De Lichtenvoorde Beleidsnotitie Vervoer
T. Dries, extern adviseur en E. Huitink, manager bedrijfsbureau Lichtenvoorde, september 2012
Status: Beleidsnotitie Auteur Datum Datum vaststelling MT Datum vaststelling bestuurder Datum bespreking Centrale Verwantenraad Datum bespreking Cliëntenraad Datum bespreking Ondernemingsraad Datum bespreking Raad van Toezicht Datum evaluatie doelstelling Datum evaluatie beleid
Vervoer T. Dries/E.Huitink september 2012 4 februari 2013 4 februari 2013
27 november 2012
Februari 2014
INHOUDSOPGAVE
Inhoud Inleiding. .............................................................................................................................. 3 Hoofdstuk 1 - Dienstreizen...................................................................................................... 4 Hoofdstuk 2 - Woon-werkverkeer. .......................................................................................... 5 Hoofdstuk 3 - Vervoer cliënten. ............................................................................................. 6 Hoofdstuk 4 - Uitzonderingen / overig. .................................................................................. 8 Hoofdstuk 5 - Gebruik busjes/auto’s van De Lichtenvoorde door derden. .......................... 10 Bijlage 1 – Overzicht bedrijfsauto’s per juli 2012 ............................................................. 11 Bijlage 2 - Protocol vervoer cliënten Senioren+ De Brink. ................................................ 13 Bijlage 3 - Protocol rolstoelvervoer. .................................................................................. 14 Bijlage 4 – Protocol vervoer kinderen ............................................................................... 16
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
2
Inleiding. Bij De Lichtenvoorde komen verschillende vormen van vervoer voor. Deze beleidsnotitie heeft tot doel die zaken te regelen waarvoor nog geen eenduidige regeling is. Bij de verschillende vormen van vervoer zijn vooral de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid belangrijk. Bij de indeling van deze notitie is uitgegaan van het doel waarvoor wordt gereden, met daaraan gekoppeld de gebruiker en de afspraken. 1. 2. 3. 4. 5.
Dienstreizen. Woon-werkverkeer. Vervoer cliënten. Uitzonderingen / overig. Gebruik busjes/auto’s van de Lichtenvoorde door derden.
Voor alle situaties waarbij gebruik gemaakt wordt van een auto of een busje, moet de chauffeur beschikken over een geldig rijbewijs. Voor het rijden met een busje dient ook met goed gevolg een rijtest via Autorijschool Dusseldorp te Lichtenvoorde te zijn afgenomen. Door gebruik te maken van een van onderstaande regelingen verklaart de chauffeur automatisch dat hij of zij in het bezit is van een geldig rijbewijs. Voor alle regelingen geldt dat boetes die het gevolg zijn van verkeersovertredingen door de chauffeur zelf moeten worden betaald.
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
3
Hoofdstuk 1 - Dienstreizen. Een dienstreis is een reis die gemaakt wordt in opdracht van of ten dienste van De Lichtenvoorde. In sommige gevallen is het maken van een dienstreis ook werktijd, maar dat hoeft niet. Voorbeelden van dienstreizen: de ambulante begeleider die cliënten moet bezoeken, de zorgcoördinator die een cliënt moet bezoeken, de persoonlijk begeleider die de dagbesteding van een cliënt moet bezoeken. Voor het maken van een dienstreis zijn er verschillende mogelijkheden: 1.1. De persoonlijke leaseauto. Een aantal functionarissen (bestuurder, leden MT, accountmanager, netwerkbeheerder) heeft de beschikking over een leaseauto. Omdat deze auto ook privé kan worden gebruikt, betaalt de gebruiker de fiscale bijtelling en een eigen bijdrage. De functionaris met een leaseauto kan geen reiskosten declareren. De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid zijn geregeld in de leaseovereenkomst. De bestuurder bepaalt welke functionarissen de beschikking krijgen over een leaseauto. 1.2. De leaseauto van het cluster of de afdeling. Voor het maken van dienstreizen maakt De Lichtenvoorde gebruik van leaseauto’s. Elk cluster of afdeling heeft de beschikking over een aantal leaseauto’s. Voor het maken van een dienstreis dient de medewerker gebruik te maken van een van deze leaseauto’s. Dat is vooral van belang in verband met de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid; die zijn bij de leaseauto’s geregeld in de leaseovereenkomst. Voor alle medewerkers is de aansprakelijkheid verzekerd in de WEGAM. De procedures voor het gebruik van een leaseauto zijn vastgelegd in de ‘Regeling / voorwaarden gebruik leaseauto’s’ (DKS) (hyperlink). N.B.: In sommige clusters is voor korte ritten een fiets beschikbaar. De aansprakelijkheid voor het gebruik hiervan voor een dienstreis is nog niet geregeld. 1.3. Eigen vervoer. Slechts in bijzondere situaties kan eigen vervoer gebruikt worden voor een dienstreis. Zie hiervoor hoofdstuk 4. 1.4 Parkeerkosten. Wanneer er sprake is van een dienstreis kunnen de eventuele parkeerkosten worden gedeclareerd via het formulier kilometerdeclaratie. Wanneer er voor een cliënt wordt gereden dienen de parkeerkosten bij de cliënt in rekening te worden gebracht.
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
4
Hoofdstuk 2 - Woon-werkverkeer. De medewerker is zelf verantwoordelijk voor het regelen van het woon-werkverkeer. Anders dan een dienstreis is woon-werkverkeer nooit werktijd. In de regeling “Reiskosten” (DKS) (hyperlink) inclusief de vangnetconstructies zijn de afspraken over de vergoedingen vastgelegd. In die regeling zijn ook afspraken gemaakt over de situaties waarbij een medewerker op meerdere teams werkt (dan geldt de verste afstand als afstand woon-werkverkeer) of tijdelijk werkt op een andere plaats (de oorspronkelijke afstand woon-werkverkeer blijft dan gehandhaafd).
Aansprakelijkheid. De werkgever is niet aansprakelijk voor (financiële) gevolgen van ongelukken die tijdens het woon-werkverkeer plaatsvinden (artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek), ongeacht of daar een vergoeding voor wordt betaald of niet. Het is wel zaak dat in uitzonderingsgevallen altijd wordt vastgelegd of er sprake is van woon-werkverkeer of van een dienstreis (zie hoofdstuk 1.3 en hoofdstuk 4.1). Als de medewerker regelmatig maar tijdelijk in verband met het werk op een andere locatie dan de werkplek moet zijn (lid Ondernemingsraad, deelname aan werkgroep, in-company bijscholing) kan gebruik gemaakt worden van de leaseauto van het cluster of de afdeling. De aansprakelijkheid en de kosten zijn dan in ieder geval geregeld. De reis zelf kan dan als dienstreis worden aangemerkt; de reistijd is geen werktijd, met uitzondering van reistijd van de OR-leden wanneer zij gebruik maken van de dienstauto om naar de locatie voor een vergadering van de Ondernemingsraad te rijden. In die gevallen dat de medewerker niet kiest voor de mogelijkheid om gebruik te maken van een leaseauto (bijvoorbeeld omdat dat tot extra reistijd zal leiden) is er sprake van woonwerkverkeer. Eventuele meerkosten kunnen door de medewerker worden gedeclareerd volgens de regeling “Reiskosten”(DKS). (hyperlink) Voor het volgen van individuele scholingsprogramma’s zie het Opleidingsreglement (DKS) (hyperlink) In dit reglement staat ook beschreven hoe om te gaan met (vergoedingen voor) het bijwonen van symposia en dergelijke. De manager moet in deze gevallen altijd vastleggen of er sprake is van woon-werkverkeer (geen aansprakelijkheid) of van een dienstreis (wel aansprakelijkheid).
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
5
Hoofdstuk 3 - Vervoer cliënten. Volgens informatie van het Ministerie van VWS hebben mensen met een beperking te maken met verschillende wettelijke regelingen, te weten WMO-vervoer (Regiotaxi), bovenregionaal vervoer (Valys), vervoer voor AWBZ-dagbesteding, zittend ziekenvervoer (Zorgverzekeringswet), leerlingenvervoer (gemeente) en WIA-vervoer. Voor het vervoer van cliënten is er in de AWBZ nauwelijks iets geregeld. In de CVZ brochure “Daar hebt u recht op in een AWBZ-instelling” (laatste versie 15-122010, te downloaden op de site van het College van Zorgverzekeraars) staat dat, als de behandeling door een arts of therapeut onder de AWBZ zorg valt, de instelling (De Lichtenvoorde) het vervoer per auto of taxi betaalt. De eventuele parkeerkosten komen voor rekening van de cliënt. Kan een cliënt voor de normale medische zorg niet alleen een arts of therapeut bezoeken, bijvoorbeeld omdat men niet meer alleen kan reizen of omdat men niet kan onthouden wat er wordt gezegd, dan zorgt de instelling voor begeleiding. De instelling is niet verplicht te zorgen voor vervoer en/of begeleiding naar sociale activiteiten zoals familiebezoek of theaterbezoek. De feitenkaart van De Lichtenvoorde sluit aan bij deze brochure. Welke situaties zijn relevant voor De Lichtenvoorde? - Vervoer dagbesteding. - Vervoer met eigen busjes. - Regiotaxi. - Vrijwilliger. - Leaseauto cluster. - Eigen auto begeleiding. 3.1. Vervoer dagbesteding. Zie hiervoor de beleidsnotitie Dagbesteding (DKS) (hyperlink). 3.2. Eigen busje van De Lichtenvoorde. Enkele teams hebben de beschikking over een eigen bus of auto. Vaak heeft dat te maken met de specifieke doelgroep, bijvoorbeeld kinderen. Voor het rijden in busjes geldt al de regeling dat medewerkers dat pas kunnen als zij daarvoor met goed gevolg een rijtest hebben afgelegd bij rijschool Dusseldorp in Lichtenvoorde. Bij rolstoelvervoer gelden specifieke protocollen, die zodanig uitgebreid zijn dat wordt aanbevolen om bij rolstoelvervoer gebruik te maken van professionele vervoerders. Omdat men op een aantal plekken binnen De Lichtenvoorde rolstoelvervoer toch zelf wil organiseren is het protocol “Rolstoelvervoer” ontwikkeld. Dit protocol is als bijlage aan deze notitie toegevoegd. In een aantal gevallen (Senioren+ De Brink, Anke Marjolein) worden de busjes gereden door vrijwilligers. Ook deze vrijwilligers moeten in het bezit zijn van een geldig rijbewijs en de rijtest met goed gevolg hebben afgelegd. Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
6
Omdat de vrijwillige chauffeurs van Senioren+ De Brink over het algemeen op leeftijd zijn, zijn in 2006 aanvullende eisen gesteld (zie bijlage). 3.3. Regiotaxi (openbaar vervoer). Alle cliënten (ook kinderen) kunnen bij de gemeente een aanvraag doen voor een vervoerspasje, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de Regiotaxi. Mensen die niet alleen kunnen reizen met het openbaar vervoer (inclusief Regiotaxi) kunnen een OV-begeleiderspas aanvragen bij de NS. De begeleider kan dan gratis meerijden. 3.4. Vrijwilliger. Cliënten kunnen voor het vervoer naar sociale activiteiten gebruik maken van een vrijwilliger. In de meeste gevallen betaalt de cliënt dan een vergoeding. De hoogte van deze vergoeding wordt bepaald in overleg tussen de vrijwilliger en de cliënt, eventueel bijgestaan door begeleider of verwant. Als richtlijn voor de hoogte van deze vergoeding geldt het bedrag genoemd in de CAO Gehandicaptenzorg artikel 9.2.4 (€ 0,29 per kilometer, prijspeil 2012). 3.5. Leaseauto cluster. De leaseauto van het cluster is niet bedoeld voor het vervoer van cliënten. Voor eventuele uitzonderingen zie hoofdstuk 4. 3.6. Eigen auto begeleider/vrijwilliger. In beginsel komt deze situatie niet voor. Niet alleen zijn de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid onvoldoende geregeld, maar het is ook niet de bedoeling dat begeleiders in werktijd en vrijwilligers cliënten gaan vervoeren naar sociale activiteiten. Er zijn immers voldoende andere mogelijkheden (Regiotaxi). Voor eventuele uitzonderingen zie hoofdstuk 4.
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
7
Hoofdstuk 4 - Uitzonderingen / overig. 4.1 Dienstreis met eigen vervoer. (zie hoofdstuk 1: 1.3.) Als er geen leaseauto beschikbaar is, kan de medewerker bij het maken van een dienstreis gebruik maken van eigen vervoer. De leidinggevende moet hiervoor toestemming geven. Dit laatste is vooral van belang vanwege de aansprakelijkheid. Voorbeeld: de medewerker krijgt tijdens een dienstreis een aanrijding waarna zijn eigen auto total-loss wordt verklaard. De medewerker kan De Lichtenvoorde alleen aansprakelijk stellen voor de kosten als de leidinggevende opdracht heeft gegeven voor het maken van de dienstreis met eigen vervoer. De leidinggevende legt deze opdracht schriftelijk vast. In geval van calamiteiten kan deze opdracht ook achteraf worden gegeven. Alleen als de opdracht is verstrekt is De Lichtenvoorde voor deze aansprakelijkheid verzekerd: alle reden dus om te benadrukken dat de dienstreis met eigen vervoer slechts in uitzonderingsgevallen wordt toegestaan. In veel gevallen wordt eigen vervoer gebruikt om te reizen naar scholing. De voorwaarden en declaraties zijn beschreven in het Opleidingsreglement (DKS) (hyperlink). 4.2. Vervoer cliënten in leaseauto cluster. (zie hoofdstuk 3: 3.5.) Zoals in hoofdstuk 3 is beschreven, kunnen er situaties zijn waarbij De Lichtenvoorde verantwoordelijk is voor vervoer en/of begeleiding. In de meeste situaties is er dan sprake van een bezoek aan een arts of therapeut, waarbij begeleiding noodzakelijk is. In dat geval wordt gebruik gemaakt van de clusterauto. Omdat er dan ook sprake is van een dienstreis, hoeft de cliënt geen vergoeding te betalen. Voorwaarde is wel dat in het zorgplan is opgenomen dat de cliënt begeleiding nodig heeft bij artsenbezoek. Ook in andere situaties, waarbij er sprake is van een dienstreis (bezoek van persoonlijk begeleider aan de dagbesteding, bespreking zorgplan bij ouders thuis) is het mogelijk dat cliënten meerijden. In de leaseovereenkomst van de clusterauto zijn alle risico’s inzake verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid afgedekt. 4.3. Vervoer cliënten in eigen auto medewerker/vrijwilliger. (zie hoofdstuk 3: 3.6.) Is er sprake van een dienstreis zoals beschreven bij 4.2. en is er geen leaseauto beschikbaar (zie 4.1.) dan is vervoer van cliënten in eigen auto toegestaan. Hetzelfde geldt natuurlijk in noodsituaties, bijvoorbeeld als de cliënt snel naar huisartsenpost of ziekenhuis moet worden vervoerd. De medewerker is in deze gevallen wel verplicht een inzittendenverzekering op de auto te hebben afgesloten. Zie verder de opmerkingen bij 4.1. van dit hoofdstuk. Overig. Naast de hierboven genoemde voorbeelden worden geen cliënten vervoerd in eigen auto of in de leaseauto van het cluster, anders dan met uitdrukkelijke toestemming van de (team)manager. De (team)manager legt per geval de toestemming schriftelijk vast.
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
8
In tegensteling tot wat geldt voor de volwassen cliënten van De Lichtenvoorde, zal het geregeld voorkomen dat kinderen vervoerd (moeten) worden, ook buiten de bezoeken voor medische of therapeutische zorg. Dit is aan de orde bij:
De (LVB) kindergroepen Logeren Vroeghulp Noodtel
Voor sociale activiteiten, familiebezoek, ontspanning, bijwonen van de zorgplanbespreking, school etc., is De Lichtenvoorde verantwoordelijk voor het vervoer. Behoudens dat De Lichtenvoorde in veel gevallen verantwoordelijk is voor het vervoer van de aan haar toevertrouwde kinderen, ook voor de kosten daarvan, gelden de overige regelingen uit de beleidsnotitie Vervoer onverkort.
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
9
Hoofdstuk 5 - Gebruik busjes/auto’s van De Lichtenvoorde door derden. Een aantal teams heeft de beschikking over een eigen busje of auto. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen (situatie februari 2010). Regelmatig komen er bij deze teams verzoeken binnen van andere teams of collega’s om dat busje te mogen gebruiken. Busjes worden meestal gebruikt voor (incidentele) uitstapjes van cliënten of voor cliëntvakanties. Voor het gebruik van bedrijfsauto’s gelden de volgende regels: 1. Alle bedrijfsauto’s van De Lichtenvoorde zijn voorzien van een ID-button voor het registreren van gebruiker en gereden kilometers. 2. Bedrijfsauto’s mogen alleen worden gebruikt door medewerkers die in het bezit zijn van een ID-button. 3. Bij uitleen aan een ander team wordt vastgelegd waarvoor het busje wordt gebruikt. 4. Bedrijfsauto’s van De Lichtenvoorde mogen niet voor privé doeleinden worden gebruikt, met uitzondering van de in hoofdstuk 1.1. genoemde leaseauto’s.
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
10
Bijlage 1 – Overzicht bedrijfsauto’s per juli 2012 Kenteken Leaseauto's - standplaats
Model
1 2 3 4 5 6 7 8
04-PHZ-3 16-SZL-7 86-KPR-4 79-XNF-1 89-XNF-1 90-XNF-1 91-XNF-1 99-HJR-8
Cluster Achterhoek Zuid-West Cluster Achterhoek Zuid-West De Veste Cluster Achterhoek Zuid-West Cluster Achterhoek Zuid-West Cluster Achterhoek Zuid-West Cluster Achterhoek Zuid-West Cluster Achterhoek Zuid-West Cluster Achterhoek Zuid-West-Huygensstr
Toyota Aygo VW Polo Toyota Aygo VW Up! VW Up! VW Up! VW Up! VW Polo
9 10 11 12 13 14 15
05-PHZ-3 07-LVR-4 09-HSV-4 85-XNF-1 86-XNF-1 87-XNF-1 98-HJR-8
Cluster Berkelland Cluster Berkelland Cluster Berkelland - De Mark Cluster Berkelland Cluster Berkelland Cluster Berkelland Cluster Berkelland
Toyota Aygo Toyota Aygo Toyota Yaris VW Up! VW Up! VW Up! VW Polo
16 06-PHZ-3 Cluster OG-Groenlo Cluster OG-Groenlo per 1-12-2010 (vh 17 67-GNZ-6 Berkelland 18 81-XNF-1 Cluster OG-Groenlo 19 82-XNF-1 Cluster OG-Groenlo 20 83-XNF-1 Cluster OG-Groenlo
Toyota Aygo
21 10-HSV-4 Cluster OG-Lichtenvoorde-Vivaldistraat 22 80-XNF-1 Cluster OG-Lichtenvoorde Cluster OG-Lichtenvoorde23 96-HJR-8 Tongerlosestraat 24 97-HJR-8 Cluster OG-Lichtenvoorde 25 92-LHD-6 Cluster OG-Lichtenvoorde-Europaweg
Toyota Yaris VW Up!
26 03-PHZ-3 Cluster Winterswijk Cluster Winterswijk (per 11-1-2010 (vh 27 33-HNZ-4 Berkelland) 28 22-HSV-2 Cluster Winterswijk 29 88-XNF-1 Cluster Winterswijk
Toyota Aygo
30 77-XNF-1 Bestuurs- en Bedrijfsbureau 31 78-XNF-1 Bestuurs- en Bedrijfsbureau
VW Up! VW Up!
32 32-HNZ-4 Bureau Zorgexpertise 33 84-XNF-1 Bureau Zorgexpertise
Toyota Aygo VW Up!
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
VW VW VW VW
Fox Up! Up! Up!
VW Polo VW Polo Peugeot 5008
Toyota Aygo Toyota Yaris VW Up!
11
34 35 36 37 38 39 40
04-ND-GP 79-ZD-GK 59-PK-GB 1-VXB-78 86-PH-DT 24-XP-XH 96-BJ-FP
Bedrijfsauto's in eigendom Cluster Winterswijk-De Brink Cluster AHZW - Noodtel Cluster AHZW - Vloglanden TD-Jan Olyslager Cluster Winterswijk - De Brink Cluster Groenlo Cluster Winterswijk - PWP
41 42 43 44 45
XN-GL-12 SB-BB-62 92-JH-XH 30-FV-RK 9-VBT-02
Cluster Winterswijk - Roetendael Cluster AHZW - Kalverweidendijk Cluster Berkelland - Elfenbank Anke Marjolein Cluster Winterswijk - PWP
Fiat Ducato VW Bestel Ford Transit VW Transporter VW Transporter VW Transporter Mercedes Benz Mitsubishi Space Star Renault Trafic Renault Kangoo Mercedes Benz
Bijlage 2 - Protocol vervoer cliënten Senioren+ De Brink. November 2006. Voor veel cliënten van dagbesteding Senioren+ De Brink (Groenlo) wordt het vervoer naar en van de dagbesteding gedaan met eigen personenbusjes van De Lichtenvoorde. Deze busjes worden bestuurd door vrijwilligers. Al deze vrijwilligers hebben een vrijwilligersovereenkomst bij De Lichtenvoorde. Daarnaast gelden voor de vrijwilliger-chauffeurs van de busjes van Senioren+ De Brink nog de volgende aanvullende regels: 1. Iedere vrijwillige chauffeur van een busje doet een rijvaardigheidstest bij verkeersschool Dusseldorp in Lichtenvoorde. 2. Deze rijvaardigheidstest is twee en een half jaar geldig; elke twee en een half jaar moet deze test dus opnieuw worden uitgevoerd. 3. Voor vrijwillige chauffeurs van 65 jaar of ouder geldt dat zij een gezondheidsverklaring moeten overleggen. 4. Deze gezondheidsverklaring moet afkomstig zijn van een arts, niet zijnde de huisarts van de vrijwilliger. 5. De gezondheidsverklaring is ook twee en een half jaar geldig; elke twee en een half jaar moet er dus een nieuwe gezondheidsverklaring worden overlegd. 6. Van iedere chauffeur moet een kopie van een geldig rijbewijs bij De Lichtenvoorde aanwezig zijn. 7. Alle kosten die uit bovenstaande regels voortvloeien, worden door De Lichtenvoorde vergoed. Op basis van deze regels voldoen wij aan de eisen die de overheid stelt inzake het vervoer van mensen met een beperking.
..
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
13
Bijlage 3 - Protocol rolstoelvervoer. Doel Daar waar geen gebruik gemaakt wordt van een professioneel vervoersbedrijf en het vervoer van cliënten in een rolstoel door De Lichtenvoorde wordt uitgevoerd zijn er duidelijke afspraken om te zorgen dat de veiligheid van cliënten is gewaarborgd en er wordt gewerkt binnen de wettelijke regelingen. Verantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid voor door De Lichtenvoorde georganiseerd en uitgevoerd vervoer ligt bij De Lichtenvoorde. De clustermanager is verantwoordelijk voor goed en veilig materiaal. De chauffeur is verantwoordelijk voor een correcte en veilige wijze van inrijden en vastzetten van de rolstoel. De chauffeur Voor het veilig vervoeren van cliënten in een bus wordt door De Lichtenvoorde al geëist dat de chauffeur met positief resultaat een rijtest heeft gedaan. De bestuurder van een rolstoelbus hoort daarnaast ook bekend te zijn met de specifieke voorschriften voor veilig rolstoelvervoer. Op de website van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (www.ivw.nl) is het filmpje Rolstoel ABC te zien, waarin alle belangrijke handelingen worden uitgelegd. De stichting Vast=Beter biedt naast informatie ook (in-company) trainingen aan voor chauffeurs (www.vastisbeter.nl/opleiding). Deze training wordt door de clustermanager georganiseerd en is verplicht voor de chauffeurs van een rolstoelbus. In de rolstoelbus dient naast het benodigde materiaal ook een handleiding voor het vastzetten van rolstoelen aanwezig te zijn. Klantvriendelijk rijden De chauffeur zorgt er voor dat zo weinig mogelijk plotseling moet worden geremd. Hij/zij voorkomt plotselinge bewegingen van de bus en past in bochten de snelheid en de rijstijl aan om het overhellen van passagiers te voorkomen. Voorkom zoveel mogelijk dat passagiers last hebben van schudden en stoten vanwege het wegdek, drempels enzovoort. De chauffeur is er voor verantwoordelijk dat cliënten aan het einde van de rit juist worden overgedragen. Werkwijze voor veilig rolstoelvervoer Checklist voor de bestuurder van een rolstoelbus. 1. Controleer of de bus en het materiaal in orde zijn. Check bij elke rit of de bus en de lift of oprij-plateau in orde is. Is het materiaal om de rolstoel vast te zetten compleet en in goede staat? Zorg ervoor dat voor iedere rolstoel geschikt vastzetmateriaal en veiligheidsgordels aanwezig zijn. Zorg ook dat er materiaal aanwezig is om bagage vast te zetten. Als er problemen zijn met het materiaal, dit doorgeven aan de clustermanager. 2. Controleer of de cliënt goed vervoerd kan worden. Parkeer de bus zodanig dat de cliënt veilig in- en uitgereden kan worden. Controleer of de rolstoel een veilig vervoerbare rolstoel is. Dat is te zien aan de haaksymbolen bij de vastzetpunten op het frame van de rolstoel en de vermelding dat de rolstoel voldoet aan ISO 7176-19. Een veilig vervoerbare rolstoel heeft een botsproef Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
14
doorstaan en is sterk genoeg om tijdens de rit en bij een ongeval de passagier op zijn plaats te houden. 3. Rolstoel vastzetten. Een veilig vastzetsysteem bestaat uit de vloerpunten, spanbanden of klemmen en een veiligheidsgordel. Het systeem voldoet aan ISO norm 10542. Dit moet op het systeem vermeld staan. De rolstoel kan vastgezet worden met spanbanden of met een klemsysteem. Spanbanden: Haak de banden goed vast aan de vloer van de bus en aan een vastzetoog of op een geschikt punt op het rolstoelframe. Zorg dat de spanbanden een hoek naar boven maken en dat ze licht gespannen zijn. Als je tegen de rolstoel duwt mag deze niet bewegen. Zorg ervoor dat spanbanden nooit aan wielen of beensteunen vastzitten of dat spanbanden gekruist zijn. Klemsysteem: Bij een klemsysteem is het belangrijk dat de sluiting tussen rolstoel en klem goed zit. Zet twee extra spanbanden aan de voorkant van de rolstoel vast zodat die niet achterover kan kantelen. 4. Veiligheidsgordel. Ook als men in een rolstoel zit moet men nog een veiligheidsgordel om. Zorg ervoor dat de gordel onder de armleuning van de rolstoel door gaat en direct over de heup van de passagier loopt. Bevestig de gordel aan het vastzetsysteem. 5. Bagage. Zet alle bagage goed vast. Er mogen geen voorwerpen los in de bus liggen.
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
15
Bijlage 4 – Protocol vervoer kinderen
Wanneer mogen kinderen voorin vervoerd worden en welke kinderbeveiligingsmiddelen moeten er gebruikt worden? Het gebruik van de autogordel(s)/kinderbeveiligingsmiddel voorin: 12 jaar en ouder 12 jaar en ouder, maar kleiner dan 1.50 m. Jonger dan 12 jaar en langer dan 1.50 m. Jonger dan 12 jaar en kleiner dan 1.50 m.
Verplicht gebruik van de beschikbare autogordel. Verplicht gebruik van de beschikbare autogordel. De driepuntsgordel mag als heupgordel gebruikt worden. Verplicht gebruik van de beschikbare autogordel. Verplicht gebruik van een geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel.
Het gebruik van de autogordel(s)/kinderbeveiligingsmiddel achterin: 12 jaar en ouder 12 jaar en ouder, maar kleiner dan 1.50 m. Jonger dan 12 jaar en langer dan 1.50 m. Jonger dan 12 jaar en kleiner dan 1.50 m.
Verplicht gebruik van de beschikbare autogordel. Verplicht gebruik van de beschikbare autogordel. De driepuntsgordel mag als heupgordel gebruikt worden. Verplicht gebruik van de beschikbare autogordel. Verplicht gebruik van een geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel, als dit aanwezig is.
Als er geen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel aanwezig is: Passagiers van 3 tot 12 jaar en kleiner dan 1.50 m. Passagiers van 0 tot 3 jaar
Beleidsnotitie vervoer – september 2012 T. Dries E. Huitink
Verplicht gebruik van de beschikbare autogordel. De driepuntsgordel mag als heupgordel gebruikt worden. Deze kinderen dienen te worden vervoerd in een goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel.
16