SPECIALE DECEMBER
PENSIOENUITGAVE 2006/ J A N U A R I 2007
De nieuwe Pensioenwet Gevolgen voor de werkgever
!@#
Voorwoord Over de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 hebben wij al vele malen geschreven in onze cliëntenuitgaves. Omdat de wetgeving nu duidelijk is en wij het idee hebben dat werkgevers nog niet volledig op de hoogte zijn van de veranderingen in deze pensioenwetgeving, bieden wij u hierbij dit themanummer aan. In dit themanummer beschrijven wij de belangrijkste wijzigingen. Omdat pensioen een arbeidsvoorwaarde is en de basis dus ligt bij de afspraken tussen werkgever en werknemer, leggen wij in dit themanummer de nadruk op de gevolgen voor en de benodigde acties door werkgevers.
Een van de belangrijkste redenen voor wijziging van de wetgeving is om de verantwoordelijkheid van sociale partners en de pensioenuitvoerders beter vast te leggen. Dit heeft tot gevolg dat bepaalde verantwoordelijkheden die vroeger bij de pensioenuitvoerder lagen, nu een taak van de werkgever zijn geworden (doen van pensioenaanbod en de vastlegging daarvan in een startbrief). Verder heeft de nieuwe wetgeving tot gevolg dat er meer, vaker en op een andere wijze moet worden gecommuniceerd met de werknemer over zijn pensioen. In veel gevallen zal dit door de pensioenuitvoerder worden gedaan. Dit heeft echter wel directe gevolgen voor de werkgever, al was het alleen maar dat de werknemers hierover vragen zullen hebben en zij die in eerste instantie bij de werkgever neer zullen leggen. De werkgever moet daarop bedacht zijn en is verantwoordelijk voor de wijze waarop hij deze vragen beantwoordt. Het is duidelijk dat er bepaalde verwachtingen kunnen worden gewekt en dat er zelfs bindende toezeggingen kunnen ontstaan. Wij wijzen u er daarom op dat communicatie, en daarmee verdieping in de inhoud van uw pensioenafspraken, steeds belangrijker zal worden.
met de werknemers (pensioenovereenkomst) en de pensioenuitvoerder(s) (uitvoeringsovereenkomst). De wet treedt op 1 januari 2007 in werking. Vóór die datum dienen bepaalde acties te worden ondernomen. Maakt u zich niet direct zorgen, want de wet kent voor veel nieuwe verplichtingen een overgangstermijn van één jaar. Toch vinden wij het onze taak u op dit moment uitgebreid over deze wijzigingen te informeren. U heeft de afgelopen jaren, als gevolg van gewijzigde (fiscale) pensioenwetgeving, meerdere wijzigingen in uw pensioenregeling door moeten voeren. U kunt zich vast nog herinneren dat dit een langdurig project is geweest, waarvoor zorgvuldige voorbereiding nodig was. Omdat voor de doorvoering van de nieuwe bepalingen van de Pensioenwet in de meeste gevallen ook advies- en instemmingsprocedures van toepassing zijn, raden wij u aan op tijd te beginnen. Een overgangstermijn van een jaar is zo voorbij! Nicolette Opdam Partner Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen Bestuurslid Praktijkgroep Pensioenfondsen van Ernst & Young Verantwoordelijk voor pensioenrecht
De wet regelt verder dat, meer dan nu gebruikelijk is, bepaalde onderwerpen moeten worden vastgelegd in de overeenkomst
2
DE
NIEUWE
PENSIOENWET
Het overzicht in dit themanummer bevat de in gebruikelijke omstandigheden belangrijkste wijzigingen en het van toepassing zijnde overgangsrecht. Dit overzicht is echter niet volledig, aangezien er rekening mee moet worden gehouden dat er in specifieke situaties afwijkend overgangsrecht kan bestaan. Een aantal van de wijzigingen wordt in dit themanummer nader toegelicht.
Daarnaast hanteert de Pensioenwet allerlei nieuwe definities. Zo worden de termen pensioenrecht en pensioenaanspraak geïntroduceerd. Een pensioenrecht is het recht op een ingegaan pensioen. Een pensioenaanspraak is het recht op een nog niet ingegaan pensioen (dus slapersaanspraken en aanspraken die nog worden opgebouwd). Uw documenten dienen hier dus op te worden aangepast.
Werkgever
Minimale toetredingsleeftijd In de Pensioenwet wordt een minimale toetredingsleeftijd van 21 jaar geïntroduceerd. Dat wil zeggen dat deelname aan een pensioenregeling qua leeftijd in ieder geval open moet staan voor alle werknemers die 21 jaar of ouder zijn. Het is echter ook toegestaan om helemaal geen toetredingsleeftijd te hanteren en voor de deelneming aan de pensioenregeling aan te sluiten bij het moment van indiensttreding van de werknemer. De artikelen van de Pensioenwet die de minimale toetredingsleeftijd voorschrijven, treden met ingang van 1 januari 2008 in werking. Werknemers die op dat moment ouder zijn dan 21 jaar maar nog niet deelnemen aan de bestaande pensioenregeling van hun werkgever, dienen vanaf dat moment opgenomen te worden in de pensioenregeling (dus niet met terugwerkende kracht tot 21 jaar). We geven een voorbeeld. Stel dat er sprake is van een pensioenregeling met een toetredingsleeftijd van 25 jaar.
Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen die de inwerkingtreding van de Pensioenwet voor de werkgever met zich brengt, en het van toepassing zijnde overgangsrecht. Alvorens op de inhoud in te gaan wijzen wij u erop dat (1) de meeste documenten een andere naam krijgen (pensioenovereenkomst in plaats van pensioentoezegging), (2) deze documenten soms zelfs een andere plaats krijgen binnen de driehoeksverhouding van de werkgever, de werknemer en de pensioenuitvoerder (het pensioenreglement), en (3) nieuwe documenten (startbrief) verplicht worden gesteld.
Werkgever Startbrief Uitvoeringsovereenkomst
Pensioenovereenkomst Aanbod
Pensioenuitvoerder
Werknemer Pensioenreglement en startbrief
DE
NIEUWE
PENSIOENWET
3
Op basis van de Pensioenwet moet de toetredingsleeftijd van deze pensioenregeling met ingang van 1 januari 2008 worden verlaagd naar 21 jaar. Werknemer X heeft op dat moment de 23-jarige leeftijd bereikt. Deze werknemer gaat dan vanaf 23 jaar deelnemen aan de pensioenregeling, en niet met terugwerkende kracht tot 21 jaar. Aanbod pensioenovereenkomst binnen één maand na indiensttreding De Pensioenwet schrijft voor dat de werkgever een nieuwe werknemer binnen één maand na indiensttreding schriftelijk moet informeren of hij de werknemer al dan niet een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst zal doen. Ook als de werknemer nog niet aan de voorwaarden voor deelname voldoet omdat hij nog geen 21 jaar is of omdat er een wachttijd geldt (zie hierna), moet de werkgever dit aangeven. Dit laatste punt is nieuw ten opzichte van de huidige wetgeving. In de praktijk zal een zinsnede zijn opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Wanneer een werknemer dus (nog) niet in aanmerking komt voor deelname, bijvoorbeeld gezien zijn leeftijd, dan moet dat nu ook worden vermeld. Is de werkgever te laat met zijn aanbod, dan wordt de werkgever geacht een onherroepelijk aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst te hebben gedaan. Verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds wordt overigens al als zo’n aanbod gezien, zodat het aanbod bij een dergelijke verplichte deelname niet expliciet hoeft te worden gedaan. Deze verplichting om al dan niet schriftelijk een aanbod te doen gaat gelden met ingang van 1 januari 2007. Wij raden u daarom aan uw arbeidsovereenkomst of andere documenten waarin u het aanbod doet, hieraan aan te passen.
4
DE
NIEUWE
Wachttijd maximaal twee maanden De mogelijkheid om een wachttijd te hanteren, oftewel een periode waarin nog geen pensioen wordt opgebouwd, wordt beperkt. Komen wachttijden tot één jaar nu nog geregeld voor in pensioenregelingen, vanaf 1 januari 2008 mag een dergelijke wachttijd niet langer zijn dan twee maanden. Bovendien mogen er met betrekking tot risicoverzekeringen (denk bijvoorbeeld aan nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen) straks helemaal geen wachttijden meer voorkomen. Het is dan ook raadzaam uw pensioenovereenkomst hieraan aan te passen. Uitvoeringsovereenkomst Met ingang van 1 januari 2008 (pensioenfonds) en 1 januari 2009 (verzekeraar) moeten werkgever en pensioenuitvoerder hun afspraken over de (uitvoering van de) pensioenregeling schriftelijk vastleggen in een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst. De Pensioenwet is niet duidelijk over welke partij hiertoe het initiatief moet nemen. Wél wordt in de Pensioenwet geregeld waaraan de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst moet voldoen. Zo moeten er bepalingen worden opgenomen over de informatie die de werkgever moet aanleveren bij zijn pensioenuitvoerder en binnen welke termijn hij dat dient te doen, de vaststelling van de hoogte van de pensioenpremie, de betalingstermijnen van die pensioenpremie en de gevolgen van late betaling, de voorwaarden en financiering van toeslagen, en de wijze waarop de pensioenovereenkomst kan worden gewijzigd. Een en ander heeft tot gevolg dat alle bestaande verzekeringsovereenkomsten (verzekeraar) en financieringsovereenkomsten (pensioenfonds) moeten worden uitgebreid en aangepast. Wij raden u aan de voorstellen die door uw pensioenuitvoerder worden gedaan te (laten) toetsen aan de wetgeving en aan de eerder gemaakte afspraken.
PENSIOENWET
Startbrief Met ingang van 1 januari 2008 moeten nieuwe deelnemers binnen drie maanden na aanvang van deelname aan de pensioenovereenkomst over de inhoud hiervan geïnformeerd worden door middel van een zogenaamde startbrief. Dit is een geheel nieuw document dat in de huidige praktijk nog niet gebruikt wordt. Hoewel het de werkgever is die er zorg voor dient te dragen dat de betreffende werknemer tijdig, en in heldere en begrijpelijke bewoordingen wordt geïnformeerd over de inhoud van de pensioenovereenkomst, is het de pensioenuitvoerder die de startbrief zal moeten opstellen en versturen. Er is derhalve sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van de werkgever en de pensioenuitvoerder. Deze gedeelde verantwoordelijkheid geldt ook met betrekking tot de inhoud van de startbrief. Overigens schrijft de Pensioenwet dwingend voor welke onderwerpen in ieder geval in de startbrief opgenomen moeten worden: • alle rechten op pensioenen en de daarbij behorende risico’s; • het karakter van de pensioenovereenkomst(en); • de wijze van verwerven van de pensioenen (bijvoorbeeld risicodekking nabestaandenpensioen); • de keuzemogelijkheden die de pensioenovereenkomst biedt (bijvoorbeeld vrijwillige aanvullende verzekeringen voor de hoogte van nabestaandenpensioen, uitruil van bepaalde pensioensoorten); • het recht om het pensioenreglement op te vragen; • het van toepassing zijnde toeslagbeleid. Hoewel de pensioenuitvoerder vanwege zijn kennis de taak heeft gekregen om de startbrief op te stellen, raden wij u aan, gezien uw verantwoordelijkheid als werkgever, deze startbrief door een onafhankelijke adviseur te laten controleren op juridische juistheid.
DE
NIEUWE
Karakter Voor alle pensioenovereenkomsten zal moeten worden aangegeven wat het karakter daarvan is. De Pensioenwet kent drie soorten, te weten de uitkeringsovereenkomst (eindloon- en middelloonregelingen), de kapitaalovereenkomst (veelal kapitaalverzekeringen en andere hybride toezeggingen) en de premieovereenkomst (beschikbare premieregelingen). Het onderscheid wordt bepaald door de inhoud van de pensioenovereenkomst waarbij van belang is welke partijen bepaalde risico's dragen (zoals beleggingsrisico). Bij de uitkeringsovereenkomst zijn er geen risico's voor de werknemer en ligt de hoogte van de uitkering vast. Bij de premieovereenkomst daarentegen liggen alle risico's bij de werknemer en staat pas op de pensioendatum vast wat de hoogte van het aan te kopen pensioen zal zijn. Het overgangsrecht bepaalt dat de werkgever en werknemer het karakter op 1 januari 2008 moeten hebben bepaald van regelingen waarin nog verder pensioenopbouw plaatsvindt. Toeslag (indexatie) Alle vormen van verhoging van pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen en dus ook indexatie, vallen in de Pensioenwet onder het begrip ‘toeslag’. De Pensioenwet stelt vervolgens duidelijk meer eisen dan de huidige Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) ten aanzien van de voorlichting over het toeslagbeleid aan deelnemers, gewezen deelnemers (‘slapers’) en gepensioneerden maar – en dat is nieuw – bijvoorbeeld ook aan ex-partners in geval van scheiding. Al deze regelgeving treedt met ingang van 1 januari 2008 in werking.
PENSIOENWET
5
Van groot belang is te weten dat er verplichte teksten moeten worden opgenomen in alle communicatie aan de betrokkenen bij de pensioenovereenkomst. Er dient sprake te zijn van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, financiering en het realiseren van toeslagen. Wanneer dit niet met elkaar overeenstemt, kan er een onvoorwaardelijke verplichting ontstaan en het risico bestaat dat de kosten daarvan direct door de werkgever moeten worden betaald aan de pensioenuitvoerder. Voor de wijze van financiering van de toeslagen is er een aantal mogelijkheden. Financiering kan plaatsvinden uit overrendementen, uit een bestemmingsreserve, uit een opslag uit de premie of uit de voorziening. Overleg tussen werkgever en pensioenuitvoerder is nodig om inzicht te krijgen in hoeverre daadwerkelijk aan de (op)gewekte verwachtingen kan worden voldaan middels de gekozen wijze van financiering.
Wat Wachttijd van maximaal 2 maanden (uit nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen) Aanbod binnen een maand Deelname 21-jarigen en ouder Verstrekken startbrief binnen drie maanden Uitvoeringsovereenkomst met pensioenuitvoerder Benoemen karakter pensioenovereenkomst C-polissen vervallen
6
Wanneer 1-1-2008 (1-1-2009 bij verzekeraar)
1-1-2007 1-1-2008 1-1-2008 (1-1-2009 bij verzekeraar) 1-1-2008 (1-1-2009 bij verzekeraar) 1-1-2008 1-1-2007 (1-1-2008 bestaande polissen)
DE
NIEUWE
Pensioenuitvoerders Hierna beschrijven wij de voor u als werkgever direct dan wel indirect belangrijke onderwerpen die meer vanuit de verplichting tot handelen door de pensioenuitvoerder in de Pensioenwet zijn opgenomen. Het merendeel van die onderwerpen zal effect hebben op uw pensioenovereenkomst dan wel de documenten en overeenkomsten die door de pensioenuitvoerders moeten worden opgesteld, of die tussen u en de pensioenuitvoerder moeten worden opgesteld (zoals de uitvoeringsovereenkomst). Onder de Pensioenwet wordt de regelgeving met betrekking tot verzekeraars en (ondernemings- en bedrijfstak)pensioenfondsen samengevoegd; de Pensioenwet is de basis voor alle pensioenonderwerpen. Het overgangsrecht maakt met betrekking tot een aantal onderwerpen echter nog onderscheid tussen deze twee groepen van uitvoerders. De reden hiervoor is dat verzekeraars over het algemeen met meerdere werkgevers te maken hebben, waardoor de door de Pensioenwet vereiste aanpassingen meer tijd vergen. De verzekeraars wordt daarom in een aantal gevallen een langere overgangstermijn geboden (twee jaar in plaats van de periode van één jaar voor pensioenfondsen). Wanneer uw pensioenregeling is ondergebracht bij een verzekeraar betekent dit dat sommige wijzigingen over twee jaar moeten zijn doorgevoerd. Wanneer u eerder actie wilt ondernemen zult u hiervoor contact op dienen te nemen met uw verzekeraar. Wanneer u daarnaast meerdere pensioenregelingen heeft, bijvoorbeeld een basispensioenregeling bij een bedrijfstakpensioenfonds en een excedentregeling bij een verzekeraar, heeft u te maken met twee data van verplichte implementatie. In dat geval kan het zinvol zijn ook voor de regeling bij de verzekeraar de Pensioenwet integraal toe te passen per 1 januari 2008.
PENSIOENWET
Op die manier krijgen uw werknemers in één keer de gewijzigde documenten en de startbrief. Wijziging afkoopregeling en afschaffing premierestitutie Kleine pensioenaanspraken (2007: 400 euro per jaar) kunnen onder voorwaarden onder de Pensioenwet worden afgekocht. Niet pas op het moment van pensionering, zoals in de huidige PSW is bepaald, maar eerder, namelijk al zo’n twee jaar na beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling. De mogelijkheid van tussentijdse afkoop van kleine pensioenaanspraken in geval van emigratie komt te vervallen. Nieuw is verder dat de afkoop in principe alleen op initiatief van de pensioenuitvoerder kan plaatsvinden. Het van toepassing zijnde overgangsrecht is te uitgebreid om in dit themanummer nader toe te lichten. Premierestitutie in geval van beëindiging van de deelneming binnen één jaar is met ingang van 1 januari 2007 niet langer mogelijk. Op basis van overgangsrecht kunnen deelnemingen die vóór 1 januari 2007 beëindigd zijn en onder de PSW in aanmerking zouden komen voor premierestitutie, hier ook op of na 1 januari 2007 nog voor in aanmerking komen. Voor een deelneming die in 2006 begonnen is en die in 2007 binnen één jaar eindigt, geldt echter de nieuwe afkoopregeling. Uitruil OP in NP en verplichte nabestaandendekking De Pensioenwet bevat een wettelijk recht op uitruil van ouderdomspensioen (OP) in nabestaandenpensioen (NP) in de situatie dat het NP op risicobasis verzekerd is. Dit nieuwe wettelijke recht treedt op 1 januari 2008 in werking. Het van toepassing zijnde overgangsrecht is vergelijkbaar met het overgangsrecht zoals dat in 2002 is toegepast op de introductie van het wettelijke recht op uitruil van NP in OP. Het is dan ook alleen van toepassing
DE
NIEUWE
op de aanspraken op ouderdomspensioen die door de actieve deelnemers na 1 januari 2008 worden opgebouwd. Bent u met uw werknemers een nabestaandenpensioen op risicobasis overeengekomen, dan betekent de Pensioenwet ook een uitbreiding van de risicodekking die u moet aanbieden. Ofschoon de werknemer uit dienst is, behoudt deze namelijk gedurende de periode waarin hij of zij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontvangt, aanspraak op pensioen voor zijn of haar partner. Tevens moet tijdens een periode van onbetaald verlof van 18 maanden de nabestaandendekking doorlopen. Uw pensioenuitvoerder zal voor de instandhouding van deze dekking een premieopslag gaan hanteren. U zult (in uw arbeidsvoorwaardenoverleg) vast moeten stellen wie deze premieopslag gaat betalen. Uitvoeringsovereenkomst Hiervoor is al ingegaan op de verplichting van werkgevers en pensioenuitvoerders om met elkaar een uitvoeringsovereenkomst te sluiten. Indien er overigens sprake is van één pensioenregeling die voor meerdere werkgevers geldt, zoals bij een bedrijfstakpensioenfonds, kan volstaan worden met één uitvoeringsreglement dat dan voor alle aangesloten werkgevers geldt. Bij verzekeraars zal dit ertoe leiden dat er een nieuwe verzekeringsovereenkomst dient te worden opgesteld. In de huidige praktijk wordt vaak volstaan met een verzekeringspolis waaraan een offerte vooraf is gegaan. Bij pensioenfondsen bestaat de door de PSW verplicht gestelde financieringsovereenkomst vaak uit twee pagina’s waarin vooral de premiebetalingstermijnen zijn opgenomen. Al met al zullen de aanpassingen ertoe leiden dat er uitgebreidere en inhoudelijk beter geregelde overeenkomsten zullen moeten worden opgesteld.
PENSIOENWET
7
Premiestelling Het financieel toetsingskader, dat is vastgelegd in de Pensioenwet, leidt ertoe dat de premiestelling voor pensioenregelingen die worden uitgevoerd door pensioenfondsen, vanaf 1 januari 2007 kan veranderen. Pensioenfondsen dienen vanaf dat moment een zogenaamde kostendekkende premie vast te stellen. Deze premie omvat naast de premie die nodig is voor pensioeninkoop, ook een opslag voor uitvoeringskosten en een opslag voor de instandhouding van buffers. Pensioenfondsen mogen alleen een korting op de kostendekkende premie geven indien het pensioenfonds beschikt over toereikende voorzieningen en het minimaal vereiste eigen vermogen. De voor het pensioenfonds noodzakelijke buffers worden het vereiste eigen vermogen genoemd. Daarnaast dient het fonds haar indexatietoezeggingen te kunnen nakomen. Premieholidays kunnen dus alleen nog maar verleend worden indien het pensioenfonds aan hiervoor geldende wettelijke eisen voldoet. Indien het pensioenfonds gelden terug wil storten naar de aangesloten werkgevers, gelden daarnaast nog aanvullende voorwaarden. Het pensioenfonds dient de voorwaardelijke indexatietoezeggingen over de afgelopen tien jaar verleend te hebben. Daarnaast dienen eventueel doorgevoerde kortingen op pensioenaanspraken in de voorgaande tien jaar gecompenseerd te zijn. Afspraken omtrent premiekortingen en het terugstorten van premiegelden dienen in de uitvoeringsovereenkomst te worden vastgelegd. Pensioenfondsen zullen met behulp van een continuïteitsanalyse inzicht kunnen verkrijgen in het verwachte premieverloop voor de komende jaren. Ook voor werkgevers is dit belangrijke informatie.
8
DE
NIEUWE
Opstellen pensioenreglement De pensioenuitvoerder wordt onder de Pensioenwet verantwoordelijk voor het opstellen en verstrekken van het pensioenreglement. De inhoud van dit reglement moet overeenstemmen met hetgeen in de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst is bepaald. Pensioenuitvoerders kunnen zich niet langer vrijwaren. Op basis van het van toepassing zijnde overgangsrecht zijn pensioenuitvoerders alleen verantwoordelijk voor de inhoud van het pensioenreglement voor zover opgesteld op of ná 1 januari 2007, omdat dit dan echt hun document is. Startbrief Zoals al besproken is de startbrief een gedeelde verantwoordelijkheid van de werkgever en de pensioenuitvoerder. Het is dan ook aan te raden hierover afspraken vast te leggen in de uitvoeringsovereenkomst. De wetgever heeft de verplichting tot het opstellen en verzenden van de startbrief bij de pensioenuitvoerder gelegd, omdat deze de meeste kennis van zaken heeft en ook de andere informatie rechtstreeks aan de pensioenbelanghebbenden verstrekt. Uitbreiding informatieverplichtingen Ook voor de pensioenuitvoerders is het aantal informatieverplichtingen uitgebreid. Zo zal met ingang van 1 januari 2007 een bepaalde mate van premieachterstand en een tekort aan minimaal vereist eigen vermogen gemeld moeten worden aan de deelnemers, de gewezen deelnemers en de gepensioneerden. Een middel dat gebruikt kan worden om aan andere informatieverplichtingen te voldoen, is het zogenaamde uniforme pensioenoverzicht. Het gebruik hiervan wordt met ingang van 1 januari 2008 zelfs verplicht gesteld door de Pensioenwet.
PENSIOENWET
Verder wordt in de Pensioenwet het aantal verplichtingen tot het regulier versturen van informatie aan bepaalde groepen pensioenbelanghebbenden sterk uitgebreid. Zo moeten werknemers ieder jaar een pensioenopgave krijgen, en slapers en gepensioneerden eens in de vijf jaar. Verder is er verplichte voorlichting gekoppeld aan een bepaald moment of een bepaalde gebeurtenis, zoals pensionering, scheiding en overlijden. Het is nieuw dat bij die opgave ook moet worden vermeld wat de hoogte is van de tot dat moment opgebouwde pensioenaanspraken.
De directeur-grootaandeelhouder De Pensioenwet is in beginsel niet van toepassing op de directeurgrootaandeelhouder (hierna: DGA). Dit brengt met zich dat als aan een DGA met ingang van 1 januari 2007 een pensioen wordt toegezegd, de DGA niet kan deelnemen aan een individuele of collectieve pensioenregeling (bijvoorbeeld geldend voor de overige werknemers) die valt onder de werkingssfeer van de Pensioenwet. In principe kan er alleen nog maar in eigen beheer pensioen worden opgebouwd of individueel een pensioenverzekering (niet onder de Pensioenwet!) bij een verzekeraar worden geregeld. Een uitzondering geldt indien de DGA geheel of gedeeltelijk valt onder een verplicht gestelde bedrijfstak- of beroepspensioenregeling. Voor dat deel is de Pensioenwet wel van toepassing. Het uitgangspunt van de wetgever is dat de fiscale behandeling van de pensioenen voor de DGA – zowel in eigen beheer als verzekerd – door de Pensioenwet niet verandert. Ook in het kader van de civielrechtelijke bescherming zou er voor de DGA geen wijziging beoogd zijn. De pensioenaanspraken voor de
DE
NIEUWE
partner van de DGA worden in een gewijzigde Wet verevening pensioenrechten bij scheiding veiliggesteld conform de Pensioen- en spaarfondsenwet. Daarnaast zou op basis van de huidige wetgeving, in samenhang met een afkoopverbod in de verzekeringsovereenkomst, bij faillissement niet zonder meer kunnen worden overgegaan tot afkoop van herverzekerde pensioenen. Overgangsrecht Indien de DGA op 31 december 2006 reeds deelneemt aan een op die datum bestaande pensioenregeling, is een overgangsregeling van toepassing. De overgangsregeling lichten wij hieronder puntsgewijs toe: • Voor de DGA die al op 31 december 2006 aan een pensioenregeling deelneemt, kan tot en met 31 december 2007 worden gekozen waar het pensioen wordt ondergebracht: in de collectieve pensioenregeling van de overige werknemers, in een individuele verzekering bij een verzekeraar (al dan niet onder de Pensioenwet) of in eigen beheer. • Voor de DGA die op 31 december 2006 het pensioen geheel in eigen beheer opbouwt en dat ook na 1 januari 2007 wenst te blijven doen, verandert er eigenlijk niets. Vanaf 1 januari 2008 valt de DGA niet onder de Pensioenwet. Gedurende het jaar 2007 gelden nog de (beperkte) eisen van de Pensioen- en spaarfondsenwet, namelijk dat een toereikend bedrag voor het toegezegde pensioen op de balans moet zijn gereserveerd en dat een ontslagaanspraak moet worden meegegeven als de DGA de dienstbetrekking beëindigt.
PENSIOENWET
9
• Voor de DGA die het pensioen (deels) reeds heeft ondergebracht in een individuele verzekering (een zogeheten PSW B- of C-polis) geldt tot en met 31 december 2007 de keuze om die verzekering onder de Pensioenwet te laten vallen. Vanaf 1 januari 2007 wordt de PSW C-polis overigens afgeschaft. Reeds afgesloten PSW C-polissen kunnen echter blijven bestaan. Indien ten aanzien van de bestaande PSW B- of C-polis wordt gekozen voor de werkingssfeer van de Pensioenwet, valt deze met ingang van 1 januari 2008 onder de Pensioenwet en zal de polis moeten worden aangepast aan de eisen van de Pensioenwet. • Indien het pensioen van de DGA is ondergebracht in de collectieve regeling waaraan ook de overige werknemers deelnemen, heeft de DGA tot en met 31 december 2007 de keuze om de deelname te continueren. Indien wordt besloten tot voortgezette deelname aan de collectieve regeling, valt de DGA met ingang van 1 januari 2008 onder de Pensioenwet. Een van de consequenties van de keuze om de pensioenverzekering onder de Pensioenwet te laten vallen of om deelname aan de collectieve regeling van de andere werknemers voort te zetten, is dat het opgebouwde pensioenkapitaal in die verzekering of collectieve regeling nimmer naar eigen beheer of een (andere) individuele levensverzekering waarop de Pensioenwet niet van toepassing is, kan worden overdragen. De keuze is daarmee dus definitief.
10
DE
NIEUWE
Moet de pensioenbrief worden aangepast? Op basis van het voornoemde overgangsrecht is het niet noodzakelijk dat de pensioenbrief nog in 2006 wordt aangepast. Op dit moment is het nog niet geheel duidelijk of de pensioenbrief moet worden aangepast vóór 1 januari 2008 indien de DGA in eigen beheer pensioen opbouwt en/of pensioenverzekeringen heeft die niet onder de Pensioenwet zullen vallen. Indien in 2007 wordt gekozen voor de (gedeeltelijke) werkingssfeer van de Pensioenwet, is aanpassing van de pensioenbrief of pensioenpolis in ieder geval noodzakelijk.
Afsluitend De impact van de Pensioenwet is voor iedere pensioenovereenkomst, en dus voor iedere werkgever of pensioenuitvoerder weer anders. Wij kunnen ons dan ook voorstellen dat de behoefte aan informatie en advisering over de Pensioenwet per pensioenovereenkomst zal verschillen. Wij denken graag met u mee over een aanpak op maat met betrekking tot de juridische en financiële gevolgen van de Pensioenwet voor u als werkgever of als pensioenuitvoerder. Advisering hierover varieert van een algemene informatiebijeenkomst over de Pensioenwet voor bijvoorbeeld het bestuur van uw ondernemingspensioenfonds tot het daadwerkelijk implementeren van de bepalingen van de Pensioenwet in de verschillende pensioendocumenten. Mocht u het voorgaande nader willen bespreken, dan kunt u uiteraard contact opnemen met uw vaste adviseur. Indien gewenst kunt u ook rechtstreeks contact opnemen met de in dit themanummer genoemde adviseurs.
PENSIOENWET
Onze multidisciplinaire benadering
Meer informatie
De financiële wereld is volop en continu in beweging. Dat vergt visie, leiderschap en doortastend optreden. Om u adequaat te kunnen bijstaan heeft Ernst & Young zijn branche-expertise gebundeld binnen de sectorgroep Financial Services. Banken, verzekeraars, pensioenfondsen en vermogensbeheerders waarderen deze aanpak; we zijn inmiddels de grootste speler in dit marktsegment. Onze branche-expertise combineren we met diensten en producten op het gebied van assurance, audit, actuariaat, fiscaliteit, juridische zaken en specialistische vakgebieden zoals business risk services en human capital. Met Ernst & Young Online is een deel van de dienstverlening 24 uur per dag online beschikbaar.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met een van de volgende personen:
Holland Van Gijzen
Angela Peters-Derksen Casim Snoeks
actuariaat actuariaat
030 -259 22 07 030-256 21 35
Nico Pul Henk Strating
accountancy accountancy
030-259 23 04 020-459 72 20
Antoine Brons Jos Martens
human capital fiscaal pensioen
030-259 21 43 010-406 85 08
Marguerite Roorda Nicolette Opdam
pensioenrecht pensioenrecht
010-406 51 24 020-546 63 38
De pensioenrechtadvocaten van Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen adviseren en begeleiden ondernemingen, pensioenfondsen en werkgeversorganisaties bij de invulling en uitvoering van hun pensioenbeleid. Dat doen ze vanuit de visie en het belang van de cliënt. Een projectmatige en pragmatische aanpak en een multidisciplinaire focus zijn daarbij de belangrijkste kernwaarden. Door onze strategische alliantie met de belastingadviseurs van Ernst & Young staat hun expertise tot onze beschikking.
DE
NIEUWE
PENSIOENWET
11
Gelijkschakeling van rechten van echtgenoten, geregistreerde partners en andere partners
Toetredingsleeftijd niet hoger dan 21 jaar
Benoemen karakter van Pensioenovereenkomst (p.o.)
M.i.v. 1 januari 2007.
Werknemers met wie vóór 1 januari 2008 al een p.o. is aangegaan en die toen ouder waren dan 21 jaar, krijgen géén recht op pensioenopbouw met terugwerkende kracht tot 21 jaar.
M.i.v. 1 januari 2008.
Niet van toepassing op pensioenregelingen zonder actieve deelnemers.
Karakterbepaling heeft alleen effect voor de toekomst.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Op 31 december 2006 bestaande C-polissen kunnen blijven bestaan. Deze polissen moeten echter wél voldoen aan de eisen die de PW stelt. Het van toepassing zijnde overgangsrecht verschilt vervolgens per onderwerp.
Op 31 december 2006 bestaande C-polissen kunnen blijven bestaan. Deze polissen moeten echter wél voldoen aan de eisen die de PW stelt. Het van toepassing zijnde overgangsrecht verschilt vervolgens per onderwerp.
M.i.v. 1 januari 2008.
N.v.t.
Pensioenovereenkomst met nieuwe werknemer ná 1 januari 2007 kan niet meer middels een C-polis worden ondergebracht.
Pensioenovereenkomst met nieuwe werknemer ná 1 januari 2007 kan niet meer middels een C-polis worden ondergebracht.
Afschaffen C-polis
Bedrijfstakpensioenfonds
Verzekeraar
Werkgever
Onderwerp
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Ondernemingspensioenfonds
M.i.v. 1 januari 2009. Niet van toepassing op pensioenregelingen zonder actieve deelnemers.
M.i.v. 1 januari 2009.
Niet van toepassing op pensioenregelingen zonder actieve deelnemers.
Uitvoeringsovereenkomst (-reglement)
N.v.t.
Verplichting van pensioenuitvoerders om pensioenreglement op te stellen
Alleen met betrekking tot p.o. die ná 1 januari 2008 zijn gesloten.
Alleen met betrekking tot p.o. die ná 1 januari 2008 zijn gesloten.
M.i.v. 1 januari 2008. Verplichting is niet van toepassing op per 1 januari 2007 bestaande premievrije contracten.
Verplichting is niet van toepassing op per 1 januari 2007 bestaande premievrije contracten.
Verplichting is niet van toepassing op per 1 januari 2007 bestaande premievrije contracten.
M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2008.
Alleen met betrekking tot p.o. die ná 1 januari 2008 zijn gesloten.
Alleen met betrekking tot p.o. die ná 1 januari 2008 zijn gesloten. M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2008 ten aanzien van gewezen deelnemers, en dan alleen ten aanzien van degenen die ná 1 januari 2007 gewezen deelnemer zijn geworden en het fonds hebben geïnformeerd over hun adres.
M.i.v. 1 januari 2008 ten aanzien van gewezen deelnemers, en dan alleen ten aanzien van degenen die ná 1 januari 2007 gewezen deelnemer zijn geworden en het fonds hebben geïnformeerd over hun adres. M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2007 ten aanzien van deelnemers en gepensioneerden.
M.i.v. 1 januari 2007.
Niet van toepassing op pensioenregelingen zonder actieve deelnemers.
M.i.v. 1 januari 2008.
N.v.t.
Ondernemingspensioenfonds
M.i.v. 1 januari 2007 ten aanzien van deelnemers en gepensioneerden.
M.i.v. 1 januari 2007.
Niet van toepassing op pensioenregelingen zonder actieve deelnemers.
M.i.v. 1 januari 2008.
N.v.t.
Bedrijfstakpensioenfonds
M.i.v. 1 januari 2009.
M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2008.
Startbrief
N.v.t.
M.i.v. 1 januari 2008 ten aanzien van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden.
N.v.t.
Meldingsplicht premieachterstand en tekort minimaal vereist eigen vermogen
Informatieverplichting deelnemers middels Uniform Pensioenoverzicht
M.i.v. 1 januari 2007.
N.v.t.
Eisen inzake (termijnen van) premiebetaling
N.v.t.
M.i.v. 1 januari 2007.
Informatieverplichting van werkgever over het al dan niet doen van een aanbod van een p.o. 1 maand na indiensttreding
Verzekeraar
Werkgever
Onderwerp
M.i.v. 1 januari 2007. Deelnemingen die beëindigd zijn vóór 1 januari 2007 kunnen nog wel voor premierestitutie op of ná 1 januari 2007 in aanmerking komen.
N.v.t.
N.v.t.
M.i.v. 1 januari 2007.
Deelnemingen die beëindigd zijn vóór 1 januari 2007 kunnen nog wel voor premierestitutie op of ná 1 januari 2007 in aanmerking komen.
Beschermingsbepalingen leden bestuur en deelnemersraad
Geen verjaring van pensioenrechten meer mogelijk
Vervallen mogelijkheid van premierestitutie
Alleen wettelijk recht met betrekking tot rechten die zijn opgebouwd ná 1 januari 2008.
Alleen wettelijk recht m.b.t. rechten die zijn opgebouwd ná 1 januari 2008.
Alleen wettelijk recht m.b.t. rechten die zijn opgebouwd ná 1 januari 2008.
Géén wettelijk recht voor op 1 januari 2008 gewezen deelnemers en gepensioneerden.
Géén wettelijk recht voor op 1 januari 2008 gewezen deelnemers en gepensioneerden.
Géén wettelijk recht voor op 1 januari 2008 gewezen deelnemers en gepensioneerden.
M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2007.
Uitruil OP in NP
M.i.v. 1 januari 2007.
M.i.v. 1 januari 2007.
Deelnemingen die beëindigd zijn vóór 1 januari 2007 kunnen nog wel voor premierestitutie op of ná 1 januari 2007 in aanmerking komen.
M.i.v. 1 januari 2007.
M.i.v. 1 januari 2007.
M.i.v. 1 januari 2007.
M.i.v. 1 januari 2008.
Bedrijfstakpensioenfonds
Nieuwe afkoopbepalingen ter vervanging van afkoop kleine pensioenaanspraken
M.i.v. 1 januari 2007.
N.v.t.
M.i.v. 1 januari 2009 m.b.t. pensioenregelingen die vóór 1 januari 2008 zijn ondergebracht.
M.i.v. 1 januari 2008 m.b.t. pensioenregelingen die op of ná 1 januari 2008 worden ondergebracht.
N.v.t.
Zorgplicht premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid
Verzekeraar
Werkgever
Onderwerp
Alleen wettelijk recht met betrekking tot rechten die zijn opgebouwd ná 1 januari 2008.
Géén wettelijk recht voor op 1 januari 2008 gewezen deelnemers en gepensioneerden.
M.i.v. 1 januari 2008.
M.i.v. 1 januari 2007.
Deelnemingen die beëindigd zijn vóór 1 januari 2007 kunnen nog wel voor premierestitutie op of ná 1 januari 2007 in aanmerking komen.
M.i.v. 1 januari 2007.
M.i.v. 1 januari 2007.
M.i.v. 1 januari 2007.
M.i.v. 1 januari 2008.
Ondernemingspensioenfonds
Werkgever
M.i.v. 1 januari 2008.
N.v.t.
N.v.t.
Onderwerp
Wachttijd of drempelperiode maximaal 2 maanden
Vrijwillige voortzetting van deelname onder voorwaarden gedurende 10 in plaats van 3 jaar
Inrichten van Nationaal Pensioenregister
M.i.v. 1 januari 2011.
M.i.v. 1 januari 2007.
N.v.t.
Verzekeraar
M.i.v. 1 januari 2011.
M.i.v. 1 januari 2007.
N.v.t.
Bedrijfstakpensioenfonds
M.i.v. 1 januari 2011.
M.i.v. 1 januari 2007.
N.v.t.
Ondernemingspensioenfonds
ERNST & YOUNG
ERNST & YOUNG HOLLAND VAN GIJZEN
www.ey.nl
www.ey.nl www.hollandlaw.nl
261414