mei / juni 2006
Service Level Agreement: fundament voor collectief pensioencontract
3
Nabestaanden ondernemers hebben soms het nakijken
4
De nieuwe Pensioenwet
5
Verder o.a. in dit nummer WIA
2
Pensioen in andere lidstaat van de EU?
3
Meewerkaftrek voor uw partner
4
Maatschap, vof, cv: van oud naar nieuw
8
Pensioenoverzichten in 2007 uniform
9
Werkgever krijgt eindheffing spaarloon alsnog terug
9
Nieuwe mogelijkheden voor vroegpensioen DGA
10
Koster van Mil & Partners B.V. het pensioenadviesbureau van KOSTER verzekeringen b.v.
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen De inhoud van de nieuwe Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen is bij veel werkgevers nog steeds onbekend. In de eerste twee jaar ziekte heeft u als werkgever loondoorbetalingsverplichting waarna de medewerker na UWV-beoordeling in één van de volgende drie categorieën terecht komt: • volledig (80-100%) én duurzaam arbeidsongeschikt; • gedeeltelijk (35-80%) of volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt; • minder dan 35% arbeidsongeschikt. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikten krijgen een uitkering van 70% van het laatstverdiende loon (maximaal 70% van € 43.848,-). Overigens bestaat de kans dat deze Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 tot 75% wordt verhoogd, als de instroom van arbeidsongeschikten in 2006 minder bedraagt dan 25.000 personen. De WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) kent twee soorten uitkeringen: de loongerelateerde WGAuitkering als de werknemer in 26 van de 36 weken voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid heeft gewerkt, en de WGA loonaanvulling/vervolguitkering die afhankelijk is van de benutting van de resterende verdiencapaciteit. In het eerste geval hangt de WGA-uitkering samen met de leeftijd die uw medewerker heeft op de dag dat de uitkering ingaat (tot 2008) of de duur van het arbeidsverleden (vanaf 2008). Het recht op de WGA loonaanvulling/vervolguitkering geldt tot het 65ste jaar. De medewerker die over minder dan 50% van de resterende verdiencapaciteit beschikt heeft recht op 70% van het minimumloon, vermenigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage. Dat is per definitie onder bijstandsniveau en moet dus - afhankelijk van het gezinsinkomen - worden aangevuld tot bijstandsniveau. Een medewerker echter die wel voldoende werkt (50% of meer van de resterende verdiencapaciteit) krijgt een loonaanvulling van 70% van het verschil tussen het laatstverdiende loon en zijn resterende verdiencapaciteit.
Het WIA-gat Het is duidelijk dat na het WAO-gat kennelijk ook een veel groter WIA- of WGA-gat kan ontstaan. Als werkgever doet
2
u weliswaar alles om uw mensen aan het werk te houden, maar dat lukt niet altijd. En dan? In menige CAO wordt de schade die ontstaat door de nieuwe ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor medewerkers tot een minimum beperkt als hij/zij maar meewerkt aan reïntegratie. Een door de werkgever afgesloten WGA- aanvullingsverzekering waarborgt in sommige gevallen een inkomen van minimaal 70% van het laatstverdiende loon (maximaal SVloon) zonder afhankelijk te zijn van de mate van arbeidsongeschiktheid of het al dan niet benutten van die zogenaamde verdiencapaciteit. KOSTER verzekeringen en KMP bieden u deze verzekering tegen dit WGA-gat waarmee u uw medewerkers behoedt voor een forse inkomensachteruitgang. De premie is relatief laag. Bij het afsluiten krijgt u bovendien toegang tot het gratis online overzicht van polissen en facturen via het KOSTER Extranet.
... en de gevolgen voor het pensioen? Bestaande pensioenregelingen zullen aangepast worden. Het “oude” WAO-hiaat, dat in een pensioenregeling was geregeld, wordt als een losse WGA-hiaatverzekering aangeboden.
Tot slot Dat uw medewerkers er in inkomen flink op achteruit kunnen gaan als zij arbeidsongeschikt worden, is een ding wat zeker is. Hoeveel dat precies zal zijn is afhankelijk van de mate waarin uw medewerker nog aan het werk is. Heeft u zelf al eens uitgerekend wat het voor uw inkomen betekent, als u onverhoopt arbeidsongeschikt wordt? Test uzelf met de WIA-meter op www.koster.nl/wia.
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Service Level Agreement: fundament voor collectief pensioencontract Kort maar af: SLA. Als ondernemer, intermediair en verzekeringsmaatschappij hun handtekening zetten onder zo’n SLA moet je van goeden huize komen om niet aan de verplichtingen van deze driehoeksverhouding te voldoen. In de SLA wordt vastgelegd hoe onder andere de volgende onderwerpen moeten worden aangeleverd en verwerkt: de naw-gegevens van de deelnemers, BSN-nummers,
salarisontwikkelingen, mutaties in de huwelijkse staat, wijzigingen in de premiebetaling of pensioendatum en arbeidsongeschiktheids- of overlijdensclaims. Ook worden termijnen en serviceniveaus vastgelegd. Deze tri-partite overeenkomst onderstreept uw rechtspositie. Wilt u er meer over weten? Bel of mail. U krijgt per omgaande antwoord op al uw vragen!
Pensioen in andere lidstaat van de EU?
Pensioentoezeggingen aan uw medewerkers kunnen te zijner tijd ook worden ondergebracht bij een pensioeninstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie. Het toezicht hierop is dan in handen van de toezichthouder van het land waar die pensioeninstelling is gevestigd. De beleggingen van het pensioengeld moeten, net als in Nederland, voldoen aan de eisen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Het kabinet voldoet met de hiervoor verlangde wetswijziging aan de Europese richtlijn. Doel hiervan is een Europese markt voor bedrijfspensioenvoorzieningen.
3
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Nabestaanden ondernemers hebben soms het nakijken Weet u als ondernemer of ZZP-er hoeveel inkomen verloren gaat bij uw overlijden? Wat voor voorzieningen zijn getroffen om uw nabestaanden in de gelegenheid te stellen aan alle financiële verplichtingen te voldoen? De hypotheek bijvoorbeeld? De kosten van de uitvaart? Staat dat allemaal op papier en weten uw nabestaanden waar dat papier ligt? Veel ondernemers - Nederland telt er inmiddels zo’n 400.000 - hebben geen antwoord op deze voor de hand liggende vragen en maken er ook geen punt van. De fiscus doet dat trouwens evenmin. In de wetgeving is geen ruimte gemaakt voor de opbouw van een nabestaandenvoorziening. Opbouw van een nabestaandenpensioen is fiscaal nauwelijks mogelijk en ook niet aantrekkelijk. Dat maakt het des te belangrijker voor de ondernemer om het risico van vroegtijdig overlijden te regelen door een verstandige combinatie van een nabestaandendekking met een oudedagsvoorziening. Juist in die combinatie schuilen goede mogelijkheden die een overweging waard zijn. Informeer ernaar bij KMP. Kost niets, maar uw nabestaanden zijn er wellicht mee gediend!
Meewerkaftrek voor uw partner Onbetaald meewerken hoeft niet helemaal onbetaald te blijven. Na afloop van het boekjaar kunt u van uw winst een meewerkdeel aftrekken. Het af te trekken bedrag is afhankelijk van de hoogte van uw winst uit een of meer van uw ondernemingen verminderd met dat deel van de winst dat is behaald 1. met het (gedeeltelijk) staken van de onderneming, 2. als gevolg van een vergoeding voor onteigening of 3. door het overbrengen van (een deel van) uw onderneming naar het buitenland. Het aantal meegewerkte uren bepaalt de aftrek.
4
Aantal meegewerkte uren
Meewerkaftrek
1750 of meer 1225-1749 875-1224 525-874 minder dan 525
4% van de winst 3% van de winst 2% van de winst 1,25% van de winst geen meewerkaftrek
Recht op meewerkaftrek bestaat ook als u uw partner wel een arbeidsvergoeding betaalt, maar deze minder is dan € 5.000,-. Het bedrag van de meewerkaftrek is overigens geen inkomen. U of uw partner hoeft hierover dus geen belasting te betalen. U kunt natuurlijk overwegen uw partner meer te vergoeden dan € 5.000,- indien uw partner in een lager belastingtarief zit dan uzelf! Bij de meewerkaftrek past ook een waarschuwing. Bij het betalen van een arbeidsbeloning aan uw partner kan deze ook als werknemer worden aangemerkt waardoor premies moeten worden betaald. Dat kan leiden tot voordelen in de vorm van een eventuele uitkering maar ook tot meer kosten en minder loon. Dat moet u grondig tegen elkaar afwegen. En dan tenslotte nog de DGA. Als de echtgenoot c.q. echtgenote meewerkt kan geen meewerkaftrek worden geclaimd. Dat geldt alleen voor ondernemers waarvan de winst wordt belast via de Wet IB 2001.
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
De nieuwe Pensioenwet Waarom deze nieuwe wet? Omdat uw medewerker mondiger is geworden, in deeltijd werkt, meer informatie vraagt, geen blauwe ogen meer vertrouwt maar partij is in het pensioencontract tussen werkgever en pensioenuitvoerder. Deze medewerker bepaalt mede vorm en inhoud van dit contract. Want u kunt kiezen uit drie wettelijke vormen: de uitkeringsovereenkomst, de premieovereenkomst en de kapitaalovereenkomst. Uw nieuwe medewerker moet bij aanstelling informatie krijgen over de pensioenregeling in de vorm van de startbrief, waarin de pensioenregeling in duidelijke taal staat beschreven. Dat is al moeilijk genoeg en de startbrief is daarom ook vaak voorgedrukt door de verzekeraar. Toch bent u als werkgever verantwoordelijk voor de inhoud en kunt u zich niet beroepen op de autoriteit van de verzekeringsmaatschappij. Dat is al een reden op zich om vorm en inhoud in goed overleg met KMP te redigeren. Die informatieplicht is voorwaarde. Het gaat hierbij niet alleen om de startbrief, maar ook over de jaarlijkse opgave, het einde van een deelnemerschap e.d.. Die informatieverplichting is trouwens tot in detail uitgewerkt. De leeftijdsgrens voor opname in uw pensioenfonds wordt waarschijnlijk 21 jaar. Een wachttijd blijft mogelijk maar geldt voortaan voor alle leeftijden. Jeugdigen verdienen over het algemeen niet veel meer of zelfs minder dan de in de pensioenregeling gehanteerde AOW-franchise. Het verloop in deze leeftijdscategorie is groot, dus het aantal premievrije pensioenaanspraken neemt toe. De uitvoerder kan die aanspraken twee jaar na beëindiging van het dienstverband afkopen bij minder dan € 400,- pensioen per jaar.
verandering van baan hebben hun betekenis verloren. Voor bestaande C-polissen maakt de PSW onderscheid tussen gepensioneerden en gewezen deelnemers en gevallen waarbij het pensioen nog in opbouw is. In het laatste geval zal de polis waarschijnlijk worden omgezet in een B-polis. Hoe? Dat is nog onduidelijk.
. . . en de nieuwe Pensioenwet voor de DGA De nieuwe pensioenwet is niet van toepassing op de DGA. Door zijn macht als aandeelhouder en zijn zicht op de financiële situatie van zijn onderneming heeft hij geen bescherming van de pensioenwet nodig. De DGA blijft echter wel onder de werkingssfeer van de Wet VPS vallen. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding zal in de naaste toekomst wellicht ook een regeling mogelijk maken voor een nabestaandenpensioen van ex-partners van de DGA.
De Wet VPS Kern van de Wet VPS is dat gehuwden bij echtscheiding of partners bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap allebei recht hebben op de helft van het opgebouwde pensioen. Daarbij maakt het geen verschil of het echtpaar op huwelijkse voorwaarden of in gemeenschap van goederen is getrouwd. Kortom, de Wet VPS moet op grond van fiscale ongelijkheid, onduidelijkheden en inconsequenties worden aangepast om een zogenaamd praktische en eigentijdse verdeling van pensioenrechten bij scheiding mogelijk te maken. De Wet VPS gaat uit van pensioenen in de werkgevers-werknemerssfeer, terwijl pensioen ook op andere manieren is op te bouwen. En dat kan nadelig zijn voor de niet-kostwinnende ex-partner.
En de befaamde C-polis, afgesloten door de medewerker zelf? Die vervalt want afkoopbaarheid en flexibiliteit bij
5
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Middelen en uitsmeren van inkomsten voorkomen nadeel progressief tarief Het nadeel van progressieve tarieven bij de inkomstenbelasting is dat de belastingdruk bij hoge inkomsten in een bepaald jaar, hoger ligt dan wanneer de inkomsten gelijk over de jaren zijn verdeeld. Mensen met een eigen zaak of mensen die voor een deel van hun salaris afhankelijk zijn van de behaalde resultaten kunnen hier last van hebben. De inspecteur onderkent het nadeel van progressieve tarieven en daarom is in de Wet IB 2001 de mogelijkheid tot middeling opgenomen. Op verzoek van de belastingplichtige wordt dan het inkomen in box 1 over drie aaneengesloten jaren gemiddeld. Na vergelijking van de belasting vóór of na middeling volgt teruggave als het verschil meer bedraagt dan € 545,-. Let op: een kalenderjaar kan maar éénmaal in de middeling worden opgenomen. Logisch toch? In het jaar waarin u 65 wordt, wordt de middeling berekend alsof u alle jaren jonger dan 65 bent. Een verzoek om te middelen kan pas worden gedaan als de cijfers over het laatste jaar definitief zijn geworden. Dat moet binnen 36 maanden na de definitieve aanslagen over de betreffende jaren gebeuren. Uitsmeren wil de belastingdruk over sterke wisselingen in de hoogte van belastbare inkomen matigen. Dit uitsmeren van inkomen geldt voor: • nabetaalde pensioenen en andere inkomsten die worden aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking; • nabetaalde inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking (maar geen salarisverhogingen met terugwerkende kracht); • nabetaalde (jaarlijkse) periodieke uitkeringen, bijvoorbeeld rijksbijdragen eigen woningbezit. Deze nabetalingen vonden plaats in de vorm van aanlooptermijnen en hebben betrekking op een periode van ten-
6
minste zes aaneengesloten maanden in één of meer kalenderjaren die vooraf gingen aan het jaar waarin de nabetaling werd ontvangen.
Het verschil tussen middelen en uitsmeren is niet groot. Middelen gebeurt bij sterk wisselende inkomsten in het heden, uitsmeren betreft sterk wisselende inkomsten of nabetalingen in een voorafgaande periode. Deze nabetaalde inkomsten worden belast naar het gemiddelde percentage inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen tot ten hoogste het belastbaar inkomen uit werk en woning van dat jaar. Het belastingvoordeel is het verschil tussen de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekering en het reguliere heffingspercentage, verminderd met een drempel van € 545,-.
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
‘Gouden handdruk’ kwalitatief en kwantitatief getoetst Vanaf 1 januari 2006 kan een ontslagvergoeding c.q. gouden handdruk worden gevolgd door een fiscale eindheffing als blijkt, dat deze handdruk in werkelijkheid bedoeld is als vergoeding voor vervroegde uittreding (RVU). Het is best mogelijk dat dit niet zo is, dat leeftijd geen criterium is en dat het ontslag moet worden toegeschreven aan een reorganisatie, een individueel ontslag op grond van niet goed functioneren of onenigheid tussen werkgever en werknemer. Dat blijkt dan op grond van een kwalitatieve toets die in de meeste gevallen volstaat om de fiscus te overtuigen. Is dat echter onvoldoende, dan volgt een kwantitatieve toets aan de hand van de omvang van de ontslagvergoeding in relatie tot de leeftijd. Deze tweede toets telt twee onderdelen; de 55-jaar-toets en de 70%-toets. Die 55-jaar toets vergt een actuariële berekening. De uitkering mag namelijk niet méér bedragen dan 100% van het laatstverdiende loon. Is het een uitkering ineens, dan baseert men de berekening op de volgende uitgangspunten: • de ingangsdatum is gelijk aan de datum van ontslag; • de einddatum is gelijk aan de dag voordat de (ex)werknemer de 55-jarige leeftijd bereikt; • de berekening moet netto actuarieel plaatsvinden
op basis van een recente overlevingstafel met leeftijdcorrecties: -5 voor een man en -6 voor een vrouw; • nominale gelijkblijvende uitkeringen op basis van een rekenrente van 3%. Als de jaarlijkse uitkering de grens van 100% niet overstijgt is er geen sprake van een RVU en mag vervolgens een loonstamrecht worden aangekocht. Maar als e.e.a. niet overtuigt kan nog de 70% toets worden gebruikt. Dat is ingewikkeld. De jaarlijkse uitkering mag niet meer bedragen dan 70% van het laatstgenoten loon waarbij rekening moet worden gehouden met andere uitkeringen uit dezelfde dienstbetrekking: WW, ZW, WAO of WIA, VUT en uiteraard levensloop. Hier gelden overigens dezelfde uitgangspunten als bij de 55-jaar toets doch de einddatum is de dag die 24 maanden voorafgaat aan de AOWdatum of de dag die 24 maanden vooraf gaat aan de pensioendatum. Blijft het onduidelijk? Bieden kwalitatieve noch kwantitatieve toets uitsluitsel? Leg de situatie dan voor aan een bevoegde inspecteur. En mocht deze de ontslagvergoeding als RVU beoordelen, dan ligt de bewijslast bij hem!
Nieuw verzekeringsrecht regelt rechten en plichten van u en van de verzekeringsmaatschappij Het gaat hier vooral om extra bescherming van de verzekeringnemer en/of uitkeringsgerechtigde. Voorbeeld: als een verzekeraar de polis tussentijds kan opzeggen, mag de verzekeringnemer dat ook. Dat gaat natuurlijk niet op bij fraude of bij een schadeclaim of premieachterstand. Bij schadeverzekeringen is er geen dekking als de premie ook na een aanmaning - niet wordt betaald. Deze aanmaning moet na de vervaldag zijn verzonden en dient een termijn van 14 dagen te bevatten voor het alsnog betalen van de premie. Bij levensverzekeringen kan de verzekeraar volstaan
met een waarschuwing en een betaaltermijn van één maand. Voorheen was een verzekering bij verzwijging geldig of nietig op basis van het alles of niets principe. In het nieuwe verzekeringsrecht is de verzekering niet nietig, maar hooguit opzegbaar. Het recht op uitkering kan geheel of gedeeltelijk vervallen. De verzwijgingsregeling bevat nog meer bepalingen die speciaal op de levensverzekering zijn afgestemd. Bij een verzekering met afkoopwaarde heeft de verzekeringnemer in ieder geval recht op de afkoopwaarde.
7
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Maatschap, vof, cv: van oud naar nieuw Het oude onderscheid tussen enerzijds de vennootschap onder firma (vof) en de commanditaire vennootschap (cv) en anderzijds de maatschap zal in de nieuwe Wet Personenvennootschappen worden opgeheven. Dat verschil tussen het uitoefenen van een bedrijf en het uitoefenen van een beroep is achterhaald en beide worden dus vervangen door één rechtsvorm: de openbare vennootschap. Heeft die vennootschap naast tenminste één gewone vennoot, één of meerdere commanditaire vennoten, dan is er sprake van een commanditaire vennootschap. Bij elke vennootschap is het voor derden duidelijk wie onder de gezamenlijke naam naar buiten treden. Officieel heet dat een vennootschap tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf dan wel tot het verrichten van beroeps- of bedrijfshandelingen die op een voor derden duidelijk kenbare wijze naar buiten optreedt onder een door haar als zodanig gevoerde naam. Zoniet dan is er sprake van een maatschap die geen rechtspersoonlijkheid heeft. De rechtspersoonlijkheid is overeengekomen in een notariële akte en opgenomen in het handelsregister. Achter de naam staat dan ovr (openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid) of cvr (commanditaire vennootschap met rechtspersoonlijkheid). Iedere vennoot is besturend vennoot tenzij anders is bepaald. De vennoten zijn hoofdelijk verbonden voor verbintenissen van de vennootschap. Dat is vergeleken met vroeger een uitbreiding van de aansprakelijkheid. Beroepsfouten van een vennoot leiden overigens niet tot hoofdelijke aansprakelijkheid van de overige vennoten. De commanditaire vennoten zijn niet verbonden voor de verbintenissen van de vennootschap. Als ze niet uitsluitend arbeid inbrengen zijn ze uitgesloten van de bevoegdheid voor rekening van de vennootschap rechtshandelingen te verrichten. Ze delen in het verlies van de vennootschap niet verder dan het bedrag van zijn/haar inbreng. Als de commanditaire vennoot in naam van de vennootschap optreedt of wanneer hij intern een beslissende invloed uitoefent op het handelen van de besturende vennoten, dan wordt hij tegenover derden hoofdelijk verbonden voor de ten tijde van deze handelingen ontstane verbintenissen.
Ontbinding en voortzetting De nieuwe wet maakt onderscheid tussen een algehele ontbinding en een partiële ontbinding. Van algehele ontbinding is sprake: • als dit uit de vennootschapsovereenkomst volgt; • door opzegging van een vennoot, tenzij de overeenkomst
8
anders bepaalt; • als er tengevolge van het uittreden van een vennoot niet tenminste twee vennoten overblijven; • wanneer de rechter dit bepaalt. De vennootschap met rechtspersoonlijkheid wordt daarnaast geheel ontbonden als wegens de toestand van de boedel het faillissement wordt opgeheven, door de beschikking tot vereenvoudigde afwikkeling van het faillissement en door insolventie. Partiële ontbinding geldt slechts voor de vennoten die uittreden. Deze ontbinding volgt: • als de vennoten dit overeenkomen; • wanneer de betrokken vennoot onbekwaam wordt, failleert of overlijdt; • als de vennoot rechtspersoon is en hij ophoudt te bestaan (ontbinding, fusie of splitsing); • vanaf een in de vennootschapsovereenkomst aangeduid tijdstip; • door opzegging door een vennoot aan de andere vennoten als dit in de overeenkomst is afgesproken (uittreding); • door opzegging aan een vennoot door een of meer andere vennoten mits de overeenkomst dit bepaalt; • door een rechterlijke uitspraak. Een uittredende vennoot verliest zijn aandeel in de goederen van de vennootschap. Hij heeft recht op een financiële vergoeding ter grootte van de waarde van zijn aandeel in het vermogen van de vennootschap.
Opvolging? Opvolging is een vorm van uittreding of partiële ontbinding onder gelijktijdige toetreding van de nieuwe vennoot. In de overeenkomst van de vennootschap kan worden bedongen dat in geval van overlijden de vennootschap voortduurt met de erfgenamen, tenzij deze erfgenamen het in de overeenkomst opgenomen beding afwijzen.
Fiscaliteit De vennootschap is fiscaal transparant voor de inkomstenen vennootschapsbelasting. Rechtspersoonlijkheid speelt voorts een rol bij de heffing van overdrachtsbelasting. De vennootschap zal als verkrijger worden aangemerkt.
Ingangsdatum De wetgever wilde de nieuwe wet op 1 januari 2006 in laten gaan maar het is nog steeds onderwerp van gesprek in de Eerste Kamer.
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Pensioenoverzichten in 2007 uniform overzichten ook beter vergelijkbaar en weten de pensioengerechtigden precies waar ze op kunnen rekenen. En dat is meer dan een kaal bruto bedrag per jaar of maand of een duister verhaal over de pensioengrondslag en franchise. De klant ziet o.a. waarop zijn of haar pensioen is gebaseerd, welk pensioen bereikbaar is, hoe dat is opgebouwd, welke uitkering volgt na overlijden voor of na de pensioendatum en wat er gebeurt bij eventuele arbeidsongeschiktheid. Kortom, transparantie in alle opzichten.
KMP en KOSTER verzekeringen b.v. maken zich al jaren sterk voor duidelijke informatie over pensioenrechten. Dat lijkt vanzelfsprekend en de klanten van de meeste pensioenfondsen krijgen dan ook jaarlijks een pensioenoverzicht maar duidelijkheid is er niet. Nog niet, maar vanaf 1 januari 2007 zullen de leden van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, Het Verbond van Verzekeraars en de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen het Uniform Pensioenoverzicht invoeren. Daarmee zijn die
voorbeeld uniform pensioenoverzicht
Werkgever krijgt eindheffing spaarloon alsnog terug Vanaf 1 januari van dit jaar is er naast de spaarloonregeling ook de levensloopregeling. Uw medewerker kan tot 1 juli a.s. aangeven van welke regeling hij gebruik wil maken. Best mogelijk dat hij/zij besluit om het bedrag dat dit jaar als spaarloon is geboekt vóór die datum terug te laten stor-
ten en alsnog deel te nemen aan de levensloopregeling. U heeft echter over dat spaarloon 25 procent eindheffing afgedragen. Krijgt u dat terug? Jazeker, de staatssecretaris keurt het goed dat u deze eindheffing van de loonbelasting aftrekt die u in 2006 aan de belastingdienst moet afdragen.
9
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Nieuwe mogelijkheden voor vroegpensioen DGA De invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en levensloopregeling (Wet VPL) wil het eerder stoppen met werken afremmen. Dat geldt ook voor de DGA die meestal een vervroegde pensioenregeling op 60- tot 62-jarige leeftijd voor ogen stond. Dat was mogelijk dankzij een tijdelijk oudedagspensioen (TOP) als vast deel van de doorsnee DGA-pensioenregeling. Die TOP compenseerde bij VUT de nog niet uitbetaalde AOW en de premie
maar dan moet u wel rekenen op een actuariële korting op uw pensioen. En toch ... Met dat ‘toch’ kunt u zich het beste vervoegen bij KMP. Want als uw pensioenregeling per 1 januari 2007 niet is aangepast aan de Wet VPL volgt conform de fiscale pensioenregeling (artikel 19b van de Wet op de loonbelasting 1964) een belastingheffing over de economische waarde van uw pensioenaanspraak.
volksverzekeringen. Zodoende kon de DGA evenwicht brengen in het pensioen voor en na het 65ste levensjaar. Kon, verleden tijd, want door de Wet VPL komt hieraan een fiscaal einde voor DGA’s die op 31 december 2004 nog geen 55 jaar waren. De DGA die ouder is treft het, want voor hem of haar blijft de vertrouwde regeling overeind. Het begon ooit met de Witteveen-wetgeving waarbij het jaarlijkse opbouwpercentage voor een levenslang oudedagspensioen werd verlaagd van 2,33 naar 2% en de AOW-franchise werd verhoogd, soms haast verdubbeld. De DGA kon toentertijd kiezen uit twee pensioenregelingen: in eigen beheer of via een professionele verzekeraar. Het voordeel van die tweede optie zit in de minimum franchise (€ 11.566 in 2006), een aantrekkelijker nabestaandenregeling en het gebruik van bezwaaren beroepsmogelijkheden (via de z.g. glijclausule). Een verzekeraar biedt kortom meer fiscale ruimte en mogelijkheden.
Wat te doen? Er zijn verschillende mogelijkheden maar KMP geeft u in overweging: • de pensioenleeftijd op 65 vast te stellen; • uw TOP premievrij maken en omzetten in een levenslang oudedagspensioen vanaf uw 65-ste; • uw vrijgevallen pensioenbudget te gebruiken om uw pensioenregeling zo te optimaliseren dat vervroegde pensionering mogelijk is; • toezegging van een zogenaamd 40-deelnemingsjarenpensioen, een levenslang oudedagspensioen dat kan worden benut als een op 65 jaar gericht levenslang oudedagspensioen wordt vervroegd naar 63 jaar; • gebruik te maken van de levensloopregeling waardoor u jaarlijks 12% van uw brutoloon mag gebruiken voor de opbouw van een levenslooptegoed; • in het kader van deze levensloopregeling kunt u 210% van uw brutojaarloon sparen, een tegoed dat eveneens voor vervroegde pensionering in aanmerking komt.
Terug naar de jeugdiger DGA. De overheid heeft graag dat u doorwerkt tot uw 65-ste. Eerder stoppen is niet verboden
10
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
De Wet Financiële Dienstverlening (Wfd) stelt eisen U heeft er uiteraard al van gehoord of gelezen: financiële dienstverleners moeten hun deskundigheid kunnen aantonen met diploma’s en permanente educatie en een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Die wet was hard nodig door de toegenomen complexiteit van financiële producten, de vervaging tussen financiële sectoren en het grotendeels ontbreken van regelgeving. Bovendien stelde ook Brussel eisen. De Wfd legt de verantwoordelijkheid van dienstverleners vast en stelt regels om de consument te beschermen. Over welke diensten praten we? Daaronder vallen volgens de Wfd het aanbieden, adviseren, bemiddelen, herverzekeren en de gevolmachtigde agent. Financiële producten zijn o.a. betaalrekeningen, spaarrekeningen, kredieten, levensverzekeringen en verzekeringen die op basis van premies leiden tot een uitkering. De Wfd onderscheidt ook complexe financiële producten: combinaties van de hiervoor genoemde producten of bijvoorbeeld combinaties van levensverzekeringen en hypothecair krediet. Wat zijn nu kwaliteitskenmerken waaraan onder andere KOSTER verzekeringen en KMP moeten voldoen? Dat zijn achtereenvolgens betrouwbaarheid, deskundigheid, bedrijfsvoering en interne controle. Wij moeten ervoor zorgen dat de betrouwbaarheid van onze medewerkers en hun deskundigheid buiten twijfel staat. Dat betekent ook zorgplicht waarbij u kunt denken aan: • eisen aan het adviestraject; • de klachtenprocedure; • de uitvoering van werkzaamheden conform de eisen van de Wfd; • transparantie over de dienstverlening (lees: de communicatie); • verbod tot overkreditering.
De pensioenadviseurs van KMP staan ingeschreven bij Het Registerpensioenadviseur. Het RPA garandeert de cliënt deskundigheid en betrouwbaarheid van de bij hen ingeschreven adviseurs door middel van strenge toelatingseisen en een continue controle van vakkennis.
Het ministerie van Financiën werkt aan een grote herziening van de wetgeving die het toezicht op financiële instellingen regelt, waarbij acht wetten worden vervangen door één nieuwe wet, de Wet op het financieel toezicht (Wft). Dit project heet de ‘Hervorming van de financiële toezichtwetgeving’. De Wft treedt op 1 januari 2007 in werking.
11
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Wanbetalers premies Zorgwet worden aan de kaak gesteld Minister Hoogervorst wil wanbetalers in het nieuwe zorgstelsel geen kans geven. Verzekeraars moeten elkaar daarom waarschuwen voor wanbetalers, bijvoorbeeld als de klant overstapt. Voor bijstandsgerechtigden komt er een centrale registratie waardoor zij elektronisch tegen de lamp kunnen lopen en gemeenten kunnen ingrijpen. Zij kunnen de mensen helpen met het oplossen van financiële problemen door het leren beheren van hun budget. “Welk budget?”, vragen die gemeenten zich af. Bestandenkoppeling dient ook het opsporen van onverzekerden. Dat kan weliswaar maar dan moet er wel een soepeler regeling komen voor het uitwisselen van privacygevoelige info. De hiervoor noodzakelijke wetswijziging is nu in voorbereiding.
Wat wordt het? Spaarloon? Levensloopregeling? Het is het een of het ander. Die keuze mogen uw medewerkers overigens jaarlijks maken. Moeilijk is het wel want beide regelingen zijn nauwelijks te vergelijken, met name m.b.t. de fiscaliteit.
voor bijsparen in pensioen maakt eveneens verschil. Die verschillen blijken in de praktijk toch een grote rol te spelen of mensen kopschuw en onzeker te maken. De deelname aan de levensloopregeling is voorlopig minder dan 10%.
Fiscaal geldt bij levensloop de omkeerregel. De inleg vermindert het brutoloon (besparing loonbelasting en premies volksverzekeringen) en de uitkering is belast maar loonbelasting en premies volksverzekeringen zijn uitgesteld. Bij spaarloon is de inleg onbelast, het tegoed is tot maximaal € 17.025,- vrijgesteld van de heffing in box 3 en het tegoed kan na de blokkeringstermijn vrij van heffing worden opgenomen.
De Tweede Kamer heeft besloten, dat medewerkers die al deelnemen aan een spaarloonregeling, tot halverwege dit jaar alsnog kunnen kiezen voor deelname aan de levensloopregeling.
Bij de levensloopregeling mag jaarlijks 12% van uw bruto inkomen ingelegd worden tot een maximum van 210%, bij spaarloon spaart uw medewerker per jaar maximaal € 613,-. De verschillen blijven niet beperkt tot deze algemene fiscale aspecten. De aanwending voor pensioen, voor lijfrente of
12
Nogmaals en kort door de bocht: spaarloon levert geld op, levensloop tijd. Spaarloon stimuleert het sparen, levensloop maakt combinatie van werktijd, zorg en vrije tijd wat makkelijker en kan bovendien gebruikt worden als aanvulling op het pensioen.
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Wat is het verschil tussen levensloop en spaarloon? Levensloop
Spaarloon
Doel
Sparen voor verlof, om eerder te stoppen met werken of als aanvulling op het ouderdomspensioen.
Stimuleren van het sparen.
Deelname
Recht op deelname vloeit voor iedere medewerker voort uit de Wet voor arbeid en zorg. Deelname brengt niet mee dat er recht op verlof bestaat; behalve bij wettelijke verlofvormen.
Deelname aan spaarloon moet zijn geregeld in het arbeidscontract of de CAO. Deelname moet openstaan voor ten minste 75% van het personeel.
Regeling
De regeling wordt schriftelijk vastgelegd.
De regeling wordt schriftelijk vastgelegd.
Inleg
In beginsel mag maximaal 12% van het bruto jaarsalaris worden gespaard, mits het tegoed niet uitkomt boven 210% van het bruto jaarsalaris. Na opname kan het tegoed weer door inleg worden aangevuld.
De hoogte van het spaarloonbedrag is gemaximeerd tot € 613,- per jaar.
Rekening of verzekering
De inleg wordt gestort op een geblokkeerde rekening of verzekering van de medewerker.
De inleg wordt gestort op een geblokkeerde rekening van de medewerker.
Uitvoerder
De rekening wordt aangehouden bij een bank of dochter van een pensioenfonds. De verzekering wordt gesloten bij een verzekeraar.
De rekening wordt aangehouden bij de werkgever of een bank.
Besteding
Het levenslooptegoed moet worden besteed voor (onbetaald) verlof, zoals vakantie, studieverlof, zorgverlof en “eerder stoppen met werken”. Het kan ook worden gebruikt als aanvulling op het pensioen.
Na een blokkeringstermijn van minimaal 4 jaar kan vrij over het tegoed beschikt worden. Tijdens de blokkeringstermijn kan het tegoed wel worden gebruikt voor bijvoorbeeld de aankoop van een eigen woning en het betalen van premies voor lijfrente of levensverzekering.
Fiscale behandeling
a) De inleg vermindert het bruto loon (besparing loonbelasting en premies volksverzekeringen). Over de inleg worden wel premies werknemers-verzekeringen geheven. Voor elk jaar dat wordt ingelegd ontstaat aanspraak op een belastingkorting van € 185,-. Deze korting komt in mindering op de belasting die bij opname moet worden betaald.
a) De inleg vermindert het bruto loon (besparing loonbelasting en premiers volks- en werknemersverzekeringen).
b) Het tegoed is geheel vrij van box 3-heffing.
b) Het tegoed is tot maximaal € 17.025,- vrijgesteld van de heffing in box 3.
c) Een opname wordt via de werkgever uitbetaald. De werkgever houdt over de opname loonbelasting en premies volksverkeringen in. Er worden geen premies werknemersverzekeringen ingehouden. Het netto bedrag wordt uitgekeerd aan de werknemer.
c) Het tegoed kan na de blokkeringstermijn vrij van heffing worden opgenomen.
13
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Een toverstafje? Magie in het overnamegeweld Door Mw. Mr. I.K. Koutstaal RBA, directeur van Raadgevend Financieel Bureau Momenteel staan de kranten bol van bedrijfsovernames. De grote investeerders lijken wel met een race om het wereldrecord bezig. Het kan gewoon niet op. De miljarden vliegen je om de oren. En vaak gaat het er niet al te vriendelijk aan toe. Het doet me regelmatig denken aan de beroemde uitspraak van Rockefeller I: “Of ik neem je over, of ik maak je kapot”. Na een bezoekje van een overnameberoemdheid lijkt het bestuur van het doelwit aangeslagen, zo niet groggy. Als toeschouwers zitten wij met prangende vragen: hoe komen die kerels aan zoveel geld? Hoe verdien je die astronomische bedragen ooit weer terug? Wat kunnen zij wat een ander kennelijk niet kan? Hebben zij een toverstafje of zoiets dat alles wat zij aanraken in goud verandert? In deze column zal ik proberen een tipje van de sluier op te lichten. Waar halen ze al dat geld vandaan? Om te beginnen hebben ze enorme bedragen opgehaald bij pensioenfondsen en andere grote professionele beleggers. Bij de huidige lage rente is er op de beurs met obligaties geen droog brood te verdienen. Men zoekt dus naar alternatieven die meer rendement opleveren. Hedge-funds en private equity-huizen hebben hier handig op ingespeeld. Zij willen echter niet het gehele risico dragen. Het wordt pas leuk als de banken en jan-publiek er grote leningen in stoppen. Want: alles wat het doelwit meer verdient dan de rente, gaat naar naar de aandeelhouders. Vele varkens maken ook hier de spoeling dun. Als je het aantal aandeelhouders en het aandelenkapitaal beperkt houdt, krijg je zelf een groter deel van de buit. Hier komen de banken in beeld. Voor hun snijdt het mes aan meerdere kanten. Naast het optuigen van syndicaten voor de leningen doen zij het advieswerk rond de overname, verzorgen de papierwinkel, herfinancieren de bedrijfsactiviteiten, enzovoorts enzovoorts. En aan iedere dienst hangt een prijskaartje. Kassa! Doelwit-ondernemingen zijn vaak volwassen ondernemingen die in volwassen markten opereren. Zij groeien al jaren nau-
14
welijks meer. Het stabiele, vaak hoge, dividendrendement moet het gebrek aan groei goedmaken. Beleggers echter houden niet van aandelen in ondernemingen waar geen groei inzit. De koers van het aandeel op de beurs doet vaak al jaren niet veel. De belegger gaat liever voor de vogels in de lucht. Als zich dan een partij meldt die een leuke overnamepremie wil betalen, is het pleit snel beslecht. Het avontuur begint met een zorgvuldige keuze van het doelwit. Zogenaamde “oude vetzakken” gooien hoge ogen. Deze ondernemingen zijn vaak tientallen jaren oud. In de loop der tijd hebben zij omvangrijke stille reserves opgebouwd. Vaak vind je op de balans een groot bedrag aan liquiditeiten. De zichtbare vrije reserves zijn zo omvangrijk dat het uitkeren van een superdividend geen probleem hoeft te zijn. Verder is het een pré als er spullen aanwezig zijn waarvoor iemand bereid is veel geld te betalen. Winstkansen dus om je vingers bij af te likken. De aanwezige liquiditeiten en de winst op de verkoop van diverse spullen laat je als superdividend aan jezelf uitkeren. Daarmee los je dan een deel van de overname-leningen af. Goed, het doelwit is gekozen. Nu nog de hoogte van het bod. Daarvoor zijn verschillende rekenmodellen in gebruik. De kern van de zaak is, dat de geldmiddelen die de exploitatie van de onderneming jaarlijks oplevert, voldoende moeten zijn om alle lopende verplichtingen na te komen. Daar bovenop moet er voldoende binnenkomen voor “leuke dingen” zoals het uitkeren van dividend, voortzetting van de normale investeringsprogramma's en groei. Het draait om dat meerdere: de “free cashflow” ofwel - we spreken hier tenslotte Nederlands - de “vrije kasstroom”. De waarde die aan het doelwit wordt toegekend is dan gelijk aan een aantal malen het bedrag van de vrije kasstroom. Oef. Dezelfde vrije kasstroom is het beginpunt voor het optuigen van de overnamefinanciering. Hoeksteen is, dat de overname
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
het winstvermogen wel tijdelijk mag aantasten, maar niet serieus in gevaar brengen. Aan het eind van de rekensessies rolt er een plaatje uit waarbij het volgens Bartjens allemaal moet kunnen. Niet dan? Nee. Er zit een snekje (zeg maar: snek) in het verhaal dat het overnamegebouw op drijfzand fundeert. Het draait om afschrijvingen - aflossingen. Excuus aan de lezer als het verhaal nu wat technisch wordt. Volgens de financieringsleer staat er tegenover de kostenpost “afschrijvingen” geen uitgaande geldstroom. Je vult daarmee intern een potje waaruit je te zijner tijd de vervanging van het afgeschreven bedrijfsmiddel kunt betalen. Er komt dus wel geld binnen, maar het hoeft er pas uit als je op een jou passend tijdstip gaat vervangen. In de tussentijd kun je het geld gebruiken voor wat anders. In vaktaal: afschrijvingen behoren tot de inkomende kasstroom, investeringen zijn een discretionaire uitgave uit de vrije kasstroom. Hoe ga je nu om met de aflossingen op leningen? De financieringsleer heeft uitgemaakt dat aflossen op leningen niet behoort tot de lopende vaste verplichtingen, maar ter discretie staat aan de leningnemer. Daarop valt in de praktijk wel wat af te dingen. Banken en obligatiehouders zien je aankomen als je op de vervaldatum komt vertellen dat betaling niet schikt omdat je met dat geld wat anders wilt doen. De vervaldata staan contractueel vast.
Daar is niets discretionairs aan...... Bij de bepaling van de hoogte van het bod en het optuigen van de financiering echter, zijn die aflossingen niet als een vaste, lopende verplichting meegenomen. Hoewel theoretisch juist berekend, zal in de praktijk blijken dat de vrij beschikbare kasstroom een stuk lager uitvalt...... en dat voor de overname te veel betaald is....... De laatste tijd zie je dan ook, dat S & P meteen na de transactie zijn creditrating voor overnameprooien naar beneden bijstelt. Kortom, er is geen sprake van een toverstafje, maar van een gebrek in de rekenmodellen waardoor de “snelle jongens van het grote geld” zich rijk rekenen. Hoe moet je hier als belegger mee omgaan? Mijns inziens moet je erop verdacht zijn dat er bij debiteuren die voorwerp zijn geweest van een overname, sprake kan zijn van een verhoogde kans op betalingsproblemen of insolventie. Als je “notes” hebt gekocht waartegenover een portefeuille bedrijfsobligaties staat, raad ik aan het prospectus (alsnog) van internet te plukken en na te lezen op overnamesituaties. In dat geval kan er sprake zijn van een verhoogd risico op “credit events” met afschrijving van het verlies op de nominale waarde in zijn kielzog. De portefeuille is in het prospectus gepubliceerd. Slaat na lezing de schrik je om het hart, probeer je notes dan te verkopen. Goed voor je nachtrust.
15
Pensioen Perspectief mei / juni 2006
Het KOSTER Extranet is er voor u! Wist u dat u op www.koster.nl uw persoonlijke polisaccount kunt activeren? Via het KOSTER Extranet kunt u • uw (bedrijfs)polisgegevens inzien; • uw persoonlijk profiel aanpassen; • uw factuurgeschiedenis raadplegen; • facturen inzien; • online de verzekeringspremies betalen; • antwoord vinden op de meest gestelde vragen; • collectieve regelingen van het bedrijf nalezen en • deelnemers aan collectieve regelingen inzien.
Zo kunt u gemakkelijk vanuit huis of kantoor uw verzekeringszaken regelen. Aanmelden voor deze extra service is eenvoudig: ga naar www.koster.nl/extranet en vraag vervolgens uw activeringscode aan. Op het moment dat u uw activeringscode heeft ontvangen, wijst een duidelijk menu u verder de weg. Tot ziens op het KOSTER Extranet! Ook uw medewerkers kunnen toegang krijgen tot hun eigen polissen. U kunt uw medewerkers hierover informeren door te verwijzen naar www.koster.nl.
E-mail steeds belangrijker Steeds vaker informeren we onze relaties over belangrijke verzekerings- en pensioenzaken via de e-mail. Het I-news voor bedrijven en particulieren is daar een goed voorbeeld van, maar ook nieuwsberichten over een bepaald onderwerp, zoals onlangs over de zorgverzekering, gaat via de digitale snelweg. Om u snel te kunnen informeren over uw collectieve regelingen vragen we u uw e-maildres aan ons door te geven. Stuur een e-mail naar
[email protected] of vul de servicekaart bij dit KMP PP in.
16
Colofon Dit is een uitgave van de Stichting Koster Service Schrift. Teksten kunt u zonder toestemming overnemen. Wij vragen u wel uw bron te vermelden. Tevens vinden we het plezierig uw publicatie te mogen ontvangen. Koster van Mil & Partners B.V. is het pensioenadviesbureau van KOSTER verzekeringen b.v. Postbus 331 - 2400 AH Gebouw RIJNSTAETE - Prins Bernhardlaan 10 - 2405 VT ALPHEN AAN DEN RIJN - NL Telefoon +31 (0)172 424244 - Fax +31 (0)172 424035 E-mail
[email protected] - Internet-site WWW.KOSTER.NL