“de kerkkroon”, Reconstructie-onderzoek centrale kroonluchter van de Spieghelkerk te Bussum
“de kerkkroon”, reconstructie-onderzoek centrale kroonluchter van de Spieghelkerk te Bussum
auteur: ing. Hendrik Haafkens Zwarteweg 63 1405 AD BUSSUM
datum: 06 April 2004 2
Inhoudsopgave
Inleiding
pagina 4
Geschiedenis
pagina 5
Reconstructieonderzoek
pagina 8
Overige kroonluchters
pagina 10
Afbeeldingen
pagina 11
Bijlagen
1-
Tekening formaat A10 - Concept reconstructievoorstel
2-
Scherpe print van de scan van de foto PH131 uit the RUET archief van het NAi
3-
Biografische toelichting ontwerpers van het interieur (architect Theo Rueter en kunstschilder Wim Wijnman )
3
Inleiding
De interieurcommissie van de Spieghelkerk te Bussum heeft mij gevraagd onderzoek te doen naar de reconstructie mogelijkheden van de centrale kroonluchter van de Spieghelkerk. Dit rapport is het resultaat van zorgvuldig onderzoek en bestudering van het nog aanwezige materiaal in de kerk en in archivalia. Uiteraard is dit een concept, als er wordt besloten tot een reconstructie zal het ontwerp technisch en qua detaillering nog verder worden uitgewerkt. Ik heb getracht de gegeven tijd maximaal te benutten om te kunnen komen tot een goede en betrouwbaar resultaat.
De term reconstructie behoeft enige uitleg in de context van rijksmonumenten. Reconstructie is in de monumentenzorg een beladen onderwerp. Dit komt vooral omdat er in de afgelopen twee eeuwen veel ingrijpende en vaak subjectieve(op persoonlijke smaak georiënteerde) reconstructies hebben plaatsgevonden. De restauratie ethiek van de twintigste eeuw wordt gekenmerkt door wisselende opvattingen betreffende dit onderwerp maar de tendens op dit moment is dat terug restaureren en reconstrueren alleen nog mag plaatsvinden op basis van een uitgebreid (Bouw)historisch onderzoek en zorgvuldige studie naar de originele situatie. Na zo’n onderzoek wordt alleen positief gereageerd als door als blijkt dat er voldoende gegevens zijn.
Een betrouwbare reconstructie volgt uit een onderzoek naar de volgende zaken: Onderzoek van archivalia zoals foto’s en tekeningen en analyse van het nog aanwezige (originele)materiaal. Dit rapport zal deze onderzoeken behandelen.
4
Geschiedenis
Op dit moment wordt het historische bouwarchief van de Spieghelkerk geïnventariseerd en gearchiveerd, in dit archief zijn een aantal interessante verwijzingen aangetroffen. De originele verlichting door middel van de grote kroonluchters is beschreven in verschillende stukken in het archief. Deze verwijzingen waren vooral van waarde bij het vaststellen van de maker en ontwerper van deze kroonluchters. De waarde van het ontwerp en de functie binnen de architectuur kan eveneens op deze wijze worden bepaald. Natuurlijk is het verhaal over de totstandkoming van het ontwerp van grote waarde. Er zijn er geen stukken gevonden over de verwijdering van de kroonluchter in de zestiger jaren van de twintigste eeuw, ik verwacht dat er nog gemeenteleden in de kerk moeten zijn die hierover duidelijkheid kunnen verschaffen.
Om de architectuur van de kerk te kunnen bestuderen is kennis over de opvattingen en idealen van de architect belangrijk. Hiervoor zijn in de bijlagen bij dit rapport is o.a. een korte biografische schets van de architect toegevoegd. De architect van de Spieghelkerk is Theodoor Rueter, deze architect was sterk door de zogenoemde ‘Amsterdamse school architecten’ beïnvloed. Deze stroming kwam voort uit de school van de vermaarde architect Berlage; de zogenoemde rationalisten. De naam ‘rationalist’ staat voor de “zuivere” benadering van het gebouw waarbij de architect de constructie, techniek en het materiaal duidelijk laat spreken en de functie van het gebouw is af te lezen is aan de vorm. De Amsterdamse school architecten voegden hier het expressionistische gebruik van materiaal aan toe. De naam expressionist spreekt voor zich, architectuur waarbij expressief vorm gebruik de hoofdrol speelt. Deze architecten hebben vooral in Amsterdam, Groningen en het Gooi (vooral grote landhuizen) internationaal vermaarde bouwwerken gebouwd. De interieurs uit het interbellum (de periode tussen beide wereldoorlogen) zijn vermaard, veel bekende Amsterdamse school architecten ontwierpen interieurs. Uiteraard vaak in de door hun ontworpen en gebouwde objecten. Bekende namen zijn bijvoorbeeld Michiel de Klerk (18841923) en Piet Kramer (1881-1961). Al kan hun meubilair bijna niet los worden gezien van hun architectuur vormt ze een op zichzelf staand en gewaardeerd oeuvre kunstnijverheid. Bekende voorbeelden hiervan zijn te zien in de collectie van de Stichting “Meentwijck”.
De originele kroonluchters van de Spieghelkerk zijn zo`n uitmuntend voorbeeld van deze vorm van kunstnijverheid (zie afbeelding 1.). De centrale kroonluchter die onderwerp van dit onderzoek is duurzaam verbonden met het gebouw. Ze komt voort uit een constructief 5
element namelijk de centrale makelaar (de middenstijl van de spanten). Geleidelijk vertakt de kroonluchter zich met bewerkte zijarmen vol met gedraaide balusters en bekroningen. De gloeilampen zijn bolvormig en gevat in een special belvormig metalen armatuur. De middenstijl en kern van de kroonluchter is in het midden opengewerkt, hierin is geometrisch glas-in-lood in geplaatst. De kleuren van de kroonluchter (zowel het glas-in-lood als de kroonluchter zelf) sluiten aan bij de bestaande kleuren in de kerk die in 1999 zijn gereconstrueerd.
Een belangrijke bron van informatie is het artikel in de Bussumsche Courant van donderdag 26 maart 19251. (Dit artikel bevind zich in het kerkelijk archief en is al eerder in verschillende uitgaven verwerkt2 en is tevens een belangrijk element in de eerste landelijke publicaties over Theo Rueter die op dit moment door mevr. W. Bunke en de stichting BONAS 3 wordt voorbereid. Theodoor Rueter zet in het artikel zijn architectuurtheorie uitgebreid uiteen en geeft hierin de volgende uitleg over de kroonluchters;
“Inwendig worden de inspringende hoeken van het kruis gedragen door vier zware pijlers welke de grote kruisspanten der bekapping dragen die, die door haar constructie als Philibert-spanten de in een kerk zo hinderlijke trekspanten of strekstangen overbodig maakten en door haar zachte gebogen lijnen uit de wanden opkomende de blik vanzelf opwaarts trekken naar de grote lichtkroon, die, aan de middenstijl dier spanten bevestigd en hier uit opgroeit, het centrale punt der kerkruimte nog sterker accentueert. De muren der kerk zijn lichtgrijs gepleisterd, de spanten en verdere constructieonderdelen engelsch rood geschilderd, de dakstokken fel blauw chablone versierd naar ontwerp van den kunstschilder W. Wijnman (1897-1977)4. De reeds genoemde lichtkroon, welke als een piramide van lichtkogels zich van de kap boven de toehoorders neerlaat, is mede in roodbruine kleur, versierd en verlicht met vergulde balusters die de vijf rijen armen ondersteunen.”.
1
Bussumse courant, 29ste jaargang nr. 36. Inventaris nr. SK-P-1925-03-26 o.a. H. Haafkens, Jeugdkapel, de heer is op deze plaats, 2000 3 De Stichting Bibliografieën en Oeuvrelijsten van Nederlandse Architecten en Stedenbouwkunde (BONAS) houdt zich bezig met het inventariseren van het werk van Nederlandse architecten, interieurarchitecten, stedenbouwkundigen en en tuin- en landschapsarchitecten uit de negentiende en twintigste eeuw. Ze is gevestigd in het gebouw van het Nederlands Architectuurinstituut, waarmee nauw wordt samengewerkt. 4 Enige biografische informatie is toegevoegd in de bijlagen. 2
6
Het mag duidelijk zijn dat de architect grote waarde hechtte aan deze kroonluchters. Deze goede en belangrijke historische verslaglegging vormt een belangrijk onderdeel van dit rapport en de een eventuele reconstructie. Het bevestigd onder meer de verschillende aannames die al waren genomen over kleur en afwerking en plaats van de kroonluchter.
Jammer genoeg zijn de meubel ontwerpen voor de Spieghelkerk zijn bijna allemaal verloren gegaan. Er is nog één schets voor een Avondmaalstafel en enkele stoelen (afbeelding 11) verder zijn geen schetsen van de kroonluchters overgeleverd. Wel zijn de (goede) foto’s aangetroffen in het archief van Rueter op het NAi waarop een goed beeld van de kroonluchter op is vastgelegd. Vooral deze foto’s zijn van essentiële waarde voor de reconstructie 5 en zijn speciaal door het NAi gescand om dit mogelijk te maken. Op afbeelding 1, 2 en 3 is goed te zien hoe de kroonluchter in de ruimte werkt en wat een belangrijke plek deze in het ontwerp heeft. De recentelijk kleurreconstructie heeft het gemis van de centrale kroonluchter daarbij nu zeer verstrekt. De kleuren en vorm van de architectuur trekken de blik naar een leegte en zoals in het voorafgaande stuk was te lezen naar het centrale punt. Vanaf de jaren 50 was de kerk vrij eenvormig in tinten wit en groenwit geschilderd en werd vorm en architectuur als het ware ontkend. Nu deze architectuur ontkenning weg is het gemis van een centraal element sterker geworden.
Naast het verhaal over de architect is er ook nog een ander verhaal te vertellen met betrekking tot de kroonluchters. Er is een interessante briefwisseling tussen Bestuur van de Vereniging tot Evangelisatie in Bussum (waarvoor de kerk uiteraard is gebouwd) en de bouwcommissie van de kerk. Deze briefwisseling stamt grotendeels uit 1925 en geeft een goed beeld over de vorderingen van de bouw. Er ontstaat een intensieve briefwisseling na een gezamenlijke vergadering met het bestuur en de bouwcommissie op 23-10-19246. Tijdens deze vergadering ontstaat er verwarring over de beslissingsbevoegdheid van de bouwcommissie inzake het interieur. Uiteindelijk wordt het bestuur bevestigd in haar overtuiging dat alleen zij deze beslissingsbevoegdheid heeft. Mejuffrouw S. Maria van Woensel-Kooy wordt uiteindelijk degene die als afgevaardigde van het bestuur in de bouwcommissie met de architect beslist over het uiterlijk van het interieur7. Hiervoor zijn er destijds modellen gemaakt en gekeurd.
5
inventaris nr. NAi archiefnaam: RUET ph-131. Archief kerkelijk bureau, Brief van de bouwcommissie aan het bestuur. Inventaris nr. SK-T-1924-10-24.2 7 Archief kerkelijk bureau, Brief van de bouwcommissie aan het bestuur. Inventaris nr. SK-T-1925-01-20 6
7
De aannemer heeft de kroonluchters gemaakt en in de eindafrekeningen zijn deze extra vermeld (zie bijlagen). De verwijdering van de kroonluchters word zijdelings vermeld 8 om akoestische redenen. Ik vermoed zelf dat de verwijdering een geleidelijk proces is geweest met als eerste fase het witten van het interieur en het toepassen van goedkopere gloeilampen. Zonder de kleuraccentuering en losse en onpassende gloeilampen zal de kroonluchter geen fraaie indruk hebben gegeven. Tevens is het de vraag of de kroonluchter op dat moment voldoende gespreid licht heeft gegeven. Om verschillende redenen is er uiteindelijk gekozen voor een nieuwe verlichting in Oudhollandse stijl. Deze koperen kroonluchters worden veel gebruikt in de oude Nederlands-Hervormde kerken maar passen architectonisch en kunsthistorisch gezien niet in een jonge kerk als de Spieghelkerk.
Reconstructieonderzoek
Dit reconstructieonderzoek is zoals al eerder is aangegeven gefundeerd op de volgende twee pijlers. De bestudering van archivalia en de bestudering van het aanwezige meubilair in de kerk welke ontworpen zijn door Theo Rueter. In de kerk zijn de volgende belangrijke behouden onderdelen van het originele meubilair aangetroffen; de preekstoel (afbeelding 6) en de kroonluchter in de traptoren naar de gaanderij(afbeelding 7). Zowel de detaillering van de preekstoel als die van de kleine kroonluchter is volledig opgenomen(ingemeten) en verwerkt in een schets, de kleine kroonluchter is zelfs tot een volledige tekening verwerkt (afbeelding 8). Het belang van beide stukken meubilair valt niet te onderschatten en hebben een grote monumentale waarde ze behoren tevens tot het beschermde rijksmonument en zijn door de rijksdienst voor de monumentenzorg beschreven. Vooral de ‘kleine’ kroonluchter geeft veel informatie over het constructieprincipe en de wijze waarop de kroonluchter in de ruimte hangt. De preekstoel bevat een gelijksoortige detaillering en profilering als de centrale kroonluchter, bijna al deze profielen zijn gebruikt bij de reconstructie. Tevens is de bestaande ‘kleine kroonluchter’ de sleutel tot de maatverhoudingen van de centrale kroonluchter. Deze bevat namelijk een element wat de originele grote kroonluchter ook bevat, namelijk een gedeelte van het metalen belvorminge armatuur voor de grote gloeilampen (afbeelding 9 en 10). De scan van de foto in het NAi archief is tot tekening verwerkt waarbij de studie van de
8
Brief. Inventaris nog geen nummer.
8
bestaande details en constructieprincipes van de preekstoel en de ‘kleine kroonluchter’ zijn verwerkt. Het resultaat is te zien op de bijlage 1 het concept reconstructievoorstel. Op dit moment hangen er drie kroonluchters in de zaal. Op de plaats waar nu de twee kroonluchters die in de zijarmen van de kerk hangen was geen kroonluchter aanwezig dit is tevens te zien op een aquarel die in de tegenwoordige consistorie van de kerk hangt.
De overige kroonluchters en constructies
Uiteraard was de centrale kroonluchter niet het enige verlichtingselement in de kerk. In de tegenwoordige consistorie waren tevens kroonluchters van een soortgelijke vorm en detaillering. Ook deze kroonluchters zijn gefotografeerd (afbeelding 12) en reconstrueerbaar. Naast deze kroonluchters was in de tegenwoordige herdenkingskapel een glas-in-lood armatuur aanwezig. Ook dit armatuur is goed reconstrueerbaar(afbeelding 13).
Uiteraard zal een eventuele reconstructie in overleg met een lichtexpert moeten gaan en zal eventueel secundaire verlichting worden aangeraden.
9
Afbeelding 1. De Centrale kroonluchter Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
10
Afbeelding 2. De Centrale kroonluchter Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
Afbeelding 3. De Centrale kroonluchter (onderzijde) Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
11
Afbeelding 4. De Centrale kroonluchter Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
12
Afbeelding 5. De centrale kroonluchter tevens zijn de kroonluchters in de voormalige trouwzaal en tegenwoordige consistorie te zien Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
13
Afbeelding 6. De preekstoel Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
14
Afbeelding 7. De ‘kleine’ kroonluchter in de traptoren naar de gaanderij Bron: foto auteur
15
Afbeelding 7. De ‘kleine’ kroonluchter in de traptoren naar de gaanderij Bron: tekening auteur
16
Afbeelding 8 en 9.
De metalen belvormige armaturen van de gloeilampen (nu is goed te zien wat een esthetische invloed een verkeerde gloeilamp heeft op de kroonluchters) Bron: foto auteur, NAi te Rotterdam
Afbeelding 10.
Schets voor interieur van de Spieghelkerk Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
17
Afbeelding 12. De kroonluchters in de tegenwoordige consistorie (met een afwijkende goudsjabloonschildering van W. Wijnman op de achtergrond) Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
18
Afbeelding 13.
Het armatuur in de tegenwoordige herdenking ‘kapel’ Bron: RUET archief NAi te Rotterdam
19
Bijlage 3;
Biografische schets van architect en de kunstschilder van het interieur van de Spieghelkerk
Theodor Wilhelm Rueter (‘Theo’)9; werd op 9 september 1876 te Haarlem geboren, hij overleed op 12 juni 1963. Na de lagere school ging hij naar de Ambachtsschool in Amsterdam. Het is (nog) niet duidelijk of hij deze school afmaakte. Vervolgens kwam hij in de leer bij architect C.B. Posthumes Meyjes sr. in Amsterdam. In 1901 verhuisde hij naar Blaricum, waar hij zich aansloot bij een leefgemeenschap. Er werden in die tijd twee kolonies gevestigd in het Gooi10. Een door Frederik van Eeden en een door prof. J. van Rees. Rueter heeft zich bij de laatste, de Internationale Broederschap van christen-anarchisten, aangesloten. Hij woonde er een jaar en ontwierp, voor zover bekend, verschillende houten hutten en een gebouw voor de uitgeverij. Het leven in de natuur trok niet alleen socialistisch en christelijk-anarchistisch gestemde idealisten, ook kunstenaars verkozen de natuur en het eenvoudige landleven boven het stadsleven. In het Gooi waren vooral dorpen als Blaricum en Laren erg populair. Veel kunstenaars namen hun intrek in zogenaamde atelierwoningen2. In het oeuvre van Rueter zijn dergelijke woningen vertegenwoordigd. Ook een deel van de welgestelde stadsbevolking trok naar het platteland; dit zogenaamde suburbanisatieproces werd voor een belangrijk deel bepaald door de economische en industriële ontwikkeling. En het oude ideaal om zich ongestoord in de natuur terug te trekken speelde een rol, evenals de nadruk op het individu. Dit alles droeg bij tot het verlangen naar de vrijstaande villa op een eigen stuk grond11. In het oeuvre van Rueter zijn de ontwerpen van villa's, landhuizen, zomer- en weekendhuisjes dan ook het talrijkst. Het streven naar het buitenwonen was niet alleen de wens van idealisten, kunstenaars en welgestelden. In navolging van Engeland, Frankrijk en Duitsland werd het ook in Nederland rond de eeuwwisseling bij bredere lagen van de bevolking mode om in het groen te wonen; de zogenaamde tuinstadsgedachte12 deed zijn intrede. Ook in het werk van Rueter is dit terug te vinden. Ontwerpen van meubels, interieurs en ornamenten completeren het oeuvre van Rueter.
9
Deze biografische schets is afkomstig uit de inventarisatie van het rueter archief van het NAi te Rotterdam. Kleij, E. van der, Architectuur en stedebouw in Noord-Holland 1850-1940 (Monumenteninventarisatieproject), Zwolle, 1993, p. 85 11 Haan, J. de, Gooische villaparken, Ontwikkeling van het buitenwonen in het Gooi tussen 1874 en 1940, Haarlem, 1990. 12 Fanelli, G., Moderne architectuur in Nederland 1900-1940, 's-Gravenhage, 1978, p. 41 Feenstra, G., Tuinsteden en volkshuisvesting in Nederland en buitenland, Amsterdam, 1920.
10
20
Wijnman, Ferdinand Wilhelm (‘Wim’)15; geboren Roermond 10 juli 1897. Woonde en werkte in Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Laren (N-H), Parijs, Den Haag, DriehuisWesterveld, Blaricum, Amersfoort, Uchelen tot 1938, later in Soest. Overleden in 1977.
Maakte reizen naar Frankrijk en Spanje was leerling aan de rijksnormaalschool te Amsterdam(in het Rijksmuseum) en van de Akademie voor Beeldende Kunst te Rotterdam. Schilderde in olieverf en tempera, tevens penstudies. Onderwerpen: Landschappen Categorie: Figuurstudies. Gaf o.m. les aan G.Niezen, W.C.Rens, M.Schreuder, J.Voskuijl en A.M.Waltman. Hij werkte als eigenaar van het Kunst centrum de Oude Soest tot omstreeks 196716.
Andere bibliografische verwijzingen zijn: - W.R.Juynboll, Waller, biografisch woordenboek van Noord-Nederlandsche graveurs. 1938 - A. Venema, Nederlandse Schilders in Parijs 1900-1940, Baarn, 1980 ISDN 9080-10-631317 - J. Boeren, Beeldend Nederland, Tilburg, 1993 ISBN 9080-10-631318 - H. Luins, Holland Schildert, Den Haag, [1948]19
15
P.A.Scheen, Scheen, Lexicon der Nederlandse Beeldende kunstenaars 1750 - 1950 (2 delen), Den Haag, 1980 P.M.J.E. Jacobs, Beeldend Benelux, biografisch handboek, Tilburg, 2000. 17 RMA 523-A-10 18 RMA 561-D-1/2 19 collectie H.Haafkens. 16
22
Ook in de literatuur is weinig te vinden over Rueter. Zijn naam wordt wél genoemd bij de Troelstra-prijsvraag13: Het bestuur van het Nederlands Verbond voor Vakverenigingen vroeg vijf architecten, waaronder Rueter, een ontwerp te willen maken voor een gebouw met bestemming een vakantie- en studie-oord voor de arbeidersbeweging (aanvraagnummers 128 en 293). Waarschijnlijk heeft de socialistische politieke voorkeur van Rueter bijgedragen aan deze uitnodiging. In het Berlage / archief werd correspondentie aangetroffen tussen Rueter en de jury. Rueter had namelijk kritiek op het juryrapport. Omdat H.P. Berlage lid was van de jury, die de prijsvraaginzendingen beoordeelde, is de correspondentie in dat archief te traceren. J.H. Mulder diende overigens het winnende ontwerp in.14 Naast deelname aan de Troelstra / prijsvraag (motto: Heide) heeft Rueter, voor zover bekend, ook materiaal ingezonden voor een prijsvraag voor de bouw van een Openbare Lagere School te Blaricum (aanvraagnummers 207-215) en voor de bouw van een kamphuis te Eemnes (aanvr.nrs. 219-223). Van beide prijsvragen is het motto niet bekend.
Volgens de familie heeft Rueter ook deelgenomen aan de prijsvraag voor het herstel van de toren van de St. Jan kathedraal in 's-Hertogenbosch. Zij vertelden dat zijn inzending het winnende ontwerp was. Vanwege een conflict met de BNA werd hij niet in de gelegenheid gesteld het project uit te voeren. De familie benadrukt dat Rueter een echte rietbouwer was. Hij was een principieel man en was niet zomaar van zijn ideeën af te brengen. Zijn voorkeur voor de rietbouw heeft waarschijnlijk geleid tot een terugloop van opdrachten. Waarschijnlijk heeft Rueter zich niet uitsluitend tot de rietbouw kunnen beperken vanwege de financiële zorgen voor zijn gezin. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Rueter verschillende joodse onderduikers gehuisvest. Zijn kleindochters vertelden dat hij zijn huis daartoe grondig had aangepast. Er werden foto's aangetroffen in een ruimte, waar ze het bestaan niet van kenden. Veel tekeningen zijn volgens de familie vermoedelijk verloren gegaan omdat Rueter, aan zijn dochter de opdracht had gegeven alles na zijn dood te verbranden. Het is niet bekend in hoeverre door haar aan die wens gehoor is gegeven.
13
Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van de opening van 't Troelstra-oord op Den Vrijenberg te Beekbergen, Amsterdam, 1927, p. 59. 14 Over het Troelstra-oord is in de collectie van het Nederlands Architectuurinstituut nog meer archiefmateriaal te raadplegen namelijk in: Epen / archief (EPEN); voor het ontwerp door Buijs zie Troelstra / prijsvraag (PTRO); voor de correspondentie van Rueter met de jury over de beoordeling van zijn inzending zie Berlage / archief NAi (BERL).
21