Gent tegen armoede Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2019 BOEK 1: Visie en ambities Departement Sociale Dienstverlening OCMW Gent Cel armoedebestrijding
INHOUDSTAFEL Inhoudstafel ............................................................................................................................................. 1 Voorwoord ............................................................................................................................................... 3 1.
Inleiding en leeswijzer ..................................................................................................................... 5 1.1. Regulier beleid versus extra acties............................................................................................................. 5 1.2. Kader, wetenschappelijke onderbouwing en Groeiactieplan .................................................................... 5 1.3. Leeswijzer .................................................................................................................................................. 7
2.
Rollen binnen het armoedebeleid ................................................................................................... 8 2.1. Lokaal versus bovenlokaal ......................................................................................................................... 8 2.2. En in Gent? ................................................................................................................................................. 9 2.3. OCMW Gent als regisseur én als actor ...................................................................................................... 9 1.
afbakening van het thema en overzicht op de gehele situatie............................................................ 10
2.
Verantwoording over het geheel afleggen .......................................................................................... 10
3.
Het uitzetten of organiseren van beleidslijnen ten aanzien van het geheel ....................................... 11
4.
Het organiseren van inzet en samenwerking met het oog op het geheel........................................... 12
2.4. Inspraak in het armoedebeleidsplan ....................................................................................................... 12 2.5. De Cel armoedebestrijding ...................................................................................................................... 15 2.6. Link met de Beheers en BeleidsCyclus (BBC) en de meerjarenplanning van de stad Gent ..................... 16 3.
Armoede in Gent verminderen: onze visie ................................................................................... 17 3.1. Wat is armoede? ...................................................................................................................................... 17 3.2. Elke Gentenaar uit de armoede ............................................................................................................... 18 3.3. Armoede heeft oorzaken op verschillende niveaus ................................................................................. 19 3.4. Armoede bestrijden betekent oorzaken op alle niveaus aanpakken....................................................... 20 3.5. Armoedebestrijding als onderdeel van het Gents welzijnsbeleid ........................................................... 22
4.
Vertaling van onze visie naar ambities ......................................................................................... 24 4.1. Integrale benadering ................................................................................................................................ 25 4.1.1.
Toegankelijkheid van dienstverlening en zorg ............................................................................ 25
4.1.2.
Beleidsparticipatie ...................................................................................................................... 29
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
1
4.1.3.
Sensibilisering ............................................................................................................................. 31
4.2. Levensdomeinen ...................................................................................................................................... 34 4.2.1.
Inkomen ...................................................................................................................................... 34
4.2.2.
Wonen ........................................................................................................................................ 40
4.2.3.
Werken en activering .................................................................................................................. 45
4.2.4.
Leren ........................................................................................................................................... 49
4.2.5.
Sociale relaties en vrije tijd ......................................................................................................... 52
4.2.6.
Fysieke en geestelijke gezondheid .............................................................................................. 54
4.3. Kinderarmoede ........................................................................................................................................ 57 Uitleiding en dankwoord ........................................................................................................................ 61
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
2
VOORWOORD
Vandaag worden 1 op 5 Gentenaars geboren in een kansarm gezin. Onaanvaardbaar in onze stad !
Armoede is een hardnekkig en complex probleem dat veel verder gaat dan alleen maar een gebrek aan inkomen. Om armoede te bestrijden moeten de minimumuitkeringen en de laagste netto minimumlonen omhoog, maar deze hefbomen liggen vooral op hogere beleidsniveaus. Dat betekent echter niet dat we als lokale overheid zelf geen verantwoordelijkheid of beleidsinstrumenten in handen hebben. Ik wil daarom deze legislatuur duurzaam en structureel inzetten op de bestrijding van armoede.
OCMW Gent maakte, in zijn rol als regisseur armoedebestrijding, dit armoedebeleidsplan 2014-2019 op voor de stad Gent. Dit Gents plan richt zich tot ALLE mensen met armoede-ervaring in Gent. Armoede kent immers vele gezichten en mensen die in armoede leven ervaren verschillende vormen van sociale uitsluiting. Ze vinden geen betaalbare kwaliteitsvolle woning of vinden moeilijker werk, ontzeggen zich medische zorgen of kunnen bijvoorbeeld niet deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten.
OCMW, de Stad Gent en partners uit het middenveld werden betrokken bij de opmaak van dit plan. We zijn er immers van overtuigd dat we betere keuzes maken als mensen en organisaties mee expertise en visie inbrengen. Bovendien is het ook duidelijk dat we armoede enkel krachtdadig kunnen bestrijden als we samenwerken aan de uiteindelijke doelstellingen en keuzes.
U zal verder in dit plan ook lezen dat we de armoede in Gent in eerste instantie willen aanpakken via een integrale benadering waarbij we de toegankelijkheid van diensten en zorg verbeteren. We hebben hierbij aandacht voor beleidsparticipatie en trachten zoveel mogelijk Gentenaars te sensibiliseren rond de armoedeproblematiek. Daarnaast ondernemen we specifieke acties op tal van levensdomeinen zoals wonen, werk, leren, vrije tijd en gezondheid. Deze acties worden op termijn gefaseerd uitgewerkt in samenspraak met de betrokken beleidsverantwoordelijken en diensten. Op deze manier is er voldoende tijd voor participatie van het werkveld en mensen met armoede-ervaring. Maar we staan ondertussen niet stil en plannen nu al heel wat acties vanuit het OCMW rond armoedebestrijding op deze domeinen. Hierbij willen we ook werkingen die goed lopen, verder versterken. Het derde luik van het armoedebeleidsplan focust specifiek op kinderarmoede. Door kwetsbare gezinnen meer kansen te geven en te ondersteunen kunnen we vermijden dat generatiearmoede verder toeneemt. Extra investeren in de kinderen zelf, hun ouders, de omgeving (school en de buurt) en het netwerk van hulp- en dienstverleners zijn hierbij prioriteit. Er wordt hiertoe nauw samengewerkt met actoren uit tal van sectoren zoals onderwijs, kinderopvang en gezondheidszorg.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
3
Alle concrete acties waarmee we de visie en doelstellingen willen realiseren, vindt u terug in het groeiactieplan. Om de twee jaar wordt dit actieplan geëvalueerd en bijgestuurd. Zo kunnen we goed inspelen op nieuwe ontwikkelingen en noden en blijft het armoedebeleidsplan up-to-date. Wenst u meer informatie over het Gentse armoedebeleid, dan verwijs ik graag naar de documenten op de website www.armoedebeleidgent.be.
Tot slot wil ik iedereen bedanken die meegewerkt heeft aan dit uitgebreid proces van opmaak van dit armoedebeleidsplan. Laat ons vooral de positieve krachten bundelen en samenwerken om iedere Gentenaar te helpen de armoedekloof te overbruggen.
Rudy Coddens, Voorzitter OMCW Gent en schepen van Seniorenbeleid, Armoedebestrijding en Werk van de Stad Gent
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
4
1. INLEIDING EN LEESWIJZER
Voor u ligt het eerste deel van het armoedebeleidsplan van de stad Gent. Dit onderdeel kwam tot stand via een ongezien breed inspraaktraject. Vele rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken stakeholders gaven mee vorm aan dit plan. In hoofdstuk 2 leest u meer over deze inspraak. Het armoedebeleidsplan is dan ook niet zomaar een plan van het Gentse OCMW of het Stadsbestuur, wel integendeel. Het is een plan van de gehele stad Gent dat wil aantonen hoe we samen met alle actoren op het veld extra inspanningen willen doen om het onrecht armoede in onze stad te bestrijden.
1.1.
REGULIER BELEID VERSUS EXTRA ACTIES
Bovenstaande is belangrijk om te begrijpen wat u in dit armoedebeleidsplan zal lezen en wat u net niét zal lezen. Het is niet de bedoeling om enkel acties van Stad of OCMW op te nemen. Daarnaast is het evenmin de bedoeling om alle acties die nu reeds gebeuren om armoede te bestrijden door de vele Gentse partners op te lijsten. Veel van deze acties staan in de jaarverslagen en rapporten van deze lokale actoren, maar zelfs daar vind je niet alle regulier beleid dat rechtstreeks of onrechtstreeks armoede bestrijdt. Een opsomming maken zou onbegonnen werk zijn en eigenlijk ook slechts een beperkte meerwaarde hebben… Wat we wél doen is tonen op welke ambities we de komende jaren samen met alle actoren extra willen inzetten en hoe we deze ambities wensen te realiseren (focussen). Om dit goed te kaderen halen we in het plan wel reeds een aantal belangrijke goede praktijken aan en duiden we op ambities en acties van de regisseur die reeds gepland zijn in het regulier beleid en die belangrijk om weten zijn. Deze insteek is eerder kaderend en zeker niet limitatief.
1.2.
KADER, WETENSCHAPPELIJKE ONDERBOUWING EN GROEIACTIEPLAN
Het armoedebeleidsplan is het ruime kader waarbinnen we de komende jaren (tot en met 2019) willen werken. Het bestaat uit verschillende onderdelen of ‘boeken’ die elk een specifieke inhoud en doelstelling hebben.
Het eerste boek is de kern van het armoedebeleidsplan. Het toont hoe we armoede zien en hoe we armoede willen bestrijden. Dit boek is het kader met ambities of doelen waarbinnen gezamenlijke acties worden uitgewerkt en uitgevoerd. Dit kunnen nieuwe acties zijn, maar evengoed reeds bestaande ‘goede praktijken’ die we verder uitdiepen of verbreden. We brengen hiervoor gekende of minder gekende partners samen, onderzoeken ook nieuwe ideeën en goede praktijken uit andere steden/landen, gaan verder in discussie met het werkveld en de doelgroep enzovoort. Het armoedebeleid krijgt in die zin maar echt gestalte door de operationalisering van onze ambities uit het armoedebeleidsplan en de mate waarin de Gentse partners hier in mee op stap gaan.
Het tweede boek houdt de wetenschappelijke onderbouwing in waarop we ons gebaseerd hebben om het armoedebeleidsplan op te bouwen. Het is als het ware de gespecialiseerde fundering van ons
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
5
plan en moet in die zin, voor een goed begrip van het eerste boek en dus de aanpak van armoede te Gent, eerst gelezen worden. Het boek bevat een uitvoerige studie van de ontwikkelingen en visies op wetenschappelijk gebied. Dit wetenschappelijk kader is essentieel om lessen te leren uit het verleden en zo de toekomst op gefundeerde gronden vorm te geven. Het gaat eerst in op wat de wetenschap ons leert in verband met het armoedebegrip en specifiek het begrip ‘kinderarmoede’. Vervolgens gaan we dieper in op het belang van participatie en de betrokkenheid van de mensen in armoede om een armoedebeleid op te zetten. Daarna gaan we na wat de wetenschap ons leert voor het opzetten van praktijken om armoede te bestrijden. Een essentiële vraag hierbij is of een armoedebeleid zich moet richten op specifieke categorieën (thuislozen, mensen met drugsproblematiek,…) of universeel moet zijn. We sluiten dit deel af met een korte historische positionering van het OCMW als zowel lokaal bestuur als welzijnsactor en het belang van het recht op dienstverlening binnen de verzorgingsstaat zoals we die kennen in België. Het tweede boek bevat ook een uitvoerige omgevingsanalyse omdat correct datamateriaal ons helpt een gefundeerd beleid op maat van de stad te voeren. In deze omgevingsanalyse staan we in de eerste plaats stil bij het ‘armoederisico’ en de vraag ‘Hoe staat het met armoede in Gent?’. We schetsen ook een aantal mechanismen die armoede kunnen tegenwerken. Verder wordt in deze omgevingsanalyse ook aandacht geschonken aan toegankelijkheid en onderbescherming, om ten slotte een overzicht te brengen van de verschillende relevante levensdomeinen.
Om de ambities uit het eerste boek waar te maken worden samen met de partners acties uitgebouwd. Om deze acties te bundelen en over de periode 2014-2019 nauwgelet op te volgen werken we met een ‘groeiactieplan’. Dit actieplan wordt om de 2 jaar bijgewerkt en aangevuld: afgewerkte acties verdwijnen, bestaande acties worden mogelijks bijgestuurd of ‘uitgesplitst’, nieuwe acties worden toegevoegd. Dit groeiactieplan zal een goed, cumulatief beeld geven over de gezamenlijke uitvoering van het armoedebeleidsplan.
Een aantal thema’s zijn reeds ver uitgewerkt in het groeiactieplan dat we in 2014 samen met het kaderplan neerleggen. Het betreft: Toegankelijkheid van dienstverlening en zorg; Beleidsparticipatie; Sensibilisering; levensdomein inkomen; dak- en thuisloosheid (onder levensdomein wonen) en kinderarmoede Een aantal andere thema’s zijn nog niet volledig uitgewerkt. Het betreft de levensdomeinen Wonen (behalve het onderdeel dak- en thuisloosheid), Werken en activering, Leren, Sociale relaties en vrije tijd en Fysieke en geestelijke gezondheid. U kan in het groeiactieplan wel reeds lezen wat de prioritaire beleidsaccenten op deze levensdomeinen zijn. In de komende actieplannen werken we gefaseerd en participatief alle thema’s uit het armoedebeleidsplan verder uit. De komende jaren focussen we hierbij eerst op bovenstaande ‘nieuwe’ thema’s, maar ook de andere blijven in beweging. Deze werkwijze vermijdt dat we nu overhaast te werk moeten gaan. Het geeft ons tijd voor noodzakelijke analyse, contact met betrokken beleidsverantwoordelijken en diensten en vooral om ook de stem van onze doelgroep en andere experts mee te nemen. Enkel een goed gedragen armoedebeleid werkt echt. Het geeft ons ook de mogelijkheid om, volgens de principes van het progressief universalisme, gedetailleerd te kijken of onder bepaalde levensdomeinen of thema’s bijzondere aandacht of inzet nodig is voor specifieke doelgroepen of subgroepen. In dit opzicht onderzoeken we zeker het thema gekleurde armoede, maar ook voor andere subgroepen bijvoorbeeld obv gender of leeftijd, bekijken we dit verder. Het groeiactieplan wordt als addendum bij het armoedebeleidsplan Gent voorgelegd aan OCMW en Gemeenteraad.
Over de voortgang van de acties zullen we jaarlijks in grote lijnen rapporteren in het jaarverslag van het OCMW. Dat jaarverslag wordt telkens in mei voorgelegd aan de OCMW-raad en op de website van het Gentse armoedebeleid gepubliceerd. Bij elke nieuwe editie van het groeiactieplan rapporteren we
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
6
meer gedetailleerd over de acties van de voorbije twee jaar.
Dit uitvoerige armoedebeleidsplan vertalen we eveneens in een beknopte, toegankelijke versie die we breed verspreiden.
1.3.
LEESWIJZER
In dit eerste boek gaan we in hoofdstuk 2 eerst in op de ‘rollen’ binnen het armoedebeleid. Welke actoren zijn betrokken in een armoedebeleid? Wat is de verhouding tussen het lokaal en bovenlokaal niveau? Welke rol speelt OCMW Gent in dit beleid en hoe wil het deze rol concreet invullen? Hoe is het armoedebeleidsplan tot stand gekomen en hoe zullen we dit verder opvolgen? In hoofdstuk 3 geven we onze visie op armoede weer. Wat houdt deze complexe problematiek nu precies in? Wie is arm? Wat zijn oorzaken en gevolgen?... Deze kijk op armoede is uiteraard heel belangrijk want het bepaalt hoe we armoede in Gent willen bestrijden. Deze door het Gentse armoedeveld gedragen visie is ook belangrijk omdat het de vele partners helpt om vanuit de zelfde bril te kijken en over dezelfde begrippen te praten. Vervolgens geven we in hoofdstuk 4 weer hoe we deze visie vertalen naar een concrete aanpak. Hoe gaan we armoede in Gent structureel en integraal aanpakken? Welke zijn onze ambities en waarop gaan we focussen om deze ambities te realiseren? We maken hierbij een onderscheid tussen wat we samen met alle partners gaan doen en wat de regisseur, het OCMW, op zichzelf neemt.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
7
2. ROLLEN BINNEN HET ARMOEDEBELEID
2.1.
LOKAAL VERSUS BOVENLOKAAL
Armoede is een bijzonder complex fenomeen en we zijn er van overtuigd dat het op verschillende niveaus en op diverse manieren tegelijk intensief bestreden moet worden (zie ook hieronder in ‘visie’). De grootste hefboom voor een structureel en efficiënt armoedebeleid is herverdeling. Een juiste (her)verdeling van inkomen (rijkdom), jobs en kansen is de meest objectieve en vooral structurele startbasis voor een gelijkwaardige samenleving met gelijke kansen. Een structureel armoedebeleid houdt een evenwicht in tussen investeren (bv.arbeidsmarktbeleid), beschermen (bv. sociale zekerheid) en preventie (bv.onderwijs en opleiding) en situeert zich op een hoger beleidsniveau: Europees, federaal en ook steeds meer op het Vlaams 1 niveau . Veel van deze elementen zijn terug te vinden in onze moderne welvaartstaat, echter in een onvoldoende uitwerking en verhouding. Armoede daadwerkelijk verminderen kan enkel via een degelijk, structureel armoede- of herverdelingsbeleid. Dat betekent echter niet dat een lokale overheid zelf geen verantwoordelijkheid of hefbomen in handen heeft. Enerzijds heeft de lokale overheid een belangrijke rol in het uitvoeren van het structureel beleid (dat bovenlokaal wordt aangestuurd) en het verzekeren van inkomensbescherming. Zo heeft een OCMW-bestuur een aanzienlijke ‘discretionaire ruimte’ of de ruimte om een beleid te voeren met eigen accenten of interpretaties. Zo hangt het van het (politiek) bestuur van elk OCMW af hoe streng het bepaalde aspecten van wetgeving interpreteert en toepast, bijvoorbeeld om de bestaansmiddelen van ascendenten of descendenten in rekening te nemen bij het berekenen van het leefloon. Daarnaast bouwt elk OCMW ook naar eigen inschatting én op eigen kosten een specifiek aanbod aanvullende hulpverlening uit, bv. door het geven van aanvullende financiële steun of bepaalde tussenkomsten. Anderzijds heeft de lokale overheid zelf ook een aantal heel belangrijke beleidsinstrumenten in handen die zich situeren op een ‘lager’ niveau zoals de wijk of het gezin. Met dit ‘residueel beleid’ wordt de verdeling van inkomen, jobs en kansen niet echt beïnvloed maar worden wel directe noden gelenigd, gezinnen ondersteund, vaardigheden aangeleerd, problemen aangepakt,… Een lokale overheid heeft dus een belangrijke opdracht om een degelijk en doeltreffend residueel beleid uit te bouwen op maat van de kenmerken en noden van haar stad. Dit residueel beleid moet op zichzelf weer een structureel beleid zijn met een evenwicht tussen investeren (bv. opvoedingsondersteuning), beschermen (bv. gratis maaltijden op school) en preventie (bv. trajectbegeleiding). Het lokaal beleid kan verschillende rollen innemen in het implementeren van dit residueel beleid: een coördinerende rol ifv afstemming van complexe materies met veel betrokken actoren (bv. bij de opstart van de Huizen van het Kind), een initiërende rol (bvb zorgen voor toegankelijke dienstverlening in de buurt en het proactief toekennen van sociale rechten), een faciliterende rol (bv. opdrachten aan lokale actoren doorgeven door het uitschrijven van subsidies of convenanten),… Daarnaast heeft het lokaal bestuur ook een belangrijke signaalfunctie. Het lokaal niveau staat dicht bij mensen en is best geplaatst om feedback te geven en te krijgen over zowel structureel als residueel beleid (bv. door samenwerking met armoedeverenigingen).
1
Naar Wim Van Lancker, Armoedebestrijding: wat wel en (vooral) wat niet te doen?, powerpointpresentatie lunchlezing 17/10/2013, Stadhuis Gent.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
8
2.2.
EN IN GENT?
Gent kent een uitgebreid netwerk aan diensten en voorzieningen die reeds belangrijke rollen opnemen in armoedebestrijding. De steeds toenemende complexiteit van onze moderne samenleving brengt ook nieuwe problematieken en vraagstukken met zich mee. De welzijnssector is continu in beweging om hier antwoorden op te bieden. Diensten passen hun werking aan, nieuwe werkingen ontstaan, pilootprojecten worden regulier, organisaties fusioneren… Dit welzijnsbeleid wordt vandaag, als vervolg op het vroegere Gentse lokaal sociaal 2 beleid, gecoördineerd onder de bevoegdheid van de Stad. Het inclusief welzijnsbeleid wordt geconcretiseerd aan de hand van de organisatie van het regisseursoverleg en zet in op 2 sporen: de toegankelijkheid van de sociale grondrechten of levensdomeinen (de organisatie van onze samenleving) en tegelijk op de versterking van de zelfredzaamheid van zwakkere groepen. Het Gentse armoedebeleid is een essentieel onderdeel van dit welzijnsbeleid en werkt eveneens op deze sporen (zie ook verder in ‘visie’). Met dit armoedebeleidsplan hebben we in die zin een dubbele onderliggende doelstelling: Enerzijds willen we de vele inspanningen van het werkveld beter (op elkaar) afstemmen en waardevolle initiatieven nog meer tot hun recht laten komen. Anderzijds willen we ook kijken waar we momenteel nog te weinig op inzetten en daar met nieuwe of hernieuwde initiatieven op focussen. Duidelijk is dat dit geen opdracht is die het lokaal bestuur alleen aankan, maar dat we enkel samen en vooral in doorgedreven samenwerking een echt verschil kunnen maken. De ambities uit dit armoedebeleidsplan kunnen enkel benaderd worden indien de kracht van het volledige Gents middenveld voldoende kan verzilverd of ‘gekanaliseerd’ worden. De échte kracht van dit middenveld ligt namelijk in de vele kleine en middelgrote organisaties met hun enorme diversiteit en expertise, met de onnoemelijke inzet van honderden werkkrachten en nog meer vrijwilligers. Zij zijn de drijvende kracht in het werkveld. Het is de bundeling van deze inzet en expertise die moet bijdragen tot een kentering. 3
Hiervoor is echter wel een goede coördinatie en aansturing noodzakelijk. Op vraag van het stadsbestuur en vanuit het besef van zijn wettelijke opdracht neemt OCMW Gent, vanuit het departement Sociale Dienstverlening, bewust deze rol in het armoedebeleid op zich. Het OCMW heeft de wettelijke opdracht om het recht op maatschappelijke dienstverlening te verzekeren en het recht op een menswaardig bestaan te 4 realiseren . De wetgever positioneert het OCMW in die zin sowieso in een bijzondere regierol. Het OCMW kan namelijk ook effectief aangesproken worden over het al dan niet realiseren van het recht op dienstverlening. Dit is een verschil met de private sector: rechten kunnen ten aanzien van de private sector niet echt afgedwongen worden.
2.3.
OCMW GENT ALS REGISSEUR ÉN ALS ACTOR
OCMW Gent is dus, naast een belangrijke actor in het werkveld, ook regisseur armoedebestrijding. Het onderscheid tussen OCMW als actor en als regisseur is belangrijk voor een juist begrip van dit armoedebeleidsplan en de uitvoering ervan. De rol van OCMW als regisseur is namelijk een stuk ruimer dan
2
Kadertekst lokaal welzijnsbeleid, 2 juni 2013, www.lokaalsociaalbeleidgent.be,
3
Stad gent Bestuursakkoord 2013-2018, Sp.a-Groen-OpenVLD, 6-11-2012, artikel 1.1
4
art. 1 OCMW wet 1976.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
9
deze als actor. Zo heeft de actor OCMW maar een heel beperkte wettelijke opdracht naar mensen in armoede zonder papieren, namelijk het voorzien van dringende medische zorgen. Als regisseur neemt het OCMW deze groep echter wel volledig mee in de scope van het armoedebeleidsplan, net als alle andere mensen in armoede. In het kader van specifieke aandacht of acties naar mensen zonder papieren zal OCMW Gent niet zelf vanuit zijn actorrol (kunnen) optreden, maar vanuit zijn regierol mee kijken welke actoren betrokken moeten worden om betreffende actie(s) uit te werken. De regisseur tracht alle acties naar mensen in armoede te coördineren vanuit een duidelijke, brede visie en contacten met het werkveld en overstijgt hierbij bewust de eigen actorrol.
Regie is een bijzondere vorm van sturen die gericht is op de afstemming van actoren, hun doelen en 5 handelingen tot een min of meer samenhangend geheel, met het oog op een bepaald resultaat . Regie is met andere woorden een manier om complexe maatschappelijke fenomenen aan te pakken door de vele actoren die werken op het thema (of een of meerdere facetten ervan) op elkaar af te stemmen. Om een succesvolle regie te kunnen voeren moet rekening gehouden worden met een aantal componenten of stappen. Op elk van deze componenten moet een duidelijk en gedragen ambitieniveau bepaald worden. Concreet voor het Gents armoedebeleid betekent dit het volgende:
1. AFBAKENING VAN HET THEMA EN OVERZICHT OP DE GEHELE SITUATIE “Eerst en vooral dient het thema duidelijk en scherp afgebakend te worden. De regisseur moet een goed en omvattend beeld van de gehele situatie hebben: Waarover gaat het precies? Wat zijn de problemen? Wat zijn linken met andere beleidsdomeinen? Wie zijn de actoren en wat is hun inbreng? …” In het onderdeel ‘visie’ van het armoedebeleidsplan schreven we neer wat we verstaan onder armoede en armoedebestrijding: Wat zijn oorzaken van armoede? Welke facetten spelen mee? Wie is onze doelgroep is en waar gaan we op focussen? Deze visie werd breed afgetoetst en afgestemd. In de uitwerking van deze visie naar doelstellingen vertrekken we van een meervoudige analyse. We kijken cijfermatig naar de situatie op het domein en de impact op mensen in armoede. Daarnaast kijken we naar wat mensen in armoede (via hun verenigingen) zelf over dit thema reeds zeggen. Tenslotte kijken we naar welke actoren op dit terrein werkzaam zijn en wat ze reeds doen of net niet doen om hun domein of sector toegankelijk te maken voor mensen in armoede.
2. VERANTWOORDING OVER HET GEHEEL AFLEGGEN “De regisseur is bereid en in staat om verantwoording af te leggen aan de betrokken of andere actoren. Dit kan gaan over toelichting of uitleg geven tot effectief rekenschap of verantwoording afleggen” OCMW Gent vat zijn rol als regisseur ernstig op en wil het toevertrouwde mandaat ten volle opnemen. Een medewerker van de staf beleidsondersteuning werd deels vrijgesteld om een trekkersrol op te nemen in de opmaak van het armoedebeleidsplan en het betrekken van alle actoren. Een aantal collega’s bij de diensten beleidsondersteuning van de sociale dienst nemen een aantal aspecten van deze gezamenlijke opdracht op zich. Het luik kinderarmoede wordt specifiek vanuit de psychologische dienst getrokken.
5
Partners + Pröpper. De gemeente als regisseur. Lokale daadkracht mobiliseren.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
10
OCMW Gent werkte een breed, wetenschappelijk onderbouwd kader uit en is bereid om van daaruit duidelijke keuzes te maken. Deze keuzes komen tot stand na een doorgedreven consultatie van het werkveld en andere stakeholders, maar zijn en blijven de verantwoordelijkheid van de regisseur. Het inspraaktraject dat de opmaak van het armoedebeleidsplan vergezelde, was in die zin volledig gericht op het maken van betere keuzes, geenszins op het afschuiven van verantwoordelijkheden. OCMW Gent legt het armoedebeleidsplan ter goedkeuring voor aan de OCMW- en Gemeenteraad. Ook de opvolging van de acties wordt periodiek aan het bestuur van Stad en OCMW voorgelegd. OCMW is, als regisseur, verantwoordelijk voor de opvolging van het geheel van de acties onder het ABP, ook al is het slechts 1 van de vele actoren die werkzaam zijn aan deze doelstellingen. De actoren blijven zelf verantwoordelijk voor de uitwerking en opvolging van de afzonderlijke acties (en indicatoren). De regisseur toont hierop uiteraard betrokkenheid en biedt in de mate van het mogelijke ondersteuning en expertise.
3. HET UITZETTEN OF ORGANISEREN VAN BELEIDSLIJNEN TEN AANZIEN VAN HET GEHEEL “De regisseur slaagt er in om tav. het geheel een gezamenlijke bepaalde koers uit te stippelen: doel en randvoorwaarden, ingezette middelen en tijdschema. De regisseur kan deze koers zelf bepalen, maar hij kan er ook voor zorgen dat andere actoren de beleidslijnen uitzetten.” Bij het aanpakken van een complex fenomeen als armoede is het essentieel dat alle betrokken actoren samen naar gezamenlijke doelstellingen toe werken, ook al heeft elk zijn eigen doelgroep en manier van werken. Essentieel is dan ook te kunnen vertrekken vanuit een gedragen visie die duidelijk een aantal krijtlijnen (strategische doelstellingen) in de (verre) toekomst uitstippelt. Bij de uitwerking van deze visie mbt armoedebestrijding werden alle mogelijke actoren betrokken: zowel ambtenaren als politici, academici als werkveld, mensen in armoede, studenten én de brede bevolking. Het draagvlak om armoede te bestrijden in Gent is groot, evenals de betrokkenheid van de actoren. Voor de aanpak van armoede op de diverse levensdomeinen werkten we een afzonderlijke werkwijze uit. Om afstemming te verkrijgen op specifieke beleidsdomeinen (bvb wonen, onderwijs of gezondheid) gaan we miv 2014 in overleg met de betrokken beleidsverantwoordelijken en regisseurs van die thema’s. Zo maken we een screening van de toegankelijkheid van betreffend thema ifv voor mensen in armoede en stellen we samen verbetervoorstellen en mogelijke beleidslijnen op. Uiteraard blijft de uitwerking hiervan de verantwoordelijkheid van deze regisseurs, maar OCMW Gent zal als regisseur armoedebeleid hierbij de nodige impulsen geven. In elk geval willen we van het armoedebeleidsplan en de keuzes hierbinnen een gedragen en ‘levend’ geheel maken. De regisseur zal hiertoe een continu proces van afstemming met de actoren en het werkveld doorlopen, zowel bilateraal als via de armoedefora en het overleg met de ervaringsdeskundigen. De regisseur houdt wel toezicht op de voortgang van het gehele proces en zorgt indien nodig voor tijdige bijsturing.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
11
4. HET ORGANISEREN VAN INZET EN SAMENWERKING MET HET OOG OP HET GEHEEL “De regisseur slaagt er in om voldoende partijen te motiveren bij te dragen aan het geheel en hiervoor met elkaar samen te werken “ Zoals hierboven vermeld is de betrokkenheid in Gent groot en zijn we vanuit een gezamenlijk besef van urgentie en noodzaak tot een gedragen kader gekomen. Het OCMW kreeg een expliciet mandaat om binnen dit kader ook keuzes te maken en de actoren zijn bereid hun eigen beleid hier (deels) op af te stemmen. Zo zal het 6 CAW Oost-Vlaanderen zijn bovenlokale opdracht mbt schuldpreventie specifiek voor Gent kaderen en afstemmen binnen het armoedebeleidsplan Gent, gaan de Verenigingen Waar Armen het Woord Nemen en de thema’s uit het armoedebeleidsplan verder uitwerken, gaat de klantenparticipatie van OCMW Gent haar thematische werking afstemmen op een continue inspraak en participatietraject, gaan Stad en OCMW specifieke acties uitwerken binnen de keuzes die gemaakt werden (actieve rechtenbenadering, toegankelijkheid,…), enzoverder. Het armoedebeleidsplan is naast een regieplan ook een actieplan en dus moeten alle betrokken actoren binnen de (gezamenlijke) beleidslijnen gemobiliseerd worden tot inzet en samenwerking. Een aantal van de acties zijn reeds in ontwikkeling en/of bijsturing. Een aantal acties worden door een actor uitgewerkt vanuit de eigen beleidsplanning. Andere acties zullen binnen bestaande samenwerkingsverbanden spontaan zelf opgestart worden nav dit beleidsplan. Een aantal initiatieven zal maar ontstaan als stakeholders samen gebracht worden en potentiële samenwerkingsverbanden geïnitieerd worden. Hier zal het OCMW, onder meer aan de hand van de cel armoedebestrijding, een stimulerende en faciliterende rol in opnemen. Het zal ook nodig zijn om actoren die betrokken zijn op eenzelfde doelstelling beter met elkaar af te stemmen of net met elkaar te verbinden of (afgestemd) hiaten aan te pakken. De regisseur kan daar een neutrale en bemiddelende rol in opnemen, doch deze rol zal, zoals reeds aangehaald, steeds ondergeschikt zijn aan de wil van de actoren. In dit opzicht is het voor de regisseur ook essentieel om steeds te blijven openstaan voor initiatieven die groeien ‘van onderuit’ omdat deze ontstaan vanuit een duidelijke ‘vinger aan de pols’.
2.4.
INSPRAAK IN HET ARMOEDEBELEIDSPLAN
De visie en doelstellingen uit het armoedebeleidsplan zijn tot stand gekomen door brede betrekking van alle ‘stakeholders’. We vertrokken hierbij van een aantal voorsteldocumenten die door experts van Stad en OCMW werden opgesteld. Tussen mei en december 2013 organiseerden we talloze, heel diverse inspraakmomenten. We gebruikten hiervoor een aantal bestaande kanalen zoals formele adviesraden en overlegstructuren binnen de lokale overheid en het werkveld. Anderzijds namen we ook initiatieven om breder dan deze gevestigde kanalen te gaan. De samenstelling van de groep, de methodiek en de scope verschilden van moment tot moment. Met onderzoekers en experten uit de academische wereld focusten we bijvoorbeeld voornamelijk op het wetenschappelijk kader en de visie op armoede(beleid); met armoedeverenigingen en het middenveld vooral
6
Project Budget in zicht van CAW Oost Vlaanderen.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
12
op de visie en (een aantal van) de doelstellingen; met Kind en Gezin op het thema kinderarmoede, met de burger en mensen uit de doelgroep vooral op de operationalisering van thema’s en doelstellingen,… Hieronder volgt een schematische weergave van alle betrokken stakeholders in afzonderlijke samenkomsten. In totaal ging het over een 40-tal gelegenheden waarbij meer dan tientallen diensten en honderden individuen betrokken werden.
WERKVELD
Armoedeforum Werkveld: een vertegenwoordiging vanuit het brede werkveld Armoedeforum Ervaringsdeskundigen: een overleg met alle ervaringsdeskundigen werkzaam te Gent CAW Oost Vlaanderen, regio Gent Eeklo De koepel van KRAS-diensten Welzijnsoverleg Regio Gent en de klankbordgroep van lokale actoren Kind en Gezin
DOELGROEP EN BURGER
Klantenparticipatie OCMW (groepswerkingen) GOT (Gentse Overleg Tafel): de koepel van de 3 erkende verenigingen waar armen het woord nemen en Samenlevingsopbouw Gent SIVI vzw (groepswerkingen) Zuidpoort vzw (groepswerkingen) Beweging van Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen vzw Dialoogtafels met burgers en mensen uit de doelgroep op 17/10/2013 (100-tal deelnemers) Stedelijke Adviesraad voor personen met een handicap Stedelijke Seniorenraad Jeugdraad Stedelijke Adviesraad voor etnisch culturele diversiteit - @REM Intercultureel Netwerk Gent
STAD GENT
Managementteam Contactpersonen interdepartementale werking armoede (aandachtsambtenaren) Directieteam van het departement Bevolking en Welzijn Integratiedienst Jeugddienst Stedelijk buurtwerk Straathoekwerk
OCMW GENT
Managementteam Beleidsteam van het departement Sociale Dienstverlening Bijzonder Comité van de Sociale Dienst Algemene Zaken (BCSD AZ) Klankbordgroep met maatschappelijk werkers Ad hoc samenkomst met een bredere vertegenwoordiging van medewerkers van diverse functies uit
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
13
het departement Sociale Dienstverlening
STAD EN OCMW Commissie Welzijn, werk en milieu met de raadsleden van Stad en OCMW Gent
ACADEMICI Armoedeforum Academisch met deelnemers van Universiteit Gent, Hogeschool Gent, Artevelde hogeschool, Universiteit Antwerpen, het Vlaams Armoede Steunpunt (VLAS), het Centrum voor Sociaal Beleid (CSB), Universiteit Leuven (KUL) en de Universiteit Brussel (VUB) Deze samenkomsten brachten bijzonder interessante discussies en dynamieken met zich mee. Vaak bleek bij aanvang nood aan voldoende opheldering van onduidelijkheden en begrippen om spraakverwarring te vermijden. Eens deze uitgeklaard, lagen de meeste standpunten niet zo heel ver uit elkaar en hadden de deelnemers oog voor elkaars standpunten. Vooral primeerde steeds de bijzondere wil om te komen tot een gedragen, gezamenlijke visie en aanpak. De algemene doelstelling en de grote lijnen zijn voor iedereen duidelijk, over de wegen ernaar toe verschillen soms de meningen. De tientallen overleg- en uitwisselingsmomenten en contacten met de adviesraden resulteerden in evenveel verslagen en rapportages. Deze stukken werden stelselmatig geanalyseerd en verwerkt. Gefundeerde opmerkingen en opmerkingen die vaak terugkeerden namen we op, sommige opmerkingen waar we in onze contacten geen gedragenheid voor vonden of waar we als regisseur niet kunnen achterstaan, namen we niet op. Sommige opmerkingen werden eerst verder uitgeklaard of bediscussieerd vooraleer een beslissing te nemen. Een aantal interessante insteken nemen we ook nog mee voor verder onderzoek. Veel opmerkingen of ideeën bleken eerder van operationele aard en deze nemen we mee in de verdere uitwerking van concrete acties. Algemeen werd het inspraaktraject bijzonder positief onthaald. De bereidwilligheid om mee te discussiëren over het armoedebeleid in onze stad is groot en deze openheid voor inspraak wordt dan ook sterk gewaardeerd. Het verhoogt de betrokkenheid en gedragenheid van de partners en toont dat we allen de krachten willen bundelen. Het expliciteerde ook dat we naast alleen plannen, ook willen overgaan tot gezamenlijke actie. Een veel gehoorde positieve reactie betrof het voorstel van een integrale benadering. Alle actoren staan achter een brede aanpak eerder dan inzet op een paar symptomen van armoede. Het is belangrijk om in te zetten op zowel de toegankelijkheid van de hulp- en dienstverlening als op ondersteuning op alle levensdomeinen. Een bijzonder focus op kinderarmoede is goed, als daar mee de ondersteuning van kwetsbare gezinnen en hun omgeving bedoeld wordt en niet enkel het kind zelf. Het armoedebeleidsplan zet ook eens alles ’goed op een rij’. Consensus is er ook duidelijk voor de inclusieve aanpak: ‘niémand verdient het om in armoede te leven’. De visietekst kende met andere woorden mits wat nuancering en accentuering vlot bijval. Uiteraard waren er ook opmerkingen en bezorgdheden, vaak vanuit een scherpe maar onderbouwde analyse. De voorgestelde stukken werden voornamelijk nog te algemeen bevonden. Vaak werd geopperd dat ‘niemand hier tegen kan zijn’. Er was consensus over de brede integrale aanpak, maar daarbinnen werden nog te weinig duidelijke keuzes gemaakt. De doelstellingen van het ontwerpplan misten een duidelijk ambitieniveau en een verwijzing naar de concrete inzet van middelen. De (gedragen) visie werd ook nog te weinig geconcretiseerd naar acties op alle niveaus en domeinen (dus ook op meso- en macro-niveau) en naar mensen die net boven armoedegrens leven.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
14
Een belangrijke steeds terugkerende bezorgdheid is het evenwicht tussen regisseur en actoren. Iedereen is het er over eens dat er meer coördinatie moet zijn op het armoedebeleid om efficiënter en krachtdadiger armoede te kunnen bestrijden. De keuze voor het OCMW als regisseur stond hierbij ook niet ter discussie. Anderzijds blijven de actoren wel sterk gebrand op hun autonomie en moet de regisseur uitgaan van de kracht en visie van ‘het veld’ en niet (louter) van zichzelf. Het feit dat er een dergelijk breed inspraaktraject werd georganiseerd, zag men dan ook als een heel positief signaal, maar ook slechts als een ‘startpunt’. De toekomst zal moeten uitwijzen wat met deze inspraak gebeurt en in hoeverre het OCMW haar bereidheid tot inspraak kan waarmaken in een vertaling naar het beleid. Een kanttekening in de omgekeerde richting betrof dan weer de haalbaarheid van dergelijke stadsbrede en omvangrijke inspraak voor het armoedeveld. Echte inspraak organiseer je niet ‘overnacht’ en vergt voorbereiding, omkadering, tijd en vooral opvolging. In dat opzicht is voor een aantal organisaties inspraak over het armoedebeleid niet zomaar een opportuniteit, maar een omvangrijke opdracht die nog verder moet geformaliseerd en gecoördineerd worden. Algemeen was er ook duidelijk een consensus naar herhaling van dit momentum, met andere woorden een vraag naar een continu proces van inspraak en betrokkenheid. Belangrijk hierbij is dan de vraag naar concrete omkadering en voldoende terugkoppeling, aspecten waarbij nog wel wat werk aan de winkel is. Daarnaast werd ook vaak ingegaan op de spanning tussen de rol van OCMW als actor en als regisseur. Als actor heeft het OCMW wettelijk namelijk een beperkte opdracht, bvb naar mensen zonder papieren. De bezorgdheid bestond dan ook dat deze heel kwetsbare doelgroep buiten de scope van het armoedebeleidsplan zou vallen. Een belangrijk spanningsveld dat vaak werd bediscussieerd is dat tussen een integrale aanpak en een eerder categoriale benadering. Terwijl er zo goed als consensus is over het belang van een inclusieve aanpak (en dus over het voorstel dat op tafel lag), werd vaak gepoogd specifieke doelgroepen meer in het vizier te brengen. Vertegenwoordigers van doelgroepen (senioren, personen met een handicap, etnisch culturele minderheden,…) willen ‘hun doelgroep’ letterlijk vermeld zien in de visie en doelstellingen. De conclusie was vaak dat dit op ‘strategisch niveau’ echter niet noodzakelijk is gelet op de duidelijke scope naar alle mensen in armoede, maar dat we bij de concrete operationalisering van de ambities specifieke aandacht moeten hebben voor specifieke doelgroepen (progressief universalisme, zie visie). Het is voor het OCMW, als regisseur armoedebeleid, zaak om rekening te houden met deze opmerkingen en verschillen, maar vooral te zoeken naar de raakvlakken en een gedragen, gezamenlijke aanpak. Het is echter ook aan de regisseur om hier zijn verantwoordelijkheid op te nemen en duidelijke, onderbouwde keuzes te maken in het kader van dit armoedebeleidsplan (zie ook verder bij ‘rollen’). Niet iedereen zal zich volledig in deze keuzes 100% kunnen vinden, maar ze werden wel gemaakt obv een gezamenlijk debat en vanuit een gedragen visie. Veel van de ideeën en voorstellen uit het participatietraject situeren zich ook eerder op operationeel niveau, zoals veel van de insteek uit de dialoogtafels of van de suggesties van de doelgroepvertegenwoordiging. Hoewel deze input niet rechtstreeks in dit ‘kaderplan’ is opgenomen, nemen we dit wel volledig mee in de verdere uitwerking. We onderzoeken deze voorstellen stelselmatig en gaan er verder mee aan de slag. Veel nieuwe ideeën zullen natuurlijk ook nog ontstaan door het contacteren en samenbrengen van de vele bereidwillige partners. De resultaten hiervan leest u in het groeiactieplan.
2.5.
DE CEL ARMOEDEBESTRIJDING
Het OCMW stuurt de cel armoedebestrijding aan. Deze cel is een doorgedreven samenwerking tussen Stad en OCMW Gent in het kader van de strijd tegen (kinder)armoede, met een structurele link met de derde actoren. De cel armoedebestrijding bestaat uit medewerkers van verschillende diensten van Stad en OCMW en is
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
15
rechtstreeks gelinkt aan de staf Beleidsondersteuning van OCMW Gent. De cel armoedebestrijding is hét aanspreekpunt voor het Gentse armoedebeleid, zowel voor de stadsdiensten als derde partners, maar ook voor andere geïnteresseerden zoals studenten, serviceclubs of andere lokale of bovenlokale besturen. De cel stimuleert en coördineert heel wat overleg in functie van een gedragen armoedebeleid, zoals de drie armoedefora (werkveld, academici en ervaringsdeskundigen). De cel staat ook in voor de coördinatie en opvolging van de acties uit dit armoedebeleidsplan. Een aantal acties trekt ze ook zelf, zoals de uitwerking van een armoedetoets of de coördinatie van de Gentse versie van de werelddag van verzet tegen armoede.
2.6.
LINK MET DE BEHEERS EN BELEIDSCYCLUS (BBC) EN DE MEERJARENPLANNING VAN DE STAD GENT
Het armoedebeleidsplan en de doelstellingen die hierin werden opgenomen zijn het resultaat van het inspraaktraject met alle betrokken diensten en organisaties in Gent. Het armoedebeleidsplan omvat ook alle lokale actoren in de uitvoering van de ambities en acties. Het is met andere woorden een ‘regieplan’. Er kan dan ook geen volledige integratie zijn met het meerjarenplan van Stad en OCMW Gent, want dat focust enkel op de doelstellingen en acties van het lokaal bestuur. Inhoudelijk streven beide plannen in het kader van armoedebestrijding echter dezelfde doelen na, zij het dus met een andere scope en op ander detailniveau. De link tussen het armoedebeleidsplan en het meerjarenplan van de Groep Gent wordt duidelijk via de strategische beleidsnota. Gezien het armoedebeleidsplan een integraal plan is dat op alle levensdomeinen de toegankelijkheid voor mensen in armoede wil verbeteren, zijn er linken naar de volledige doelstellingencascade binnen het Gentse meerjarenplan. De meest rechtstreekse koppeling met het armoedebeleid zit echter in de eerste hoofd strategische doelstelling en een specifieke strategische doelstelling: HSD 1 Gent stimuleert haar burgers maximaal om zich te ontplooien en geeft hen gelijkwaardige kansen tot sociale stijging. SD 1.1 : We voorkomen en bestrijden armoede, en in het bijzonder de kinder-, de generatie- en nieuwe armoede, via een gerichte inzet van lokale sociale beleidsinstrumenten. Om een overzicht en stand van zaken te kunnen geven van al de acties ihkv armoedebestrijding die door het lokaal bestuur extra worden uitgevoerd, werken we via GENT 2020, de opvolgingstool voor de Beleidscyclus (BBC) te Gent. We hechten in deze tool een ‘label’ (armoedebestrijding) aan activiteiten en acties onder de diverse doelstellingen van het meerjarenplan die armoede bestrijden. Zo kunnen we steeds een overzicht geven, aanvullend op de acties die we samen met onze derde partners uitvoeren en opvolgen. Gent 2020 stelt ons ook in staat de budgettaire inspanning van de gehele Groep Gent te duiden in het kader van armoedebestrijding. Eigenlijk vallen alle acties onder deze hoofdstrategische doelstelling ‘sociale stijging’ onder de noemer armoedebestrijding, want allen werken ze rechtstreeks of onrechtstreeks mee aan de verbetering van de situatie van individuen en gezinnen in armoede (bvb de werking van de welzijnsbureaus, het activeringsbeleid van de Stad en OCMW Gent of het flankerend onderwijsbeleid). Een specifiek beeld krijgen we door het budget dat gekoppeld zal zijn aan de activiteiten en projecten welke we aanduiden met het ‘label armoedebestrijding’. Dit zal in een later stadium mogelijk zijn wanneer deze koppeling is gelegd binnen GENT 2020.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
16
3. ARMOEDE IN GENT VERMINDEREN: ONZE VISIE
Het is onze uitdrukkelijke missie om armoede in Gent te verminderen. Hieronder leggen we uit, hoe we dat zien.
3.1.
WAT IS ARMOEDE?
Armoede valt niet eenduidig te definiëren. Er bestaan immers verschillende vormen van armoede. Duidelijk is dat armoede start met een tekort aan geld en dat dit kan leiden tot kans- en generatiearmoede. a)
Financiële armoede
Financiële armoede is de kern van de armoedeproblematiek en het gemeenschappelijke element onder alle mensen in armoede. Mensen leven in financiële armoede, als hun inkomen (en bezit) te laag is om menswaardig te leven in onze hedendaagse samenleving. b) Kansarmoede en sociale uitsluiting Financiële armoede (of gebrek aan “materiële” middelen) vormt steeds de kern van een armoedeproblematiek. Vaak gaat financiële armoede echter gepaard met een tekort aan middelen en kansen op allerhande levensdomeinen: arbeid (zwakke positie op de arbeidsmarkt), kennis en onderwijs (lage scholing), wonen (slechte huisvesting), gezondheid (psychische en/of lichamelijke klachten), rechtsbedeling (ondergebruik van rechten of diensten), welzijn (weinig of erg conflictueuze relaties, een beperkte vrijetijdsbesteding, isolement), sociale relaties (een netwerk met enkel mensen in armoede), cultuur, … Deze problemen op verschillende levensdomeinen beïnvloeden en versterken elkaar. Bijvoorbeeld: door familiale omstandigheden gaat Dirk als kind te weinig naar school, haalt slechte resultaten en haakt af zonder diploma. De kans is reëel dat Dirk geen job of een ongezonde job met een laag inkomen krijgt en enkel een woning in ongezonde staat kan huren die bijvoorbeeld extra gezondheidsproblemen veroorzaakt. Dirk stelt doktersbezoeken om financiële redenen uit, waardoor een chronische problematiek ontstaat. Mensen leven dan met een multiproblematiek of in kansarmoede. Kansarmoede betekent minder kansen krijgen en op termijn vaak uitgesloten worden van de arbeidsmarkt, het sociaal-culturele leven, de (gezondheids)zorg,… en ingesloten worden in de zorgsector, zoals de bijstand en de hiermee verbonden projecten en trajecten. c)
Wat uitsluiting met je doet als mens - cultuur van het zwijgen
Mensen die lang in armoede leven, gaan soms gebukt onder een innerlijke pijn, die te maken heeft met gevoelens van schaamte, afgewezen zijn, niet goed genoeg zijn, frustratie, onmacht, schuld, verdriet, kwaadheid, zich onbegrepen voelen, eenzaamheid,… Dit kan leiden tot een laag zelfvertrouwen en zelfwaardegevoel. Sommige armen voelen zich dan sterk geïsoleerd en berusten soms in hun situatie. De dagdagelijkse strijd vergt daarenboven zoveel energie dat er een zekere gelatenheid komt voor acties die
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
17
verandering kunnen brengen. De ervaring van keer op keer uitgesloten te worden resulteert bij mensen in armoede vaak in een moeilijke verbintenis met zichzelf, met anderen, met de maatschappij, met de toekomst. Dit alles leidt tot een ‘cultuur van het zwijgen'. In hetzelfde voorbeeld steekt Dirk al zijn energie in overleven van dag op dag en brandjes blussen. Daardoor heeft hij nog nauwelijks mentale ruimte om hobby’s te hebben of zich maatschappelijk in te zetten. Zo komt Dirk in een maatschappelijk isolement. Dit weegt op zijn psychisch welbevinden en ontneemt hem levensperspectief. d) Generatiearmoede Wanneer een kind geboren wordt en opgroeit in kansarmoede, komt het als volwassene vaak zelf terecht in armoede en sociale uitsluiting. We spreken dan van generatiearmoede. Dirk ontmoet een vrouw en krijgt kinderen. Het lukt hem en zijn vrouw niet om hun kinderen een rustige en gezonde plaats te geven voor hun schoolwerk. Ze kunnen ook niet altijd de juiste hulp geven; ze hadden het vroeger zelf moeilijk op school. Als de kinderen er niet in slagen een diploma te halen, wordt het voor hen erg moeilijk om stabiel werk te vinden en uit armoede te geraken.
3.2.
ELKE GENTENAAR UIT DE ARMOEDE 7
We willen de leefomstandigheden verbeteren van elke inwoner van Gent die in één of andere vorm van 8 armoede leeft: van nieuwe armen tot generatiearmen, Belg of niet Belg, van jong tot oud, met of zonder papieren, van de kanaaldorpen tot het miljoenenkwartier, ... kortom iedereen die onvoldoende bestaansmiddelen heeft om te participeren aan onze samenleving. 9
We streven voor iedereen gelijke kansen en dezelfde toegankelijkheid tot de sociale grondrechten na.
7
Mensen met de fusiegemeente Gent als gewoonlijke verblijfplaats.
8
een vorm van armoede die ontstaat en/of toeneemt in tijden van economische crisis en bevolkingsgroepen treft die voorheen geen armoede kenden 9
In art. 23 van de Belgische Grondwet staan de verschillende rechten opgesomd : het recht op arbeid, het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand, het recht op een behoorlijke huisvesting, het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu, het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing en het recht op onderwijs.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
18
Wanneer mensen langdurig in armoede leven en uitgesloten geraken op meerdere domeinen, dan is er voor hen meer nodig om dezelfde sociale grondrechten en gelijke kansen te realiseren. Daarom hebben we specifiek 10 aandacht voor de meest kwetsbare mensen in armoede: kansarmen en generatiearmen. We kiezen er ook voor om de rechten van het kind te verzekeren en geven daarom specifieke aandacht aan kinderen in armoede en hun gezinnen. Door armoede in gezinnen met kinderen te bestrijden, willen we vermijden dat die kinderen als volwassenen ook in armoede terecht komen en werken we dus preventief. Preventief werken betekent voor ons ook dat we aandacht hebben voor:
nieuwe armen; Gentenaren met een inkomen net boven de armoedegrens maar die geen reserves kunnen aanleggen om onverwachte extra uitgaven te betalen.
We willen iedereen insluiten. Daarom bakenen we in deze algemene visie geen specifieke doelgroepen af. We houden wel rekening met diversiteit: per doelstelling of levensdomein onderzoeken we of specifieke 11 doelgroepen specifieke drempels ervaren en pakken die aan.
3.3.
ARMOEDE HEEFT OORZAKEN OP VERSCHILLENDE NIVEAUS
Om armoede doeltreffend te bestrijden, moeten we weten wat de oorzaken zijn. De meest zichtbare – en dus makkelijkst te begrijpen - oorzaken van armoede zijn individueel: wat een individu overkomt en de manier waarop dit individu zich (soms niet meer) lijkt in te zetten om uit armoede te geraken. Oorzaken van armoede liggen meestal op verschillende niveaus: 1.
de samenleving en hoe die (financiële, sociale, culturele,…) middelen verdeelt. 1.1. De inkomensverdeling, de organisatie van de huisvestingsmarkt en het onderwijs, … maken dat we vertrekken met ongelijke “startkansen”: wie arm geboren wordt of bij ouders met lage opleiding, zal het moeilijker hebben om zelf uit armoede te geraken dan iemand die het leven start in een gezin met een voldoende inkomen, opleiding of sterk sociaal netwerk. 1.2. Tijdens een economische crisis kunnen meer mensen in armoede terecht komen.
10
Conform het welzijnsbeleid van Stad Gent, kiezen we voor “inclusief beleid waar het kan, categoriaal (of gericht op de doelgroep) beleid waar het moet”. Dit wil zeggen dat Stad Gent telkens éérst probeert om de algemene voorzieningen toegankelijk te maken. Pas als bepaalde doelgroepen dan nog geen toegang vinden tot een voorziening, gaan we categoriaal maw specifiek met die doelgroep werken. Via inclusief beleid probeert Stad Gent structurele oorzaken van uitsluiting weg te nemen. Via aanvullend categoriaal beleid, versterkt Stad Gent de doelgroep. We kiezen voor “progressief universalisme”; dit verzoent inclusief en categoriaal (= doelgroepgericht) beleid. “Progressief universalisme” betekent dat het beleid een kwalitatief aanbod en gelijke kansen creëert voor iedereen. Om voor iedereen gelijke kansen te realiseren, geeft het beleid meer en langdurig ondersteuning aan de meest kwetsbaren. We pleiten dus voor een algemeen beschikbaar aanbod voor iedereen, maar met een bijzondere aandacht voor de ondersteuningsnoden van zwakkere groepen binnen die universele dienstverlening. 11
Zo kunnen bv etnisch culturele minderheden (ECM) in armoede extra (bv taal- of cultuurdrempels) ondervinden bij de dienstverlening of onderwijs, ouderen bij gezondheidszorg of sociale relaties. Mensen van niet- of Oosteuropese herkomst, werklozen of éénoudergezinnen zijn bv. groepen die groter risico lopen om in financiële armoede te leven
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
19
2.
organisaties en groepen en hun (gebrek aan) toegankelijkheid. 2.1. Bv een bureaucratische opstelling van diensten of eigen (‘afwijkende’) waarden en normen van groepen; 2.2. Stigmatisering van groepen (bv racisme) of organisaties (bv het denkbeeld dat het OCMW er enkel is voor sukkelaars).
3.
Individuen: 3.1. Individuen gaan verschillend om met de (onvoldoende) financiële, sociale en culturele middelen waarover ze beschikken. Vrijwel iedereen heeft doelen voor ogen die we in onze samenleving als waardevol aanzien (bv consumeren, een goede ouder zijn) en zet zich in om die te bereiken. Niemand kiest er bewust voor om in armoede te leven, maar de manier waarop mensen zich inzetten om welstand en welzijn te verwerven verschilt. Het maken van bepaalde (levens)keuzes kan echter zware 12 gevolgen hebben, bvb een risicovolle investering of de keuze om van job te veranderen. 3.2. “Pech” is niet gelijk verdeeld; een gebeurtenis zoals ziekte, een ongeval of verlies van werk kan er voor zorgen dat iemand in armoede terecht komt.
Die niveaus spelen op elkaar in. Zo zal bv een ziekte van een individu (3.2) minder armoede veroorzaken, naarmate de ziekteverzekering de kosten dekt (1.1). Of zo zal de armoede bij werkloosheid of faillissement door een economische crisis (1.2) minder sterk toenemen, naargelang de hoogte van de werkloosheidsvergoedingen (1.1) en de toegang daartoe (2.1). We kunnen armoede nooit doeltreffend bestrijden als we enkel werken met de individuele mensen in armoede (3) en de oorzaken op andere niveaus (1 en 2) niet aanpakken. We willen het bewustzijn bij Gentenaars vergroten dat we oorzaken èn dus oplossingen niet alleen moeten zoeken bij individuen maar ook bij organisaties en bij de samenleving. Door Gentenaars hierover te sensibiliseren, willen we het draagvlak en de solidariteit versterken voor een armoedebestrijding die werkt aan zowel de organisatie van onze samenleving (1 en 2) als versterking van mensen in armoede (3).
3.4.
ARMOEDE BESTRIJDEN BETEKENT OORZAKEN OP ALLE NIVEAUS AANPAKKEN
Om armoede doeltreffend te bestrijden, willen we ingrijpen op de verschillende oorzaken of aanleidingen van armoede die op elkaar inspelen: de oorzaken die gelegen zijn bij de organisatie van onze samenleving (1 en 2) en de versterking van de individuen (3). Bv. we onderzoeken hoe de arbeidsmarkt werkt, wat oorzaken zijn dat mensen geen stabiel werk vinden en bepalen vervolgens welk aanvullend arbeidsmarktbeleid we lokaal kunnen organiseren. Hierbij kan Gent actie ondernemen:
12
Wanneer we armoede enkel als gevolg zien van wat de persoon in armoede (wel en niet) doet, spreken we van het “individueel schuldmodel”.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
20
als werkgever of facilitator van arbeidsplaatsen die geschikt zijn voor mensen in armoede (1); als organisator of facilitator van randvoorwaarden zoals kinderopvang of mobiliteit (2); door mensen in armoede op te leiden en toe te leiden naar die arbeidsplaatsen (3).
Door oorzaken op het niveau van de samenleving aan te pakken (1 en 2), vermijden we dat meer mensen in armoede terecht komen en werken we dus preventief. We zetten ook in op individuele ondersteuning en versterking van mensen in armoede (3). Daarbij is het schuldvraagstuk (‘wie is er schuldig aan het feit dat iemand in armoede leeft?’) niet relevant. We willen mensen niet de schuld geven van armoede. We willen samen met hen de verantwoordelijkheid nemen zodat ze uit armoede geraken. We vertrekken daarbij vanuit hun krachten. Wanneer we mensen in armoede proberen te versterken, doen we dit ook op de verschillende niveaus.
13
We streven er naar de sociale grondrechten te realiseren voor mensen die nu in armoede leven, zodat zij een menswaardig leven krijgen. We werken hiertoe integraal, dit wil zeggen aan alle sociale grondrechten of levensdomeinen: inkomen en sociale zekerheid, wonen, werken en activering, leren, sociale relaties en vrije tijd, gezondheid. Omdat armoede vaak meer is dan louter financiële armoede, zetten we in op drie soorten maatregelen binnen deze levensdomeinen: a)
Maatregelen die de bestaanscondities van mensen verbeteren (cf. gebrek aan financiële en materiële middelen). Dit zijn de eerste en noodzakelijke maatregelen om armoede te verminderen. bv de mate waarin de overheid inkomsten uit arbeid, vermogen,… herverdeelt en de hoogte van de bijstandsuitkeringen.
b) Maatregelen die structureel bepaalde processen van uitsluiting tegengaan (cf. sociale uitsluiting); bv. onderzoeken welke processen maken dat kinderen in armoede vaker zonder diploma afstuderen en die processen proberen tegen te gaan. bv. onderbescherming tegengaan. c)
Maatregelen die armen aanspreken om zichzelf te versterken en de cultuur van het zwijgen te doorbreken; bv. samen met mensen in armoede het probleembewustzijn over armoede in de samenleving verhogen en aan beleidsbeïnvloeding en –ontwikkeling doen.
13
We gebruiken hiervoor de “basisschakelmethodiek”, waarbij geschakeld wordt tussen micro-, meso- en macroniveau: verbinding met zichzelf : door zich in te zetten voor bepaalde activiteiten krijgen mensen opnieuw het gevoel greep te krijgen op het eigen leven, op de eigen toekomst verbinding met anderen : door in groep samen activiteiten te doen leren mensen zich op een veilige manier binden aan andere mensen om samen iets te bereiken. verbinding met diensten en voorzieningen : door het organiseren van bepaalde activiteiten leren mensen de weg te vinden en vertrouwen te stellen in andere mensen, diensten en organisaties zodat ze zich opnieuw kunnen integreren in sociale en culturele netwerken verbinding met de maatschappij : door mensen te laten deelnemen in een participatieproces leren ze dat ze op een actieve manier mee invloed hebben op het beleid van diensten, op de maatschappij
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
21
3.5.
ARMOEDEBESTRIJDING ALS ONDERDEEL VAN HET GENTS WELZIJNSBELEID
Armoedebestrijding is een onderdeel van het Gents welzijnsbeleid. Dit welzijnsbeleid zet in op 2 sporen: 1.
de toegankelijkheid van de sociale grondrechten of levensdomeinen; op de organisatie van onze samenleving.
2.
Het versterken van de zelfredzaamheid van zwakkere groepen.
14
Deze visie op het lokaal welzijnsbeleid trekt zich door binnen het armoedebeleid. Om armoede te bestrijden in Gent, is inzet op deze 2 sporen essentieel: 15
1.
toegankelijkheid vergroten door inclusief te werken: we streven er in eerste instantie naar dat voldoende inkomen en huisvesting, werken, leren, sociale relaties en vrije tijd en gezondheid toegankelijk zijn voor mensen die nu in armoede leven. We onderzoeken de organisatie van onze samenleving; hoe de werking van de arbeidsmarkt, van onderwijs, huisvesting, dienstverlening,… armoede mee veroorzaakt of in stand houdt. We onderzoeken hoe armen uitgesloten worden, welke “drempels” ze ervaren en proberen die drempels weg te werken. Bv. We leven in een consumptiemaatschappij, waarin consumeren een manier is om sociale status te verwerven, om er bij te horen. Wanneer bv de meeste kinderen van de klas vertellen welke mooie geschenken ze van Sint zullen krijgen, voelen mensen in armoede druk om hun kinderen er te laten bij horen door gelijkaardige mooie geschenken voor hen te kopen. Bv. De overheid maakt keuzes om de huisvestingsmarkt al dan niet te reguleren, sociale woningen te bouwen, eigendom te stimuleren,… Mensen in armoede fungeren als een soort “toetssteen voor inclusief beleid”. De drempels die zij ervaren, gelden niet alleen voor hen maar vaak ook voor anderen. Zo onderkennen we algemene mechanismen, die ook gelden voor andere groepen, maar misschien minder uitgesproken. Via deze toetssteen voor inclusief beleid kunnen we inspelen op de algemene mechanismen ten voordele van meer mensen dan enkel mensen in armoede. Bv. te weten komen waar je welke sociale premie moet aanvragen en wat je hiervoor moet doen, is extra moeilijk voor kansarmen maar kan ook voor andere mensen moeilijk zijn. Het vereenvoudigen van deze procedure zal voor meer dan enkel de kansarme doelgroep een meerwaarde betekenen. Toegankelijkheid vergroten is werken aan oorzaken van armoede op het niveau van de samenleving (1) en haar organisaties (2).
2.
zelfredzaamheid verhogen: aanvullend is het nodig om mensen in armoede te versterken door 16 empowerend of versterkend te werken. We vertrekken hierbij van de sterkten, de krachten en de inzet die ook alle mensen in armoede hebben. Zo
14
Visienota Lokaal welzijnsbeleid. mei 2013.
15
alle domeinen en voorzieningen toegankelijk maken voor iedereen dus ook voor zwakkere doelgroepen
16
Het doel van empowerment is de ontsluiting en ontwikkeling van persoonlijke krachten van de doelgroep en de ontsluiting van de nodige hulp- en steunbronnen tussen en in de verschillende niveaus en domeinen van het maatschappelijk leven, in dialoog met de doelgroep (Steenssen, Sannen &Van Regenmortel Tine, 2010).
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
22
beschikken mensen in kansarmoede bv. over een grote kracht om te overleven of om mekaar te steunen. We maken gebruik van de (leer)kansen die diversiteit ons biedt. We versterken mensen op maat van hun draagkracht en mogelijkheden. Voor sommige mensen zal blijvende zorg nodig zijn. We laten daarbij ook de allerzwaksten niet los en blijven hen kansen geven. Zelfredzaamheid versterken is werken aan oorzaken van armoede op het niveau van het individu (3).
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
23
4. VERTALING VAN ONZE VISIE NAAR AMBITIES
Zoals u hierboven in de visie kon lezen, streven we ernaar de sociale grondrechten te realiseren voor alle mensen die nu in armoede leven, zodat zij volwaardig kunnen participeren aan de samenleving. Gezien de multidimensionaliteit van armoede is een brede, alomvattende benadering noodzakelijk willen we echte resultaten boeken. In dit hoofdstuk hebben we dit vertaald naar concrete ambities of doelen onder 3 grote thema’s: integrale benadering, de levensdomeinen en kinderarmoede. Afhankelijk van het thema kan er een andere trekker of verantwoordelijke zijn. Dit wordt ook zo benoemd in de focus of actie. Zo worden sommige thema’s getrokken door OCMW Gent (bvb acties mbt het levensdomein inkomen of ondersteunende acties als regisseur). Voor andere acties is dan weer het lokaal bestuur of ‘Stad en OCMW’ bevoegd (bvb werken aan de toegankelijkheid van Stads- en OCMW-diensten). Andere acties zijn dan weer een samenwerking van verschillende partners of ‘het armoedeveld’ (‘we’ voor gezamenlijke acties). De onderdelen van dit hoofdstuk zijn op een vaste manier opgebouwd:
Eerst geven we – voor zo ver ze beschikbaar zijn – kernachtig een aantal cijfergegevens weer voor dit domein. Meer uitvoerige cijfergegevens, algemeen of specifiek voor dit domein, vindt u in de uitgebreide omgevingsanalyse in boek 2, Wetenschappelijke onderbouwing.
Vervolgens geven we in de rubriek ‘Kijk vanuit de doelgroep’ weer wat het armoedeveld over dit thema reeds vertelde en neerschreef. We vertrokken hierbij van de bestaande expertise en analyseerden de vele werkstukken en beleidsadviezen van onder meer de 3 Gentse verenigingen waar armen het woord nemen, Samenlevingsopbouw Gent en de klantenparticipatie van OCMW Gent. Deze stukken zijn het resultaat van de intense werking van deze organisaties met mensen uit de doelgroep en geven dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden per thema een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten.
Per uitgewerkt domein geven we ook een korte visie, die uiteraard kadert binnen de bovenstaande bredere visie.
Tenslotte geven we bij de thema’s die reeds werden uitgewerkt onze ambities of doelen (‘wat willen we bereiken?’) en een aantal concrete focussen (‘hoe willen we dit concreet bereiken?’) weer. We vermelden hierbij ook onze streefwaarden of richtcijfers en via welke indicator(en) we de voortgang van deze doelstelling willen opvolgen. De streefwaardes zijn een doordachte inschatting, na discussie met betrokken actoren en diensten. Ze zijn enerzijds bewust ambitieus, maar houden anderzijds ook rekening met de praktische en budgettaire context. De indicatoren geven vooral een indicatie van de vooruitgang van onze inzet, maar zijn daarnaast natuurlijk ook onderhevig aan andere omgevingsfactoren. In die zin zijn de indicatoren en streefcijfers niet alleszeggend of definitief en moeten ze op zichzelf tijdig en vooral kritisch geëvalueerd worden. Ze helpen ons wel onze focus scherp te stellen en de voortgang op te volgen en bij te sturen. De concrete acties die hier dan weer onder vallen leest u in het groeiactieplan, waarvan we een eerste versie (acties in uitvoering 2014-2015) samen met dit kaderplan voorleggen.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
24
4.1.
INTEGRALE BENADERING
4.1.1. TOEGANKELIJKHEID VAN DIENSTVERLENING EN ZORG KIJK VANUIT DE DOELGROEP 17 Een van de belangrijkste en meest hardnekkige signalen uit het werkveld en de armoedeverenigingen is dat heel veel mensen niet of te weinig op de hoogte zijn van hun rechten. Informatie over rechten is versplinterd, niet op maat van de meest kwetsbaren, enzovoort. Zelfs indien mensen hun rechten wel kennen, zetten ze omwille van 18 diverse redenen ook vaak de stap niet om deze effectief op te nemen. Dat mensen zelf (soms heel grote) stappen moeten zetten om hun rechten uit te putten wordt als onrechtvaardig ervaren: laagopgeleide, onzekere en niet geïnformeerde burgers vinden minder gemakkelijk de 19 weg dan de assertieve, goed opgeleide en geïnformeerde burger. Men vraagt dat diensten meer inzetten op het proactief verstrekken van informatie, mensen met vragen of noden ook zelf meer gaan opsporen, de vra(a)g(en) achter de vraag zien,…. Er wordt nog te vaak van uitgegaan dat mensen zelf wel de juiste vragen op de juiste plaatsen en momenten zullen stellen. Wanneer ze echter niet op de hoogte zijn van welk aanbod aan premies of hulp er bestaat, kunnen ze er ook niet naar vragen. Mensen weten namelijk niet welke organisaties er allemaal bestaan en bij welke organisaties ze waarvoor terecht kunnen. Diensten bieden best dus spontaan ruime informatie aan, ook over aanverwante zaken naast de initiële 20 vraag. Ook bij de hulpverleners zelf is er soms gebrek aan kennis. Veel hulpverleners blijken zelf onvoldoende op de hoogte te zijn van het bestaande brede hulpverleningsaanbod. Dit verhindert hen om gericht te informeren en 21 door te verwijzen. Waar nodig, leiden hulpverleners ook best meer persoonlijk toe naar andere diensten en organisaties. Zelf de 22 stap zetten blijkt voor kwetsbare burgers vaak nog een te hoge drempel. Mensen kennen de diensten niet. Diensten zouden veel toegankelijker moeten zijn. Wanneer mensen een 23 probleem hebben en hulp willen zoeken, weten ze niet waar ze terecht kunnen.
17
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 18
Eindverslag Tuppercare-project (september 2011-augustus 2012),; Samenlevingsopbouw Gent; 2012
19
Grondrechtenboom. Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Vlaanderen. Rapport; Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent; 2007 20
‘Communicatie met kansarme en kwetsbare groepen’, studiedag Lessius; ook uit: Rapport werkgroep klantenparticipatie rond proactieve rechtenbenadering-fase 1 – screening hulpverleningsaanbod 21
Grondrechtenboom. Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Vlaanderen. Rapport; Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent; 2007 22
Verslag Armoedeforum 2 Cel Armoedebestrijding Gent; 2011
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
25
Eens mensen in contact komen met de hulpverlening zijn een klantvriendelijk onthaal en volledige aandacht 24 voor de cliënt essentiële voorwaarden. Taal blijft echter vaak een obstakel: mensen die het Nederlands onvoldoende beheersen, vinden moeilijker 25 toegang tot goede dienstverlening. Maar er zijn nog veel andere drempels waar mensen in armoede mee kampen in de contacten met de diensten van Stad, het OCMW- of andere actoren. Er is nog veel werk aan de winkel om communicatie meer op maat van mensen in armoede te voeren en de 26 toegankelijkheid van de hulpverlening te verbeteren . Goede hulpverleners beseffen hoe moeilijk sommige mensen het hebben. Als ze naar de mening van hun cliënten luisteren en met hen overleggen, voelen cliënten zich begrepen. Door samen tot een oplossing te 27 komen, voelt men zich gerespecteerd. Iedereen is het eens over het belang en de kracht van de individuele hulpverlening vanuit de eerstelijnsdiensten. De methodische individuele benadering op maat en de aanhoudende inzet van maatschappelijk werkers en andere hulpverleners is van onschatbare waarde en moet nog meer ruimte krijgen. Administratieve belasting 28 en tijdsdruk zijn in dit opzicht voor zowel hulpverlener als de burger een groot gevaar.
VISIE Elke Gentenaar heeft recht op maatschappelijke dienstverlening, die er voor moet zorgen dat zijn recht op een 29 menswaardig leven verzekerd wordt. Niet elke Gentse burger vindt de toegang tot deze dienstverlening. Daarom maken we de dienstverlening en zorg toegankelijker met prioritaire aandacht voor mensen die in kansarmoede leven. Toegankelijke dienstverlening betekent dat de toegang bereikbaar, beschikbaar, betaalbaar, bruikbaar en begrijpbaar is (dus ze beantwoordt aan de “5 B’s”). We maken de dienstverlening ook maximaal pro-actief. Hierbij neemt de gemeenschap het initiatief om de rechthebbenden op bepaalde rechten/premies/… zelf te bereiken in plaats van te verwachten dat deze rechthebbenden hun rechten zelf kennen en komen aanvragen. Indien mogelijk kent de gemeenschap zelfs
23
Het belang van luisteren naar mensen in armoede; Gentse verenigingen waar armen het woord nemen; 2007
24
Tweede nota warm/klantvriendelijk onthaal wegwijzerwerking (21/05/08)
25
Grondrechtenboom. Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Vlaanderen. Rapport; Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent; 2007 26
Verslag Armoedeforum 1 Cel Armoedebestrijding Gent; 2011
27
Maatschappelijke dialoog over het belang van luisteren naar mensen in armoede-addendum; Gentse Verenigingen waar Armen het Woord Nemen; 2007 28
Verslagen Armoedefora Cel Armoedebestrijding Gent; 2011-2012
29
Art.1 van de OCMW-wet van 8 juli 1976 luidt: “Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Er worden openbare centra voor maatschappelijk welzijn opgericht die, onder de door deze wet bepaalde voorwaarden, tot opdracht hebben deze dienstverlening te verzekeren.” Dit recht op dienstverlening om iedereen de mogelijkheid te geven een menswaardig leven te leiden, was een belangrijke mijlpaal in het beleid om armoede te bestrijden
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
26
rechten automatisch toe. Tegelijk pakken we mogelijke misbruiken aan, zodat we de middelen vrijwaren om een rechtvaardig sociaal systeem in stand te houden. We maken de hulp- en dienstverlening toegankelijk voor iedereen, door:
algemene maatregelen in te voeren zoals bv. duidelijke informatie of betere samenwerking tussen diensten; te onderzoeken of er bepaalde doelgroepen (bv. ouderen of etnisch culturele minderheden) specifieke drempels ervaren en deze aan te pakken.
Om toegankelijke dienstverlening te realiseren, blijven we investeren in de:
de
0 lijn: blijvend ‘aanwezig’ zijn in de vertrouwde omgeving en zo een vertrouwensband opbouwen; ste 1 lijns of rechtstreeks toegankelijke hulp- en dienstverlening. de
We dragen hierbij zorg voor de draagkracht van de dienstverleners op de 0 en 1
ste
lijn.
Een hulp- en dienstverlening gericht op Gentenaars in (kans)armoede bouwen we op vanuit een kennis over (kans)armoede en de mechanismen werkzaam bij deze individuen, in deze gezinnen; in deze buurten, in de stad Gent, … Vanuit deze kennis bieden we een begeleiding aan op maat van de noden van de mensen in armoede. Hulp- en dienstverleners kunnen dan met de meest gepaste attitudes en vaardigheden zowel preventief als curatief werken. We blijven Gentenaren in armoede kansen en begeleiding geven; ook indien zij zelf de hulpverlening de rug 30 31 toekeren. “Zorgwekkende zorgvermijders ” laten we niet los maar benaderen we outreachend en 32 vindplaatsgericht . We zoeken oorzaken van de zorgvermijding en evalueren of we structuren moeten aanpassen. We passen onze werkwijze en methodieken aan op basis van de noden van de Gentse burgers in armoede. Zo ontvangen zij steeds de meest passende hulp- of dienstverlening. We begeleiden en ondersteunen alle Gentenaars om niet alleen hun rechten uit te putten, maar ook om hun plichten te volbrengen. Alle Gentse burgers hebben zowel rechten als plichten en we blijven dan ook verwachtingen stellen aan Gentenaren in armoede.
30
mensen die een hoge nood aan zorg hebben, maar omwille van allerlei redenen (bv. geen ziekteinzicht, wantrouwen t.a.v. hulpverleners,...) bewust of onbewust het contact met hulpverleners of zorg vermijden. 31
De hulpverlener reikt uit naar de cliënt, zet zelf actief stappen richting cliënt.
32
De hulpverlener verplaatst zich fysiek naar de plaatsen waar de cliënt zich bevindt. Dit kan ook preventief zijn: de hulpverlener bezoekt plaatsen waar regelmatig cliënten komen.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
27
AMBITIE 1. Mensen in armoede hebben een betere toegang tot de sociale dienstverlening en hun sociale
rechten.
FOCUS OF DOELEN 1.1 Tegen 2019 informeren Stad en OCMW 20 % meer mensen (in armoede) over hun sociale rechten. Indicator: aantal sociale infovragen aan de infopunten
1.2 Tegen 2019 sporen OCMW en CAW Oost-Vlaanderen, regio Gent-Eeklo, via extra acties 250 niet gekende mensen in armoede op en contacteren hen op maat met informatie over hun specifieke sociale rechten. Indicator: aantal extra bereikte mensen in armoede
1.3 OCMW en CAW Oost-Vlaanderen, regio Gent-Eeklo continueren in een steeds complexer wordende omgeving, de hoge kwaliteit van de werking van de onthaal- en eerstelijnsdiensten. Indicatoren: tevredenheid over onthaal in klantentevredenheidsmeting van OCMW Gent: streefwaarde is het 33 behoud van het niveau van tevredenheid.
1.4 Tegen 2019 verhogen we de toeleiding naar het aanvragen van sociale rechten met 5%. Indicatoren:
aantal toeleidingen naar een specifiek geselecteerd recht aantal automatisch toegekende rechten (van Stad en OCMW gedifferentieerd)
1.5 Tegen 2019 voert elk departement van Stad en OCMW een verbeteractie uit die de toegankelijkheid van de dienstverlening verhoogt. Indicator: lijst van uitgevoerde acties
1.6 Tegen 2019 geven we minstens 500 meer mensen in armoede toegang tot de digitale wereld. Indicator: aantal bereikte mensen
33
Gelet op een aantal factoren zoals de stijgende complexiteit van de cliëntsituaties en het sociaal werkveld en de werkdruk bij de gespecialiseerde maatschappelijk werkers, streven we een behoud ven de reeds grote tevredenheid na eerder dan een verbetering.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
28
4.1.2. BELEIDSPARTICIPATIE KIJK VANUIT DE DOELGROEP 34 Mensen in armoede vinden vaak dat er te weinig wordt geluisterd naar hen. Er wordt te weinig rekening 35 gehouden met wat ze nodig hebben. Bij het uitwerken van elk beleid over armoedebestrijding, is de expertise die voortkomt uit de ervaring van mensen in armoede echter onontbeerlijk. Zij ondervinden de problemen zelf en het is belangrijk dat organisaties, diensten en politici die ervaring 36 erkennen en er ook rekening mee houden. Iemand die zijn mening mag en kan geven en merkt dat er geluisterd wordt, wordt sterker en kan verdere stappen zetten. Je krijgt dan als persoon terug wat eigenwaarde 37 en moed. Het armoedeveld is het erover eens dat de overheid best mensen in armoede via hun verenigingen, werkingen en organisaties op alle niveaus betrekt en dit van de voorbereiding tot en met de evaluatie. Zoals dit ook op vele andere domeinen het geval is, kan de overheid dit niet alleen realiseren. Zij heeft het sociale middenveld van 38 organisaties en particuliere diensten nodig om de gepaste ondersteuning en begeleiding te voorzien. De Verenigingen waar armen het woord nemen vertegenwoordigen niet alle mensen in armoede. Het blijft echter enorm belangrijk om hen te betrekken wanneer het over een schending van de grondrechten gaat. Zij beschikken immers over een arsenaal aan getuigenissen, cases, ... die een duidelijke meerwaarde bieden bij het optreden tegen dergelijke schendingen. Daarom is het ook een taak voor deze verenigingen (maar ook voor organisaties als Samenlevingsopbouw en de emancipatorische werking van het OCMW) om te blijven zoeken naar mensen in armoede, dit is ook meteen hun moeilijkste taak. Zij moeten immers blijvend een inspanning leveren om deze mensen te vinden en te bereiken en hun ervaringen tot bij het beleid te brengen. Het is dan de 39 taak van het beleid om de cases van deze minderheid in het vizier te houden. Participatief werken is een sleutel in armoedebestrijding en tevens een middel om een gepast aanbod te 40 verstrekken . Gent kent een rijk aanbod aan armoedeverenigingen, doelgroepvertegenwoordigers, ervaringsdeskundigen in de armoede… we moeten hun expertise gebruiken om het beleid meer op maat van
34
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 35
Als je in het rood staat… springt het niet automatisch op groen. Dossier Armoede en Justitie; vzw Sivi; 2007
36
In dialoog met het beleid; Beweging van Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen; 2012
37
Armoederapport 2010; Dialoog, meer dan een verzameling knelpunten, Diederik Janssens, De Zuidpoort
38
Visietekst over een toereikend minimuminkomen, Samenlevingsopbouw Gent; september 2012
39
Iedere schending van grondrechten is er een teveel, interview met Kris Dom, beleidsmedewerker Samenlevingsopbouw Gent ‘Het armoederapport 2010. Een jaar na het indicatorenrapport: reflecties over armoede, indicatoren en het beleid. 40
Bijlage ‘het verplichte karakter van activering’ bij nota motiverende gespreksvoering Wegwijzerwerking OCMW Gent.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
29
mensen in armoede te maken. Vele van deze actoren hebben ook reeds duidelijk aangegeven deze rol te kunnen 41 en willen opnemen.
VISIE Mensen die leven in armoede hebben vaak gevoelens van machteloosheid. Door de vele ervaringen van mislukking, bij sommigen al van in de kindertijd, hebben ze het gevoel zelf weinig aan hun situatie te kunnen veranderen. Ze denken vaak al helemaal geen invloed te hebben op de maatschappij waarin ze leven. We vinden het belangrijk dat mensen in armoede, mensen uit het werkveld en academici kunnen participeren aan het beleid, om zo de:
kwaliteit van het beleid te verbeteren. Mensen in armoede kunnen fungeren als “toetssteen” voor de toegankelijkheid van diensten. Wat voor de zwaksten goed is, kan immers ook veel anderen ten goede komen. Academici of mensen die beroepshalve met mensen in armoede werken, brengen hun wetenschappelijke of professionele ervaring in. In dit opzicht is de uitwerking van een Gentse armoedetoets een absolute prioriteit voor het lokaal bestuur. Hiermee willen we het beleid van Stad en OCMW continu kritisch analyseren en vermijden dat we maatregelen treffen die een negatieve impact hebben op mensen in armoede of armoede in de hand werken.
sociale uitsluiting tegen te gaan en empowerment te stimuleren (mensen in armoede versterken). Wanneer mensen in armoede zich inzetten om beleidsvoorstellen te doen, komen ze weg uit een positie van “ontvanger” en afhankelijke.
Omdat mensen in armoede zich vaak schamen over hun situatie, vergt het vaak een lang proces hierover vrijuit te spreken en ruimer te denken dan hun eigen problemen. We zetten in op participatiekanalen en stimuleren mensen in armoede om hieraan deel te nemen. We houden rekening met het ritme, het proces, de tijd, … nodig om mensen in armoede effectief te laten participeren. We stimuleren mensen in armoede om in groep beleidsadviezen te formuleren. Verenigen betekent: “samen sterk”, gedeelde lasten om iets te veranderen. Samen is het ook gemakkelijker om de realisatie van voorstellen op te volgen. We betrekken groepen van mensen in armoede ook zo vroeg mogelijk in het beleidsproces. We geven hen ook feedback over wat er met hun beleidsadvies gebeurde en bevragen hen over de aanpak en kwaliteit van de inspraak. Zo voorkomen we dat de mensen (opnieuw) ervaren geen greep te hebben op hun omgeving maar integendeel voelen dat zij wel gehoord worden. Participatie is zowel het contact tussen lotgenoten (bonding) als dialoog tussen mensen in armoede met mensen zonder armoede-ervaring (bridging). We vinden het belangrijk dat niet alleen mensen in armoede participeren aan het beleid, maar ook de bredere bevolking. Hulpverleners die individueel met mensen in armoede werken, proberen de gevoelens van machteloosheid te doorbreken. We leren mensen in armoede dat we ervaringen uit het verleden meedragen en zoeken samen met hen hoe ze zelf invloed kunnen verwervern op het heden. We spelen in op gevoelens van machteloosheid door mensen te laten participeren aan de hulpverlening, door de volgende stappen samen te plannen. We geven hen middelen mee om controle te hebben over hun eigen situatie. We staan open voor creatieve initiatieven van onderuit en voor co-creatie van beleid: samen acties opzetten, beleid maken en uitvoeren.
41
Voorbereidingen armoedetoets; GOT (Gentse overlegtafel), conceptnota Gentse armoedetoets, 2011
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
30
AMBITIE 2. Zowel deskundigen uit hun ervaring in armoede42 als professionele deskundigen hebben invloed op het lokale beleid dat gevolgen heeft voor mensen in armoede.
FOCUS OF DOELEN 2.1 Tegen 2016 vragen Stad en OCMW beleidsadvies aan zowel deskundigen uit hun ervaring in armoede als aan deskundigen uit het werkveld en de academische wereld. Stad en OCMW doen dit bij de voorbereiding van belangrijke beslissingen met mogelijke gevolgen voor armoede. Indicatoren: aantal gevraagde en verleende beleidsadviezen
2.2 Stad en OCMW koppelen voldoende terug wat ze met de beleidsadviezen van deskundigen doen. Indicator: aantal momenten van terugkoppeling
2.3 Tegen 2019 optimaliseren we de participatiekanalen van professionele deskundigen en deskundigen vanuit hun ervaring in armoede. Indicatoren: aantal kanalen en uitwisselingen
4.1.3. SENSIBILISERING KIJK VANUIT DE DOELGROEP 43 44
Binnen de wereld van justitie en hulpverlening is de leefwereld van mensen in armoede vaak te weinig gekend. De verenigingen stellen daarom voor om aan kennis en draagvlak te werken bij diensten van het lokaal bestuur, de bredere middenveldorganisaties, maar evengoed bij de Gentenaar. Zo worden bvb leerkrachten tijdens hun opleiding en loopbaan te weinig ondersteund om met de groeiende diversiteit- inclusief mensen in armoede- om 45 te gaan.
42
Zowel georganiseerde als niet georganiseerde mensen met een armoede-ervaring als opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting. 43
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 44
Als je in het rood staat… springt het niet automatisch op groen. Dossier Armoede en Justitie; vzw Sivi, 2007
45
Ieders stem telt: 15 prioriteiten voor Gent, Samenlevingsopbouw Gent
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
31
Mensen in armoede worden nog te veel met de vinger gewezen: het is hun eigen schuld, ‘wie wil werken, vindt werk’, ‘‘t zijn allemaal profiteurs’ …zijn helaas nog altijd veel gehoorde clichés. Deze getuigen van een gebrek aan kennis over armoede. Het is belangrijk voldoende aandacht te hebben voor de ‘binnenkant’ van armoede: 46 vaak vragen mensen in armoede zich af wat ‘de anderen’ van hen denken. Mensen getuigen dat ook hulpverleners al te vaak uitgaan van wantrouwen in plaats van vertrouwen. Ze 47 worden ook met stigmatiserend denken (‘jullie zijn allemaal profiteurs’) geconfronteerd.
VISIE In de jaren ’70 kregen de maatschappelijke oorzaken van armoede veel aandacht. De laatste 20 jaar verschoof deze aandacht naar de verantwoordelijkheid en/of schuld van de persoon in armoede zelf in zijn eigen situatie. Het maatschappelijk draagvlak om middelen aan armoedebestrijding te besteden, staat onder druk. De economische crisis maakt mensen (binnen de huidige verdeling van middelen) onzeker over hun eigen bestaanszekerheid. Hierdoor staat de bevolking minder open voor herverdeling van middelen naar mensen in armoede. Tenslotte behoren mensen in armoede meer en meer tot etnisch culturele minderheden. Door de veelheid van de recente migratiestromingen naar Gent ontstaan minder sterke solidariteitsbanden. Zo lang we armoede enkel bekijken als de “schuld van de andere”, kunnen we armoede niet succesvol bestrijden. Om armoede effectief te bestrijden, is een veelheid aan maatregelen en middelen nodig vanuit verschillende sectoren (politiek, economisch, cultureel,…) en individuen. We moeten werken aan maatschappelijke oorzaken (o.a. toegankelijkheid vergroten), met de persoon in armoede (zelfredzaamheid vergroten) én op alle levensdomeinen (integraal): inkomen, werken, wonen, … Er is een breed maatschappelijk draagvlak nodig om deze veelheid aan maatregelen, middelen en inzet op diverse niveaus te realiseren. We kunnen een verschil maken als alle spelers zich voldoende bewust zijn over de inhoud, omvang en oorzaken van armoede en deze spelers hierbij een actieve rol willen opnemen. Armoedebestrijding is een zaak van iedereen en niet alleen van de welzijnssector. Het is uitermate belangrijk dat zoveel mogelijk maatschappelijke sectoren hun verantwoordelijkheid opnemen (werkgevers, zorgsectoren, onderwijsinstellingen, cultuur- en sportsector,…) Door breed te sensibiliseren roepen we Gent op om samen op te komen tegen armoede. Om het maatschappelijk draagvlak sterk te houden, ontwikkelen we universele maatregelen of acties of minstens maatregelen waar een grote groep mensen die met armoede in aanraking kan komen, van kan 48 genieten. We tonen aan dat financiële steun gaat naar de mensen die er recht op hebben. Misbruiken worden namelijk niet getolereerd, maar verder opgespoord en gesanctioneerd. Zo waken we er ook voor dat het maatschappelijk draagvlak niet ondermijnd wordt door enkele misbruiken. We willen de solidariteit tussen arm en rijk en mensen in armoede onderling een stimulans geven door verder te sensibiliseren.
AMBITIE
46
Verslag Armoedeforum 1Cel Armoedebestrijding Gent; 2011
47
Grondrechtenboom. Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Vlaanderen. Rapport; Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent, 2007 48
Dit sluit aan bij onze algemene visiekeuze voor “progressief universalisme”
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
32
3. We vergroten het maatschappelijk draagvlak in Gent om samen armoede te bestrijden volgens de visie en aanpak van het armoedebeleidsplan.
FOCUS OF DOELEN 3.1 Vanaf 2015 lanceert het OCMW in samenwerking met de lokale partners min. drie sensibiliserende acties per jaar naar de brede bevolking. Deze acties zijn gericht op een groter begrip van oorzaken en oplossingen voor armoede. Indicatoren: aantal acties gericht op het vergroten van het begrip mbt armoede.
3.2 Tegen 2019 neemt de medewerking van mensen die zich voor Gent willen inzetten in activiteiten voor armoedebestrijding toe met 30 personen per jaar. Indicator: aantal betrokken organisaties, acties en extra medewerkers.
3.3 Tegen 2019 doen we aan alle Gentse basis-, secundaire en hogescholen een aanbod aan sensibiliserings en vormingsmateriaal. Indicator: lijst met scholen die het aanbod in hun werking integreren
3.4 Tegen 2019 kunnen alle medewerkers die frequent in contact komen met de burger een vorming krijgen rond inzichten in armoede. Indicatoren: aantal bereikte organisaties en aantal deelnemers
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
33
4.2.
LEVENSDOMEINEN
Zoals in hoofdstuk 3 (Armoede in Gent verminderen: onze visie) geschetst, start armoede bij een tekort aan financiële of bestaansmiddelen. Wanneer een persoon een langere periode in financiële armoede leeft, komt hij vaak in kansarmoede terecht. Kansarmoede is multidimensioneel. Er is een opeenstapeling van problemen in verschillende levensdomeinen. Deze problemen zijn verstrengeld met elkaar en beïnvloeden en versterken elkaar continu en wederzijds. Om armoede te bestrijden, voorzien we eerst voldoende inkomen om daarnaast de toegankelijkheid op al deze levensdomeinen te vergroten. Ook hulpverleners die mensen in armoede begeleiden naar zelfredzaamheid, hebben een brede integrale kijk op alle levensdomeinen. Zo krijgen hulpverleners inzicht in de aard van de interactiesystemen en de verschillende contexten waarbinnen de interactie gebeurt: gezin, buurt, werk, levensgeschiedenis, sociale context en de wisselwerking tussen het individu en zijn omgeving. De levensdomeinen waarop we willen inzetten zijn inkomen, wonen, werken en activering, leren, sociale relaties en vrije tijd, fysieke en geestelijke gezondheid. Bij de opmaak van het armoedebeleidsplan hebben we eerst en vooral gefocust op het levensdomein inkomen. Dit enerzijds omdat armoede steeds start met financiële armoede, maar anderzijds ook omdat de regisseur armoede, het OCMW, de rechtstreeks betrokken lokale actor is op dit domein en de uitwerking van dit thema dan ook sneller kon verlopen. Om de andere levensdomeinen degelijk uit te werken, nemen we meer tijd en gaan we een beroep doen op bestaande expertises. Deze 5 andere levensdomeinen werken we gefaseerd uit in samenspraak met betrokken beleidsverantwoordelijken en diensten en ook participatief met het werkveld en mensen of vertegenwoordigers uit de doelgroep. Hieronder geven we per levensdomein enkel een omgevingsanalyse en de kijk vanuit de doelgroep weer. In het groeiactieplan, versie 2014-2015 geven we wel reeds een schets van wat het lokaal bestuur zelf reeds als absolute prioriteit beschouwd op deze domeinen en welke acties in afwachting van de verder uitwerking in het armoedebeleidsplan reeds op stapel staan of zelfs in uitvoering zijn.
4.2.1. INKOMEN OMGEVINGSANALYSE Het aantal rechthebbende op een leefloon of equivalent leefloon evolueert van 1,9% van de inwoners in 2008 naar 1,8% in 2012. Na een stijging te hebben gekend van 2008 tot en met 2011, is de daalt deze indicator terug voor de periode 2011-2012.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
34
Welzijnswijk
Percentage (equivalent) leefloongerechtigden op de totale bevolking
Gent Noord
2,89
Gent Zuid
2,14
Sint Amandsberg
1,33
Gentbrugge/Ledeberg
1,41
Nieuw Gent
1,72
Bloemekenswijk
0,71
Brugse Poort
3,33
Totaal (eq) leefloon
1,81
Tabel 1: percentage leefloongerechtigden per welzijnswijk (Bron: OCMW Gent)
Het hoogste aandeel rechthebbenden wonen in de welzijnswijken Brugse Poort en Gent Noord. De laagste aandelen vind je in de welzijnswijken Bloemekenswijk en Sint-Amandsberg. In Gent is 1,8 % van de totale bevolking een rechthebbende op het leefloon of equivalent leefloon. 6,3% van de 65-plussers zijn gerechtigd op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) en de inkomensgarantie voor ouderen (IGO). Dit aandeel gerechtigden van het GIB en de IGO is afgenomen tussen 2002 en 2007, steeg dan tot 2009 en daalde weer in 2010 tot 63 personen per 1000 65-plussers. Deze evolutie vind je ook terug voor Vlaanderen, een sluitende verklaring is niet gekend. Het aandeel personen met een recht op een tegemoetkoming voor personen met een handicap is in de periode 2010-2012 stabiel gebleven: voor 2012 bedraagt het aandeel 2,5 % van de inwoners. Binnen het domein inkomen is eveneens gekeken naar de evolutie van het aandeel mensen met overmatige schuldenlast: deze indicator is vrij stabiel gebleven tussen 2006 en 2010, om te eindigen op 4,0 % van de Gentse bevolking van 18 jaar en ouder in 2010. Het aantal dossiers schuldhulpverlening is toegenomen van 1,3% van inwoners in 2008 naar 1,7 % in 2011. In de praktijk maken we doorgaans een onderscheid tussen vier oorzaken van schulden:
49
o
De overlevingsschulden of armoedesituaties, waarbij mensen omwille van een permanent gebrek aan inkomen schulden aangaan voor elementaire uitgaven.
o
De aanpassingsschulden of onvoorziene omstandigheden zoals ziekte, werkloosheid of echtscheidingen waardoor het inkomen van het ene moment op het andere zodanig vermindert dat iemand zijn aangegane verbintenissen niet meer kan naleven. Bijna de helft van de gezinnen met overmatige schuldenlast behoren tot deze categorie aanpassingsschulden. Hierbij is het belangrijk om weten dat (slechts) 50% van de Belgen kan sparen.
o
De compensatieschulden waarbij een persoon zich “extra’s” gunt die hij of zij niet kan betalen, meestal vanuit een gevoel van misdeeld zijn.
o
De overbestedingsschulden zijn de mensen met een ‘gat in de hand’. Dit zijn vaak mensen met een behoorlijk inkomen, maar systematisch meer uitgeven dan ze verdienen.
49
http://www.steunpunt.be/onderwerpen/schulden/oorzaken_van_schulden
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
35
De maatschappelijke druk op mensen om te consumeren, erbij te horen, te beantwoorden aan de levensstandaard die de media als evident voorspiegelen, wordt hoe langer hoe sterker. Reclame, ook voor krediet, heeft een enorme impact. Dr. Bérènice Storms en prof. dr. Karel Vandenbosch van de Universiteit Antwerpen deden een wetenschappelijk onderzoek naar een “budgetstandaard” waarbij ze, samen met mensen in armoede, nagingen hoeveel men nodig heeft om minimaal te kunnen participeren aan de levensdomeinen van het maatschappelijk leven (huisvesting, gezondheid, een veilige kindertijd,…). De vergelijking van deze budgetstandaard met de mogelijkheid om met een leefloon volwaardig maatschappelijk te participeren (zie figuur 1) leert dat bij private huur het leefloon per definitie onder de budgetstandaard ligt. Bij sociale huur verandert het beeld. Dan is bij alleenstaanden en eenoudergezinnen met kinderen de minimale inkomensbescherming meestal gelijk aan of iets hoger dan de budgetstandaard (Storms, 2012). Bij koppels en bij koppels met kinderen is dit lager. Figuur 1: Belgische referentiebudgetten en minimuminkomens, 2012: leefloon en minimumwerkloosheidsuitkering.
Bron: Storms, 2012
De vergelijking met het minimuminkomen (zie figuur 2) toont een gelijkaardig beeld. Bij sociale huur is het minimuminkomen hoger of ongeveer gelijk aan de budgetstandaard. Bij private huur is dit voor alleenstaanden hoger maar verandert het beeld voor alleenstaanden met kinderen, koppels en koppels met kinderen. Let op: dit betekent niet dat personen die sociaal huren niet in armoede kunnen leven. De cijfers tonen de impact van private en sociale huur op het inkomen en duiden op het belang van sociale huisvesting bij gezinnen die leven met een minimuminkomen (Storms en Vandenbosch, 2009).
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
36
Figuur 2: Belgische referentiebudgetten en minimum-inkomens, 2012: minimumloon.
Bron: Storms, 2012
KIJK VANUIT DE DOELGROEP 50 Het leefloon en een aantal andere uitkeringen liggen onder de Europese armoedegrens. Het is soms een wonder hoe mensen er toch nog in slagen te overleven. We moeten als lokale overheid signalen blijven geven naar de 51 hogere overheden. Er is behoefte om de aanvullende steun uit te breiden, ook naar niet-leefloongerechtigden. 52
Mensen met weinig middelen, gaan ook vaak (dure) leningen aan of kopen, uit noodzaak, op afbetaling. Mensen trachten oplossingen te vinden voor hun beperkt inkomen. Wanneer mensen met een uitkering gaan samenwonen, wordt die uitkering gehalveerd en dat wordt als oneerlijk ervaren. Door hoge woonkosten kunnen 53 mensen soms niet anders, maar ze worden door het systeem bestraft. Een andere opmerking is dat mensen soms lang moeten wachten op uitkeringen vanwege ingewikkelde 54 administratieve procedures. Dan kan hen diep in de problemen brengen. Daarnaast moeten uitkeringen tijdig, correct en volledig worden uitbetaald. Mensen mogen niet aan hun lot 55 worden overgelaten, ook niet in geval van vb. schorsing.
50
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 51
Ieders stem telt, 15 prioriteiten voor Gent, Samenlevingsopbouw Gent, 2012
52
Als je in het rood staat… springt het niet automatisch op groen. Dossier Armoede en Justitie; vzw Sivi, 2007
53
Aanbevelingsnota Sterke armen in beweging, Samenlevingsopbouw Gent.
54
Recht op werk, recht op arbeid, recht op menselijke activiteit; BMLIK; 2004
55
In dialoog met het beleid; Beweging van Mensen met een laag Inkomen en Kinderen; 2012
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
37
VISIE Om uit armoede te geraken, is het hebben van voldoende financiële middelen een – noodzakelijke maar vaak niet voldoende - voorwaarde. Pas wanneer iemand over een stabiel en voldoende inkomen beschikt, kunnen we problemen op andere levensdomeinen duurzaam oplossen. We maken gebruik van de Vlaamse “budgetstandaard” om te weten of mensen over voldoende inkomen beschikken om volwaardig te participeren aan de samenleving. De Belgische minimumuitkeringen liggen onder deze budgetstandaard. De doelstelling van de OCMW- en RMI56 wetgeving: het voorzien in de mogelijkheid van een menswaardig bestaan , is in die zin niet bereikt. Om armoede te bestrijden, moeten de minimumuitkeringen dus verhogen. Het is aangewezen dat ook de laagste netto minimumlonen verhogen, zodat het financieel loont om te gaan werken. De hefbomen om inkomens te verhogen liggen vooral op hogere beleidsniveaus. Financiële armoede bestrijden op lokaal niveau blijft dus steeds aanvullend. Daarom blijven we het probleem van inkomens beneden de budgetstandaard signaleren aan de bevoegde overheden. We besteden aandacht aan drie invalshoeken: inkomen, kosten voor basisbehoeften en budgetteren: Of een inkomen voldoende is om menswaardig te participeren aan de samenleving, hangt vooral af van de hoogte van dat inkomen (1). Cruciaal voor een toereikend inkomen zijn ook de aangerekende kosten (2) voor basisbehoeften zoals voeding, huisvesting, energie, onderwijs of medische zorg. Wanneer het inkomen (tijdelijk) te laag is om basisbehoeften te betalen, ontstaan schulden en wordt de manier om het budget te besteden (3) belangrijker. We streven naar empowerment van mensen zodat ze zelfstandig hun inkomen beheren. We geven de voorkeur aan het voorzien van een voldoende inkomen boven het verlenen van materiële hulpverlening zoals voedselhulp, kleding, karweien,…. Organisaties die deze materiële ondersteuning wel bieden spelen momenteel een belangrijke rol omwille van de lage inkomens en de huidige economische crisis. Zo lang de minimuminkomens te laag zijn om menswaardig te participeren aan onze samenleving, moeten we ook een ander, aanvullend spoor volgen en ondersteunen we de organisaties die materiële hulpverlening aanbieden.. Deze organisaties bieden tegelijkertijd belangrijke informatie over mensen in armoede en de drempels die zij ervaren. Ze geven een aanzet tot de gewenste individuele hulpverlening die de materiële hulpverlening overbodig moet maken. We stimuleren dat deze materiële dienstverlening op een waardige manier, op maat én met participatie van de doelgroep gebeurt'. We verkiezen inkomensgerelateerde tarieven boven gratis diensten waar mogelijk en wanneer dit geen te hoge administratieve lasten en drempels creëert. In elk geval is het zo dat het OCMW het laatste en ‘onderste’ vangnet is in ons getrapte sociale zekerheid. We stellen alles in het werk om ervoor te zorgen dat mensen ook of net vooral hier niet uit de boot vallen, want de gevolgen daarvan zijn bijzonder ingrijpend, zowel voor het individu als onze samenleving.
56
. Zoals gezegd, gebruiken we de Vlaamse budgetstandaard als richtinggevend om te weten of mensen voldoende bestaansmiddelen hebben om menswaardig te participeren aan de samenleving.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
38
AMBITIE 4. Meer inwoners van Gent beschikken over bestaansmiddelen die hen beter toelaten menswaardig te leven. FOCUS OF DOELEN 4.1 OCMW Gent verhoogt tegen 2016 de aanvullende financiële hulp voor zijn cliënten richting budgetstandaard. Het heeft hierbij aandacht voor kinderarmoede en waakt er over dat men er financieel op vooruitgaat wanneer men gaat werken. Indicatoren:
aantal cliënten die aanvullende steun genieten tov het totaal aantal cliënten per jaar gemiddeld bedrag aanvullende steun per cliënt die aanvullende steun ontvangt per jaar
4.2 We signaleren jaarlijks verder aan de hogere overheden en andere sectoren dat de laagste uitkeringen en de minimum nettolonen moeten stijgen en/of de kosten voor basisbehoeften (bv wonen) moeten dalen. Indicator: aantal opgenomen signalen/reactie van hogere overheid
4.3 Tegen 2019 optimaliseren we de kwaliteit en de toegang tot de schuldhulpverlening via het 57 samenwerkingsverband Budget in Zicht. Indicator: wachttijd tot een eerste gesprek ifv schuldhulpverlening bij OCMW en CAW
4.4 Tegen 2019 optimaliseren we de preventie van schulden via het samenwerkingsverband Budget in Zicht Indicator: - aantal vormingen, lessen en groepswerkingen - aantal dossiers budgethulpverlening en schuldhulpverlening (Gent in cijfers)
4.5 We verruimen het aanbod van inkomensgerelateerde dienstverlening zoals karweien aan huis en sociale restaurants. Indicator: aanbod inkomensgerelateerde dienstverlening
4.6 Tegen 2019 hebben mensen met een ontoereikend inkomen voldoende toegang tot materiële ondersteuning Indicatoren: cijfers KRAS
57
Het regionaal project kwaliteitsverbetering van de schuldhulpverlening en preventie Gent-Eeklo
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
39
4.2.2. WONEN OMGEVINGSANALYSE Voor het domein huisvesting starten we met 2 indicatoren die ons meer inzicht bieden op het precaire wonen: namelijk het aantal kandidaat sociale huurders per 1000 inwoners en het aantal uithuiszettingen per 1000 huishoudens. Het aantal kandidaat-huurders (per 1000 inwoners) van sociale woningen is gestegen in de periode 2009 – 2012: in 2009 zijn er net geen 32 kandidaat huurders per 1000 inwoners, in 2012 is dit al opgelopen tot 39,5. Het aantal (ingezette procedures voor) uithuiszettingen per 1000 inwoners vertoont een stijging tot 7,7 uithuiszettingen per 1000 huishoudens in 2010. Vanaf 2010 vertoont deze curve een dalende trend om in 2012 op 5,9 procedures voor uithuiszettingen uit te komen. In 2013 ontving OCMW Gent 858 meldingen betreffende de opstart van een procedure gerechtelijke uithuiszetting. In 369 situaties betrof het cliënten in hulpverlening bij de OCMW diensten, in 489 situaties betrof het huurders die niet (meer) in hulpverlening waren. In 2013 is er dus terug een stijging op te merken voor deze indicator: er werden 7,4 procedures voor uithuiszettingen per 1000 huishoudens ingezet. Globaal genomen is (on)betaalbaarheid van woningen geen typisch fenomeen voor Gent; het komt in alle centrumsteden voor. Maar Gent maakte de laatste jaren wel een inhaalbeweging in de prijzen door en daardoor wordt de problematiek van onbetaalbaar wonen er actueel scherper dan in vele andere steden aangevoeld. (Stad Gent, 2008b)
Opmerkelijk is dat de prijsstijging zich het sterkste voordoet in de lagere prijscategorieën van woningen. De prijs voor de laagste categorie van woningen steeg in Gent op 6 jaar (2004-2010) met meer dan 120%, terwijl de stijging voor de duurdere woningen ‘slechts’ 90% bedroeg.(Vlaamse Overheid, 2011) Wie huurt in Gent? Het gaat doorgaans om meer gezinnen met een laag inkomen. Meer alleenstaanden ook, zodat de vraag naar kleinere woningen en vooral dan naar huurappartementen toeneemt. Meer dan de helft van de private huurders (56%) hoort bij de laagste 45% van de netto belastbare inkomens en ongeveer 70% van de private huurders verdient minder dan het gemiddelde Gentse inkomen. Zeker voor alleenstaande leefloners en eenverdieners met kinderen zijn de huurprijzen een probleem. (Stad Gent, 2009c) Gent kent een relatief grote huurmarkt in vergelijking met andere steden. In 2001 omvatte de huurmarkt 47% van de totale woonmarkt. (Stad Gent, 2008a) 58
Er zijn geen precieze cijfers beschikbaar over het aantal daklozen in Gent. Er is wel een nachtopvang die een indicatie kan opleveren. In Gent bieden twee organisaties acute nachtopvang aan: CAW Artevelde en Huize
58
Acute nachtopvang (voor daklozen) is een slaapvoorziening voor mensen die omwille van uitzonderlijke onvoorziene omstandigheden niet weten waar ze de komende nacht terecht kunnen. De opvang is enkel ’s nachts open. Er is naast een bed in een één of meerpersoonskamer of slaapzaal, meestal ook een avondmaal, een ontbijt en de mogelijkheid tot douchen.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
40
59
Triest – Gemeenschapshuis Tabor. Over een periode van een jaar noteert men rond de 1372 verschillende personen die op de nachtopvang een beroep doen. Die vangt elke dag gemiddeld een vijftigtal daklozen op. De 60 overnachtingscapaciteit wordt tijdens de winter gevoelig opgetrokken. Ongeveer 5 % van de gebruikers is jonger dan 18 jaar en ongeveer een vijfde is een vrouw. In 2012 ontving OCMW Gent 578 aanvragen tot steunverlening aan daklozen (in 2011: 622). Meer dan één op drie van de aanvragen betreft een opname in Crisisopvangcentrum De Schelp. Vanuit de crisisopvang keren cliënten terug naar hun recente verblijf (eigen woning, samenwoonst, partner...) of stromen zij dikwijls door naar een onthaalcentrum voor daklozen, waar zij voor een langere termijn kunnen verblijven in afwachting van een meer duurzame oplossing voor hun huisvestingsprobleem. (OCMW Gent, 2013) Binnen het domein wonen, willen we graag aandacht schenken aan de gerelateerde problematiek van energiearmoede. Energiearmoede wordt gezien als een combinatie van drie factoren: het niet bereiken van een bepaald nutsniveau, het niet hebben van bepaalde primaire goederen en het gebrek aan voldoende ‘capabilities’. De ‘capabilities’ van Sen (1983) verwijzen naar wat een persoon kan zijn of doen en hangen af van de keuzes die voorhanden zijn. De oorzaken van energiearmoede zijn een combinatie van 3 factoren: hoge energieprijzen, middelmatige kwaliteit van woning en toestellen, en een laag inkomen. (FOD Economie, 2013) Tussen 2005 en 2013 kenden de consumptieprijzen voor energieproducten in België een forse stijging van niet minder dan 44,2 %. Deze stijging verzwaart de energiefactuur van de gezinnen en verergert het probleem van de energiearmoede. Een gezin bevindt zich in energiearmoede als het meer dan 10 % van zijn inkomen gebruikt om zich te verwarmen, of, algemeen gesteld, als het problemen ondervindt om zich te verwarmen. (FOD Economie, 2013) De werking van de Energiecel van het OCMW Gent, biedt ons de kans om cijfermateriaal op Gents niveau te bespreken. (OCMW Gent, 2013) Tussenkomsten In 2013 opende de Energiecel 90 dossiers waarbij OCMW Gent achterstallige energieschulden voor zijn rekening nam:
In 65 dossiers ging het om een schuld voor gas of elektriciteit, voor een bedrag van € 65.731 25 dossiers handelden over een waterschuld, voor een bedrag van € 38.662.
Het totale bedrag van tussenkomsten kwam dus neer op € 104.393 (in 2012 was dit € 153.144). In vergelijking met het vorig jaar is het aantal tussenkomsten voor gas of elektriciteit gedaald is (130 in 2012 naar 90 in 2013). De bedragen die daartegenover stonden zijn gehalveerd (van € 132.945 in 2012 naar € 65.731). Dit betekent dat de individuele schuldbedragen lager zijn, dat energie-armoede in een vroeger stadium aangepakt wordt, en dat er veel energieschulden worden afbetaald via de budgetmeter (schuldafbouw door opladingen budgetmeter). Wat het aantal tussenkomsten voor water betreft, is hier ook een kleine daling van het aantal dossiers (van 32 in 2012 naar 25 in 2013) waar te nemen, maar opnieuw een verhoging van de ten laste genomen schulden (€ 41.625 in 2011, € 20.200 in 2012 en € 38.662 in 2013). Per dossier in 2013 was de gemiddelde schuld € 1546, vergelijkbaar met € 1.542 in 2011. De verklaring hiervoor is dat de Lokale Adviescommissie (LAC) TMVW meer en meer wordt gebruikt om waterschulden aan te pakken.
59
Tussen maart 2012 en oktober 2013, noteert men een lopend jaargemiddelde van minimaal 1293 tot maximaal 1452 gebruikers.
60
In juli en augustus is Huize Triest volledig gesloten. CAW is gesloten tijdens de Gentse Feesten.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
41
Budgetmeter aardgas Het aantal gezinnen, bij wie Eandis een budgetmeter aardgas plaatst, stijgt. Op 31 december 2013 waren er in Gent 3.900 budgetmeters aardgas geplaatst, tegenover 3.312 op 31 december 2012 (of een stijging met ruim 18 %). Wat het aantal opladingen voor de bugetmeter gas en elektriciteit betreft, vindt u hieronder een overzicht van het aantal opladingen in 2013 per oplaadpunt: Bloemekenswijk St-Amandsberg Gentbrugge / Ledeberg Brugse Poort Gent-Noord Nieuw Gent Prins Filip / Gent Zuid Centraal - onthaal TOTAAL 2013
14861 13676 11400 8830 7018 6299 3236 1520 66840
Bron: OCMW Gent, 2013
KIJK VANUIT DE DOELGROEP 61 Als er één punt is waar alle actoren het over eens zijn is het dat er een tekort is aan degelijke en betaalbare huisvesting. Dit tekort geldt zowel voor de private huurmarkt als voor sociale woningen. Het steekt dan 62 natuurlijk de ogen uit dat er tegelijk veel leegstand is. 63
De koop- en huurprijzen op de privémarkt blijven stijgen. Bovendien is de kwaliteit van private huurwoningen vaak ondermaats. Huurders durven dit niet altijd aan te kaarten, uit schrik om dan zonder woning te vallen. Daarnaast worden ook energiekosten voor veel mensen onbetaalbaar. Mensen met een beperkt inkomen wonen vaak in minder geïsoleerde woningen, waardoor die kosten oplopen. Daarnaast vallen zij vaak door de mazen van het net bij premies die kunnen leiden tot energiebesparing. Ze moeten immers vaak de totale kosten voorschieten, wat ze niet kunnen. Daarenboven weigert de eigenaar soms om verbeteringswerken te laten uitvoeren. Mensen met een budgetmeter hebben ook zeker niet het goedkoopste energietarief. Er is algemeen ook nood aan meer informatie over wonen en begeleiding bij het zoeken naar een woning. Mensen worden ook vaak gediscrimineerd (op basis van etnische afkomst, vanwege een inkomen uit uitkering, mensen met een OCMW-
61
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 62
Memorandum Gemeenteraadsverkiezingen 2012; Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting 63
Signalenbundel 2011, Lokaal Sociaal Beleid Gent
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
42
64
huurwaarborg,…). Wanneer mensen verhuizen, moeten ze direct een waarborg betalen, ook dat stelt vaak problemen. Daarnaast blijkt dat de nieuwe reglementering die werd ingevoerd in 2007, met de bedoeling de 65 toegang tot de huurwaarborg te vereenvoudigen, in de praktijk voor heel wat problemen zorgt. Nu worden nog veel mensen gediscrimineerd als vb. blijkt dat hun huurwaarborg door het OCMW geregeld wordt. Wanneer iemands inkomen plots sterk stijgt of daalt, wordt de huurprijs van een sociale woning niet direct 66 aangepast. Dit kan grote problemen veroorzaken. Er worden nog altijd mensen uit huis gezet. Dit kan zijn wegens betalingsproblemen, maar evengoed wegens 67 onbewoonbaarverklaring of misbruik van rechten door eigenaars die overgaan tot uithuiszettingen. .
AMBITIE 5. We vergroten de toegankelijkheid van een kwaliteitsvolle woning voor mensen in armoede.
FOCUS OF DOELEN In het groeiactieplan kan u reeds lezen wat de prioritaire beleidsaccenten zijn op dit levensdomein. Concrete acties om deze prioriteiten te bereiken, worden verder uitgewerkt in nauw overleg met de sector en mensen uit de doelgroep en systematisch aangevuld in het groeiactieplan. We bekijken hierbij hoe toegankelijk dit levensdomein is voor mensen in armoede, wat de sector al doet om armoede te bestrijden, waar knelpunten zitten en wat mogelijke oplossingen zijn. We gaan in dialoog met de betrokken beleidsverantwoordelijke(n) en diensten en stimuleren acties mbt toegankelijkheid voor mensen in armoede. Indien nodig ontwikkelen we aanvullende acties. Als actor blijft het OCMW financieel en methodisch sterk investeren in de nacht- en winteropvang van daklozen. Als regisseur heeft het in 2013 samen met de stuurgroep dak- en thuislozenbeleid Gent in 2013 de missie van het daklozenbeleid opgesteld, doelstellingen geformuleerd om de volgende jaren op in te zetten en concrete acties voor 2014 opgestelde als onderdeel van het armoedebeleid verder worden opgevolgd adhv dit plan. De missie: De stuurgroep dak-en thuisloosheid wil samen met lokale en bovenlokale partners vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid ernaar streven: 1. Dat minder mensen in armoede leven in Gent (waarvan leven in een situatie van dak-en thuisloosheid een radicale vorm is).
64
Armoedeforum en ‘iedere stem telt, 15 prioriteiten voor Gent’; 2012
65
Memorandum Gemeenteraadsverkiezingen 2012; Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting 66
Feedbacknota over folder Dienst Wonen Stad Gent; Wegwijzerwerking OCMW Gent; 2009
67
Memorandum Gemeenteraadsverkiezingen 2012; Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting; 2012
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
43
2. Dat minder mensen in dak-en thuisloosheid terecht komen, er wordt expliciet ingezet op het voorkomen van dak-en thuisloosheid (deze lijst is niet exhaustief): 2.1 Dat minder mensen in onze stad geen dak boven hun hoofd hebben. 2.2 Dat minder jonge mensen dak- of thuisloos worden als resultaat van de overgang naar een zelfstandig volwassen leven. 2.3 Preventie van uithuiszetting 2.4 De stuurgroep treedt op als partner om acties te ondernemen zodat minder mensen residentiële instellingen verlaten zonder direct uitzicht op een degelijke en blijvende huisvesting. Dit wordt opgenomen met andere stakeholders in het veld. 3. Dat de hulp-en dienstverlening aan mensen in dak-en thuisloosheid toegankelijk is en dat de dienstverlening streeft naar de realisatie van menselijke waardigheid. Hierbij hebben we extra aandacht voor gezinnen met kinderen. Dit houdt een streven in naar (deze lijst is niet exhaustief): 3.1 Dat meer mensen antwoorden vinden voor multicomplexe problematieken. 3.2 Dat minder mensen (langer dan strikt noodzakelijk) in een nacht- en /of opvangcentrum voor dak- en thuislozen moeten verblijven. 3.3 Dat de leefomstandigheden geoptimaliseerd worden van personen van wie het niet onmiddellijk lukt om hen in een permanente stabiele huisvesting te krijgen gekoppeld aan het blijvende engagement om tot structurele probleemoplossing te komen. 4. De stuurgroep fungeert als een adviserend orgaan naar politieke overheden inzake dak-en thuislozen in de stad Gent.
Het bereiken van bovenvermelde doelstellingen wordt uiteraard niet enkel bepaald door het succes van eigen acties en resultaten. Institutionele en structurele oorzaken zullen evenzeer bepalend zijn. Het Gentse dak-en thuislozenbeleid heeft op basis hiervan voor de periode 2014-2016 volgende ambities geformuleerd: 5.1 Tegen 2016 ontwikkelen we minimaal één voorstel omtrent alternatieve woonvormen in Gent (waaronder hoe we samenwonen zonder inkomensverlies kunnen realiseren). 5.2. Tegen 2016 ontwikkelen we minimaal één voorstel omtrent hoe de stad kan omgaan met mensen in dak-en thuisloosheid die in de publieke ruimte vertoeven. 5.3 Tegen 2016 ontwikkelen we minimaal één nieuwe methodiek in Gent om dakloze grote gezinnen een menswaardig bestaan te garanderen. 5.4. Tegen 2016 ontwikkelen we minimaal één nieuwe menswaardige ondersteuning van mensen die hun leven grotendeels op straat doorbrengen. 5.5 Tegen 2016 ontwikkelen we minimaal één nieuwe invulling van woningen die tijdelijk leegstaan met het oog op renovatie. 5.6. Tegen 2016 ontwikkelen we minimaal één arbeidszorgproject voor de doelgroep dak-en thuislozen.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
44
4.2.3. WERKEN EN ACTIVERING OMGEVINGSANALYSE In december 2013 telde Gent 15.041 niet-werkende werkzoekenden (NWWZ). In de periode 2001-2005 steeg het aantal niet-werkende werkzoekenden tot 15.149, om daarna opnieuw af te nemen tot 11.085 in 2008. De invloed van de economische crisis was merkbaar vanaf 2009, met opnieuw een stijging van het aantal nietwerkende werkzoekenden. De werkloosheid in Gent is hoog, maar is niet onveranderlijk hoog. Het verschil met het Vlaams gemiddelde is in de loop van de voorbije tien jaar verkleind. In 2012 werd voor het eerst de volledige doelgroep van leefloon- en equivalent leefloongerechtigden cijfermatig in kaart gebracht op vlak van activering. Onderstaande gegevens hebben dus betrekking op werk, eerder dan op inkomen. Het totale aantal leefloon (LL) en equivalent leefloon (LM) gerechtigden delen wij op in 7 categorieën. Wij baseren ons op cijfermateriaal verzameld in mei 2012. 1.
“Nieuwe aanvraag in oriëntering”: Voor 726 cliënten (14%) geldt dat er pas onlangs een nieuw dossier geopend werd. De maatschappelijk werker is nog bezig met het sociaal onderzoek, met de inventarisatie van de hulpvragen op de diverse levensdomeinen, met het uitzetten van een hulpverleningsaanpak. Alle dossiers minder dan 4 maand in steun beschouwen we als nieuwe aanvragen in oriëntering.
2.
Hulpverlening: 563 cliënten (11%) situeren zich in de fase hulpverlening. Zij zijn langer dan 4 maand in steun, maar nog niet geactiveerd. Deze categorie omvat ook een beperkt aantal cliënten vrijgesteld van activering. Hun situatie is vaak nog erg onstabiel of de problematiek is zo complex dat zorg (of harm reduction) meer aan de orde is dan activering.
3.
Studenten: deze groep omvat 537 cliënten (10%). We beschouwen studeren ook als een specifieke vorm van activering die uiteraard vanuit de dienst Activering niet wordt opgevolgd.
4.
Cliënten in een traject taalactivering: 1382 cliënten (27%) volgen Nederlandse taallessen als eerst stap in hun activeringstraject. Combineren zij het volgen van Nederlandse les met sociale- of arbeidsactivering dan worden ze in die groep meegeteld.
5.
Activering via derde partner: 500 cliënten (10%) zoeken actief naar werk of een opleiding zonder ondersteuning van het OTC, hetzij zelfstandig of via begeleiding van VDAB of GTB. In deze groep tellen we ook de deeltijds werkenden of cliënten die geregeld interimwerk verrichten. Voorlopig betreft dit cijfer een inschatting.
6.
Sociale activering: 258 cliënten (5%) vinden we terug in de fase sociale activering. Zij worden begeleid door de activeringsbegeleiders van de Emancipatorische Werking (EW).
7.
Arbeidsactivering: Deze categorie omvat de cliënten die zich op de activeringsladder of in de fase ‘arbeidsactivering’ of ‘arbeidstoeleiding’ of ‘arbeid’ bevinden. Het gaat om 1174cliënten (23%). De arbeidsbegeleiders en tewerkstellingsbegeleiders van het Opleidings - en Tewerkstellingscentrum (OTC) staan in voor hun begeleiding. Binnen deze groep situeert zich art.60 als werkervaringsinstrument.(OCMW Gent, 2013)
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
45
De 7 soorten activeringen binnen het OCMW, Bron: OCMW Gent, 2012
KIJK VANUIT DE DOELGROEP 68 De verenigingen waar armen het woord nemen hebben veel vragen bij het thema verplichte activering. Mensen 69 hebben nood aan ondersteuning , niet alleen bij de zoektocht naar werk, maar ook eens men werk gevonden heeft. Ook nazorg blijft heel belangrijk. Essentieel is het ‘recht op talentontwikkeling’. Cliënten moeten gestimuleerd worden naar zelfstandigheid en 70 zelfredzaamheid, maar soms is zorg en ondersteuning nodig. Er moet ook tijd gemaakt worden voor een 71 geleidelijke overgang. Zeker voor mensen die lang inactief zijn, is de overgang naar arbeid niet zo evident. Mensen vinden het ook zeer belangrijk om warm onthaald te worden wanneer ze starten met een nieuwe job. 72 Daarnaast mag het belang van een vertrouwenspersoon op de werkvloer niet onderschat worden. Naar jobinhoud toe wordt aangegeven dat men niet zomaar om het even welke job mag toegewezen krijgen. Het is belangrijk dat er afwisseling is en dat mensen kansen krijgen om verantwoordelijkheid op te nemen. 73 Opleiding kan belangrijk zijn, maar moet ook effectief perspectieven bieden.
68
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 69
De Zuidpoort, een Vereniging waar Armen het Woord Nemen, heeft naar aanleiding van hun werking over wonen, onderwijs, gezondheid en inkomen, een steurgroep opgericht. Deze groep wil mensen die (willen) beginnen werken of een opleiding volgen, ondersteunen. 70
Voorbereiding voor de beleidssessies 2012, Dialooggroep OCMW Gent; 2012
71
Nota rond Sociale Activering;; Wegwijzerwerking OCMW Gent; 09/03/2009
72
Nota rond noodzakelijke aspecten voor werkplaatsen sociale activering; dd 24/09/2009; OCMW Gent
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
46
Ook op de werkvloer, of het nu om betaald werk of vrijwilligerswerk gaat, moet er aandacht zijn voor goede communicatie en moeten mensen het gevoel krijgen dat ze gewaardeerd worden. 74
Een eerlijke verloning is ook een aspect van waardering. Mensen willen wel werken, maar willen er dan ook 75 financieel op vooruit gaan. Mensen in armoede vinden het uitermate belangrijk dat de ze zelf maximaal betrokken worden in het 76 uitstippelen van een activeringstraject. Het vertrekpunt moet steeds de specifieke situatie zijn van de persoon. Er moet onderzocht worden waarom het moeilijk is voor die persoon om door te stromen. Van daaruit kan dan een traject gestart worden met nadruk op een realistische mix tussen ondersteuning en eigen kracht en verantwoordelijkheid. Mensen geven aan dat ze soms weinig aansluiting vinden bij de arbeidsmarkt, ook wat de jobs via sociale 77 tewerkstelling betreft. De (weinig) beschikbare jobs voor laaggeschoolden worden vaak als weinig zingevend 78 ervaren. Het gaat immers vaak over routinewerk, bandwerk en laag inkomen. Daar komt bij dat door de 79 groeiende prestatiedruk en eisen er steeds meer werkzoekenden ook hier uit de boot vallen. Ook discriminatie op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat mensen geen kansen krijgen. Een Arabisch klinkende naam is al een enorme handicap. Ook een hoofddoek helpt niet. Als je Nederlands dan nog onvoldoende is, mag 80 je het wel vergeten. Daarnaast is er de steeds groeiende markt van interimarbeid. Maar aangezien dit geen zekerheid op lange 81 termijn biedt, heb je ook hier geen financiële zekerheid. Vanuit de vrijwilligersorganisaties wordt sterk gereageerd op het feit dat vrijwilligerswerk soms verplicht wordt in het kader van activering. Wordt vrijwilligerswerk wel voldoende gewaardeerd in vergelijking met betaald werk? Wordt dit als even waardevol erkend? Mensen kunnen door vrijwilligerswerk op eigen tempo groeien, competenties leren kennen en versterken. Veel mensen hebben problemen op vlak van gezondheid, persoonlijk vlak, met de kinderen, wegens laaggeschooldheid,…Hierdoor komen ze niet toe aan betaald werk.
73
Nota rond Sociale Activering; Wegwijzerwerking OCMW Gent; 09/03/2009
74
Nota motiverende gespreksvoering wegwijzerwerking OCMW Gent.
75
In dialoog met het beleid; Beweging van Mensen met een laag Inkomen en Kinderen; 2012
76
Bijlage ‘Het verplichte karakter van activering ‘ bij nota motiverende gespreksvoering; wegwijzerwerking OCMW Gent
77
De term sociale tewerkstelling slaat op een aanbod van tewerkstelling, eventueel gecombineerd met opleiding, aan achtergestelde doelgroepen met de bedoeling om hen nieuwe kansen te bieden op de arbeidsmarkt. Meestal zijn de deelnemers langdurig werkloos, laaggeschoold en eventueel ook belemmerd door een aantal persoonsgebonden of maatschappelijke risicofactoren. 78
Nota rond Sociale Activering; Wegwijzerwerking OCMW Gent; 09 maart 2009
79
Activering zoals het is: (over)leven op de arbeidsmarkt. .Reflecties op de Trefdag van 26 oktober 2012; Samenlevingsopbouw Gent; 2012 80
Tussentijdse nota klantenparticipatie met mensen van vreemde origine, OCMW Gent, 24 mei 2012
81
Activering zoals het is: (over)leven op de arbeidsmarkt. .Reflecties op de Trefdag van 26 oktober 2012; Samenlevingsopbouw Gent
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
47
82
Vrijwilligerswerk kan dan al een belangrijke stap zijn. Het is belangrijk om in activeringstrajecten zo veel mogelijk de intrinsieke motivatie van de persoon in kwestie te leren kennen en om hier op verder te bouwen. Groepsleden geven aan wel degelijk gemotiveerd te zijn om iets te doen; een aantal van hen getuigt echter geen – gepaste – kansen te krijgen. Diensten beloven mensen kansen onder meer via begeleiding en opleiding. Soms lukt dat niet. Een grote valkuil is als men mensen pusht om een – zogezegde - kans te grijpen (bijv. door een cursus te volgen). Als namelijk blijkt dat die cursus geen zingevende ervaring was, dan werkt dit heel 83 demotiverend. Dit werkt langdurige werkloosheid in de hand Zingeving en intrinsieke motivatie zijn belangrijke elementen waarover duidelijkheid moet zijn bij de dienst alvorens gesanctioneerd wordt. Een sanctie werkt demotiverend als mensen zich inzetten. Inzet moet kunnen 84 85 gezien worden. Ook de kwetsbaarheid van mensen en de motivatie om te studeren moet gezien worden. Daarnaast blijven de armoedeverenigingen hameren op vele randvoorwaarden die moeten vervuld zijn vooraleer mensen echt kunnen werken, zoals kinderopvang en mobiliteit. Het is financieel niet altijd aantrekkelijk om te gaan werken. Mensen met een minimumloon hebben meer uitgaven dan wanneer je thuis bent (vb. kosten kinderopvang, vervoer). Daar komt nog bij dat een heel aantal 86 voordelen wegvallen op het moment dat je begint te werken.
AMBITIE 6. We vergroten de toegankelijkheid van werk en activering voor mensen in armoede.
FOCUS OF DOELEN In het groeiactieplan kan u reeds lezen wat de prioritaire beleidsaccenten zijn op dit levensdomein. Concrete acties om deze prioriteiten te bereiken, worden verder uitgewerkt in nauw overleg met de sector en mensen uit de doelgroep en systematisch aangevuld in het groeiactieplan. We bekijken hierbij hoe toegankelijk dit levensdomein is voor mensen in armoede, wat de sector al doet om armoede te bestrijden, waar knelpunten zitten en wat mogelijke oplossingen zijn. We gaan in dialoog met de betrokken beleidsverantwoordelijke(n) en diensten en stimuleren acties mbt toegankelijkheid voor mensen in armoede. Indien nodig ontwikkelen we aanvullende acties.
82
Inschakelen van kwetsbare vrijwilligers; Verslag Dialoogdag ‘Vrijwilligerswerk, ook voor mensen in armoede?’ De Zuidpoort; 2011 83
Nota rond Sociale Activering; Wegwijzerwerking OCMW Gent; 09 maart 2009
84
Nota motiverende gespreksvoering wegwijzerwerking OCMW Gent,
85
Tussentijdse nota klantenparticipatie met mensen van vreemde origine, OCMW Gent, 24 mei 2012
86
Recht op werk, recht op arbeid, recht op menselijke activiteit; Beweging van Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen; 2004
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
48
We verwijzen in de levensdomein ook naar de beleidsnota werk en activering 2014-2019. Daarin wordt een bijzondere focus gelegd op activeren van kwetsbare jongeren, een laagdrempelige dienstverlening en ruimte voor een groeiende sociale economie.
4.2.4. LEREN OMGEVINGSANALYSE Voor het domein onderwijs wordt er eerst gekeken naar de schoolse vertraging in het gewoon lager onderwijs. Schoolse vertraging betekent minstens 1 jaar achterstand oplopen in de schoolloopbaan. Schoolse vertraging is een schoolloopbaankenmerk dat wijst op een hoger risico om de schoolcarrière niet te voltooien, en om een lagere eindkwalificatie en bijgevolg een maatschappelijk zwakkere positie als volwassene te bereiken. Schoolse vertraging is dus de vertraging ten opzichte van leeftijdsgenoten. Een van de oorzaken van het hogere aandeel van leerlingen met een schoolse vertraging in Gent ligt in een stijgende instroom van Anderstalige Nieuwkomers ouder dan 8 jaar, die weinig schoolervaring hebben en met een achterstand ten opzichte van leeftijdsgenoten instromen. Hoewel we hier vertrekken vanuit de schoolse vertraging is uiteindelijk de focus op leerwinst bij kinderen inhoudelijk belangrijker. Zo wordt rekening gehouden met de ongelijke startkansen van de kinderen en jongeren die later instromen of met ontwikkelingsachterstanden beginnen aan hun onderwijsloopbaan. Hierover zijn echter geen cijfers voorhanden.
Bron: Departement Onderwijs en Vorming (Vlaanderen) – Lokale statistieken (Vlaanderen) Bij deze indicator staat op de x-as de schooljaren, dit wil zeggen dat bijvoorbeeld 2012 staat voor het schooljaar 2011/2012. Het aandeel van de leerlingen met een schoolse vertraging in het gewoon lager onderwijs is vrij stabiel en bedraagt voor het schooljaar 2011 – 2012 26,0%. Deze indicator blijft doorheen de jaren stabiel. Ongekwalificeerde uitstroom is een betere voorspeller voor een leven in kansarmoede, en deze bedraagt in Gent 22% (Bron: kabinet Onderwijs, Stad Gent)
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
49
Vanaf september 2012 spreekt men voor het basisonderwijs over SES (Sociaal-Economische Status) leerlingen. Voor het secundair onderwijs blijft GOK behouden, met de bijhorende criteria: • • • • •
Trekkende bevolking Kinderen die tijdelijk of permanent buiten het gezin verblijven. Gezin met vervangingsinkomen Moeder geen diploma/getuigschrift secundair onderwijs Thuistaal niet-Nederlands
Bij SES leerlingen wordt gekeken naar de volgende 3 criteria om als school aanspraak te maken op extra middelen: -
thuistaal niet Nederlands opleidingsniveau van de moeder schooltoelage
In totaal zijn er voor het schooljaar 2010-2011 46,1% van de leerlingen die SES leerlingen zijn. Percentsgewijs vind je het grootste aandeel SES leerlingen in het Deeltijds Secundair Onderwijs, in aantallen vind je de meeste SES leerlingen terug in het Voltijds Secundair Onderwijs. Sinds 2009 heeft het gewoon lager onderwijs een nieuwe toelatingsvoorwaarde: het kind dat in het Nederlandstalig lager onderwijs wil stappen, moet het voorgaande schooljaar minimum 220 halve dagen aanwezig geweest zijn in het Nederlandstalig kleuteronderwijs. De beslissing of een kind, dat onvoldoende aanwezig was in het derde kleuterklasje, kan overgaan naar het eerste leerjaar, ligt bij de klassenraad. In het schooljaar 2009-2010 was het overgrote merendeel van de vijfjarigen (99%) ingeschreven in het kleuteronderwijs in Vlaanderen. Ook de effectieve aanwezigheid van de kleuters lag erg hoog (97%) (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011). In Gent en Antwerpen ligt de effectieve aanwezigheid lager dan het Vlaamse gemiddelde. We moeten hier wel rekening houden met de intra-Europese migratie. In de cijfers zitten namelijk ook anderstaligen die in de loop van het schooljaar naar Vlaanderen gemigreerd zijn en daardoor niet aan de vereiste 220 halve dagen kunnen komen.
Vijfjarigen in kleuterschool stad
voldoende halve dagen
onvoldoende halve dagen
Totaal
Gent
2727
143
2870
95,00%
5,00%
Het aantal en aandeel van ingeschreven vijfjarigen dat voldoende halve dagen in de kleuterscholen van Gent heeft doorgebracht, in het schooljaar 2009-2010, om zonder taalproef toegelaten te worden tot het lager onderwijs. Bron: Departement Onderwijs en Vorming Vlaamse Gemeenschap
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
50
KIJK VANUIT DE DOELGROEP 87 Voor mensen die ongeschoold of laaggeschoold zijn, wordt het steeds moeilijker om mee te kunnen in onze maatschappij. Diensten moeten er mee rekening houden dat niet alleen mensen met een andere moedertaal moeilijkheden hebben om geschreven informatie te begrijpen. Wanneer mensen niet of niet goed Nederlands spreken, geeft dit op veel vlakken problemen. Ze kunnen niet altijd hun plan trekken, kunnen thuis geen Nederlands praten met de kinderen, wat dan weer die kinderen (vaak) een achterstand geeft. Voor mensen die analfabeet zijn in hun eigen moedertaal, is het heel moeilijk om 88 toch Nederlands te leren. Er is echter wel een grote bereidheid om Nederlands te leren, maar het leren van Nederlands duurt lang. Daarnaast zijn er vaak weinig oefenmogelijkheden omdat sommige culturele 89 gemeenschappen eerder gesloten zijn. Mensen die hier al lang verblijven, kennen ook niet altijd de 90 mogelijkheden om Nederlands te leren. De meesten beseffen wel dat een opleiding (of werk) een verschil zou 91 kunnen maken, maar durven of kunnen door gezondheidsproblemen, hun verleden,… de stap niet zetten. De verenigingen stellen volmondig dat er best sterk ingezet wordt op digitale vaardigheden van mensen. Het ontbreekt hen vaak aan digitale kennis en vaardigheden. Daarnaast veroudert alles snel en kost het veel om 92 bijv. de pc te herstellen indien deze stuk is. In het onderwijs wordt echter meer en meer gebruik gemaakt van 93 digitale leeromgeving. Die biedt leerlingen de kans om vragen te stellen, leerkrachten kunnen taken online doorgeven en ouders kunnen de resultaten van hun kinderen op de voet opvolgen. Dit systeem benadeelt echter mensen die niet over een computer of internet beschikken.
87
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 88
Aanbevelingsnota Sterke armen in beweging, Samenlevingsopbouw Gent
89
Grondrechtenboom. Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Vlaanderen. Rapport; Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent; 2007 90
Tussentijdse nota klantenparticipatie met mensen van vreemde origine, OCMW Gent; 24052012
91
Verslag Dialoogdag ‘Vrijwilligerswerk, ook voor mensen in armoede?’ De Zuidpoort; 2011
92
Rapport met bevindingen en reacties bij het meetinstrument in het onderzoek naar digitale inclusie van de inwoners van Gent-dialooggroep klantenparticipatie OCMW Gent. 93
Aanbevelingsnota Sterke armen in beweging; Samenlevingsopbouw Gent
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
51
AMBITIE 7. We vergroten de toegankelijkheid van (levenslang) leren voor mensen in armoede.
FOCUSSEN OF DOELEN In het groeiactieplan kan u reeds lezen wat de prioritaire beleidsaccenten zijn op dit levensdomein. Concrete acties om deze prioriteiten te bereiken, worden verder uitgewerkt in nauw overleg met de sector en mensen uit de doelgroep en systematisch aangevuld in het groeiactieplan. We bekijken hierbij hoe toegankelijk dit levensdomein is voor mensen in armoede, wat de sector al doet om armoede te bestrijden, waar knelpunten zitten en wat mogelijke oplossingen zijn. We gaan in dialoog met de betrokken beleidsverantwoordelijke(n) en diensten en stimuleren acties mbt toegankelijkheid voor mensen in armoede. Indien nodig ontwikkelen we aanvullende acties.
4.2.5. SOCIALE RELATIES EN VRIJE TIJD OMGEVINGSANALYSE Voor dit gedeelte nemen we als basis het onderzoek van Neutens uit 2013: “Neighborhood differences in social 94 capital in Ghent". Hoewel sociaal kapitaal relevant is, bestaat er geen universeel aanvaarde definitie. Niettemin werden een aantal theoretische raamwerken gesuggereerd in een poging om een bruikbare conceptualisatie van sociaal kapitaal op te stellen. Deze raamwerken zijn vaak gebaseerd op het werk van Bourdieu en Putnam. In het artikel van Neutens et al wordt het meer recente concept van Carpanio gehanteerd. Carpanio definieert sociaal kapitaal als de hoeveelheid en het type hulpmiddelen dat aanwezig is in sociale netwerken, in navolging van Bourdieu. Daarnaast erkent Carpanio ook het belang van sociale processen in de buurt zoals vertrouwen en reciprociteit (wederkerigheid) - die hij dan ‘sociale cohesie’ benoemt - die centraal staan in Putnam’s theorie als de processen die nodig zijn om het uitwisselen van sociaal kapitaal mogelijk maken. Carpanio onderscheidt 4 onderdelen bij sociaal kapitaal: sociale ondersteuning, sociale hefbomen, informele sociale controle en participatie aan de organisatie van de buurt. Sociale ondersteuning staat voor een vorm van sociaal kapitaal dat in staat stelt om om te gaan met de dagelijkse problemen. Sociale hefbomen helpen de bewoners om toegang te krijgen tot informatie en te stijgen op de sociale ladder. Informele sociale controle is de vaardigheid om collectief sociale orde te behouden. Participatie aan de organisatie van de buurt ten slotte slaat op de vaardigheid om collectieve activiteiten op poten te zetten om buurtproblematieken aan te kaarten.
94
Neutens, T., Vyncke, V., De Winter, D., & Willems, S. (2013). Neighborhood differences in social capital in Ghent (Belgium): a multilevel approach. International Journal of Health Geographics.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
52
Sociale cohesie wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd aan de hand van 4 stellingen:
Mensen in de buurt zijn bereid om hun buren te helpen Dit is een buurt die sterk aan elkaar klit De mensen uit de buurt zijn te vertrouwen Contacten tussen de inwoners in deze buurt zijn over het algemeen positief
Het onderzoek wijst verder uit dat een lage binding (of een lage wederkerigheid) met de wijk samengaat met lage niveaus van sociaal kapitaal. Daarnaast gaan alleenstaanden samen met lagere niveaus van sociale cohesie en sociale (onder)steun(ing). De 65+hebben meer moeilijkheden om sociale hefbomen te gebruiken dan de jongere inwoners. Een lager opleidingsniveau ten slotte, draagt bij tot lagere niveaus van vertrouwen.
KIJK VANUIT DE DOELGROEP 95 Onterecht wordt cultuur gezien als een luxe waar mensen in armoede geen recht op hebben.
96
De verenigingen benadrukken het belang van deelname aan sport, cultuur en jeugdwerk voor iedereen. Door deel te nemen aan het vrijetijdsaanbod, leren mensen zichzelf en hun vaardigheden (beter) kennen. Het geeft 97 hen de mogelijkheid zich te ontspannen, nieuwe contacten te leggen en zich verder te ontplooien. Men voelt zich beter in zijn vel, wat ook op de gezondheid een positieve invloed heeft. Door aan cultuur te doen, krijgen mensen een ruime blik op de wereld. Ze doen kennis op en gaan meer openstaan voor andere culturen. Het is, zeker voor mensen in armoede, van essentieel belang om er ook eens uit te zijn, om even je zorgen te vergeten, om te kunnen genieten van de mooie dingen in het leven. Er wordt aangegeven dat het financiële aspect de grootste drempel vormt. Daarnaast zijn mensen vaak niet op de hoogte welke mogelijkheden er zoal bestaan, zowel wat het aanbod betreft als de mogelijkheden van tussenkomsten . De toegankelijkheid wordt ook beperkt door moeilijk taalgebruik en te weinig communicatie op 98 maat.
95
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 96
Recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing; Beweging van Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen; 2007
97
Recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing; Beweging van Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen; 2007
98
Grondrechtenboom. Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Vlaanderen. Rapport; Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent; 2007
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
53
AMBITIE 8. We vergroten de toegankelijkheid van kwaliteitsvolle relaties en vrije tijd voor mensen in armoede.
FOCUSSEN OF DOELEN In het groeiactieplan kan u reeds lezen wat de prioritaire beleidsaccenten zijn op dit levensdomein. Concrete acties om deze prioriteiten te bereiken, worden verder uitgewerkt in nauw overleg met de sector en mensen uit de doelgroep en systematisch aangevuld in het groeiactieplan. We bekijken hierbij hoe toegankelijk dit levensdomein is voor mensen in armoede, wat de sector al doet om armoede te bestrijden, waar knelpunten zitten en wat mogelijke oplossingen zijn. We gaan in dialoog met de betrokken beleidsverantwoordelijke(n) en diensten en stimuleren acties mbt toegankelijkheid voor mensen in armoede. Indien nodig ontwikkelen we aanvullende acties.
4.2.6. FYSIEKE EN GEESTELIJKE GEZONDHEID OMGEVINGSANALYSE In Gent geeft 94,4% van de Gentenaren aan dat ze een vaste huisarts hebben (Willems, et al., 2011). Respondenten uit een achtergestelde buurt hebben vaker geen vaste huisarts (7,7 % tov 4,4 % in een nietachtergestelde buurt), wat de drempel naar de huisarts vergroot. Meer dan 25.000 inwoners of 10 % van de Gentenaren waren in 2010 ingeschreven in een wijkgezondheidscentrum. Op 1 januari 2012 waren dit er 26.940 of 10,9% van de officiële Gentse bevolking, 99 een lichte stijging. Daarnaast waren er 1.528 niet-ingeschreven patiënten , het grootste deel hiervan zijn personen zonder ziekenfonds vb. mensen zonder papieren. (Stad Gent, 2012b) Studies tonen aan dat de niet-Belgen in een slechtere gezondheid verkeren dan de Belgen. Dit komt door de slechtere werkomstandigheden, identiteitsproblemen en het sociaal-economisch achtergestelde milieu waartoe ze behoren. (Van Robaeys, Vranken, Perrin, & Martiniello, 2007). Voor een meer diepgravende analyse voor het domein gezondheid, verwijzen we graag naar de recente Omgevingsanalyse Gezondheid van de Stad Gent. (Stad Gent, 2012b)
99
Om gebruik te kunnen maken van de wijkgezondheidscentra (WGC), dient men zich in te schrijven. Het WGC sluiten dan een overeenkomst af met het ziekenfonds waardoor je niets betaalt voor de basiszorgen door artsen en verpleegkundigen.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
54
KIJK VANUIT DE DOELGROEP 100 Mensen in armoede stellen vaak doktersbezoek uit omwille van financiële redenen.
101
102
De aanbevelingen in kader van de verkiezingen 2012 pleiten voor meer wijkgezondheidscentra. Op dat vlak zitten we al goed in Gent. Wat betaalbaarheid betreft, merken we vooral problemen naar specialisten, ziekenhuisopnames, kinesitherapie, logopedie, medicatie, tandzorg, kosten voor brillen,… Mensen in armoede hebben het ook moeilijk om kwaliteitsvol en afwisselend te eten. 104 doelgroep kampt met diabetes.
103
Een groot deel van de
Mensen verlaten soms vroegtijdig het ziekenhuis na bepaalde ingrepen om te vermijden dat de rekening te hoog oploopt. Dit kan voor problemen zorgen indien ze niet goed omkaderd zijn (mantelzorgers, thuiszorg,…). 105 Ziekenhuisrekeningen zijn ook niet altijd duidelijk, waardoor het moeilijk te controleren valt of alles wel klopt. Ook de hospitalisatieverzekering versterkt de dualisering: deze is duur en zou er volgens sommigen voor zorgen dat hogere kosten aangerekend worden. Veel mensen in armoede hebben dus geen hospitalisatieverzekering, 106 terwijl juist zij de grootste problemen krijgen bij hospitalisatie en meer gehospitaliseerd worden. Het systeem van conventionering is niet doorzichtig. Daarnaast is de kostprijs bij specialisten verschillend, waardoor mensen niet weten wat een bepaalde behandeling zal kosten. Soms is er een overaanbod aan informatie over vb. medicatie, maar het taalgebruik is niet aangepast en vaak wordt heel wat voorkennis verondersteld. Tenslotte is er ook nog steeds een groot tekort aan passende ambulante geestelijke 107 gezondheidszorg.
100
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 101
Grondrechtenboom. Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Vlaanderen. Rapport; Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent; 2007 102
Memorandum Gemeenteraadsverkiezingen 2012; Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting; 2012 103
Aanbevelingsnota Sterke armen in beweging, Samenlevingsopbouw Gent
104
Nota rond knelpunten (bijlage bij inhoudelijke verantwoording convenant Stedenfonds), vzw Sivi, 2011
105
In dialoog met het beleid; Beweging van Mensen met een laag Inkomen en Kinderen; 2012
106
Signalenbundel 2011; Lokaal Sociaal Beleid Gent; 2012
107
Grondrechtenboom. Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Vlaanderen. Rapport; Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent; 2007
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
55
VISIE Voor de visie op het levensdomein gezondheid verwijzen we integraal naar de visie van de Gentse 108 Gezondheidsraad .
AMBITIE 9. We vergroten de toegankelijkheid van een goede fysieke en geestelijke gezondheid voor mensen in armoede.
FOCUSSEN OF DOELEN In het groeiactieplan kan u reeds lezen wat de prioritaire beleidsaccenten zijn op dit levensdomein. Concrete acties om deze prioriteiten te bereiken, worden verder uitgewerkt in nauw overleg met de sector en mensen uit de doelgroep en systematisch aangevuld in het groeiactieplan. We bekijken hierbij hoe toegankelijk dit levensdomein is voor mensen in armoede, wat de sector al doet om armoede te bestrijden, waar knelpunten zitten en wat mogelijke oplossingen zijn. We gaan in dialoog met de betrokken beleidsverantwoordelijke(n) en diensten en stimuleren acties mbt toegankelijkheid voor mensen in armoede. Indien nodig ontwikkelen we aanvullende acties. We vertrekken hierbij vanuit het gezondheidsbeleidsplan van de Gentse gezondheidsraad.
108
Visienota gezondheid op www.gentgezondestad.be
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
56
4.3.
KINDERARMOEDE
OMGEVINGSANALYSE
Aandeel kansarme geboortes in Gent, Bron: Lokale Statistieken, 2013
Het aandeel kansarme geboorten in Gent is sinds 2004 blijven toenemen. In Gent is in 2012 meer dan 1 op 5 geboortes een geboorte in een kansarm gezin. OCMW Gent heeft 5436 individuele dossiers van minderjarige kinderen. Het OCMW geeft intensieve integrale gezinsbegeleiding aan gezinnen met een multi-problematiek. Bij deze meest kwetsbare gezinnen zien we dat: • • • •
86% alleenstaand is; 57% van de ouders een psychiatrische problematiek heeft; 30% een mentale beperking heeft; en 30% een verslavingsproblematiek heeft.
Met deze cijfers willen we aantonen dat we in de strijd tegen kinderarmoede meer dan enkel op de kinderen (18 jaar) moeten inzetten. Kinderen in armoede groeien vaak op in complexe gezinnen waar nood is aan hulpverlening over verschillende levensdomeinen.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
57
KIJK VANUIT DE DOELGROEP 109 Leerkrachten worden geconfronteerd met kinderen die honger hebben, geen (stabiel) dak boven hun hoofd, vuile kleren, geen vrijetijdsmogelijkheden. Kinderen in een precair statuut maken zeker ook deel uit hiervan, maar niet uitsluitend. Soms hebben kinderen geen eten mee, maar we kennen ook het fenomeen van 110 ongezonde lunchpakketen. Daarnaast verhuizen deze gezinnen vaak, waardoor het kind ook geen duurzame relaties kan opbouwen. Er is een te sterke link tussen kinderen in armoede en buitengewoon onderwijs. Daarnaast bestaan ook veel goede initiatieven, maar langdurige opvolging, ‘warme’ overdracht, continuïteit voor het kind is er vaak niet. We moeten opletten met de term kinderarmoede: deze klinkt onschuldiger en kent dan ook meer draagvlak in onze maatschappij. Maar als kinderen in armoede leven, zo ook de ouders. Hoe we omgaan met en naar deze kinderen is zeer belangrijk voor zelfbeeld van deze kinderen (ook naar de ouders toe!). Voor kinderen zijn diverse zaken belangrijk op diverse domeinen: -
materieel welzijn: voldoende kwalitatief eten, hygiëne en verzorging, huisvesting en leefomgeving: veilig en gezond, buitenspeelruimte opvoeding en onderwijs: mogelijkheden, geen ongelijkheid op school, belang van houding leerkracht! gezondheid: tandzorg, bril, logopedie,…
Er is nood aan voldoende informatie over studietoelagen, schoolloopbaanmogelijkheden, belang van kleuteronderwijs, mogelijkheid tot het spreiden van betalingen en dergelijke meer. Naast nood aan duidelijke informatie en het laag houden van de kosten, vinden de verenigingen het ook belangrijk dat aan beeldvorming gewerkt wordt. Er gaapt nog steeds een diepe kloof tussen de leefwereld van gezinnen in armoede en de waarden en normen op school. Vaak schuiven scholen en leerkrachten hun eigen referentiekader naar voor, maar zijn er zich 111 onvoldoende van bewust dat dit referentiekader niet voor iedereen hetzelfde is. Er zijn wel veel vragen naar opvoedingsondersteuning, maar veel ouders hebben wel schrik dat hun positie 112 ondermijnd zal worden. Daarnaast blijft de schrik dat kinderen zullen geplaatst worden. Voor ouders bij wie het kind niet bij hen woont (scheiding, plaatsing,…), blijft de vraag naar betrokkenheid heel groot. Zij vragen om ook op de hoogte gehouden te worden van het schoolleven van hun kind en in hun rol als 113 ouder erkend te blijven.
109
Dit stuk is een bundeling van een aantal resultaten van de intense werking van deze organisaties die werken met mensen uit de doelgroep en geeft dan ook een goed beeld van wat bij hen leeft. We bundelden hier louter een aantal van deze stukken en standpunten zonder inhoudelijke aanpassingen te doen aan de teksten. 110
Focusgesprekken in kader van ‘Armoedebeleid op school’; Gent; voorjaar 2013
111
Memorandum Gemeenteraadsverkiezingen 2012; Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting; 2012 112
Nota voorstellingstekstje in opdracht van de opvoedingswinkel;Wegwijzerwerking OCMW Gent; 10/12/2008
113
Ouder, je bent het en blijft het; De Zuidpoort; 2009
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
58
Nochtans denken leerkrachten soms dat ouders niet geïnteresseerd zijn. Dit leiden ze af uit het feit dat ouders niet komen opdagen op oudercontacten, infoavonden,… Dit gebeurt echter vaak niet uit desinteresse, maar omwille van andere redenen. Ouders weten niet goed hoe zich te gedragen, hebben schrik dat ze enkel negatieve zaken over hun kind te horen zullen krijgen, vrezen niet juist gekleed te zijn of niet de juiste woorden 114 te gebruiken. Algemeen willen ouders in armoede, net als andere ouders, het beste voor hun kinderen. Zij stellen hen op de eerste plaats. Voor een aantal jongeren verloopt de overgang naar volwassenheid en zelfstandig leven zeer moeizaam, vb. jongeren die een voorziening bijzondere jeugdzorg verlaten. Zij moeten op voorhand voldoende begeleid 115 worden naar deze overgang. We zien een stijging van het aantal kinderen in armoede. In een kwalitatieve analyse is het belangrijk dat we het fenomeen van “nieuwe armen” benadrukken. Alleenstaande ouders met een kind die het financieel moeilijk krijgen, vraagt bijvoorbeeld een andere aanpak dan een kind dat opgroeit bij een alleenstaande ouder in een situatie van (generationele) kansarmoede. Ouders in kansarmoede beschikken over onvoldoende middelen om hun kinderen gelijke ontwikkelingskansen te geven. Een ongeboren kind in armoede heeft een verhoogd risico op perinatale mortaliteit, op vroeggeboorte en krijgt ongezonde hoge niveaus van negatieve stresshormonen. Dit heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel en de hersenen. Op lange termijn is er een verhoogde kans op fysieke en mentale gezondheidsproblemen. Slechte huisvesting, blootstelling aan schadelijke stoffen (schimmels, CO,...), familiale instabiliteit, gebrek aan kwaliteitsvolle voeding ,… beïnvloeden de cognitieve en sociaal emotionele ontwikkeling van het kind negatief. Kinderen in armoede zijn vaker ziek en blijven vaker thuis van school. Het kind ontwikkelt snel een achterstand op school wat dan de kansen op een tewerkstelling op latere leeftijd negatief beïnvloedt. Langdurige en diepgaande armoede-ervaringen schaden ook het psychologisch welbevinden van het kind.
VISIE Kinderen die opgroeien in armoede worden reeds van voor de geboorte en op heel jonge leeftijd geconfronteerd met tekorten op verschillende levensdomeinen, met negatieve gevolgen op korte en lange termijn en een risico om zelf verder in armoede te leven. We moeten daarop ingrijpen zodat kinderen van in hun eerste levensjaren de kansen krijgen die ze nodig hebben om in onze maatschappij als geïntegreerde burger verder te ontwikkelen. Niet alleen omwille van de rechten van het kind, maar omdat kinderen de hefboom zijn in het doorbreken van armoede over generaties heen. Kinderarmoede is meer dan enkel een ‘neveneffect’ van armoede bij volwassenen. De strijd tegen kinderarmoede heeft bijgevolg een dubbele focus: enerzijds het kind in armoede, anderzijds het versterken van de ouders en het gezin in armoede.
114
‘We laten niemand alleen’ en ‘Partners in het onderwijs’; Beweging van Mensen met een laag Inkomen en Kinderen; 1996 en 2002 115
Memorandum Gemeenteraadsverkiezingen 2012; Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting; 2012
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
59
Kinderarmoede tast kinderen aan op veel domeinen : gezondheid, intellectuele en sociaal-emotionele ontwikkeling, schoolse resultaten, zelfbeeld, relaties met anderen, perspectieven op later werk,… Al deze domeinen waarop we bij kinderen en hun ouders moeten inspelen, zijn versnipperd in verschillende sectoren (welzijn, onderwijs,…). Alle betrokken organisaties in de stad hebben echter een invloed en een jarenlange expertise op elk van deze domeinen.. Vanuit onze regierol willen we verbindend werken tussen deze sectoren in de strijd tegen kinderarmoede We investeren in vier pijlers of de 4 assen die ook gehanteerd worden door Kind en Gezin : 1. 2. 3. 4.
het kind zelf (focus 10.1) de ouder, de opvoedingsverantwoordelijke (focus 10.1) de omgeving van het kind en de ouder (het gezin, de buurt, de school…) (focus 10.1 en 10.2) het integraal netwerk van hulp- en dienstverleners voor kinderen en hun gezinnen (focus 10.2 en 10.3).
Het is ons doel deze vier niveaus te versterken aan de hand van concrete doelstellingen en acties. We engageren ons om de operationele doelstellingen en acties zoals hieronder en in het actieplan geformuleerd, verder vorm te geven aan de hand van de kinderrechten in samenspraak met alle betrokken actoren.
AMBITIE 10. Kinderen en hun gezin in armoede krijgen meer kansen en ondersteuning om de armoedespiraal te doorbreken
FOCUS OF DOELEN 10.1 Tegen 2020 hebben alle betrokken sectoren (onderwijs, kinderopvang, gezondheidszorg,…) een grotere kennis over (de impact van) kans-, kinder- en generatiearmoede, waardoor ze meer kansen creëren en een betere ondersteuning geven aan kinderen en hun gezin. indicatoren: - Het aantal sensibiliseringsacties over armoede bij kinderen en hun gezinnen. - Het aantal organisaties die aanpassingen in hun beleid doorvoeren ifv de strijd tegen kinderarmoede
10.2 Tegen 2020 is er een optimale integrale samenwerking tussen de verschillende betrokken sectoren (hulpverlening, vrije tijd en onderwijs) ihkv de trajecten van kinderen, hun ouders en hun gezin. Indicatoren: Het aantal deelnemende organisaties aan een sectoroverschrijdend netwerk met focus op de bestrijding van kinderarmoede.
10.3 Bij het verbeteren van de toegang tot dienstverlening voor mensen in armoede (zie ambitie 1) hebben we een prioritaire aandacht voor ouders, kinderen en hun gezin. Indicator: lijst van acties die de toegankelijkheid van de dienstverlening voor kinderen en hun gezinnen verhogen.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
60
UITLEIDING EN DANKWOORD
Met dit eerste boek hebben we de essentie van het armoedebeleidsplan verwoord. We kaderden de diverse rollen binnen het armoedebeleid en lichtten onze duidelijke en breed gedragen visie op armoede en armoedebestrijding toe. U kon lezen hoe deze visie werd omgezet in ambities en focuspunten. Met het groeiactieplan gaan we deze strategieën nu verder concretiseren, opnieuw samen met alle actoren uit het werkveld. Hierin kan u lezen waar we de komende jaren extra op inzetten. Op alle levensdomeinen worden, opnieuw via een breed gedragen participatief traject, acties verder uitgewerkt. Tweejaarlijks sturen we dit groeiactieplan bij. Op die manier kunnen we kort op de bal inspelen op veranderingen in de samenleving, bij de (sociale) actoren en nieuwe noden. Indien nodig worden de streefwaarden van de doelstellingen bijgesteld aan deze gewijzigde omgeving. Door het brede inspraaktraject is deze totaalaanpak nu sterk gedragen door vele diensten, actoren en mensen met armoede-ervaring. Dit is een bewuste keuze. Het bestrijden van armoede is immers nooit af. Ideeën om onze strategieën concreet waar te maken, kunnen steeds aangebracht worden. U hoeft daarom geen opgeleide deskundige te zijn. Spreken vanuit uw eigen ervaring is voldoende. Honderden mensen en diverse organisaties werkten mee aan de opbouw van dit armoedebeleidsplan. Toch verdienen een aantal ambtenaren van Stad en OCMW een bijzonder woord van dank voor het coördineren van het inspraakproces, de visie ontwikkeling en, niet in het minst, het concrete schrijfwerk. We hopen voor de uitvoering van dit plan zoveel mogelijk mensen, met en zonder armoede-ervaring, te kunnen mobiliseren. Want enkel met een breed veld van geëngageerde mensen en diensten kunnen we het verschil maken en effectiever inzetten op armoedebestrijding.
Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019, BOEK 1: Visie en ambities
61