Verhelst, I. (2013)
De verzamelde levens van Paula S. Antwerpen: De Bezige Bij
Birgit Bongaerts
Dit boek is een roman en tegelijk het levensverhaal van Paula S. Geen biografie, daarvoor waren niet voldoende feitelijke gegevens voorhanden. In het verhaal staan wel verwijzingen naar reële gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis, naar mistoestanden in instellingen en de hulpverlening. Het boek is op een aparte manier ontstaan. De auteur schrijft dat ze een kartonnen doos vond met documenten, twee versleten boeken, brieven en een dagboek. Vooral het laatste trok haar aandacht. In eerste instantie niet door de persoonlijke inhoud ervan, wel door de verschillende handschriften waarin het dagboek geschreven is. Op haar website legt Verhelst uit dat de doos behoorde aan de moeder van een vriend van haar. De vriend vertrouwde haar de kartonnen doos toe. Hij heeft zijn moeder alleen gekend als patiënte in een psychiatrisch ziekenhuis. Ze heeft nooit meer gesproken sinds zijn geboorte en haar zoon miste het verhaal. Hij vraagt Verhelst om een verhaal te maken. Wat me aanspreekt in het boek is het verhaal van de kartonnen doos en de beeldspraak van de verzamelde levens. Ik lees het boek als psychotherapeut. In elk verhaal van cliënten horen we ook verhalen van meerdere levens, niet alleen dat van de persoon die voor ons zit. En dat geeft soms verwarring, net zoals in het boek: is het het verhaal van de moeder, van * personalia boeken
haar zoon? Zitten er ook ervaringen in van de auteur? Zijn we net als Verhelst ‘drager’ van meerdere levensverhalen? Van onze cliënt en van betrokkenen rondom de cliënt? Het verhaal speelt zich af in een totalitaire staat, waarin een sterk controlerend politieapparaat de handelingen, gevoelens en gedachten van de burgers beheerst. Angst en gevoelens van onveiligheid overheersen. De hoofdfiguur van het boek is de psychiater die Paula in behandeling neemt na een ‘verwijdering uit de samenleving’ (gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis). We lezen de transcripts van de gesprekken en de persoonlijke aantekeningen waarmee hij haar dossier schrijft. Hij wordt geconfronteerd met een aantal vreemde en eigenaardige verschijnselen, die hij niet kan verklaren en waarvoor zijn psychiatrisch kader tekort schiet. Hij zou het willen afdoen als waan, maar dat gaat niet. Het gaat over zaken die hij zelf ook waarneemt. Hij raakt gefascineerd door Paula en wil haar redden, maar weet aanvankelijk niet hoe. Eerst wil hij te weten komen wie ze juist is. Hij gaat als een detective op zoek naar haar achtergrond: een bezoek aan haar huis, een telefoon naar haar werkgever. Hij neemt ook contact op met de politie-inspecteur die de moord op haar moeder onderzoekt. Meer en meer raakt hij geobsedeerd. Hij achtervolgt haar en haar vriend en raakt steeds verder verbonden met haar leven. Hij komt op vreemde plaatsen en ontmoet mensen die dan plots weer verdwijnen. Samen met de psychiater raak je als lezer helemaal verward. Heeft ze echt bestaan, de fantastische vrouw door wie de psychiater geobsedeerd raakt. Is het geen hersenspinsel van hem? Wie is hij zelf? Aanvankelijk verward, maar dan meer en meer verliefd op een vrouw die ook patiënte van hem is. We komen als lezer veel te weten over Paula en dit vanuit verschillende bronnen. Hoe ze als kind na de dood van moeder geplaatst werd in een ‘wachthuis’(weeshuis). De psychiater interviewt twee zusters uit het wachthuis (‘zwartrokken’) die zich Paula als kind herinneren. Hij vindt in de kelders van het oude weeshuis een kartonnen doos met ondermeer het boek Gejaagd door de wind en een ander over Newtoniaans fysica. In deze twee boeken ontdekt hij het verborgen dagboek. Paula heeft verschrikkelijke dingen meegemaakt. Ze is slachtoffer van mishandeling door haar stiefvader en van seksueel misbruik door hulpverleners.
JG32 / 2014 / SB2
De psychiater verschijnt in de context van de geschiedenis van Paula steeds meer als een complexe figuur. Een eenzame man die relaties met patiënten mogelijk acht? Een hulpverlener die over de grenzen gaat met zijn patiënten, die al slachtoffer zijn? Of wil hij vooral hulp bieden aan Paula door haar opnieuw een geschiedenis te geven? Paula wist niets meer van haar leven voor haar tweeëntwintigste levensjaar. Het verhaal van en voor een meisje, zonder naam en zonder gezicht? Hij wilde haar redden. Dat was toch zijn intentie. Pas als hij haar dagboek verder ontcijfert, komt hij te weten wie Paula echt is. En kan hij haar tijdens de psychiatrische consultaties helpen met het onder ogen zien dat ze een soort dubbelleven leidt. Paula krijgt het inzicht in zichzelf. Haar verborgen geschiedenis komt te voorschijn en wordt bespreekbaar, ze is ook Bettina. Ze hoorde als kind Bettina als een stem in haar hoofd, ‘die huist op het raakpunt van frontale, pariëtale en temporale hersenkwab’ (p. 155). Ze vraagt zich tijdens een consultatie met de psychiater af hoe het kan dat Bettina en Paula al bestaan hebben, het voelt aan als zou het om haar eigen leven gaan. Ze leeft al zo lang met een blanco geheugen. De psychiater kan haar ook na deze ontdekking niet loslaten. Het gaat van kwaad naar erger. Hij gaat als een bezetene verder achter haar aan. Uiteindelijk raakt hij ernstig gewond door een val of overval. De omstandigheden van dit ongeluk worden niet duidelijk in het boek. Is het een ongeluk, of automutilatie, of een zelfmoordpoging, of een slag door iemand toegebracht? De psychiater weet het niet meer, ook zijn geheugen laat hem in de steek. Hij moet worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Hij spreekt wartaal en is niet te begrijpen. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis is hij niet meer de arts, maar ook niet meer de mens die hij voorheen was. Met Paula gaat het beter, zij heeft haar leven en geschiedenis. De psychiater voelt zich voor altijd verbonden met deze vrouw. Hij draagt de getraumatiseerde geschiedenis van Bettina in zich. Letterlijk, een van zijn ogen heeft de kleur van de ogen van Paula. Hij is veranderd in een andere persoon en dus nooit meer alleen in het leven. ‘Het leven is rijker geworden, al ligt dat niet uitsluitend aan Bettina. Ik heb vrienden nu’ (de figuren rond Paula) (p. 243). Ik kom als lezer niet te weten wat de auteur bedoelt met de verandering. Ik kon moeilijk vatten dat bij de psychiater de afstand tussen zijn eigen leven
boeken
en dat van Paula volledig verdwijnt. Heeft Paula dan wel bestaan buiten het hoofd van de psychiater? Of is het samenvallen een uitdrukking van zijn begrip en zorg?. Hij neemt het leed over, een hele extreme vorm van inleving en compassie? Of kan de verbeelding ook te ver gaan? En dat geldt voor het hele boek, het is moeilijk te vatten met het verstand en de rede. Ik begreep niet waar de auteur naar toe wilde, heeft ze een boodschap? Aan mensen die te weinig hun verbeelding gebruiken en te veel de rede laten spreken? De auteur suggereert dat rede en verbeelding niet samengaan. Verhelst lijkt juist die verwarring bij de lezer na te streven. Ik leid deze intentie af uit de vele beschouwingen die ze de verschillende personages laat maken over wat echt en wat niet echt is. Soms gaat het om filosofische vragen over de relatie tussen realiteit en waarheid. Hoe we ieder een unieke invulling geven aan de werkelijkheid. Soms gaat het over de relatie tussen waarneming en illusie, wat onze ogen maar kunnen zien en hoe onze hersenen het beeld vervolledigen. Over het verschil in hoe mensen iets zintuiglijk waarnemen. En hoe we ondanks deze verschillen elkaar toch duidelijk kunnen maken waarover we het hebben. En kunnen blijven twijfelen aan wat echt is en wat het niet is. Ze past deze beschouwingen toe in metaforische vorm en gebruikt het oog meermaals als beeldspraak. Zien staat voor inzicht. Rode draad is de idee dat de realiteit slechts bestaat via de ogen van iemand. Er zijn vele ogen en dus vele soorten werkelijkheid. Redelijke verklaringen voldoen niet om de rijke wereld van de menselijke geest te vatten, schijnt Verhelst ons te willen zeggen via de vele beschouwingen die ze maakt. Verbeelding is hierbij behulpzaam. Ik wil het volgende aan de lezer van dit tijdschrift voorleggen. De psychiater worstelt met het onderscheid tussen echt en niet echt. Hij wil verbeelding afdoen als iets onwetenschappelijks. Hij formuleert zijn dilemma als volgt: ‘Ik ben immers een wetenschapper, een man van de rede, op zoek naar feiten, die ‘gelooft in pillen en niet in pep-talk’. Tegenover paranormale gaven stond ik uitermate wantrouwend. Zweverig gezwets maakte me misselijk.’ (p. 121). Bij monde van de hoofdfiguur is het onderscheid tussen rede en verbeelding te scherp en eenvoudig gemaakt.
JG32 / 2014 / SB2
Ik wil zowel de stelling van de psychiater als het uitgangspunt van Verhelst nuanceren. Rede en verbeelding moeten, volgens mij, samengaan. Als therapeut in de psychiatrische zorg gebruik ik verbeelding om te kunnen aansluiten bij ervaringen die ik niet zomaar kan vatten (bijvoorbeeld wanen, hallucinaties). Woorden, beelden, metaforen helpen om in te leven, begrijpbaar te maken. Niet alleen voor mezelf, ook voor de cliënt en de mensen uit de omgeving (de andere levens). Maar verbeelding mag niet het enige zijn. Ook rede is nodig, bijvoorbeeld om me niet mee te laten overspoelen door angst, gevoelens van walging, boosheid die patiënten ervaren hebben. Verhalen over menselijke wreedheid die je aangrijpen. De beschrijvingen van Verhelst van het seksueel misbruik van het meisje zijn voorbeelden van een zeer goede inleving. Ze spreken de verbeelding aan. De walging die je voelt bij het lezen van die dagboekfragmenten is meeslepend. En versterkt mijn verontwaardiging over hulpverleners die zich bezondigen aan grensoverschrijdend gedrag. Dat kan bij het lezen van een boek, maar het helpt me niet in de gesprekken met cliënten. Het is immers mijn verontwaardiging, mijn eigen angst of ongerustheid, die een verhaal van een ander tot mijn verhaal kan maken. Herkenbaar is de angst die de psychiater voelt als hij herhaaldelijk de beschrijvingen leest over hoe het meisje uit het dagboek wraak neemt op de mensen die haar misbruiken. De stelligheid waarmee ze een passage over misbruik besluit met ‘God geeft wat hij neemt’, doet hem geloven dat ze mensen vermoord heeft. Het lijkt misschien de fantasie van een kind, maar hij is niet zeker. Hij komt ook niet te weten of het echt is of niet. Het doet me denken aan de onrust die ik soms voel bij verhalen of uitspraken van patiënten over wat ze een ander hebben aangedaan. Is het waar of niet, is er iets gebeurd of niet, ben ik getuige van een moord(plan)? Is het een wens, een fantasie, heeft deze patiënt zich onder controle? De psychiater in het verhaal zoekt houvast en veiligheid in de zogenaamde objectiviteit van het medisch psychiatrische denken. Zijn psychiatrische kennis zet hem weer op vertrouwd terrein. ‘Kan aan geen mens mijn opluchting duidelijk maken. Dissociatieve identiteitsstoornis, schizofrenie; ik gok op het eerste. Hoe dan ook Paula heeft nu een etiket. Ze past in het hokje.’ (p. 157) Het geeft de psychiater even de hoop dat hij het weer weet en dat hij haar kan helpen. Maar later erkent hij dat zijn professionele
boeken
kennis hem hindert doordat ze zijn verbeelding stopt. Hij moet meer een ‘reiziger naar een onbekende bestemming’ worden. Op zoek naar verschillen, naar het levensverhaal, naar het eigen verhaal van Paula en waar ze mee verder kan. Zijn verbeelding inzetten en aansluiten bij wat ze al wel weet. Dat doet hij niet op zijn eentje. Het leven van Paula is een verzameling van levens en de psychiater is de verzamelaar. ‘Ik wilde haar verhaal vertellen. En niet het mijne.’ Wat in en met het boek gebeurt is te vergelijken met wat kan gebeuren in psychotherapie. Het maken van verhalen, verbinden van levens, ze verzamelen, tot wat? Tot een samenhangend geheel dat beter aanvoelt dan wat ervoor was? Maar is het verbeelding of realiteit wanneer we andere gebeurtenissen meer op de voorgrond plaatsen en zo het levensverhaal veranderen? Na het lezen van dit boek vroeg ik me of wat er kan gebeuren als we te veel verhalen, visies, beschouwingen bijeenbrengen. Dreigt dan niet het gevaar dat onze eigen verbeelding de bovenhand neemt en we in onze zoektocht naar helderheid een eigen en vervreemdend verhaal creëren? Dat is het effect van een boek waarin een verzameling van romans, sferen, stijlen wordt samengebracht: een bont allegaartje waar een duidelijk kader ontbreekt. Door het lezen van dit boek realiseerde ik me dat je als therapeut verbonden bent met levens, gebeurtenissen, samenleving… Dat je verbeelding kan inzetten, maar dat ook kennis, professionaliteit en deontologie onontbeerlijk zijn. Kwestie van jezelf niet te verliezen in het verhaal van de ander.
Website: www.ingridverhelst.be/publicaties/De-verzamelde-levens-van-Paula-S.
JG32 / 2014 / SB2
personalia
bastiaensen johan
klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; staflid van de InteractieAcademie. E-mail:
[email protected] bongaerts birgit
Klinisch psycholoog, systeemtheoretisch psychotherapeut bij PC SintAmedeus te Mortsel. Geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] cottyn lieve
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; staflid van de InteractieAcademie. E-mail:
[email protected] faes mieke
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; staflid van de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] fuchs thomas
Psychiater en filosoof. Professor aan de psychiatrische afdeling van het Centrum voor Psychosociale Geneeskunde en Karl-Jaspers-Professor van de Filosofische Grondslagen van de Psychiatrie aan de Universiteit van Heidelberg. Hij is verbonden aan verschillende onderzoeksprojecten waaronder TESIS (Toward an Embodied Science for Intersubjectivity). galbusera laura
Klinisch psycholoog verbonden aan het INT Marie Curie netwerk, TESIS (Toward an Embodied Science of Intersubjectivity). Ze schrijft haar PHD
begin artikel
personalia / JG32 / 2014 / SB2
over belichaamde subjectiviteit en schizofrenie aan de Psychiatrische Kliniek van Universiteit van Heidelberg. kuypers - cappendijck nelly
Maakte deel uit van de eerste lichting hoog opgeleide meisjes die door de Nederlandse Spoorwegen in dienst werd genomen. Na haar huwelijk werd zij, zoals dat indertijd bij wet verplicht was, automatisch ontslagen om mannelijke kostwinners voorrang te geven. Naast haar leven als huisvrouw en moeder schreef ze misdaadverhalen, waarvan er enkele tientallen gepubliceerd werden in tijdschriften en bloemlezingen. Op 83-jarige leeftijd werd zij weduwe en op 90-jarige leeftijd belandde zij noodgedwongen in een rust- en verzorgingstehuis. mous jørgen
Werkzaam als psychotherapeut bij de Viersprong en als docent bij de Rino-groep. E-mail:
[email protected] van reybrouck tomas
Klinisch psycholoog-psychotherapeut. Werkzaam bij CGG Eclips afdeling verslavingszorg te Gent en groepspraktijk de Luwte te Lochristi. Geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] vermeire sabine
Psychotherapeut, orthopedagoog en opleider; staflid van de InteractieAcademie. E-mail:
[email protected]
JG32 / 2014 / SB2 / personalia
begin artikel