omgevingsanalyse kwantitatief ........................................................................ 7 1.2.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .......................................................................... 7 1.2.3 Visie ................................................................................................................. 7 1.2.4 Strategische doelstelling .................................................................................. 8 1.2.5 Operationele doelstellingen .............................................................................. 8 1.3 Sensibilisering ......................................................................................................... 9 1.3.1 Omgevingsanalyse kwantitatief ........................................................................ 9 1.3.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .......................................................................... 9 1.3.3 Visie ................................................................................................................. 9 1.3.4 Strategische doelstelling .................................................................................10 1.3.5 Operationele doelstellingen .............................................................................10
2
Levensdomeinen ........................................................................................................11 2.1 Inkomen .................................................................................................................11 2.1.1 Omgevingsanalyse kwantitatief .......................................................................11 2.1.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .........................................................................11 2.1.3 Visie ................................................................................................................11 2.1.4 Strategische doelstelling .................................................................................14 2.1.5 Operationele doelstellingen en acties..............................................................14 2.2 Wonen....................................................................................................................15 2.2.1 Omgevingsanalyse kwantitatief .......................................................................15 2.2.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .........................................................................15 2.2.3 Visie ................................................................................................................15 2.2.4 Strategische doelstelling .................................................................................15 2.2.5 Operationele doelstellingen en acties..............................................................15 2.3 Werken en activering..............................................................................................16 2.3.1 Omgevingsanalyse kwantitatief .......................................................................16 2.3.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .........................................................................16 2.3.3 Visie ................................................................................................................16 2.3.4 Strategische doelstelling .................................................................................16 2.3.5 Operationele doelstellingen en acties..............................................................16 2.4 Leren......................................................................................................................17 2.4.1 Omgevingsanalyse kwantitatief .......................................................................17 2.4.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .........................................................................17 2.4.3 Visie ................................................................................................................17 2.4.4 Strategische doelstelling .................................................................................17 2.4.5 Operationele doelstellingen en acties..............................................................17 2.5 Sociale relaties en vrije tijd .....................................................................................18 2.5.1 Omgevingsanalyse kwantitatief .......................................................................18 2.5.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .........................................................................18 2.5.3 Visie ................................................................................................................18 2.5.4 Strategische doelstelling .................................................................................18
2
2.5.5 Operationele doelstellingen en acties..............................................................18 2.6 Fysieke en geestelijke gezondheid.........................................................................19 2.6.1 Omgevingsanalyse kwantitatief .......................................................................19 2.6.2 Omgevingsanalyse kwalitatief .........................................................................19 2.6.3 Visie ................................................................................................................19 2.6.4 Strategische doelstelling .................................................................................19 2.6.5 Operationele doelstellingen en acties..............................................................19
3
Kinderarmoede ...........................................................................................................20 3.1 Omgevingsanalyse kwantitatief ..............................................................................20 3.2 Omgevingsanalyse kwalitatief ................................................................................20 3.3 Visie .......................................................................................................................21 3.4 Strategische doelstelling ........................................................................................22 3.5 Operationele doelstellingen en acties.....................................................................22
3
We streven er dus naar de sociale grondrechten te realiseren voor mensen die nu in armoede leven, zodat zij een menswaardig leven krijgen. Hiervoor is een integrale benadering noodzakelijk.
1 Integrale benadering 1.1 Toegankelijkheid van dienstverlening en zorg
1.1.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS in te voegen
1.1.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
1.1.3 Visie Elke Gentenaar heeft recht op maatschappelijke dienstverlening, die er voor moet zorgen dat zijn recht op een menswaardig leven verzekerd wordt. Niet iedereen vindt echter even makkelijk toegang tot deze dienstverlening. We maken de dienstverlening en zorg daarom toegankelijker en hebben daarbij prioritaire aandacht voor kansarmen. De dienstverlening op al deze levensdomeinen moet toegankelijk zijn en dit kan gescreend worden o.b.v. de “5 B’s”: bereikbaar, beschikbaar, betaalbaar, bruikbaar en begrijpbaar. Waar mogelijk, maken we de dienstverlening pro-actief. Dit betekent dat niet de rechthebbende maar de gemeenschap initiatieven neemt om de rechthebbende te bereiken en zelfs rechten toe te kennen. Alle Gentenaren hebben zowel rechten als plichten. We blijven dan ook verwachtingen stellen aan alle Gentenaren in armoede. We begeleiden en ondersteunen hen om niet alleen hun rechten uit te putten, maar ook om hun plichten te volbrengen. Een hulp- en dienstverlening die zich richt op Gentenaars in (kans)armoede moet opgebouwd worden vanuit een kennis over (kans)armoede en de mechanismen die werkzaam zijn bij deze individuen, in gezinnen; in buurten, in de stad…. Vanuit die kennis kunnen we een begeleiding aanbieden op maat van de noden van de mensen in armoede. Hulp- en dienstverleners kunnen dan met de meest gepaste attitudes en vaardigheden zowel preventief als curatief werken.
4
We blijven Gentenaren in armoede kansen en begeleiding geven; ook indien zij zelf de hulpverlening de rug toekeren. “Zorgwekkende zorgvermijders1” laten we niet los maar benaderen we outreachend2 en vindplaatsgericht3. ..We passen m.a.w. onze werkwijze en methodieken aan op basis van de noden van de Gentenaars in armoede zodat zij steeds de meest passende hulp- of dienstverlening krijgen.
1.1.4 Strategische doelstelling (SD) 1. Mensen in armoede hebben een betere toegang tot de sociale dienstverlening en hun sociale rechten.
1.1.5 Operationele doelstellingen 1.1. Gentenaars in armoede zijn beter geïnformeerd over hun sociale rechten Acties: 1.1.1. Stad en OCMW bouwen samen een netwerk van sociale infopunten uit 1.1.2. We optimaliseren de verspreiding van informatie over sociale rechten (via informatieschermen, gerichte infocampagnes, …) 1.1.3. We bemiddelen bij de Vlaamse Overheid voor een toegankelijke Rechtenverkenner en promoten het gebruik ervan 1.2. We continueren en optimaliseren de algemene 1ste lijns dienst- en hulpverlening, zodat elke persoon met een armoedeprobleem die begeleiding vraagt, begeleiding krijgt. 1.2.1. We optimaliseren de werking van de onthaaldiensten van de OCMW welzijnsbureaus. 1.2.2. OCMW implementeert zijn visie op versterkende methodiek bij al zijn hulpverleners 1.3. We sporen Gentenaars in armoede actief op en benaderen ze opdat ze hun sociale rechten uitputten Acties: 1.3.1. We zetten sociale gidsen in bij het uitputten van rechten 1.3.2. We ondersteunen initiatieven om mensen in armoede op te sporen
1
mensen die een hoge nood aan zorg hebben, maar omwille van allerlei redenen (bijvoorbeeld geen ziekteinzicht, wantrouwen t.a.v. hulpverleners,...) bewust of onbewust het contact met hulpverleners of zorg vermijden. 2 De hulpverlener reikt uit naar de cliënt, zet zelf actief stappen richting cliënt 3 De hulpverlener verplaatst zich fysiek naar de plaatsen waar de cliënt zich bevindt. Dit kan ook preventief zijn: de hulpverlener bezoekt plaatsen waar regelmatig cliënten komen.
5
1.4. Gentenaars in armoede krijgen sociale rechten maximaal automatisch toegekend Acties: 1.4.1. Stad en OCMW kennen maximaal hun sociale rechten en voordelen automatisch toe 1.4.2. We stimuleren en ondersteunen het automatisch toekennen van bovenlokale sociale rechten 1.5. Departementen Stad en OCMW maken de dienstverlening waarvoor ze verantwoordelijk zijn toegankelijker voor mensen in armoede. 1.5.1. We stimuleren de aandacht voor (toegankelijkheid van) mensen in armoede binnen de departementen en het management van de Stad. We doen dit o.a. via het regisseursoverleg lokaal welzijnsbeleid, de uitbouw van een netwerk van aandachtsambtenaren en het loket en onthaalbeleid binnen Stad en OCMW. 1.5.2. We werken verbetervoorstellen uit a.d.h.v. de toepassing van de toegankelijkheidsscan van het VVSG . 1.5.3. We werken verbetervoorstellen uit in het kader van het project’ lokaal proactief handelen’ 1.5.4. We centraliseren de informatie over armoedebestrijding in Gent op de site van OCMW / lokaal welzijnsbeleid. 1.6. We verkleinen de digitale kloof waarmee mensen in armoede geconfronteerd worden. 1.6.1. wordt aangevuld met acties “digitaal talent” naar mensen in armoede
6
1.2 Participatie
1.2.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS in te voegen
1.2.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
1.2.3 Visie Mensen die leven in kansarmoede hebben vaak gevoelens van machteloosheid. Ze hebben het gevoel zelf weinig aan hun situatie te kunnen veranderen en geloven vaak dat wat gebeurt weinig of niets met het eigen handelen te maken heeft. Ze denken al helemaal geen invloed te hebben op de maatschappij waarin ze leven. Ze leggen de oorzaak van wat gebeurt buiten zichzelf. Deze gevoelens van gebrek aan controle beginnen reeds in de kindertijd. Ze missen met andere woorden het gevoel dat ze een invloed hebben op hun omgeving. We vinden het belangrijk dat armen en deskundigen participeren aan het beleid, omdat: •
de kwaliteit van het beleid zo kan verbeteren. Armen kunnen fungeren als “toetssteen” voor toegankelijkheid van diensten. Wat voor de zwaksten goed is, kan immers ook veel anderen ten goede komen. Deskundigen kunnen hun wetenschappelijke of professionele ervaring inbrengen.
•
we zo sociale uitsluiting tegengaan en empowerment stimuleren (mensen in armoede versterken). Wanneer armen zich inzetten om beleidsvoorstellen te doen, kunnen ze wegkomen uit een positie van “ontvanger” en afhankelijke.
Hulpverleners die met armen werken, moeten proberen om de gevoelens van machteloosheid te doorbreken. We blijven rekening houden met het verleden, maar de oorzaken zoeken in het verleden mag geen doel op zich zijn. Er moet gedacht worden aan de toekomst. We leren mensen in armoede dat we zelf invloed hebben op het heden en de toekomst en dat het verleden niet allesbepalend is. Door mensen te laten participeren aan de hulpverlening, spelen we in op hun gevoelens van machteloosheid en geven hen de tools om mee controle te hebben over hun eigen situatie
7
1.2.4 Strategische doelstelling 2. Mensen in armoede en deskundigen hebben invloed op het lokale beleid dat gevolgen heeft voor mensen in armoede.
1.2.5 Operationele doelstellingen 1.7. Bij het ontwikkelen van beleid en dienstverlening, houden Stad en OCMW rekening met mensen in armoede. Acties: 1.7.1. We ontwikkelen een armoedetoets die het nieuwe beleid van het lokaal bestuur indien nodig toetst aan de effecten voor mensen in armoede. We stemmen hierbij af met andere thematische toetsen (gezondheid, jeugd) 1.7.2. OCMW bouwt haar klantenparticipatie verder uit tot een volwaardig beleidsadviserend orgaan binnen het OCMW 1.7.3. We bouwen een databank uit met een overzicht van bestaande (beleids)adviezen en thematische werkstukken van de lokale actoren (koppeling dienst archief OK) 1.7.4. De armoedeverenigingen werken actief mee aan de opmaak, uitvoering en evaluatie van het armoedebeleidsplan. 1.7.5. We brengen ervaringsdeskundigen die in Gent werken samen en versterken hun inbreng bij het overbruggen van de “missing link” tussen kansarmen en middenklasse. 1.7.6. Het OCMW werkt een voorstel uit hoe het Stadsbestuur opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede kan inzetten. 1.7.7. Mensen in armoede nemen meer deel aan de participatietrajecten die de gebiedsgerichte werking (GGW) organiseert 1.8. Stad en OCMW betrekken professionelen in hun (armoede)beleid en houden maximaal rekening met hun adviezen. Acties: 1.8.1. We bouwen het academisch Armoedeforum verder uit tot een volwaardige advies- en beleidsvoorbereidende groep academici/onderzoekers 1.8.2. We bouwen het Armoedeforum werkveld verder uit tot een volwaardig adviesen beleidsvoorbereidende groep vertegenwoordigers uit het werkveld. 1.8.3. We oefenen invloed uit op de hogere (Vlaamse en federale) overheden door input te geven aan de signalenprocedure van het inclusief welzijnsbeleid.
8
1.3 Sensibilisering
1.3.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS in te voegen
1.3.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
1.3.3 Visie Terwijl in de jaren ’70 de maatschappelijke oorzaken van armoede veel aandacht kregen, is die aandacht de laatste 20 jaar verschoven naar de verantwoordelijkheid en/of schuld van de arme aan zijn eigen situatie. Het maatschappelijk draagvlak om middelen aan armoedebestrijding te besteden, staat onder druk. De economische crisis maakt mensen (binnen de huidige verdeling van middelen) onzeker over hun eigen bestaanszekerheid en soms minder open voor herverdeling van middelen naar mensen in armoede. Daarbij komt dat mensen in armoede meer en meer behoren tot etnisch culturele minderheden. Zeker met de recent naar Gent gemigreerde mensen bestaan er nog minder sterke solidariteitsbanden. Zo lang we armoede enkel bekijken als de “schuld” van de “andere”, kunnen we het niet succesvol bestrijden. Om dit te doen, is een veelheid aan maatregelen en middelen nodig vanuit verschillende sectoren (politiek, economisch, cultureel,…) en individuen. We moeten werken aan maatschappelijke oorzaken (toegankelijkheid vergroten) én met de persoon in armoede (zelfredzaamheid vergroten) én op alle levensdomeinen (integraal): inkomen, werken, wonen,…. Armoedebestrijding is maw niet alleen een zaak van de welzijnssector, armoedebestrijding is een zaak van iedereen. Om deze veelheid aan maatregelen en inzet op diverse niveaus te realiseren en middelen hiervoor te mobiliseren, is een breed maatschappelijk draagvlak nodig. Het moet in dit opzicht ook duidelijk zijn dat de maatregelen effectief gaan naar deze mensen die het echt nodig hebben en dat misbruiken niet toegestaan worden. Alleen als alle spelers zich voldoende bewust zijn over inhoud, omvang en oorzaken van armoede en hierbij een rol willen opnemen, kunnen we een voldoende verschil maken. Door breed te sensibiliseren roepen we Gent op om samen een vuist te maken tegen armoede.
9
1.3.4 Strategische doelstelling 3. We vergroten het maatschappelijk draagvlak bij Gentenaars om armoede te bestrijden op verschillende domeinen en niveaus.
1.3.5 Operationele doelstellingen 1.9. We vergroten het draagvlak bij inwoners van Gent om armoede te bestrijden Acties: 1.9.1. We werken een sensibiliseringscampagne uit naar de brede bevolking, oa via bekende Gentenaars die een rol als ambassadeur opnemen . 1.9.2. We betrekken gericht het middenveld en de ‘harde sectoren’ 1.9.3. We zetten nieuwe sociale media in. 1.9.4. OCMW Gent geeft informatie over hoe het verzekert dat steun terecht komt bij degenen die er recht op hebben en hoe het sociale fraude vermijdt. 1.10. We vergroten de motivatie van mensen in armoede en geïnteresseerden om samen armoede te bestrijden. Acties: 1.10.1. We organiseren mobiliserende acties op en rond 17 oktober, de werelddag van verzet tegen extreme armoede. Het lokaal bestuur heeft hierbij een voorbeeldfunctie 1.10.2. We stimuleren de Gentse burger om mee acties op te zetten en uit te voeren ihkv de strijd tegen armoede. We brengen ‘vraag’ en ‘aanbod’ samen 1.10.3. We werken vormende en activerende acties uit naar serviceclubs en mogelijke andere sponsors. 1.11. We vergroten het inzicht in de kenmerken en oorzaken van kansarmoede bij studenten en professionelen. Acties: 1.11.1. We organiseren en stimuleren sensibiliseringsacties in (hoge)scholen 1.11.2. We organiseren en stimuleren vormingen naar professionelen zoals onderwijzers, loketbedienden, basiswerkers,… 1.11.3. We organiseren een studiedag of input over armoedebestrijding in de sociale trefdag Gent
10
2 Levensdomeinen Kansarmoede is een multicomplexe problematiek :Er is een opeenstapeling van problemen op verschillende levensdomeinen die verstrengeld zijn met elkaar en elkaar continu en wederzijds beïnvloeden en versterken. Om armoede te bestrijden, moeten we toegankelijkheid op al deze levensdomeinen vergroten. Ook hulpverleners die mensen in armoede begeleiden naar zelfredzaamheid, moeten een brede integrale kijk hebben op alle levensdomeinen. Daardoor krijgen we inzicht in de aard van de interactiesystemen, de verschillende contexten waarbinnen de interactie gebeurt: gezin, buurt, werk, levensgeschiedenis, sociale context en de wisselwerking tussen het individu en zijn omgeving.. Hieronder staan de levensdomeinen waarop we willen inzetten.
2.1 Inkomen 2.1.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS en BI OCMW in te voegen
2.1.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
2.1.3 Visie Armoede is vaak meer dan een tekort aan financiële middelen. Om uit armoede te geraken, is het hebben van voldoende financiële middelen echter een – noodzakelijke maar vaak niet voldoende - voorwaarde. Pas wanneer je over een stabiel inkomen beschikt dat even hoog ligt als de budgetstandaard kan je problemen op andere levensdomeinen duurzaam oplossen. De Belgische minimumuitkeringen liggen echter onder deze budgetstandaard. In die zin is de doelstelling van de RMI-wetgeving, het voorzien in de mogelijkheid van een menswaardig bestaan, niet bereikt. Om armoede te bestrijden, moeten de minimumuitkeringen dus verhogen. Aangewezen is dat ook de laagste netto minimumlonen verhogen, zodat het financieel loont om te gaan werken. De hefbomen om inkomens te verhogen liggen vooral op hogere beleidsniveaus. Financiële armoede bestrijden op lokaal niveau blijft dus steeds aanvullend. Daarom blijven we het probleem van inkomens beneden de budgetstandaard signaleren aan de bevoegde beleidsniveaus.
11
De vergelijking van deze budgetstandaard met de mogelijkheid om met een leefloon volwaardig maatschappelijke te participeren (zie figuur 1) leert dat bij private huur het leefloon per definitie onder de budgetstandaard. Bij sociale huur verandert het beeld, dan is bij alleenstaanden en eenoudergezinnen met kinderen de minimuminkomensbescherming meestal gelijk aan of iets hoger dan de budgetstandaard (Storms, 2012). Bij koppels en bij koppels met kinderen is dit lager. Figuur 1: Belgische referentiebudgetten en minimuminkomens, 2012: leefloon en minimumwerkloosheidsuitkering.
Bron: Storms, 2012 De vergelijking met het minimuminkomen (zie figuur 2) toont een gelijkaardig beeld. Bij sociale huur is het minimuminkomen hoger of ongeveer gelijk aan de budgetstandaard. Bij private huur is dit voor alleenstaanden hoger maar verandert het beeld voor alleenstaanden met kinderen, koppels en koppels met kinderen. Let op: dit betekent niet dat personen die sociaal huren niet in armoede kunnen leven. De cijfergegevens tonen de impact van private en sociale huur op het inkomen en duiden op het belang van sociale huisvesting bij gezinnen die leven met een minimuminkomen (Storms en Vandenbosch, 2009).
12
Figuur 2: Belgische referentiebudgetten en minimum-inkomens, 2012: minimumloon.
Bron: Storms, 2012
We streven naar empowerment van mensen zodat ze zelfstandig hun inkomen kunnen beheren. Daarom geven we ook de voorkeur aan het voorzien van een voldoende inkomen boven het verlenen van materiële hulpverlening onder de vorm van voedselpakketten. Gezien echter de te lage inkomens en binnen de huidige economische crisis, vervullen organisaties die voedsel bedelen momenteel een belangrijke lenigende rol. Zo lang de minimuminkomens te laag zijn voor een menswaardig leven, moeten we een “2de spoor” lopen door organisaties die voedselhulp voorzien te ondersteunen. Deze organisaties kunnen tegelijkertijd belangrijke informatie leveren over mensen in armoede en de drempels die zij ervaren. We stimuleren dat mensen in armoede zelf mee de organisatie van deze materiële dienstverlening in de hand nemen. Waar mogelijk, verkiezen we inkomensgerelateerde tarieven boven gratis diensten.
13
2.1.4 Strategische doelstelling 4 Gentenaars beschikken over een budget dat hen beter toelaat een menswaardig leven te leiden.
2.1.5 Operationele doelstellingen en acties 1.12. Actieve rechtenbenadering (zie SD1: 1. Mensen in armoede hebben een betere toegang tot de sociale dienstverlening en hun sociale rechten.) 1.13. We streven er naar de aanvullende financiële hulp die het OCMW Gent verleent, te verhogen richting budgetstandaard, met prioritaire aandacht voor ouders. 1.14. We signaleren verder aan de federale overheid dat de laagste uitkeringen niet volstaan voor een menswaardig leven. 1.15. We stimuleren acties ter preventie van overmatige schuldenlast 1.15.1. opnemen doelstelling/acties van CAW 1.16. We ondersteunen projecten waarin voedseloverschotten gerecupereerd worden op een manier die mensen in armoede empowert. 1.17. We verhogen het aanbod van inkomensgerelateerde dienstverlening in bv sociale restaurants of karweien aan huis.
14
2.2 Wonen 2.2.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS in te voegen
2.2.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
2.2.3 Visie -
wonen en woonomgeving nieuwe visie Stuurgroep dak- en thuisloosheid in te voegen
2.2.4 Strategische doelstelling 5. We vergroten de toegankelijkheid van een kwaliteitsvolle woning voor mensen in armoede.
2.2.5 Operationele doelstellingen en acties 1.18. Wonen en woonomgeving verwijzen naar beleidsplan wonen – doelstelling en acties naar mensen in armoede 1.19. Dak- en thuisloosheid verwijzen naar doelstellingen Stuurgroep dak- en thuisloosheid 1.20. verder acties stimuleren mbt toegankelijkheid van wonen voor mensen in armoede 1.21. eventueel aanvullende acties ontwikkelen om mensen in armoede te versterken op het vlak van wonen
15
2.3 Werken en activering 2.3.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS en BI OCMW in te voegen
2.3.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
2.3.3 Visie We vinden sociale activering belangrijk om maatschappelijke participatie te verhogen en sociaal isolement te doorbreken. Sociale activering betekent het ondernemen van maatschappelijke zinvolle activiteiten die eventueel een eerste stap zijn op weg naar betaald werk . Verder uit te werken
2.3.4 Strategische doelstelling 6. We vergroten de toegankelijkheid van werk en activering voor mensen in armoede.
2.3.5 Operationele doelstellingen en acties 1.22. verwijzen naar beleidsplan werk – doelstelling en acties naar mensen in armoede 1.22.1. sociale restaurants als “buurtankers” 1.23. verder acties stimuleren mbt toegankelijkheid werken en activering voor mensen in armoede 1.24. eventueel aanvullende acties ontwikkelen om mensen in armoede te versterken op het vlak van werken en activering
16
2.4 Leren 2.4.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS in te voegen
2.4.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
2.4.3 Visie Onderwijs is een belangrijke hefboom om uit de armoede te komen. Dit geldt niet alleen voor kinderen in armoede, maar ook voor volwassenen in armoede. We moeten kansen creëren voor volwassenen om via dit levensdomein zich verder te ontwikkelen, ontplooiien, de Nederlandse les te leren, zich te herscholen,... Verder uit werken
2.4.4 Strategische doelstelling 7. We vergroten de toegankelijkheid van leren voor mensen in armoede.
2.4.5 Operationele doelstellingen en acties 1.25. verwijzen naar beleidsplan onderwijs en geletterdheid – doelstelling en acties naar mensen in armoede 1.26. verder acties stimuleren mbt toegankelijkheid van leren voor mensen in armoede 1.27. eventueel aanvullende acties ontwikkelen om mensen in armoede te versterken op het vlak van leren
17
2.5 Sociale relaties en vrije tijd 2.5.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS in te voegen
2.5.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
2.5.3 Visie Bij kansarmen is er vaak sprake van een verstoorde verbintenis…met zichzelf, met anderen, met de maatschappij, met de toekomst. Er is een combinatie van persoonlijke, relationele en maatschappelijke kwetsbaarheid, zodat er moeilijk nieuwe bindingen van betekenis ontstaan. Het is belangrijk bij armoedebestrijding deze dynamieken te erkennen en er op in te spelen. Kansarmen verbinding laten maken met anderen (sociale relaties), met organisaties (vrije tijd), met de maatschappij en met zichzelf pakt een veel fundamenteler probleem aan dan enkel de toeleiding naar een stukje cultuur of een sportactiviteit . Verder uit te werken
2.5.4 Strategische doelstelling 9. We vergroten de toegankelijkheid van kwaliteitsvolle relaties en vrije tijd voor mensen in armoede.
2.5.5 Operationele doelstellingen en acties 1.28. verwijzen naar beleidsplannen cultuur, sport, vrijetijdsparticipatie… – doelstelling en acties naar mensen in armoede 1.29. verder acties stimuleren toegankelijkheid sociale relaties en vrije tijd voor mensen in armoede 1.30. eventueel aanvullende acties ontwikkelen om mensen in armoede te versterken op het vlak van sociale relaties en vrije tijd.
18
2.6 Fysieke en geestelijke gezondheid 2.6.1 Omgevingsanalyse kwantitatief deel ABIS (+ Gentgezondestad)in te voegen
2.6.2 Omgevingsanalyse kwalitatief bestaande input werkveld en doelgroep in te voegen
2.6.3 Visie Overnemen uit visienota Gentse gezondheidsraad
2.6.4 Strategische doelstelling 9. We vergroten de toegankelijkheid van een goede fysieke en geestelijke gezondheid voor mensen in armoede.
2.6.5 Operationele doelstellingen en acties 1.31. verwijzen naar gezondheidsbeleidsplan – doelstelling en acties naar mensen in armoede 1.32. verder acties stimuleren mbt toegankelijkheid gezondheid voor mensen in armoede 1.33. eventueel aanvullende acties ontwikkelen om mensen in armoede te versterken op het vlak van gezondheid
19
3 Kinderarmoede 3.1 Omgevingsanalyse kwantitatief Stuk Eric (K&G, onderwijs, minderjarigen OCMW) OCMW Gent geeft intensieve integrale gezinsbegeleiding aan gezinnen met een multiproblematiek. Bij deze 127 meest kwetsbare gezinnen zijn van de: •
86% alleenstaande ouders
•
57% van de ouders heeft een psychiatrische problematiek
•
30% een mentale beperking
•
30% een verslavingsproblematiek.
3.2 Omgevingsanalyse kwalitatief nog verder aan te vulen met bestaande input werkveld en doelgroep We zien een stijging in het aantal kinderen in armoede. In een kwalitatieve analyse is het echter belangrijk om te benadrukken dat het fenomeen van “nieuwe armen”, bvb alleenstaande ouders met een kind die het financieel moeilijk krijgen toch nog andere doelstellingen vragen in de strijd tegen kinderarmoede dan een kind dat opgroeit bij een alleenstaande ouder, maar ook in een situatie van kansarmoede zit of dat er zelfs sprake is van generatiearmoede. Raeymaeckers en Dierckx (2010) plaatsten kinderwelzijn in België in Europees perspectief. Deze vergelijking rangschikte België op (slechts) de 16e plaats binnen Europa. Vooral de grote ongelijkheid in het onderwijssysteem en de gezondheidszorg blijken hier invloed op uit te oefenen. Wat de gezondheidszorg betreft, wordt immers net meer ‘risicogedrag’ waargenomen bij de lagere sociaal-economische groepen. Hogere gezondheidsrisico’s bij deze groepen gaan gepaard met een minder toegankelijke gezondheidszorg bvb. door de kostprijs verbonden aan medische verzorging. Een ongeboren kind in armoede heeft een verhoogd risico op perinatale mortaliteit, een verhoogd risico op vroeggeboorte en krijgt ongezonde hoge niveaus van negatieve stresshormonen. Dit heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel en de hersenen. Op lange termijn is er een verhoogde kans op fysieke en mentale gezondheidsproblemen. De cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind wordt negatief beïnvloed door een cumulatie van risicofactoren in armoede zoals slechte huisvesting, blootstelling aan schadelijke stoffen (schimmels, CO,...), familiale instabiliteit, gebrek aan kwaliteitsvolle voeding,… Kinderen in armoede zijn vaker ziek en blijven vaker thuis van school. Er ontwikkelt zich snel een achterstand op school wat dan de kansen tot een tewerkstelling op latere leeftijd negatief beïnvloedt. Ook het psychologisch
20
welbevinden bij het kind wordt geschaad door langdurige en diepgaande armoedeervaringen.
3.3 Visie Kinderen die opgroeien in armoede worden van voor de geboorte en reeds op heel jonge leeftijd geconfronteerd met tekorten op verschillende levensdomeinen. Zij ervaren daar negatieve gevolgen van (ook op lange termijn) en hebben een zeer hoge kans in deze armoedecyclus te blijven. Willen we dit risico verminderen en meer preventief werken dan moet de strijd tégen armoede vertaald worden naar een strijd vóór kansen. Meer kansen voor alle burgers op deze verschillende gebieden, en vooral meer kansen voor kinderen. We moeten acties uitwerken zodat kinderen van in hun eerste levensjaren de kansen krijgen die ze nodig hebben om in onze maatschappij als geïntegreerde burgers te ontwikkelen. Het is onze opdracht om in te staan voor een menswaardig bestaan voor alle burgers, en in het bijzonder voor de kinderen. Niet alleen omwille van de rechten van het kind, maar omdat kinderen de hefboom zijn in het doorbreken van armoede over generaties heen. Kinderarmoede is meer dan enkel een ‘neveneffect’ van armoede bij volwassenen. De strijd tegen kinderarmoede heeft bijgevolg een dubbele focus: enerzijds het kind in armoede, anderzijds het gezin in armoede. Als we zien uit de omgevingsanalyse hoe kwetsbaar ouders zelf zijn, dan moeten we in onze strijd tegen kinderarmoede ook inzetten op het versterken van de ouders en het gezin. Kinderarmoede tast kinderen aan op veel domeinen : gezondheid, intellectuele en sociaalemotionele ontwikkeling, schoolse resultaten, zelfbeeld, relaties met anderen, perspectieven op later werk,… Al deze domeinen waarop we bij kinderen (maar dus ook bij ouders en gezinnen) moeten inspelen, zijn versnipperd in verschillende sectoren (welzijn, onderwijs,…). Alle betrokken organisaties in de stad hebben echter een invloed en een jarenlange opgebouwde expertise op elk van deze domeinen door hun eigen hulp- en dienstverlening. Door nu de regierol op te nemen kunnen we verbindend werken tussen sectoren in de strijd tegen kinderarmoede. Als stad zijn we verantwoordelijk voor ons menselijk kapitaal en voor de toekomst van onze stad. Kinderen zijn een belangrijk segment van dit menselijk kapitaal; ze zijn de toekomst van onze stad. We moeten er dan ook zorg voor dragen en investeren in vier peilers : 1. het kind zelf (OD 9.1) 2. de ouder, de opvoedingsverantwoordelijke (OD 9.1) 3. de omgeving van het kind en de ouder (het gezin, de buurt, de school…) (OD 9.2) 4. het integraal netwerk van hulp- en dienstverleners voor kinderen en hun gezinnen (OD 9.3 en OD 9.4).
21
Het is ons doel deze vier entiteiten te versterken via individuele acties van organisaties en door samenwerking van organisaties.
3.4 Strategische doelstelling 9. Kinderen en hun gezin in armoede krijgen meer kansen en ondersteuning om de armoedespiraal te doorbreken
3.5 Operationele doelstellingen en acties 9.1 Kennis over (de impact van) kans-, kinder- en generatiearmoede verhoogt waardoor organisaties (scholen, CLB, kinderopvang, ziekenhuizen, buurtwerk,…) meer kansen creëren en een betere ondersteuning geven aan kinderen en hun gezin. 9.1.1 9.1.2 9.1.3 9.1.4
Sensibiliseringsacties over armoede naar verschillende sectoren waar kinderen, ouders en gezinnen zich in bewegen We ontwikkelen aanbevelingen voor beleid en basiswerkers in het omgaan met kinderen in armoede Elke organisatie implementeert versterkende methodieken om kinderen en hun gezin meer kansen te bieden Elke organisatie voert een beleid dat gericht is op het versterken van het kind, de ouder, het gezin, de omgeving,…
9.2 Er is een betere afstemming tussen de verschillende sectoren over de trajecten van kinderen, hun ouders en hun gezin waardoor we de kloof tussen hulpverlening, vrije tijd en school overbruggen. 9.2.1
9.2.2 9.2.3
De verschillende partners in individuele cases organiseren meer sectoroverschrijdend overleg om in het belang van het kind gezamenlijk in een dossier te werken De bestaande trajecten van kinderen worden geoptimaliseerd waardoor een vlotte overgang tussen sectoren wordt gemaakt door het kind en zijn gezin Sneller anticiperen door verschillende betrokken organisaties op risicogedrag bij kinderen (en hun ouders) op gebied van het vroegtijdig schoolverlaten, of onregelmatig schoolgaan.
9.3 We verankeren structureel de integrale aanpak over verschillende levensdomeinen om kinderen en hun gezin te ondersteunen en te versterken in het netwerk van Gentse organisaties
22
9.3.1 9.3.2
De huizen van het kind worden verwezenlijkt in het vormen van een netwerk van Gentse organisaties met aandacht voor het wijkgericht werken De huizen van het kind worden als vindplaats voor ouders gepercipieerd en zijn toegankelijk voor elke ouder, elk gezin.
9.4 Bij het verbeteren van de toegang tot dienstverlening voor mensen in armoede (zie SD1) hebben we een prioritaire aandacht voor ouders, kinderen en hun gezin 9.4.1 9.4.2
9.4.3
9.4.4
Verbetering van de toegang tot het schoolse systeem (vereenvoudiging van de “meld je aan”-procedure) Beter toegang tot diensten die een meer accurate inschatting kunnen geven van het meest gepaste onderwijssysteem voor kinderen in armoede (worden nu te vaak onterecht in bijzonder onderwijs gevonden) Schoolfacturen (de maximumfactuur, facturen voor materiaal, voeding op school en buitenschoolse opvang…) betaalbaar maken door extra ondersteuning van kwetsbare gezinnen en een transparanter beleid van scholen. Meer laagdrempelig toegankelijk maken van initiatieven kinderopvang voor mensen in armoede
23