Huishoudelijk afval in Bunnik: Visie en Doelstellingen 2016 - 2020
November 2015
1
Visie op huishoudelijk afval: van Afval naar Grondstof
1.
Inleiding
De toenemende vraag naar grondstoffen, en de afnemende beschikbaarheid daarvan, vereist dat er op een andere wijze moet worden omgegaan met afval. Ongeveer 60% van het huishoudelijk restafval dat naar de verbrandingsoven wordt afgevoerd, bestaat uit grondstoffen. Het betreft dan vooral glas, papier, textiel en plasticafval dat door de burgers bij het restafval wordt gegooid, ondanks dat daarvoor gescheiden inzamelvoorzieningen zijn. Door het stimuleren van afvalscheiding kan worden bijgedragen aan het sluiten van productie- en consumptieketens, het tegengaan van verspilling van schaarse grondstoffen, en het verminderen van de uitstoot van CO2. Bovendien leveren grondstoffen geld op! Met deze visie en de daarvan afgeleide doelstellingen willen wij verder invulling geven aan ons duurzaamheidsbeleid. Het Afvalbeleidsplan Bunnik 2005-2012 is in 2013 geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat Bunnik het op het gebied van (gescheiden) afvalinzameling goed doet, maar dat een duidelijke toekomstvisie op afvalbeheer ontbreekt. Op basis van deze evaluatie heeft het college besloten om deze visie helder en eenduidig te formuleren. Eenmaal vastgesteld vormt de visie het vertrekpunt en de stip op de horizon.
Hoe is de visie tot stand gekomen? Voor het opstellen van het afvalbeleidsplan is gekozen voor een gefaseerde aanpak. Op basis van een analyse van de huidige situatie, zijn eerst de ambities en mogelijke strategieën voor het toekomstig beleid verkend. Een notitie van de analysefase was input voor een interactieve sessie met een groep inwoners. Daarna werden alle inwoners van de gemeente Bunnik via een digitale enquête bevraagd over het afvalbeleid voor de toekomst. De uitkomsten zijn in de bijlage aangegeven.
Reikwijdte De visie en doelstellingen richten zich primair op de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval (waaronder ook grof huishoudelijk afval). De inzameling van bedrijfsafval en de straatreiniging (vegen, verwijderen zwerfafval) vallen buiten de reikwijdte van dit plan. Voor bedrijfsafval bestaat geen gemeentelijke zorgplicht. Regels omtrent bedrijfsafval zijn opgenomen in de milieuwetgeving.
Opbouw In hoofdstuk 2 worden de landelijke ontwikkelingen weergegeven waarbinnen het afvalbeleid uitwerking dient te krijgen. In hoofdstuk 3 wordt de meerjarenvisie voor de komende 5 jaar geschetst. Naderhand zullen, als praktische uitwerking, voorstellen volgen over de inzamelmethoden en – middelen die hier aan een bijdrage kunnen leveren.
2
2.
Ontwikkelingen
Afval en grondstoffen Het gemeentelijk afvalbeheer is al lang geen op zichzelf staande verantwoordelijkheid meer en wordt in toenemende mate in verband gebracht met andere maatschappelijke verantwoordelijkheden zoals duurzaamheid en milieu. Door de toenemende bevolkingsgroei en consumptie neemt de vraag naar grondstoffen alsmaar toe. Aan die vraag (naar primaire grondstoffen) lijkt bijna niet meer te voldoen zonder ook gebruik te maken van grondstoffen die uit de afvalrecycling zijn opgewerkt. Afvalscheiding draagt bij aan het sluiten van productie- en consumptieketens, ofwel het bewerkstelligen van de circulaire economie (zie afbeelding hieronder). Door het opnieuw inzetten van afval als grondstof wordt de productie van primaire grondstoffen beperkt en het nodeloos verbranden van waardevolle grondstoffen tegengegaan. Doordat de productie van primaire grondstoffen meer fossiele brandstoffen vergt dan het opwerken van secundaire grondstoffen uit afval, wordt er bovendien CO2 gereduceerd en daarmee klimaatverandering tegengegaan.
Landelijke scheidingsdoelstelling omhoog naar 65% - 75% In het Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021 (LAP-2) wordt ook de koppeling tussen afval- en duurzaamheidsbeleid gelegd. Beoogd wordt om de milieudruk van producten zoveel mogelijk te reduceren door het sluiten van productie- en consumptieketens. Als doelstelling wordt gesteld dat 60% van al het huishoudelijk afval hergebruikt moet worden in 2015. Door voormalig staatssecretaris Atsma is deze doelstelling aangescherpt tot 65% (te bereiken in 2015). Recent heeft staatssecretaris Mansveld de doelstelling genuanceerd naar 60 – 65% hergebruik in 2015 en een middellange termijn doelstelling geïntroduceerd van 75% hergebruik in 2020. Deze percentages moeten worden opgevat als streefwaarden. Ze hebben geen wettelijke basis. De doelstelling voor afvalscheiding in 2020 is tevens te concretiseren in een hoeveelheid huishoudelijk restafval (fijn en grof huishoudelijk restafval samen) van maximaal 100 kg per inwoner per jaar. Een doelstelling in kilogram restafval is een betere maat om inzichtelijk te maken hoeveel grondstoffen en materialen in de keten blijven. Met alleen een doelstelling op het aandeel (percentage) afvalscheiding kan dit niet goed tot uitdrukking worden gebracht.
3
Landelijk Programma Van Afval Naar Grondstof Vanaf 2013 werkt het Rijk samen met andere maatschappelijke partijen aan het programma Van Afval Naar Grondstof (VANG). Hoofddoel van het programma is om de transitie naar een circulaire economie te bevorderen. Daartoe zijn diverse operationele doelstellingen geformuleerd en uitgewerkt, waaronder het circulair ontwerpen van producten, het verduurzamen van consumptiepatronen, en ook het verbeteren van de afvalscheiding en inzameling. In dit kader heeft men onlangs voor gemeenten gedifferentieerde richtlijnen qua hoeveelheid restafval per inwoner per jaar gepubliceerd. Gemeenten zijn hierbij ingedeeld in verschillende klassen die samenhangen met het percentage hoogbouw in de gemeente. De gemeente Bunnik zit daarbij in Klasse E. Dit zijn alle gemeenten met minder dan 15% hoogbouw in haar gemeente. Het percentage hoogbouw in Bunnik bedraagt volgens het landelijke overzicht 14,9%. Op grond van de gedifferentieerde richtlijn zou de gemeente Bunnik moeten streven naar maximaal 55 kg restafval per inwoner per jaar in 2020. Deze richtlijn zal overigens geen wettelijke status hebben.
Gescheiden inzameling drankenkartons (en blik) Gemeenten hebben een wettelijke zorgplicht voor het (gescheiden) inzamelen van huishoudelijk afval. Voor enkele afvalstromen zijn producenten (financieel) verantwoordelijk gesteld voor de gescheiden inzameling en verwerking van het afval. Op dit moment geldt er producentenverantwoordelijkheid voor elektrische apparaten, batterijen en de verpakkingsstromen papier, glas en plastic. In opdracht van de producenten voeren de gemeenten de gescheiden inzameling uit, waarvoor zij een inzamelvergoeding ontvangen. Er bestaat een gerede kans dat binnenkort ook drankenkartons en blik onder de producentenverantwoordelijkheid gaan vallen, en deze stroom apart moet worden ingezameld. In 2013 zijn er bij diverse gemeenten landelijke pilots uitgevoerd, waarbij het gescheiden inzamelen van drankenkartons, al dan niet gecombineerd met plastic verpakkingsafval en blik, is uitgetest. Op basis van de resultaten heeft het Afvalfonds, eind 2014, eenzijdig een vergoeding voor de gescheiden inzameling van drankenkartons vastgesteld. Het Afvalfonds wil gemeenten hiermee bewegen vanaf 2015 over te gaan tot gescheiden inzameling van drankenkartons. De VNG heeft namens de gemeente hierop gereageerd deze vergoeding niet met een positief advies aan haar leden voor te leggen. Duidelijk is wel dat op redelijk korte termijn van gemeenten wordt verwacht dat zij invulling geven aan de gescheiden inzameling van drankenkartons (en blik). Medio 2015 zijn er 162 gemeenten die drankenkartons gescheiden inzamelen (al dan niet in een gezamenlijke stroom met plastic afval en blik).
Afschaffing statiegeld grote PET-flessen Onderdeel van de afspraken die tussen VNG, het Rijk en het bedrijfsleven zijn gemaakt in het kader van de inzameling van verpakkingsafval, is de mogelijke afschaffing van statiegeld op grote PET-flessen. Indien deze afspraak geëffectueerd wordt, betekent dit een forse volumestijging van de plastic verpakkingsstroom. Op dit
4
moment wordt nog niet aan alle voorwaarden voldaan voor afschaffing, maar de afspraken maken deze afschaffing mogelijk vanaf 2015. De staatssecretaris is hierover nog in gesprek met de Tweede Kamer.
Sorteren en vermarkten verpakkingsmateriaal door gemeenten Vanaf 2015 zijn gemeenten niet alleen verantwoordelijk voor de gescheiden inzameling van verpakkingen, maar ook voor het mechanisch (na)sorteren van verpakkingen. Het betreft vooral de nascheiding van plastic verpakkingen op kunststofsoort, en het er uit filteren van drankenkartons en blik (indien deze stromen in combinatie worden ingezameld). De vergoeding die gemeenten krijgen uitbetaald hebben dan geen betrekking meer op de ingezamelde hoeveelheid maar op de hoeveelheid plastic die na sortering aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet. Indien gewenst mogen de gemeenten het uit gesorteerde verpakkingsafval zelf vermarkten (facultatief). De AVU heeft namens de Utrechtse gemeenten, samen met de regionale inzamelbedrijven Rova, Circulus, Avri en Twente Milieu een gezamenlijke aanbesteding uitgevoerd ten behoeve van het sorteren en vermarkten van verpakkingsafval vanaf januari 2015. Definitieve gunning hiervan heeft plaatsgevonden aan SITA BV. Voor de Utrechtse gemeenten bestaat hiermee de mogelijkheid om, vanaf 1 januari 2015, een gecombineerde stroom van plastic verpakkingsafval, drankenkartons en blik voor sortering en vermarkting aan te bieden. Slechts enkele Utrechtse gemeenten leveren (medio 2015) een gecombineerde stroom aan verpakkingsmateriaal aan. Hert overgrote deel van de Utrechtse gemeenten levert alleen plastic verpakkingsmateriaal aan.
Ontwikkeling inzamelmethodieken Momenteel zijn er 2 ontwikkelingen bij het inzamelen van afvalstoffen die men vaak bij andere gemeenten tegen komt. Ten eerste is dat de invoering van Diftar (betalen naar rato van de hoeveelheid of gewicht aan afval dat men ter inzameling aanbiedt). Steeds meer gemeenten besluiten hiertoe over te gaan omdat er een sterke stimulans tot afvalscheiding vanuit gaat. Binnen de provincie Utrecht is, uitgezonderd Veenendaal, geen enkele gemeente nog overgegaan tot invoering van een diftar-systeem. Dit heeft te maken met het lage verwerkingstarief voor restafval. De AVU heeft in een rapport (nov. 2013) aangegeven dat in de Utrechtse situatie invoering van Diftar leidt tot een stijging van de (gemiddelde) afvalstoffenheffing in plaats van een daling. Een tweede trend die zichtbaar is heet omgekeerd inzamelen. Hierbij verlegt de gemeente of het inzamelbedrijf de focus/service van restafval naar grondstoffen. Dit doet men door een minicontainer ter beschikking te stellen voor ‘grondstoffen’ zoals plastic afval (en drankenkartons en blik) en restafval minder vaak in te zamelen of de minicontainer voor restafval te bestempelen voor ‘grondstoffen’ en ondergrondse afvalcontainers in de wijk te plaats voor restafval. In deze regio hebben de gemeenten Utrecht, Amersfoort en wijk bij Duurstede dit principe al omarmd. Ook de RMN-gemeenten hebben in hun regionaal afvalbeleidsplan deze inzamelmethodiek als maatregel opgenomen. Buiten deze regio hebben ook diverse gemeenten deze nieuwe inzamelmethode al ingevoerd of hebben dit als beleid bestempeld.
5
3.
De Bunnikse afvalvisie
Visie Gestreefd wordt naar een duurzaam afvalbeheer, waarbij zoveel mogelijk grondstoffen uit het afval worden teruggewonnen ten behoeve van hoogwaardig hergebruik. Door de transitie 'van afval naar grondstof' blijft een minimale hoeveelheid restafval over die naar de afvalverbranding moet worden gebracht. Een afvalloze samenleving is het ultieme doel op de langere termijn. Meer afvalscheiding levert een positieve bijdrage aan de vermindering van de CO2-uitstoot en daarmee aan de duurzaamheiddoelstellingen van de gemeente. Het ontstaan van Afval wordt bij voorkeur voorkomen (afvalpreventie). Als dat niet kan, wordt getracht het als product te hergebruiken (kringloop) of als materiaal te recyclen (materiaalhergebruik). Het verbranden van afval met energieterugwinning is de verwerkingsmethode die pas wordt gekozen als alle eerdere verwerkingsmethoden niet meer kunnen. Deze hiërarchie in verwerkingsmethodes wordt ook wel de Ladder van Lansink genoemd, en wordt ten zeerste omarmd. Hieronder wordt de afvalvisie geconcretiseerd op de drie invalshoeken van de afvaldriehoek (zie rechts boven): welke milieuresultaat (afvalscheidingsdoelstelling) en dienstverleningsniveau streven we na, en wat mag dat kosten?
Milieudoelstelling: 75% hergebruik in 2020, maximaal 135 kilo (grof) restafval in 2020 Bunnik realiseerde in 2013 een afvalscheidingspercentage van 66%. In 2013 bedroeg de gemiddelde hoeveelheid (grof) restafval in Bunnik 209 kg per inwoner per jaar. Dit bestaat uit 183 kg fijn restafval en 26 kg grof restafval. Uit de sorteerproeven die jaarlijks worden uitgevoerd blijkt dat ruim 60% van het restafval bestaat uit grondstoffen. Indien de inwoners van de gemeente Bunnik alle afvalstoffen zouden scheiden, is een resultaat haalbaar van maximaal 70 kg (grof) restafval/inw/jr. We hanteren de milieudoelstelling van 75% hergebruik in 2020 conform het landelijk beleid. Dit wordt gecombineerd met een doelstelling van maximaal 135 kg (grof) restafval in 2020. De gedifferentieerde richtlijnen die uitwijzen dat Bunnik in 2020 maximaal 55 kg restafval per inwoner per jaar zou mogen produceren worden op dit moment als niet realistisch ingeschat.
6
De opgave voor de komende jaren ligt in het ombuigen van 74 kg restafval per inwoner per jaar naar grondstoffen. Dit komt neer op het verminderen van het restafval met 1/3 deel. De grondstoffen worden zoveel mogelijk door middel van bronscheiding ingezameld. Dit levert kwalitatief goede materiaalstromen op die hoogwaardig kunnen worden hergebruikt en/ of nuttig kunnen worden toegepast. Het achteraf mechanisch scheiden van fijn restafval (nascheiding) levert op dit moment nog niet de gewenste hoogwaardige kwaliteit, en is over het algemeen duurder dan bronscheiding. Indien dit op termijn verandert, kan ook een grotere rol voor nascheiding worden overwogen om de scheidingsdoelstellingen te realiseren. Voor grof huishoudelijk restafval en een combinatie van droge afvalstromen (bij. mix van plastic, drankenkartons en blik) zijn er al wel goede nascheidingstechnieken beschikbaar, die ook zullen worden benut.
Dienstverlening: scheiden van grondstoffen makkelijker maken Om de bovengenoemde transitie van afval naar grondstof mogelijk te maken zal het serviceniveau voor het gescheiden aanbieden van grondstoffen (zoals gft, papier, plastic) worden verhoogd ten opzichte van het ongescheiden aanbieden van restafval. Na de invoering van gescheiden inzameling van plastic verpakkingsafval is er feitelijk een overcapaciteit in de restafvalinzameling ontstaan: de restafvalcontainers (zowel de minicontainers als verzamelcontainers) bieden meer ruimte en gelegenheid dan nodig is. Indien iedere burger zijn afval maximaal scheidt, resulteert dat in maximaal 1 huisvuilzak van 5 a 6 kilo restafval per week per gezin. Uit de bewonersenquête die begin 2015 is gehouden blijkt dat de meeste inwoners van Bunnik aangeven voorstander te zijn van het verder stimuleren van de afvalscheiding door de serviceprikkel. Dat betekent: inzameling van grondstoffen makkelijker maken en inzameling van restafval minder faciliteren.
De afvalbeheerkosten blijven tenminste gelijk De hoge milieuambities mogen niet ten koste gaan van de portemonnee van de burger. De mogelijkheden daartoe zijn aanwezig. Voor de meeste herbruikbare afvalstromen gelden lagere verwerkingstarieven dan voor restafval, of worden zelfs inkomsten verkregen. Uiteraard zal ook rekening moeten worden gehouden met extra (investerings)kosten om het inzamelsysteem aan te passen, of de communicatie te versterken. De ervaring leert echter dat scheidingstimulerende maatregelen voor papier, textiel en kunststof verpakkingsafval, zichzelf terug verdienen. Hoe effectiever de maatregelen, hoe meer geld ze opleveren, hoe sneller de investering is terugverdiend.
7