De Nederlandse Roze Wolk Onderzoek naar het verband tussen attitude en opvatting over twee moedergezinnen
Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Sacha Albinus Begeleiding: dr. H.M.W. Bos Amsterdam, juli 2009
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Abstract This master thesis contains two separate studies. The first study was a qualitative research. Fifteen people (participants) that are involved with lesbian and gay parenting in the Netherlands were interviewed. The aim of the study was to make a start in the identification of possible needs regarding lesbian and gay parents. Moreover, the study looked at how lesbian and gay parents think of the (negative) responses they receive from the society about their families and if they think it’s necessary to prepare their children for these (negative) responses. Among the participants in this study were: lesbian and gay parents, one child from a lesbian family, experts dealing with the lesbian and gay parents and a teacher of a child from a gay family. The study was carried out by interviewing the actors with standard questions surrounding four topics. Their conclusion was that they perceived that lesbian and gay parents have to deal with stigmatization from their environment because they are lesbian and gay parents. In contrast children only minimally have to deal with stigma. Both parents and children want to share their experiences and feelings with other lesbian and gay families. Also, parenting institutions should be informed about lesbian and gay parenthood. And furthermore there is a great need for gathering expertise on the lesbian and gay parenting in the parenting institutions. The second study was a quantitative research. That focused on the beliefs of heterosexual parents in the Netherlands regarding lesbian families and if these beliefs (attitudes) differ from men and women from the USA. Moreover, it examined if there is a connection between these beliefs and social demographic factors (gender, age, ethnicity and education), beliefs about the hierarchical division of roles between men and women, views on the importance of family relationships, conservative attitudes towards the significance of the family, views on homosexuality and knowing lesbian families. Data were collected by means questionnaires completed by 147 men and women with children in the age of 4-12 year. Results showed that there were no significant differences between the beliefs on lesbian families from the Dutch men and women in this study. However, there were significant differences between Dutch men and women compared with American men and women. Dutch men perceived lesbian parents more skillful than their American counterparts. Also they blamed the behavior of the child more on the child’s personality and age. Contrary to the American men they blamed the child’s behavior less on the family situation. Dutch women were less positive on assessing the behavior of the child compared to their American 2
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
counterparts. Also they blamed the behavior of the child more on the personality and contrary to the American women they blamed the child’s behavior less to the family situation. Analyses further show that beliefs regarding lesbian families particular correlate with the level of education and ethnicity, with beliefs about homosexuality, traditional views on the family in general and knowing lesbian families (contact hypothesis). The general conclusion of this master thesis is that even though the Netherlands is known for its open and tolerant ideas towards homosexuality, the Netherlands still has a lot of work to do when it comes to the acceptance of lesbian and gay families. There are a couple of organizations that can play a role by improving the position of these families. Firstly, COC can help by using their influence on politics and politicians to convince them that more information and knowledge is needed regarding the lesbian and gay parenthood. COC can also, indirectly help by focusing their projects and media campaign’s on other aspects that link with negative attitudes about lesbian families. The foundation Meer dan Gewenst can also play a role, by bringing lesbian and gay families together so that they are able to share their experiences. Finally, the government can also play a role. They must provide information to aid institutions such as hospitals and maternity care organization, because now day there is too little information available about these families.
3
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Inhoudsopgave Abstract ...................................................................................................................................... 2 Voorwoord ................................................................................................................................. 5 Inleiding ..................................................................................................................................... 7 Deelstudie 1.............................................................................................................................. 11 Methode ................................................................................................................................ 13 Resultaten ............................................................................................................................. 16 Conclusie .............................................................................................................................. 24 Deelstudie 2.............................................................................................................................. 28 Methode ................................................................................................................................ 31 Resultaten ............................................................................................................................. 36 Conclusie .............................................................................................................................. 44 Algehele conclusie (studie 1 en 2) ........................................................................................... 47 Literatuur.................................................................................................................................. 49 Bijlage 1 Stageverslag.............................................................................................................. 52 Bijlage 2 Interview ouders ....................................................................................................... 54 Bijlage 3 Interview kinderen .................................................................................................... 56 Bijlage 4 Interview deskundigen.............................................................................................. 58 Bijlage 5 Interview leerkrachten .............................................................................................. 60 Bijlage 6 Codeboom................................................................................................................. 61 Bijlage 7 Vragenlijst ouders………………………………………………………………….66
4
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Voorwoord Als ik terug kijk op het afgelopen jaar kan ik wel zeggen dat het een jaar volop nieuwe gebeurtenissen en veranderingen is geweest. Zo moest ik voor het allereerst helemaal in mijn eentje een afstudeerscriptie schrijven. En ja, alleen al het idee van afstuderen zorgde bij mij voor rillingen. Toch had ik er erg veel zin in, vooral toen bleek dat ik bij mijn eerste keuze was ingedeeld. Mijn eerste keuze voor mijn afstudeerscriptie was het lesbisch en homoseksueel ouderschap. Ja, waarom kies je ervoor om een afstudeerscriptie over het lesbisch en homoseksueel ouderschap te doen. Ik denk dat ik deze vraag wel tientallen keren heb gehoord. Mijn antwoord was hier steevast op ‘Omdat ik vind dat wij als samenleving meer kennis moeten hebben over diverse gezinstypen waaronder het lesbisch en homoseksuele ouderschap en ik bovendien van mening ben dat we in Nederland nog harder ons best moeten doen voor de emancipatie van homo’s en lesbo’s’. Ik moest dit afgelopen jaar niet alleen mijn afstudeerscriptie schrijven, ik moest gelijktijdig ook nog eens stage lopen bij COC Nederland. Dit was ook weer een totaal nieuwe ervaring voor mij, want na drie jaar lang alleen maar in de collegezalen te hebben gezeten moest ik nu al mijn kennis in de praktijk brengen. Over COC Nederland kan ik zeggen dat het een ongelooflijk leuke plek is om stage te lopen. Het is een dynamische plek waar iedereen ontzettend gedreven is om de belangen van homo/lesbo en transgenders in Nederland maar ook internationaal te verbeteren. De medewerkers waren ontzettend leuk en lief en ik kan dan ook terug kijken op een hele leuke tijd bij het COC. Het organiseren van de Roze Dag van het Gezin heeft er daarnaast voor gezorgd, dat het stage lopen bij COC Nederland ook nog eens een enorm leerproces is geweest. Echter de grootste en ook leukste verandering van het afgelopen jaar was toch wel dat ik zwanger bleek te zijn. Wat een leuke verrassing, maar ook heel spannend. Tijdens al deze gebeurtenissen en veranderingen in het afgelopen jaar heb ik ongelooflijk veel steun gehad van mijn docent Henny Bos. Mijn speciale dank gaat dan ook naar haar uit. Zonder haar passie voor onderzoek naar het lesbisch en homoseksueel ouderschap, gedrevenheid, positiviteit, opbeurende vermogen en vertrouwen in mij, was ik waarschijnlijk nooit zo ver gekomen. Daarnaast wil ik mijn vriend Jesse bedanken. Hij was degene die elke keer voor mij 5
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
klaar stond. Zo hielp hij mij bij het maken van alle tabellen en grafieken en hielp hij met het ophalen, inpakken en wegbrengen van alle vragenlijsten. Middels deze weg wil ik daarnaast iedereen bedanken die mee heeft willen doen aan mijn onderzoek. Tijdens de afgelopen maanden heb ik veel hartelijkheid en bereidwilligheid ontvangen uit de homogemeenschap en ik kijk hier dan ook met veel plezier op terug. Tot slot wil ik alle medewerkers van COC Nederland bedanken en in het bijzonder Koen, Manon en Zorka. Ik heb dit afgelopen jaar ontzettend veel geleerd en ik heb bovendien met veel plezier gewerkt aan mijn onderzoek. Ik hoop dat dit terug te zien is in mijn afstudeerscriptie!
Sacha Albinus Juli, 2009
6
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Inleiding De ontwikkeling van een kind kan niet los worden gezien van zijn omgeving. Hierin spelen zowel directe invloeden als invloeden die verder weg zijn een rol. Het ecologisch model van Bronfenbrenner (1979) heeft deze wisselwerking tussen kinderen en hun omgeving in kaart gebracht door een model te ontwikkelen, het zogeheten ecologisch model. Dit model wordt schematisch weergegeven als een cirkel die verschillende lagen bevat, waarin het kind het middelpunt van de cirkel is. Hoe dichter een cirkel bij het middelpunt ligt en dus in direct contact staat met het kind, hoe meer invloed de omgeving kan uitoefenen op het kind. De cirkel bestaat uit vier lagen, ook wel omgevingssystemen genoemd. Het welbevinden van een kind hangt af van deze vier interacterende omgevingssystemen (Vyncke & Julien, 2007). De systemen van het ecologisch model worden opeenvolgend het micro-, meso-, exo- en macrosysteem genoemd (zie figuur 1). Allereerst wordt het microsysteem onderscheiden. Dit systeem heeft betrekking op de directe omgeving waarin het kind verblijft. Doordat het om de directe omgeving gaat, kan de ontwikkeling direct beïnvloed worden. De belangrijkste systemen van het microsysteem zijn: het gezin, school, kinderopvang en vrienden. Vervolgens wordt het mesosysteem onderscheiden. Dit systeem ligt om het microsysteem heen en zorgt voor verbindingen en processen tussen twee of meer systemen van het microsysteem. Met andere woorden een mesosysteem is een systeem van microsystemen. Wat er in één bepaald systeem gebeurt, heeft weer invloed op een ander systeem. Belangrijke systemen van het mesosysteem zijn onder andere de relaties tussen gezin en school en school en vrienden. Daarnaast wordt het exosysteem onderscheiden, dit systeem ligt om het mesosysteem heen en zorgt voor verbindingen en processen tussen twee of meer systemen, waarbij in elk geval één van de systemen geen directe invloed uitoefent op het ontwikkelende kind. In plaats daarvan loopt de beïnvloeding via een ander systeem. Massamedia en het werk van de ouders zijn belangrijke systemen die tot het exosysteem behoren. Tot slot wordt het macroniveau onderscheiden, dit systeem ligt om het exosysteem heen. Het macrosysteem is het verst verwijderd van het ontwikkelende kind, maar heeft desalniettemin invloed op het kind. Daarentegen heeft het ontwikkelende kind van alle systemen echter het minst invloed op het macrosysteem. Het macrosysteem kan gezien worden als een paraplu, waaronder de micro, meso en exosystemen zich bevinden. Deze paraplu bestaat uit karakteristieken van een bepaalde cultuur of subcultuur, in het bijzonder 7
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
met betrekking tot geloof, materiële middelen en levensstijlen die in elk van de 3 andere systemen zijn ingebed. Onder het macrosysteem vallen onder andere attitudes en ideologieën vanuit de maatschappij, religie, subculturen en de politiek (Bronfenbrenner, 1979; Bronfenbrenner, 1994).
Figuur 1. Het ecologisch model van Bronfenbrenner (www.saskschools.ca).
De invloed van de omgeving op de ontwikkeling van het kind en het boven beschreven model zijn belangrijke uitgangspunten in deze scriptie. Deze scriptie, dat in opdracht van de Federatie van Nederlandse Verenigingen tot Integratie van Homoseksualiteit COC Nederland 1
Nederland en de Universiteit van Amsterdam is uitgevoerd, gaat over het lesbisch en
homoseksueel ouderschap en bevat twee deelstudies. De eerste deelstudie is een kwalitatieve verkennende studie waarin een begin wordt gemaakt in het schetsen van een beeld hoe verschillende ‘betrokkenen’ bij het lesbisch en homoseksueel ouderschap denken over de reacties vanuit de samenleving over het lesbisch en homoseksueel ouderschap. Deze ‘betrokkenen’ (o.a. lesbische vrouwen en homoseksuele mannen en hun kinderen) opereren op micro en meso niveau van het ecologisch model van Bronfenbrenner (1979). Op microniveau is gekeken hoe lesbische en homoseksuele ouders 1
De Federatie van Nederlandse Verenigingen tot Integratie van Homoseksualiteit COC Nederland wordt verder in dit onderzoeksvoorstel aangeduid met COC
8
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
denken over opvoedingsondersteuning en hoe ze denken dat zij hun kinderen kunnen voorbereiden op de eventuele negatieve reacties die zij ontvangen vanuit de samenleving. Vervolgens zijn op mesoniveau dezelfde thema’s bekeken, maar dan bij medewerkers en bestuursleden van verschillende stichtingen, die betrokken zijn bij het lesbisch en homoseksueel ouderschap. De thema’s in deze studie zijn in kaart gebracht door interviews af te nemen bij 15 ‘betrokkenen’ van het lesbisch en homoseksueel ouderschap. De tweede deelstudie richt zich op het meso niveau van het ecologisch model van Bronfenbrenner. Deze studie is kwantitatief van aard en heeft tot doel om te bekijken hoe er in de Nederlandse samenleving tegen lesbische gezinnen wordt aangekeken. Dit is onderzocht door bij 147 ouders vragenlijsten af te nemen die thema’s bevatten zoals: hoe denken ouders over verschillende gezinstypen en welke de achterliggende factoren hangen hiermee samen. Er is gekozen voor heteroseksuele ouders, omdat kinderen uit lesbische gezinnen vanaf de basisschool te maken krijgen met ouders van vriendjes uit de buurt, vriendjes van school en vriendjes van een club. Deze ouders staan misschien wel niet zo positief tegenover lesbische gezinnen, wat van invloed kan zijn op de ontwikkeling van het kind. Uitkomsten uit de eerste deelstudie kunnen mogelijk bijdragen aan het vergroten van de kennis over het lesbisch en homoseksueel ouderschap. Zo is het belangrijk om te bekijken hoe kinderen en hun lesbische en homoseksuele ouders omgaan met het behoren tot een minderheidsgroep en de daarbij gepaard gaande (mogelijke) stigmatisering. Bovendien is het van belang om een begin te maken met het inventariseren van de (mogelijke) behoefte aan het omgaan met stigmatisering. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen daarnaast wellicht gebruikt worden voor belangenorganisaties zoals het COC en Meer dan Gewenst. Meer dan Gewenst is een stichting die zich inzet voor lesbische vrouwen en homoseksuele mannen die gekozen hebben voor kinderen binnen hun relatie. De belangenorganisaties kunnen mogelijk inspelen op de uitkomsten van het onderzoek door informatie te verstrekken aan lesbische en homoseksuele gezinnen. Tevens kunnen zij informatie uit deze studie gebruiken voor het informeren van de overheid en andere organisaties, wanneer hier vraag naar is. De informatie over de onderwerpen kan mogelijk ook gebruikt worden bij het ontwikkelen van beleid rondom het bieden van ondersteuning aan kinderen en hun lesbische en homoseksuele ouders. Uitkomsten uit de tweede studie kunnen mogelijk helpen bij het begrijpen hoe de Nederlandse samenleving denkt over lesbische gezinnen. Bovendien is het van belang om te weten welke onderliggende factoren hiermee samenhangen. De uitkomsten kunnen wellicht 9
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
gebruikt worden door belangenorganisaties zoals COC Nederland, wanneer blijkt dat het noodzakelijk is om dit onderwerp onder de aandacht te brengen bij de Nederlandse samenleving. Tot slot kunnen de uitkomsten van deze studie ervoor zorgen dat er meer aandacht komt voor diversiteit in gezinnen bij de overheid en andere organisaties.
10
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Deelstudie 1 Twintig jaar aan onderzoek naar het lesbisch ouderschap laat zien dat er geen grote verschillen zijn in de ontwikkeling en het functioneren van kinderen van lesbische ouders in vergelijking met heteroseksuele ouders (Bos, Gartrell, Peyser & Van Balen, 2008; Bos, van Balen & van den Boom, 2005; Patterson, 2006). Zo laten verschillende studies zien dat kinderen die opgroeien bij twee moeders niet verschillen in welbevinden en sekse identiteit (Bos, 2004; Bos, van Balen & van den Boom, 2007; Golombok et al., 2003). Als er al verschillen worden gevonden in de ontwikkeling en het functioneren van de kinderen dan komt dit niet door het lesbisch ouderschap zelf, maar voornamelijk door de negatieve invloed van stigmatisatie die kinderen en ouders ervaren in de samenleving (Bos, 2004; Bos et al., 2005). Lesbische en homoseksuele ouders ondervinden door de stigmatisering stress, deze stress wordt ook wel minority stress genoemd. Minority stress is een afgeleid concept van sociale stress en met sociale stress wordt stress bedoeld dat veroorzaakt wordt door de sociale omgeving. Men spreekt van minority stress wanneer het specifiek gaat om gestigmatiseerde sociale groepen zoals groepen mensen met een bepaalde etniciteit, sekse of seksuele voorkeur die stress ervaren, omdat zij een minderheidspositie bekleden in de maatschappij. Minority stress heeft drie kenmerken: (1) minority stress is een toevoeging op de ‘normale stress’ die mensen ervaren, (2) minority stress is bovendien chronisch en (3) minority stress is sociaal gefundeerd (Meyer, 2003). Ook lesbische gezinnen hebben in vergelijking met heteroseksuele gezinnen vaker te maken met stigmatisering en negatieve gebeurtenissen. De vraag is dan ook wat voor invloed heeft deze stigmatisering en de daardoor ontstaande minority stress op de gezinnen. Deze vraag is beantwoord in het onderzoek van Bos et al. (2004). Zij hebben in hun onderzoek gekeken naar de relatie tussen minority stress en de opvoedervaringen bij 100 moedergezinnen. Bij alle moeders is een vragenlijst afgenomen waarbij drie verschillende thema’s aan bod kwamen, namelijk: minority stress, ervaringen van de rol als ouder en het welbevinden van de kinderen. Over het algemeen ondervonden de moeders in het onderzoek weinig stigmatisering en afwijzing. Echter wanneer er wel sprake is van stigmatisering en dan voornamelijk afwijzing, dan hangt dit samen met een hoge mate van ouderlijke stress en emotionele/gedragsproblemen bij de kinderen. Net als hun ouders krijgen kinderen uit lesbische en homoseksuele gezinnen ook te maken met stigmatisering. In het onderzoek van Gatrell, Peyser en Bos (in press) heeft de helft van de kinderen op tienjarige leeftijd weleens een ervaring gehad met homofobie. Ook 11
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Bos en van Balen (2008) hebben gekeken naar stigmatisering bij kinderen uit lesbische gezinnen. In overeenkomst met de moeders uit het onderzoek van Bos et al. (2004) rapporteerden de kinderen enkel lage niveaus van stigmatisering. De vormen van stigmatisering verschilden tussen jongens en meisjes. Jongens bleken vaker buitengesloten te worden door hun peers en meisjes kregen vaker te maken met geroddel. Wanneer er echter sprake is van stigmatisering, zorgt dit bij jongens voor meer hyperactiviteit en bij meisjes voor een lager eigenwaarde. Naast een factor die een negatieve invloed heeft op het welbevinden van kinderen, zijn er ook factoren in de lesbische gezinnen te onderscheiden die de negatieve invloed van stigmatisatie wegnemen. Allereerst is gebleken dat de eigenwaarde alleen samenhangt met stigmatisering wanneer kinderen weinig contact hebben met kinderen uit andere lesbische en homoseksuele gezinnen. Met andere woorden, het kennen van andere kinderen uit lesbische of homoseksuele gezinnen vermindert de relatie tussen stigmatisering en eigenwaarde. Kinderen waarvan de moeder participeert in de lesbische gemeenschap blijken eveneens minder problemen te ervaren wanneer ze te maken krijgen met homofobie en stigmatisering. Tot slot blijken kinderen, die op een school zitten die een curriculum heeft met onderwerpen rondom homoseksualiteit, eveneens minder problemen te ervaren wanneer zij te maken krijgen met stigmatisering (Bos et al., 2008). Hoewel er een klein aantal onderzoeken is, dat keek naar stigma en het omgaan met deze effecten, is er nog geen onderzoek geweest die in kaart heeft gebracht of lesbische en homoseksuele ouders ondersteund willen worden bij het opvoeden van hun kinderen, met name als het gaat om het omgaan met stigma. Deze studie heeft getracht een begin te maken bij het in kaart brengen van de mogelijke behoeften aan opvoedondersteuning bij lesbische en homoseksuele ouders. Bovendien is gekeken hoe ´betrokkenen’ van het lesbisch en homoseksueel ouderschap denken over reacties die deze gezinnen ontvangen vanuit de samenleving. Onder betrokkenen worden in deze deelstudie lesbische en homoseksuele ouders, hun kinderen en deskundigen die zich bezig houden met het lesbisch en homoseksueel ouderschap en leerkrachten van kinderen van lesbische en homoseksuele gezinnen verstaan. Om in kaart te brengen hoe de betrokkenen zelf denken over de reacties vanuit de samenleving over hun leefstijl is de mening van deze verschillende ´betrokkenen´ gevraagd.
12
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
De volgende onderzoeksvragen zijn in deze eerste studie onderzocht: 1) Herkennen ‘betrokkenen’ bij het lesbische en homoseksueel ouderschap de stigmatisering die er kan zijn over lesbische en homoseksuele gezinnen en hoe reageren zij hierop? 2) Op welke manier kunnen kinderen van lesbische en homoseksuele gezinnen voorbereid worden op de reacties uit de samenleving? 3) Is er onder de ‘betrokkenen’ behoefte aan ondersteuning en wat voor opvoedingsondersteuning is nodig, algemeen/individueel?
Methode Instrument Om een beeld te kunnen schetsen van de behoeften van betrokkenen rondom het lesbisch en homoseksueel ouderschap zijn diepte interviews met standaardvragen afgenomen. De interviews zijn ontwikkeld rondom een aantal topics: (1) vragen over opvoedingsondersteuning, (2) vragen over stigmatisering ouders, (3) vragen over stigmatisering kinderen en (4) vragen rondom voorbereiding. In de interviews is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van open vragen, dit om vertekening te voorkomen maar ook om de betrokkenen de kans te geven om uitleg te geven. Er zijn in totaal 4 verschillende versies van de interviewvragen. De versies zijn doorgesproken met een expert. De eerste versie is ontwikkeld voor lesbische en homoseksuele ouders, de tweede versie is bestemd voor kinderen in de leeftijd van 10-12 jaar, de derde versie is bestemd voor de deskundigen en de vierde versie is ontwikkeld voor leerkrachten. Voorafgaand aan de interviews is aan elke betrokkene toestemming gevraagd om het interview op te nemen met een videorecorder. Van de 15 interviews zijn 4 interviews via de mail afgenomen.
13
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Participanten Werving. Het doel was om een groep van betrokkenen samen te stellen die gevarieerd zou zijn op verschillende aspecten, zoals gender van de ouders (vader of moeder), leeftijd van de kinderen (tussen de 10-12 jaar en de 12-15 jaar) en de organisatie/stichting waarvoor de deskundigen werkzaam zijn. Het zoeken naar geschikte participanten ging onder andere via Henny Bos, reeds geïnterviewde mensen, Stichting Meer dan Gewenst en via het internet. Vervolgens zijn alle mensen via email of telefoon benaderd. Hoewel het de intentie was om minimaal 4 kinderen te interviewen heeft slechts één kind mee willen doen aan deze studie. Geïnterviewden: •
Één lesbische moeder met vier kinderen. Waarvan drie kinderen in een heterogezin zijn opgegroeid en één kind opgroeit bij zowel de geïnterviewde lesbische moeder als haar ex- partner (lesbische moeder).
•
Één lesbische moeder, moeder van twee zonen die 2 en 13 jaar zijn. Sinds ruim een jaar heeft zij een relatie met een vrouw en wonen zij samen.
•
Één homoseksuele vader, die mee-ouder is van twee jongens die inmiddels 28 jaar oud zijn.
•
Één homoseksuele vader, waarbij de kinderen eerst in een heterogezin zijn opgegroeid. De kinderen zijn nu inmiddels jong-volwassen.
•
Één kind uit een lesbisch gezin van 11 jaar. Ze woont samen met haar twee moeders en haar jongere zusje. Haar vader ziet ze een aantal keren per jaar.
•
Één medewerker van MovisieGroep. Dit is een organisatie die werkt voor en met overheden, burgerinitiatieven, vrijwilligers- en professionele organisaties met als doel de participatie en de zelfredzaamheid van burgers te bevorderen. Movisie houdt zich bezig met kwetsbare groepen, zo ook met de homo-emancipatie. Movisie verzamelt, valideert, verrijkt en verspreidt kennis over welzijn, zorg en sociale veiligheid. Én adviseert over de toepassing van die kennis (www.movisie.nl).
•
Één schrijfster van een boek over het lesbisch en homoseksueel ouderschap.
•
Één mannelijke bestuurslid van Meer dan Gewenst die tevens ook vader is. Meer dan Gewenst is een stichting, die bestaat uit lesbo(wens)moeders en homo(wens)vaders. Deze stichting zet zich in voor lesbische vrouwen en homoseksuele mannen die gekozen hebben voor kinderen binnen hun relatie (www.meerdangewenst.nl).
14
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
•
Drie medewerkers van COC Nederland. COC Nederland is een belangenorganisatie die zich richt op de belangen en verlangens van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgender personen. Dit doen zij in Nederland, maar ook internationaal (www.coc.nl).
•
Één medewerkster van Schorer. Schorer is het Nederlands instituut voor homoseksualiteit, gezondheid en welzijn. Schorer zorgt ervoor dat lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders toegang hebben tot informatie, kennis en faciliteiten die nodig zijn voor een optimale gezondheid en welzijn. Schorer ondersteunt bovendien reguliere organisaties in de gezondheidszorg bij het vormgeven van een passend homospecifiek en intercultureel zorgaanbod. Tevens verzorgen zij voorlichtings- en preventiecampagnes (www.schorer.nl).
•
Één lid van Roze Links die tevens ook moeder is. RozeLinks is een werkgroep van GroenLinks die zich richt op seksuele diversiteit (rozelinks.groenlinks.nl).
•
Één lid van stichting Jongeren met een homo-ouder. Deze stichting is door jongeren zelf opgericht in samenwerking met de vereniging Orpheus. De stichting organiseert twee keer per jaar een weekend voor jongeren met een lesbische/homoseksuele of biseksuele ouder (www.jmho.nl).
•
Één lerares van het basisonderwijs die sinds zes jaar voor de klas staat. Deze lerares heeft toen ze aan groep 3 t/m 5 les gaf een jongen uit een homoseksueel gezin in haar klas gehad.
Analyse De digitale opnames van de diepte interviews zijn volledig uitgetypt. Vervolgens zijn alle uitspraken die de betrokkenen hebben gedaan, die gerelateerd zijn aan de drie eerdergenoemde topics geselecteerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van een codeboom (bijlage 6), die geformuleerd is voor deze deelstudie. Vervolgens zijn de geselecteerde uitspraken per topic met elkaar vergeleken. Dit bracht zowel overeenkomsten als verschillen tussen de betrokkenen naar voren. Tot slot zijn bij de belangrijkste overeenkomsten en verschillen, treffende en toelichtende citaten uit de diepte-interviews gezocht; dit om recht te doen aan de specifieke en persoonlijke ervaringen/ideeën van de betrokkenen van de studie
15
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Resultaten Vragen rondom opvoedingsondersteuning Bijna alle geïnterviewde betrokkenen van het lesbisch en homoseksuele ouderschap vertelden dat lesbische en homoseksuele ouders net als alle ouders de behoefte kunnen hebben aan opvoedingsondersteuning. Volgens de diverse deskundigen en ouders gaat het dan voornamelijk om vragen als ‘hoe voed ik mijn kind op’. Dit betekent echter niet dat alle lesbische en homoseksuele ouders die geïnterviewd zijn ook daadwerkelijk aangaven dat zij tijdens de opvoeding van hun kinderen opvoedingsondersteuning (nodig) hadden. Één van de geïnterviewde moeders zei over opvoedingsondersteuning: “Ik ben weleens naar een orthopedagoog gestapt met vragen over de opvoeding van de oudste. Ik ben weleens naar het opvoedbureau bij ons op het dorp geweest. Het was prettig even over het probleem van mijn kind (en dus mijn probleem) te kunnen praten.” Er blijkt een grote verdeeldheid te zijn in de meningen van de betrokkenen als het gaat of lesbische en homoseksuele gezinnen andere behoeften hebben in opvoedingsondersteuning. Vooral deskundigen geven aan dat de groep van lesbische en homoseksuele ouders vaak zelfredzaam zijn. Zij denken dat dit ook geldt voor het vinden van een oplossing voor de mogelijke problemen die zij ervaren in hun leven. Één van de geïnterviewde deskundigen, die werkt bij een belangenorganisatie voor homoseksuelen, zei hierover: “Ik denk dat de lesbische vrouwen in mijn omgeving die kinderen hebben heel erg sterk geneigd zijn om het zelf uit te zoeken. En dus niet snel ondersteuning zullen vragen. Als ze het vragen, dat ze het dan eerder zullen ze dat eerder vragen aan vrienden en vriendinnen in hun omgeving, dan dat ze bijvoorbeeld professionele hulp zouden inschakelen.” Deze visie wordt niet gedeeld door de groep van ouders en een klein deel van de deskundigen. Zij signaleren juist dat ouders wel behoefte hebben aan specifieke opvoedingsondersteuning en dat deze ondersteuning dan voornamelijk gericht is op het leren omgaan met de reacties vanuit de omgeving over hun leefstijl. Volgens hen is er vooral behoefte aan specifieke opvoedingsondersteuning omdat de samenleving niet altijd even homovriendelijk is. Één van de geïnterviewde deskundigen, die een boek heeft geschreven over het homo ouderschap, zei hierover:
16
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
“Ik denk het wel en ik denk dat dat [specifieke opvoedingsondersteuning] vooral is op het gebied van dat je een ander soort familie bent en daar reacties op krijgt, dat je jezelf misschien niet anders voelt dat je gewoon als ouder bent maar ik kan me wel voorstellen dat, dat men wel af en toe zou willen praten met anderen of met een deskundige van hoe ga je om met het pesten van je kind, hoe ga je om met vragen van je buren als je verhuist.” Vragen rondom stigmatisering ouders Een klein deel van de geïnterviewde betrokkenen, voornamelijk lesbische en homoseksuele ouders, geeft aan dat zij geen last hebben van vervelende of negatieve reacties. Volgens deze groep reageert de omgeving en familie vaak heel positief. Wel is er geregeld sprake van nieuwsgierigheid van buitenstaanders, omdat de leefstijl vaak nog onbekend is, wat weer leidt tot veel vragen. Één van de geïnterviewde deskundigen, die werkt bij een belangenorganisatie voor homoseksuelen, zei hierover: “Nou mensen zijn over het algemeen heel nieuwsgierig als ze het door krijgen (….) Dat ze dan zeggen van goh hoe zit dat. Een bepaalde soort nieuwsgierigheid maar op zich niet echt vervelend, maar ook gewoon wel geïnteresseerd. Sensatie is dat en zeker toen [ in de jaren 90]” Het overgrote deel van de geïnterviewden, zowel de deskundigen als de ouders geven aan dat ouders wel last hebben van negatieve reacties/ opmerkingen of vervelende gebeurtenissen. Zo noemde een aantal van de deskundigen de onwetendheid of handelingsverlegenheid van de hulpverlening als een voorbeeld van een vervelende gebeurtenis. Kraamverzorgers die bijvoorbeeld een standaardgesprek voeren over anticonceptie na de bevalling met een lesbisch stel of dat de lesbische mee-moeder door verpleegkundigen niet betrokken wordt bij de bevalling van haar kind. Toch worden naast vervelende gebeurtenissen vaak ook hier de nieuwsgierige vragen van mensen genoemd. Het verschil hierbij is dat de deskundigen voorbeelden noemen van vragen van mensen die soms wel heel erg intiem zijn en die verder gingen dan de ‘normale’ vragen. Één van de geïnterviewde deskundige, werkzaam bij een organisatie die zich bezig houdt met homo emancipatie, zei hierover: “Het gaat dan vooral omdat zij elke keer hun hele verhaal moeten doen. Ze moeten elke keer precies uitleggen hoe zij kinderen hebben gekregen tot in intieme details (…)
17
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Het gaat vooral om elke keer alles te moeten uitleggen. Ze hebben in feite elke keer weer een coming out.” Als er sprake was van negatieve reacties of opmerkingen dan gaven geïnterviewde ouders aan dat dat ging om situaties waarin ze van de buitenwereld reacties kregen waarin heel veel oordeel lag. Zo gaf één ouder aan dat hij ook weleens domme vragen had gekregen zo van ‘wie is het mannetje of vrouwtje’, maar ook het roddelen achter de rug om in zijn woonplaats is door deze geïnterviewde genoemd. Een andere ouder gaf aan dat de negatieve opmerkingen die hij kreeg nooit van vreemde mensen kwamen, maar juist altijd van mensen die dichtbij stonden. Dit maakt het juist vaak moeilijker om mee om te gaan. Één van de geïnterviewde moeders zei over de negatieve reacties: “Op mijn werk vorig jaar, werden mijn vriendin en ik (werkzaam in hetzelfde bedrijf) in eerste instantie gediscrimineerd, door 1 collega en een coördinatrice en directrice (die overigens wel eerlijk aangaf dat ze het gewoon moeilijk vond (….). Wij mochten daarop op ons werk elkaars hand niet meer vasthouden en geen collega’s meer knuffelen als begroeting.” De geïnterviewde betrokkenen, zowel de lesbische en homoseksuele ouders als de verschillende deskundigen gaven aan, dat hoe ouders omgaan met eventuele (negatieve) opmerkingen en vragen ligt aan hoe goed de ouder in zijn/haar vel zit. Bovendien ligt het er volgens hen ook maar net aan hoe diegene de vraag stelt en of de ouder de tijd en zin heeft om te antwoorden. In de meeste gevallen geldt dat de ouders de rol van voorlichter en rolmodel van het lesbisch en homoseksueel ouderschap op zich nemen. Één van de geïnterviewde deskundigen, die bestuurslid is van de stichting Meer dan Gewenst, zei hierover: “Het hangt een beetje van de situatie af. Maar ik hou het nooit voor me (…) Ik heb wel zoiets van als ze vragen stellen dan krijgen ze daar een eerlijk antwoord op. En ik heb dan ook nooit gehad dat ik het bewust heb verzwegen [het homo ouderschap] Ik ben inmiddels op een punt gekomen dat ik denk van oké, we zien het wel.” Vragen rondom stigmatisering kinderen De geïnterviewden, zowel de lesbische en homoseksuele ouders alsmede de verschillende betrokkenen, zijn het over het algemeen eens dat kinderen uit lesbische- of homogezinnen weinig tot niets te maken hebben met negatieve of vervelende opmerkingen. Er worden hiervoor verschillende redenen gegeven: (1) de ouders hebben vrijwel allemaal jonge 18
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
kinderen, (2) de kinderen gaan voornamelijk naar ‘witte’ progressieve scholen en (3) de kinderen uit deze gezinnen zijn weerbaar. Één van de geïnterviewde deskundigen die zelf ook kinderen heeft zei hierover: “Als ik kijk naar mijn eigen kinderen die hebben daar helemaal niet te maken mee gehad. Dat ligt natuurlijk ook aan dat ze in een stad opgroeien bovendien zaten ze in een klas waarin de leerkracht homofiel was en zij waren ook niet de enige uit een lesbisch gezin in hun klas.” Wanneer kinderen wel te maken krijgen met (negatieve) opmerkingen of vragen dan ging het vooral om impertinente vragen van zowel kinderen als volwassenen. Één van de geïnterviewde deskundigen, die werkzaam is bij een stichting voor jongeren met een homo-ouder, zei hierover: “Nog mooier ik heb dit zelf wel eens meegemaakt! Dat ik als 15 jarige in de supermarkt aan het werk was en er iemand uit het dorp mij vragen kwam stellen over mijn homoseksuele vader. Stom verbaasd was ik en sloeg helemaal dicht.” Een deskundige, die werkzaam is bij Schorer, gaf aan dat tijdens de middelbare school de leefstijl van de ouders een grotere rol gaat spelen. Jongens die dan bijvoorbeeld flikker worden genoemd, omdat ze bij lesbische of homoseksuele ouders opgroeien. Kinderen blijken verschillende technieken te ontwikkelen om om te gaan met deze eventuele vragen en reacties. Zo kiezen veel kinderen ervoor om er open over te zijn. Één van de geïnterviewde deskundigen, die een boek over het homo ouderschap heeft geschreven, zei hierover: “Maar eigenlijk is de strategie ook wel openheid, dat hoor ik van velen. Volgens mij zegt Meer dan Gewenst dat ook altijd. Zodra je iets te verbergen hebt, dan voelen kinderen dat en dan gaan ze porren en jennen, maar als je gewoon vertelt hoe het zit.” Toch geven zowel ouders als de verschillende deskundigen aan dat het bij kinderen net zo werkt als bij de ouders. Het ligt heel erg aan de situatie en wie de vraag stelt. Het geïnterviewde kind zei hierover: “Dat ligt er een beetje aan. Tegen sommigen zeg ik gewoon ja ik heb twee ouders, als ik niet zoveel met ze heb en tegen anderen die ik wel heel erg aardig vind, vertel ik het wel gewoon helemaal.” Vragen rondom voorbereiding De meeste geïnterviewden, zowel ouders als deskundigen geven aan dat zij denken dat kinderen de behoefte hebben om met andere kinderen uit lesbische en homoseksuele gezinnen 19
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
in contact te komen. De voornaamste redenen zijn, dat kinderen kunnen zien dat er meer kinderen zijn zoals zij en dat zij hun ervaringen en gevoelens kunnen delen met anderen. Het geïnterviewde kind zei hierover: “Weten hoe zij op dingen reageren en ook gewoon kletsen over allerlei dingen. Nou bijvoorbeeld of ze ooit een keer iets mee hebben gemaakt wat ze heel vervelend vinden en hoe zij als ze naar de middelbare school zijn geweest of als ze nog op de middelbare school zitten hoe zij het dan hebben gedaan, daar verteld of juist niet verteld en aan wie dan.” De betrokkenen zijn heel verdeeld over of kinderen voorbereid moeten worden op eventuele vragen en reacties vanuit de samenleving. De eerste groep betrokkenen, die vooral uit lesbische en homoseksuele ouders bestaat deelt de mening dat het voorbereiden van kinderen eigenlijk niet zou moeten hoeven. Als het kind echter zelf vragen heeft, dan kunnen ouders hierop inspelen. Één van de geïnterviewde deskundigen, die werkzaam is bij een belangenorganisatie voor homoseksuelen, zei hierover: “Ik denk niet dat je er heel veel aandacht aan moet besteden, want ook om ervoor te zorgen dat je het geen probleem maakt. Kinderen hebben denk ik heel snel door dat het bij hun thuis anders is dan bij hun schoolvriendjes en dan gaan ze zelf die vragen wel stellen en ik denk ook dat dan het goede moment is.” De tweede groep, waartoe maar een enkele ouder behoort, geeft aan dat ouders zelf het initiatief moeten nemen om hierover met hun kind te praten. Zij vinden het belangrijk dat ouders belangstellend en open zijn naar hun kind. Ouders moeten samen met het kind uitzoeken waar het kind staat, zodat het kind, mocht dit nodig zijn, een verhaal heeft klaar staan. Één van de geïnterviewde moeders zei hierover: “nou weetje dat doe ik wel [voorbereiden] door naar hem te vragen door te kijken waar hij zelf staat. Ik ga het hem niet opleggen, dat niet want voor ik het weet leg ik hem iets op waar hij helemaal niet tegen aanloopt. Ik probeer er wel heel goed op te letten (....) Zo van krijgt hij daar nou vragen over dus ja ik probeer altijd maar te vragen van hoe is je dag en wat heb je gedaan en als er wat spannends op school is gebeurd.”
20
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Zowel ouders als deskundigen zijn het er over eens dat kinderen geen behoefte hebben aan ondersteuning. Een aantal van de betrokkenen heeft het wel over het ontmoeten van andere kinderen uit lesbische en homoseksuele gezinnen (zie alinea contact met anderen). De meeste deskundigen en de meeste lesbische en homoseksuele ouders zijn het er wel over eens, dat ouders behoefte hebben aan ondersteuning. De voornaamste reden voor ondersteuning is het in contact komen met andere lesbische en homoseksuele ouders om zo ervaringen uit te wisselen. Tijdens de interviews wordt veelvuldig de herkenning en het aanhoren van ervaringen en mogelijke oplossingen van andere ouders genoemd. Één van de geïnterviewde deskundigen, die werkzaam is bij een stichting voor jongeren met een homo-ouder, zei hierover: “Ik denk dat ouders ook wel lotgenoten willen ontmoeten om hun verhaal te doen, het begrip van de ander is dan groter. Als je met vrienden, buren, kennissen praat kunnen ze het zich misschien voorstellen, bij lotgenoten kun je al een heel gedeelte van het verhaal weglaten en begrijpen ze je echt.” Verder worden door de deskundigen ook andere vormen van ondersteuning genoemd. Één deskundige had het over ouders leren hoe zij hun kind empowerment kunnen geven. Een andere deskundige noemde dat ouders het belang moeten weten van het deel uit maken van de homogemeenschap. En weer een andere deskundige vond het belangrijk dat ouders inzien dat het van belang is dat je als ouder goed in je eigen vel moet zitten, dat de eigen coming-out goed door gemaakt moet worden en dat men daaraan moet werken wanneer de eigen comingout niet goed is verlopen. Alle geïnterviewde betrokkenen zijn het er over eens dat instellingen die zich bezig houden met opvoeden in elk geval geïnformeerd moeten worden over eventuele vragen die lesbische en homoseksuele gezinnen kunnen hebben. Zowel ouders als deskundigen geven aan dat deze instellingen bewust moeten zijn, dat ouders op heel veel verschillende manieren leven en hun ouderschap vormgeven. De instellingen moeten dit weten en op een juiste manier hierop inspelen. De instellingen moeten expertise hebben over verschillende gezinsvormen en dus ook over lesbische en homoseksuele gezinnen en mocht dit niet het geval zijn dan moeten ze die expertise van buiten halen. Één van de geïnterviewde deskundigen, die een boek heeft geschreven over het homoouderschap, zei hierover:
21
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
“Ze moeten kennis hebben van verschillen gezinsvormen. Als ze die niet hebben dan moeten ze die in huis kunnen halen. Dan moeten ze denken van hé, dit gaat mijn pet te boven en ik vraag een consult aan bij iemand bijv. Schorer of Meer dan Gewenst.’ Als het gaat om het bieden van ondersteuning in plaats van enkel het informeren van opvoedinstellingen over lesbische en homoseksuele gezinnen, dan blijkt dat een aantal deskundigen geen heil ziet in het idee dat opvoedinginstellingen ondersteuning gaan bieden aan lesbische en homoseksuele gezinnen. Als reden geven zij op dat de opvoedinstellingen zich voornamelijk richten op opvoedproblemen. Hierin verschillen lesbische en homoseksuele gezinnen niet van heterogezinnen en dus hoeft er geen specifieke ondersteuning geboden te worden. Één van de geïnterviewde deskundigen, die werkzaam is voor een belangenorganisatie voor homoseksuelen, zei hierover: “ik denk dat je dat niet moet zoeken in de opvoeding maar vooral moet zoeken in van hoe ga je om met schoolleiding of hoe ga je om met je buurvrouw en daar dan verandering inbrengen. Dan lijkt me iets zoals het COC (….) meer het aangewezen medium dan zo een opvoedinstelling.” Echter veel betrokkenen, waaronder bijna alle ouders vinden dat opvoedinstellingen wel ondersteuning moeten bieden aan lesbische en homoseksuele gezinnen. Juist omdat deze instellingen zich richten op het bieden van hulp aan alle ouders en dus ook aan lesbisch en homoseksuele gezinnen, moet er steun worden geboden. De geïnterviewden geven wel aan dat ze nog wat huiverig tegenover de opvoedinstellingen staan, omdat het nog maar de vraag is of de instellingen de expertise in huis hebben om de gezinnen te begeleiden. De hulpverlening moet zich dan ook gaan verdiepen in de leefwereld van deze gezinnen om te voorkomen dat problemen binnen het gezin op de geaardheid van de ouders wordt geschoven. Één van de geïnterviewde deskundigen, die werkzaam is bij een belangenorganisatie voor homoseksuelen, zei hierover: “Ik denk zeker dat ze [opvoedinstellingen] geïnformeerd moeten worden en dat ze die deskundigheid over het lesbisch en homo relatievormen moeten krijgen, maar dat zou een vraag moeten zijn die bij hun vandaan komt en niet omdat het door ons gezegd wordt van daar moeten jullie jullie een keer in gaan verdiepen. Dat werkt absoluut niet.” De deskundigen geven aan dat vooral het COC en Meer dan Gewenst kunnen bijdragen aan het voorbereiden van de kinderen en hun ouders op de samenleving, maar ook de samenleving 22
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
op de kinderen en hun ouders. Meer dan Gewenst kan vooral bijdragen door hun expertise over het lesbisch en homoseksueel ouderschap te delen met andere instellingen en het COC kan hierin een ondersteunende rol spelen. Ook gaven enkele deskundigen en één lesbische moeder aan dat het blijven doen van onderzoek naar het lesbisch en homoseksueel ouderschap belangrijk is, zodat de kennis over deze gezinnen wordt vergroot. Verder noemden enkele deskundigen ook nog Schorer en Movisie als mogelijke instellingen die bij kunnen dragen bij het verspreiden van informatie over het lesbisch en homoseksueel ouderschap. Één van de geïnterviewde deskundigen en tevens ouder zei hierover: “Meer dan gewenst kan veel bijdragen hieraan door hun expertise over deze gezinnen te delen met andere instellingen (…). Soms denk ik wel dat er ook nog niet zo de behoefte is vanuit de maatschappij om zich te richten op dit soort ouderschap. Ik denk dan ook dat je als lesbisch of homoseksuele ouder zelf ook veel moet bijdragen.” Naast deze verschillende instellingen en stichtingen wordt de politiek als mogelijke medium genoemd, die een voorwaarde zou kunnen scheppen voor het lesbisch en homoseksueel ouderschap bij andere organisaties en instellingen. Hierbij moet de ondersteuning dan meer gezien worden in de zin van juist de omgeving/samenleving voor te lichten, zodat er veel meer bekend wordt over het lesbisch en homoseksueel ouderschap in de maatschappij.
23
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Conclusie Uit zowel Nederlandse als internationale literatuur blijkt dat kinderen van lesbische en homoseksuele ouders wat betreft ontwikkeling en welbevinden het net zo goed doen als kinderen uit hetero gezinnen (Bos, Gartrell, Peyser & Van Balen, 2008; Bos, van Balen & van den Boom, 2005; Patterson, 2006). Als er verschillen worden gevonden tussen beide groepen kinderen, dan is dit voornamelijk te wijten aan de negatieve invloed van stigmatisatie die kinderen en ouders ervaren. Naar aanleiding van deze bevinding over de werking van stigma is een klein aantal onderzoeken gedaan naar stigma en het omgaan met de effecten bij lesbische gezinnen. Er is echter nog geen onderzoek geweest die in kaart heeft gebracht of lesbische en homoseksuele ouders ondersteund willen worden bij het opvoeden van hun kinderen, met name als het gaat om het omgaan met deze stigmatisering. Deze huidige studie naar de daadwerkelijke ervaringen en ideeën over stigmatisering onder betrokkenen van het lesbisch en homoseksueel ouderschap en de behoefte aan ondersteuning van kinderen en hun lesbische en homoseksuele ouders is dan ook een belangrijke verkenning. Uit de resultaten blijkt dat alle 15 geïnterviewden naar het lesbisch en homoseksuele ouderschap aangeven, dat lesbische en homoseksuele ouders net als alle ouders de behoefte kunnen hebben aan opvoedingsondersteuning. Slechts een deel van de geïnterviewde ouders gaf aan, dat zij zelf daadwerkelijk opvoedingsondersteuning heeft gehad tijdens de opvoeding. Er is meer verdeeldheid tussen de betrokkenen als het gaat om de vraag of er ook behoefte is aan andere (specifieke) opvoedingsondersteuning. De groep deskundigen geeft aan dat lesbische en homoseksuele ouders zelfredzaam zijn en er dus geen specifieke opvoedingsondersteuning nodig is. De groep van voornamelijk ouders en een klein deel van de deskundigen vindt wel dat er specifieke opvoedingsondersteuning nodig is, omdat de samenleving niet altijd even openstaat voor hun leefstijl. Als er gekeken wordt naar de vraag of de lesbische en homoseksuele ouders stigmatisering ervaren vanuit hun omgeving, dan blijkt dat een klein deel van de geïnterviewden, voornamelijk ouders, aangeeft dat ouders hier helemaal geen last van hebben. Ouders krijgen wel vaak te maken met nieuwsgierigheid en belangstelling vanuit hun omgeving. De andere ouders en de deskundigen signaleren juist wel dat ouders te maken krijgen met vervelende vragen/opmerkingen en negatieve reacties en gebeurtenissen. Ouders dealen met deze situaties door meestal de rol van voorlichter over het homo-ouderschap op zich te nemen. Of ze de taak van voorlichter op zich nemen hangt wel af van een viertal factoren, namelijk: hoe goed de ouder zelf in zijn/haar vel zit, wie de vraag stelt en of de ouder zin en tijd heeft om te 24
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
antwoorden. Een verklaring voor het verschil in antwoorden bij stigmatisering kan wellicht komen, doordat de ouders mogelijk druk van buitenaf voelen om hun kwaliteit van opvoeden en hun gezinstype te verdedigen. Dit wordt ook wel ‘parental justification’ genoemd. Hierdoor kunnen ouders mogelijk een druk hebben gevoeld om positiever te antwoorden over de ervaringen die zij hebben meegemaakt. Vooral lesbische moeders die denken dat heteroseksuelen negatief denken over homoseksualiteit, voelen meer de druk om hun gezinstype te verdedigen (Bos, 2004). Ouders en deskundigen zijn het over het algemeen eens dat kinderen uit lesbische of homogezinnen weinig tot niet te maken hebben met negatieve of vervelende opmerkingen. Hiervoor worden drie verklaringen genoemd: (1) de ouders hebben jonge kinderen, (2) de kinderen gaan voornamelijk naar ‘witte’ progressieve scholen en (3) de kinderen zijn weerbaar. Die enkele keren dat kinderen te maken krijgen met opmerkingen of vragen van anderen, gaat het vooral om onbeschaamde en onbeschofte vragen. Dit is in overeenstemming met eerder onderzoek naar kinderen van lesbische gezinnen. Onderzoek in Engeland laat namelijk zien dat kinderen van lesbische ouders niet meer dan kinderen van heteroseksuele ouders worden gepest door hun peers (Golombok, 2000). Hoewel naar voren komt dat jonge kinderen dus niet veel stigmatisering mee maken, kan dit volgens één van de deskundigen tijdens de middelbare school veranderen. In die periode gaat de leefstijl van de ouders meer een rol spelen. Kinderen blijken verschillende technieken te ontwikkelen om om te gaan met opmerkingen en vragen. Vooral openheid is een belangrijke strategie, toch hangt de mate waarin een kind open is ook weer samen met de situatie en de persoon die de vraag stelt. Volgens de meeste ouders en deskundigen hebben kinderen over het algemeen wel de behoefte om met andere kinderen uit lesbische en homoseksuele gezinnen in contact te komen. Kinderen kunnen op deze manier zien dat er ook andere kinderen zijn zoals zij en ze kunnen hun ervaringen en gevoelens delen. Er is een grote verdeeldheid over of kinderen voorbereid moeten worden of niet. Een aantal betrokkenen, voornamelijk ouders vindt dat dit eigenlijk niet zou moeten. De meeste deskundigen vinden juist wel dat je als ouder zelf het initiatief moet nemen met het voorbereiden van je kind. Bijna alle betrokkenen zijn het daarentegen wel weer eens dat kinderen geen behoefte hebben aan ondersteuning en dat dit ook niet nodig is. Ouders hebben echter wel behoefte aan specifieke ondersteuning volgens een groot deel van ouders en deskundigen. Zowel de deskundigen als de ouders noemen het vaakst in contact komen met andere lesbische en homoseksuele ouders. Het zijn echter alleen de deskundigen die ook andere mogelijke vormen van ondersteuningen noemen zoals: ouders leren hoe ze hun 25
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
kind empowerment kunnen geven, ouders het belang van de eigen coming-out leren en ook hierbij helpen mochten ze dit nog niet goed hebben doorgemaakt en het belang aangeven van het deel uit maken van de homo gemeenschap. Alle geïnterviewde betrokkenen vinden dat instellingen die zich bezig houden met opvoeden in elk geval geïnformeerd moeten worden over eventuele vragen die lesbische en homoseksuele gezinnen kunnen hebben. Instellingen moeten kunnen inspelen op diverse gezinsvormen. Volgens de geïnterviewden hebben zij dan ook als taak om expertise te hebben over verschillende gezinsvormen. Er is verdeeldheid over de vraag of de opvoedinstellingen de juiste instellingen zijn om ondersteuning te bieden aan lesbische en homoseksuele gezinnen, omdat opvoedinstellingen zich voornamelijk richten op opvoedproblemen. Lesbische en homoseksuele gezinnen verschillen niet met heterogezinnen als het gaat om opvoedproblemen. Vooral deskundigen hebben dan ook zo hun bedenkingen hierbij. Toch vindt het grootste deel van de betrokkenen dat opvoedinstellingen ondersteuning moeten gaan bieden aan lesbische en homoseksuele gezinnen. De betrokkenen vragen zich wel af of de instellingen wel de expertise in huis hebben om ook werkelijk ondersteuning te bieden. COC en Meer dan Gewenst worden vooral genoemd als mogelijke bijdragers aan het voorbereiden van kinderen en hun ouders op de samenleving. Bovendien kunnen Schorer, Movisie en meer wetenschappelijk onderzoek naar het lesbisch en homoseksueel ouderschap ook hierin bijdragen. De politiek kan volgens enkele betrokkenen ook een rol spelen door juist de omgeving/samenleving voor te lichten, zodat er veel meer bekend wordt over het lesbisch en homoseksueel ouderschap in de maatschappij. Dit onderzoek heeft enkele beperkingen. De bevindingen van deze deelstudie zijn vergaard uit interviews met een kleine groep betrokkenen van het lesbisch en homoseksueel ouderschap. Dit betekent dat de bevindingen niet representatief kunnen zijn voor alle lesbische en homoseksuele gezinnen. Bovendien is door de manier van werven mogelijk een bias ontstaan in de groep van betrokkenen, doordat de betrokkenen die mee hebben gedaan graag over het lesbisch en homoseksueel ouderschap willen praten en zich hier waarschijnlijk ook veel mee bezighouden. Tot slot is wellicht de grootste beperking van deze deelstudie dat er slechts één kind heeft willen meedoen aan de studie. Kinderen hebben wellicht niet mee willen doen omdat het thema, het lesbisch en homoseksueel ouderschap en stigmatisering, toch een heikel thema is en daardoor bij sommige kinderen mogelijk gevoelig ligt. Doordat slechts één kind heeft willen meedoen aan deze studie zijn de antwoorden die betrokkenen van het lesbisch en homoseksueel ouderschap hebben gegeven bij onderwerpen omtrent de 26
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
kinderen, dan ook slechts vermoedens en deze vermoedens moeten dan ook nog in verder onderzoek onderzocht worden. Deze studie had echter tot doel om een verkennend beeld te schetsen van stigmatisering onder de gezinnen en de mogelijke behoefte aan ondersteuning hierin onder lesbische en homoseksuele gezinnen. Toekomstig onderzoek heeft dan ook als taak om een juister en representatiever beeld te schetsen van dit onderwerp door het uitvoeren van een grootschalig onderzoek. Samenvattend komt uit de resultaten van deze kwalitatieve studie naar voren dat betrokkenen van het lesbisch en homoseksueel ouderschap signaleren, dat ouders vanuit hun omgeving te maken krijgen met stigmatisering en hun kinderen ook maar dan slechts in geringe mate. Zowel ouders als kinderen de behoefte hebben om hun ervaringen en gevoelens met andere medegenoten te delen. Opvoedinstellingen geïnformeerd moeten worden over het lesbisch en homoseksueel ouderschap. En er is volgens de ouders en de deskundigen een grote behoefte aan het vergaren van expertise over het lesbisch en homoseksueel ouderschap bij opvoedinstellingen.
27
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Deelstudie 2 In Nederland hebben kinderen uit lesbische gezinnen minder vaak te maken met homofobie, zijn opener over hun lesbische moeders en vertonen minder emotionele- en gedragsproblemen dan kinderen in de Verenigde Staten (Bos et al., 2008). Toch geeft meer dan de helft van de Nederlanders aan, dat zij vinden dat een kind een vader en een moeder nodig heeft. Lesbische gezinnen hebben dan ook te maken met minder positieve attitudes tegenover het lesbische ouderschap en ontvangen vaker negatieve reacties vanuit de omgeving (Bos, 2004). In het onderzoek van de Meerendonk en Scheepers (2004) komt eveneens naar voren dat de Nederlandse samenleving minder positief staat tegenover het lesbisch en homoseksueel ouderschap. Zo gaf meer dan de helft van alle respondenten in het onderzoek aan tegen gelijke rechten te zijn als het gaat om het adopteren van kinderen onder homoseksuelen. In 2007 heeft Sean Massey een onderzoek uitgevoerd dat keek naar de attitudes (opvattingen) van heteroseksuele stellen tegenover het lesbisch en homoseksueel ouderschap. Hij onderzocht of de negatieve attitudes die mensen hebben over het lesbisch en homoseksueel ouderschap doorwerken in hoe zij de opvoedvaardigheden van deze gezinstypen evalueren. 200 heteroseksuelen deden mee aan zijn onderzoek. Zij moesten aan de hand van een aantal vignetten (korte verhaaltjes) aangeven in hoeverre zij de ouders vaardig achten in de omgang met hun kind. Bij elke vignet werd de seksuele voorkeur en gender van de ouder(s) gevarieerd. Uit Massey’s (2007) onderzoek blijkt dat de negatieve attitudes van mensen inderdaad voorspellers zijn voor negatieve evaluaties. Deze tweede deelstudie heeft net als Massey (2007) gekeken naar de opvattingen van heteroseksuele ouders over lesbische ouders. Daarbij is tevens gekeken in hoeverre er een verband is tussen deze opvattingen en sociaal demografische factoren (sekse, leeftijd, etniciteit en opleiding), opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen mannen en vrouwen, opvattingen over de belangrijkheid van familierelaties, conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin, opvattingen over homonegativiteit en het kennen van twee moedergezinnen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat deze zes factoren van invloed zijn over hoe men denkt over homoseksualiteit. Zo laat onderzoek naar sociaal demografische factoren zien dat voornamelijk mannen, volwassenen en kinderen met een etnische achtergrond en jongere mensen meer negatieve attitudes hebben tegenover lesbische vrouwen en homoseksuele mannen. Daarbij blijken mannen ook nog eens meer negatieve attitudes te hebben tegenover homoseksuele mannen dan tegenover lesbische vrouwen. De demografische factor opleiding blijkt ook een goede 28
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
voorspeller te zijn voor attitudes tegenover homoseksualiteit. Met andere woorden het hebben genoten van hoge opleiding leidt tot meer positieve attitudes tegenover homoseksualiteit (Bos, Picavet & Sandfort, in voorbereiding; Kurdek, 1988; Nierman, Thompson, Bryan, & Manhaffey, 2007; Van de Meerendonk, & Scheepers, 2004). Bovendien laat onderzoek zien dat gezinnen die belang hechten aan opvattingen over de hiërarchische rolverdeling van vaders en moeders in het gezin en opvattingen over de belangrijkheid van familie relaties, minder accepterend zijn tegenover homoseksualiteit dan gezinnen die hier minder de nadruk leggen (Newman & Muzzonigro, 1993). Mensen die in landen wonen die de nadruk leggen op conservatieve opvattingen over de betekenis van het gezin en fysieke zekerheid in de maatschappij zijn tevens minder accepterend tegenover homoseksuele mensen. Bovendien laat onderzoek zien dat mensen die in landen wonen waarin waarde wordt gehecht aan collectivisme en competitie niet alleen minder accepterend zijn maar ook nog eens minder snel tolerant worden tegenover homoseksualiteit dan landen die deze waarden niet hebben (Sandfort, McGaskey & Bos, in voorbereiding). Vervolgens blijkt dat hoewel Nederland in vergelijking met andere landen gunstiger tegenover homoseksualiteit en homoseksuelen staat, echter meer dan helft van de Nederlanders tegen gelijke rechten voor homoseksuelen is (Sandfort, 1998; Van de Meerendonk, & Scheepers, 2004). Tot slot laat het onderzoek van Herek en Capitanio uit 1996 zien dat heteroseksuelen die lesbische vrouwen en homoseksuele mannen kennen over het algemeen positievere attitudes hebben tegenover homoseksuelen dan heteroseksuelen die dit niet hebben. Met andere woorden het kennen van homoseksuelen zorgt ervoor dat een heteroseksueel positiever tegenover homoseksualiteit staat. Dit noemt men ook wel de contacthypothese. Het maakt hierbij niet uit of de heteroseksueel een lesbische vrouw of een homoseksuele man kent, want zowel over attitudes gericht op lesbische vrouwen als homoseksuele mannen wordt positiever gerapporteerd.
De volgende vragen zijn in deze tweede deelstudie onderzocht: 1) Hoe denken (heteroseksuele) ouders over twee moedergezinnen, zijn hier verschillen in tussen mannen en vrouwen en verschillen Nederlandse mannen en vrouwen van Amerikaanse mannen en vrouwen in hun opvattingen? 29
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
2) Is er een verband tussen de sociaal demografische factoren en: opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen mannen en vrouwen, -) opvattingen over de belangrijkheid van familie relaties, -) conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin, ) opvattingen over homonegativiteit en -) het kennen van twee moedergezinnen (zie figuur 2). 3) Is er een samenhang tussen opvattingen over twee moedergezinnen en: -) de sociaal demografische factoren (leeftijd, etniciteit en opleiding), -) opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder, -) opvattingen over de belangrijkheid van familie relaties, -) conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin, -) opvattingen over homonegativiteit en -) het kennen van twee moedergezinnen (zie figuur 2).
30
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Sociaal demografische factoren Opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder Opvattingen over de belangrijkheid van familie relaties Conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin Opvattingen over twee Opvattingen over homonegativiteit
moedergezinnen
Het kennen van twee moedergezinnen
Figuur 2.
Methode Participanten In totaal deden 147 ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd mee aan dit onderzoek. Hiervan was 40,8 procent man en 59,2 procent vrouw. 96,7 procent van de mannen in dit onderzoek identificeerde zich als Nederlands of als westers, 3,3 procent identificeerde zich als niet- Nederlands of niet- westers. Van alle vrouwen identificeerde 93,1 procent zich als Nederlands of als westers en 6,8 procent identificeerde zich als niet- Nederlands of nietwesters. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 45, 1, waarbij de gemiddelde leeftijd van de man 46, 2 en de gemiddelde leeftijd van de vrouw 44,4 was. 5 procent van alle mannen heeft 31
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
een lage opleiding genoten (basisonderwijs of lager beroepsonderwijs). 19,9 procent van de mannen heeft een gemiddelde opleiding genoten (VMBO, MAVO, HAVO, VWO of MBO). En 75 procent van de mannen heeft een hoge opleiding genoten (HBO of WO). 2,2 procent van alle vrouwen heeft een lage opleiding genoten. 18,3 procent van de vrouwen heeft een gemiddelde opleiding genoten en 79, 3 procent van de vrouwen heeft een hoge opleiding genoten. Procedure Er zijn 105 emails verstuurd naar basisscholen in en rondom Amsterdam. In deze email stond informatie over het onderzoek en een omroep aan de school om mee te doen aan het onderzoek. 20 basisscholen antwoordden dat ze niet wensten mee te doen aan het onderzoek. Als reden gaven de meeste basisscholen op dat ze aan geen enkele onderzoek mee wilden doen in verband met ´onderzoeksverzadiging´, één basisschool gaf aan dat ze niet mee wilde doen om de samenstelling van de kinderen op hun school en één basisschool zag af van het onderzoek omdat ze de vragenlijst te lang vonden. Uiteindelijk hebben twee basisscholen deelgenomen aan het onderzoek. Zij hebben aan alle kinderen een pakketje meegegeven die voor hun ouders bestemd was. Om alle ouders te bereiken zijn op basisschool één, 250 pakketjes afgeleverd. Hiervan zijn 85 vragenlijsten door de ouders teruggestuurd. Op basisschool twee zijn 237 pakketjes afgeleverd waarvan 62 vragenlijsten zijn teruggestuurd. De pakketjes bevatten de vragenlijsten, zowel voor de vader als voor de moeder, een brief waarin uitleg over het onderzoek werd gegeven en waarin werd verzocht om medewerking te verlenen aan het onderzoek en er zat er een envelop met antwoordnummer in, zodat de ouders de vragenlijsten konden retourneren. Aan de ouders is meegedeeld dat de vragenlijsten anoniem zijn verwerkt en dat er vertrouwelijk met de gegevens is omgegaan. Instrumenten Bij de vragenontwikkeling is gebruik gemaakt van gestandaardiseerde vragenlijsten. De meeste vragenlijsten zijn in het Nederlands vertaald, waar echter geen Nederlandse vertaling voor handen was is die gemaakt door twee studenten van de Research Master Educational Sciences. Alle schalen van de vragenlijst zijn gestandaardiseerd en zijn al eerder gebruikt in ander onderzoek.
32
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder. De opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder is gemeten met de ‘Family Values’ uit ‘Families across cultures. A 30-nation psychological study’ van Georgas, Berry, Van de Vijver, Kagitcibasi en Poortinga, (2006). Dit is een zelfrapportage instrument en bestaat uit twee subschalen. Deze eerste subschaal richt zich op de hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder. De subschaal bestaat uit 6 items, waarop ouders aan kunnen geven in hoeverre zij het met een item eens zijn (1= helemaal mee oneens tot 7= helemaal mee eens). Voorbeelden van items zijn “De vader zou het hoofd van de familie moeten zijn” en “De plaats van de moeder is thuis”. Cronbach’s alpha is α=.70 na verwijdering van item 7 (hiervoor was het α=.63). Opvattingen over de belangrijkheid van familie relaties. De opvattingen over de belangrijkheid van familie relaties is ook gemeten met de ‘Family Values’ uit ‘Families across cultures. A 30-nation psychological study’ van Georgas, Berry, Van de Vijver, Kagitcibasi en Poortinga, (2006). Hierbij is gebruik gemaakt van de tweede subschaal. Deze tweede subschaal richt zich op de relatie met gezin en familie. De subschaal bestaat uit 11 items, waarop ouders aan kunnen geven in hoeverre zij het met een item eens zijn (1= helemaal mee oneens tot 7= helemaal mee eens). Voorbeelden van gebruikte items zijn “Familieproblemen moeten binnen de familie opgelost worden” en “Wij moeten de familiereputatie hooghouden en beschermen”. Cronbach’s alpha is α=.61. Conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin. De conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin zijn gemeten met de schaal Values uit ‘Families across cultures. A 30-nation psychological study’ van Georgas, Berry, Van de Vijver, Kagitcibasi en Poortinga, 2006. Dit is een zelfrapportage instrument en bestaat uit 7 subschalen, waarvan enkel de subschaal conservatisme is gebruikt. De subschaal bestaat uit 6 items, waarop ouders kunnen aangeven in hoeverre zij de waarde van belang vinden in hun leven (1= helemaal niet belangrijk tot 7= erg belangrijk). Voorbeelden van items zijn “Geborgenheid in de familie (geborgenheid voor familieleden)” en “Eren van je ouders en ouderen (respect tonen)”. Cronbach’s alpha is α=.63. Opvattingen over homonegativiteit. De opvattingen over homonegativiteit zijn gemeten met de Moderne homo negativiteit van Van Wijk, Van de Meerendonk, Bakker en Van 33
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Wesenbeeck (2005). Deze tweede subschaal richt zich op de homonegativiteit. De subschaal bestaat uit 7 items, waarop ouders aan kunnen geven in hoeverre zij het met het item eens zijn. Voorbeelden van gebruikte items zijn “Als homoseksuele mannen net zo behandeld willen worden als iedereen, moeten ze niet zo veel ophef maken over hun seksuele voorkeur” en “Mannelijke homoseksualiteit is in strijd met de menselijke natuur”. Cronbach’s alpha is α=.74. Het kennen van twee moeders. Het kennen van twee moeders is gemeten met ‘Some of my best friends: intergroup contact, concealable stigma, and heterosexuals, attitudes toward gay men and lesbians’ van Herek en Capitanio (1996). Het is een zelfrapportage instrument en meet in hoeverre ouders contact hebben en bekend zijn met homoseksualiteit. Het instrument bestaat uit 2 vragen. De eerste vraag is “Heeft u mannelijke of vrouwelijke vrienden, familieleden, kennissen of collega’s die homoseksuele ouders zijn?” (1= ja 2= nee). De tweede vraag is “Zijn er binnen de klas van uw kind, zo ver u weet, kinderen met homoseksuele ouders?” (1= ja 2= nee). Opvattingen twee moedergezinnen. Opvattingen over twee moedergezinnen zijn gemeten met de ‘Parenting Vignettes and Assesment of Parenting’ van Massey (2007). Het is een zelfrapportage instrument en meet in hoeverre ouders de ouders uit het vignet vaardig achten in het opvoeden (1= heel onvaardig tot 7= heel vaardig) en in hoeverre de ouders het gedrag van het kind in het vignet als normaal beoordelen (1= heel onwaarschijnlijk tot 7= heel waarschijnlijk). Het instrument bestaat uit 7 vragen. Voorbeelden van vragen zijn “Hoe goed ging de volwassene om met de situatie?” en “Hoe waarschijnlijk is het gedrag van het kind een gevolg van zijn gezinssituatie?”. Analyseplan Om de eerste onderzoeksvraag `Hoe denken (heteroseksuele) ouders over twee moedergezinnen en zijn hier verschillen in tussen mannen en vrouwen?’ te kunnen beantwoorden is een One-Way ANOVA toets uitgevoerd. Vervolgens is een t-toets uitgevoerd, om een beeld te kunnen schetsen hoe Nederlandse heteroseksuele ouders denken over twee moedergezinnen. Hiervoor zijn de uitkomsten van de Nederlandse mannen en vrouwen vergeleken met de uitkomsten van Canadese mannen en vrouwen.
34
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Om de tweede onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van de Pearson r correlatietoets. Hierbij is gekeken of er een verband is tussen de sociaal demografische factoren en: -) opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder, -) opvattingen over de belangrijkheid van familie relaties, -) conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin, -) opvattingen over homonegativiteit en -) het kennen van twee moedergezinnen. Om de derde onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is een multiple regressieanalyse uitgevoerd, waarbij de afhankelijke variabele -) de opvattingen over twee moedergezinnen zijn en de onafhankelijke variabelen -) de sociaal demografische factoren en -) opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder, -) opvattingen over de belangrijkheid van familie relaties, -) conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin, -) opvattingen over homonegativiteit en -) het kennen van twee moedergezinnen zijn.
35
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Resultaten Verschillen tussen mannen en vrouwen Een One-Way ANOVA toets laat zien dat er geen significantie verschillen zijn gevonden tussen de scores van de mannen en vrouwen op de verschillende items van de variabele opvattingen over twee moedergezinnen. Tabel 1.Gemiddelden op de variabele opvattingen over twee moedergezinnen Totaal
Man
Vrouw
F waarde
Ouderschapscompetentie Oudervaardigheden (1)
5.81
5.80
5.81
.003
Beoordeling gedrag (2)
5.23
5.32
5.18
.280
Beoordeling situatie (3)
5.85
5.68
5.98
2.36
Beoordeling problemen (4)
2.28
2.34
2.24
.265
Beoordeling persoonlijkheid (5)
4.05
3.83
4.20
1.43
Beoordeling gezinssituatie (6)
2.00
2.12
1.91
.933
Beoordeling Leeftijd (7)
6.13
6.03
6.20
.944
Attitudes ontwikkeling van het kind
***
**
*
p < .001 p <.01 p < .05 (1)1- 7 heel vaardig (2) 1-7 heel normaal (3) 1-7 heel goed (4) 1-7 heel waarschijnlijk (5) 1-7 heel waarschijnlijk (6) 1-7 heel waarschijnlijk (7) 1-7 heel waarschijnlijk
Verschillen tussen Nederland en de Verenigde Staten Een t-toets laat zien dat er wel verschillen zijn tussen de opvattingen over twee moedergezinnen tussen de Nederlandse mannen en vrouwen in vergelijking met de Amerikaanse mannen en vrouwen. Zoals in tabel 2 is af te lezen verschillen Nederlandse mannen significant met de Amerikaanse mannen op de items oudervaardigheden (t= -3.14 p < .01), beoordeling persoonlijkheid (t= 2.73 p <.01), beoordeling leeftijd (t= -2.39 p < .05) en 36
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
beoordeling gezinssituatie (t= 4.03 p <.001). Dit wil zeggen dat de Nederlandse mannen de lesbische ouders vaardiger achten. Zij het gedrag van het kind eerder wijten aan de persoonlijkheid en leeftijd en ze in tegenstelling tot de Amerikaanse mannen, het gedrag minder wijten aan de gezinssituatie waarin het kind opgroeit. Wat betreft de verschillen tussen Nederlandse vrouwen met de Amerikaanse vrouwen blijkt dat Nederlandse vrouwen significant verschillen op items beoordeling gedrag (t= 4.74 p < .001), persoonlijkheid (t= 3.87 p < .001) en beoordeling gezinssituatie (t= 6.96 p < .001). Dit wil zeggen dat de Nederlandse vrouwen het gedrag van het kind minder normaal vinden. Zij het gedrag van het kind eerder wijten aan de persoonlijkheid en ze in tegenstelling tot de Amerikaanse vrouwen het gedrag minder wijten aan de gezinssituatie waarin het kind opgroeit.
Tabel 2. Gemiddelden op de variabele opvattingen over twee moedergezinnen Nederlandse ♂ n=60
Amerikaanse ♂ n=47
Nederlandse ♀ n=87
Amerikaanse ♀ n=173
Oudervaardigheden (1)
5.80 (1.19)
5.13 (.980)
-3.14
5.81 (1.30)
5.55(1.01)
-1.77
Beoordeling gedrag (2)
5.32 (1.61)
5.57 (.981)
0.94
5.18 (1.54)
.99 (1.13)
4.74
Beoordeling situatie (3)
5.68 (1.23)
5.72 (.911)
0.19
5.98 (1.05)
5.92 (.991)
-0.45
problemen (4)
2.34 (1.17)
2.75 (1.10)
1.85
2.24 (1.20)
2.51 (1.33)
1.59
Beoordeling
3.83 (1.81)
4.63 (1.20)
2.73
4.20 (1.81)
4.96 (1.31)
3.87
2.12 (1.44)
3.22 (1.37)
4.03
1.91 (1.18)
3.24 (1.58)
6.96
6.03 (1.09)
5.50 (1.21)
-2.39
6.20 (.943)
6.12 (1.04)
-0.58
t-waarde
t-waarde
Ouderschapscompetentie **
**
Attitudes ontwikkeling van het kind Beoordeling **
**
Persoonlijkheid (5) Beoordeling
**
**
Gezinssituatie (6) Beoordeling leeftijd (7) ***
**
*
*
p < .001 p <.01 p < .05 (1)1- 7 heel vaardig (2) 1-7 heel normaal (3) 1-7 heel goed (4) 1-7 heel waarschijnlijk (5) 1-7 heel waarschijnlijk (6) 1-7 heel waarschijnlijk
37
Lesbisch en homoseksueel ouderschap (7) 1-7 heel waarschijnlijk
Samenhang tussen de sociaal demografische factoren en de verschillende opvattingen en het kennen van twee moedergezinnen Een Pearson r correlatietoets is uitgevoerd om te kijken of er een samenhang is tussen de sociaal demografische factoren (sekse, etniciteit en opleiding) en de verschillende opvattingen en het kennen van twee moedergezinnen. Zoals in tabel 3 te zien is zijn er verschillende significante correlaties gevonden. Sekse Sekse hangt samen met conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin. Dit wil zeggen dat vrouwen hoger scoren op conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin dan mannen (zie tabel 3). Ook uit een t-toets (t= 3.06 p < .01) blijkt dat vrouwen (µ= 5.1 en σ= .732) hoger scoren ten aanzien van conservatieve opvattingen dan mannen (µ= 4.7 en σ= .920). Opleiding Opleiding hangt samen met opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vaders en moeders. Dit wil zeggen dat ouders met een lage opleiding hoger scoren op hiërarchische opvattingen dan ouders met een hoge opleiding (zie tabel 3). Etniciteit Etniciteit hangt samen met opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vaders en moeders. Dit wil zeggen dat ouders die niet-Nederlands of niet-westers zijn hoger scoren op hiërarchische opvattingen dan ouders die Nederlandse of westerse zijn (zie tabel 3). Ook uit een t-toets (t= 7,33 p < .001) blijkt dat ouder met een niet-Nederlandse of niet-westerse achtergrond (µ= 4.41 en σ= 1,63315) hoger scoren ten aanzien van opvattingen over de hiërarchische rolverdeling dan ouders met een Nederlandse of westerse achtergrond (µ= 2,12 en σ=.801).Voor opvattingen over de belangrijkheid van familierelaties, opvattingen over homonegativiteit en het kennen van twee moedergezinnen zijn geen correlaties gevonden met sekse, opleiding of etniciteit.
38
Lesbisch en homoseksueel ouderschap Tabel 3. Correlaties tussen de sociaal demografische factoren en de verschillende opvattingen en het kennen van twee moedergezinnen Opvattingen over de hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder (1)
Opvattingen over de de belangrijkheid van familierelaties (2)
Conservatieve Opvattingen over opvattingen ten Homonegativiteit aanzien van de (4) betekenis van het gezin (3) **
Het kennen van twee gezinnen (5)
Sekse (6)
-.159
-.105
.246
-.037
.103
Leeftijd (7)
.053
.012
.126
-.005
.151
Opleiding (8)
-.188
.020
-.113
-.105
.153
Etniciteit (9)
.278
.122
.108
.153
-.130
***
*
**
*
***
p < .001 p <.01 p < .05
(1) 1-7 helemaal mee eens (2) 1-7 helemaal mee eens (3) 1-7 erg belangrijk (4) 1-5 helemaal mee eens (5) 1=nee 2=ja (6) 1=man 2=vrouw (7) 1,2=laag 3,4,5,6=midden 7,8=hoog (8) 1,2=Nederlands of Westers 3 t/m 6= niet-Nederlands of niet-westers
Samenhangen met twee moedergezinnen Om de unieke samenhang van de verschillende onafhankelijke variabelen (sociaal demografische factoren, de verschillende opvattingen en het kennen van twee moedergezinnen) op de afhankelijke variabelen (de opvattingen over twee moedergezinnen) te analyseren is er een multiple regressieanalyse uitgevoerd. Zoals in tabel 4 te zien is zijn er verschillende significante samenhangen gevonden. Oudervaardigheden Met betrekking tot oudervaardigheden zijn twee significante samenhangen gevonden. Dit zijn opvattingen over de belangrijkheid van familierelaties (β= -.18 p < .05) en opvattingen over homonegativiteit (β= -.24 p < .01). Het blijkt dat ouders die de lesbische moeders niet vaardig vinden in de omgang met hun kind tevens hoog scoren op opvattingen over de belangrijkheid
39
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
van familierelaties en negatieve opvattingen over homoseksualiteit. Beide aspecten verklaren 17% op de variantie oudervaardigheden (zie tabel 4). Beoordeling gedrag Met betrekking tot beoordeling gedrag zijn twee significante samenhangen gevonden. Dit zijn opleiding (β= .20 p < .05) en opvattingen over homonegativiteit (β= -.17 p < .05). Het blijkt dat ouders die het gedrag van het kind normaal vinden tevens hoog opgeleid zijn en dat ouders die het gedrag niet normaal vinden tevens hoog scoren op negatieve opvattingen over homonegativiteit. Beide aspecten verklaren 15% op de variantie beoordeling gedrag (zie tabel 4). Beoordeling situatie Met betrekking tot beoordeling situatie zijn twee significante samenhangen gevonden. Dit zijn opvattingen over de belangrijkheid van familierelaties (β= -.25 p < .01) en opvattingen over homonegativiteit (β= -.22 p < .05). Het blijkt dat ouders die de lesbische moeders niet goed met situatie om vonden gaan tevens hoog scoren op opvattingen over de belangrijkheid van familierelaties en negatieve opvattingen over homoseksualiteit. Beide aspecten verklaren 19% op de variantie beoordeling situatie (zie tabel 4). Beoordeling problemen Met betrekking tot beoordeling problemen zijn vier significantie samenhangen gevonden. Dit zijn etniciteit (β= .19 p < .05), conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin (β= .25 p < .01), opvattingen over homonegativiteit (β= .30 p < .001) en het kennen van twee moedergezinnen (β= -.26 p < .001). Het blijkt dat ouders die het heel waarschijnlijk vinden dat het gedrag van het kind te maken heeft met een dieper gelegen ontwikkelingsprobleem tevens niet-Nederlandse of niet-westers zijn, geen twee moedergezinnen kennen en hoog scoren op conservatieve opvattingen over de betekenis van het gezin en negatieve opvattingen over homoseksualiteit. Deze vier aspecten verklaren 29% op de variantie beoordeling problemen (zie tabel 4). Beoordeling persoonlijkheid Met betrekking tot beoordeling persoonlijkheid zijn twee significantie samenhangen gevonden. Dit zijn opleiding (β= -.17 p < .05) en conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin (β= .28 p < .01). Het blijkt dat ouders die het gedrag van het kind wijten aan een gevolg van zijn persoonlijkheid tevens laag opgeleid waren en hoog scoren op conservatieve opvattingen over de betekenis van het gezin. Deze twee aspecten verklaren 16% op de variantie beoordeling persoonlijkheid (zie tabel 4). 40
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Beoordeling gezinssituatie Met betrekking tot beoordeling gezinssituatie zijn drie significantie samenhangen gevonden. Dit zijn etniciteit (β= .30 p < .001), opvattingen over homonegativiteit (β= .25 p < .01) en het kennen van twee moedergezinnen (β= -.17 p < .05). Het blijkt dat ouders die het waarschijnlijk vinden dat het gedrag van het kind een gevolg is van zijn gezinssituatie (lesbisch gezin) tevens niet-Nederlandse of niet-westers zijn, hoog scoren op opvattingen over homonegativiteit en geen twee moedergezinnen kennen. Deze drie aspecten verklaren 33 % op de variantie beoordeling gezinssituatie (zie tabel 4). Beoordeling leeftijd Met betrekking tot beoordeling leeftijd is één significantie samenhang gevonden. Dit is het kennen van twee moedergezinnen (β= .23 p < .01). Het blijkt dat ouders die het heel onwaarschijnlijk vinden dat het gedrag van het kind een logisch gevolg is van zijn leeftijd tevens geen twee moedergezinnen kennen. Dit aspect verklaart 12 % op de variantie beoordeling leeftijd.
41
Lesbisch en homoseksueel ouderschap Tabel 4. Samenvatting van de multiple regressie analyse op de opvattingen over twee moedergezinnen Opvattingen lesbische ouders
Opvattingen gedrag van het kind
Oudervaardigheden (1)
Beoordeling gedrag (2) Beoordeling situatie (3) Beoordeling problemen (4)
Leeftijd
B .00
St.E .02
β .01
B .02
St.E .02
β .09
Opleiding (8)
.10
.07
.12
.20
.08
.20
*
B -.00
St.E .02
β -.02
B .02
St.E .02
β .09
Beoordeling (5) Persoonlijkheid B St.E β -.02 .03 -.06
.05
.06
.07
-.03
.06
-.04
-.20 *
-.10 Etniciteit (9) Opvattingen over .14 de Hiërarchische rolverdeling tussen vader en moeder (10)
.09 .13
-.09 .11
.04 .04
.12 .16
.03 .03
-.15 .11
.08 .11
-.15 .09
.20 -.13
.08 .11
.19 -.10
Conservatieve opvattingen over de betekenis van het gezin (11)
.09
.13
.06
.02
.17
.01
.11
.12
.08
.36
.12
.25
Opvattingen over -.55 Homonegativiteit
.20
-.24
-.49
.25
-.17
-.45
.18
-.22
.65
.17
.30
.24
.17
.53
.30
.15
.37
.21
.15
-.69
.21
-.26
**
*
*
**
***
.10
Beoordeling (6) Gezinssituatie B St.E β .01 .02 .03 *
-.17
-.07 .02
.14 .18
-.04 .01
.61
.19
.28
-.23
.28
-.61
.34
-.05
.06
Beoordeling (7) Leeftijd B St.E β -.02 .01 -.09
-.06 ***
-.01
.06
-.02
.35 .13
.09 .12
.30 .09
.04 .03
.08 .11
.04 .02
.03
.13
.02
.02
.11
-.02
-.07
.58
.18
.25
-.32
.16
-.17
-.15
-.48
.22
-.17
.51
.20
.23
**
**
(12)
Het kennen van .47 2 moedergezinnen
***
*
(13)
R2
.17
F
3.4 ***
**
.15 *
2.6
**
.19 3.8
.29 **
6.7
.16 ***
3.2
.33 **
8.3
.12 ***
2.2
*
*
p < .001 p <.01 p < .05 (1)1- 7 heel vaardig (2) 1-7 heel normaal (3) 1-7 heel goed
42
**
Lesbisch en homoseksueel ouderschap (4) 1-7 heel waarschijnlijk (5) 1-7 heel waarschijnlijk (6) 1-7 heel waarschijnlijk (7) 1-7 heel waarschijnlijk (8) 1,2=laag 3,4,5,6=midden 7,8=hoog (9) 1,2=Nederlands of Westers 3 t/m 6= niet-Nederlands of niet-westers (10) 1-7 helemaal mee eens (11) 1-7 helemaal mee eens (12) 1-7 erg belangrijk (13) 1-5 helemaal mee eens (14) 1=nee 2=ja
43
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Conclusie In deze huidige studie is onderzocht hoe Nederlandse heteroseksuele ouders denken over lesbische gezinnen en welke achterliggende factoren hiermee samenhangen. Aan het onderzoek hebben 147 ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd mee gedaan. De resultaten uit deze studie laten zien dat er geen verschil is in hoe Nederlandse mannen en vrouwen denken over lesbische gezinnen. Dit resultaat was niet verwacht, want eerder onderzoek laat zien dat mannen meer negatieve attitudes hebben tegenover lesbische vrouwen en homoseksuele mannen dan vrouwen. Een verklaring voor het niet kunnen vinden van een verschil tussen Nederlandse mannen en vrouwen is wellicht doordat de Nederlandse een feminiene samenleving is. Eerdere onderzoeken waarin verschillen werden gevonden tussen opvattingen tussen mannen en vrouwen zijn uitgevoerd in landen (Zuid-Amerika) waarin de samenleving juist masculien is. In een masculiene samenleving zijn de sociale sekserollen tussen mannen en vrouwen duidelijk gescheiden. Bij een samenleving die gemarkeerd wordt als feminien geldt juist dat er een overlapping is van sociale sekserollen (Hofstede, McCrae, 2004). Het is dan ook aannemelijk dat Nederlandse mannen en vrouwen geen moeite hebben als twee vrouwen de rol van vader en moeder opnemen. Deze studie laat wel zien dat Nederlandse mannen en vrouwen verschillen in hun opvattingen over lesbische gezinnen wanneer ze worden vergeleken met mannen en vrouwen uit de Verenigde Staten. Nederlandse mannen en vrouwen blijken in vergelijking met Amerikaanse mannen en vrouwen positiever te staan tegenover opvattingen over twee moedergezinnen want zij wijten het gedrag minder aan de gezinssituatie dan de Amerikaanse mannen en vrouwen. Deze uitkomst is in de lijn der verwachting, want uit eerder onderzoek is al gebleken dat de Nederlandse samenleving in vergelijking met de Verenigde Staten positiever staat tegenover homoseksualiteit (Kelley, 2001). Uit deze studie komt verder naar voren dat er een aantal samenhangen is tussen de sociaal demografische factoren (sekse, opleiding en etniciteit) en de verschillende opvattingen en het kennen van een lesbisch gezin. Zo blijken vrouwen hoger te scoren op conservatieve opvattingen ten aanzien van de betekenis van het gezin. Vervolgens blijken ouders die een lage opleiding hebben genoten en die niet-Nederlands of niet-westers zijn hoger te scoren op hiërarchische opvattingen over de rolverdeling van vader en moeder. Voor opvattingen over de belangrijkheid van familierelaties, opvattingen over homonegativiteit en het kennen van twee moedergezinnen zijn geen correlaties gevonden met sekse, opleiding of etniciteit. Dat er geen verband is gevonden tussen opvattingen over 44
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
homoseksualiteit en sekse, opleiding en etniciteit is opmerkelijk, want eerder onderzoek heeft juist laten zien dat er wel degelijk een verband is tussen deze factoren (Bos, Picavet & Sandfort, in voorbereiding; Kurdek, 1988; Nierman, Thompson, Bryan, & Manhaffey, 2007; Van de Meerendonk, & Scheepers, 2004). Tot slot is er in deze studie gekeken of er een verband is tussen de opvattingen over lesbische gezinnen en over de verschillende opvattingen en het kennen van een lesbisch gezin. Uit de resultaten komt naar voren, dat in overeenstemming met eerder onderzoek waarbij gekeken is naar opvattingen die samenhangen met homoseksualiteit, blijkt dat mensen met een lage opleiding, mensen met een Niet-Nederlandse of Niet-westerse afkomst, mensen met negatieve opvattingen over homoseksualiteit, mensen die traditionele opvattingen hebben over het gezin in het algemeen en mensen die geen lesbisch gezin kennen het waarschijnlijk vinden dat het gedrag van het kind een gevolg is van hun gezinssituatie (lesbisch gezin). Deze studie heeft een aantal beperkingen. De grootste beperking van deze studie is de werving van de onderzoeksgroep. De respons van het aantal basisscholen dat mee wilde doen aan deze studie is laag. Slechts twee van de 105 basisscholen wilden meedoen. Een tweede beperking van deze studie als gevolg van de moeilijke werving is, dat bijna alle ouders Nederlands of Westers en tevens hoogopgeleid waren. Dit komt wellicht ook doordat de twee scholen die toestemming gaven tot stadsdelen behoren (Centrum en de rivierenbuurt), die beide bekend staan als stadsdelen waar voornamelijk hoogopgeleide Nederlandse mensen wonen. Het onderzoek kan daarom dan ook slechts representatief zijn voor de opvattingen van heteroseksuele ouders binnen die stadsdelen van Amsterdam. Onderzoek naar de opvattingen van heteroseksuele ouders binnen andere stadsdelen en ook in andere steden of dorpen is dan ook noodzakelijk. Wellicht is het een optie om in nieuw onderzoek de vragenlijsten te verspreiden via internetsites om op die manier de toegang tot de ouders te verkleinen. Een derde beperking van deze studie is dat bij het meten van de variabele ‘het kennen van twee moedergezinnen’ (contacthypothese) er enkel is gekeken of de ouder een lesbische of homoseksuele ouder kent of niet. Dit is volgens het onderzoek van Herek en Capitanio (1996) over de contacthypothese niet volledig. Er zijn namelijk drie aspecten die invloed uitoefenen, dit zijn: het kennen van minimaal twee homoseksuele personen, de hechtheid van de vriendschap en het mee maken van de coming-out van de homoseksuele vriend/vriendin. In verder onderzoek moeten deze drie aspecten dan ook allemaal worden meegenomen bij het 45
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
meten van deze variabele. Tot slot kan een waardevolle bijdrage in volgend onderzoek zijn om te bekijken of er ook verschillen zijn tussen mensen die wel negatief zijn over lesbische gezinnen maar die geen negatieve opvattingen hebben over homoseksualiteit. Ondanks deze beperkingen van de studie heeft deze studie ook een aantal sterke punten. Het is de eerste studie die heeft gekeken naar opvattingen over lesbische gezinnen onder heteroseksuele ouders in Nederland, bovendien zijn de resultaten vergeleken met onderzoek uit de Verenigde Staten waardoor er ook een vergelijking kon worden gemaakt. Maar nog veel belangrijker is dat door deze studie naar voren is gekomen dat er een verband bestaat tussen opleiding, etniciteit, opvattingen over homoseksualiteit en traditionele opvattingen hebben over het gezin en de opvattingen over lesbische gezinnen.
46
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Algehele conclusie (studie 1 en 2) Nederland staat bij andere landen bekend als een open en relatief tolerant klimaat tegenover homoseksualiteit. De tweede deelstudie van deze scriptie voegt hier bovendien aan toe dat de Nederlandse samenleving in vergelijking met de Verenigde Staten tevens relatief tolerant is tegenover lesbische gezinnen. Toch heeft Nederland nog een lange weg te gaan als het gaat om de acceptatie van lesbische en homoseksuele gezinnen. Vooral de eerste deelstudie van deze scriptie laat zien dat Nederland nog een lange weg te gaan heeft. Zo is er een opmerkelijke discrepantie ontstaan tussen de ervaringen van een deel van de lesbische en homoseksuele ouders en de rest van de ouders en de deskundigen. Één deel van de ouders geeft namelijk aan helemaal geen last te hebben van stigmatisering. Dit in tegenstelling tot de andere ouders en deskundigen die aangeven dat stigmatisering juist wel voorkomt. Deze discrepantie kan te maken hebben met de mogelijke ‘parenting justification’ bij lesbische en homoseksuele ouders, die wellicht ontstaan is doordat zij een gevoel van intolerantie vanuit de samenleving voor ‘andere’ gezinstypen opmerken. De opmerkelijkste bevinding van de tweede deelstudie is dat negatieve opvattingen over lesbische gezinnen samenhangen met aspecten zoals negatieve opvattingen over homoseksualiteit, een niet-Nederlands of niet-westerse etniciteit, traditionele opvattingen over het gezin en geen twee moedergezin kennen (de contacthypothese). Uit de resultaten van beide studies wordt duidelijk dat er nog een hoop gedaan kan worden om de positie van lesbische en homoseksuele gezinnen te verbeteren. Het COC kan zich vooral gaan richten op het verminderen van de negatieve opvattingen over lesbische en homoseksuele gezinnen door direct invloed uit te oefenen op de politiek en de politiek ervan te overtuigen dat er meer voorlichting en bekendheid moet komen over het lesbisch en homoseksueel ouderschap. Bovendien kunnen zij ook indirect helpen door zich te richten op de andere aspecten waarmee negatieve opvattingen over lesbische gezinnen samenhangt. Door bijvoorbeeld de zichtbaarheid van diversiteit in gezinnen (contacthypothese) te vergroten door het voeren van landelijke campagnes. Ook de stichting Meer dan Gewenst kan een rol spelen bij het verbeteren van de positie van lesbische en homoseksuele gezinnen. Zij kunnen dit doen door de gezinnen bijeen te brengen, zodat deze met elkaar hun ervaringen kunnen delen. Tot slot is er ook nog een taak weggelegd voor de overheid. Zij moet voorlichting geven aan hulpverleningsinstellingen zoals ziekenhuizen en de kraamzorg, zodat
47
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
er geen handelingsverlegenheid ontstaat vanuit deze instellingen, enkel en alleen omdat zij te weinig van lesbische en homoseksuele gezinnen af weten.
48
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Literatuur Baber, K.M., & Tucker, C.J. (2006). The Social Roles Questionnaire: A New Approach to Measuring Attitudes Toward Gender. Sex roles, 54, 459-467. Bem, S. L. (1981). Gender scheam theory: A cognitive account of sex typing. Psychological Review, 88, 354-365. Bos, H. M. W. (2004). Parenting in planned lesbian families. Amsterdam: Vossiuspers UvA. Bos, H.M.W., Gartrell, N.K., Van Balen, F., Peyser, H., & Sandfort, T.G. (2008). Children in Planned Lesbian Families: A Cross-Cultural Comparison Between the United States and the Netherlands. American Journal of Orthopsychiatry, 78, 211–219. Bos, H.M.W., Gartrell, N.K., Peyser, H., & Van Balen, F. (2008). The USA National Longitudinal Lesbian Family Study (NLLFS): Homophobia, Psychological Adjustment, and Protective Factors. Journal of Lesbian Studies, 12, 455-469. Bos, H.M.W., Picavet, C., & Sandfort, T.H. (in voorbereiding). Ethnicity, gender conformity, and attitudes towards lesbian and gays in pre adolescents. Bos, H. M. W., Van Balen, F., & Van den Boom, D.C. (2005). Lesbian families and family functioning: an overview. Patient Education and Counseling 59, 263–275 Bos, H. M. W., Van Balen, F., & Van Den Boom, D. C. (2007). Child Adjustment and Parenting in Planned Lesbian Families. American Journal of Orthopsychiatry, 77, 38– 48. Bos, H.M.W., & Van Balen, F. (2008). Children in planned lesbian families: Stigmatisation, psychological adjustment and protective factors. Health & Sexuality, 10, 221–236. Bronfenbrenner, U. (1979). The Ecology of human development: Experiments by nature and design. Cambridge: Harvard University Press. Bronfenbrenner, U. (1994). Ecologival Models of Human Development. International encyclopedia of education, 37-43. Christensen, P.M., & James, A. (Eds). (2000). Research with children: Perspectives and practices. Londen: RoutlegdeFalmer. Gartrell, N., Peyser, H., & Bos, H.M.W. (in press). Planned lesbian families: A review of the U.S. National Longitudinal Lesbian Family Study. In D. M. Brodizinsky, A. Pertman, D.B. Kunz (Eds.), Lesbian and gay adoption. A new American reality. Oxford: Oxford University Press. Georgas, J., Berry, J.W., Van de Vijver, F.J.R., Kagitcibasi, C., & Poortinga, Y.H. (Eds.). 49
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
(2006). Families across cultures. A 30-nation psychological study. Cambridge: Cambridge University Press. Golombok, S. (2000). Parenting: What really counts? New York, NY: Routledge. Golombok, S., Perry, B., Burston, A., Murray, C., Mooney-Somers, J., Stevens, M., et al. (2003). Children with lesbian parents: A community study. Developmental Psychology, 39, 20–33. Herek, G.M., & Capitanio, J.P. (1996). Some of my best friends: intergroup contact, concealable stigma, and heterosexuals, attitudes toward gay men and lesbians. Personality and Social Psychology Bulletin, 22, 412-424. Hofstede, G., & McCrae, R.R. (2004). Personality and Culture Revisited: Linking Traits and Dimensions of Culture. Cross-Cultural Research, 38, 52-88. Kerns, J. G., & Fine, M. A. (1994). The relation between gender and negative attitudes toward gay men and lesbians: Do gender role attitudes mediate this relation? Sex Roles, 31, 297-307. Kelley, J. (2001). Attitudes towards homosexuality in 29 nations. Australian Social Monitor, 4, 15–21. Kurdek, L.A. (1988). Correlates of negative attitudes toward homosexuals in heterosexual college students. Sex Roles, 18, 727-738. Massey, S.G. (2007). Sexism, Heterosexism, and Attributions About Undesirable Behavior in Children of Gay, Lesbian, and Heterosexual Parents. Journal of GLBT Family Studies, 3, 457 – 483. Mays, V., & Cochran, S. (2001). Mental Health Correlates of Perceived Discrimination Among Lesbian, Gay, and Bisexual Adults in the United states. American Journal of Public Health, 1869-1876. Meyer, A. (2003). Prejudice, Social Stress, And Mental Health in Lesbian, Gay and Bisexual Populations: Conceptual Issues and Research Evidence. Psycho Bull, 674-697. Newman, M.S., & Muzzonigro, P.G. (1993). The effects of traditional family values on the coming out process of gay male adolescents. Adolescence, 28, 213 -26. Nierman, A.J., Thompson, S.C., Bryan, A., & Mahaffey, A.L. (2007). Gender role beliefs and attitudes toward lesbians and gay men in Chile and the U.S. Sex roles, 57, 61-67. Patterson, C.J. (2006). Children of Lesbian and Gay Parents. Association for Psychological Science, 15(5), 241-244. 50
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Sandfort, Th. (1998). Homosexual and bisexual behaviour in European countries. In M. Hubert, N. Bajos & Th. Sandfort (Red.), Sexual behaviour and HIV/AIDS in Europe. London: UCL Press. Sandfort, Th.G.M ., McGasley, J., & Bos, H.M.W. (in voorbereiding). Understanding cross national differences in the acceptance of homosexuality. Van de Meerendonk, B., & Scheepers, P. (2004). Denial of Equal Civil Rights for Lesbians and Gay Men in the Netherlands, 1980-1993. Journal of Homosexuality, 47, 63-80. Van Wijk E., Van den Meerendonk, B., Bakker F., & Vanwesenbeeck, I. (2005), Moderne homonegativiteit: de constructie van een meetinstrument voor het meten van hedendaagse reacties op zichtbare homoseksualiteit in Nederland. Tijdschrift voor Seksuologie, 29, 19-27. Vyncke, J.D., & Julien, D. (2007). Social Support, Coming Out, and Adjustment of Lesbian Mothers in Canada and France: An Exploratory Study. Journal of GLBT Family Studies, 3, 397 – 424.
51
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Bijlage 1 Stageverslag Tijdens mijn scriptie heb ik stage gelopen bij het COC. COC, is een Nederlandse belangenorganisatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuele mannen en vrouwen en transgenders dat sinds 1946 bestaat. De vereniging is onder verschillende namen bekend geweest, maar sinds 2000 heet de vereniging Federatie van Nederlandse Verenigingen tot Integratie van Homoseksualiteit COC Nederland. Het COC bestaat uit (1) de federatie COC Nederland, die zich richt op de belangenbehartiging op landelijk en internationaal niveau en (2) 23 lidverenigingen die zich richten op activiteiten en belangenbehartiging in hun eigen regio. Ik heb gedurende het schrijven van mijn scriptie stage gelopen bij COC Nederland. De algemene doelen en middelen van het COC zijn: • het bevorderen van maatschappelijke hervormingen om daardoor tot integratie van homoseksualiteit te komen; • het bevorderen van persoonlijke emancipatie door het stimuleren van de bewustwording omtrent de eigen en maatschappelijke situatie (en de relatie daartussen) ten aanzien van homo- en biseksualiteit en man/vrouwrollen.
COC Nederland draagt hierin bij door: • het geven van informatie, voorlichting en adviezen; •
het bevorderen van publiciteit en het uitgeven van publicaties;
• het voeren van sociale acties; • het leggen en onderhouden van contacten met instanties en organisaties in binnen- en buitenland; •
het scheppen en instandhouden van mogelijkheden tot individuele vorming en bewustwording;
• het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek op voormeld gebied; 52
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
• het aanwenden van overige middelen die voor het doel van de federatie bevorderlijk zijn
Ik kan terugkijken op een hele leuke tijd bij COC Nederland. En naast dat ik me tijdens mijn stage bij het COC vooral bezig hield met mijn onderzoek, heb ik ook de eer gehad om mij bezig gehouden met de organisatie van de eerste Roze Dag van het Gezin in Nederland met de naam ‘We Are Family‘. Deze avond is tot stand gekomen door de samenwerking tussen COC Nederland en de stichting Meer dan Gewenst. De Internationale Dag van het Gezin is ingevoerd door de Verenigde Naties, zij zette deze dag in 1993 al op de jaarkalender. Het doel van deze dag is om stil te staan bij het belang van het gezin. In navolging van de Verenigde Naties voerde Minister Rouvoet, minister van Jeugd en Gezin, dit jaar in Nederland voor het eerst de dag in. Het COC en Meer dan Gewenst speelde hierop in door de eerste Roze Dag van het Gezin te organiseren en hun doel was het zichtbaar maken van ‘roze’gezinnen. We deden dit door een lezing te geven met het nieuwste wetenschappelijke onderzoek over deze ‘roze’gezinnen, door informatie te geven over waar de gezinnen mee te maken kunnen krijgen (vragen en vooroordelen) en als afsluiting was er nog een panelgesprek tussen verschillende lesbische en homoseksuele ouders. Mijn rol in dit geheel was de rol van projectleider. Als projectleider heb ik samen met een bestuurslid van Meer dan Gewenst de organisatie van de avond geregeld. Mijn belangrijkste taken waren het aansturen van mensen en het regelen van zaken rondom de catering, communicatie en publiciteit en logistiek. De avond werd een groot succes en er was veel media aandach. Naast het organiseren van de Roze Dag van het Gezin heb ik ook nog enkele kleine werkzaamheden uitgevoerd, zoals: het ondersteunen bij de ideeëndag van het COC, één keer notulist zijn voor de Werkgroep Landelijk Politiek en Consortium voor Ouderen en het zoeken van Roze ouders voor een fotoshoot voor the National Geographic.
53
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Bijlage 2 Interview ouders Als ouder kan het weleens voor komen dat je de behoefte hebt aan ondersteuning als je bijvoorbeeld onzeker bent over hoe je het doet, of als je vragen hebt over het opvoeden van kinderen. Opvoedingsondersteuning is op dit moment een hot-item, zo wordt er ook veel aandacht geven aan opvoedingsondersteuning in de media en in de politiek. Ouders kunnen op allerlei verschillende domeinen behoefte hebben aan ondersteuning. Zo gaven ouders aan dat ze weleens behoefte hebben aan ondersteuning bij vragen over het gedrag van hun kind, maar ook vragen over de woonomgeving en lichamelijke ontwikkeling en gezondheid van hun kind. 1) Wat vindt u van deze aandacht voor opvoedingsondersteuning in de media en politiek? 2) Herkent u dergelijke vragen? 3) Welke vragen heeft u over de opvoeding van uw kind? 4) Heeft u weleens behoefte aan ondersteuning bij het omgaan met deze vragen? 5) Denkt u dat lesbische en homoseksuele gezinnen andere behoefte hebben in opvoedingsondersteuning dan andere vader-moedergezinnen? Uit onderzoek komt naar voren dat 2/3 van de samenleving vindt dat kinderen in vadermoedergezinnen moeten opgroeien. Zo kunnen lesbische en homoseksuele ouders te maken krijgen met nieuwsgierigheid en vragen van mensen uit hun omgeving. Bijvoorbeeld dat mensen vervelende vragen stellen of roddelen over lesbische en homoseksuele ouders en hun gezinnen. 6) Herkent u dergelijke reacties? 7) Welke andere vragen heeft u meegemaakt? 8) Wat voor antwoorden geeft u hierop? 9) Heeft u weleens gehoord dat anderen hiermee te maken hebben gehad? Wat voor reacties en vragen kregen zij? 10) Heeft u kind hier weleens mee te maken gehad? Wat waren de reacties en vragen waarmee hij/zij te maken kreeg? 11) Bereid u uw kind voor op zulke vragen en reacties? 54
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
12) Neemt u hierin zelf initiatief of laat u het initiatief over aan uw kind? 13) Waar heeft u het dan met uw kind over? 14) Hoe pakt u dit aan? 15) Denkt u dat uw kind behoefte heeft om hierover te praten? 16) Heeft u zelf behoefte aan ondersteuning? Waaruit moet deze ondersteuning bestaan? Er zijn instellingen die zich specifiek bezig houden met het bieden van ondersteuning, een voorbeeld van zo een instelling is de opvoedpoli. 17) Vindt u dat instellingen zoals de opvoedpoli zich bezig moeten houden met het bieden van ondersteuning aan lesbische gezinnen? 18)Vindt u dat de instellingen die zich bezig houden met opvoeden geïnformeerd moeten worden over vragen die lesbische en homoseksuele gezinnen kunnen hebben, zodat zij ook deze gezinnen ondersteuning kunnen bieden?
55
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Bijlage 3 Interview kinderen Alle kinderen maken wel eens mee, dat iemand iets vervelends over je zegt of dat er een grapje over je wordt gemaakt. Bijvoorbeeld wanneer een jongen niet goed kan voetballen of basketballen dat andere jongens daar vervelende opmerkingen over maken. Of wanneer een meisje andere kleding aan heeft dan de kinderen uit haar klas en dat de kinderen daar een grapje over maken. Of wanneer een jongen alleen met meisjes omgaat en de andere jongens daar grapjes over maken. Of tot slot wanneer een klein jongetje het leuk vindt om met poppen te spelen maar dat de andere kinderen daarom zeggen dat hij net een meisje is. 1) Heeft een kind wel eens een grapje of iets vervelends over jou gezegd? Wat zei het kind dan? 2) Wat zeggen kinderen over dat je twee moeders hebben? 3) Wat zou je ervan vinden als iemand iets zegt over je twee moeders? 4) Hebben kinderen weleens vervelende dingen of grapjes gemaakt over dat jij twee moeders hebt? En hoe reageerde jij hierop? 5) Hoe denk je dat andere kinderen denken over homoseksualiteit? 6) Heb je een vader? Zo ja: Zie je je vader vaak? (elke week) Wat zeggen de kinderen over dat je minder of geen contact hebt met je vader? Zo nee: Wat zeggen andere kinderen over dat jij een donorvader hebt? Zeg je zelf tegen de vrienden die je hebt dat je een donorvader hebt? En hoe reageren zij als jij dit verteld? 7) Als je weleens op plekken komt waar niemand je kent. Bijvoorbeeld als je op vakantie bent vertel je dan tegen de kinderen die je ontmoet dat je twee moeders hebt? Wat vertel je dan over je twee moeders? 8) Weten alle kinderen uit je klas dat je twee moeders hebt? Ben je daar altijd open over? 9) Zijn er meer kinderen in jouw klas of op jouw school met twee moeders of vaders? 56
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
10) Hebben je moeders het wel eens met je over de reacties en vragen van andere kinderen? Waar heb je het dan met hun over? 11) Wil jij het daar zelf wel eens over hebben? En waar wil je het dan precies over hebben? 12) Zou je weleens met andere kinderen van lesbische en homoseksuele ouders in contact willen komen? En waar zou je het dan met die kinderen over hebben?
57
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Bijlage 4 Interview deskundigen Ouders kunnen weleens de behoefte hebben aan ondersteuning wanneer ze bijvoorbeeld onzeker zijn over hoe zij het doen of als zij vragen hebben over het opvoeden. Opvoedingsondersteuning is op dit moment een hot-item, zo wordt er ook veel aandacht geven aan opvoedingsondersteuning in de media en in de politiek. Ouders kunnen op allerlei verschillende domeinen behoefte hebben aan ondersteuning. Zo gaven ouders aan dat ze weleens behoefte hebben aan ondersteuning bij vragen over het gedrag van hun kind, maar ook vragen over de woonomgeving en lichamelijke ontwikkeling en gezondheid. 1) Denkt u dat er onder de lesbische- en homoseksuele gezinnen weleens behoefte is aan ondersteuning? 2) Denkt u dat lesbische en homoseksuele gezinnen andere behoefte hebben in opvoedingsondersteuning dan andere vader-moedergezinnen? Uit onderzoek komt naar voren dat 2/3 van de samenleving vindt dat kinderen in vadermoedergezinnen moeten opgroeien. Zo kunnen lesbische en homoseksuele ouders te maken krijgen met nieuwsgierigheid en vragen van mensen uit hun omgeving. Bijvoorbeeld dat mensen vervelende vragen stellen of roddelen over lesbische en homseksuele ouders en hun gezinnen. 3) Heeft u weleens van lesbische en homoseksuele ouders gehoord dat ze hier mee te maken hebben gehad? 4) Welke andere reacties en vragen kregen zij? 5) Kunt u uit uw ervaringen met lesbische en homoseksuele ouders zeggen hoe ouders hier over het algemeen mee omgaan? 6) Heeft u weleens van kinderen gehoord die hier mee te maken hebben gehad? 7) Wat waren de reacties en vragen waarmee ze te maken kregen? 8) Kunt u uit uw ervaringen met kinderen van lesbische en homoseksuele ouders zeggen hoe kinderen hier over het algemeen mee omgaan? 9) Denkt u dat kinderen de behoeften hebben om over hun ervaringen te praten, met andere mensen dan hun ouders?
58
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
10) Vindt u dat kinderen voorbereid moeten worden op de vragen en reacties vanuit de samenleving? 11) Denkt u dat kinderen uit lesbische en homoseksuele gezinnen behoefte hebben aan ondersteuning? En waar zou deze ondersteuning dan volgens u uit moeten bestaan? 12) Denkt u lesbische en homoseksuele ouders behoefte hebben aan ondersteuning? En waar zou deze ondersteuning dan volgens u uit moeten bestaan?
Er zijn instellingen die zich specifiek bezig houden met het bieden van ondersteuning, een voorbeeld van zo een instelling is de opvoedpoli. 13) Vindt u het belangrijk dat instellingen zoals bijvoorbeeld de opvoedpoli zich bezig gaan houden met het bieden van ondersteuning aan lesbische en homoseksuele gezinnen? 14)Vindt u dat de instellingen die zich bezig houden met opvoeden geïnformeerd moeten worden over vragen die lesbische en homoseksuele gezinnen kunnen hebben, zodat zij ook deze gezinnen ondersteuning kunnen bieden mocht hier behoefte aan zijn? 15) In hoeverre kunnen organisaties een rol spelen bij het voorbereiden van ouders en kind op de samenleving?
59
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Bijlage 5 Interview leerkrachten 1) Hoe lang staat u al voor de klas? 2) Aan welke groepen geeft u les? 3) Aan hoeveel kinderen heeft u lesgegeven die uit een lesbische of homoseksuele gezinnen komen? Uit onderzoek komt naar voren dat 2/3 van de samenleving vindt dat kinderen in vadermoedergezinnen moeten opgroeien. Zo kunnen lesbische en homoseksuele ouders te maken krijgen met nieuwsgierigheid en vragen van mensen uit hun omgeving. Bijvoorbeeld dat mensen vervelende vragen stellen of roddelen over lesbische en homoseksuele ouders en hun gezinnen. 4) Heeft u weleens gehoord van kinderen die hiermee te maken hebben gehad? 5) Wat waren de reacties en vragen waarmee ze te maken kregen? 6) Hoe gaan de kinderen hier over het algemeen mee om? 7) Zijn er weleens kinderen gepest doordat ze uit een lesbisch of homoseksueel gezin komen? 8) Zijn kinderen uit lesbische of homoseksuele gezinnen weleens naar u toe gekomen voor hulp? Wat voor hulp heb je geboden? 9) Als een kind uit een lesbisch of homoseksueel gezin naar u toe komt voor hulp? Hoe zou u dat dan aanpakken? 10)Denkt u dat kinderen de behoefte hebben om over hun ervaringen te praten, met andere mensen dan hun ouders, bijv. andere kinderen? 11) Vindt u dat kinderen voorbereid moeten worden op eventuele negatieve vragen en reacties vanuit de samenleving? 12) Denkt u dat kinderen uit lesbische en homoseksuele gezinnen behoefte hebben aan ondersteuning? En waar zou deze ondersteuning dan volgens u uit moeten bestaan? 13) Doen jullie op school iets aan het lesbisch of homoseksueel ouderschap? 14) Hoe kunnen leerkrachten/scholen bijdragen bij het kinderen voorbereiden op eventuele vragen en reacties vanuit de samenleving 15) Hoe kunnen leerkrachten/scholen bijdragen aan het normaliseren van het lesbisch en homoseksueel ouderschap? 60
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Bijlage 6 Codeboom
61
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
62
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
63
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
64
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
65
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
Bijlage 7 Vragenlijst ouders
66
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
67
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
68
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
69
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
70
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
71
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
72
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
73
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
74
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
75
Lesbisch en homoseksueel ouderschap
76