De Leuvense universiteitsbibliotheek Een verhaal van vallen en opstaan Toen in 1425 door paus Martinus V in Leuven een universiteit werd opgericht – de eerste in de Nederlanden – was zij nog niet voorzien van een centrale bibliotheek. De vier faculteiten – artes, theologie, rechten en geneeskunde – beschikten elk over een eigen bibliotheek. Hetzelfde gold voor de vier zogenaamde pedagogieën (het Varken, de Lelie, de Burcht en de Valk) waar eveneens lessen werden gegeven. Deze bibliotheken waren over het algemeen bescheiden van omvang en groeiden vooral aan door giften en nalatenschappen van professoren en edellieden. Dat was geen uitzonderlijke situatie : in andere universiteiten elders in Europa bestond hetzelfde bibliotheeksysteem.
Hallen De eerste aanzet tot de uitbouw van een centrale bibliotheek kwam er pas in de 17de eeuw, toen de universiteit al twee eeuwen oud was. Een belangrijke impuls werd gegeven door de Antwerpse kanunnik Laurentius Beyerlinck, die in 1627 zijn uitgebreide bibliotheek naliet aan de universiteit. Op 22 augustus 1636 werd de universiteitsbibliotheek plechtig geopend. De eerste bibliothecaris was Valerius Andreas, professor Hebreeuws aan het beroemde Drietalencollege. De boekencollecties waren ondergebracht in de oude lakenhalle in de Naamsestraat, die in 1432 voor de helft ter beschikking gesteld was van de universiteit. Tot de Eerste Wereldoorlog zou de Leuvense universiteitsbibliotheek in de lakenhalle gehuisvest blijven. Zoals bij zeer vele bibliotheken zorgde de voortdurende aangroei van de collecties ook in Leuven al snel voor plaatsgebrek. In 1679 kon de universiteit de andere helft van de lakenhalle aankopen van de stad Leuven met het oog op een uitbreiding van de bibliotheek. Onmiddellijk ging men over tot het optrekken van een verdieping in barokstijl die in 1680 klaar was. Deze gevel, die na de Eerste Wereldoorlog werd heropgebouwd, bepaalt tot op vandaag het uitzicht van de universiteitshallen in de Naamsestraat. Tijdens het eerste kwart van de 18de eeuw waren de collecties dermate aangegroeid dat de bibliotheek opnieuw uit haar voegen barste. Onder impuls van de toenmalige rector, de beroemde medicus Hendrik-Jozef Rega (1690-1754) werd tussen 1723 en 1725 aan de zijde van de Oude Markt een volledig nieuw bibliotheekgebouw opgetrokken. Het zogenaamde Rega-gebouw herbergde tot aan de
Franse Revolutie een collectie handschriften, incunabelen en drukken in een prestigieus kader dat jammer genoeg volledig verloren ging tijdens de brand van de universiteitsbibliotheek in augustus 1914. Enkel de gevel bleef overeind en is nog steeds een blikvanger op de Leuvense Oude Markt. In de kelders van dit monumentale pand was de wijn- en bierkelder van de universiteit ondergebracht, die de bibliotheek ook van een deel van haar inkomsten voorzag …
Bibliotheek en museum Anders dan vandaag was een universiteitsbibliotheek in de 17de en 18de eeuw niet bepaald een oord van bruisende wetenschappelijke activiteit. Hoewel de boekencollectie toegankelijk was voor professoren en in mindere mate ook voor studenten, had de bibliotheek toch eerder een museale functie. Dat zou tot een heel eind in de 19de eeuw zo blijven. Van een gericht aankoopbeleid was geen sprake. De budgetten om de collecties uit te breiden waren beperkt. De professoren-bibliothecarissen moesten veelal rekenen op legaten van hun collega‟s om hun boekenbestand uit te breiden. De consultatie hiervan werd sterk bemoeilijkt door het ontbreken van een systematische catalogus én het chronische plaatsgebrek waarmee de bibliotheek te kampen had. Alle pogingen om de boekencollectie te ontsluiten liepen spaak ten gevolge van een gebrek aan personeel en werkingsmiddelen. Toch telde de universiteitsbibliotheek in de 18de eeuw enkele verdienstelijke bibliothecarissen. Eén ervan was Corneille-François de Nelis, de latere bisschop van Antwerpen, die tussen 1758 en 1769 via een gericht aankoopbeleid de collecties aanzienlijk verrijkte maar daarbij meer geld uitgaf dan hij ter beschikking had, waardoor de bibliotheek financieel in de problemen raakte. De opheffing van de jezuïetenorde in 1773 was dan weer een buitenkans om een deel van de rijke bibliotheekcollecties uit de voormalige jezuïetencolleges aan te kopen voor de universiteitsbibliotheek. Aan het eind van de 18de eeuw telde de bibliotheek om en bij de 50 000 boekbanden, waarvan ongeveer 12 000 afkomstig waren uit vroegere jezuïetenbibliotheken. Het gecontesteerde bewind van „keizer-koster‟ Jozef II en na hem de Franse Revolutie joegen schokgolven door het Leuvense universitaire bestel. De oprichting van het Seminarie-Generaal in 1786 en de overbrenging van de faculteiten geneeskunde en rechten naar Brussel in 1788 zorgde voor een plundering van de oude universiteitsbibliotheek. Kanunnik Jan-Frans Van de Velde, die sinds 1772 de bibliotheek onder zijn hoede had, was de spil van het verzet tegen de jozefistische politiek en moest de wijk nemen. In mei 1789, vlak vóór het uitbreken van de Brabantse Omwenteling, vertrokken 108 wagens beladen met boeken vanuit Leuven naar Brussel, waar ze terecht kwamen in de Zavelkerk. Mede onder impuls van Van de Velde zouden ze in 1790 naar Leuven terugkeren. De komst van de
Fransen enkele jaren later betekende echter nieuwe rampspoed voor de oude bibliotheek. In 1795 werden 5000 banden weggenomen uit de bibliotheek en op transport gezet richting Parijs. De sluiting van de universiteit in 1797 betekende ook het voorlopige einde van de universiteitsbibliotheek.
Onder vuur Gedurende twintig jaar, tussen 1797 en 1817, werd de bibliotheek in de Naamsestraat zo goed en zo kwaad als het ging beheerd door het Leuvense stadsbestuur. Na de oprichting in 1817 van een rijksuniversiteit in Leuven door Willem I kreeg ze opnieuw een functie als universiteitsbibliotheek. Toen die rijksuniversiteit in 1835 werd opgeheven en vervangen door een katholieke universiteit, gepatroneerd door de Belgische bisschoppen, knoopte de bibliotheek opnieuw aan bij de 18de-eeuwse traditie. Net als vroeger schonken vele professoren hun boekencollectie aan de bibliotheek, die werd beheerd door onder meer de theoloog Jan-Baptist Malou, de latere bisschop van Brugge, en Edward Van Even, die bekend bleef als Leuvens stadshistoricus. Om het nijpende plaatsgebrek op te vangen besloot rector Ladeuze in 1913 om de verdieping onder de bestaande historische bibliotheek als bijkomende depotruimte in te richten. De uitvoering van de werken werd toevertrouwd aan een Duitse firma die in de winter van 1913-1914 moderne ijzeren bibliotheekrekken installeerde op de eerste verdieping van het oude hallengebouw. Enkele maanden later zouden Duitse soldaten diezelfde bibliotheek in de as leggen …
De leeszaal na de brand van augustus 1914 De brand van de Leuvense universiteitsbibliotheek in de nacht van 19 op 20 augustus 1914 groeide uit tot een symbool van de Teutoonse furie en van het lijden van poor little Belgium onder de brutale Duitse agressie. Naar schatting 300.000 boeken, 800 incunabelen en 950 handschriften gingen in vlammen op. Van de universiteitshallen bleven enkel de zwartgeblakerde muren overeind staan. Vrijwel onmiddellijk werd echter gestart met de wederopbouw. Een cruciale rol daarbij werd gespeeld door het „Oeuvre internationale pour la reconstitution de l‟Université de Louvain‟. Onder impuls van dit comité, dat vooral bestond uit Franse intellectuelen, werden overal in Europa acties opgezet om voor de Leuvense universiteit opnieuw een boekencollectie op te bouwen. Na de oorlog werd Duitsland bij het Verdrag van Versailles verplicht om gelden én boeken uit Duitse collecties ter beschikking te stellen voor de wederopbouw van de Leuvense universiteitsbibliotheek. Kardinaal Mercier van zijn kant zorgde er tijdens zijn reis doorheen de Verenigde Staten in 1919 voor dat de Amerikaanse universiteiten en hogescholen met geld over de brug kwamen om een nieuwe bibliotheek te bouwen. Die werd
opgetrokken aan het toenmalige Volksplein – het huidige Ladeuzeplein – in een pompeuze neorenaissancestijl. De inhuldiging ervan vond symbolisch plaats op 4 juli 1928, de verjaardag van de Amerikaanse onafhankelijkheid. Het voorstel om de balustrade aan de voorgevel van het opschrift te voorzien Furore teutonico diruta, dono americano restituta (“Verwoest door de Duitse barbarij, heropgebouwd door Amerikaanse vrijgevigheid”) zorgde voor hevige polemieken en werd uiteindelijk om politieke redenen afgevoerd. De universiteitsbibliotheek was daarmee echter niet aan het einde van haar lijdensweg. In mei 1940 viel zij een tweede maal ten prooi aan het oorlogsgeweld. Bij de Duitse opmars naar Leuven werd de toren van de bibliotheek het mikpunt van de Duitse artillerie. In de vroege morgen van 17 mei sloegen de vlammen uit de bibliotheek en het hele gebouw brandde uit. Andermaal ging een schat aan boekenmateriaal verloren : slechts 15.000 van de 900.000 boeken bleven gespaard van het vuur. De handschriften en incunabelen, die in de kelders in veiligheid waren gebracht, sneuvelden toen de gewelven en de brandvrije stalen deuren het begaven onder de hitte en stromen witgloeiend glas. Opnieuw bleef van de universiteitsbibliotheek slechts een rokende puinhoop over. In het kader van de propagandaoorlog verspreidden de Duitse autoriteiten een eenzijdig onderzoeksrapport waaruit moest blijken dat de bibliotheek het slachtoffer zou geweest zijn van Engels artillerievuur… Uit een geheim onderzoek, uitgevoerd op last van de rector, bleek echter dat de binnenkoeren bezaaid waren met scherven van Duitse en niet van Engelse granaten. Onder impuls van de hoofdbibliothecaris, de legendarische kanunnik Etienne Van Cauwenbergh die ook al de heropbouw van de bibliotheek na de Eerste Wereldoorlog had gecoördineerd, begon men nogmaals aan het herstel. De Duitse bezetters gaven hiervoor in 1941 de toelating. In de leegstaande gebouwen van het Amerikaans College aan de Naamsestraat werd een voorlopige bibliotheek ondergebracht. Daar werden de boeken gestockeerd die van overal toestroomden door middel van giften en inzamelingsacties. In 1950 was de wederopbouw van de bibliotheek aan het Ladeuzeplein voltooid. Van buiten zag het gebouw er identiek uit als vóór de oorlog, maar binnenin werden met het oog op de brandveiligheid belangrijke wijzigingen aangebracht die ingegeven waren door de traumatische ervaring van 1940.
Splitsing Niet het oorlogsgeweld, maar wel de communautaire spanningen tussen Vlamingen en Franstaligen zorgden ervoor dat de bibliotheekcollectie andermaal geamputeerd werd. De splitsing van de universiteit in 1968 en de oprichting van een Franstalige katholieke universiteit in Ottignies/Louvain-la-Neuve maakten een boedelscheiding noodzakelijk. Voor de bibliotheek werd geen betere oplossing gevonden dan de collectie te verdelen volgens pare en onpare catalogusnummers. Een pijnlijk staaltje van Belgisch
surrealisme met als gevolg dat de bibliotheek na de verwoestingen van Twee Wereldoorlogen opnieuw een groot deel van haar boekenbestand verloor. Dankzij de volgehouden inspanning van de academische overheid en de bibliotheekstaf beschikt de KU Leuven vandaag de dag echter opnieuw over een toonaangevende boekenen tijdschriftencollectie, die kan bogen op een traditie van bijna vier eeuwen en tegelijk volop mee surft op de golven van de digitale revolutie.
Gerrit Vanden Bosch