Visie op Wmo gemeente Hoorn
Samenvatting Bij de decentralisatie AWBZ worden de extramurale begeleiding, ondersteuning en persoonlijke verzorging overgeheveld naar de Wmo en daarmee naar de gemeenten. De gemeenten worden met deze nieuwe taken verantwoordelijk voor een nieuwe doelgroep. Daarbij zoekt de gemeente Hoorn naar het juiste evenwicht tussen voortzetting van de huidige zorg- en dienstverlening aan deze (kwetsbare) burgers en nieuwe sociale arrangementen. Hierbij wordt vooral voort gebouwd op zoveel mogelijk meedoen in de eigen omgeving, door de eigen omgeving. Burgers voeren zelf de regie op de ondersteuning die zij ontvangen of laten de regie voeren door iemand die zij vertrouwen. De gemeente streeft dan ook naar participatie door haar inwoners, ieder naar zijn/haar vermogen en op eigen wijze. Wanneer iemand, ondanks de preventieve en signalerende voorzieningen, toch buiten de boot dreigt te vallen, wordt (tijdelijk) ondersteuning geboden. Zorg wordt als maatwerk aangeboden in de vorm van snelle ondersteuning in een vertrouwde omgeving. Het doel is om de toeleiding naar de duurdere, specialistische zorg terug te dringen en daarmee kostenbesparend te werken ten opzichte van de huidige situatie. Dit zal leiden tot een structurele bezuiniging die beschreven is in het regeerakkoord van 1,7 miljard euro. Daarnaast is het doel om te komen tot een vraaggestuurde, efficiënte en betaalbare Wmo in de gemeente Hoorn. In plaats van voorzieningen te verstrekken moet er een passende compensatie worden geboden, daar waar de burger zelf geen mogelijkheden ziet. Het ‘recht op zorg’ wordt daarmee vervangen door het ‘recht op ondersteuning’. Ter voorbereiding op de nieuwe verantwoordelijkheden van de gemeente zijn er twee processen in gang gezet. Dit zijn het transitieproces en het transformatieproces. Waarbij het transitieproces het vormgeven aan de daadwerkelijke overgang van de wettelijke kaders, verantwoordelijkheden en financiën beslaat. En het transformatieproces beslaat het realiseren van de beoogde effecten van deze overgang, namelijk het op een andere manier omgaan met elkaar van burgers, professionals, zorgaanbieders en gemeenten. Het vraagt ook dat professionals vertrouwen hebben in de burgers en hun mogelijkheden om zonder professionele begeleiding, ondersteuning en zorg vorm te geven aan het gewone leven. Daarom geeft de gemeente richtlijnen en kaders mee aan de professionals. Daarnaast worden verschillende gebiedsteams in de gemeente Hoorn ingezet om de toegang tot de zorg laagdrempelig te houden. Een consequentie hiervan kan zijn dat de gemeente per individuele vraag niet standaard vooraf toetst, maar dit doet op basis van breder geformuleerde maatschappelijke effecten. De cliënt staat hierin centraal en heeft daarbij de regie op de inzet van de ondersteuning. De professional blijft in principe betrokken tot en met het traject van re-integratie en nazorg. De gemeente Hoorn kiest voor een integrale benadering, waarbij de vraag van de burger centraal staat. Daarbij wordt uitgegaan van het principe één gezin, één plan, één coördinator. Vanwege de duidelijke link tussen de verschillende transities, zal er tot slot ook aansluiting gezocht moeten worden met de overige transities om op die manier integraal te kunnen werken en de voordelen van de lokale aanpak te kunnen bewerkstelligen. Het is van belang om een integrale aanpak te formuleren voor meervoudige problematiek en om gebiedsgericht te werken. Door ontschotting van de aanpak verwachten wij de efficiëntie van de zorg te vergroten en de kosten te drukken. Het is gelet op de voorgenomen transitie en de bezuinigingen niet vanzelfsprekend dat alle spelers uit het maatschappelijk middenveld (op eenzelfde manier) terugkeren in een nieuw stelsel van zorg en ondersteuning.
1
Inhoudsopgave Samenvatting 1.
Inleiding
3
2.
Vertrekpunt
4
2.1 Aanstaande decentralisatie AWBZ
4
2.2 Nieuwe doelgroep
5
2.3 Financiële opgave
6
Visie op de Wmo
8
3.1 Versterken en benutten van eigen kracht
8
3.2 Sterk algemeen toegankelijk aanbod
10
3.3 Samen doen
13
3.
4.
3.3.1 Gemeenten
14
3.3.2 Cliënten en cliëntenorganisaties
14
3.3.3 Organisaties
15
Van visie naar uitvoering
16
4.1 Samenhang transities
16
4.2 Sturing en financiering
17
4.3 Beleidsplan Wmo
18
Definitielijst Acht bakens Welzijn Nieuwe Stijl Lijst van geraadpleegde bronnen
19 22 23
2
1.
Inleiding
In deze notitie wordt de visie van de gemeente Hoorn op de veranderende Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gepresenteerd. Aanleiding van de notitie is de decentralisatie van de Algemene Wet Bijzondere Zorg (AWBZ). Deze decentralisatie, die op 1 januari 2015 moet ingaan, is een vervolg op de ontwikkeling die het Rijk met de Wmo heeft ingezet. De nieuwe visie op de Wmo is daarom gebaseerd op de reeds door de gemeente vastgestelde visiestukken op de Wmo, zoals het ‘Wmo Beleidsplan’ 2008-2012 en de beleidsnotitie ‘Bouwstenen Wmo-beleid’ uit 2011. Ook de bevindingen van verschillende bijeenkomsten met diverse organisaties uit het veld zijn meegenomen in dit stuk. Zoals de zogenaamde ‘brown paper-sessies’ (door de regiogemeenten georganiseerd in zomer en najaar 2012) en de door de gemeente Hoorn georganiseerde bijeenkomst in De Kreek van 4 juli jongstleden. De visie wordt vervolgens vertaald in een nieuw Wmo Beleidsplan 2014-2017, een (regionale) verordening en nieuwe beleidsregels. Een nieuwe visie is niet alleen nodig vanwege de nieuwe taken en verantwoordelijkheden die met de decentralisatie overgeheveld worden naar de gemeenten, maar ook omdat de ondersteuning aan burgers continu in ontwikkeling is. Denk hierbij aan ontwikkelingen als Welzijn Nieuwe Stijl en De Kanteling, maar ook aan de aanstaande transities Jeugdzorg, Participatiewet en Passend Onderwijs. De vier transities zijn allen gebaseerd op dezelfde uitgangspunten. Om die reden wordt de samenhang met de regionale visie op de transitie Jeugdzorg en de andere transities in deze notitie eveneens in kaart gebracht. Het betreft hier de lokale visie op de Wmo, waarbij er zoveel mogelijk is aangesloten bij de regionale initiatieven van de projectgroep van de transitie AWBZ. Hoewel de vertaling van het beleid lokaal, zelfs op wijkniveau, plaatsvindt, is het voor zaken als inkoop van belang om regionaal op te trekken. In dat geval is het wenselijk als de visies binnen de regio onderling niet teveel afwijken. Leeswijzer De notitie is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de decentralisatie AWBZ. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de visie op de Wmo gepresenteerd en nader toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt de uitwerking van de visie op de praktijk weergegeven, met daarbij de samenhang met de overige transities. In de bijlagen treft u de literatuur- en definitielijst.
3
2.
Vertrekpunt
Bij de decentralisatie AWBZ worden de volgende taken per 1 januari 2015 overgeheveld naar de Wmo en daarmee de gemeenten: 1. Extramurale begeleiding: individuele begeleiding en/of dagbesteding (inclusief het vervoer van en naar de dagbesteding). 2. Persoonlijke verzorging, zoals hulp bij aan- en uitkleden en wassen1. De gemeenten worden met bovenstaande taken verantwoordelijk voor een nieuwe doelgroep. In de volgende paragrafen worden de nieuwe taken en de doelgroep nader toegelicht. In een eerder stadium zijn taken vanuit de AWBZ overgeheveld naar de Wmo of anderszins aangepast, zoals bij de invoering van de Wmo, de hulp bij het huishouden en meer recent in 2009 het schrappen van de grondslag psychosociale probleem uit de AWBZ en de aanscherping van de maatregel begeleiding. De nieuwe decentralisatie van de voornoemde taken uit de AWBZ past in dezelfde ontwikkeling. Door de gemeente Hoorn is in 2012 een veranderend beleid ingezet met De Kanteling Wmo2. Deze ontwikkelingen zijn vergelijkbaar met de uitgangspunten van de transities Jeugdzorg, participatiewet en Passend Onderwijs: 1. Van vangnet naar springplank 2. Dicht bij huis 3. Voorkomen in plaats van genezen (één regie en één budget) De samenhang van de aanstaande decentralisatie AWBZ met de uitgangspunten van de overige transities en de raakvlakken met de eerdere wijzigingen in AWBZ en Wmo maakt het niet alleen mogelijk om aan te sluiten bij de visies die voor deze transities en voor de Wmo zijn opgesteld, maar maakt het zelfs noodzakelijk om hier bij aan te sluiten. 2.1 Aanstaande decentralisatie AWBZ In het Regeerakkoord en de Kamerbrief over het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten3 worden de volgende wijzigingen ten aanzien van de aanstaande decentralisatie AWBZ gemeld: 1. De extramurale AWBZ vervalt in 2015. Gemeenten worden helemaal verantwoordelijk voor ondersteuning, verzorging en begeleiding. Dit wordt wettelijk onderbouwd door een uitbreiding van het compensatiebeginsel in de Wmo. Circa 75% van het budget wordt naar gemeenten overgeheveld. De korting op verzorging, zoals de beoogde regelgeving nu geformuleerd is, zal 15% betreffen en de korting op begeleiding zal 25% betreffen. 2. Voor extramurale dagbesteding is afgesproken dat ook deze in 2015 volledig naar gemeenten overgeheveld wordt. In 2014 blijft extramurale dagbesteding beschikbaar. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de motie Samsom-Zijlstra. Ook op extramurale persoonlijke verzorging kan in 2014 volledig beroep worden gedaan.
1 In september 2013 is duidelijk geworden dat zorgverzekeraars een actieve lobby voeren bij staatssecretaris Van Rijn, om de persoonlijke verzorging bij hen onder te brengen. De staatssecretaris lijkt zich naar dit punt te verplaatsen, toch is dit standpunt nog niet officieel bevestigd. Er wordt daarom nog vanuit gegaan dat ook de persoonlijke verzorging bij de gemeente wordt ondergebracht. 2 De Kanteling bevat de beweging van aanbodgericht werken naar vraaggericht werken, zie ook “Beleidsnotitie bouwstenen Wmo-beleid” uit 2011. 3 Zie bronvermeldingen voor de geraadpleegde Kamerbrieven Kamerbrief ‘Over het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten’ d.d. 28-09-2012, Kamerbrief: ‘Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst’ d.d. 2504-2013, Kamerstuk: ‘Antwoorden over zorg en maatschappelijke ondersteuning’ d.d. 03-05-2013, Kamerbrief: ‘Beantwoording Kamervragen over bezuinigingen op de AWBZ’ en Kamerbrief ‘Over voorlopige contracteerruimte AWBZ 2014’ d.d. 12-06-2013.
4
3. Hulp bij het huishouden verandert per 2015. Nieuwe cliënten kunnen niet meer rekenen op het bestaande aanbod, omdat de aanspraak op huishoudelijke verzorging in de Wmo vervalt. Via de Wmo zal een maatwerkvoorziening worden aangeboden voor mensen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. Nieuwe cliënten kunnen in 2014 een beroep doen op huishoudelijke hulp. In 2015 blijft minder budget beschikbaar voor gemeenten met betrekking tot de (huishoudelijke) ondersteuning. De gemeenten krijgen dan 60% van het huidige budget om deze maatwerkoplossingen te bieden. 4. Extramurale verpleging gaat van AWBZ naar Zorgverzekeringswet daarbij wordt een nieuwe aanspraak opgenomen: thuisverpleging. Deze aanspraak omvat verpleging en indien onlosmakelijk daarmee verbonden ook verzorging. 5. De intramurale GGZ in de AWBZ wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. De zorgverzekeraars worden in 2017 financieel verantwoordelijk voor de GGZ. 6. De zorgzwaartepakketten 1 tot en met 4 komen onder verantwoordelijkheid van de gemeenten te vallen. Dit verloopt gefaseerd, zie punt 8-10. 7. De intramurale AWBZ-klassen ZZP (ZorgZwaartePakket) 1 en 2 vervallen per 1-1-2013 voor nieuwe cliënten vanaf 23 jaar in de sectoren Verpleging & Verzorging, GGZ en Gehandicaptenzorg en worden omgezet in corresponderende extramurale functies (hulp bij het huishouden, verpleging, verzorging en begeleiding). 8. Vervolgens vervalt voor nieuwe cliënten ook klasse ZZP 3; per 2014 voor de verpleging/verzorging van met name ouderen en per 2015 voor mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrisch probleem. 9. Per 2016 vervalt klasse ZZP 4 voor nieuwe cliënten. Er is geen sprake van dat bestaande cliënten gedwongen worden om zelfstandig te gaan wonen. 10. De uitleen van hulpmiddelen verdwijnt uit de AWBZ en zijn dan alleen nog ondergebracht onder de Zvw (Zorgverzekeringswet) en de Wmo. Per 1 januari 2013 moeten mensen de eenvoudige loophulpmiddelen (zoals rollator, looprek, wandelstok) zelf betalen. Voor de hulpmiddelen die verstrekt worden vanuit de Wmo (rolstoel en scootmobiel), geldt voortaan een plicht tot hergebruik. De veranderingen worden door het Rijk als noodzakelijk gezien, omdat de geboden zorg in de huidige vorm als ingewikkeld en duur wordt ervaren. Dat kan te maken hebben met de toeleiding naar de zorgzwaarte: de indeling in een klasse garandeert de cliënt een bepaald niveau van zorg, waarna er niet meer wordt gestuurd op zelfredzaamheid of kortdurende interventies. Met andere woorden: er werd vooral gekeken naar waar iemand recht op heeft, niet waar iemand behoefte aan heeft. Ook administratief is er veel rompslomp, waarbij het contracteren op kleine schaal veel kosten met zich mee brengt (denk bijvoorbeeld aan vervoer). De gemeenten worden geacht dicht bij haar inwoners te staan en daardoor een beter aanbod te kunnen bieden, passend bij de ondersteuningsvraag van de cliënt. Het doel is om de toeleiding naar de duurdere, specialistische zorg terug te dringen en daarmee kostenbesparend te werken ten opzichte van de huidige situatie. Een van de instrumenten die we hiervoor willen inzetten is de sociale kaart, zodat de zelfredzaamheid van burgers wordt vergroot om zelf vormen van ondersteuning te vinden en in te schakelen. De sociale kaart biedt daarnaast de mogelijkheid om de vraag achter de vraag in kaart te brengen, door middel van interpretatie van de (geanonimiseerde) zoektermen. 2.2 Nieuwe doelgroep De doelgroep die voorheen onder de AWBZ viel, valt per 2015 onder de Wmo. Het betreft hier mensen zonder verblijfsindicatie, die zelfstandig thuis wonen en verschillende problemen (lichamelijk, psychiatrisch, verstandelijk, zintuiglijk, psychogeriatrisch) hebben.
5
Voor de gemeente Hoorn gaat het voor Begeleiding (groepsbegeleiding en individueel) om 783 cliënten (bron: Wmo-kantoor, 2013). Uit onderzoek van HHM uit 20124 valt bij deze doelgroep met name het relatief hoge percentage van cliënten met een psychische grondslag op (tabel 1). Cliënten per grondslag Gemeente
LG5
PG6
SOM7
Hoorn 6% 6% 13% West-Friesland 6% 7% 13% Landelijk gemiddelde 8% 6% 15% Tabel 1: Doelgroep gemeente in percentages
VG8
ZG9
24% 26% 27%
1% 1% 2%
PSY10 0-17 15% 15% 12%
>17 jaar 34% 31% 29%
Totaal 49% 47% 41%
Voor persoonlijke verzorging gaat het om 786 cliënten. Let hierbij wel op dat er een overlap zit in de cliënten. 233 cliënten ontvangt zowel persoonlijke verzorging als begeleiding, waardoor het totaal aan nieuwe cliënten 1336 bedraagt (figuur 1).
Figuur 1: Overzicht overlap cliënten met overige AWBZ- en Wmo voorzieningen Wat verder opvalt uit het bovenstaande figuur is dat ruim 40% van deze cliënten bekend is bij de gemeente vanwege de ondersteuning die zij via de Wmo nu ontvangen. 2.3 Financiële opgave Met de overheveling van bovenstaande taken vindt er ook een overheveling van budget plaats. Landelijk zal er een bedrag van tussen de 2,2 en 3,3 miljard euro terecht komen bij de gemeenten. Uitgaande van de maximale variant (3,3 miljard) komt dit voor de regio West-Friesland neer op een bedrag van 60 à 70 miljoen euro dat bij de transitie AWBZ overgeheveld wordt. Het budget voor de AWBZ-taken gaat niet één-op-één over naar de gemeenten. In het regeerakkoord is er sprake van een structurele bezuiniging van 1,7 miljard euro. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe dit uitpakt voor de gemeente Hoorn, zoals het op het moment van schrijven ook nog niet bekend is of de persoonlijke verzorging overgeheveld wordt naar gemeenten. Wel kunnen we uit de Vektis datasheet aflezen dat de kosten voor de persoonlijke verzorging en begeleiding voor cliënten woonachtig in de gemeente Hoorn ongeveer 20 miljoen euro bedraagt per jaar. 4
Bron: rapportage impactmonitor begeleiding gemeente Hoorn, 2012 LG: Lichamelijk Gehandicapt 6 PG: Psychogeriatrische aandoening 7 SOM: Somatische aandoening 8 VG: Verstandelijk Gehandicapt 9 ZG: Zintuigelijk Gehandicapt 10 PSY: Psychiatrische aandoening 5
6
Bovenop de bezuiniging bij de decentralisatie van de AWBZ-taken komt een structurele bezuiniging van 600 miljoen euro op de hulp bij het huishouden en een taakstellende opbrengst van 50 miljoen euro structureel vanwege het verplicht hergebruik van hulpmiddelen.11 Financieel risico Uit de eerdergenoemde wijzigingen uit 2.1 kan afgeleid worden dat het budget per 1-1-2015 drastisch wordt verminderd. Als we de bestaande voorzieningen voor 1-1-2015 niet hebben beoordeeld volgens het principe “voor mensen die het echt nodig hebben en niet zelf kunnen betalen” en niet (voor een deel) hebben omgezet naar een maatwerkvoorziening, moet de gemeente het beschikbare budget aanvullen. Alleen voor hulp bij het huishouden kan het om een tekort gaan van € 2 miljoen per jaar12. Vanwege dit financiële risico heeft de VNG uit onderhandeld dat de overgangsregelingen aan de gemeenten worden overgelaten. In de eerste versie van de concept wettekst waren de gemeenten verplicht alle bestaande Wmo voorzieningen te continueren totdat indicaties eindigen (2015 t/m 2019).
11
Zie paragraaf 2.1 punt 4 en punt 11. 40% x € 5 miljoen op jaarbasis, ± 2.000 voorzieningen Hulp bij het Huishouden. Daarnaast zouden er, op basis van cijfers van het CIZ, nog zo’n 3.000 nieuwe herindicaties te verwachten zijn voor wat betreft de overige voorzieningen op het gebied van begeleiding en persoonlijke verzorging. 12
7
3.
Visie op de Wmo
Vanuit het programmaplan is op basis hiervan voor de inwoners van West-Friesland de volgende visie geformuleerd: “Meer doen door meedoen, op basis van ieders eigen kracht!” De West-Friese gemeenten streven naar participatie door hun inwoners, ieder naar zijn/haar vermogen en op eigen wijze. Daarbij staan de mensen in hun eigen leefomgeving centraal, waarbij we streven naar maximale zelfregie en zelfredzaamheid. Iedereen moet mee kunnen doen in de samenleving, door goed op te groeien en op te voeden, door te werken of een maatschappelijk en/of persoonlijk zinvolle dagbesteding te hebben. Wanneer iemand, ondanks de preventieve en signalerende voorzieningen, toch buiten de boot dreigt te vallen, wordt (tijdelijk) ondersteuning geboden. Daarbij zoeken wij naar het juiste evenwicht tussen voortzetting van de huidige zorg- en dienstverlening aan deze (kwetsbare) burgers en nieuwe sociale arrangementen. In het transitie- en transformatieproces bouwen we voort op de lopende vernieuwingen, zoals Welzijn Nieuwe Stijl. De invoering van de, nu binnen de AWBZ rustende activiteiten, begeleiding en persoonlijke verzorging zorgen voor een vergaande verandering van de Wmo. Daar waar de verandering in de Wmo in 2012 is ingezet met als beleidsstuk de ‘Beleidsnotitie Bouwstenen Wmo-beleid’, wordt de verandering nu nog verder doorgevoerd. De nadruk binnen de uitvoering van de compensatieplicht in de Wmo, is in 2012 door de inzet van deze Kanteling in de Wmo meer verplaatst naar eigen verantwoordelijkheid, het versterken van zelfredzaamheid en het leveren van maatwerk(voorzieningen)13. De inzet op deze vorm van invulling van de compensatieplicht zal de sleutel tot een beter passende ondersteuning op moeten leveren. Het is daarmee ons doel om te komen tot een vraaggestuurd, effectief, efficiënt en betaalbare Wmo in de gemeente Hoorn. In plaats van voorzieningen te verstrekken moet er een passende compensatie worden geboden daar waar de burger zelf geen mogelijkheden heeft om zelfredzaam te zijn. Het ‘recht op zorg’ wordt daarmee vervangen door ‘recht op ondersteuning’. Ter voorbereiding op de nieuwe verantwoordelijkheden van de gemeente Hoorn is het van belang twee processen te onderscheiden: Het transitieproces: het vormgeven aan de daadwerkelijke overgang van de wettelijke kaders, verantwoordelijkheden en financiën. Het transformatieproces: het realiseren van de beoogde effecten van deze overgang, namelijk het op een andere manier omgaan met elkaar van burgers, professionals, zorgaanbieders en gemeenten, ofwel het op een vernieuwende wijze besturen, organiseren en uitvoeren van ondersteuning14. De gemeenten in West-Friesland willen de inhoudelijke kansen en mogelijkheden benutten voor het opbouwen van een eenvoudig en efficiënt stelsel met de cliënt als vertrekpunt in de totale, samenhangende ondersteunings-, zorg- en veiligheidsstructuur. In de visie van de gemeente Hoorn komt dit samen tot de centraal gestelde principes, zoals weergegeven in de volgende paragrafen. 3.1
Versterken en benutten van eigen kracht
13
Dit is een trend die overeenkomt met de door het Rijk gelanceerde Welzijn Nieuwe Stijl voor de welzijnssector, zie de bijlagen voor de toelichting hierop. 14 Met ondersteuning wordt bedoeld al die activiteiten die dienen als invulling van de gewenste maatwerkoplossing.
8
Bovenstaande ontwikkelingen maakt dat er meer wordt uitgegaan van maatwerkvoorzieningen, vraaggestuurd werken en recht op ondersteuning. Deze nieuwe werkwijze komt geheel toe aan wat de wet verwacht van ons onder de noemer de Kanteling. Dit wordt ook doorgevoerd voor de nieuwe taken die overgeheveld worden vanuit de decentralisatie AWBZ. Dit betekent dat er een groter beroep wordt gedaan op de eigen kracht van de cliënt, de zogenoemde ‘civil society’. Dat wil zeggen dat er gekeken wordt welke mogelijkheden er in de directe omgeving van de cliënt (mantelzorgers15, vrijwilligers) zijn om aan de behoefte van de cliënt te kunnen voldoen. De inzet hiervan is om door preventie en vroegtijdig handelen de behoefte aan (duurdere) specialistische zorg te voorkomen of te vertragen. De opgave is om professionals, vrijwilligers en mantelzorgers, die werken in dagelijkse situaties toe te rusten om adequaat te handelen, ook als er zich (beginnende serieuze) problemen voordoen. Een voorbeeld hiervan is het wijzen op mogelijkheden van respijtzorg voor mantelzorgers16 (zie hoofdstuk 3.2). Het is aan het gebiedsteam17 om te oordelen waar de grens van de toelaatbare belasting op de mantelzorger of vrijwilliger ligt en waar de inzet van de professional begint. Omdat dit team per wijk ingedeeld is, kunnen zij beter oordelen over de kenmerken van de wijk en is de verwachting dat zij ook eerder in staat zijn om problemen achter de voordeur te herkennen en daar hun aanpak op te baseren. Zo is ook de verwachting dat het zicht op en de aanpak voor zorgmijders en anderen die leven in een sociaal isolement verder verbeterd kan worden. Het gebiedsteam is in staat problemen achter de voordeur te herkennen, ook waar dit zorgmijders betreft. Natuurlijk geldt dat soms een directe interventie nodig is maar deze zou niet alleen individueel of alleen zorggericht moeten zijn. Om duurzaam te zijn, is een sociale bedding van belang. De oorsprong van een klacht of vraag en daarmee de oplossing, overstijgt vaak het niveau van het individu. Door de decentralisatie van de AWBZ en de Jeugdzorg, heeft de gemeente Hoorn nu zelf de keuze om meer regie in eigen hand te houden, deze neer te leggen bij instellingen of marktpartijen (zorgaanbieders, zorgverzekeraars) of juist uit te gaan van mensen in hun onderlinge verbanden. Daarbij willen wij het bieden van onderlinge hulp en vrijwilligerswerk bevorderen en zorgen voor goede basisvoorzieningen. Hierbij staat “het gewone leven” centraal. Hieronder verstaan we de eigen omgeving wat als volgt kan worden vertaald: het behoren tot en meedoen in een gezin, het volgen van onderwijs of andere vormen van dagbesteding, verbonden zijn aan maatschappelijke organisaties, et cetera. Kinderen en jongeren groeien bij voorkeur op in hun eigen gezin en volwassenen leven bij voorkeur in hun eigen huis. Zoveel mogelijk meedoen in de eigen omgeving, door de eigen omgeving. In de ideale wereld wordt het kind thuis bij de ouders opgevoed. Het gezin heeft een goed dak boven hun hoofd en een inkomen uit werk. De mensen onderhouden persoonlijke contacten met elkaar in het verenigingsleven, de wijk, of de kerk en als er ondersteuning moet worden geboden, wordt dat in eerste instantie in de eigen sociale omgeving geregeld. Daar waar men elkaar kent en vertrouwt. De 15
Onder mantelzorgers verstaat de Nederlandse overheid mensen die meer dan 8 uur per week, langer dan 3 maanden hulp verlenen aan iemand uit hun persoonlijke netwerk. 16 Respijtzorg is het tijdelijk overnemen van de totale zorg ter ontlasting van de mantelzorger. 17 Het gebiedsteam is een multidisciplinair team, in Hoorn zijn deze ingedeeld per wijk. Het gebiedsteam werkt onder regie van de gemeente, zoals een CJG. Over de functies in het team moet nog een besluit genomen worden.
9
sociale omgeving is daarbij in eerste instantie een plaats om voor andere doelen te dienen dan het doen van een ondersteuningsberoep. De sociale omgeving stelt mensen in staat om deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Concreet biedt de sociale omgeving relaties, gedeelde normen, informele netwerken, wederkerigheid en eventueel ondersteuning als mensen dat nodig hebben. Met name gezinnen betrekken hun sociale omgeving actief bij hun leven en omgekeerd betrekt de sociale omgeving gezinnen (de zogenoemde pedagogische ‘civil society’). We gaan uit van de eigen kracht die aanwezig is in de samenleving om problemen op te lossen. Voor hen die (tijdelijk) niet in staat zijn om zelf of met hun omgeving problemen op te lossen, bieden de gemeenten een vangnet van begeleiding, ondersteuning en zorg. Dat geldt ook voor die situaties waarin de omgeving rondom kwetsbare burgers niet in staat is een informeel ondersteuningsnetwerk te bieden. Burgers voeren zelf regie op de ondersteuning die zij ontvangen of laten de regie voeren door iemand die ze vertrouwen, liefst uit de eigen sociale omgeving. Zoals eerder genoemd, is voor een succesvolle transitie van de eerder genoemde taken een transformatie noodzakelijk. Dit houdt een cultuuromslag in, waarbij men eigen verantwoordelijkheid neemt. Het moet niet langer een vanzelfsprekendheid zijn een beroep te doen op professionele begeleiding, ondersteuning en zorg alvorens de eigen mogelijkheden te hebben onderzocht. Wij kunnen ons voorstellen dat voor specifieke groepen extra aandacht nodig is. Bijvoorbeeld voor kwetsbare burgers met een structurele beperking. Maar ook voor moeilijk bereikbare groepen die vanwege hun culturele, sociale of religieuze achtergrond niet of minder bereid zijn om hulp te vragen of die te accepteren. Wij zijn van mening dat in een algemeen toegankelijk aanbod ook expertise beschikbaar moet zijn om deze groepen te bereiken. Het is hierbij aan te tekenen dat het niet mogelijk zal zijn voor iedere professional gespecialiseerd te zijn in alle doelgroepen. Door het inzetten van professionals met ieder een eigen expertise, kunnen zij elkaar hierop aanvullen. Kwaliteitsverbetering van het diagnosticeren heeft prioriteit. In de praktijk blijkt dat diagnosticeren in veel gevallen niet direct uitmondt in een adequaat hulptraject. Vaak moet zelfs meerdere keren een diagnose opnieuw worden gesteld. Dit zijn intensieve en tijd vragende trajecten. De consequenties zijn groot; frustraties en teleurstelling bij de burger, lange trajecten voordat hij of zij op het juiste spoor zit en zeer hoge kosten. Om het hulpverleningstraject in tijd te verkorten en de inzet van specialistische zorg te verkleinen, blijft het investeren in de kwaliteit van het diagnosticeren voor ons een speerpunt. Ook de deling van de diagnoses speelt daarin een sleutel tot het succes. De professionals moeten hierin meer vertrouwen naar elkaar uitspreken, teneinde dubbele diagnosestelling te voorkomen. Wel zal de vaststelling van de ondersteuning op objectieve basis moeten geschieden. Het inzetten van ondersteuning mag geen belang opleveren voor degene die de ondersteuning voorstelt. De regie van de vaststelling van de ondersteuning blijft daarmee bij gemeente liggen. De scheiding moet hierbij gemaakt worden naar medische en niet-medische diagnostisering. Op het moment dat medische ondersteuning noodzakelijk is, zijn we verplicht om ons medisch te laten adviseren door een arts.18 3.2 Sterk algemeen toegankelijk aanbod Veel burgers die vragen hebben over opvoeden, opgroeien, inkomen of hulp, zoeken op eigen kracht advies of steun. Dat doen ze bijvoorbeeld via hun sociale omgeving; partner, familie, vrienden, buren, in hun netwerk, via (sociale) media, op school of via (sport)verenigingen. Dat willen wij vooral zo 18
Bij de aanbesteding van de medische adviseur in 2013 is hierop ingespeeld.
10
houden. Daarbij wordt uitgegaan van het principe zelfredzaamheid, waarbij zelfredzaamheid met inbegrip van hulp uit de sociale omgeving wordt gezien. De inrichting van de Wmo moet dus zo zijn dat, waar nodig, de burgers zodanig worden toegerust om goed voor zichzelf te zorgen. Denk hierbij aan een zodanige ontsluiting van informatie en advies dat iedereen daar eenvoudig aan kan komen, bijvoorbeeld met behulp van een actuele sociale kaart. De verwachting is dat het overgrote deel van de burgers met enkelvoudige problematiek zijn weg weet te vinden via zijn sociale omgeving met behulp van een digitaal platform. Dit digitaal platform bestaat uit een actuele sociale kaart, telefoon en de mogelijkheid om het gebiedsteam een email te sturen. De burger kan door middel van het platform bekendheid verwerven met het collectieve aanbod (vrij toegankelijk aanbod)19. Daar waar de ondersteuning niet direct binnen hun sociale omgeving of via het digitaal platform in te vullen is, komt het gebiedsteam in beeld. Het gebiedsteam helpt zelf daar waar het kan. Indien het gebiedsteam niet zelf de hulp kan verlenen kan zij een flexibel aanbod als ondersteuning inzetten. Het collectieve aanbod (vrij toegankelijk aanbod) kan daarin worden gebruikt maar ook het individueel aanbod (niet vrij toegankelijk aanbod)20 kan worden ingezet. Vrij toegankelijk aanbod kent daarbij de voorkeur boven niet vrij toegankelijk aanbod. Professionele hulp, via het gebiedsteam, moet erop gericht zijn burgers en hun sociale netwerk zodanig toe te rusten, dat opgroeien, opvoeden, vergaren van inkomen en hulp uitdagingen zijn waarmee zij zelfstandig kunnen omgaan. Deze professional moet de cliënt niet te snel de zorg uit handen (willen) nemen. Het principe van eigen kracht willen we ook terug zien in een verankering van het principe van eigen kracht in het methodisch handelen van de professional in het gebiedsteam. Eigen kracht is zowel effectiever (het werkt beter) als goedkoper, omdat het overconsumptie van specialistische zorg kan voorkomen. Bij het dagelijks leven zijn, naast de eigen inzet van burgers zelf en mensen uit hun sociaal netwerk, tal van organisaties en professionals betrokken. Wij vinden het van groot belang dat zij (samen)werken vanuit een gedeelde visie op het bieden van ondersteuning aan hen die ondersteuning nodig hebben. Het is belangrijk dat we er samen met organisaties uit het veld voor zorgen dat professionals duidelijke, richtinggevende kaders meekrijgen voor hun handelen. Gemeente stelt eisen aan de professionals en bewaakt de naleving van deze eisen, via subsidie of inkoop. Ook moeten zij beschikken over voldoende vrijheid om die ondersteuning te bieden die daadwerkelijk nodig is in een specifieke situatie. Dit vraagt van ons als gemeenten dat we organisaties en professionals het vertrouwen geven te doen wat zij denken dat nodig is, waarbij wij als gemeente sturen op resultaten en op maatschappelijke effecten. Bij het inrichten van de verantwoording streven we naar een vermindering van bureaucratie en administratieve lasten21. We geven organisaties en professionals vertrouwen en kaders mee. Wij willen met de organisaties uit het ondersteuningsveld van de huidige en toekomstige Wmo uitgangspunten delen en die stappen zetten die noodzakelijk zijn om de gewenste cultuuromslag te bereiken. Dat is geen vrijblijvend proces. Deze uitgangspunten zijn: We kiezen voor een integrale benadering, waarbij de vraag van de burger centraal staat. We gaan uit van het principe één gezin, één plan, één coördinator. Bij integraal moet worden gedacht aan “het gewone leven” binnen de volgende acht leefgebieden (tabel 2).
19
Bij vrij toegankelijk aanbod kan gedacht worden aan het welzijnsaanbod zoals klaverjasavonden in de buurthuizen, of maatschappelijk werk. 20 Bij niet vrij toegankelijk aanbod kan bijvoorbeeld worden gedacht aan huishoudelijke hulp of een huisaanpassing. 21 Voor zover dit niet in strijd is met de Gids Proportionaliteit, die deel uitmaakt van de Aanbestedingswet 2012.
11
Leefgebied Aandachtspunten binnen het leefgebied Huisvesting Zelfstandig wonen, huisbaas en buren Financiën Budgetbeheer, schuldhulpverlening Dagbesteding Werkgever, vrijwilligerswerk, hobby's, vrije tijd Zingeving Motivatie, inspiratie, levensovertuiging Sociaal functioneren Gezin, familie, hulpverleners, verslaving, justitie Psychisch functioneren Hulpverlening, verslavingszorg Lichamelijk functioneren Huisarts, ziekenhuis, thuiszorg Praktisch functioneren Huishoudelijke hulp, school, taal Tabel 2: De acht leefgebieden van het gewone leven
Waar mogelijk kiezen we voor maatwerk. Ondersteuningsvragen lijken in sommige mate op elkaar, maar er is nagenoeg geen situatie die gelijkend aan elkaar is. Ondersteuning verlangt om deze reden maatwerkoplossingen. Door goede basisvoorzieningen kan ondersteuning, anders dan nu, leiden tot een meer efficiënte inzet van middelen met behoud of zelfs verbetering van kwaliteit. We willen op een verantwoorde wijze de groei van de vraag naar ondersteuning temperen door snel effectieve ondersteuning in te zetten in de vertrouwde omgeving. Problemen zullen er altijd zijn. Effectieve hulp moet dan snel en zo dicht mogelijk bij huis of eventueel de school te vinden zijn. We willen zorg die primair ondersteunt in plaats van overneemt: Kleine problemen dienen klein te blijven. Hulp bieden in de juiste proporties is daarbij ook een belangrijke ambitie. Dure gespecialiseerde hulp is lang niet altijd de beste oplossing. We willen dat het gewone leven weer centraal staat, en dat burgers, mensen in hun sociale omgeving en professionals over de vaardigheden beschikken om ondersteuningsbehoeften te herkennen en zelf hulp te bieden. Dan kan snel gekozen worden voor passende hulp in de juiste proporties.
Zorg als maatwerk wordt aangeboden in de vorm van snelle ondersteuning in een vertrouwde omgeving. Het verwezenlijken van de visie onder deze uitgangspunten is geen eenvoudig traject. Wij realiseren ons dat de cultuuromslag, waarbij professionals niet gericht zijn op het problematiseren maar juist op het normaliseren, tijd vergt. “Niet zorgen voor, maar er voor zorgen dat” hoort daarbij. Om deze omslag te kunnen maken, is het voor professionals belangrijk dat zij handelingsruimte krijgen. Het huidige stelsel beleven professionals vaak anders: doorverwijzen wordt beloond en handelen bekritiseerd. Wij willen professionals de ruimte geven om hun vak uit te oefenen zodat zij burgers in hun kracht kunnen zetten om (weer) deel te nemen aan het gewone leven. Wij vragen hen om vooral samen met burgers dit resultaat te bereiken. Dit vraagt dat we vertrouwen hebben in de kennis en kunde van professionals en dat zij ook de professionals in hun eigen kracht zetten. Een consequentie hiervan kan zijn dat de gemeente per individuele vraag niet standaard vooraf toetst (middels een indicatie) of begeleiding, ondersteuning 12
en zorg nodig is, maar dit doet op basis van breder geformuleerde maatschappelijke effecten22. Wij hebben begrip voor de behoefte van de professionals dat de bureaucratie wordt ingeperkt, protocollen worden verminderd en dat regelingen en organisaties worden ontschot. Het vraagt ook dat professionals vertrouwen hebben in burgers en hun mogelijkheden om zonder professionele begeleiding, ondersteuning en zorg vorm te geven aan het gewone leven. Wij gaan er vanuit dat professionals een actief beroep doen op de sociale omgeving van burgers. Zoals eerder gemeld gaan wij uit van het principe één gezin, één plan, één coördinator. Binnen het gebiedsgericht werken willen we voor de Wmo het indiceren beperken en gaat het er vooral om dat de benodigde ondersteuning geboden wordt. De cliënt heeft daarbij de regie op de inzet van de ondersteuning. De professional blijft in principe betrokken tot en met het traject van re-integratie en nazorg. Bovenstaand principe kan ook van toepassing zijn bij de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de decentralisatie van de Jeugdzorg en de Participatiewet. Van indiceren en doorverwijzen naar autonomie en bijspringen. Vertrouwen begint bij het kennen van elkaar. Als burgers begeleiding, ondersteuning of zorg vragen doen ze dit vanuit de behoefte daarin gehoord en gekend te worden door de professionals die hen begeleiden. Wij geven burgers de ruimte om die professionele binding met professionals aan te gaan. Wij vragen van de professionals dat zij continuïteit bieden in het contact dat zij met burgers onderhouden. Zichtbaarheid, laagdrempeligheid en toegankelijkheid zijn daarin belangrijke pijlers voor de aanbieders. De aanbieders werken zichtbaar en effectief samen met elkaar op het gebied van aanbod en diagnostiek en organiseren de ondersteuning zo dicht mogelijk bij de burger. Overlap van aanbod en diagnostiek wordt zoveel mogelijk voorkomen. Specialistische zorg Specialistische zorg is nodig binnen de Wmo en de toegang daartoe moet eenvoudiger worden gerealiseerd. Niet langer zouden specialisten meer tijd bezig moeten zijn met allerlei regelgeving, waarmee hun kostbare tijd verloren gaat aan de invulling van administratieve regelgeving in plaats van aan hulpverlening. Met de transitie van de AWBZ zal daarmee dan ook een ontbureaucratisering moeten worden gerealiseerd. Respijtzorg Respijtzorg is het tijdelijk overnemen van de totale zorg van de mantelzorger ter ontlasting hem of haar door andere netwerkleden, vrijwilligers of beroepskrachten in de vorm van bijvoorbeeld thuisopvang, dagopvang, kortdurende opname. De doelgroep die overkomt vanuit de AWBZ is via kortdurend verblijf en begeleiding (van dementerenden) reeds bekend met respijtzorg. Zij kregen dit via een indicatie uit de AWBZ vergoed, deze mogelijkheid verdwijnt als zodanig met de transitie. Het is daarom voor de gemeente van belang om mantelzorgers toe te leiden (bijvoorbeeld via het digitaal platform) naar een breed en laagdrempelig aanbod van respijtzorg als vorm van mantelzorgondersteuning. Hiermee voldoet de gemeente aan de compensatieplicht en wordt voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken. 3.3 Samen doen Voor de overheid geldt dat er bij de transformatie en transitie vertrouwen moet zijn in de “eigen kracht” van alle betrokkenen. Deze betrokkenen zijn onder andere; jeugdigen, volwassenen, 22
Dit wordt nader uitgewerkt in de regionale verordening. De effecten hiervan zullen pas in een later stadium zichtbaar zijn, aangezien gemeenten eerst ervaring op moeten doen met de nieuwe hulpvragen, voordat zij de toetsing op onderdelen kunnen verminderen.
13
gezinnen, professionals en maatschappelijke organisaties en aanbieders. Dit vertrouwensprincipe werkt ook door in de relatie tussen de gemeenten onderling. Uitgaan van eigen kracht van alle betrokkenen: jeugdigen, volwassenen, gezinnen, professionals, maatschappelijke organisaties en aanbieders.
3.3.1 Gemeenten De gemeente is eerst en vooral zelf verantwoordelijk voor het realiseren van het aanbod van begeleiding, ondersteuning en zorg aan inwoners uit hun gemeente. De afgelopen jaren hebben de afzonderlijke gemeenten geïnvesteerd in de inrichting en versterking van het lokale sociaal domein. Die investeringen willen wij behouden. Daarbij willen we meer op preventiegerichte ondersteuning investeren om zo de duurdere zorg in de komende tijd terug te dringen. De gemeente moet in staat zijn om voor het ruime merendeel van de inwoners de ondersteuningsvragen lokaal te beantwoorden. Maar het aanbod en de expertise van niet alle vormen van begeleiding, ondersteuning en zorg kan op lokaal niveau aangeboden en georganiseerd worden. Daarom zoeken de zeven gemeenten in West-Friesland naar mogelijkheden tot samenwerking. In het geval van bovenlokale uitvoering maken we als gemeenten in ieder geval afspraken over: De praktische organisatie en uitvoering De wijze van financiering van het aanbod De onderlinge verdeling van financiële risico’s Regionale samenwerking moet een toegevoegde waarde hebben voor het lokale aanbod en beleid. Ook de regionale samenwerking tussen en ondersteuning van gemeenten gaat uit van het principe van eigen kracht en versterkt het zelfoplossend vermogen van de gemeenten. De samenwerking kan zowel inhoudelijk, beleidsmatig als organisatorisch zijn. De samenwerking kan op verschillende manieren geconcretiseerd worden. De meerwaarde van regionale samenwerking is ook gelegen in het feit dat jeugdigen en gezinnen vaak een grotere sociale omgeving hebben dan de woongemeente en gebruik maken van voorzieningen uit andere gemeenten. Denk bijvoorbeeld het volgen van (voortgezet) onderwijs. Vindplaatsgericht werken gaat er dan niet vanuit dat dit ook woonplaatsgericht is. Daarnaast kan regionale samenwerking financieel gunstig zijn en de kwaliteit en continuïteit van geboden begeleiding, ondersteuning en zorg beter borgen. Voor de West-Friese gemeenten geldt dat de regionale samenwerking in dienst staat van de lokale situatie. Wij zijn ons er van bewust dat er gaandeweg het proces mogelijk nieuwe inzichten ontstaan op grond waarvan wij onze keuzes moeten bijstellen, niet in de laatste plaats omdat de nieuwe Wmo nog niet is vastgesteld en ook het financiële verdeelmodel dat het Rijk voorbereidt nog niet beschikbaar is. 3.3.2 Cliënten en cliëntorganisaties Zoals ook bij de Kanteling in de Wmo is gedaan, worden ook de cliënten en cliëntorganisaties betrokken bij de decentralisatie van de AWBZ. Zij nemen bijvoorbeeld deel aan het participatieplatform en aan bijeenkomsten in het teken van deze transformatie. Daarnaast wordt met Zorgbelang Noord-Holland samengewerkt om de participatie van alle inwonergroepen concreet vorm te geven. In dat traject staat de cliënt en zijn vraag centraal. 14
De huidige doelgroep heeft (veel) ervaring opgedaan in het in het huidige stelsel. De informatie die wij hiermee kunnen benutten bij de organisatie van de toekomstige zorg en ondersteuning voor inwoners. Wat zijn de knelpunten in het huidige stelsel en op welke wijze kunnen die opgelost worden? Daarbij gaat het niet alleen om aanpassingen van het bestaande, maar ook in voorkomende gevallen kan het gaan om volledig nieuwe inzichten over de organisatie van het aanbod van zorg. Mensen weten zelf het beste welke steun zij nodig hebben om zo optimaal mogelijk te kunnen participeren in de maatschappij. Samen met hen denken we verder na over de wijze waarop zij zelf regie kunnen voeren op de begeleiding, ondersteuning en zorg die ze nodig hebben. Ook komt aan bod over welke instrumenten zij nodig moeten beschikken om die regie goed uit te kunnen voeren. 3.3.3 Organisaties De gewenste structuur en cultuurverandering in de AWBZ raakt de maatschappelijke organisaties en zorgaanbieders. Bij deze organisaties en aanbieders zit veel expertise. Het is gelet op de voorgenomen transitie niet vanzelfsprekend dat alle spelers uit het maatschappelijk middenveld (op eenzelfde manier) terugkeren in een nieuw stelsel van zorg en ondersteuning. Ondanks de onzekerheid dat niet iedere aanbieder gegarandeerd kan worden dat zij dezelfde taken kan blijven invullen in de nieuwe situatie, bieden we alle huidige spelers de ruimte om mee te denken over een nieuw, goed functionerend stelsel. Dit doen we vanuit het principe van co-creatie, waarbij de gemeenten de financiële en beleidsmatige kaders bepalen.
15
4.
Van visie naar uitvoering
De transitie AWBZ gaat gepaard met de nodige beleidsvrijheid voor gemeenten. Dit betekent dat de visie die in hoofdstuk drie is gepresenteerd met weinig beperkingen uitgevoerd kan worden en er ruimte is voor (lokaal) maatwerk. De vertaling van de visie naar beleid vindt plaats in het op te stellen beleidsplan Wmo 2014-2017. Hierbij wordt gekeken naar het bestaande Wmo-beleid: wat zetten we voort en waarin zijn aanpassingen gewenst. Vanwege de duidelijke link tussen de verschillende transities, zal er tot slot ook aansluiting gezocht moeten worden met de overige transities om op die manier integraal te kunnen werken en de voordelen van de lokale aanpak te kunnen bewerkstelligen. 4.1 Samenhang transities In hoofdstuk twee is genoemd dat er een duidelijke link ligt tussen de decentralisatie AWBZ en de overige transities. De AWBZ is vooral een verzekering. De centrale vraag bij een verzekering is op welke vergoeding mensen recht hebben. Het CIZ bepaalt legt het zwaartepunt op waar iemand recht op heeft en minder op waar iemand behoefte aan heeft. Hier ligt de parallel met de Participatiewet en de decentralisatie van de Jeugdzorg. Binnen de Jeugdzorg bijvoorbeeld, heeft de afgelopen jaren de nadruk vooral gelegen op risicosignalering. Dit bleek uiteindelijk vooral een weg richting intensievere begeleiding door professionals en een toenemende specialisering en uitschakeling van de sociale omgeving bij een kind met een beperking23. Hierdoor ontstond een beleid dat, net als de AWBZ, niet was gericht op het ontdekken en stimuleren van wat men nog wel kan maar dat was gericht op risico’s. Mogelijkheden voor ‘vroeghulp’ vanuit de sociale omgeving van het gezin, werden hierbij te weinig overwogen volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO). In het regionale projectplan AWBZ is dit als volgt weergegeven: • Decentralisatie van Jeugdzorg: Waar AWBZ-begeleiding wordt ingezet ten behoeve van jongeren, overlapt dit met de decentralisatie jeugdzorg. • Invoeren Participatiewet: Als één integrale regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Het gaat om het samenvoegen van de Wsw (Wet sociale werkvoorzieningen), Wet Wajong (werk en arbeidsondersteuning jong gehandicapten) en WWB (Wet werk en bijstand). Waar AWBZbegeleiding wordt ingezet voor personen aan de onderkant van de arbeidsmarkt overlapt dit met de transitie Participatiewet. • Passend onderwijs: Passend onderwijs gaat om de zorgplicht van scholen om elk kind passend onderwijs op een school zo nabij mogelijk aan te bieden. Dit geldt ook voor kinderen met een zorgvraag, zoals kinderen met een meervoudige handicap kinderen. De raakvlakken en overlappingen liggen hiermee op het gebied van Jeugdzorg en AWBZ-begeleiding. Vanwege de overlap met de overige transities is er voor gekozen om een gemeenschappelijke visie op te stellen die overkoepelend geldt voor alle vier transities: “Meer doen door meedoen, op basis van ieders eigen kracht!”. Visie jeugdzorg De visie op de transitie jeugdzorg sluit voor wat betreft het belang van een goede thuissituatie aan op de Wmo-gedachte. Met de decentralisatie in de Jeugdzorg wordt geprobeerd de sociale inbedding van het oplossen van problemen weer terug te brengen. Oplossingen worden geboden op de plaatsen in de wijk die bekend zijn met het gezin en het kind. Met de oplossingen wordt zoveel mogelijk uitgegaan van eigen kracht, dus kijkend naar de mogelijkheden die zich in en rondom het 23
Bevrijdend kader voor de jeugdzorg, RMO 2011
16
gezin bevinden. Daarmee moet voorkomen worden dat er te snel of onnodig wordt doorverwezen naar specialistische professionals. Het uitgangspunt is daarmee gelijk aan de visie op de Wmo, met het verschil dat meer nog dan enkel bij de jeugdzorg, we bij de Wmo te maken hebben met het aspect van het wagenwiel. Daarin worden de gebieden zorg, opvoeding, werk en inkomen, mobiliteit, veiligheid, vrije tijd, welzijn en wonen meegenomen. Dit zijn onderdelen die in de kadernota Jeugd zijn uitgesproken maar niet als zodanig is opgenomen in de vorige Wmo-nota’s. Verder laat de specialistische zorg en/of ondersteuning binnen de jeugdzorg zich anders kenmerken dan de specialistische zorg binnen de Wmo. Met het tijdelijk bijspringen van specialisten binnen de jeugdzorg wordt gekomen tot een hulpverlening die generalisten zelf kunnen leveren. De interventie is daarmee gericht op het verbeteren van een situatie van bijvoorbeeld opvoeding of het normaliseren van een bepaalde situatie. Binnen de Wmo daarentegen hoeven veel ondersteuningsvragen niet genormaliseerd te worden. Dat zou namelijk impliceren dat ziektebeelden qua progressie een halt kunnen worden toegeroepen, dat is onmogelijk. Ook al zijn er altijd uitzonderingen op de regel, bijvoorbeeld met een verstandelijke beperking. Met enige ondersteuning in de zelfredzaamheid van de cliënt kan de professional een stabiele omgeving creëren, waarbij persoonlijke begeleiding beperkt kan worden. Participatiewet Er liggen kansen, door de dwarsverbanden te benutten die er zijn tussen AWBZ en WMO-taken en de Participatiewet. Denk aan de inzet van uitkeringsgerechtigden als vrijwilliger voor bijvoorbeeld het uitvoeren van hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo, als buddy’s voor jongeren, als vrijwilliger voor tuinonderhoud of administratieve ondersteuning. Als er een grote behoefte is aan vrijwilligers, en het aanbod van uitkeringsgerechtigden vanuit de Participatiewet onvoldoende is, kan de gemeente ook buiten haar grenzen kijken en in gesprek gaan met het UWV. Inwoners met een UWV uitkering moeten beschikbaar zijn voor werk, maar als het werk er, door de economische crisis niet is, zou vrijwilligerswerk een mogelijkheid kunnen zijn. Vrijwilligerswerk staat goed op het CV en mensen doen veelal nuttige werkervaring op en blijven actief buitenshuis. 4.2 Sturing en financiering Het uitgangspunt voor wat betreft de financiering is, conform het Programmaplan, dat we de taken die voortvloeien uit de decentralisatie AWBZ uitvoeren voor het geld dat we krijgen, we handhaven daarbij de maximale inkomensafhankelijke eigen bijdrage. We houden de vrijheid om het budget anders in te zetten dan momenteel het geval is. Dit biedt ons de gelegenheid om een op te richten gebiedsteam te voorzien van een eigen budget, waarbij we uitgaan van een strakke monitoring en het zogenaamde principe van ‘High trust, high penalty’24. We meten de effecten van de voorzieningen en peilen de tevredenheid van cliënten. De uitkomsten daarvan worden gebruikt als sturend mechanisme van beleid. Er wordt daarmee niet meer gestuurd op productniveau, maar op resultaatniveau. Vertrekpunt hierbij is de Aanbestedingswet 2012. De Aanbestedingswet 2012 verplicht de gemeente de Europese richtlijnen van aanbestedingen te volgen als het volume over de deelnemende percelen (gemeenten) over een periode van vier jaar meer is dan € 137.000. Dat geldt voor alle leveringen en diensten waarbij meer dan één marktpartij de gevraagde leveringen en diensten kunnen verzorgen. 24
Voorbehoud: de wijze van contractbeheer en monitoring is een gevolg van de aanbestedingsstrategie die altijd per inkooptraject gezamenlijk door de vakafdeling, de (boven-)regionale gemeenten, een aanbestedingsexpert (extern) en bureau Inkoop wordt geformuleerd. De uitkomst varieert daarmee per inkooptraject en is vooraf niet te bepalen.
17
Pilots Momenteel wordt in de wijk Kersenboogerd geëxperimenteerd met het gebiedsgericht werken. Dit gebiedsteam heet het Koplopersteam. Dit team wordt in die wijk versterkt met een inkomensconsulent van Sociale Zaken en een Wmo-consulent. Momenteel is de rol van coördinator nog niet ingevuld voor de gebiedsteams, we zien een belangrijke rol weggelegd voor deze coördinator bij het in gang zetten van de transformatie bij de professionals. Daarnaast willen we met behulp van het digitale platform de vraag achter de vraag helder krijgen, door te kijken naar (geanonimiseerde) zoektermen: waar wordt op gezocht en vindt men het antwoord op deze vragen? Vergoeding respijtzorg De gemeente kan er voor kiezen om budget beschikbaar te stellen voor respijtzorg. Financiële middelen voor respijtzorg kunnen daarnaast komen van de AWBZ, zorgverzekeraars, fondsen, provincies, maatschappelijk betrokken ondernemers en eigen bijdragen van cliënten. Ook is het een optie om geen budget beschikbaar te stellen en de burgers het zelf laten financieren. Dit punt zal terugkomen bij de raadsbehandeling van de inzet en verdeling van de budgetten. 4.3 Beleidsplan Wmo De transitie AWBZ en de hierop geformuleerde visie worden opgenomen in het op te stellen beleidsplan Wmo 2014-2017. Vanwege de uitbreiding van de Wmo en de toegenomen complexiteit wordt het beleidsplan opgebouwd aan de hand van vier programma´s, die te herleiden zijn tot de negen prestatievelden. De programma´s zijn: 1. Maatschappelijke participatie en eigen verantwoordelijkheid 2. Toegang informatievoorziening en dienstverlening 3. Integrale beleidsvorming en samenwerking 4. Kwetsbare burgers Vanwege de samenhang met de overige transities en de extra taken, verantwoordelijkheden en budgetten die de gemeenten hiermee overgeheveld krijgen, is het meer dan in het vorige beleidsplan van belang om een integrale aanpak te formuleren voor meervoudige problematiek25 om gebiedsgericht te werken vanuit het principe van één gezin, één plan. Door ontschotting van de aanpak verwachten we de efficiëntie van de zorg te vergroten (sneller en beter) en de kosten te drukken. De oplevering van dit beleidsplan staat gepland voor eind 2013, begin 2014. Processtappen Het beleidsplan moet tot stand komen met behulp van de expertise in het veld. In het najaar komt er een sessie met het participatieplatform om de situatieschets van Hoorn te kunnen voltooien. Parallel aan het opstellen van een beleidsplan wordt er gewerkt aan een functioneel model, waarbij opgetrokken wordt met de transitie Jeugdzorg.
25
Bij meervoudige problematiek is er sprake van problemen op meerdere gebieden (inkomen, wonen, onderwijs, zorg, mobiliteit) tegelijkertijd bij een persoon of gezin.
18
Definitielijst AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, langdurige zorg voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. CIZ: Centrum Indicatiestelling Zorg. Cliënt: Een klant in de dienstverlening. Co-creatie: Is een vorm van samenwerking, waarbij alle deelnemers invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces, zoals een plan, advies of product. Compensatiebeginsel: Compensatieplicht. Compensatieplicht: Plicht die gemeenten hebben in het kader van de Wmo om beperkingen in zelfredzaamheid weg te nemen of te compenseren en deelname aan het maatschappelijke verkeer mogelijk te maken. CJG: Centrum voor jeugd en gezin. CV: Curriculum Vitae. Dagbesteding: Activiteiten die zowel residentieel als ambulant kunnen zijn en een recreatief of therapeutisch karakter hebben. De Kanteling: De Kanteling staat voor een omslag voor gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers om te zorgen dat mensen met een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Extramuraal: Hiermee wordt aangegeven dat iets (zorg) buiten het ziekenhuis plaats vindt, bijvoorbeeld thuiszorg. Functioneel model: Beschrijving van de functies die een product dan wel dienst voor de gebruiker moet vervullen. Gebiedsteam: Ook wel een sociaal wijkteam genoemd. In een gebiedsteam zitten verschillende professionals en zoeken in hun wijk naar praktische oplossingen voor mensen die problemen hebben. Dat doen zij samen met de betrokkene zelf, met de mensen in zijn directe omgeving en met vrijwilligers en organisaties in de wijk. GGZ: Geestelijke Gezondheidszorg, deelgebied binnen de gezondheidszorg dat behandeling, begeleiding en verzorging biedt aan mensen met psychische problemen, biedt tevens preventie. Indiceren: Vaststellen dat iemand in aanmerking komt voor een behandeling of hulpverlening. Integraal: In zijn geheel, volledig, zonder weglating van. Intramuraal: Hiermee wordt aangegeven dat iets (zorg) binnen het ziekenhuis of een andere zorginstelling plaats vindt. LG: Lichamelijk Gehandicapt. Maatwerkvoorziening: Deze volgt de compensatieplicht op. Het Rijk legt hiermee vast dat gemeenten maatwerk moeten leveren. Mantelzorg: Langdurige, onbetaalde hulp aan zieken of ouderen door familieleden of bekenden. Meervoudige problematiek: Hierbij is er sprake van problemen op meerdere gebieden (inkomen, wonen, onderwijs, zorg, mobiliteit) tegelijkertijd bij een persoon of gezin.
19
Motie Samsom-Zijlstra: De aangenomen motie van de leden Zijlstra en Samsom waarin wordt verzocht af te zien van de invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie. Multidisciplinair: Het combineren van verschillende professionals met verschillende beroepen. Niet vrij toegankelijk aanbod: Bij niet vrij toegankelijk aanbod kan bijvoorbeeld worden gedacht aan huishoudelijke hulp of een huisaanpassing. Ondersteuning: Met ondersteuning wordt bedoeld al die activiteiten die dienen als invulling van de gewenste maatwerkoplossing. Ontschotting: Ontwikkeling waarbij bestaande scheidingen tussen bijvoorbeeld werkterreinen worden opgeheven; in de zorg leidt ontschotting bijvoorbeeld tot samenwerking tussen verschillende instellingen of tussen verschillende soorten zorg. PG: Psychogeriatrische aandoening. PSY: Psychiatrische aandoening. Psychische aandoening: Een aandoening die wordt gekenmerkt door afwijkende ervaringen en gedrag. Psychische aandoeningen worden onder andere vastgesteld aan de hand van het observeren van gedrag. Respijtzorg: Tijdelijke professionele hulp via de AWBZ wanneer mantelzorgers de gebruikelijke zorg gedurende een korte periode niet kunnen verlenen, bijvoorbeeld doordat zij overbelast zijn. Sociaal arrangement: Informele netwerken of verbanden tussen mensen, zoals het verenigingsleven, buurthuizen en sportvereniging. Sociale kaart: Ruimtelijke ordening van alle sociale instituten in een gebied, gewest of stad, zoals bijv. maatschappelijk werk, verslavingszorg, schuldhulpverlening of rechtswinkels. SOM: Somatische aandoening. Transitie: Overgang. Transitie Jeugdzorg: Het jeugdstelsel wordt tussen 2012 en 2015 verbouwd. Omdat het huidige jeugdzorgstelsel te versnipperd is, wordt de gehele jeugdzorg overgeheveld naar gemeenten. Transitie Participatiewet: Deze wet draagt zorg voor een inkomen en helpt mensen met een beperking om aan het werk te komen. Transitie Passend Onderwijs: Passend onderwijs gaat om de zorgplicht van scholen om elk kind passend onderwijs op een school zo nabij mogelijk aan te bieden. Transformatieproces: Het realiseren van de beoogde effecten van deze overgang, namelijk het op een andere manier omgaan met elkaar van burgers, professionals, zorgaanbieders en gemeenten, ofwel het op een vernieuwende wijze besturen, organiseren en uitvoeren van ondersteuning. Transitieproces: Het vormgeven aan de daadwerkelijke overgang van de wettelijke kaders, verantwoordelijkheden en financiën. UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, uitvoerder van de sociale werknemersverzekeringen. Vrij toegankelijk aanbod: Bij vrij toegankelijk aanbod kan gedacht worden aan het welzijnsaanbod zoals klaverjasavonden in de buurthuizen, of maatschappelijk werk. VG: Verstandelijk Gehandicapt. Welzijn Nieuwe Stijl: Een programma, bestaande uit acht bakens of kenmerken, opgezet om richting te geven aan de kwaliteitsontwikkeling van de welzijnssector, om zo de zelfredzaamheid en participatie van burgers te vergroten. 20
Wet Wajong: Wet werk en arbeidsondersteuning jong gehandicapten. Wmo: Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Wsw: Wet sociale werkvoorzieningen. WWB: Wet werk en bijstand. Zelfredzaamheid: Vermogen om zelfstandig je leven te leiden en om je eigen problemen op te lossen. ZG: Zintuigelijk Gehandicapt. Zorgmijders: Mensen met een psychosociale of psychiatrische stoornis die niet of nauwelijks te motiveren zijn voor behandeling. Zorgverzekeringswet: De wet die u verplicht zich te verzekeren voor geneeskundige zorg. Het doel van de nieuwe zorgverzekeringswet is meer solidariteit tussen gezonde en ongezonde mensen in één vastgesteld systeem. Zorgzwaartepakketten: Zorgzwaartepakketten (ZZP) beschrijven welke ondersteuning of zorg iemand nodig heeft die niet zelfstandig kan wonen. Zoals langdurig zieken of gehandicapten. Het zorgzwaartepakket bepaalt ook hoeveel geld de instelling krijgt voor de zorg aan de cliënt.
21
Acht bakens Welzijn Nieuwe Stijl26 1.
Gericht op de vraag achter de vraag: Richt je samen met de cliënt op de werkelijke vraag in plaats van dat het aanbod de vraag stuurt.
2.
Gebaseerd op de eigen kracht van de burger: Ga eerst na wat de burger zelf kan (met hulp van de directe omgeving) en bepaal daarna of verdere ondersteuning nodig is.
3.
Direct er op af: Benader ook mensen die niet om ondersteuning kunnen, durven of willen vragen.
4.
Formeel en informeel in optimale verhouding: Zoek naar de ideale verhouding voor de toekomst tussen formele hulp (en afhankelijkheid daarvan) en ondersteuning vanuit het sociale netwerk van de burger.
5.
Doordachte balans van collectief en individueel: Ga uit van het stepped-care principe: doe collectief wat collectief kan, en bied individuele hulp als dit nodig is.
6.
Integraal werken: Werk samen met de keten (en netwerk) partners om tot een samenhangend en volledig pakket van ondersteuning te komen, waarin de regie duidelijk is geregeld.
7.
Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht: Definieer duidelijke doelen voor de korte en lange termijn en ga na hoe die te halen.
8.
Gebaseerd op ruimte voor de professional: Creëer ruimte voor de goed opgeleide professional om te werken en te handelen volgens zijn of haar kennis, ervaring en vaardigheden.
26
Bron: invoeringwmo.nl
22
Lijst van geraadpleegde bronnen - Centrum Indicatiestelling Zorg (2013) Basisrapportage AWBZ gemeente Hoorn. Driebergen: CIZ. - Galen van J., Willems J., Poulus C. (2012) Monitor Investeren voor de toekomst 2012. Delft: ABF Research. - IJland C., Drouven L. (2012) Rapportage impactmonitor begeleiding gemeente Hoorn. Enschede: HHM onderzoek en advies. - Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, De (2011) Briefadvies Bevrijdend kader voor de jeugdzorg. Den Haag: RMO. - Scherpenzeel, R. (2013) Duurzame respijtzorg. Transities geven impuls. Utrecht: Expertisecentrum Mantelzorg. - Schortinghuis, A. (2011) Beleidsnotitie bouwstenen Wmo-beleid, de kanteling in breder perspectief. Gemeente Hoorn. - Vektis (2013) Dataportaal. Zeist: Vektis. - Wmo Beleidsnota 2008-2012, gemeente Hoorn. - Wmo-kantoor (2013) Decentralisatiemonitor. Sittard: Wmo-kantoor. Kamerbrieven: - ‘Over het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten’ d.d. 28-09-2012 - ‘Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst’ d.d. 25-04-2013 - ‘Antwoorden over zorg en maatschappelijke ondersteuning’ d.d. 03-05-2013 - ‘Beantwoording Kamervragen over bezuinigingen op de AWBZ’ d.d. 23-05-2013 - ‘Over voorlopige contracteerruimte AWBZ 2014’ d.d. 12-06-2013 - ‘Beantwoording Kamervragen over het bericht ‘Verdriet en angst in verzorgingstehuizen’’ d.d. 0807-2013
23