NIEUWSBRIEF VAN DE VRIENDEN VAN DE UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK
JAARGANG 13 / 2 SEPTEMBER 2000
Kroongetuige eerste Latemse school
‘eerste Latemse school’ wordt verstaan en het album bevat ook bijdragen van bekenden of minder bekenden die niet tot de kring behoorden.
Rond de eeuwwisseling kwam er beweging op de Europese kunstscène. Een typisch fenomeen vormden de ‘kolonies’ waarin beoefenaars van verschillende kunsttakken gingen samenwerken en vaak ook samenwonen. Daarmee poogden ze niet alleen vorm te geven aan artistieke aspiraties, maar ook aan sociale utopieën. Naast Engelse en Duitse voorbeelden is vooral de coöperatie Walden die Frederik van Eeden in 1898 te Bussum opzette, bekend gebleven. Soms wordt ook de groep die zich vanaf datzelfde jaar te SintMartens-Latem heeft gevormd rond Karel en Gustave van de Woestijne, Valerius de Saedeleer en George Minne als een dergelijke kunstenaarskolonie bekeken. Ze hadden in alle geval een hang naar het mystieksymbolistische met elkaar gemeen en verschilden daarin van de tweede Latemse school, met Permeke en Gustaaf de Smet, die de expressionistische toer opging. Om de eerste school van Latem duidelijk te omschrijven kan nog heel wat onderzoek gebeuren.
Het bestaat uit een gekalligrafeerde titelpagina in zuivere art nouveau, een (door Julius de Praetere) gedrukte ledenlijst van de kring en verder 22 folia met gevarieerde bijdragen: tekeningen van G. van de Woestijne (Goede Herder), A. Dessenis (Heilig Aanschijn), De Saedeleer (Heilig Hart), F. de Cock (een heel prozaïsche koe), Robert Aerens (Hoevetje) en Gust Parmentier (Kerkgang); korte teksten van dr. E. vanden Berghe (een vrijzinnige die de pastoor aanspoort tot verdraagzaamheid), Karel van de Woestijne (die er zich gemakkelijk vanaf maakt met een Latijns bijbelcitaat), Albijn van den Abeele en P. Deschamps; een korte novelle, Dankbaarheid, van dr. Vande Calsijde; een beetje muziek met het voorspel tot d’Acosta’s opera Godfried van Bouillon en de eerste maten van een Tantum ergo door de Latemse koster H. Philippo; tussendoor elf foto’s door Hector van Houtte, een Gentse apotheker die actief lid was van de Société belge de photographie. Het geheel steekt in een perkamenten band, versierd met een opschrift en de tekening van een eucharistische kelk, ongetwijfeld naar een ontwerp van Gustave van de Woestijne.
Door het mecenaat van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek kon zopas een document verworven worden dat een belangrijk getuige vormt van het Latemse artistieke gebeuren bij het begin van de eeuw: een album dat in 1903 werd aangeboden aan Amaat Pladet (1856-1911), toen hij als pastoor van Latem werd geïnstalleerd. Het album was een intiatief van de kunstkring Open Wegen, waartoe behalve de gebroeders Van de Woestijne, De Saedeleer en Minne o.m. de handpersdrukker Julius de Praetere, de schilders Frans de Cock, Alfons Dessenis en Frits van den Berghe en de componist Paul d’Acosta behoorden. De kring was ruimer dan wat onder
Dit interessante album bleef na de dood van pastoor Pladet bewaard bij diens familie te Bassevelde. Het was reeds aanwezig op tentoonstellingen gewijd aan de Latemse schilders, het laatst nog op de tentoonstelling Gustave van de Woestijne te Deinze in 1997, maar bijna altijd buiten catalogus. In alle geval werd nooit een degelijke publicatie eraan gewijd. Jan Roegiers 2
De Bom en Leuven Het Laatste Nieuws
ciële steun van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek.
van vrijdag 6 juli 1928 brengt, zoals vele andere kranten in het land, op de voorpagina een verslag van de inwijding van de nieuwe Universiteitsbibliotheek aan het huidige Mgr. Ladeuzeplein. De journalist windt zich eerst op over het rijkelijke gebruik van het Frans tijdens de plechtigheid. En dan snijdt hij, onder de tussentitel Een dwaling, volgend onderwerp aan: ‘In een der redevoeringen werd vermeld, dat het initiatief tot schenking van boeken aan de Leuvensche hoogeschool is uitgegaan van Frankrijk. Dit is een vergissing. Dat initiatief werd genomen door Emmanuel de Bom, hoofdbibliothecaris te Antwerpen, die, natuurlijk met toestemming van ’t stadsbestuur, - reeds in Augustus 1914, 800 dubbele boekwerken van de Antwerpsche bibliotheek aan een komiteit overhandigde. Dat voorbeeld vond later navolging in Frankrijk, Engeland, Nederland, Zweden, Denemarken, Tsjecho-Slowakije, Japan, Amerika, enz. Maar het eerste blijk van solidariteit en hulpbetoon kwam van den Antwerpschen bibliothecaris, dien we gisternamiddag weggeduwd zagen onder het publiek, en wien, daar hij geen “roze” kaart bezat, de toegang tot de bibliotheek bij ’t officieel bezoek werd geweigerd.’
Het fraai gemaakte object, en dan vooral de boodschap erop, wierp aanvankelijk heel wat vragen op. Voor zover we weten bezit de Universiteitsbibliotheek geen enkel boek met deze pedigree, want in 1940 brandde de bibliotheek opnieuw af. Ook in de archieven van de Antwerpse Stadsbibliotheek was geen spoor terug te vinden. Tot we op het hierboven vermelde sleutelverslag in Het Laatste Nieuws stootten. Testis unus, testis nullus, dus zochten we een tweede bron, die we vonden in het Antwerpse Stadsarchief. In de proces-verbalen van het schepencollege van het jaar 1914 vonden we op datum van 17 september volgend verslag: ‘Hoofdboekerij. – Het Kollege hecht zijne goedkeuring aan het voorstel van den heer bibliothecaris, dd° 14 September, om een zeker aantal nummers uit de verzameling dubbels uit te zoeken en bij de eerste gunstige gelegenheid aan de herin te richten bibliotheek te Leuven, door de Duitsche overweldigers verwoest, aan te bieden.De hr. bibliothecaris zal eene lijst van de geschikte werken voorleggen.-’ Over meer informatie beschikken we thans niet, maar dit onbekend stukje bibliotheekgeschiedenis bevat twee duidelijke boodschappen. Ten eerste dat de vrije stad Antwerpen op het ogenblik dat zij zich volop moet weren tegen het Duitse leger, de uitzonderlijke reflex heeft om boeken te schenken. Ten tweede dat de Leuvense universiteit veertien jaar later Emmanuel de Bom klaarblijkelijk aan de poort laat staan. En dat was niet netjes. Dankuwel Sinjoren, dankuwel mijnheer De Bom.
Dit striemende stukje tekst is helaas niet ontsproten aan het verhitte brein van een journalist, in de hoop hiermee de komkommertijd van 1928 met een valse primeur te beroeren, want onlangs dook in een Antwerps antiquariaat een stempel op met de tekst: ‘Dubbels geschonken door de Stad Antwerpen aan de Universiteitsbibliotheek Leuven 17 september 1914’. Ze werd aangekocht met de finan-
Jan van Impe 3
Walter Vaes en Ernest Staas De Ant-
len. Het gaat meestal om lichte varianten in de opstelling van de figuren of in de voorstelling van de achtergrond. Dergelijke verschillen in Ernest en zijn breiende tante Mina, Ernest en Bertha in het Begijnhof en Ernest en Bertha aan de schrijftafel (de eerste, tweede en laatste illustratie in het boek), hebben geen weerslag op de betekenis en beïnvloeden de atmosfeerweergave slechts lichtjes. Het verschil is groter in Het bezoek van mijnheer Van Bottel (de vierde prent), waar niet alleen achtergrond en compositie herwerkt zijn voor de boekillustratie, maar waar ook het uiterlijk van huisvriend Van Bottel ouder en vooral met meer volume is voorgesteld dan op de voorstudie, dit geheel in overeenstemming met de tekst.
werpse kunstschilder Walter Vaes (1882-1958) verzorgt voor uitgeverij S. L. Van Looy te Amsterdam de illustratie van een luxe-editie van Anton Bergmanns Ernest Staas advocaat. Voorzien van vijftien buitentekstplaten wordt het werk bij J.-E. Buschmann te Antwerpen gedrukt en uitgegeven in 1914. Het is de veertiende Nederlandstalige editie van dit boek van de Lierse auteur, maar het is de eerste geïllustreerde sinds de originele uitgave van 1873, waarvoor Willem Geets in totaal vijftien etsen maakte. Ook een Franse vertaling werd in 1886 door Eduard Duyck rijkelijk geïllustreerd. De uitgave wordt in de eigentijdse pers opgemerkt. G. Jos Buschmann aanziet ze als één van de meest interessante prestaties op het gebied van de boekillustratie in Vlaanderen voor wat het eerste kwart van de eeuw betreft. Hij prijst de schoonheid, de stemmigheid en de juiste atmosfeerweergave van Vaes’ illustraties, maar heeft kritiek op de verregaande vrijheid die de kunstenaar zich permitteert t.o.v. de tekst. Met deze kritiek staat hij niet alleen.1 De Universiteitsbibliotheek bezit zes tekeningen van Walter Vaes. Vijf daarvan zijn ontwerpen voor de illustratie van Ernest Staas, uitgevoerd in zwart krijt en soms gehoogd met wit krijt en/of met zwarte inkt op stevig bruin papier. Een bruine achtergrond hebben ook de tekeningen in het boek. Ten opzichte van de illustraties in het boek vertonen al de ontwerpen in mindere of meerdere mate verschil-
4
Eén ontwerp komt niet voor in het boek. Het gaat om een weergave van De zaak Stuyck, de eerste rechtszaak waarin Staas mag optreden. De tekening toont de jonge advocaat die zijn verdediging brengt. Zijn cliënte bevindt zich geïsoleerd op de voorgrond. Klaarblijkelijk bevat deze schets die toch nauw bij de tekst aansluit, te weinig dramatiek naar de smaak van de kunstenaar, want voor afbeelding veertien in het boek tekent hij een Ernest Staas die met hevige gebaren van achter de rug van de beklaagde het oordeel van de rechter tracht te beïnvloeden.
is voor het boek niet aangewend. Enkel gebruik makend van een potlood toont Vaes in een centraal kader een zittende man voor de omwalling van een stad. Ernest Staas wordt hier voorgesteld, of, wat waarschijnlijker is, de auteur Anton Bergmann, met de stad Lier op de achtergrond. De titel van het boek en het auteurspseudoniem staan boven het kader, de naam van de uitgever en plaats van uitgave eronder. Links zijn twee imitaties geschetst van riemen die op een vegetaal motief uitlopen. Enkele kleine decoratieve motiefjes bevinden zich verspreid over het bladoppervlak.
Een zesde tekening betreft niet een illustratie, maar is een ontwerp voor de titelbladzijde, of misschien voor de omslag. Ook deze tekening
Walter Vaes heeft meer dan eens gelegenheidsgrafiek en tekeningen ter illustratie van boeken geleverd. Waarom uitgever Van Looy de illustratie van deze luxe-editie aan hem heeft toevertrouwd, is hier niet onderzocht. Eén ding is vrijwel zeker: voorspraak van Lierenaar Isidoor Opsomer, collega-kunstschilder met machtige relaties, maar ook gezworen aartsvijand, zal geen rol hebben gespeeld. Het zou wel eens interessant kunnen zijn te achterhalen wat Opsomer aan te merken had op Vaes’ interpretatie van dit belangrijkste werk van stadsgenoot en letterkundig icoon Anton Bergmann.
Dirk van Eldere 1
G. J. Buschmann, Les illustrateurs flamands 1900 –1925, Walter Vaes, in Musée du livre. Bulletin mensuel, 4 (1925-26), p.38-39; H. Liebrecht, Histoire du Livre et de l’ imprimerie en Belgique des origines à nos jours, dl. 6, Brussel 1934, p.59.
5
Drukkersmerk van Ballhorn
Boekentaal (1): Ballhorn en Bowdle
van een vader op zijn bastaardzoon in de eerste scène van King Lear: ‘I cannot conceive you - Sir, this young fellow’s mother could: whereupon she grew round-wombed.’ In vertaling gaat de pointe verloren. Leendert Burgersdijk (1828-1900) maakte ervan: ‘-Ik versta u niet - De moeder van die jongeman en ik verstonden elkaar...’. Willy Courteaux nam die vertaling over maar verving verstaan door begrijpen. The history of the decline and fall of the Roman Empire (1776-1788) van Edward Gibbon onderging bij Bowdler eenzelfde lot. Passages van ongodsdienstige of immorele strekking werden bowdlerized.
Het rare Duitse woord verballhornen, dat eerder denken doet aan verbaal dan aan een persoonsnaam, wordt geestig verklaard als (ver)schlimmbessern, slechter maken door te willen verbeteren. De zeer actieve Lübeckse drukker Johann Ballhorn (+1573) deed het soms. 1 Hij heeft zijn bedenkelijke reputatie vooral te danken aan een editie van het in 1586 verschenen Statutenbuch der Stadt Lübeck. Dat het Nederlandse verbalemonden, door Van Dale opgenomen met een citaat uit Streuvels, er b.v. door reminiscentie iets mee te maken zou hebben, bleek een valse veronderstelling. Het woord betekent slecht beheren, verwaarlozen, bederven e.d. en is afgeleid van baalmond, slechte voogd. Het krijgt een uitvoerig lemma in het Middelnederlandsch woordenboek van Verwijs en Verdam (VIII, k. 1443-1444) en in het Woordenboek der Nederlandsche taal (XIX, 1982, k. 226-227). Stijn Streuvels, geïnterviewd door Karel Jonckheere voor Het boek in Vlaanderen 1936: ‘Nu ligt er steeds een woordenboek op mijn werktafel. Ik sla zeer dikwijls het Middelnederlandsch Woordenboek van Verwijs en Verdam na. Elk woord, hoe particularistisch het ook moge schijnen, kan ik verantwoorden.’
Ad usum Delphini is eraan verwant. Het ging oorspronkelijk niet om gekuiste teksten. Zo werd Les aventures de Télémaque, van Fénelon, idyllische lofzang op de Griekse oudheid, speciaal geschreven voor de politieke vorming van Lodewijk, hertog van Bourgondië (1682-1712), kleinzoon van de zonnekoning. Spannen bewerkingen van Buffons Histoire naturelle van 1749-1783 de kroon? Uit de imposante delen werd talrijke keren gebloemleesd. Er verscheen een Petit Buffon classique, een Buffon des demoiselles, des écoles, des familles, des petits enfants, een Petit Buffon moral et religieux, des écoles, pour les enfants, Beautés de la nature dévoilées à la jeunesse, Beautés d’histoire naturelle en een Keepsake d’histoire naturelle. Maar over keepsakes, al dan niet verballhornt, verbalemond of bowdlerized, een volgende keer.
Bowdlerize is het weglaten of wijzigen van ongepast of schokkend geachte woorden en zinsneden. Het Boekwoorden woordenboek. Rondgang door de boekenwereld (1996) van J. A. Brongers spreekt van gekuiste boeken en verwijst naar Delphini, ad usum. Thomas Bowdler (1754-1825) liet in The Family Shakespeare van 1807 alle woorden en uitdrukkingen weg die welvoeglijkheidshalve niet luidop kunnen worden voorgelezen in huiselijke kring. 2 Dat zal wel het geval zijn geweest voor de gesneuvelde woordspelingen
Roger Tavernier 1
Deutsches Wörterbuch, XII, 1, k. 90; Lexikon des gesamten Buchwesens, I, Stuttgart 1987, p. 225. 2 Dictionary of national biography, II, p. 952-954; Colin Franklin, The Bowdlers and their family Shakespeare, The Book Collector, 49, 2000, p. 227-243.
6
Vandaag 1940-1942 We vestigen even
Eerder onschuldig is deze titel: ‘Vleeschetende planten … En dat in deze tijd!’ Maar in een artikel gewijd aan het feest van de Onnozele Kinderen laat de auteur zich ontvallen dat er in december 1940 meer dan één Herodes op de wereld rondloopt. Bijdragen over zigeuners (Yoors), joden in Palestina (Boon) en Afrikaanse kunst (Olbrechts) zullen allicht minder in de Duitse smaak zijn gevallen. De avonturen van Jan Potluud (Boon) in de rubriek Brussel in oorlogstijd schoten wel de hoofdvogel af. De ironie over rantsoenzegels, het opeisen van koper, het tekort aan bier en de zwarte markt is vandaag nog erg genietbaar. De censuur greep hier meermaals in.
de aandacht op een vergeten oorlogstijdschrift. Vandaag: weekblad uitgegeven door het Bemiddelings-centrum (BIBC Y36435) verscheen voor het eerst op 31 oktober 1940, en voor het laatst op 8 januari 1942. Hoofdredactrice was Betsie Hollants (1905-1996), tot mei 1940 journaliste bij De Morgenpost. Mevrouw ‘Babette’ Stulemeyer-Pelgrims de Bigard was volgens haar de initiatiefneemster. Vandaag was de tegenhanger van het Franstalige Arc-en-Ciel, dat op 17 oktober 1940 gelanceerd werd. Stulemeyer had Hollants verzocht een Nederlandstalige versie te maken. Zij aanvaardde, op voorwaarde dat het Vlaams, volks en sociaal mocht zijn. Hollants bedacht ook de naam Vandaag, omdat zij de lezers wilde wijzen op het hic et nunc, niet op het recente verleden, en zeker niet op de toekomst. Het weekblad legde de nadruk op het katholieke geloof en het gezin. Er waren religieuze, literaire en kunstrubrieken; sport en gezondheid kwamen regelmatig aan bod, evenals de groententuin en het onvermijdelijke mode- en breihoekje. Voor de kinderen was er de bijlage ’t Fier Galjoen. De lay-out is erg verzorgd, de illustraties, het drukwerk en het papier zijn van goede kwaliteit. Medewerkers waren onder anderen: Jan Boon, Hubert Colleye, Albert Hernould, Frans Hugaerts, Frans Olbrechts, K.C. Peeters en Jan Yoors.
Hollants schreef op 28 maart 1941 aan Boon, die als ‘Jan van Boendale’ ook de letterkundige rubriek verzorgde: ‘Op de censuur waren ze “gebelgd” over het feit, dat Engelsche boeken werden besproken en door de goddelooze volkeren, die in uw tekst worden bedoeld, voelden de censors zich zelf bedoeld.’ Een medewerker schrijft elders dat hij de Maagd heeft gesproken, op de Antwerpse tram 24. Zij rouwt over haar stad en betreurt dat Rubens in Siegen werd geboren. En in een familiefeuilleton betreedt een koppel begeleid door de Oostenrijks-militaire Radetzkymarsch de trouwzaal van het Antwerpse stadhuis.
Vandaag mocht verschijnen omdat men beloofd had niet aan politiek te zullen doen. En toch legde de bezettende macht begin 1942 een publicatieverbod op. Hollants vertelde me dat zij en haar medewerkers het niet laten konden spot en kritiek in hun teksten te verwerken: ‘We wilden de mensen moed geven. Ze begrepen de boodschap heel goed, ze leerden tussen de regels te lezen.’
Voor de geschiedenis van onze universiteit zijn onder andere deze artikels van belang: de brand van de Universiteitsbibliotheek (20 maart en 30 oktober 1941) en een interview met professor P.P. De Nayer over het splinternieuwe ‘Sportkot’ (3 juli 1941). Jan van Impe 7
Zigeunervrouw (tekening van Jan Yoors)
Pagina 1: Sterven tussen je boeken Der Tod und der Bücherfreund, gravure uit 1803 door Johann Georg Mansfeld (1764-1817), naar een gravure van Johann Rudolf Schellenberg (1740-1806). Begin mei berichtten de kranten over een alleenstaande man die gemummificeerd was aangetroffen tussen zijn boeken. De man had geen meubelen, hij sliep op een matras van boeken en deed niets anders dan lezen. De mythische boekenman dus, misschien wel met de fysionomie van kloeke boekdelen, zoals Arcimboldo hem heeft verbeeld. Het lot van de eenzame bibliomaan liet de Republiek der Letteren niet onberoerd. Het verhaal dook op in de Standaard der Letteren (11 mei), in een column van Eriek Verpale, en op Radio 3 zorgde Brigitte Raskin voor een in memoriam (13 juni). Een hoogleraar in ruste had inmiddels onze redactie op het voorval geattendeerd. Dat sterven tussen je boeken je tot mummie maakt, vond hij een erg troostvolle gedachte. Zelf is de emeritus ervan overtuigd dat hij op een dag onder zijn boeken bedolven zal geraken. Helemaal zoals de joodse componist Valentin Alkan, the Berlioz of the piano, waarover de Grove’ Dictionary in zijn vijfde editie (1954) bericht: ‘The circumstances of his death are tragic; he was attempting to reach for a Hebrew religious book on the top of a bookshelf when the entire bookcase fell on him and crushed him to death.’ In de zesde editie (1980) was dat prachtige verhaal jammer genoeg alweer naar het rijk der fabelen verwezen: ‘He remained a strict member of the Jewish faith and was widely read in classical and biblical lore. This may account for the story, which seems to have no basis of truth, that he died- under a collapsed bookcase…’ Sommige historici met hun hang naar demystificatie kunnen het gewoon niet laten. Alkan kreeg alvast geen vermelding in de Dictionnaire de la mort des grands hommes (Parijs, 1995), die voor de rest erg instructief is en heel nuttig als voorbereiding op een goede dood. De dictionnaire opent met een wijsheid van Montaigne: ‘Qui apprendrait aux hommes à mourir, leur apprendrait à vivre.’ Mark Derez
Ex Officina: Nieuwsbrief is een publicatie van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek van de K.U.Leuven en verschijnt driemaal per jaar, in april, september en december. Leden ontvangen deze publicatie gratis. Lidmaatschap: 1 000 fr. (24.8 Euro) per kalenderjaar, te storten op rekeningnummer 432-0001051-30 van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven, met vermelding van Lidmaatschap 2000. Voor giften vanaf 1.000 fr. (24.8 Euro) - exclusief het lidmaatschapsgeld - wordt een attest van fiscale vrijstelling verleend, alleen wanneer het geld wordt gestort op de afzonderlijke mecenaatsrekening 432-0000011-57 van de K.U.Leuven, Krakenstraat 3, 3000 Leuven, met vermelding van: 5GD-PATEI1-P3610 - Universiteitsbibliotheek - vrienden - fiscaal attest gewenst. Abonnement: geïnteresseerden kunnen zich ook abonneren, zonder lid te worden. Een abonnement voor het jaar 2000 kost 1.000 fr. (24.8 Euro), te storten op rekeningnummer 432-0001051-30 van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek, met vermelding van Abonnement 2000 Ex Officina: Nieuwsbrief. Colofon Redactie: Chris Coppens, Mark Derez, Jo Tollebeek, Dirk van Eldere, Jan van Impe (hoofdredacteur). Werkten mee aan dit nummer: Mark Derez, Jan Roegiers, Roger Tavernier, Dirk van Eldere, Jan van Impe. Redactieadres: Jan van Impe, Centrale Bibliotheek, K.U.Leuven, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven, 016/32.46.36 fax: 016/32.46.16 e-mail:
[email protected] URL: http://www.bib.kuleuven.ac.be/bib/vrienden.html Opmaak: Grafiek BVBA, 016/89.01.68 Druk: Acco. Oplage: 750. ISSN: 0772-6848. Verantwoordelijke uitgever: Armand Vandeplas, Grétrystraat 36, 2018 Antwerpen.