NIEUWSBRIEF VAN DE VRIENDEN VAN DE UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK
JAARGANG 13 / 3 DECEMBER 2000
Whitlock in Leuven
Tijdens de dis (‘a typical banquet de province’) luisterde Whitlock geduldig naar de talrijke binnen- en buitenlandse sprekers, om te concluderen dat alleen Amerika het geld gaf, en de architect, Whitney Warren. De ambassadeur kreeg de plannen te zien en vond dat de bibliotheek geleek op het nieuwe spoorwegstation van Keokuk, Iowa. (De vergelijking is interessant: hotels en stations waren inderdaad de gebouwen waar het New Yorkse bureau Warren & Wetmore zich op had toegelegd.) Het verbaasde hem trouwens dat een Amerikaan de opdracht had gekregen: ‘Why Whitney Warren, of all men? Why not a Belgian architect, who would have the Flemish style in his very bones?’
Op 28 juli 1921 werd in Leuven de eerste steen gelegd van de nieuwe universiteitsbibliotheek. Onder de hoge gasten bevond zich ook Brand Whitlock (1869-1934), de Amerikaanse ambassadeur in België, die de gebeurtenis in zijn dagboek memoreerde. Whitlock had landelijke bekendheid gekregen door zijn rol in de Commission for Relief in Belgium, de organisatie die tijdens de Eerste Wereldoorlog levensmiddelen voor de Belgische bevolking vanuit de VS importeerde. In zijn dagboek, dat aanvangt in augustus 1914, toont de diplomaat zich een levendig verteller en scherp observator. Maar de feestelijkheden in Leuven wekten bij de Amerikaan weinig geestdrift op. Het begon al ’s ochtends in de propvolle aula van het Pauscollege, waar zo’n verzengende hitte heerste dat Whitlock dacht te bezwijmen. ‘And such an odeur. The human body, and wet wool! Ugh!’
Maar dan eindigt Whitlocks relaas plotseling met een sneer. ‘And why’, vraagt de predikantenzoon zich af, ‘should American Protestants build up a Roman Catholic seat of learning, even though it were destroyed by the furor Germanicus? Did Roman Catholics, anywhere on this planet, ever give a penny toward building up a Protestant institution?’ De ambassadeur corrigeert echter meteen: ‘But perhaps all these are unworthy reflections. The Cardinal is a dear, anyway.’
Na de plechtigheid, waarop Whitlock een boodschap van president Harding had voorgelezen, begaf de menigte zich in stoet naar het bouwterrein, waar de eigenlijke ceremonie plaatsvond. Hier werd de diplomaat vooral getroffen door een tafereel met kardinaal Mercier. Whitlock koesterde grote bewondering voor Mercier en ging graag met hem om. Half geamuseerd, half wrevelig keek hij nu toe hoe de oude prelaat, in pontificaal, omsingeld werd door tientallen cameramannen die ongegeneerd op hem ‘inzoomden’.
Norbert Moermans A. Nevins (ed.), The Letters and Journal of Brand Whitlock. The Journal, New York-Londen, 1936, p. 694-697.
2
Van boeken, mensen en sigaren In het
Professor De Vroede heeft dat plan helaas alleen moeten uitvoeren. In zijn ruim appartement, op de vierde verdieping van een oud herenhuis dat nog dienst heeft gedaan als hotel, heb ik hem op 11 juli, onze Vlaamse feestdag, mogen ontmoeten. Na een uitstekend diner in een gezellig vissersrestaurant langs de kade, zakten we weg in de leren fauteuils en dat terwijl de regen mateloos tegen de ruiten tikte. Die zin mag dan nog wel uit het eerste het beste detectiveromannetje lijken te komen, bij mij roept hij, samen met het milde aroma van zijn onafscheidelijke sigaren (waarvan de geschonken boeken zijn doordrongen), als geen ander de speciale sfeer op van die dag: een melange van droefgeestigheid én dankbaarheid om wat voorbij is, zowel als van vastberadenheid om het leven door de eigen taak betekenis te blijven geven.
voorjaar schonk professor emeritus Maurits de Vroede een gedeelte van zijn bibliotheek aan de Leuvense universiteit. Het betreft vooral werken over politieke geschiedenis, de Eerste Wereldoorlog én de Vlaamse Beweging, het onderzoeksterrein waarop hij aanvankelijk zelf actief is geweest. Boeken over onderwijsgeschiedenis heeft hij (behoudens een naar omvang eerder beperkte schenking aan de Afdeling Historische Pedagogiek) vooralsnog zelf willen houden. Immers, sinds zijn emeritaat in 1987, deed deze ‘nestor’ van de geschiedenis van opvoeding en onderwijs in de Lage Landen (naar wie overigens de driejaarlijkse essay-prijs in het gebied is genoemd), nog maar liefst zelf vier boeken verschijnen, het coauteurschap aan collectieve projecten niet meegerekend. Het laatste boek (Meesters en Meesteressen. Een sociale geschiedenis van de leerkrachten lager onderwijs) diende zich aan als het eerste van een meerdelige reeks. ‘Niet zonder aarzelen’ voegde De Vroede daar onmiddellijk in de inleiding aan toe, want in 1999, het jaar van die publicatie, kreeg hij het bijzonder hard te verduren. Wat een routineuze operatie had moeten worden, dreef hem eerst maandenlang het ziekenhuis in. En toen die revalidatie eindelijk vruchten leek af te werpen, moest hij een nog veel hardere noot kraken: het afscheid van zijn lieve echtgenote, steun en toeverlaat, die aan een slepende ziekte bezweek. Samen hadden ze besloten in Oostende te gaan wonen, in de buurt van één van de kinderen.
Onze volgende afspraak was het 22ste congres van ISCHE (International Standing Conference of the History of Education) in Alcalá de Henares (nabij Madrid), nota bene over boeken en opvoeding, waar hij, in een verzengende nazomerhitte, niet alleen de vrienden van het eerste uur zou terugzien - De Vroede is medestichter en gewezen voorzitter van de internationale vereniging voor de onderwijs- en opvoedingsgeschiedenis - maar ook sigaren zou kunnen kopen! Kennelijk hebben die sigaren intussen hun effect niet gemist, want wat blijkt? Het tweede deel van de aangekondigde reeks is afgerond en het derde staat op stapel. Boeken, mensen en sigaren, voorwaar dingen die, zeker bij De Vroede, niet zomaar voorbij gaan. Marc Depaepe
Op school in Duitsland, anno 1823. 3
Hoovers cadeau
Herbert Hoover
Maar de bevolking bleef oneindig dankbaar. Nu nog worden in de States de meelzakken (1928-1932) heeft een plein in Leuven – bewaard waarop Belgische burgerdames liefvoorzitter der V.S.A. verduidelijkte het straatdevol de Stars and Stripes hebben gebornaambordje aan café Commerce – en in de duurd. De winkels van Francqui’s Comité bibliotheek een borstbeeld, niet ver van de heetten in de volksmond spoedig de Ameribuste van Emile Francqui. Een Amerikaanse kaanse winkels, zoals ook de quaker en een inheemse Leuvense bibliotheek, waar franc-maçon beiden op een Hoover eveneens de hand in sokkel aan de Katholieke had, in de jaren twintig beUniversiteit. Bien étonnés de kend stond als de Amerikaanse se trouver ensemble. Ofschoon bibliotheek. Doordat de CRB ze elkaar al eerder op het lijf volgens het Foreign Office waren gelopen, in China met opereerde als een liefdadige name, waar ze in de mijnpiratenstaat, een soevereine bouw zaten. Hoover zelf was orde met een apart diplomamijningenieur, wat ook blijkt tiek statuut, eigen paspoorten uit zijn ex-libris dat aan en vlag, oversteeg haar activiAgricola’s De re metallica reteit het niveau van de voedselfereert. Als zakenlui kregen hulp. De CRB bemoeide zich ze het met elkaar aan de stok. Ex-libris van Herbert Hoover evenzeer met internationale politiek, diplomatieke kwesties en binnenHoe dan ook, bij het uitbreken van de Eerste landse zaken in België en Frankrijk. Wereldoorlog sloegen ze de handen in elkaar, Francqui als voorzitter van het Nationaal Het archief van de Commissie bestaat nog en Hulpcomité dat de voedselbevoorrading in is bijzonder volledig, want Hoover had een het bezette land organiseerde en Herbert neus voor historie en begon meteen bij zijn Hoover die vanuit Londen de internationale aankomst in Europa zijn activiteit te solidariteit op poten zette. Zijn Commission archiveren, maar ook het hele gewichtige for Relief in Belgium (CRB) heeft te enen tijdsgewricht waarin hij was aanbeland te domale de burgerbevolking voor hongersnood cumenteren. Een en ander vond zijn neerslag behoed. Het ging om een humanitaire operain de Hoover Institution on War, Revolution tie met een nooit eerder vertoonde ontand Peace (Stanford), de belangrijkste private plooiing van middelen, voedselhulp voor een bewaarbibliotheek én archiefinstelling ter wetotale waarde van welhaast één miljard dollar reld, met de grootste verzamelingen, een wevoor negen miljoen monden. Luxemeel voor reldwijd ressort en een navenant budget. Op gebak was er vanaf 1916 niet meer bij. De 26 mei ll. bracht een delegatie van de Hoover Amerikaanse gezant Whitlock (zie elders in Institution een bezoek aan het westelijk front. dit nummer) betreurde in dat verband ‘het Ze pelgrimeerden ook naar Leuven en hadgevoelen dat alle weldoeners kenmerkt: dat de den een cadeautje mee: 800 microfilms ontvangers van hun liefdadigheid zoveel mowaarop een slordige 800.000 bladzijden argelijk moeten lijden, en er ellendig uitzien; de chief van de CRB (1914-1930) zijn opgeslawarme gloed van morele voldoening is dan gen. Te raadplegen in het Universiteitsarchief. voor de weldoener eens zo groot!’. Mark Derez 4
Oud straatnaambord van het Hooverplein foto: Jan van Impe
Herbert Hoover III naast de buste van grootvader foto: Rob Stevens De voltallige delegatie en de gastheren foto: Rob Stevens
Peyton Lake, Hoover Board of Overseers chairman (r.) foto: Rob Stevens
Herbert Hoover III foto: Rob Stevens
5
Boekentaal (2): Keepsake
Louise, queen of the Belgians’. In 1838 verscheen een wel bijzonder nummer: alle teksten zijn anoniem om het oordeel van de lezer over de literaire waarde niet te beïnvloeden. Talrijke graveurs kopieerden voor de Keepsake oude meesters en kunstenaars. In verschillende jaargangen controleerde Charles Heath (1785-1848) hun werk en hij maakte zelf heel wat platen. Er zijn talrijke portretten, stadsgezichten, landschappen en genretaferelen die getuigen van een sentimenteel-romantische smaak.
De term ‘keepsake’ duikt voor het eerst op tegen het einde van de 18de eeuw. De eerste bron van de Oxford English Dictionary is van 1790: ‘Anything kept or given to be kept for the sake of, or in remembrance of, the giver’. De keepsake was een damesproduct, met als voorlopers o.m. Almanach des Muses (1765) en Taschenkalender, literaire jaarboekjes met gedichten en proza. Het jaarboek The Keepsake, typisch voor het genre, verscheen van 1829 tot 1857. De bibliotheek bezit negentien banden (BTAB RZ3595). Ze zijn meestal in rode zijde (of linnen) met goudbestempeling. In de beginjaren was Frederic Mansel Reynolds ( 1850) redacteur, maar het waren schrijvende vrouwen, toen beroemd bij het lezende publiek en waarvan sommigen de literatuurgeschiedenis haalden, die hem opvolgden: Emmeline Stuart-Wortley (1806-1855), dochter van de hertog van Rutland en Marguerite Power, countess of Blessington (1789-1849), romancière en auteur van een Journal of conversations with Lord Byron. Ook nu nog bekende dichters en prozaïsten leverden bijdragen: Wordsworth, Shelley, Coleridge, Robert en Elizabeth Barrett Browning, om er maar enkele te noemen, en een pleiade van ‘authoresses’, zoals Mary Russell Mitford (1787-1855), die van 1824 tot 1832 in vijf delen Our village beschreef, Agnes Strickland, die met haar zus Elizabeth biografieën van Engelse koninginnen leverde, en de dichteres Felicia Dorothea HemansBrowne (1793-1835). Sir Walter Scott opende de jaargang 1830 met The House of Aspen. A tragedy. Een W.B. schreef voor 1844 het gedicht ‘Lines on the portrait of
Bleef het algemeen gebruik van het woord keepsake beperkt tot de Angelsaksische landen en Frankrijk? Nederlandse en Duitse woordenboeken nemen het woord niet op, ook niet die met de boekwetenschappelijke terminologie. Zo is er geen lemma in het Lexikon des gesamten Buchwesens. De Franse woordenboeken bevelen de Engelse uitspraak aan. Hoe lang was de keepsake in de mode? Voor de Nouveau Petit Robert is het een ‘Livre-album, généralement illustré de fines gravures, qu’il était de mode d’offrir en cadeau, comme souvenir, à l’époque romantique’. Een Petit Larousse illustré plaatst de bloeitijd wat later: ‘Livre-album, orné de vignettes et de gravures, qu’on offrait en cadeau en France, surtout sous le second Empire’. Keepsake wordt thans in de Angelsaksische landen gebruikt voor een herinneringsplaketje. De Hunt Botanical Library in Pittsburgh gaf in 1973 een boekje uit A Linnean keepsake en boekhandel Heffers in Cambridge bezorgde de klanten in 1976 een grote prentkaart met A. C. Pugins afbeelding van Clare Hall: ‘A keepsake from Heffers in their centenary year’. Roger Tavernier 6
wist die teruggave te beperken. Wat hij kon achterhouden, werd ofwel overgebracht naar zijn verblijfplaats in zijn geboortedorp Beveren-Waas, ofwel in bewaring gegeven bij het seminarie van het bisdom ‘s-Hertogenbosch dat hij in 1797 samen met een paar oud-collega’s had opgericht. Sinds de opheffing van de universiteit werd in dit seminarie de Bossche clerus gevormd; tot dan toe was die in Leuven opgeleid.
Bullen
Tot de meest betreurde verliezen bij de bibliotheekbrand van 1914 behoorde de originele bul waarmee paus Martinus V op 9 december 1425 te Leuven een universiteit had opgericht. Het erfstuk was meer dan een eeuw zoek geweest en was pas in 1909 aan de Katholieke Universiteit geschonken. Dit onherstelbare verlies is niettemin sinds 1983 een beetje goedgemaakt. Toen in juni 1794 duidelijk werd dat de Franse revolutionaire legers de Oostenrijkse Nederlanden onder de voet zouden lopen, nam de Leuvense universiteit voorzorgen om haar archief in veiligheid te brengen. Het centrale archief, het archief van de Artesfaculteit, van de Faculteit Theologie en van enkele colleges werden overgebracht naar Rotterdam. Jan Frans van de Velde (1743-1823), hoogleraar in de Theologie, bibliothecaris en archivaris van de universiteit, reisde de archieven achterna. Toen naderhand gevreesd werd dat de Fransen ook de Verenigde Provinciën zouden veroveren, liet hij in oktober 1794 de documenten via Groningen en Hamburg overbrengen naar Altona, thans een voorstad van Hamburg, maar toen Deens bezit. Na de opheffing van de universiteit in oktober 1797 wist Van de Velde zich door zijn vlucht naar Duitsland te onttrekken aan de deportatie naar Cayenne waartoe hij was veroordeeld. Pas in 1802 kon hij naar zijn geboorteland terugkeren. Om amnestie te verkrijgen, was hij echter verplicht de archieven die hij in veiligheid had gebracht, te restitueren. Hij
Op die manier kwam het volledige charterbezit van de oude universiteit terecht in het Bossche Seminarie. Aanvankelijk was dit gevestigd te Sint-Michiels-Gestel, nadien te Haaren. Omdat gevreesd werd voor verdere opeisingen, werd het bestaan van die schat zorgvuldig geheim gehouden, zo geheim dat in de negentiende eeuw iedereen te Leuven overtuigd was dat deze stukken definitief waren verloren gegaan. Groot was dan ook de sensatie toen in 1909, ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaring van het ‘herstel’ van de universiteit, de bisschop van Den Bosch de stichtingsbul van de oude universiteit cadeau deed aan de Alma Mater. Bij die gelegenheid verscheen een facsimile op verkleind formaat van het herwonnen erfstuk. Vijf jaar later deelde het in het lot van de hele bibliotheek. In Haaren waren echter de overige charters van de Universiteit achtergebleven. Ze bleven er, ook toen halfweg de jaren zestig het seminarie werd opgeheven en vervangen door een
7
tehuis voor gehandicapte kinderen. In 1971 werd dit archief door het bisdom ‘s-Hertogenbosch met het aartsbisdom Mechelen geruild voor het archief van de kartuis van Vucht. Na de inname van Den Bosch in 1629 was dit naar de Zuidelijke Nederlanden in veiligheid gebracht. In 1983 vond een nieuwe ruil plaats; middeleeuws kloosterarchief verhuisde uit Leuven naar Mechelen in ruil voor het Universiteitsarchief. Bijna twee eeuwen na hun vertrek waren de charters en andere stukken weer thuis. Daardoor bezit de K.U.Leuven thans onder meer de drie bullen van Martinus V die de stichtingsbul vergezelden en die trouwens op diezelfde 9 december 1425 waren uitgevaardigd. Ze verleenden de universiteit haar eerste privileges, indulten die geestelijken in staat stelden hun verblijf te Leuven te combineren met het bezit van een kerkelijk beneficie elders, zonder aan alle daaraan verbonden verplichtingen te voldoen. Zo konden ze hun studies financieren. Mettertijd zouden vooral professoren van die cumulregeling profiteren ...
Jan Roegiers
Over de eigenlijke oprichtingsoorkonde verschijnt bij de Universitaire Pers eerlang een nieuwe studie: De Stichtingsbul van de Leuvense universiteit 1425-1914, door Marc Nelissen, m.m.v. Erik van Mingroot en Jan Roegiers. Dit fraaie boekwerk wordt voorgesteld aan de vooravond van de 575ste verjaardag (9 december 2000) van de universiteit.
Ex Officina: Nieuwsbrief is een publicatie van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek van de K.U.Leuven, en verschijnt driemaal per jaar: in december, april en september. Leden ontvangen deze publicatie gratis. Lidmaatschap: 1.000 fr. (24.8 Euro) per kalenderjaar, te storten op rekeningnummer 432-0001051-30 van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven, met vermelding van Lidmaatschap 2001. Voor giften vanaf 1.000 fr. (24.8 Euro) - exclusief het lidmaatschapsgeld - wordt een attest van fiscale vrijstelling verleend, alleen wanneer het geld wordt gestort op de afzonderlijke mecenaatsrekening 432-0000011-57 van de K.U.Leuven, Krakenstraat 3, 3000 Leuven, met vermelding van: 5GD-PATEI1-P3610 - Universiteitsbibliotheek - vrienden - fiscaal attest gewenst. Abonnement: geïnteresseerden kunnen zich ook abonneren, zonder lid te worden. Een abonnement voor het jaar 2001 kost 1.000 fr. (24.8 Euro), te storten op rekeningnummer 432-0001051-30 van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek, met vermelding van Abonnement 2001 Ex Officina: Nieuwsbrief. Colofon. Redactie: Chris Coppens, Mark Derez, Jo Tollebeek, Dirk van Eldere, Jan van Impe (hoofdredacteur). Werkten mee aan dit nummer: Marc Depaepe, Mark Derez, Norbert Moermans, Jan Roegiers, Roger Tavernier. Foto’s: Rob Stevens, Jan van Impe. Redactieadres: Jan van Impe, Centrale Bibliotheek, K.U.Leuven, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven, 016/32.46.36, fax 016/32.46.16; e-mail:
[email protected]. URL: http://www.bib.kuleuven.ac.be/bib/vrienden.html. Opmaak: Greet Foblets, 016/89.01.68. Druk: Acco. Oplage: 850. ISSN: 0772-6848. Verantwoordelijke uitgever: Armand Vandeplas, Grétrystraat 36, 2018 Antwerpen.
Pagina 1: Detail uit de Stichtingsbul van paus Martinus V. Meer informatie vindt u op pagina’s 7 en 8.