M17 De invoering van 1983 kabeltelevisie in Nederlan d Voorstudies en achtergronden mediabeleid
F. J . Schrijver
"~eten s chappel ijke Raad voor het Regeringsbele id
M17 De invoering van 1983 kabeltelevisi e in Nederlan d Voorstudies en achtergronden mediabeleid
F. J. Schrijver
's-Gravenhage, Staatsuitgeverij 1983
INHOUDSOPGAVE
1.
V OOR W OORD
7
INLEIDIN G
9
1 .1 Kabeltelevisie als mediu m 1 .2
Indelin g
9 10
1 .3 Innovatie en besluitvormin g
1 1
2 . PERIODE 1955-196 3
13
2 .1
13
Inleidin g
2 .2 Particuliere gemeenschappelijke antenne inrichtinge n
14
2 .3 Draadtelevisi e
16
2 .3 .1 Het ontstaan van de planne n
16
2 .3 .2 Technische opze t
17
2 .3 .3 Afwijzing draadtelevisi e
18
3 . PERIODE 1964-196 9
19
3 .1
Inleidin g
19
3 .2 Cas-planne n
20
3 .2 .1 Opbouw van het cas-ne t
20
3 .2 .2 Mogelijkheden van het ca s
22
3 .2 .3 Cas-experimente n
23
3 .3 Wetsontwerp tot wijziging van de Telegraaf en Telefoonwet 190 4
25
3 .3 .1 Invoering van het ca s
25
3 .3 .2 Legalisering van particuliere inrichtinge n
26
3 .4 Bezwaren tegen de cas-planne n
27
3 .4 .1 Inleidin g
27
3 .4 .2 Het alternatief : ke s
28
3 .4 .3 Technische bezware n
30
3 .4 .4 Sociaal-economische bezware n
31
3 .4 .5 Juridische bezware n
32
3 .5 Discussie rond het ca s
36
3 .5 .1 Technische voorlichtin g
36
3 .5 .2 Rol van de PT T
39
3 .5 .3 Rol van de gemeente n
40
3 .5 .4 Rol van de omroepe n
40
3 .5 .5 Beleid van de overhei d
41
4.
PERIODE
4 .1
Ontwikkelingen na de Wijziging van de T&T-wet 43
4 .1 .1
Het
1970-1976
CASEMA-rapport
43
43
3
4 .1 . 2
Cain en gain
45
4 . 1 .3
Lokale omroe p
46
4 . 1 .4
Technologische ontwikkelingen en toekomstverwachtinge n
47
Technische aspecten van kabeltelevisiesystemen
49
4. 2 . 1
Inleidin g
49
4 . 2 .2
Bouwstenen van het kabeltelevisienet
50
4. 2 . 3
Opbouw van het kabeltelevisiene t
52
4. 2 . 4
Transport van radio- en televisieprogramma's
55
4. 2 . 5
Kiestelevisi e
58
4 . 2 .6
Aftaknet
60
4. 2 . 7
Meegroeinet
61
4 . 2 .8
Mini-sternet
62
4.2.9
DeltaKabel Sternet (DKS)
63
4 . 2 . 10
Evaluatie systeme n
65
4 . 2 .1 1
Integratie versus 3-nettenfilosofie
72
4.3
Ontwikkeling tot 197 5
74
4 . 3 .1
PTT-rapport van 18-1-1974
74
4. 3 . 2
Advies Omroepraad
75
4. 3 . 3
Aanvulling PTT-beschikking
76
4 .3 . 4
Eerste kabeltelevisiecongres
76
4. 3 . 5
Commerciele belange n
77
4. 3 . 6
Stand van taken, maart 1975
80
4 .4
Overheidsbeleid
81
4 .4 .1
Beleid van de regerin g
81
4 .4 . 2
Politieke achtergronden van het beleid
84
4 .4 . 3
Beleid van de PTT
87
4.5
Juridische aspecte n
88
4 .5 .1
Het gebruik van de kabel
89
4.5.2
Auteursrechten
92
4. 5.3
Antenneverbod
93
4 .6
Discussie over het belei d
95 95
4 .2
4.6. 1
Principiele bezware n
4. 6.2
Voor- en nadelen van standaardisatie
97
4.6.3
Besluitvormin g
98
5.
HUIDIGE STAND VAN ZAKEN EN MOGELIJKHEDEN VOOR DE TOEKOMS T
102
5 .1
Gevolgen van het gevoerde beleid
102
5 .1 .1
Aanleg en exploitatie
102
5 .1 .2
Uitvoering van de netten
104
5 .1 .3
Kwaliteit van kabeltelevisienetten
107
5 .1 .4
Programmapakket van antenne-inrichtingen
108
5 .2
Ander gebruik van kabeltelevisienetten
110
5 .2 .1
Retour-informatie
110
4
I
10 5 .2 .2 Pay-televisio n
110
5 .2 .3 Distributie digitale signale n
112
5 .3
113
Omroepsatelliete n
5 .3 .1 Satellietontvangs t
113
5 .3 .2 Invloed satellieten op kabeltelevisi e
116
5 .4 Gebruik van glasvezelkabe l
117
5 .4 .1 Glasvezelcomrnunicati e
117
5 .4 .2 Integratie met kabeltelevisienette n
110
5 .5 Samenvatting en conclusie s
11 9
SUMMAR Y
12 3
NOTE N
12 4
LITERATUUR
13 4
APPENDICES
136
Appendix A : Enige technische begrippen (Kabeltelevisienota, blz . 55, 61, 62 en 63) Appendix B : Kostenvergelijking systemen (Kabeltelevisienota, blz . 69 t/m 73 ) Appendix C : Gestandaardiseerde netopbouw voor collectieve antennevoorzieningen (Kabeltelevisienota, blz . 13 + 14 ) Appendix D : Enkele artikelen van de Omroepwet 1967 + wijziging artikel 4 8 Appendix E : Enkele artikelen van de Telegraaf- en Telefoonwet 1904
5
VOORWOORD
Dit rapport over de invoering van de kabeltelevisie in Nederland is tot stand gekomen binnen de werkgroep "Geschiedenis der Elektrotechniek" aan de afdeling Elektrotechniek van de Technische Hogeschool to Delft . Als afstudeerdocent trad op prof . dr . ir . J .L . Bordewijk van de vakgroep transmissie van informatie, aan wie ik veel dank verschuldigd ben vanwege de vruchtbare gesprekken die ik met hem over dit onderwerp gevoerd heb . Dit geldt in gelijke mate voor ir . J .M . Brans van de geschiedeniswerkgroep, die voor mij optrad als mentor . Kort na aanvang van deze studie bleken aanknopingspunten aanwezig met het mediaproject van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid . Met enige aanpassingen in de opzet kon dit onderzoek dienen als case-study . In dit verband wil ik ook prof . dr . J .H .J . van den Heuvel van de WRR voor zijn waardevolle aanwijzingen dank zeggen . Van alle anderen wil ik ten slotte de heer E . Esmeijer en ing . D . Visee van de Centrale Directie van de PTT speciaal dankzeggen voor hun spontane medewerking .
Frans Schrijver
7
1.
INLEIDIN G
1 .1
Kabeltelevisie als mediu m Met de aanleg van kabeltelevisienetten heeft
in Nederland een belangrijke technologische, infrastructurele vernieuwing plaatsgevonden op telecommunicatiegebied . Met een to verwachten aansluitingspercentage van 85 % omstreeks 1985 (thans ruim 608), waarbij dan voor ruim 2,1 miljard gulden ge'investeerd zal zijn (thans reed s 1,5 miljard), is door de invoering van de kabeltelevisie een nieuw medium ontstaan, dat qua omvang slechts vergelijkbaar is met het telefoonnet . Afgezien van de in de zestiger jaren geliquideerde radio-distributie (draadomroep), vormt d e kabeltelevisie ook pas het tweede telecommunicatienet binnen de huiselijke sfeer . Het is een medium dat vanuit zijn technische mogelijkheden belangrijke consequenties heeft gehad en nog zal hebben op het (massa-)mediabeleid van de overheid . In deze studie zal de invoering van de kabeltelevisie in Nederland dan ook worden beschouwd als een innovatie, waarmee een transportmedium beschikbaar kwam voor communicatieve doeleinden . Hierbij komt de vraag aan de orde of er sprake is geweest van beheersing van deze technologische vernieuwing . Onder beheersing wordt hierbij verstaan : "de mogelijkheid om innovatie-activiteiten in de hand to houden, in die zin dat maatschappelijk wenselijke ontwikkelingen in het vlak van de produktie worden gestimuleerd en dat ongewenste ontwikkelingen kunnen worden voorkomen ( . . .)" (1) . De hoofdvraag van deze studie zal zijn op Welke wijze de overheid deze innovatie heeft begeleid, met Welk oogmerk dit geschiedde en met Welke resultaten . Binnen de verschillende fasen waarin deze innovatie heeft plaatsgevonden, zal nagegaan worden wat de houding en het beleid van de overheid zijn geweest en zal een verklaring hiervoor worden gegeven vanuit haar doelstellingen . Bovendien zullen de problemen die zich bij de besluitvorming over kabeltelevisie voordeden Hader worden beschouwd . Hierbij valt speciaal to denken aan het probleem dat een politiek besluit moest worden genomen over een aangelegenheid met zeer veel technische aspecten ; de keuze tussen verschillende (technische) alternatieven zou belangrijke consequenties hebben voor ontwikkelingen op het gebied van de massamedia . On de omvang van de studie beperkt to houden zijn bepaalde situaties en ervaringen die relevant zouden kunnen zijn voor een beoordeling van de ontwikkeling in Nederland, buiten beschouwing gelaten . Met name de ontwikke-
9
l i ngen op kabeltelevis i egebied in het buitenland zu l len niet aan de orde komen . Op de ont w ikkelingen in de lokale om r oep zal slechts kort w orden ingegaan ; slechts de mogelijk e invloed die ervan is uitgegaan z al w orden besp r oken . de besluitvorming ten slotte ,
Oo k op
die zich na 1970 binnen de
verschillende gemeenten heeft voltrokken met betrek k ing tot de kabeltelevisie ,
1. 2
zal niet nade r w orden ingegaan .
Indelin g Deze studie is onde r to verdelen in d r ie m i n
of mee t
onde r scheidbare perioden . De eerste periode (hoofdstuk 2) strekt zich
uit van 1955 tot en met 1963 .
In 1 9 56 ontstonden binnen de
PTT plannen om de (verliesgevende) draadomroep mede geschikt to maken voor het dist r ibueren van te l evisiesignalen .
In een
later stadium w erden deze plannen ge w ijzigd en Bing men over tot de voorbereidingen voor de aanleg van een landelijk centraal antennesysteem ,
het "cas " .
de Troonrede aangekondigd .
In 196 4 w erd het cas in
Bovendien besloot men in dat jaar
tot geleidelijke liquidatie van de draadomroep in Nederland . In de t w eede periode (hoofdstuk 3 : 1 9 6 4- 1969) vond de discussie plaats ove r het al dan niet aanleggen van een lande l ij k cas ,
naar aanleid i ng van de indiening (in
1965) van het wetsontw erp tot Wijziging van de Telegraaf- en Telefoon w et van 190 4 .
In 1969 w erd dit w etsont w e r p door het
parlement aangenomen , w aarmee de weg w erd geopend voor het aanlegge n door derden van centrale en gemeenschappelijke antenne-inrichtingen ,
mits van niet meet dan loka l e omvang .
In de derde pe r iode (hoofdstuk
4 : 1970-1 9 76)
vond de discussie plaats over de structuur van d e netten die aangelegd w erden .
Van belang hierbij
w aren de mogelijkheden
die de verschillende netconfiguraties hadden voo r ding in de toekomst .
uitbrei -
D2 vraag w as aan de orde of op dat
moment tot standaardisatie van een bepaald netconcept moest w orden overgegaan .
Na het debat over de Kabeltelevisienota
van staatssecretaris Van Hulten kan men de discussie over het overheidsbeleid ten aan z ien van de aanleg grotend e els als afgesloten beschou w en . Bij de bespreking van de verschillende perioden zal steeds uitgegaan
w orden v an de technische
mogelijkheden die zich in elke periode op het gebied van de kabe ltr a nsmissie aandienden ,
en van de toepassingsmogelij k-
heden die zij in zich droegen . In de t w eede en d e rde periode volgde op de z e technische voorstellen een politieke bes l uit vorming , w aarbij alle r lei belangen van instellin g en en bed r ij v e n een duidelij k e r ol speelden .
10
1
In het laatste hoofdstu k
ten slotte zal Hader
w orden ingega a n op de gevolgen v an het ge voerde beleid .
Een
(beperkt) overzicht za l w orden gegeven van de uiteindelijk ge r ealisee r de netconfiguraties en van de huid i ge situatie op het gebied van de kabel wat betreft exploitatie en beheer . Beide inventa r iseringen hebben tot do e l in z icht to geven in de mogelijkheden d i e de huidige bekabeling voor de toekomst biedt ,
in verband met de introductie v an nieu w e diensten ,
de
k omst van omroepsatellieten en de ont w ikkeling en toepassing va n glasvezelkabels .
1 .3 Innovatie en besluitvormin g Een van de interessante kenmerken bij de invoering van de kabeltelevisie in Nederland is de doorlopende verwevenheid geweest van de zuiver technische aspecten voor wat betreft aanleg en uitvoering van de netten, met de meer culturele, programmatische omroepaspecten ; het beleid met betrekking tot de hardware van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (PTT) stond in nauw verband met het beleid ten aanzien van de software van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk . Zoals vele technische vernieuwingen vormde de kabeltelevisie in het begin slechts een verbetering van reeds bestaande mogelijkheden, in dit geval de ontvangst van omroepprogramma's . In de loop der jaren werd steeds duidelijker dat deze infrastructurele uitbreiding op telecommunicatiegebied belangrijke consequenties zou hebben op het gebied van het massa-mediabeleid . In dit opzicht is de uitspraak "the medium is the message" van Marshall McLuhan va n belang (2), waarbij de nauwe koppeling Haar voren komt tussen de aard van het medium en het gebruik ervan . Als voorbeeld kan dienen de vraag die tijdens de discussie over de Kabeltelevisienota (3) van Van Hulten (maart 1975) Haar voren kwam, of de technische structuur van de aan to leggen netten zo gekozen moest worden, dat zij slechts geschikt waxen voor distributieve toepassingen of dat ook andere mogelijkheden open dienden to blijven . Het besluit over deze technische vraag had directe consequenties voor het gebruik van het medium . De beslissingen die genomen moesten worden uit verschillende technische alternatieven, betekenden in feite politieke keuzen ; er kon niet slechts een technisch optimale oplossing worden voorgeschoteld . Tijdens de besluitvorming over zowel het cas (1968-1969), als over de bepaling van de toe to passen netstructuur (1975-1976) deed zich een aantal problemen voor die het gevolg waxen van de technische aspecten die ter
11
discussie stonden . De betrokken parlementariers moesten beslissingen nemen over een technische aangelegenheid, waarbij het hun veelal aan voldoende inzicht in de problematiek ontbrak . Zo zal in 4 .6 .4 het kamerlid De Boer geciteerd worden : "Als een zeeleeuw die in het circus de truc van de olifant moet doen, zo voelt zich technisch gezien de met twee linkerhanden behepte spreker die iets zinnigs moet zeggen over de keuze tussen een aftaknet, een sternet of een meegroeinet . Ik geloof dat die truc op voorhand tot mislukken is gedoemd en daarom waag ik mij ook maar niet aan vergelijkingen tussen die netten .(4) " De oorzaak van deze problemen is niet eenvoudig to geven . De houding van parlementsleden tegenover techniek als onderwerp voor discussie speelde hierbij zeker mee . Het veelal ontbreken van technische deskunaigen binnen de fracties (vergelijkbaar met financiele deskundigen, defensiedeskundigen, enz .) is bier wellicht debet aan . Anderzijds waxen er duidelijk problemen ten aanzien van de technische voorlichting . De officiele voorlichting lag volledig in handen van de PTT, die anderzijds echter zelf steeds als belanghebbende nauw betrokken was bij de invoeriny van de kabeltelevisie . In dit verband is het de moeite waard de rol van de medewerkers van de Technische Hogeschool Delft to vermelden ; vooral prof . Bordewijk heeft (hoewel niet altijd in dank afgenomen) een belangrijk stuk voorlichting gegeven . Juist door de betrekkelijk onafhankelijke positie aan de TH konden zij een tegenwicht vormen voor met name de PTT . Meermalen bleek bij hen een afwijkend standpunt to bestaan . Zowel in de discussie over het al dan niet aanleggen van een landelijk centraal antennesysteem, als in de discussie over de Kabeltelevisienota van staatssecretaris Van Hulten leverden zij een belangrijke bijdrage door zich als medewerkers van een technisch instituut ook met de maatschappelijke aspecten van de innovatie bezig to houden . Een goed voorbeeld hierbij vormde het telecommunicatiecolloquium "Communicatiestad 85", waarin uitgebreid werd gediscussieerd over verschillende vormen van communicatie, die binnen 10 a 15 jaar per kabel aan huffs beschikbaar zouden kunnen worden gesteld .
12
2 . PERIODE 1955-1963 2 .1
Inleidin g In de periode 1955-1963 vonden in Nederland de
eerste voorzichtige ontwikkelingen op kabeltelevisiegebied plaats . Alvorens hier nader op in to gaan, is het goed een moment stil to staan bij de meer algemene situatie in de omroep, direct voorafgaande aan en in deze periode . De belangrijkste ontwikkeling is ongetwijfeld die van de televisie, die in 1953 in Nederland werd ingevoerd . Het aantal bezitters van televisie-ontvangers gaf jaarlijks een sterke groei to zien en er trad een duidelijke verschuiving op van het medium radio Haar het medium televisie . Een van de negatieve gevolgen van deze tendens was het verrijzen van vele ontsierende antennes op de daken . Vooral in de grensstreken (maar ook verder landinwaarts) ontstonden vaak hoge antennes voor de ontvangst van respectievelijk Belgische en Duitse televisieprogramma's . Het antennewoudprobleem zou nog versterkt worsen door de invoering van een tweede Nederlands televisienet, sat overal op de UHF to ontvangen was (zie voor technische begrippen Appendix A) . Hierdoor moesten de mensen in het verzorgingsgebied van zenders die Nederland 1 op de VHF-band uitzonden, een tweede (UHF-)antenne plaatsen . Op radiogebied was in deze periode het bestaan van de draadomroep, de radio-distributie, nog van groot belang . Dit medium, sat vier geluidsprogramma's van hoge kwaliteit ("studioklank") bij het publiek bracht, had toentertijd circa 500 .000 abonnees . De draadomroep had echter to kampen met grote jaarlijkse verliezen en wets met liquidatie bedreigd .
Tw ee ont w ikkelingen in deze periode hebben een duidelijke aanzet gegeven voor de invoering van kabeltelevisie op grote schaal . In de eerste plaats was sit de aanleg van kleine particuliere antenne-inrichtingen , nieu w e hoogbou w .
Deze inrichtingen ,
bou w werden aangelegd ,
voornamelijk in de
die veelal direct bij de
moesten voorkomen sat iedere flat -
be w oner zijn eigen antenne op het dak zou (moeten) plaatsen, zo sit praktisch al mogelijk zou zijn . Een t w eede ontwikkeling die vrij w el parallel plaatsvond ,
speelde
z ich of binnen de PTT .
Hier probeerde
men liquidatie van de ve r liesgevende draadomroep (de oude radio-dist r ibuti e ) to voorkomen onset andere door ze mede to gebrui k en voor het distribueren van een aantal televisieprogramma ' s .
Deze eerste kabeltelevisieplannen vormden de
13
directe voo r loper van het cas (het
l and e lij k centraa l
antennesysteem) . Beide ont w ikkelingen vonden betre k kelijk onafhankelijk van elkaar plaats ,
hoe w el het niet
u itgesloten
is dat de particuliere inrichtingen toen al een stimulans voor de PTT vormden , bezighouden .
om zich ze l f met kabeltelevis i e to gaan
In dit hoofdstuk zullen be i de ont w ikkelingen
aan de orde komen (2 . 2 en 2 . 3) .
In 2 .4
za l
een beschou w ing
w orden gegeven over hoe beide ont w ikkelingen van invloed zijn ge w eest op het ontstaan van de cas-plannen bij de PTT . 2 .2 Particuliere gemeenschappelijke antenne-inrichtingen In nieuwe flatgebouwen werd (veelal direct bi j de bouw) halverwege de vijftiger jaren steeds meer overgegaan tot de aanleg van collectieve antenne-inrichtingen . Hierbij werden alle flatbew Q ners op een centrale antenne aangesloten, die hoog op het dak was opgesteld .
Alle
aansluitingen werden eenvoudig met coaxiale kabel van boven naar beneden aan elkaar geregen en via een antenneversterker aangesloten op de antenne (zie fig . 2 .1) . Deze, later gemeenschappelijke antenneinrichtingen (gain) genoe m de sys_ e mer_ , waren in feite volgens de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 illegaal . De PTT liet ze echter oogluikend toe, daar zij zelf niet de middelen en mogelijkheden had om de aanleg en exploitatie in eigen hand to nemen . Anderzijds dienden ze duidelijk een algemeen belang . In de eerste plaats kwam de collectieve antenne-inrichting de kwaliteit van de ontvangst van radio en televisie ten goede . In de tweede plaats bood het "uit bouwkundig-technisch en esthetisch oogpunt, zomede uit oogpunt van veiligheid, grote voordelen boven individuele antennes" (1) . Met andere woorden, het voorkwam een nog verdere groei van de antennewouden . In deze periode werden door fabrikanten van centrale antennesystemen materialenpakketten aangeboden waarmee complete inrichtingen gerealiseerd konden worden . Zowel het ontwerp als alle benodigde materialen werden door de fabrikant geleverd . Als installateur van dergelijke systemen trad veelal de elektrotechnische vakman op (de elektricien) . Deze ontbrak het echter vaak aan de juiste kennis, daar de techniek van een antenne-inrichting volstrekt anders is dan die van een elektrotechnische installatie . Ook een tweede groep van installateurs, bedrijven die zich oorspronkelijk bezighielden met het installeren van individuele antennes, miste de specifieke vakkennis . Deze vakkennis was wel aanwezig bij de
14
fabrikant/importeur . De installateurs zaten in een vrij afhankelijke positie en kregen slechts "merk"-gerichte informatie . Het belang van de leveranciers was niet gerich t op de overdracht van kennis, dock op de afzet van hun produkten . Pas na het vaststellen van de technische voorschriften door de PTT in 1970, zou deze situatie helemaal veranderen . Vanaf die tijd ontstond ook voor gespecialiseerde producenten de mogelijkheid hun produkten of to zetten . Over zaken als praktische uitvoering, levens duur en dergelij k e is niet zo v eel b e kend omdat het h i er een "illegale "
aangelegenheid betrof ; om de z e reden w erden de
netten niet bij de PTT geregistreerd en w erden vanuit de PTT ook geen k waliteitsvoorsch r iften of technische voor waarden gesteld .
Dit in tegenstelling tot andere landen zoals
Z w itserland ,
Denemarken en Duitsland ,
die al in 1 9 59 maat-
regelen ter besche r ming van de consument hadden getrof fen (2) .
In N ederland stelde de PTT slechts voor w aarden over
de grootte van de 1.
i nrichting :
ze mochten niet meer dan 100 aansluitingen bezitten ,
2 . k ruisingen met de openbare w eg w aren niet toegestaan , tenzij na kruising geen verdere ve r ster k ing plaatsvond (3) . M et behulp van deze voor w aarden W ilde de PTT voo r komen dat een al to g r ote uitbreiding ontstond van netten die n i et door haar
z elf w aren aangelegd of op
k w aliteit waren geco n trol e erd . A nder z ijds had vooral het kruisingsverbod tot gevo l g dat aanleg van een gai in veel situ a ties (met name in laagbou wwi jken) n i et a antre k kelij k w as ,
zodat hier individuele antennes de oplossing moesten
b i eden ( 4 ) .
Fi g uur 2 . 1 E en c o lle c tieve antenne-inri c hting in een fl a tgebou w
15
2 .3
Draadtelevisi e
2 .3 .1 Het_ontstaan van de_planne n Vanaf 1940 - toen de draadomroepnetten werden genaast - heeft de PTT een feitelijk monopolie gevoerd over de draadomroep . In 1953 werd deze situatie wettelijk geregeld . Vanaf dezelfde tijd heeft zij to kampen gehad met grote jaarlijkse verliezen (zie tabel 2,1) . Vanaf begin 1957 werd deze tendens versterkt door een tanende belangstelling bij het publiek voor dit medium .
Tabel 2 .1 De slechte exploitatieresultaten vertoonden vanaf 1954 het volgende beeld
lasten 195 4
18 , 3
baten
sald o
1 4, 7
-3 , 6
1955
21 , 1
15,3
-5 , 8
1956
20 , 3
15 , 3
-5 , 0
1957
21 , 4
17 , 8
-3 , 6
1958
21 , 9
18 , 2
Bron : Draadomroeprapport ,
-3, 7
blz . 11 .
Deze dalende belangstelling voor de draadomroep had drie belangrij k e oorzaken : 1.
de sterk toegenomen belangstelling voor de televisie (5) ;
2.
de verhoging van de abonnementsgelden in 1957 ;
3.
de gemakkelijke betalingsvoor w aarden voo r het kopen van een radiotoestel .
De steeds toenemende verliezen van de draadomroep veroorzaakten een jaarlijks terugkerend debat bij de PTT-begrotingsbesprekingen in het parlement . Hierbij stond de vraag over het al dan niet liquideren van deze voorziening centraal . Reeds in 1958 sprak de heer Visser in de Tweede Kamer : "Ruim de draadomroep op, excellentie :" (6) . Er was echter een aantal overwegingen die pleitten voor een (voorlopige) voortzetting van de draadomroep : 1 . de draadomroep vervulde als vanouds een sociale functie ; minder draagkrachtigen behoefden geen dour radiotoestel aan to schaffen ; 2 . als gevolg van de financiele verwikkeling van de draadomroep met de telefonie zou bij liquidatie van de eerste een belangrijk deel van de waste lasten (voorlopig ) blijven bestaan (7) ; 3 . de draadomroel? had een culturele betekenis (8), vooral door de regelmatige uitzendingen van klassieke muziek i n
16
een optimale geluidskwaliteit . Ondanks deze overwegingen groeide echter binnen de Tweede Kamer de weerstand tegen de draadomroep . In dit licht is het begrijpelijk dat de toenmalige hoofddirecteur Telecommunicatie van de PTT, ir . G .H . Bast, aan het Centraal Laboratorium (het latere Dr . Neher Laboratorium) in 1956 het verzoek deed om na to gaan of het bestaande draadomroepnet, desnoods met geringe aanpassingen, geschikt gemaakt zou kunnen worden voor distributie van televisiesignalen . Deze mogelijkheid zou een nieuwe dimensie aan de draadomroep kunnen geven, hetgeen een klantenbindend en klantenwervend effect kon opleveren . Ook in het Draadomroeprapport van 1959 werd de draadtelevisie aangekondigd als een van de mogelijkheden om de draadomroep nieuwe levensvatbaarheid to geven (9) . Nadat in 1957 het onderzoek was gestart, kon minister Algera van Verkeer en Waterstaat reeds o p 20 november 1958 in de Tweede Kamer mededelen dat "het doorgeven van een of meer televisieprogramma's op draadomroepnetten, die aan bepaalde eisen voldoen, technisch mogelijk was gebleken" (10) .
2 .3 .2 Technische_opze t Om de overbrenging van vier geluidsprogramma's mogelijk to maken, waren voor elke draadomroepaansluiting vier (symmetrische) aderparen beschikbaar . Het transport in het verdeelnet van de radiodistributie kon plaatsvinden met gebruikmaking van enerzijds het zogenaamde hoogniveausysteem, waarbij het signaal na de programmakiezer direct aan een luidspreker werd toegevoerd . Anderzijds met gebruikmaking van een laagniveausysteem, waarbij het signaal bij de abonnee eerst nog versterkt diende to worsen . In beide gevallen werd het signaal in ongemoduleerde worm (basisband ) getransporteerd . Aangezien de eis gesteld was, sat bi j televisiesignaal-transmissie via draadomroepnetten het geluidssignaal niet gestoord mocht worsen,, moest sit daarom wel in gemoduleerde worm worsen overgebracht . Bovendien was sit noodzakelijk om de relatieve bandbreedte beperkt to houden (11) . In 1958 werden experimenten gedaan in een nabootsingsnet op het Dr . Neher Laboratorium en in een deel van het Haagse draadomroepnet . Op elk van de vier dubbeladers kon naast het geluidsprogramma een televisieprogramma worsen ondergebracht in de frequentieband 5,75 - 12,75 MHz .
17
De modificaties die moesten w o r den aangebracht in het draad omroepnet en bij de aangeslotenen
w aren van ondergeschi k te
aard (12) . Op het ee r ste gezicht kon dit systeem belang r ij k e voo r delen biede n : 1 . een betere k w aliteit van het beeld door af w e z igheid van storingen ; 2.
geen antennes w aren nodig,
z odat het steeds groter
wordende antenne woudprobleem kon worden opgelost ; 3.
een eenvoudige r
en daardoor goedkopere ontvanger k on bij
de abonnees thuis w orden toegepast ,
daar op elk van de
vier aderparen slechts in een en dezelfde frequentieband w erd uitge z onden .
2 .3 .3 Afwiizinq_draadtelevisi e Na het aanvankelijke enthousiasme vanwege de genoemde voordelen van de draadtelevisie, bleken inherent aan het systeem enkele grote bezwaren to kleven, die tot een voortijdige stopzetting van de plannen hebben geleid . De belangrijkste beperking was gelegen in het programma-aantal van vier . Door het grote en groeiende aantal mogelijkheden tot ontvangst van buiLenlandse programma's was deze beperking van doorslaggevende betekenis (13) . De speciale, in principe eenvoudiger, televisietoestellen vormden ook een bezwaar, daar fabricage hiervan in aanvankelijk kleine series voor de industrie niet aantrekkelijk was . Bovendien waren deze toestellen ongeschikt voor
normale
(ether)-ontvangst, zodat problemen voor de consument ontstonden bij verhuizing naar een niet-bekabeld gebied (v .v .) . Hiernaast was er het bezwaar dat voor niet voor televisie in gebruik zijnde draadomroepaansluitingen extra hoge kosten moesten worden gemaakt om deze reflexvrij of to sluiten . Ten slotte bleek het toch wel moeilijk de symmetrie van het net op een voldoend hoog peil to houden, dit ter voorkoming van storing tussen de verschillende televisieprogramma's . Binnen de PTT werd besloten hier niet langer mee door to gaan, doch het onderzoek to richten op een ander systeem dat deze bezwaren niet had : het landelijk centraal antennesysteem (cas) . Na deze beslissing was ook het laatste redmiddel voor de draadomroep weggevallen en kon de regering in 1964 tot geleidelijke liquidatie besluiten .
18
3 . PERIODE 1964-1969 3 .1
Inleiding In deze periode stonden de PTT plannen voor de
aanleg van een landelijk centraal antennesysteem (cas) centraal . Deze planners, die in het Vervolgrapport Draadomroep in augustus 1963 werden ontvouwd, beheldden de bekabeling van de dichtbevolkte agglomeraties in het westen van het land . Bij het ontstaan van de planners bij de PTT kan men twee factoren aanwijzen die een rol hebben gespeeld . In de eerste plaats was sprake van een min of meer autonome technologische ontwikkeling binnen de PTT . De cas-plannen vormden een logische voortzetting van de planners voor draadtelevisie . Het was een systeem dat duidelij k voortbouwde op de draadtelevisie maar dat niet de nadelen ervan had : het programma-aantal was zes in plaats van vier en er was geen speciale televisie-ontvanger nodig . Het directe verband met de draadomroep blijkt ook duidelijk uit het feit dat de cas-plannen
in het Vervolgrapport Draad-
omroep werden gepubliceerd . Een tweede factor die bij het ontstaan van het cas van belang is geweest, wormde de aanleg van kleine particuliere inrichtingen . Op deze ontwikkeling, die buiten de PTT om plaatsvond, vormde het cas de reactie . De grote bloei van deze antenne-inrichtingen moet voor de PTT een teken zijn geweest dat er blijkbaar vraag was naar . kabeltelevisiesystemen . Door de aanleg van een kwalitatief hoogwaardig net Wilde de PTT anderzijds Naar monopoliepositie meer inhoud geven . Om kapitaalverspilling to voorkomen zou zoveel mogelijk worden geprobeerd reeds bestaande antenneinrichtingen to integreren in het cas (1) . Hoewel de cas-plannen al in 1963 bekend waren geworden, zou het tot 1969 Buren alvorens openbare behandeling in de Tweede Kamer plaatsvond . Dit was mede het gevolg van de talloze bezwaren die in deze jaren naar voren waren gebracht . Zelfs toen wend over het cas door de Kamer nog geen besluit genomen ; pas bij de behandeling van de Beleidsnota van Van Hulten in 1975 volgde het officiele besluit het cas niet door to laten gaan . De ontwikkeling van de kabeltelevisie was ondertussen reeds vanaf 1970 verder gegaan door de aanleg van kleinere inrichtingen, varierend in grootte van een huizenblok tot een hele gemeente . In Bit hoofdstuk zal deze ontwikkelingsgang van de kabeltelevisie, van het gecentraliseerde cas-plan (met de centrale aanleg van kleine particuliere inrichtingen) naar de gedecentraliseerde aanleg en exploitatie op gemeentelijk niveau, centraal staan . Allereerst zal een nadere uiteenzetting
19
worden gegeven van de technische opzet en mogelijkheden van het cas ,
zoals die zich in deze periode aandienden .
3 .2 Cas-planne n 3 .2 .1 Opbouw_van_het cas-ne t In tegenstelling tot wat net geval was geweest bij de draadtelevisie, was het cas-plan volledig gebaseerd op VHF-transmissie . Het was technisch mogelijk gebleken gebruik to maken van de televisiebanden I (41-68 MHz) en III (174-223 MHz) en de FM-band II (87,5-100 MHz) . Deze banden werden ook gebruikt bij de (ether-)omroepuitzendingen, zodat de cas-abonnees van een normale radio (FM)- en televisieontvanger gebruik zouden kunnen maken . Essentieel voor het cas was de mogelijkheid om meer televisie- en radioprogramma's ter beschikking van kijkers en luisteraars to stellen dan deze normaliter rechtstreeks op individuele of gemeenschappelijke antennes konde n ontvangen . Door middel van het cas konden buitenlandse uitzendingen in de grensgebieden door gunstig geplaatste antennes uit de ether worden ontvangen, en voor zover nodig fangs straalverbindinqen en via een regionaal centrum worden doorgegeven aan interlokale centra . Deze centra fungeerden tegelijkertijd als ontvangpunten voor uit de ether ter plaatse ontvangbare (binnenlandse) programma's . Een interlokaal centrum zou een gebied met een straal van circ a 10 kilometer kunnen voorzien . Uit deze centra werden alle programma's via interlokale verdeelnetten en lokale netten Haar aansluitpunten in de woningen gevoerd (zie fig . 3 .1) (2) . Toen de plannen voor het cas in 1963 bekend werden gemaakt, was het haarvatennet (het laatste stuk van het net tot in de woningen) nog voor een groot dee l gebaseerd op het zogenaamde stapn 58 net .
20
F i g uur 3 .1 Opb ouw van het c a s
LEGfMDA : ~-~ IG 6R Yl R 6 1M qM~ ^~: STIW lYLQ6 1n011f 0 O ll![TO UAitR11Q t7 I[ Mlm
IIII ppp Q ZtII CtO R OISO G L ST C \l IDE fiDLy[ I1 1) DL 6tlOCFTE Zāŗ L tll i IAMfAL Yul OM IAT[al0lUtf VEQOElltL MTIIA EtDSltll t0~41i1~7i iQOR(f)
FY
MOY07[ m@f
TV/ 111 O i'/.l f TgST[LL A
AMrlll)
MxM .~
FY
M
Tv/fm O ff~G11 6A K1iM O O l HffU "mf(
M
J~ lAliiOl ~iM11l fd
nawau>
I11I lU ul Ml tl m iRlfllTlP/ (Mn uTOI KS
>o a enwmk" n/āŗM rmciurw-5 )
Namfluoco nat t auu a w uuauc rRCUwrw -
rurn c urc u uu MNuvtima urttW[ aoacunic w Mwai
C . A . S.
B r on : "V e r s l ag
v a n h et he rv a tte comm i sso r ia al
t e v e n s e i nd v ersl a g" , 1967-68,
8 40 8 , nr .
H an del in gen ,
o n de rz oek ,
Tw eede Kame r,
10 .
Hiermee wordt bedoeld de standaardaansluitpunten voor telefoon en draadomroep die door de PTT Binds 1958 bij nieuwbouw werden aangelegd . Voor 1958 was het gebruikelijk dat een huisaansluiting voor telefoon of draadomroep pas tot stand werd gebracht na aanvraag van de bewoner van dat perceel . Hierdoor waren echter de aanlegkosten vooral bij korte abonnementsduur relatief erg hoog . Sinds 1958 werd daarom reeds bij de bouw elke woning van een standaardaansluitpunt voorzien, dat bestond uit twee aderparen voor de telefoon en vier aderparen voor de draadomroep . Deze vodrziening was onafhankelijk van het feit of de bewoner al direct een aansluiting op telefoon en/of draadomroep Wilde hebben . Met behulp van een manipulatiekast die vanaf de openbare weg to bereiken was, kon elke abonnee eenvoudig aan- of afgesloten worden (3) . Voordelen van dit systeem waren : 1 . relatief lage aansluitkosten , 2 . de technische levensduur kwam volledig tot zijn recht, 3 . mutaties konden snel en met weinig kosten worden uitgevoerd (4) .
21
Voor wat betreft het transport van televisieprogramma's was bij gebruik van stapn 58 oorspronkelijk gedacht aan een programma per draadomroepdubbelader in de frequentieband zoals reeds vermeld bij het draadtelevisieplan . Gezien de geringe toekomstmogelijkheden, is verder gezocht Haar een andere oplossing . Daarbij bleek dat over de vier dubbeldraden die eigenlijk voor draadomroep waren gereserveerd, VHF-transmissie mogelijk was . Op deze manier kon het cas gerealiseerd worden door gecombineerde vooraanleg met de telefoon . Een tweede manier van aanleg ontstond door aansluiting van reeds door particulieren aangelegde collectieve antenne-inrichtingen op het cas . Een dergelijke koppeling zou voor de gebruikers aantrekkelijk zijn vanwege de uitgebreidere ontvangstmogelijkheden . In woningen zonder standaardaansluiting (woningen van voor 1958) en zonder collectieve antenneinrichting, zou men moeten overgaan tot aanleg van een geheel nieuw net . Hierbij was het gebruik van coaxiale kabels vanwege de veel betere hoog-frequent eigenschappen, voor de hand liggend . Eventuele nog aanwezige klassieke draadomroepaansluitingen waren ungesch~kt voor :'HF-*_ransmissie . Van deze drie mogelijke aansluitvormen voor het cas, heeft de PTT na toepassing in enkele proefnetten de eerste, het gebruik van het stapn 58-net, laten vallen . Uitgebreide kostenstudies hadden uitgewezen dat deze manier van aanleg als gevolg van bijkomende kosten, nog wat duurder was dan coaxiale aanleg (5) . Ook technisch kleefden aan deze methode diverse bezwaren . Bij de cas-plannen werd vanaf het begin alleen rekening gehouden met de aanleg van rendabele gebieden . Het Vervolgrapport Draadomroep geeft de keuzemogelijkheden : alle stedelijke gebieden of de 25 grote plaatsen in het westen des lands (6) . Ook de regering ging er vanaf het begin van uit de aanleg van het cas to beperken tot de steden en dichtbevolkte agglomeraties in de randstad (7) . Voor een realisatie hiervan schatte men 5 a 10 jaar nodig to hebben .
3. 2 . 2
M ogelijkheden_van,het _ ca s Het cas z ou het volgende moeten gaa n
bieden (8) : a) tot circa 16 hoog w aardige geluidsprogramma ' s via band II (F M ) , b) tot ci r ca 6 televisieprogramma ' s (kanaal 2 , 4,
5,
7, 9
en 11) .
22
In de V H F - band kan alen b e schi k baar .
z ijn in principe 12 tel ev isie -
Dat het ma x ima le a a ntal toep a sba r e
kanalen beper k t blijft tot 6, w ordt ve r oorzaakt door de gebre kk ige se l ect i viteit van de tele v isie-ontva n g e rs ; het is niet moge l ij k om t w ee naast elkaar liggende kanalen tegelij k ertijd to gebrui k en omdat in de ont v anger het ene storing veroorzaakt bij het andere .
Om de z e reden slaat men
steeds een kanaal (het nabuurkanaal) over (z i e f i g .
3 . 2) .
Figuur 3 . 2 De VHF-ban d
I 1
2 3 4
II I
P1S
I
41 6 8 87,5 104
II I 1 1579h1 i ii
1 74
230 bdH a
Door de gebrekkige selectiviteit van televisie-ontvangers kan Been gebruik van nabuurkanalen gemaakt worden . Hoewel meer dan eens (9) gesuggereerd is dat het gebruik van nabuurkanalen met behulp van betere ontvangers in de toekomst mogelijk zou worden is dit in praktijk zeer moeilijk to realiseren . Nabuurkanaaluitzending is pas mogelijk als alle televisie-ontvangers daarvoor geschikt of aangepast gemaakt zijn ; geleidelijke invoering is niet mogelijk . Bovendien worden televisietoestellen hierdoor duurder . Een verwachting van de PTT (Bolle, 1966) die wel is uitgekomen, is de uitbreiding van het aantal kanalen door toepassing van UHF-transmissie, zodat de banden IV en V gebruikt konden worden (10) . Meer dan eens is ook de mogelijkheid geopperd on het cas to gebruiken voor het aflezen op afstand van meterstanden (gas, water, elektriciteit) . Zo hier inderdaad al de mogelijkheid toe zou zijn (11), lijkt dit weinig zinvol gezien de daaraan verbonden kosten . Bovendien bestond al de mogelijkheid deze voorziening met behulp van het telefoonnet toe to passen .
3 .2 .3 Cas_experimente n In verband met plannen voor het cas zijn door de PTT in de loop der jaren verscheidene proefnetten aangelegd . Naast het opdoen van technische ervaring moesten de experimenten gegevens verstrekken omtrent de bereidheid tot aansluiting in de verschillende wijken . Het eerste net werd door de PTT in Dronten (april 1962) aangelegd op verzoek van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, die de stad "antenne-vrij" Wilde houden .
23
Dit nieuwbouwexperiment vond duidelijk plaats in de overgangsfase van draadtelevisie naar cas ; het maakte gebruik van het stapn 58 systeem, maar aangezien het hoofdnet symmetrisch was uitgevoerd, werd in dat gedeelte HF-transmissie (5-12 MHz) toegepast . Het distributienetwerk maakt echter van VHF-transmissie gebruik . Tussen de twee netgedeelten was daarom steeds een convertor nodig die de HF-band omzette in de VHF-band (12) . Op deze manier kon een beeldprogramma worden overgebracht naast de vier geluidsprogramma's van de draadomroep . Reeds in januari 1964 moesten uitgebreide technische wijzigingen worden aangebracht om de ontvangst van Nederland II mogelijk to maken . Men ging over tot een coaxiaal voedingsnet zodat het hele systeem in de VHF-band kon werken . Het net in Dronten vormde geen proef voor het cas als zodanig ; de programma's werden ook ter plaatse opgevangen . Wel diende de proef voor het opdoen van technische ervaring met dergelijke netten . De eerste officiele proefnetten voor het cas in Bezuidenhout (nov . 1963) en Mariahoeve (1967) vormden meer een exploitatief experiment . De in totaal 6000 woningen kregen met behulp van straalverbindingen buiterilandse prcgram.-na's aar. ;evoerd .
Op dezP
manier trachtte men zo getrouw mogelijk de reactie van het publiek op toekomstige mogelijkheden van het cas to kunnen vaststellen . In het Bezuidenhoutkwartier (oudbouw) giny de PTT over tot de aanleg van een geheel coaxiaal net . Hier lagen reeds conventionele telefoonleidingen . In Mariahoeve (nieuwbouw) kon men gedeeltelijk gebruik maken van het aanwezige stapn 58 net en gedeeltelijk van al aanwezige gain . Door deze gecombineerde experimenten konden de Brie eerder genoemde manieren van aanleg van het cas worden uitgeprobeerd . Met enig enthousiasme deelde minister Van Aartsen van Verkeer en Waterstaat op 12 november 1964 de Kamer mede dat het cas in Bezuidenhout een succes kon worde n genoemd (13) . Ruim 2000 van de 3200 televisiebezitters hadden een aansluiting op het cas genomen, en de ontvangstkwaliteit van de uitzendingen was volgens de minister goed . Een jaar later (9 dec . 1965) was het aantal aansluitingen tot bijna 3000 gestegen en vormde het toen 70%
van het
aantal televisiebezitters (14) . In 1967 werd eveneens op verzoek van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders overgegaan tot de aanleg van een kabeltelevisienet in Lelystad . Hierbij werden twee televisieprogramma's (Nederland I en II) en een aantal
24
FM-radioprogramma's overgebracht . De draadomroepprogramma's werden hier niet (meer) gedistribueerd .
3. 3
Wetsont w erp tot Wijziging van de Telegraaf - en Telefoon w et 190 4 Het Wetsont w erp tot Wijziging van de Tele-
graaf - en Telefoon w et 190 4,
dat op 2 december 1965 w erd
ingediend, vormde een reactie van de overheid op met name d e technologische ont w ikkelingen , omroepinrichtingen .
op het gebied v an de draad-
Naast andere ,
relevante zaken hield de
voor deze studie minder
w ets w ijziging een inperking in van
de monopoliepositie die de PTT had w at betreft de aanleg en exploitatie van draadomroepinrichtingen (1) .
In de eerste
plaats bood het een w ettelijk kader voor het cas ,
door
aanleg en exploitatie (anders dan van Rijks w ege) to binden aan een concessie . In de tweede plaats regelde het wetsont werp de legalisering van de particuliere collectieve antenne-inrichtingen . Ten aanzien van beide aspecten k wam de minister hiermee tegemoet aan de
w ensen van de PTT .
Daarnaast had de overheid hiermee een mogelijkheid om iets aan het probleem van de antenne w ouden t o doen .
Met de
voorbereiding van de openbare behandeling van het
wets-
ont w erp zou een Bijzondere Kamercommissie zich gaan bezighouden .
Na vele vragen van de commissie verkreeg zij door de
M emorie van Ant w oord (26 Sept .
1966)
w at mee r duidelijkheid
over de bedoeling van het wetsontwerp .
3 .3 .1 Invoering_ van _het-ca s ------- In het Vervolgrapport Draadomroep Bing men er nog vanuit dat aanleg en exploitatie van het cas een PTT-zaak waren, ofschoon wel de mogelijkheid tot opheffing van het PTT-monopolie werd aangegeven . Ook de regering ying aanvankelijk uit van PTT-aanleg (2) . De overheid gaf in tweede instantie de voorkeur aan een doorbreking van het staatsmonopolie, ook voor het landelijk cas, on de aanleg en exploitatie van inrichtingen van deze aard to doen plaatsvinden,in een bepaalde vorm van samenwerking van staat en anderen (3) . De aanleg en exploitatie zouden worden gebonden aan een concessie . Men koos voor deze rechtsfiguur, waaraan strenge voorwaarden warm verbonden, vanwege de grote algemene belangen die hierbij warm betrokken . Reeds in het Vervolgrapport Draadomroep was aangegeven dat bij doorbreking van het staatsmonopolie, het voorkeursrecht voor aanleg en exploitatie van draadomroepinrichtingen automatisch over zou gaan Haar de NOZEMA (4) .
25
De NOZEM A gaf to kennen geen inte r esse to h e bben in de aanleg van kleine incidentele centrale antenne-inrichtingen . In een groter (landelijk) project
w as de Raad van Behee r w el
geinteresse e rd . In de Memorie van Ant w oord (26 Sept . b l eek dat de Regering koos voo r
19 6 6)
het verlenen van een
concessie aan een door de NOZE MA in het leven to roepen dochtermaatschappij ,
de latere CASEMA (Centraal Antenne
Systeem Exploitatie M aatschappij) .
Aan eventue l e andere
gegadigden z ou althans geen concessie w orden ve r leend ,
dan
nadat de NOZEMA( - dochter) in de gelegenheid w as gesteld de z e concessie to verkrijgen . Bij deze keuze voor een afzonderlij k e maatschappij , i .c .
de CASEMA ,
in plaats van de PTT
speelde een aantal overwegingen een r ol : de aanleg van het cas zou een to z w are belasting vormen voor het personeelsbestand van het Staatsbedrijf ,
dat in
deze periode al to kampen had met een grote achterstand bij de telefonie .
De NOZEM A - dochter zou aanleg e n
onderhoud zoveel mogelijk uitbesteden aan particuliere bedrijven .
Bovendien kon z ij gebruik maken van bestaande
gain (5) ; - op deze manief zouden de mi-ddele^ van de PTT niet aange tast behoeven to w orden .
De CASEMA z ou over een eigen
aandelenkapitaal beschik k en .
Het Nederlandse bedrijfs -
leven zou zoveel mogelijk in de maatschappij
w o r den
betrokken (6) ; -
evenals in de N OZEMA zouden in de CASE M A de omroeporganisaties participeren . Dit zou een gunstig aspect zijn in verband met onderhandelingen over verschuldigde auteursrechten aan h e t buitenland (7) ;
- de PTT zou w ellicht een aansluitplicht hebben en hierdoor net als bij de draadomroep problemen kunnen krijgen ,
de CASEMA niet .
3 . 3 .2 Legalisering_van_particuliere inrichtingen -- - -- -- -- -- - --De legalisering van de particuliere centrale antenne-inrichtingen w erd geregeld in arti k el 3 se x ies , lid 3 , w aarin een uitzondering op de eis van een concessie w end gemaakt voor door de minister nader aan to w ijzen draadomroepinrichtingen van bijzondere aard of ger i ng e omvang . De Regering hield hie r mee een grote slag om de arm ,
omdat zij Hoch de grootte van de inrichting ,
Hoch de
vereiste voorschriften aangaf . Op deze manier kon de w et toegepast w orden op het b r ede scala van bestaande en toekomstige draadomroepinrichtingen .
26
De minister gaf in z ijn M emorie v a n A nt woo r d aan de Tw eede Kamer Brie mogelijkheden voor aan w ijzing aan : 1.
aan w ijzing zonder meer ,
zonder voorschriften of eisen ,
2.
aan w ij z ing gebonden aan Hader to specificeren voorsch r iften ,
3.
aan w ijzing gekoppeld a an de eis dat een machtiging door de directeur-generaal van de PTT moet zijn ve r leend .
Ter bevordering van een doelmatige controle en naleving van de gegeven voorschr i ften ,
en om de mogelijkheid to hebben
technische voor w aarden to stellen , w as de derde mogelijkheid van toepassing bij particulie r e gemeenschappel i jke antenneinrichtingen (gain) (8) .
3 .4 Bezwaren tegen de cas-plannen 3 .4 .1 Inleidin g Zowel door de commissie ter voorbereiding van Wetsontwerp 8408, als in het parlement tijdens de PTTbegrotingsdebatten, waren vanaf het bekend worden van de cas-plannen, verschillende bezwaren Haar voren gebracht . Kort samengevat (ze komen verderop uitgebreider aan de orde) kwamen ze op het volgende veer (1) : 1 . het cas zou discriminerend werken daar slechts
50% van
de bevolking van de voordelen zou profiteren ; 2 . er heerste onzekerheid of al dan niet auteursrechten en aanverwante rechten ("droits voisins") aan het buitenland betaald zouden moeten worden ; 3 . er heerste onzekerheid over mogelijke technologische ontwikkelingen in de toekomst, met name wat betreft omroepsatellieten, die een landelijk cas wellicht overbodig zouden maken . Ondanks deze bezwaren zag het er Haar uit dat het wetsontwerp zonder al to veel problemen door de Kamer zou komen . Immers, het cas had ontegenzeggelijk grote voordelen, en wat het belangrijkste was, er was geen alternatief dat in staat was de antennewoudproblemen op to lossen, de slechte ontvangst in de steden to verbeteren en het programma-aanbod uit to breiden . Het relayeren (heruitzenden) van buitenlandse zenders, waarover in de Kamer vanaf 1958 herhaaldelijk vragen waxen gesteld, werd steeds door de zittende minister van Verkeer en Waterstaat (c .q . de PTT) afgewezen wegens het gebrek aan ruimte in de ether (2) . Pas toen door een andere technische deskundige, i .c . prof .dr .ir . J .L . Bordewijk, talrijke bezwaren Haar voren waxen gebracht, kwam de discussie over de wenselijkheid van het cas in feite pas goed op gang . Bordewijk, hoogleraar in de informatietransmissie aan de
27
Technische Hogeschool to Delft en lid van de Omroepraad, toonde in een tweetal publikaties (3) aan dat er wel degelijk mogelijkheden voor het gebruik van de ether waren voor het relayeren van buitenlandse zenders . De ontvangstkwaliteit in de steden kon volgens hem ook verbeterd worden door aanleg van kleine antenne-inrichtingen . Met zijn geformuleerde "kabel ether systeem" (kes) werd het parlementsleden duidelijk dat het cas slechts een van de oplossingen vormde . Na Bordewijk's eerste publikatie, "Inventarisatie van de technische ontwikkelingsmogelijkheden van de Nederlandse omroep", achtte een belangrijk deel van de commissie openbare behandeling van het wetsontwerp niet langer voldoende voorbereid . Het reeds afgesloten voorbereidend onderzoek werd heropend met een mondeling overleg tussen commissie en minister van Verkeer en Waterstaat, die vergezeld was door een vertegenwoordiging van de PTT (3 juli 1968) . Drieeneenhalf jaar na indiening kon men op 13 mei 1969 beginnen met de behandeling van wetsontwerp 8408 . Alvorens Hader op de discussie rond het cas in to gaan, zal in deze paragraaf eerst een beschouwing van de belangrijkste bezwaren worden gegeven . AlieLeerst zal echte r in grote lijnen het kes-plan worden uiteengezet .
3 .4 .2 Het-alternatief :-kes -----------------De primaire doelstellingen van het kes ware n dezelfde als die van het cas : het rooien van antennewouden , - verbetering van de ontvangstkwaliteit op "ongunstige" plaatsen , - uitbreiding van het programma-aanbod . Bij het kabel ether systeem werd gebruik gemaakt van zowel de mogelijkheden van de kabel als die van de ether . Uitgangspunt vormde in de eerste plaats de relayering van buitenlandse programma's via nog ongebruikte, aan Nederland toebedeelde televisiekanalen en in de tweede plaats het op uitgebreidere schaal toepassen van gain, opdat antennewouden gerooid konden worden . 1 . Nederland had de unieke mogelijkheid om het totaal aantal uit de zenden televisieprogramma's op korte termijn uit to breiden tot 5 a 7 . Hiervoor waren twee redenen : a) door onze vlakke bodemgesteldheid kon het zendvermogen een factor 10 kleiner zijn dan was toegewezen op de "European VHF/UHF Broadcasting Conference" (Stockholm, 1961) ;
28
b) door het ontbreken van wester- en noorderburen ha d Nederland 19 reservekanalen weten to verwerven . Dez e extra kanalen kwamen boven op de al toegeweze n 3 programmabedekkingen (voor elke programmabedekkin g zijn ca . 7 televisiezenders benodigd) . Volgens Bordewij k konden zij gebruikt worden voor het verzorgen va n regionale programma's of voor het relayeren van buitenlandse zenders (alleen daar waar deze niet direct to ontvangen waren) . Evenals in het cas-plan zouden de buitenlandse programma's met behulp van straalverbindingen vanaf de grens aangevoerd kunnen worden . Een tweede mogelijkheid voor uitbreiding van het programma-aantal in de toekomst, zou ontstaan door gebruik to maken van de microgolfband (11,7-12,7 GHz) voor omroepdoeleinden . Plannen hiervoor voorspelden een uitbreiding voor Nederland van het aantal televisieprogramma's met nog eens 5 a 6 . 2 . De kabelvoorzieningen in het kes-plan behelsden het opheffen van het door de PTT gehanteerde verbod om met kabels van gemeenschappelijke antenne-inrichtingen straten to kruisen, indien volgend op deze kruising nog versterking moest worden toegepast . Door opheffing van dit verbod zou het met name ook voor laagbouwwoonwijken aantrekkelijk worden om een gai aan to leggen, zodat ook daar antennewouden konden verdwijnen . De taak van de PTT zou hierbij beperkt blijven tot het maken van goede voorschriften en tot de controle op de naleving hiervan . Volgens Bordewijk kon het kes belangrijke voordelen opleveren : a) de gehele Nederlandse bevolking kon van de aanvullende programmavoorzieningen profiteren, dit in tegenstelling tot het cas-plan . Hierbij zou de kwaliteit minstens zo goed zijn als bij het cas ; b) de uitbreiding van het programmapakket zou snel kunnen gebeuren, daar alleen straalverbindingen en zendmasten behoefden to worden aangelegd . Ook de kabelvoorzieningen konden speller aangebracht worden dan,bij het cas . Hierdoor zouden antennewouden speller verdwijnen ; c) anderzijds was een stapsgewijze uitbreiding van het aantal programma's mogelijk, gepaard gaande met stapsgewijze kostenverhoging ; d) uitvoering van het kes-plan was veel goedkoper dap aanleg van het cas . Het gai-tarief zou f 25,-- a f 37,-per jaar bedragen . Additionele kosten voor de ethervoorzieningen kwamen op een bedrag van circa f 1,25 pe r
29
kijke r per jaar .
(Het cas - tarief w e r d geschat op f 52 ,- -
a f 78,--) ; e) met behulp van een plaatselijke zender konden regionale en lokale omroep beter tot hun recht komen (4) ; f) door de geringere investeringen en de mogelijkheid tot geleidelijke uitbreiding van de capaciteit, zou het kes minder gevaar lopen in een dwangpositie terecht to komen als gevolg van verschuldigde auteursrechten aan he t buitenland . Een probleem bij het kes vormde de vraag of de aan ons land toegewezen frequenties inderdaad gebruikt zouden mogen worden voor het relayeren van buitenlandse zenders . Dit was echter wel waarschijnlijk . Er is nimmer aangetoond dat deze nieuwe vorm van openbaarmaking - mits aan auteursrechtelijke verplichtingen was voldaan - niet was toegestaan . Het kes zou zo kunnen dienen als een goedkope tijdelijke voorziening . In de tussentijd zou gestudeerd kunnen worden op een technisch hoogwaardig telecommunicatienet .
3 .4 .3 Technische bezwaren ------------------De technische bezwaren tegen het cas ware n vooral gebaseerd op de snelle technologische ontwikkeling, waarin de telecommunicatie zich in die jaren beyond . Vooral de ontwikkeling van de satellieten is op de discussie rond het cas van invloed geweest . Nadat in 1965 de eerst e operationele satelliet Intelsat I (Early Bird) was gelanceerd, kon reeds in 1968 Intelsat III met een zes keer zo grote capaciteit in gebruik worden genomen . Vrij algemeen was de voorspelling dat binnen 3 a 10 jaar de eerste omroepsatellieten gelanceerd konden worden . Of in dat geval het cas voor een groot gedeelte overbodig zou worden was een discussiepunt (5) . Andere technologische ontwikkelingen waarvoor aan het eind van de zestiger jaren ideeen werden gelanceerd waren : "dial-a-programm"-faciliteiten (kiestelevisie) , teletheekverbindingen, beeldtelefonie, enzovoort . Voor al deze voorzieningen zou het cas tekort schieten met slechts distributieve mogelijkheden . Hoewel de verwezenlijking van deze ontwikkelingen niet direct op korte termijn was to verwachten, waren zij toch van belang vanwege de lange afschrijvingstermijn (20 a 30 jaar) van de (ondergrondse) cas-kabels . Het groots opgezette plan dat op zich zelf minstens 5 jaar (waarschijnlijk zelfs meer dan 10 jaar) in beslag zou nemen, liep het grote risico al ver voor de geplande afschrijving verouder d
30
to zijn . Zo vreesde het Tw eede Kamerlid Vonhoff dat na verloop van tijd eenzelfde situatie zou ontstaan als b i j de radio - distributie , die van w ege de onrendabele e xploitatie geliquidee r d moest w orden (6) . M en kan de sceptische vraag ste l len of niet elk systeem achte r haald is door w eer nieu w e technologische ont w ikkelingen al v orens het uiteindelijk gerealiseerd is . Het probleem w as bie r
echter dat men to doen had met een
k ostbaar en langlopend infrastructureel project . Ampele over w eging w as nood z akelijk waa rbij niet voorbij mocht w orden gegaan aan toe k omstige mogelijkheden en behoeften .
3 .4 .4
Sociaal - economische bez w aren - ---- - -- --- ----------------Vooral binnen het parleme n t zijn op sociaal -
economisch gebied verschillende bez w aren Haar voren gebracht . In de eerste plaats vormden de kosten van het cas een belangrijk discussiepunt .
De schattingen hieromtrent
w aren nogal aan schommelingen onde r hevig .
Op 8 oktober 196 4
verklaarde minister-president M arijnen tijdens de Algemene Politieke Beschouw ingen dat de totale kosten van het cas bij aanleg in de grote steden lager dan f 160 min bij gelijkblijvend loon - en prijspeil (7) . 1 , 5 jaar later (febr . 1966)
z ouden zijn ,
Nau w elijk s
w as deze schatting teruggelopen
tot f 1 4 0 a f 150 min . M inister Suurhoff van Verkeer en W aterstaat me r kte hierbij op dat dit bedrag er echter niet helemaal ingestoken behoefde to
w orden ,
daar het cas
geleidelijk zou w orden uitgebou w d . B ovendien kon men een deel van de investeringen snel terug k r ijgen door het heffen van entreegelden .
Bij een planning van 10 jaar zou een
bedrag van f 50 a f 60 min nodig zijn (8) . M edio 1968 stelde de minister in het mondeling overleg met de kamercommissie dat ,
ook w eer bij aanleg in alle grote steden in het land ,
gerekend moest w orden op een totaalbedrag van f 270 f 300 min (42 agglomeraties met meer dan totaal 1 , 7 min w oningen ,
a
4 0 . 000 in w oners ,
= + 50% van alle w oningen) . Dit zou
neerkomen op een abonnementsgeld van f 52 , - -
a f 78 , -- per
aans l uiting per jaar (9) . Verschillende kamerleden achtten deze schattingen nog to optimistisch .
Volgens de hee r Assman w aren er
des k undigen die de aanleg op het drievoudige , f 1 , 2 a f 1 , 5 mld schatten (10) .
tot zelf s
De bee r Vonhoff noemd e
f 270 a f 300 min "geen rea l istische schatting "
en k w am zelf
u i t op f 200 , -- per jaar per aansluiting ( 1 1) .
Al deze kostenschattingen hadden betrekking op de dichtstbevolkte
50% van ons land (12) . Bekabeling van d e
31
rest van Nederland leek erg onwaarschijnlijk gezien de veel hogere kosten die daaraan waren verbonden . De ervaringen met onrendabele gebieden bij de radiodistributie lagen wat dat betreft nog to vers in het geheugen . Bij het besluit om het cas slechts in rendabele gebieden aan to leggen zou echter een onevenredigheid in het aanbod van programma's ontstaan tussen welbekabelde en niet-bekabelde woningen . Men ging er namelijk steeds van uit dat het cas ten minste een programma meer moest aanbieden dan normaal met een individuele antenne to ontvangen was . Dit achtte men nodig om het systeem aantrekkelijk to maken, opdat veel mensen een aansluiting zouden nemen (13) . Het ontbreken van voorzieningen in landelijke gebieden zou verder nog tot gevolg hebben dat regionale omroep met het cas uitsluitend mogelijk was in combinatie met etherdistributie ; zonder een extra zender worden immers slechts de aangeslotenen (in stedelijke gebieden) bereikt .
3 .4 . 5 1.
J ur idische be zw-a --r en --------------Inleiding Door de plannen voor het cas ontstond een
aantal problemen met betrekking tot de auteursrechten en de daaraan verwante rechten (de zogenoemde "droits voisins"), dat wil zeggen rechten van de uitvoerende kunstenaars en omroeporganisaties . Het cas vormde hiermee een tegenstelling tot de kleinere gemeenschappelijke antenne-inrichtingen (gain) . Deze hadden uitsluitend tot Joel de ontvangst van normale televisie-uitzendingen, die anders met individuele antennes geschiedde, nu met een gemeenschappelijke antenne to doen plaatsvinden . Het cas bood veel meer mogelijkheden, met name als gevolg van doorgifte van programma's die normaal, met individuele antennes, niet to ontvangen zouden zijn . Ook bij het relayeren van buitenlandse zenders, zoals voorgesteld in het kes-plan, zouden deze auteursrechtproblemen zich voordoen . De discussie ging echter niet aleen over de aan het buitenland verschuldigde auteursrechten, maar had ook betrekking op de binnenlandse programma's . Bij de introductie van de cas-plannen in het Vervolgrapport Draadomroep was de PTT nog van mening dat er geen juridische bezwaren bestonden tegen overname van binnenlandse of buitenlandse programma's . Volgens de PTT zou het slechts "de ongelijkheid in ontvangstmogelijkheden ( . . .) tussen bewoners van de grensstreken en het merendeel van de bewoners van overig Nederland opheffen "
(14) . Zij stelde
bovendien dat er geen sprake was van "heruitzending" .
32
Auteurs en televisie-organisaties konden derhalve geen beroep doen op de Conventie van home (okt . 1961), die hen het recht gaf heruitzending van hun programma's door een andere organisatie to beletten of onder bepaalde financiele voorwaarden toe to staan . De European Broadcasting Union (EBU), de Internationale organisatie van omroepverenigingen was het met deze stellingname niet eens . Zij was van mening dat voorbij werd gegaan aan de legitieme rechten van omroeporganisaties, die met allerlei andere organisaties contractueel verbonden waren . Deze zouden financieel nadeel kunnen ondervinden en de EBU drong daarom aan op onderhandelingen over de voorwaarden voor doorgifte van televisieprogramma's . Op 28 oktober 1964 werd inderdaad tussen EBU en PTT een regeling afgesloten voor de duur van de experimenten in Bezuidenhout en Mariahoeve . Dit akkoord gaf richtlijnen aan voor de bilaterale afspraken die met Belgie en Duitsland moesten worden gemaakt . De regeling die nu was afgesloten had heel duidelijk een tijdelijk en voorlopig karakter . Zij was slechts bedoeld om de experimenten doorgang to kunnen geven . In de tussentijd hoopte men een definitieve oplossing to vinden .
2 . Ontvangst of openbaarmakin g De centrale vraag bij de discussie over de auteursrechten met betrekking tot het cas luidde : - is bij het cas sprake van "ontvangst" respectievelijk "verbeterde ontvangst" (zoals bijv . bij gain het geval is), o f - is er sprake van een nieuwe wijze van openbaarmaking van televisieprogramma's ? In het laatste geval betekende dit namelijk dat toestemming nodig zou zijn van de auteurs (of van de hen vertegenwoordigende organisaties) . In het eerste geval is slechts sprake van ontvangst en is deze toestemming niet nodig (15) . De discussie over deze vraag kwam op gang na de indiening van het wetsontwerp tot herziening van de Auteurswet 1912 op 5 november 1964, nr . 7877 . Dit wetsontwerp bevatte een voorstel on artikel 12 met een 3e lid uit to breiden, luidende : "Als afzonderlijke openbaarmaking wordt niet beschouwd de gelijk'tijdige openbaarmaking, al of niet per draad, van een door radio-uitzending openbaar gemaakt werk door het organisme dat de radio-uitzending verricht" . Dit voorstel vormde een aanpassing van de Auteurswet op de 0 aanvulling van artikel 11 bis, eerste lid, onder 2
33
en 3Ā° van de Berner Conventie (Brussel 1948) . Een hierop vanzelfsprekende vraag die dan ook in het Voorlopig Verslag van de Kamercommissie voor Justitie werd gesteld, luidde : "In hoeverre zullen de uitzendingen via het cas worden beschouwd als uitzendingen verricht door hetzelfde organisme?" (16 ) In zijn Memorie van Antwoord (11 febr . 1969) stelde de minister van Justitie zich op het standpunt dat bij het cas gedeeltelijk sprake is van ontvangst(-verbetering) en gedeeltelijk van (afzonderlijke) openbaarmaking . "Voor zover het ontvangstgebied van de uitzendingen ( . . .) niet wordt vergroot tot buiten hetgeen net individuele antennes kan worden ontvangen, vervult het cas een passieve functie" . Argumenten hierbij waren : - geen selectie van programma's vindt plaats, - Been nieuw publiek wordt bereikt , - er wordt geen gebruik gemaakt van speciale apparatuur, maar van normale televisie-ontvangers . Uitzendingen die met individuele antennes to ontvangen zijn, vond de minister derhalve niet aan to merken als een openbaarmaking in de zin van de Auteurswet . "Ten aanziezi van degenen die programma's kunnen ontvangen waarvan zij zonder cas-aansluiting verstoken zouden blijven, heeft het cas de functie van een organisme dat een afzonderlijke openbaarmaking van die programma's verricht . Voor deze openbaarmaking zal toestemming van de auteurs vereist zijn" (17) .
Deze opvatting van de Regering stuitte bij verschillende zijden op weerstanden, hetgeen onder andere bleek tijdens de openbare hoorzitting van 25 juni 1969, die door de Vaste Commissie voor Justitie was belegd (18) . De belangrijkste bezwaren ware n : a) Het criterium "wat met individuele antennes to ontvangen is", is niet eenduidig ; het verschilt van streek tot streek, hangt of van de bouw van de antenne en is afhankelijk van de stand van de techniek . b) Er vindt wel selectie door de exploitant plaats . Deze doet namelijk een keuze uit de aan de grens to ontvangen programma's . Derhalve is sprake van exploitatie van het cas . Deze exploitatie en het feit dat sprake is van een abonnement op het cas, wijzen in de richting van een dienst die door de doorgever bij voortduring wordt verricht (19) . Dit is een argument om to stellen dat van afzonderlijke openbaarmaking sprake is .
34
c) Het begrip "organisme" heeft in Nederland betrekking op een samenwerking van omroeporganisaties, NOS, NOZEMA en PTT ; bij een radio- of televisie-uitzending handelen zij als een organisme . Indien echter een onderdeel van het organisme (i .c . de PTT) zelfstandig televisieprogramma's opnieuw doorgeeft, treedt zij hiermee buiten he t organisme, zodat sprake is van afzonderlijke openbaarmaking . De verschillende organisaties die deze opvatting verdedigden (Boekmanstichting, ALAI (20), Nederlandse Orde van Advocaten, BuMA en STEMRA) baseerden zich op het Draadomroeparrest van de Hoge Raad (27 juni 1958, N .J . 1958, nr . 405) . In dit arrest had de Hoge Raad bepaald dat bij de draadomroep sprake was van een eigen worm van openbaarmaking in de zin van artikel 1 van de Auteurswet, en dat de PTT derhalve auteursrechten aan de BUMA moest betalen . De Hoge Raad had hierbij overwogen dat de PTT zich met de draadomroep richtte "tot een andere kring van het publiek dan de radio-omroep . ." . Volgens eerder genoemde organisaties moest voor het cas dit zelfde criterium worden aangelegd, daar het cas een zelfstandige wijze van verspreiding van programma's was, Welke een ander publiek bereikt dan het publiek dat slechts over een eigen ontvangtoestel beschikt .
Ondanks deze bezwaren bleef de Regering zowel in Naar Nadere Memorie van Antwoord (24 febr . 1971) als tijdens de behandeling in de Tweede Kamer (27 okt . 1972) vasthouden aan haar eerder ingenomen standpunt, dat de doorgifte van programma's door middel van het cas slechts als hernieuwde openbaarmaking moeten worden aangemerkt, indien deze programma's ter plaatse niet met individuele antennes to ontvangen zijn . Alleen in dat geval is toestemming van de auteurs benodigd . De minister gaf toe dat, indien het CASEMA het cas zou gaan exploiteren, sprake zou zijn van een afzonderlijk lichaam . Hij stelde echter "dat het niet Bing om de vraag of er een afzonderlijk organisms is of niet, maar on de vraag die daaraan vooraf gaat, of het cas iets openbaar maakt dan wel of het ten opzichte van de Nederlandse programma's een passieve ontvangende functie vervult" (21) .
3.
Consequent i es voor besluitvorming c a s Dat de k westie van de auteursrechten een
negatieve in v loed op de beslu i t v o r m i ng o v e r het cas heeft gehad, v i ndt vooral zijn oor z aa k
in de onduidelijkheid die
35
er over deze zaak bestond . Tijdens de behandeling van de T&T-wet (in 1969) had de discussie erover reeds een aanvang genomen, doch van een definitieve regeling, was nog lang Been sprake . Wat betreft de auteurs- (en aanverwante) rechten voor binnenlandse programma's was de houding van de Regering, buiten de juridische argumenten, duidelijk gericht op een gunstige regeling voor de exploitant van het cas . Een eventuele claim van BUMA en STEMRA zou een extra financiele belasting voor het cas vormen . Vrij algemeen werd wel verwacht, dat voor buitenlandse programma's betaling van auteurs- en aanverwante rechten geeist zou worden . De hoogte van deze Belden was echter nog een onzekere factor . Doordat de doorgifte van buitenlandse programma's zo'essentieel was voor het cas (voor een rendabele exploitatie), zou de exploitant in een kwetsbare en afhankelijke positie ten opzichte van het buitenland terecht kunnen komen . Het Tweede Kamerlid Assmann formuleerde het probleem als volgt :" Voor mij hangt die zaak als het zwaard van Damocles boven het cas . Ik vrees dat, wanneer eenmaal de honderden miljoenen nodig voor een cas-net in de grond zitten, het omineuze vraagstuk van de auteursrechten in volle omvang op de proppen komt . Dan slaat de klem, naar ik vrees, dicht" . (22) .
3 .5
Discussie rond het ca s Na het uitstel dat op verzoek van een belang-
rijk deel van de kamercommissie was verleend, kon bijna een jaar later dan gepland (13 mei 1969) de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer plaatsvinden . De oppositie die prof . Bordewijk tegen het cas had gevoerd was blijkbaar aangeslagen ; veel van zijn genoemde bezwaren kwamen in het debat Haar voren en talrijke vragen werden op de minister afgevuurd . Bij de ontwikkeling die heeft geleid tot de aanleg van kabeltelevisie van gemeentelijke omvang was de rol van de PTT, de omroepen en de gemeenten van belang . Allereerst volgt echter een beschouwing over de technische voorlichting met betrekking tot het cas .
3 .5 .1 Technische_voorlichting ---------- ----------Een centraal punt in de discussie rond het cas vormde de technische voorlichting . In feite was de beslissing over het cas het doen van een keuze uit een aantal technische mogelijkheden ; een keuze over een grootschalig project met belangrijke maatschappelijke gevolgen, en
36
derhalve zonder meer een politieke keuze . Om bij een dergelijk technisch ingewikkelde zaak een gefundeerde keuze to doen, was het essentieel dat towel minister als kamerleden over voldoende veelzijdige informatie beschikten . Dat het aan deze informatie nogal eens ontbrak, bracht onder andere mevrouw Brautigam Haar voren : "Eigenlijk zijn wij over mogelijke plannen met betrekking tot het cas een heel klein beetje Hader geinformeerd in de loop van de lange voorbereiding in de commissie ( . .) . Het moet mij van het hart, dat de minister en zijn deskundige adviseurs wel erg schaars geweest zijn met hun informaties ( . .) . Het wetsontwerp ligt er al drieeneenhalf jaar . Pas nadat het reeds afgelopen commissie-overleg weer was heropend omdat het rapport van prof . Bordewijk nogal wat vragen opriep, hebben wij wat meer informatie gekregen . Nog steeds weten wij echter to weinig om ons nu al een gefundeerd oordeel to vormen over dat centrale antennesysteem Indien men nagaat Welke informatie parlementsleden hebben gekregen, blijkt inderdaad dat deze summier, maar vooral erg eenzijdig is geweest . Vrijwel alle informatie was beperkt tot het aangeven van de mogelijkheden van het cas . Pas toen door prof . Bordewijk mogelijke alternatieven waren aangereikt, werden van officiele zijde wat meer (technische) gegevens verstrekt . Nochtans was deze informatie onvoldoende of zelfs foutief . Zo beweerde minister Bakker van Verkeer en Waterstaat tijdens de behandeling van de T&T-wet in de Tweede Kamer dat de 19 extra kanalen die Nederland in Stockholm toegewezen had gekregen, bestemd waren voor tenders van zeer Bering vermogen on de landelijke netten aan to vullen . In werkelijkheid Bing het hier on tenders tot een vermogen van 100 kW, voldoende voor 2 a 3 zelfstandige landelijke bedekkingen . De steunzenders waar de minister op doelde waren toegewezen op de conferentie van Karlsruhe in 1966 . Hierbij had Nederland nog eens 200 a 300 hulpzenders tot een vermogen van 10 kW kunnen krijgen (2) . Hoewel de minister zelf verantwoordelijk is voor zijn uitspraken, is het natuurlijk wel zo dat towel hij als parlement afhankelijk waren van de officiele voorlichting van de zijde van de PTT . Zo beweerde het Tweede Kamerlid Dijkstra : " . . . ., het is voor de Kamer buitengewoon frustrerend het gevoel to krijgen Been toegang to hebben tot relevant e technische informatie, en bovendien gesuggereerd to w orden dat ook de minister een eenzijdig menu voor-
37
geschoteld zou krijgen . Als het waar zou zijn, dan moet warden geconstateerd dat de werkelijke beslissingen in deze uiterst belangrijke zaken warden genomen i n anonieme specialistische kringen, die niet controleerbaar zijn ; een omstandigheid die in strijd is met iedere democratische meningsvorming" (3) . Voor een groot gedeelte komt deze kritiek op de PTT voort uit de tweeslachtigheid van dit bedrijf . Enerzijds is zij als overheidsinstelling een beleidmakend orgaan, dat in samenwerking met de Regering een in het algemeen belang zo optimaal mogelijke oplossing moet bieden aan technische problemen . Anderzijds is de PTT een (commercieel) bedrijf dat oog moet hebben voor de eigen rentabiliteit . In het geval van het cas had de PTT wat dat betreft duidelijk belangen en vormde zij veeleer een partij dan een onafhankelijk informatiebureau . Het gebrek aan objectieve technische informatie is derhalve niet slechts een verwijt aan de PTT . De Regering, respectievelijk de Kamer hadden niet alleen "veel harder met de vuist op tafel moeten slaan am meer informatie to eisen "
zoals mevrouw
Brautigam stelde (4), maar zij hadden zich ook minder afhankelijk van de PTT kunnen opstellen . Men had uijvoorbeeld een onafhankelijke (technische) commissie kunnen raadplegen, of andere initiatieven kunnen ontplooien . Een probleem in dit verband is het feit dat de technische know-how op dit gebied voor een groat deel geconcentreerd was (en is) bij de PTT, met name bij het Dr . Neher Laboratorium . Dit laboratorium is echter primair een bedrijfslaboratorium . Juist bij de beslissingen over infrastructurele voorzieningen die voor de langere termijn bepalend zijn voor het (mogelijk) gebruik ervan, wreekte zich de afwezigheid van een meer onafhankelijk onderzoekspotentieel van enige omvang (grater dan een TH-vakgroep) . Ten slotte kan men stellen dat de parlementsleden zich zelf uiterst passief opstelden tegenover technische zaken . Men Wilde zich wel kritisch opstellen, maar ging daarbij zeker aanvankelijk alleen uit van voorgeschotelde informatie . Uit verschillende uitlatingen blijkt dat de meeste kamerleden zich niet echt verdiept hadden in deze technische materie (5) . Men kan van parlementariers onmogelijk verwachten dat zij van alle ontwikkelingen op de hoogte zijn, maar een zekere afkeer vanwege de technische geaardheid van het onderwerp valt toch wel to bespeuren (6) .
38
3 .5 .2
Rol-van-de-PTT De PTT heeft in deze periode consequent vast-
gehouden aan de plannen voor aanleg van het cas in de dichtbevolkte gebieden van Nederland . De aangevoerde bezwaren konden hier geen verandering in brengen . Hiervoor zijn verschillende verklaringen to geven . In de eerste plaats had het Staatsbedrijf al veel geld geinvesteerd in onderzoek en ontwikkeling van het cas . In feite werd al vanaf 1957 onderzoek verricht Haar de mogelijkheid van televisiedistributie met behulp van draadomroepinrichtingen . Ondanks dat waren Haar buiten toe niet meer dan twee dunne rapporten (met hoofdlijnen) verschenen . Belangrijker is dan ook het feit dat het besluitvormingsproces reeds in een vergevorderd stadium verkeerde toen de grote hoeveelheid kritiek losbarstte . Dat het cas er zou komen werd binnen de PTT in feite als vanzelfsprekend aangenomen . Juist ook doordat de plannen al zo'n vaste worm hadden aangenomen kon het bedrijf moeilijk meer openstaan voor kritiek van buitenaf . Een tweede verklaring voor het vasthouden aan de cas-plannen is gelegen in de monopoliepositie van de PTT als communicatie-verzorgende instantie . De concessie voor het cas zou weliswaar aan de dochtermaatschappij van de NOZEMA, de CASEMA worden verleend, maar de PTT bent
60%
van
de aandelen van de NOZEMA . Het cas zou een uitbreiding van Naar activiteiten betekenen en een versterking van Naar positie . Bovendien waren er belangrijke voordelen aan een structuur waarbij de aanleg en de exploitatie van kabeltelevisie in Nederland in een instantie zouden zijn geconcentreerd . Zo vormen centraal georganiseerde aanleg en exploitatie een betere waarborg voor een uniforme hoge kwaliteit, het onderhoud zou beter georganiseerd kunnen worden en de tariefstelling meer gelijkgesteld . Bij aanvaarding van het kes-plan zouden aanleg en exploitatie gedecentraliseerd raken, waardoor deze voordelen zouden vervallen en de PTT er minder grip op zou krijgen . Ten slotte speelde voor de PTT het argument mee dat het gebruik van de ether voor omroepdoeleinden, zoveel mogelijk beperkt diende to blijven De ruimte die er nog was moest gereserveeerd blijven voor andere vormen van transmissie (o .a . mobilofoonverkeer) . Duidelijke beleidsvoornemens op dit punt waren echter nog niet bekend .
Ter verwezenlijking van Naar doelstelling in deze had de PTT uiteraard een nauwe relatie met de minister van Verkeer en Waterstaat . Zijn beleid was in belangrijke
39
mate gebaseerd op wensen van de PTT . Bovendien had de PTT de beschikking over een geweldig potentieel aan technische know-how . Hoewel dit ook weerstanden opriep, kon zij onder andere tegenover kamerleden met gezag spreken .
3 .5 .3 Rol_van_de_9emeente n In tegenstelling tot de PTT waren vele gemeenten minder enthousiast voor het cas . Zoals bij de telefoonaanleg verwachtten zij bij de aanleg van het cas door een concessionaris, slechts een geringe invloed to kunnen uitoefenen . Zij stelden er daarom prijs op dat ook grotere inrichtingen, bijvoorbeeld voor het hele grondgebied van een gemeente, onder het machtigingsstelsel zouden worden gebracht . Op deze manier zouden zij namelijk zelf de aanleg en exploitatie ter hand kunnen nemen, respectievelijk bij aanleg door particulieren daarin meer inspraak kunnen hebben . Ook de eventuele mogelijkheid van lokale omroep, versterkte het idee dat aanleg en exploitatie van kabeltelevisie op gemeentelijke schaal diende to geschieden . De lokale omroep zal in het volgende hoofdstuk nader aan de orde komen . De w e n se n v a n de gemeente, d i e w erden v e rw oo r d door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, vonden weerk l ank
b i j de m ini ste r v an Ve rk ee r
e n Wa te r staat (7) . N aast
zijn toezegging dat ook centrale antenne - inrichtingen met een ma xi male grootte v an e e n gem e en t e onder het mac h t i gi ngsst el se l z o uden k ome n to val le n, spo e d i g o v e r leg me t de VN G o v e r de
beloofde h ij
r ol d i e gemee nt e n bij
aanle g e n e x plo i t a t i e zo u d en k un n e n sp el e n .
3 .5 .4 Rol_van_de_omroepe n Ondanks de grote betrokkenheid bij de invoering van kabeltelevisie, kwam vanuit de omroepwereld niet zo'n duidelijk standpunt Haar voren als van de gemeenten . Haar belangen met betrekking tot de aanleg van een landelijk cas, waren ook niet geheel eenduidig . Enerzijds zou de doorgifte van buitenlandse programma's Haar de dichtbevolkte gebieden in het westen des land een belangrijke concurrentie kunnen betekenen voor de eigen Hilversumse programma's . Deze concurrentie zou niet ontstaan bij aanleg in de worm van gain en cain . Men wist in deze periode namelijk nog niet, dat het technisch mogelijk zou worden on buitenlandse stations tot ver van de grenzen, direct to ontvangen . In dit licht kunnen de door de omroepen geuite bezwaren ten aanzien van het cas worden gezien, wat betreft de mogelijke
40
problemen die zouden kunnen ontstaan in verband met het betalen van auteursrechten aan het buitenland . In ander opzicht waren de omroepen bij de eventuele aanleg van het cas zelf direct betrokken : zij participeeerden namelijk voor 40% in de NOZEMA, respectievelijk via de NOZEMA in de CASEMA . Meer dan Bens werd deze deelname gunstig beschouwd in verband met onderhandelingen net de EBU (European Broadcoasting Union) over de to betalen vergoedingen voor het overnemen van buitenlandse programma's . Vanuit deze directe betrokkenheid verklaarden zij zich voor aanleg van het cas . Zo stelde Willem Vogt, directeur van de NOZEMA : "Er komt dan concurrentie van buitenlandse zenders en de natuurlijke behoudsimpuls is dan on de boot een beetje of to houden . Maar in de NOZ E MA hebben de omroeporganisaties zich eensgezind voor het cas verklaard . Dit is een technische ontwikkeling die niet is tegen to houden" (8) .
3 .5 .5 Beleid van de overheid -------------------Hoewel het oorspronkelijke wetsontwerp to t wijziging van de T&T-wet niet meer beoogde dan a) de aanleg van een cas door anderen dan de PTT mogelijk to maken, en b) de aanleg van gain door particulieren mogelijk to maken, spitste de discussie in de Tweede Kamer zich toch to e op de vraag of het cas-plan al dan niet uitgevoerd moest worden . De grote weerstanden, binnen en buiten de Tweede Kamer geuit, dwongen de minister tot twee belangrijke toezeggingen . Ten eerste deelde hij mede dat de "Kamer ervan verzekerd kon zijn, dat geen beslissingen worden genomen ter uitvoering van een cas, dan nadat de Kamer de gelegenheid heeft gekregen om daarover met mij in discussie t o treden" (9) . Aan de CASEMA zou eerst gevraagd worden een concreet plan to presenteren, zowel wat betreft technische uitvoering als ten aanzien van financiele en auteursrechtelijke aspecten (het latere CASEMA-rapport) . Een tweede tpezegging van de minister betrof de aanleg van centrale antenne-inrichtingen (cain) . Deze zouden ook onder het machtigingsstelsel komen to vallen . Nadrukkelijk stelde hi j "dat ook binnen het concessiegebied machtigingen zullen ( . .) worden verleend, indien daarom wordt gevraagd . Het is dus niet zo, dat als een concessie i s gegeven in een bepaald gebied de mogelijkheid van machtiging niet meer aanwezig is" (10) .
41
Deze concessie van de minister betekende dat het particulieren en gemeenten toegestaan zou worden om kabeltelevisienetten tot yen maximale grootte van een gemeente aan to leggen en to exploiteren . Deze toezegging zou bepalend blijken voor de verdere ontwikkeling van de kabeltelevisie na 1970 . Na beide toezeggingen was er in de Tweede Kamer weinig reden meer tegen het wetsontwerp tot Wijziging van de T & T-wet to stemmen . Immers over het cas zou de Kamer later nog een beslissing kunnen nemen, terwijl de ontvangstverbetering en het rooien van antennewouden met cain gerealiseerd zouden kunnen worden . Bovendien waren de gemeenten door deze toezegging tevreden gesteld . Ook in de Eerste Kamer werd het wetsontwerp zonder veel discussie aanvaard .
Het is opmerkelijk hoe gemakkelijk toegegeven is aan de w ens ook Cain onder het machtigingsstelsel to laten vallen .
Dit machtigingsstelsel ,
dat oorspronkelij k
slechts bedoeld was voor installaties tot circa 100 woningen (gain), werd plotseling uitgebreid voor systemen ter grootte van complete gemeenten (bijv . thans Amsterdam, 300 .00 0 aansluitingen!) . De problemen die door het gedecentraliseerde aanleg en beheer zouden ontstaan, waren voor een groot gedeelte to voorzien : - de grote systemen waren technisch complex en vereisten een grote technische know-how ; - door de particuliere aanleg zouden (technisch) verschillende systemen ontstaan, waarbij bovendien elke gemeente de rol van PTT moest gaan vervullen om het meest geschikte systeem to kiezen ; - hoewel de PTT strenge voorschriften voor cain zou waken, zou een afdoende controle op de uitvoering moeilijk zijn ; - het gedecentraliseerde beheer zou problemen kunnen geven bij de keuze voor doorgifte van programma's . Het is duidelijk dat de minister met zijn toezegging voor de cain een politieke uitweg heeft gezocht . In feite werd noch voor het cas, noch voor het alternatief van het kabel ether systeem gekozen . De ogenschijnlijk aantrekkelijke oplossing, die onder andere was bedoeld als tegemoetkoming aan de wens van de gemeenten, vormde het compromis dat het wetsontwerp aanvaardbaar moest maken . Zowel de minister als de PT T Bingen ervan uit dat op korte termijn het cas-plan toch wel aanvaard zou worden . De ondertussen aangelegde cain zouden dan nog slechts van beperkte omvang zijn, zodat bovengenoemde problemen zich nauwelijks zouden voordoen .
42
4 . PERIODE 1970-197 6 4 .1 Ontwikkeling na de wijziging van de T & T-wet 4 .1 .1 Het_CASEMA_rappor t In aansluiting op de toezegging van minister Bakker in 1969 dat de CASEMA eerst een concreet plan over het cas moest presenteren, verscheen in december 1970 het zogenaamde CASEMA-rapport . Pas op 9 november 1971 bood, mede onder aandrang van de Kamer, minister Drees van Verkeer en Waterstaat, zonder commentaar zijnerzijds, het stuk aan de Tweede Kamer aan (1) . Het pas geinstalleerde kabinet had nog geen gelegenheid gehad een standpunt ten aanzien van het cas to bepalen . In de jaren die volgden zou Hoch de regering een voorstel doen tot aanleg van een cas (op basis van het CASEMA-rapport), Hoch het parlement het CASEMA-rapport in behandeling nemen . Door deze gang van zaken heeft het CASEMArapport slechts een beperkte invloed gehad op de ontwikkeling van de kabeltelevisie in Nederland . Bij de discussie die het rapport buiten het parlement ontlokte, kwamen slechts weinig nieuwe gezichtspunten Haar voren . In grote lijnen herhaalde de discussie van voor 1970 zich . De belangrijkste conclusies uit het rapport waren : 1 . technisch opzicht . Het cas-plan vormde, ook na vergelijking met de mogelijkheden van etherdistributie, de beste oplossing voor de sanering van de antennewouden, de verbetering van de ontvangstmogelijkheden en de uitbreiding van het programmapakket . Bovendien "is de toegepaste techniek zeer modern en zodanig opgezet, dat toekomstige ontwikkelingen steeds soepel kunnen worden ingepast" (2) . 2 . commercieel . De kosten van het systeem waren macroeconomisch gezien niet hoger dan die van individuele ontvangstmiddelen (of gain) . Het cas-tarief werd berekend op f 6,50 per maand (3) . 3 . juridisch . In verband met verschuldigde auteursrechten warm regelingen getroffen of in voorbereiding voor de vergoeding voor zowel binnenlandse als buitenlandse programma's . De inhoud van deze regelingen werd niet openbaar gemaakt, maar in het bedrag van f 6,50 per maand warm al deze kostenfactoren verrekend .
Tijdens het mondel i ng overleg met de Bij z on dere K amercommissi e van 8 maa r t 1973 deelde de staats secretaris mee dat over een aantal technische punten e e n discussie op gang w as ge k omen tussen de PTT en enkele deskundigen ( wa a ronder prof .
Borde w ijk) van de TH Delft .
Di t
43
zou mede leiden tot een herziening van een gedeelte van het CASEMA-rapport . In een later stadium besloot de PTT echter tot algehele herschrijving, hetgeen zou uitmonden in het "Technisch Rapport PTT inzake de verspreiding van omroepprogramma's via de ether en via de kabel" dat begin 1974 verscheen, en in herziene versie bij de Beleidsnota van Van Hulten was gevoegd . De belangrijkste kritiek vanuit d e TH Delft had betrekking op de in het rapport gesuggereerde hoogwaardige technische kwaliteiten van het cas (4) . Veel van de kritiek van Bordewijk werd overgenomen door de Omroepraad . Op 19 maart 1971 bracht de Raad uit eigener beweging advies uit aan de minister van CRM met het verzoek dit advies ook over to brengen naar de minister van V&W en het bovendien openbaar to maken . De belangrijkste kritiek kan met de volgende punten worden samengevat : 1 . mensen zonder een cas-aansluiting worden achtergesteld, doordat zij minder programma's ontvangen ; 2 . door het grote aanbod aan buitenlandse programma's zou de CASEMA een selectie moeten maken . Zij is hiervoor echter niet de geeigettde instantie ; 3 . over de to betalen auteurs- en aanverwante rechten dient opening van zaken to worden gegeven ; 4 . ter vergelijking met het cas-plan dient een studie to worden verricht naar de mogelijkheden van het kes-plan . In het rapport werd namelijk wel de door Bordewijk Haar voren gebrachte ruimte in de ether officieel bevestigd : uitbreiding tot 5 a 6 landelijke televisiebedekkingen was mogelijk (5) .
De uiteindelijke afwijzing door de regering van het cas stond echter in feite los van deze kritiek . Zij kwam zelfs voort uit een tegenovergestelde visie op de technische ontwikkeling van de telecommunicatie, ten opzichte van de visie van bijvoorbeeld de TH Delft, Voor laatstgenoemde vormde het cas een technisch onvolwaardig systeem, dat weinig geschikt was om verschillende innovaties op telecommunicatiegebied in to passen . De staatssecretaris gaf tijdens het mondeling overleg op 4 april 1974 to kennen de technische ontwikkeling juist to willen afremmen (6) en wees het cas om die reden af . Bij de definitieve afwijzing, die in de Beleidsnota van 18 maart 1975 volgde, overwoog de staatssecretaris onder andere : "Mede uit overwegingen van nationale economie, geeft de regering de voorkeur aan deze partible wijze van reageren op de maatschappelijke vraag boven het scheppen van behoeften door eigener beweging het
44
i nitiatief to nemen tot de aanleg van een lande l ij k aanvoer net" (7) . De politie k e achtergronden van deze visie zullen nog Hader w orden beschou w d .
4 .1 .2 Cain_en_gai n Na de toezegging in de Tweede Kamer van minister Bakker van Verkeer en Waterstaat over de aanleg van gain en cain, volgden twee beschikkingen, namelijk va n 27 juli 1970 en van 18 September 1970 (8) . In de eerste beschikking, de Aanwijzingsbeschikking, wees de minister draadomroepinrichtingen aan waarvoor Been concessie was vereist : 1 . gemeenschappelijke antenne-inrichting (gai) : "een antenne-inrichting voor het doorgeven of overbrengen van omroepprogramma's Haar : a . ten hoogste 100 woningen , b . meer dan 100 woningen, mits na kruising van de tot de inrichting behorende kabels met openbare wegen, in de inrichting geen verdere versterking wordt toegepast" ; 2 . centrale antenne-inrichting (cai) : "een antenneinrichting van lokale omvang, doch in grootte uitgaand boven een gemeenschappelijke antenne-inrichting, bestemd voor het doorgeven of overbrengen van omroepprogramma's" . Onder "van lokale omvang" wordt verstaan dat de inrichting in principe de grens van een gemeente niet overschrijdt . Onder "doorgeven" wordt verstaan het distribueren van to zelfder tijd uit de ether opgevangen omroepprogramma's, dat wil zeggen van radio- en televisieprogramma's die door een omroepzender worden openbaar gemaakt . Met "overbrengen" wordt bedoeld het distribueren van programma's die niet, of niet gelijktijdig, uit de ether zijn opgevangen . Te denken valt hierbij onder andere aan lokale programma's die uitsluitend via kabels worden verspreid .
Aan de machtiging konden technische en administratieve voorwaarden verbonden worden die door de directeur-generaal van de PTT zouden worden vastgesteld . Deze machtigingsvoorwaarden, alsmede de technische voorschriften voor gain en cain werden vastgesteld en bekend gemaakt in de beschikkingen van 18 September 1970, van de directeur-generaal van de PTT . Ten aanzien van reeds aanwezige of in aanleg zijnde gain werd bepaald dat deze voor 1 februari 1971 dienden to worden gemeld bij de PTT . Bij het legaliseren va n
45
deze inrichtingen was geen machtiging vereist ; er werden slechts de nodige eisen gesteld ten aanzien van elektrische veiligheid en het redelijk storingsvrij functioneren van de inrichting . In totaal zijn circa 13 .000 systemen met bij elkaar zo'n 900 .000 abonnees aangemeld . Geschat wordt dat 5 .500 systemen met circa 300 .000 abonnees zich niet hebben aangemeld (9) . Voor het verkrijgen van een machtiging voor de aanleg en exploitatie van een cai was in de Aanwijzingsbeschikking de verplichting opgenomen tot het kennen van het college van B en W van de betrokken gemeente in de desbetreffende plannen . Na 1973 is de rol van de gemeenten nog verder uitgebreid door verschillende afspraken tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de PTT . In de eerste plaats werd de gemeente in de gelegenheid gesteld binnen drie maanden eventuele bezwaren kenbaar to maken . Hiermee zou de PTT bij de beoordeling van de machtigingsaanvrage rekening houden . Bovendien kreeg de gemeente zes maanden de tijd zelf een aanvraag in to dienen, indien zij zelf gegadigde voor een machtiging wenste to worden . Hiermee verkreeg zij dus een (voorwaardelijk) prioriteitsrecht .
Bij de ont w ikkeling van de kabeltelevisie in de worm van cain is een t w eetal zaken van grote invloed ge w eest . In de eerste plaats ontstond door de betro k kenheid van gemeenten de moge li jkheid van lokale omroep .
In de
t w eede plaats hebben de snelle technologische ont w ik k elingen op telecommunicatiegebied een belangrijke invloed gehad op de uitvoering van de
k abelinrichtingen .
4 .1 .3 Lokale_omroe p Door de aanleg van kabeltelevisienetten op gemeentelijke Schaal was de mogelijkheid ontstaan van het overbrengen van plaatselijke programma's . Reeds op 10 oktober 1971 werd in de Eindhovense wijk Woensel, door de Stichting Wijk TV Woensel, het eerste lokale kabelprogramma in Nederland uitgezonden . Nauwelijks een week later, o p 18 oktober 1971, startte de lokale omroep in het Limburgse dorp Melick-Herckenbosch . Naast ideele motieven waren duidelijk commerciele krachten aanwezig om de lokale omroep van de grond to krijgen (10) . Het was vooral om deze reden dat de minister van CRM (in overeenstemming met de minister van V&W) nogal paniekerig ingreep door het uitvaardigen van de zogenaamde Kerstbeschikking op 24 december 1971 . Hierin verklaarde hij een aantal artikelen van de Omroepwet van toepassing voor de lokale omroep . In de beschikking legde d e
46
minister
va st dat h e t ove r b r engen van plaatsel i j k e r ad i o- en w ijze v a n e x perim e nt ui ts lu itend
te l evisieprog ra mma ' s bij
w as toegestaan via dr a adomroepin ri chtingen in doo r
hem a a n
to w ijzen gemeenten (11) . Tijdens het monde li ng ove r leg in de Tweede K amer op 8 maa r t 1973 (12) de e lde de minister van CRM mede dat zes gemeenten zouden w orden aange we z en voor lokale omroep voor een experiment van maximaal twee jaar . Deze gemeenten w aren : Goirle , Zoetermeer ,
Dronten , M elic k- Herckenbosch,
Bijlmermeer en Devente r . A ls be l angrijkste
voor w aarden stelde de ministe r dat geen reclame mocht voor k omen in de uitzendingen e n dat er g e en gratis of goedkope mede w er k ing van het b e drijfsleven mocht worden gegeven .
De verant w oordel i jkheid voo r de programma ' s k w am
bij een representatieve cultu r e l e instelling to l i ggen .
Het liet z ich aanzien dat de lo ka le omroep een belangrijke lacune kon aanvullen : hij k wa m tegemoet aan de behoeften van specifieke groepen als universiteiten ,
wi jk- en buu r tbe woners ,
plaatselijke verenig i ngen enzovoort .
De
regering gebruikte zelf als a r gument dat "het gebrek aan communicatie in onze samenleving
- met name tussen overheid
en burgers en tussen burge r s onde r ling
- hie r door kan w orden
tegemoetgekomen" (13) . De zes experimenteer-gemeenten werden in dit verband als voorlope r s van de toekomstige plaatselijke omroep beschou w d .
Deze toe k omstver w achting w as voor vee l
gemeenten een e x tra argument om tot aanleg lijke cai over to gaan .
v an een gemeente -
Zo stelde wethouder Riezenkamp van
Rotte r dam dat de samenlevingsopbou w niet z ozeer behoefte had aan een ste r net met een veelheid aan mogelij k heden , veel meer aan lokale omroep (1 4 ) .
maar
In d i t opzicht hebben de
p l annen voor loka l e omroep een positieve in v loed gehad op de aanleg van kabeltelevisienetten op gemeentelij k e Schaal .
4 . 1 .4
Technolo g ische _ ont wi kkelin9en_en _ toekomst _ --- ------- -- -- --- ver w achtinge n Een t w eede bel a ngrijk aspect bij de ont w ikke -
ling van de centrale antenne-inrichtingen
w erd g e vormd door
de snelle vooruitgang in de telecommunicatietechnie k voo r al ook doo r de ver w achtingen voor d e aanzien daarvan bestonden .
to e komst d ie
en ten
De z e t e chnische ont w i kk elings-
mogelij k heden laten zich goed besch r ijven aa n de h an d van een reeks colloquia , maa r t 1 9 71
die in de per i ode o k tober 1970 tot
a an de TH to De l ft we r den g e houden , i n samen -
47
werking met de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (opgericht door het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs) . De discussie werd gericht op een in de periode 1980-1985 to bouwen nieuwe stadswijk : "Communicatiestad 85" . In deze colloquia, waaraan door een groot aantal deskundigen uit bedrijfsleven, PTT en TH's werd deelgenomen, stond het dan aan to leggen lokale telecommunicatienet centraal . Ten aanzien van de dienstverlening op telecommunicatiegebied werd voor 1985 een belangrijke uitbreiding verwacht, zowel in kwantitatieve zin (van de op dat moment bestaande voorzieningen), als in kwalitatieve zin . Zo zou de behoefte aan transportmiddelen voor de directe doorgifte van omroepprogramma's over lokale kabelnetten ongetwijfeld sterk toenemen (15) . Wat de kwalitatieve uitbreiding betreft werd het vermoeden uitgesproken dat interesse zou ontstaan voor het langs kabelweg bestellen en aanvoeren van audiovisuele informatie van velerlei aard, die in "teletheken" ligt opgeslagen en tegen betaling wordt afgespeeld . Bovendien diende men rekening to houden met onder andere : - de mogelijkheid van een toenemende vraag Haar beeldtelefoonverkeer (het aantal beeldtelefoon-aansluitingen zou echter waarschijnlijk in 1985 niet boven de
1% van
het aantal telefoonaansluitingen liggen, gezien de hoge kosten van deze dienstverlening ; - een sterk toenemende vraag Haar besloten televisie (bewakingsdiensten e .d .) ; - een mogelijke opbloei van bijzondere communicatievormen in het particuliere financiele verkeer (girofoon), in het telexverkeer (volksverreschrijver), in het instrumentele verkeer (cardiofoon), of in het documentenverkeer (tekentelefoon) . Dat een aantal verwachtingen achteraf bezien niet (volledig) zijn uitgekomen is in dit verband niet relevant . Rekening houdend met de toekomstverwachtingen van dat moment en met de enorme investeringen die met de aanleg van lokale kabelnetten gemoeid waren, stonden de volgende vragen over de uitvoering van de aan to leggen netten centraal : - moest bij de aanleg van een kabelnet op dat moment reeds rekening gehouden worden met eerder genoemde toekomstverwachtingen ; in dat geval zoo de aanleg van een coaxiaal sternet meer voor de hand liggen dan het tot dan toe steeds toegepaste aftaknet ; - zou er wellicht voordeel kunnen worden verkregen door combinatie en eventueel integratie van kabelvoor-
48
z ieningen voor de diverse diensten (met name telefonie en kabeldistributiesystemen) .
Beide vragen hebben betrekking op het centrale thema : hoe heeft, uitgaande van de technologische ont w ikkelingsmogelijkheden ,
de uitvoeringsvorm van kabeltelevisie-
netten zich ont w ikkeld ,
zow el in technisch als in exploi-
tatief opzicht ; is deze het resultaat van technisch - financiele afweging van de verschillende mogelijkheden ,
of is zij
veel meer bepaald door maatschappelijke factoren zoals (politie k e)
w enselijkheid of belangen van bepaalde instel-
lingen . Om deze vragen to kunnen beant w oorden zal allereerst nader
w orden ingegaan op de techniek van de
(centrale) antenne-inrichtingen ,
met de nadruk op de
verschillende netstructuren zoals die zich ont w ikkeld hebben .
4 .2 Technische aspecten van kabeltelevisiesystemen 4 .2 .1 Inleidin g Deze beschouwing over een aantal technische aspecten van kabeltelevisienetten, zal vanwege de omvang van de studie zoveel mogelijk beperkt blijven tot datgene wat van direct belang is geweest bij de discussie over en de ontwikkeling van de kabeltelevisie . In de eerste Brie paragrafen zullen enkele algemene technische aspecten van kabeltelevisiesystemen aan de orde komen, to weten : de bouwstenen, de opbouw en het signaaltransport . Verder zal nader in worden gegaan op verschillende aspecten van kiestelevisie . Nu reeds zij vermeld dat kiestelevisie niet specifiek aan een bepaald systeem van kabeltelevisie gebonden is, maar bij meerdere systemen toepasbaar . Het reeds eerder naar voren gekomen onderscheid in netstructuur (sternet en aftaknet), komt nader naar voren in de beschouwing over een viertal kabelsystemen, to weten het aftaknet, het meegroeinet, het mini-sternet en het DeltaKabel Sternet . De discussie over'de kabeltelevisie zou zich rond deze systemen toespitsen . De keuze van het meest geschikte systeem was ook van groot belang . "Immers, de keuze van een netfiguratie nu, bepaalt in sterke mate de omvang van de communicatievrijheid en -privacy in de toekomst", stelde de Omroepraad dan ook (1) . Ten slotte zal Hader worden ingegaan op de reeds gesuggereerde mogelijkheid to komen tot een integratie van het telefoonnet met het aan to leggen kabeltelevisienet .
49
4 .2 .2 . Bouwstenen van het kabeltelevisienet a . Antenne Voor de ontvangst van de verschillende radio- en televisieprogramma's werd bij een gai gebruik gemaakt van een bescheiden antenne op of nabij het betreffende huizenblok . Hiermee was veelal een redelijke ontvangst van binnenlandse en nabij gelegen buitenlandse stations mogelijk . Bij grotere cain konden de antennes op een veelal gunstiger plaats (bijv . op een hoog gebouw) worden geplaatst en kon men meer geld besteden aan antennes van hoge kwaliteit . Voor de ontvangst van verafgelegen stations is in de loop der jaren steeds weer gebruik gemaakt van Multi-Yagi-antennes en van paraboolantennes . Dit laatse type antenne, dat de worm heeft van een (segment van Pen) grote schotel is voor het eerst toegepast in 1972 ten behoeve van een cai in Rotterdam-Hoogvliet . Met een paraboolantenne is in het UHF-gebied een versterking van circa 30dB to bereiken, hetgePn een verbetering van circa lOdB ten opzichte van een conventionele Yagi-antenne betekende . Deze verbetering uit zich in Pen hogere beeld- en geluidskwaliteit . Een tweede voordeel van de paraboolantenne is de sterke richtingsgevoeligheid, waardoor minder storing wordt ondervonden van ongewenste zPnd?rs die op dezelfde of aangrenzende kanalen werken . Door het gebruik van hoogwaardige antennetechnieken is de ontvangst van buitenlandse zenders ook in het midden-westen van ons land op veel plaatsen mogelijk gewordPn .
b . Kabel In tege n stel l i n g
t o t de symmet ri sche drade n i n
telefoonleid in gen , W aarbij t w ee ge i soleerde ge l eide r s n aast el k aar l i ggen ,
is voo r centrale a n t en nesyst e me n vrijw e l
steeds gebru ik g e maa kt
van coa xi a l e
k abels .
Al l ee n he t
DeltaKabel Sternet zoals dat in de jaren 197 4 /1976 is aangeboden vormde hierop een uitzondering (tenzij anders is vermeld,
w ordt in het rapport steeds'op deze versie van het DKS
gedoe l d) .
Bij ee n coa xk abe l
is de ene gele i de r om de a n dere
aangebr a cht (zie f i g . 4 .1 ) .
De bi n ne n ge l e i de r w o r d t g evo r md
door een koperdraad, die precis in het midden van de kabel gef ix Perd ePn ko k Pr .
i s ; de b uit enge l eide r omsl ui t ee r stge n oemde a l s Tusse n de beide ge l e i de r s bevi n d t z ich isolat i e -
materiaal, het zogenaamde dielektricum .
Dit dielektricum kan
gehe?1 uit kunststof bestaan of uit een mengvorm van k u n ststof e n lucht .
50
Figuur
4 . 1 VerschillPnde kabelvorme n
coax zes G
coax twaal
CE coax achttien
EE
-9 samengeslago n coax achttio n
=trisc hM dQrpaa
Een dergelijke co-axiale ligging van de aders heeft het voordeel dat signalers met een zeer brede frequentieband (0 , 1- 1000 M Hz) getransporteerd kunnen w orden .
Als
gevolg van de gevoeligheid voor overspraak is bij symmetrische kabels de frequentieband in praktijk beper k t tot enige M Hz .
Over een coaxkabel is het mogelijk een groter
aantal programma ' s simultaan (FDM ) over to brengen .
51
Het verzonden signaal ondervindt in de kabel een verzwakking (de zogenaamde demping) die uitgedrukt worst in dB's (decibels) per 100 meter . Een verzwakking van 36B komt neer op een halvering van het signaalvermogen . De thans meest toegepaste kabels hebben een dpmping van rPspectievelijk 3, 6 en 12dB per 100 meter (bij 23 0 MAz) .
c . Actieve apparatuu r Doordat de signalers in de kabel verzwakken, moet het signaal onderweg, van antenne naar huiskamer, herhaaldelijk worsen versterkt . Bovendien vinden in het net op enkele plaatsen omzettingen plaats van het ene kanaal naar het andere . Voor al deze bewerkingen moet men gebruik makers van actieve apparatuur, waarvoor in de to bespreken periode uitsluitend nog transistorschakelingen werden toegepast .
4 .2 .3 Opbouw_van_het_kabeltelevisiene t - --- -r o te -Eeng c ai is onder to verdele n i n e n er z ij ds een l o kaal v er d ee ln et
( of hoofdnet,
k opp--!lnet) met
beh ul p w aa rv a n de v e r sch i l l e n de radio - en te l e v is ie s i g n a l e n naar
de wi j kc e n t r a w o r se n getranspo rt eerd en ander zi 3ds de
wijknetten die uiteindelijke verbindingen met de woningen ma ke rs . D e grootte v a n de wijken hangt s t er k of l ijk e oms t a n d ig hede n,
inaar varieert van
v a n p l aatse -
500 to t
2000
a ans lu i t ingP n . I nd i e n de totale g r ootte van de ca i b l i j ft tot ee n wij k ,
beper kt
vervalt vanzelfsprekend het lo k ale
verdeelnet . Het w ijkcPntrum is dan direct gecombinePrd of op korte afstand gelegen van het ontvangststation .
Lo ka a l
verdeelne t De verschillende signalers afkomstig van de
antenne w o r se n van h e t ont v angststa ti on naa r
het lokale
centrum getransporteerd . Van daaruit vindt het transport n aa r de ve r sc h ille nde wijk ce n t r a plaats . mogel i j k g eb r ui k ri n g v ormig
to ma k e rs va n een s t e r vo r mig
n et (zie f i guu r
zi n v ol de kabel
Hierbi j
is h et
n et of van een
4 .2) . In het l aatste geval i s het
in t w ee v oud u i t to vueren , z odat in geval
v a n k abe l b reu k he t s i g n aal t och ,
zij het met ee n la n gere w eg
( link som of re chtsom) , a l l e wijk centra kan berei k en .
Wi j k net Vanu it het wij kce nt rum w orse n de sig n alers via een groepsverst,:2rker en een eindversterker naar de woningaansluitingen g e v oe r d
(zi e fi g uur 4 . 3) .
He t n et van af de
52
eindversterker (hit zogenoemde haarvatennet) kan verschillende uitvoeringen hebben . In de loop der jaren zijn voor dit kostbaarste gedeelte verschillende varianten voorgesteld en uitgevoerd . F i g uur 4 .2 Opbou w van ee n g ro o t k a b e l d i s tri b u t i e ne t
STER I C C CM T POM
u D
TRA lC<M10T [RY C R
A 4T L N M fi COAXIALL
[ A EC L
PON rl I
Lai
la~~ ^
a g~-L
āŗ106 R AMY A A AW'lOU P
H [OKAAL CENT
---_~_ ,
LI-I
~ 1,
L~vJ
r
\\~ .)
Q
fal
0-
^
~
J
t
~IJ
R I F GYO R N tG lO[AAlY(QO[klM( i
Bron : Kabeltelevisianota .
53
Fig uur 4 . 3 O p bouw v a n een gr o ot wijkdistributiene t ~ ni -w[ r --ā¢-- ~
M Ul A rTA t[A6C LIIET (IlA Af '/A TI M IIFI )
u, .,a 1Mu.
I
I
. uc snā¢ur
I
41
.āŗ.
61p l P t Vl Q 1 1M 1Q
no 1~f~4L C[M ~Y
~n cun ~r u:
r[nnerniN mtunt w N iu uriu*r u w . ..Q- a.euintr t%+
or
-4~ u~ .Mu rt w T
ui
nu
. .amr~uua+ ~~
uea ow MN nwSnni r ā¢ 1 A% {L 6001 OR Y 144M ILL4 CW 1 LL [ IA. L ā¢ A L tAN H[R 1CI R191w
*) KT o HI w i m[ m KT w Il~CIwT M Y
u ot uinrtnnni n
Bron :
K abeltelev 151 ? ROt3 .
Zo worden bij het rijgsysteem de aansluitdozen in de woningen eenvoudig door een kabel aan elkaar geregen . Dit systeem, dat in de begintijd vPel werd toegepast in gain (vooral in hoogbouw), mag sinds 1 januari 1978 niet meer aangelegd worden, vanwege de onmogelijkheid een woning of to sluiten, de storingsgevoeligheid en de grote problemen bij het opsporen van een storing . Bij een aftaknet is elke aansluiting met een eigen kabel door middel van een zogenoemd aftakelement verbonden met een centrale kabel . Deze centrale kabel kan bijvoorbeeld tegen de Bevel, in een kabelschacht of -Boot of ondergronds zijn aangebracht (zie fig . 4 .4) .
F i guur
4 .4 Ee n afta kn et
54
Een derde mogelijkheid voor de uitvoering van het wijknet is het sternet . Hierbij is het laatste gedeelte van het net vanaf de eindversterker stervormig uitgevoerd, zodat elke woning met een eigen kabel aan een concentratiepunt is verbonden (zie fig . 4 .5) . In de loop der jaren zijn verschillende sternetsystemen ontwikkeld die zich vooral onderscheidden in het aantal aansluitingen per concentratiepunt . De drie concPpten die ter discussie hebben gestaan, to weten het DeltaKabel Sternet, het Robert Schmitz meegroeinet en het mini-sternet, zullen evenals het aftakne t ve rd e r o p n ader w o r d en besch ouw d .
F i qu ur 4 . 5 Een s t e rne t
4 .2 .4 Transport van-r-adio- en televisieprogramma's ----- -------------------Bij het transport van omroepprogramma's via de kabel zijn de mogelijkheden en beperkingen van de op een zeker moment bestaande (televisie-)ontvangers, sterk bepalend geweest . Van oudsher waren televisietoestellen geschikt voor ontvangst in de VHF-band (zie Appendix A) . Eind vijftiger jaren was dit al een van de belangrijkste redenen om van het draadtelevisiesysteem over to gaan Haar het cas, dat gebruik maakte van de VHF-band . Ook in gain werd steeds de VHF-band toegepast . Het maximale aantal to distribueren programma's was op deze manier beperkt tot zes, daar het gebruik van nabuurkanalen niet goed mogelijk was . De vanaf 1962 verkochte televisie-ontvangers waren eveneens geschikt voor ontvangst in de UHF-band . Door ook in het kabelsysteem UHF-transmissie toe to passen ontstond hierdoor de mogelijkheid het aantal kanalen to vergroten . Ook in de UHF-band is als gevolg van de gebrekkige selectiviteit van de televisietoestellen nabuurontvangst niet goed mogelijk, zodat (in Principe) het maximale aantal to verzenden televisieprogramma's 24 is (2) (zie fig . 4 .6) .
55
E?n probleem dat bij het gebruik van UHFtransmissie naar voren komt ,
is de hoge demping die het
signaal in de k abel ondervindt ; de demping neemt namelijk toe me t de fr eque n t ie . Hier d o o r zijn o ver e e n be p a ald e a fs t a n d meer v e r ste rk e r s no od zak e lijk of me n moot gebruik maken van ee n ka b el met een kleinere d emp ing . s in g en zijn k os tenv e r hoge n d .
Be i de opl o s -
In het l o k a le v er d e elnet
de afstanden relatief groot zijn)
( w aa r
w ordt om doze reden zoveel
m ogeli j k g e b ru ik g em aakt van VHF -tran s mi ssi e d o o r oo k d e niet voor omroep bestemde n oe m dP S ( spec ial e)
k analen to benutten .
Doze zogP-
k a nal e n be v i nd e n zi ch t u ss en b and
ba n d III (10 4- 1 74 MHz)
e n t usse n ba n d I II
e n de
I I en
bo v e n g r ens
van het VHF-gebied (220-300 M Hz) (zie ook fig . 4 .6) .
F i guu r 4 .6 De freq u Pn ti ebanden v oo r geb r ui k i n k abel t e le vi sienett e n
n n ----- i-- T --- I I
47 G!
I S
W-rati 174
IT
s
2 1#
loo
478
840 Mlx) fraq .arlla
Sal
In Principe is het mogelijk gebruik to maken van S-kanalen tot aan de televisie-ontvanger . Doze moet hiervoor dan wel geschikt zijn of geschikt worden gemaakt met behulp van een home-convertor . Deze oplossing ter vergroting van het aantal kanalen worat wel toegepast bij oude netten die niet meer voor UHF-transmissie geschikt to maken zijn . Als gPVOlg van in- en uitstralingseffecten bestaat bij het gebruik van S-kanalen op deze manier het gevaar van storingen door en van radiodiensten die op dezelfde frequentie werken . Het zou later gebruikelijker worden worden de omzetting van S-kanalen naar UHF-kanalen collectief to verrichten voor een groep aangesloten woningen tegelijk . De convertor bevind zich dan in de eindversterker, in de groepsversterker of in het wijkcentrum . Men spreekt in dat geval van een VHF/UHF-systeem . Bij het goedkoper worden van VHF/UHF-versterkerapparatuur is het rPCOnversiepunt steed s m ee r
b i j het wi j k ce n t ru m k omen t o
l i gge n .
H e t i s mogel ijk r e e ds b i j de aa n leg VHF -net rek en ing
VHF/U HF - syste e m i n de gesc h i ed e n d o o r
van een
to ho u de n me t Pe n mog eli j k e u itb re id i ng t ot t o ek omst . Di t k a n dan
t o zijn e r t i jd
h e t een vo u d i g bijp l aa t s e n van v e r ste rk e r-
apparatuur . M en spreekt in dat geval van een "VHF-geschikt/ UHF-voorbereid"-systeem .
56
Een geheel andere manier om tot een groter aantal kanalen to komen is toegepast in het nog nader to bpspreken meegroeinet . Hierbij is meervoudig van de VHF-band gPbruik gemaakt door elke aansluiting to voorzien van 2 o f 4 coaxkabeltjes . Elk kabeltje heeft een capaciteit va n 6 VHF-kanalen, zodat in totaal 12 of 24 programma's kunnen worden overgebracht . Naast het toepassen van VHF- en UHF-banden is het ten slotte ook nog mogelijk gebruik to maken van een veel lagere frequentie, namelijk van de HF-band . Dit was reeds voorgesteld bij de draadtelevisie, Bind vijftiger jaren . In combinatie met kiestelevisie werd deze mogelijkheid gepropageerd door de firma Deltakabel (het DeltaKabel Sternet) . Bij HF-transmissie kunnen goedkope symmetrische kabels worden gebruikt . Een nad?el is echter dat bij elke abonnPe Pen convertor moet worden geplaatst voor zowel radio als televisie .
Recapitule r e n d z i j n de v o l ge n de
tra nsm i ss ie systemen v a n
be l a n g : VHF - sys t eem -i n
rij g - e n afta k nette n, z o a ls
in v e e l (o u de r e) ga in ;
capaciteit : 6 tv-programma ' s - meeg r oP in et ; c a pac it ei t :
2 x6
of
4x 6 p r ogr a rnma ' s ,
met
behulp van k i estelevisie uit to breiden tot nx6 programma' s - met gebrui k ma ki ng v an .S -k analen to t de abonnee comb in at i e me t ee n home-co n ve r tor ;
in
c a pac i teit : 12
a 14
programma's (3) . VHF/UHF - systeem -i n aftaknetten ; ca p aci teit
i n pr in cipe 25 a 30
programma ' s, veelal echter beperkt tot 20 als gevolg van d e m ax im al e capac i t e it va n
he t
hoofd n e t
(2) .
V HF - g e sch ik t/U H F - voo r be r eid -VH F -n et ,
dat do o r
he t bijpl a atse n v an ve r sterke r s
VHF/UHF - g e sch ik t t o make n i s . H F -n e t -in comb in a t ie me t
kies tel e vi s ie in het D eltaKab e l
St ern e t ; capacitei t af h a nk e lijk v a n h oofd n et en
ki e z ers .
57
kanaa l - met gebruik zonder gebruik nummers nabuurkanalen nabuurkanale n
VH F
UHF
band I
47-68 b)Hz
2- 4
band II
87,5-104 MHz
band III
17 4 -230 MHz
band IV
470-582 MHz
21-34
band V
582-860 MHz
35-67
3
2
16 FM -radioprogramma' s 5-12
8
4
14
7 33
58
17 30
4 .2 .5 Kiestelevisi e Bij kiestelevisie is elke abonnee, via een individueel leidingenpaar, aangesloten op een "kiescentrale" (zie fig . 4 .7) . Voor Plke aansluiting bevindt zich in de centrale een (al of niet elektronische) kiezer, die vanuit de woning op afstand bestuurd kan worden . Vanuit de centrale, waar het totale programmapakket aanwezig is, behoeft dan maar ePn of ?Pn beperkt aantai programma's Haar de abonnee overgestuurd to worden ; alleen dat programma(pakket) dat de abonnee heeft aangevraayd, bijvoorbeeld mct behulp van zijn kiesschijf, wordt verzonden .
F i g uur 4 . 7 Kie s t el evi s i e
Een eerste voordeel van kiestelevisie is de mogelijkheid een zeer groot aantal programma's to distribueren, zonder dat de transportcapaciteit van de kabel (tussen abonnee en centrale) of de ontvangstcapaciteit van de (televisie-)toestellen vergroot behoeft te worden . Dit voordeel is ook van belang bij de economische afweging, daar bij kiestelevisiesystemen gebruik kan worden gemaakt van kabels met een geringe transportcapaciteit (dus goedkoper) .
58
Een tweede voordeel is de mogelijkheid om abonnees per programma (al of niet m .b .v . een abonnement op het dpsbetreffende kanaal), to laten betalen (paytelevision) . Bij systemen zonder kiesmogelijkheid krijgt elke abonnee het totale programmapakket aangeboden, ook de programma's waar hij (bijv . vanwege taalproblemen) toch Been gebruik van rnaakt . Overigens is het in principe ook zonder kiestelevisie mogelijk bepaalde programma's beschikbaar to stellen aan alleen die abonnees, die bereid zijn daarvoor extra to betalen of anderszins daarvoor in aanmerking komen (de zogenaamde programmasegmentering) . Deze extra programma's worden dan gecodeerd (scrambled) uitgezonden, opdat aleen abonnees met een speciale decouer (descrambler) ze kunnen ontvangen .
Doordat elke w oning individueel galvanisch v e r bo n de n moet
z ij n me t de k iesce n t r ale ( 4 ) ,
die n t de
st r uctuur va n bet kab e l n et ste r vo r m ig t o zi jn . tr a t iepunt va n het ste r net cent r a l e .
v e rvu l t da n de
Overigens is bet n i e t z o dat el k
moet m a k en v an k iestelevis i e . A lleen het
E lk concen -
r o l van kie sste rn e t gebru i k
n og to besp r e ke n
DeltaKabel S ter net heef t ee n zo ge ri nge t ra n spo rt c a paci t e i t (ee n telPV i sie k a naal + de F M-r adio k analen) , televisie i n heren t aan bet systeem i s .
dat k i es -
De omvang
v a n een
kies-televisiesysteem k a n z o w el v arie r e n w at betref t het aantal aansluitingen per concentratiepunt (tot 300 bij bet Delta K abe l S t P rn e t ) ,
als w at bet r e ft bet a an t a l p r ogr a mma ' s
w aaruit gekozen k a n w o r den . N a a st het doo r geven van b i n n e nlandse en buitenlandse programma ' s ,
heeft men bij dit
l aa t stP oo k w el gedacht aan z eer g r ote a a nta ll e n prog r a mma ' s (bijv . 1 0 . 0 0 0) ,
d i e met be h ulp v a n vi deo r eco r de r s en
- pla t enspele r s t er beschikking v an de abonne e s konden w o r de n g e s t eld .
De z e mogelijkhe i d had m e n oo k
reeds ti j dens het
te l ecommun i ca t ieco ll oq ui um Commu n icat i estad 85 v oo r ( zi e
4 .1 . 5) .
t e l etheek ,
og en
De koste n v an een dergel i j k e v i deoth e e k ( of
med i athee k,
e nz . ) vo r mden ec h te r ee n bepe rk e n de
fac t o r . D oorda t e lke a b on n ee m e t ee n ind ivi d u e l e ka b e l verbonden is aan een centrale , d in g oo k
is bet mogelijk deze verbin-
voo r ( breedba n dig ) ret ou rv e rk ee r to geb ruik en ;
abon nee k a n
el k e
i n form atie Haa r d e ce n t r a le verzend e n
("upstream") . Hiermee zijn verschillende vormen van tweerichtingsverkeer mogelij k, enzovoort .
zoals girofoon, tekentelefoon ,
Bij volledig breedbandig twenrichtingsverkeer
spreekt men over beeldtelefonie . tele v is i e
Ook bij een voor kies-
inger i cht s t e rn e t z i jn de e xtra k ost en v oo r
be el d -
59
telefonie Pchter zeer hoog vanwege de benodigde capaciteit i n het h oofdnet en de ki esappa r atu u r .
De PTT zou da n oo k de
voorkeur geven aan een afzonderlijk net voor breedbandig tw PP r ichti n g v e rk ?e r .
Ee n p r obleem b i d
k iestele vi sie onts t aat
i ndien de abo nne e m e t een tw eed e t o e s t el ge l ij kt ijd i g ee n antle r pr og r a mma( - pa kk et)
wi l o n t v angen . In dat geval
i s een
voll ed ige tweede aa n slu i ti n g noodzakelijk .
4 .2 .6 Aftakne t Het afta k net (5) vo r mt de meest v oo r de hand om r oepprog r amma ' s .
De aa n s l uit i nge n w orden van signaal
v oo rz ien door een gemee n schappe l ijke kabel .
El k e w o n ing
w ordt me t be hul p va n ee n z oge n oemd afta k elem e nt dat buiten de w oning bev i ndt ,
z ich
aan de gemeenschappe l i jk e kabel
gekoppeld . In ee n aftaksysteem ve r voert de kabel alle besch ik ba r e programma ' s
in FDM-l igg i ng (z i e Appendi x A) .
Ind i en gebruik gemaa k t w ordt v an de VHF-band ( z oa l s aanvan kelijk gebruikelijk was) is het maximale aantal kanalen 6 . D oor het bij plaatse n van daa r voor bestemde v e r s t e rk ers , zijn veel aftaknetten ook geschikt to maken voor UHF-transmi ssie . In de lite r atu u r o v e r k ab elt elevis i enette n b e sto n d sternet .
n ogal ee n s v er w ar ri ng ove r de beg r ippen afta kn et en Zo
i s een m i n i- ste r ne t
op to vatte n als een afta k-
net , w a ar b i j de afta k eleme nt en va n ee n groep w o ni nge n 10 - 20) op ee n p l aa t s
zi jn geconce n t r eerd .
afta k net op t o v atte n als ee n aansluitingen per ste r punt . aftakelementen .)
W an n eer
(c a .
A n de r zijds is een
ste rn et m et ee n of e n ke l e
(Er zijn bijv .
viervoudige
i n d e ze stud i e he t w oo r d
" aftaknet "
z ondPr ve r de r conmentaa r i s gebru i kt zal slech t s de st ru c t u u r w o rd e n bedoe l d zoals h i e rv oo r besch r eve n .
F i gu ur 4 . 8 Het aftakne t
60
4 .2 .7 M??groeinet (6 ) De eerste plannen voor een coaxiaal sternet, dat later zou uitgroeien tot het meegroeinet, kwamen Haar voren tijdens de colloquia aan de TH Delft, Communicatiestad 85 . Van belang hierbij is vooral een conclusie van het eindverslag : "Aangezien CS 85 (het lokale teleconununicatienet voor communicatiestad 85) "compatibel" moet zijn met andere netvormen, respectievelijk bPStaancie conversatiesystemen en distributievormen, zal het nieuwe net een grote flexibiliteit moeten vertonen voor met name de overgangsfase" . Zo was ook een van de uitgangspunten dat alle bestaande televisie-ontvangers to gebruiken zouden moeten blijven . In het eerste concept werd gedacht aan ee n sternet met circa 200 aansluitingen per concentratiepunt, waarbij elke aansluiting was opgebouwci uit 4 mini-coaxkabeltjes van circa 1,5 mm buitendiameter (zgn . mini-coaxquad) . Dit systeem was geschikt voor : 1 . omroepdistributie, 4x6 programma's in de VHF-band ; 2 . telefonie, 2 telefoonaansluitingen per woning ; 3 . uitbreidingsmogelijkheid voor beeldtelefonie en/of kiestelevisie . De kosten werden per aansluiting ongevee r f 100,-- hoger geschat, dan die van een aftaknet . Doordat echter de telefoonaanleg automatisch mee geschiedde zou het systeem uiteindelijk toch voordeliger zijn . Bovendien was hiermee direct de vooraanleg voor beeldtelefonie en kiestelevisie gerealiseerd . Met dit concept probeerde men een compromis to vinden tussen het goedkope en eenvoudige aftaknet en een volledig breedbandig tweerichtingsverkeersnet dat geschikt was voor kiestelevisie en beeldtelefonie . Zeker in de uiteindelijke realisering (die nog eenvoudiger van opzet was) wend met dit zogenoemde "meegroeinet" getracht de investeringen niet hoger to laten oplopen dan voor een distributief net verantwoord was, maar anderzijds de weg voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen geheel open to houden .
In de jaren na de colloquia is aan de TH Delft verder onderzoek verricht (7), waarbij onder andere de mog?lijkheid van het gebruik van elektronische kiezers werd aangetoond . Vanuit de daarvan verkregen gegevens is door d e
61
firma Robert Schmitz Consult Engineering to Zaltbommel een op de praktijk gericht systeem ontwikkeld . In het uiteindelijke ontwerp (in de periode 1974/1976) is elke abonnee met behulp van twee coaxiale kabeltjes aangesloten op een kabelverdeelpunt (zie fig . 4 .9) . Dit kabelverdeelpunt (kvp) is to beschouwen als een gecombineerde groeps- en eindversterker die door een meervoudige coaxiale kabel vanuit een wijkcentrum wordt gevoed . Bovendien kan in het kvp per abonnee een elektronische kiezer worden opgenomen . In eerste instantie is dit echter niet nodig, daar zonder kiezer reeds 2x6 programma's kunnen worden verzonden . Over elk kabeltje kunnen namelijk zes televisieprogramma's (in de VHF-band) en de EM-band worden getransporteerd .
F ig uur
4 . 9 Het meegroeine t
Indien meer dan 12 programma's gewenst zijn, is het mogelijk in het kvp een zogenaamde pakketkiezer aan to brengen die de abonnee op afstand kan bedienen . Elk gekozen pakket bestaat steeds uit maximaal 6 programma's . Op deze manier is segmentatie van het progranuna-aanbod, dat wil zeggen bepaalde programma's (al of niet tegen extra betaling) alleen aan bepaalde abonnees aooryeven, eenvoudig to realiseren . Zonder kiezers is segmentatie tot twee pakketten van zes programma's mogelijk .
4 .2 .8 Mini-sterne t Het mini-sternet (8) is een stervormig net, waarbij circa 10 a 20 abonnees op een concentratiepunt zijn aangesloten . Elke aansluiting wordt gPrealiseerd met behulp van een individuele coaxiale kabel, die met een gemeenschappelijke aftakdoos is verbonden . Door het kleine aanta l aansluitingen per sterpunt kunnen de aansluitkabels kort blijven, zodat het net VHF- en UHF-geschikt to maken is . Het mini-sternet is een vrijwel gelijktijdige winding van het staatsbedrijf der PTT, de NV Philips en he t
62
adviesbur P au Jelgersma (KAI Woerden) . Dit vroeger ook wel aftaksternet genoemde net is ontstaan Haar aanleiding van de discussie over de voor- en nadelen van aftak- en sternetten in . 1974 . Tegenover de grote mogelijkheden van (volledige) sternetten, stelden de voorstanders van aftaknetten, bat er geen reden was om op de duurdere sternetconfiguratie over to gaan, daar het aftaknet in distributieve zin voldoende capaciteit had voor de eerste tien jaar (9) . Het mini-sternet vormde in deze zin een compromis .
De aanleg van het net
was zeker niet duurder dan dat van een aftaknet, terwijl toch de weg voor de toekomst were opengehouden voor een mogelijke ontwikkeling wat betreft kiestelevisie . Bovendien kon het mini-sternet voldoen aan de behoeften van exploitanten om to komen tot een netconstructie die effectief en goedkoop aan-
en afsluiten mogelijk maakte . Wat dat betreft
was het m i ni-sternet duidelijk in het voordeel ten opzichte van het aftaknet, daar bij het eerste systeem alle manipulaties in een centrale kast aan de openbare weg verricht konden worden . In de discussie over de goedkope (distributieve) aftaknetten, en de op de toekomst gerichte sternetten, is het mini-sternet to beschouwen als een nog verdere vereenvoudiging ten opzichte van het meegroeinet . Door een groter aantal sterpunten bij het mini-sternet zal de eventuele invoering van kiestelevisie gecompliceerder zijn dan bij het meegroeinet . Anderzijds moet men bij het meegroeinet in een eerder stadium overgaan tot kiestelevisie : reeds bij overschrijding van het programma-aantal van 12 . Bij het mini-sternet is de maximale capaciteit in veel g-evallen 30 (televisie)programma's, zonder gebruik van kiestelevisie .
4 .2 .9 DeltaKabel_Sternet_ J DKSZ (10) ---------- ------Een ten opzichte van andere antenne-inrichtingen op belangrijke punten afwijkende netconfiguratie is het DeltaKabel Sternet . Het net vormde een directe kopie van het Dial-A-Program sternetsysteem van het Britse concern Rediffusion . Hit werd op de markt gebracht door de in 1973 opgerichte project-ontwikkelings- en exploitatiemaatschappi j Deltakabel . Het DKS is onder to verdelen in een ontvangststation, het hoofdnet en de abonneenetten (zie fig . 4 .10) .
63
Figuur 4 . 10 Het DeltaKabel Sternet
nooianeti Het ontvangststation verschilt niet van dat bij andere netconstructies . Het hoofdnet, dat de kiescentrales van signaal vorziet, bestaat uit 3 multicoaxkabels, dat wil zeggen een drietal kabels die ieder op zich zijn samengesteld uit 12 kabeltjes van het type coax-12, ieder 7 mm dik . Het abonneenet levert de verbinding van d e kiescentrale met de woning : elke woning is met behulp van een lange kabel van twee symmetrische aderparen (een zg . "quist"), verbonden met de kiescentrale . In de eerste opzet verzorgde eike kiescentidle circa 3 00
aansluitingen ; dit
aantal is later teruggebracht tot maximaal 200 . In de praktische uitvoering is steeds een aantal abonneeverbindingen binnen een ommanteling samengevoegd tot een 24-aderige kabel . Via een aderpaar kan een televisieprogramma in lage frequentieligging (HF, 3-10 MHz) worden getransporteerd . De radioprogramma's (FM) krijgt de abonnee via het andere aderpaar thuis (in een iets hogere frequentieligging : 12-25 MHz) . Doordat slechts een televisiPprogramma Haar de abonnee wordt verzonden is het DKS vanaf het begin als kiestelevisiesysteem uitgevoerd . In de eerste opzet maakte he t gebruik van elektromagnetische kiezers, door de abonnee op afstand bediend, met behulp van een kiesschijf . Het aantal to ontvangen programma's, dat slechts werd beperkt door de capaciteit van de kiezer, respectievelijk die van het hoofdnet, was 36, maar kon uitgebreid worden tot 108 . In latere opzetten was de begincapaciteit ook wel 12 (11) . Daar in het DKS zowel het televisieprogramma als de FM-radioprogramma's in een lagere frequentieband worden getransporteerd dan gebruikelijk is, moeten beide ontvangers worden aangepast met een convertor . Anderzijds heeft het DKS het voordeel dat alle televisietoestellen geschikt blijven : de convertor zet het programma steeds in
64
eenzelfde kanaal in de VHF-band on, zodat geen problemen ontstaan voor toestellen zonder UHF-tuner of met een beperkt aantal voorkeurtoetsen . Met behulp van het DKS is op eenvoudige wijze segmentering mogelijk ; betaling kan per programma geschieden . Bovendien is in principe tweerichtingsverkeer mogelijk . Berichten of (televisie)programma's kunnen vanaf de abonnee "stroomopwaarts" Haar de kiescentrale worden verzonden, en van daaruit Haar een willekeurige andere abonnee . D e capaciteit van het hoofdnet (108 kanalen) vormt hier echter een beperking . Bovendien is voor een dergelijk gebruik van het net toestemming van de minister van Verkeer en Waterstaat nodig . De reeds eerder aangegeven eigenschap van kiestelevisiesystemen dat slechts een programma tegelijkertijd ontvangen kan worden, vormt een belangrijk nadeel van het DKS-systeem .
De hierboven uiteengezette systeemopzet beschrijft het DKS zoals het in eerste opzet wend gepresenteerd en als zodanig onderwerp van discussie was tijdens de politieke debatten van 1974-1976 . Nadien is het systeem, on aan de technische eisen van de PTT to voldoen, gemoderniseerd, met name wat betreft de uitvoering van de kiezers . Deze zijn thans volledig elektronisch .
4 . 2 . 10 Evaluatie _ s y steme n In deze paragraaf zal w orden getracht de systemen d i e (in 197 4 /1976) te r d i scussie stonden op de belangrijkste punten met elk a ar to vergelijken .
De z e verge -
l i jking pretendeert niet volledig to zijn ; zij tracht slechts enig inzicht to verschaffen in de belangrijkste mogelij k heden en beper k ingen van de verschillende netten . zal w orden ingegaan op de dist r ibutieve eigenschappen ,
Er
op de
k osten en op de niet-distributieve eigenschappen van de verschillende netconfiguraties .
Expliciet zij vermeld dat
het bier gaat om systeemuitvoe r ing e n zoals die in genoemde periode ter discussie stonde n .
Inmiddels zijn deze systemen
(sours ingrijpend) ge w ijz i gd .
Distributieve eigenschappe n a) Het aantal door to geven programma ' s .
Zo wel bij afta k -
netten als bij mini - sternetten , w ordt het aanta l
televis i e-
kanalen bepa a ld door het gebruikte signaaltranspo r tsysteem . Er
kunnen in al l e geva l len zes standaard VHF-kanalen w orden
doorgegeven .
Het geb r ui k van S - kanalen in combinatie met ee n
65
home-convertor brengt het totaal aantal op 14 . Het maximale aantal van 30 kanalen is to bereiken door gebruik to maken van zowel de standaard VHF (6) als de standaar d UHF-kanalen (24) . Hierbij past de PTT in het lokale verdeelnet veelal wel S-kanalen toe . Het maximale aantal door to geven programma's is in praktijk veelal beperkt tot 20 . In het Robert Schmitz meegroeinet is het maximale aantal kanalen in eerste instantie 12 (2 pakketten van 6) . Door het bijplaatsen van kiesapparatuur is dit aantal uit to breiden tot veelvouden van zes programma's . Het maximale aantal wordt slechts beperkt door de capaciteit van het lokale verdeelnet, respectievelijk de capaciteit van de kiezers . Dit laatste geldt ook voor het DeltaKabel Sternet dat direct als kiestelevisiesysteem fungeert . In eerste opzet is het net gedimensioneerd op de doorgifte van 36 televisieprogramma's . Het aantal door to geven radio-programma's (FM) is voor alle systemen gelijk, namelijk 16 ~ 17 ; bij een juiste kanaalkeuze biedt de FM-band overigens ruimte voor meer programma's .
b) Van direct belang bij het aantal door to geven televisieprogramma's was de geschiktheid van de op dat moment in gebruik zijnde toestellen . De meeste toestellen waren wel geschikt voor zowel VHF- als UHF-ontvangst, maar het aantal voorkeurtoetsen vormde vaak een beperking . Het merendeel van de televisie-ontvangers in 1975 had niet meer dan 6 a 8 afstemorganen die door middel van voorkeurtoetsen ingesteld konden worden op een bepaald kanaal (12) . Uit een onderzoek van Deltakabel in 1977 in de Brie grote steden bleek dat slechts circa 36% van de toestellen beschikte over 7 of meet kanalen en slechts 24% over 8 of meet kanalen (13) . In principe is het mogelijk steeds een ander kanaal to kiezen door de voorkeurtoetsen to verdraaien . Buiten het feit dat deze toetsen hier veelal niet op berekend zijn levert dit voor veel mensen problemen op (14) . Deze beperkte ontvangstmogelijkheden van televisie-ontvangers vormde (vormt) vooral een nadeel voor systemen die voor uitbreiding van het programma-aantal boven de zes gebruik maken van Frequency Division Multiplex (F .D .M ., zie Appendix A), zoals aftak- en mini-sternetten . Het meegroeinet maakt gebruik van pakketten van 6 programma's in de VHF-band, zodat hierbij Been problemen zijn . Bij het DeltaKabel Sternet zou zelfs een voorkeurstand voldoende zijn .
66
c) Inpassing v an bestaande g a in .
I n v e el pla a tsen w aar een
cai w e r d aangelegd , w a r en r e eds gemeenschappelij k e a n tenne inrichtingen a a n w e z ig . A fhan ke l i j k van de kw al i t eit van de betreffende gai kon men beslu i ten to t
i n tegr a tie (eventueel
me t k le i ne modif i caties) of tot liqu i datie gecomb i neerd met n i eu w e aanleg . Daar oudere gain allemaal als F . D .M .
aftak- of
r ijgnet zijn uitge v oerd , k u n ne n z ij eenvoudig door aanslui ting op het w ij k centrum of groepsve r ste r ke r mini - sternet ge i nteg r ee r d w o r den .
i n een afta k- of
Voor aanpassing
v an gain
aan het DKS d i ent el k door t o geven televisieprogr a mma eerst omge z et to w orden naar een k anaa l
in de VHF- of UHF-band .
Integratie van gain in het meegroeinet vormt geen p r oblemen , voor zover het aantal kanalen beper k t blijft tot zes . Daarboven moeten omzetters Haar de UHF-band w orden toegepast . B i j volledige vervanging van de gai door een nieuw aan to leggen net ,
kunnen zich in het geval van een
sternet (meeg r oeinet en DKS) problemen v oordoen doordat de aan wezige buisleidingen (ducts) to sma l zijn om meerdere kabels door to leiden .
Aan wezige kabelschachten en -goten
w aren veelal sl e chts berekend op een kabel (voor een rijg net) .
d) Segmentering .
Programmasegmen t er i ng is het beschikbaar
st e llen van (bepaalde) programma ' s a l leen aan abonnees die daa r voor bereid zijn extra to betalen of tot een bepaalde deelgroep van aangeslotenen behoren .
Segmentering heeft
e x tra administ r atieve w erkzaamheden tot gevolg en verhoogt de e x ploitatiekosten . betalingssysteem op ,
Anderzijds levert het een eerlijker daar de abonnees alleen voor de
programma ' s die ze w erkelijk
wi llen ontvangen beho e ven to
betalen . In kiestelevisiesystemen als het meegroeinet en het D K S is segmente r ing eenvoudig to netten die w erken volgens het F . D .M .
r ealise r en .
Bij
Principe is segmen -
tering mogelij k door bepaa l de programm a' s in gecodeerde worm (sc r ambled) to ver ze nden . A lleen bep a alde aangeslotenen kunnen deze ontv a ngen met een speciale decoder (descrambler) . In het meegroeinet is zonde r
geb r ui k v a n
segmentering in tw ee pa kk e t t e n mogel i jk , abonnee is aangesloten met t w e e
k iezers r e eds een doordat e l k e
indiv i duele kabels .
Kosten Het ve r gelij k en v a n de koste n
van aa nl e g van
de v e r sch i l l ende systeme n vo r md e een mo ei l i jke t o ma k e n met ste rk
z aak . M en h a d
uiteen l op e nde p r a k tijks i tuat i es ,
die,
67
afhankelijk van het systeem, de kosten voordelig of juist nadelig konden beinvloeden . Te noemen zijn bijvoorbeeld verschillen in bebouwingsdichtheid, verdeling over hoogbouw en laagbouw, de aanleg van kabels langs de Bevels of in de grond, aanleg tijdens of na de bouw, het al dan niet gelijktijdig aanleggen met andere vorzieningen als telefoon en elektriciteit, enzovoort . In de kostenvergelijkende studie (1975) van de PTT (15) werd uitgegaan van een gestyleerde woonwijk van 1000 woningen (laagbouw) met een bebouwingsdichtheid van 40 woningen per hectare . Het resultaat hiervan is afgebeeld in figuur 4 .11, waarbij de geindexeerde relatieve kostprijzen van diverse systemen als functie van het aantal televisiekanalen is weergegeven . Uitgezet zijn : - het VHF-sternet, dat wil zeggen het meegroeinet , - het VHF-net, met gebruikmaking van S-kanalen + homeconvertor, (al dan niet UHF-voorbereid) , - VHF/UHF-net, zowel bij collectieve conversie voor 100 aansluitingen, als voor 1000 aansluitingen .
68
Figuur 4 .11 Kost p ri j svergeli j king door de PTT
M Y O O
M d
Br o n : Kabeltelevis i enota .
Geen rekening is gehouden met de kosten van een voortijdige aanschaf van een nieuw toestel als gevolg van een to klein aantal voorkeurtoetsen . In de kostenstudie van de PTT is niet het DKS opgenomen, daar tussen Deltakabel en PTT over een aantal zaken geen overeenstemming kon worden bereikt . Op verzoek van de staatssecretaris voor V&W is door PTT en Deltakabel alsnog
69
een rapport opgesteld (okt . 1975), waarin de volgende punten naar voren kwamen (16) : a) berekening van de kostprijs per aansluiting bij toepassing van DKS in vergelijking met de kostprijs per aansluiting in aftaksystemen ; b) berekening van de extra kosten per aansluiting bij toepassing van het DKS, indien wordt voorgeschreven dat het hoofdnet zal moeten bestaan uit coax-3 kabels ; c) een berekening van de extra kosten, Welke de consument zelf moet maken bij uitbreiding van de capaciteit van aftaknetten tot meer dan 6 kanalen, vergeleken met de kosten indien deze consument is aangesloten op het DKS . Ook in dit rapport konden PTT en Deltakabel weinig overeenstemming vinden : a) de PST kwam tot een kostprijsberekening voor het VHF/UHF-net die circa 20% lager was dan die Welke door Deltakabel was opgezet . Dit verschil ontstond doordat de PTT bij zijn berekeningen niet uitging van de bestaande PTT-voorschriften (TR 9026), maar van de kwaliteitsnormen die daaraan vooraf gingen (17) ; b) Deltakabel stelde dat de afschrijvingstermijn van het DKS langer was dan van een aftaknet (18-20 tegen 10=12 jaar), omdat het DKS beter kon inspelen op mogelijke toekomstige technologische ontwikkelingen . De PTT hield voor alle systemen dezelfde afschrijvingstermijn aan ; c) Deltakabel achtte het noodzakelijk dat rekening werd gehouden met de extra kosten voor een consument, indien deze een nieuw televisietoestel met meer druktoetsen moest aanschaffen om alle programma's to kunnen ontvangen . De PTT meende dat het met die voortijdige en voortdurende vervanging van televisietoestellen, in geval van een VHF/UHF-net, niet zo'n vaart zo u lopen (18) . Hieronder zijn de belangrijkste resultaten van de onderzoeken weergegeven (steeds voor 12 kanalen) .
De
i nvesteringskosten pe r
aanslu i ti n g (ge i nde x eerd) volgens
bere k ening va n Deltakabel :
70%
100%
VHF/UHF
100
10 0
VHF + home-convertor
111
1 20
DKS
101
110
a ansluit i ngsd i chtheid
70
De totale kosten voor de abonnee (incl . extra kosten thuis aan het tv-toestel) volgens Deltakabel :
VHF/UHF
100
VHF + home-convertor
82
DKS
61
In v esterings k osten v olgens PTT :
70%
100%
VHF/UHF
100
100
VHF + home-convertor
121
131
DKS
125
133
aansluitingsdichthei d
Jaarlasten (rente, afschrijving, onderhoud, enz .) volgens PTT :
70%
100% aansluit i ngsdichtheid
VHF/UHF
100
10 0
VHF + home-convertor
121
128
DKS
130
13 6
Niet-distributieve eigenschappe n Een vergelijking tussen de verschillende netstructuren op niet-distributieve eigenschappen stuit op de moeilijkheid dat over de waarde en noodzaak hieromtrent belangrijke verschillen van mening bestonden in de kabeltelevisiewereld . Zoals ook uit de volgende paragraaf zal blijken Wilde de PTT de mogelijkheden van kabeltelevisieinrichtingen beperken tot zuiver distributieve . Volgens Naar waren de niet-distributieve mogelijkheden van kabeltelevisienetten ook to realiseren met behulp van het reeds bestaande en wijdvertakte telefoonnet . Met name voor de sterk in opmars zijnde grafische telecommunicatie (19), zoals scribofonie, ceefax (viewdata), voor het overbrengen van stilstaande beelden (facsimile), voor het elektronisch postverkeer en postgiroverkeer (girofonie) was het telefoonnet zonder meer geschikt (20) . Wat betreft het breedbandig tweerichtingsverkeer, waarvoor het bestaande telefoonnet als zodanig ongeschikt was, verwachtte de PTT dat, indien men hiertoe zou overgaan, de abonneedichtheid voor een dergelijk gebruik veel Beringer zou zijn dan die voor normale telefoon (21) .
71
De zeer grote investeringen voo r
het daa r voor benodigde
breedbandig en geschakelde ste r net vormden namelijk een groot
k nelpunt .
Op de achtergronden van de PTT om de toepas-
singsmogelijkheden van kabeltelevisienetten to bepe rk en ,
zal
Hade r w orden terugge k omen . M et name doo r de leveranciers van sternetten w erden de mogelij k heden ,
anders dan het doo r geven van een
aantal omroepprogramma ' s hoog van de toren geblazen . M et behulp van kiestelevisie (DeltaKabel Ste r net , ding ,
Robert Schmitz M eeg r oeinet)
en na uitbrei -
w as het mogelijk een groot
aantal programma ' s ter beschikking van bepaalde groepen abonnees to stellen .
Hierbij kan men den k en aan het
(her - )uitzenden van educatieve programma ' s ,
programma ' s voor
bejaarden en programma's voor gastarbeiders (22) .
De hier -
v oo r benodigde programmasegmentering laat zich het eenvou digst met behulp van een (groot) ste r net realiseren .
Ook
voor uitbreiding tot breedbandig ver k eersnet vormt het sternet een gunstig uitgangspunt .
Doordat elke abonnee
individueel met een centrale is v erbonden , k unnen binnen een kabelnet tussen t w ee w illekeurige aansluitingen rechtstreekse videoverbindingen tot stand w orden gebracht (23) . Het aantal gelijktijdige videoverbindingen is echter beperk t door de capaciteit van het lokale verdee l net . a tie _versus-3-nettenfilosofie 4 .2 .11 Integr ------------------------In nauw verband met de keuze over de netstructuur speelde zich de discussie of over de vraag, of het kabeltelevisienet geintegreerd zou moeten worden met het telefoonnet en met een breedbandig tweerichtingsverkeersnet of dat deze netten afzonderlijk naast elkaar zouden moeten worden aangelegd (3-nettenfilosofie) . De behoefte aan laatstgenoemde voorziening werd verwacht voor een beperkt aantal gebruikers en toepassingen, zoals ziekenhuizen, universiteiten, banken, afstandsbewaking (24) . De integratie van deze Brie netten in een VHF-sternet was al in 1970 tijdens het Colloquium Communicatiestad 85 als aantrekkelijk alternatief Haar voren gebracht . De gedachte aan integratie van het telefoonnet met omroepvoorzieningen was overigens niet nieuw : reeds in de periode 1926-1940 heeft de "Haagse telefoonradio" gefunctioneerd, waarbij de radio-distributieprogramma's over de telefoondraden werden verzonden (25) . De argumenten om tot integratie to komen kwamen enerzijds voort uit het to verwachten behoeftenpatroon en anderzijds uit het kostenaspect . Door integratie van de drie telecommunicatienetten in ern VHF-sternet (meegroeinet) kon name-
72
lijk r e ke ning w orden gehoude n met behoefte n aan andere dan om r oe p faci l itei t en die zich w ellicht in de to ek omst voordoen .
Zo stelde ir .
" Oo k al baar ,
z ouden
N .B . W eijla n d van de TH De l ft :
z ij n de behoef t en ( . . . ) nog n ie t alle aantoon-
toch verdient he t aanbeve l ing om bij de aanleg van
k abels bier zoveel moge l ijk r e k e n ing mee to houden e n d i t kan bij de huidige stand van technie k
zonder hogere
kosten w orden gedaan door netstructure n to kiezen die z ich fle x ibel ku n nen aanpassen aan de k anaalbehoefte , zoals het VHF - sternet" (26) . Volgens voo r standers van integrat i e konde n hiermee bovendien belang r ij k e besparingen w o r den be r ei k t .
Juist van w ege e ne r-
zijds de slechte bezetting van het lokale telefoonne t (slechts 1% van de tijd) en ander z ijds de hoge investeringen d i e v oor aanleg van haarvatennetten vereist z i jn is integratie voor de hand liggend . net zou hierdoor toenemen .
Het
r endement van het lo k ale
Bovendien zou voo r beeldtelefoni e
en andere vormen van breedbandig t w ee r icht i ngs v erkeer geen apart (haarvaten-)net behoeven to Consequentie
w orden aangelegd .
v an deze integratie zou w el zijn
ge w eest dat het technisch beheer en het toezicht op de aanleg van de netten volledig in handen van de PTT zou moeten komen ,
hetgeen organisatorisch w ellicht problemen ha d
kunnen opleveren .
De PTT gaf de voorkeur aan het naast elkaar laten bestaan (of aanleggen) van drie verschillende netten . Reeds tijdens het Colloquium Communicatiestad 85 werd deze voorkeur door dr .ir . A .P . Bolle verwoord . In het Technisch Rapport van 18 januari 1974 stelde de PTT : "Op grond van huidige gegevens en inzichten laat het zich aanzien dat de eerste 10 a 15 jaar, en wellicht nog langer, om exploitatieve, technische en economische redenen ( . . .) verschillende, al dan niet gedeeltelijk geYntegreerde, lokale netten naast elkaar zullen blijven bestaan ( . . .)" (27) . Volgens de PTT had het slecht benutte telefoonnet nog vele mogelijkheden voor allerlei soorten tweerichtingsverkeer (elektronische post en -postgiro, grafische telecommunicatievoorzieningen, enz .) . Slechts voor een to verwachten klein aantal gebruikers of toepassingen zou breedbandig tweerichtingsverkeer benodigd zijn . Hiervoor was het volgens de PTT verstandiger een apart net aan te leggen . De kabeltelevisienetten behoefden slechts op distributieve toepassingen gericht to zijn . Volgens de PTT was de capaciteit va n
73
20 tot 30 bieden ,
k analen ,
die de afta k - en m i ni-sternetten k onden
voor de eerst k omende 15 a 20 jaar voldoende . Door de versch i llende netten z o mogelij k
gelijktijdig to legge n, we ll i cht zelfs in een omhulling , k onden w el zinvol ,
k osten bes pa ard w orden .
indien mogelijk ,
Bovendie n lee k het de PTT
over to g a an tot een gedeeltel i jke
technische integrat i e , w aarbij bepaalde netdelen (zoals bijv .
het hoofdnet) gemeenschappelijk w erden gebrui k t .
Op de
achtergronden van d i t PTT-beleid zal nog nader w orden ingegaan .
4 .3 Ontwikkeling tot 197 5 4 .3 .1 PTT_r42p21t_van_18_januari 197 4 De in de vorige paragraaf uiteengezette kabelsystemen vormden het uitgangspunt voor een uitgebreide discussie over de meest wenselijke netconfiguratie . De verschillende systemen kwamen aan de orde in het (voorlopige) "Technisch rapport inzake de verspreiding van omroepprogramma's via de ether en via de kabel" van een werkgroep van de Centrale PTT Directie, dat 18 januari 1974 verscheen . Het rapport vormde de voorloper van het Technisch Rapport dat in combinatie met de Kabeltelevisienota van staatssecretaris Van Hulten verscheen . Aanleiding tot het schrijven van het rapport vormde de toezegging van de staatssecretaris voor V&W in de openbare commissievergadering (1), dat een gedeelte van het CASEMA-rapport zou worden herzien, met name deel I A "Technische aspecten : Etherdistributie en bekabeling alternatieve of complementaire systemen?" . Bij nadere overweging besloot de staatssecretaris de PTT to verzoeken in plaats van het herschrijven van eerder genoemd rapport een nieuw technisch rapport uit to brengen Haar de laatste stand van zaken . Het rapport geeft een beschrijving van de (op dat moment) to verwachten ontwikkeling van de technieken en de voorzieningen, voor de verspreiding van de omroepprogramma's via de ether, door middel van zenders (etherdistributiesystemen) en voor het transport van al of niet uit de ether opgevangen programma's via de kabel (kabeldistributiesystemen) (2) . Uit het rapport viel de belangrijke conclusie to trekken, dat zowel door middel van etherdistributie als door middel van kabeldistributie de mogelijkheid bestond tot uitbreiding van het aantal omroepprogramma's . Voor televisie-omroep (ether) bleken nog mogelijkheden voor vijf landelijke televisiezendernetten, een zesde net voor het westen van Nederland, plus twee lokale programma's voor de
74
Brie grote steden (3) . M et kabeldistributiesystemen kon tenminste dit aantal, maar in vele gevallen nog meer televisieprogramma's w orden doorgegeven . 4 .3 .2 Advies_Omroepraa d In het door het PTT-rapport ontlokte advies van 11 juli 1974 Bing de Omroepraad in op deze mogelijkheden . Hij was van oordeel dat het nodig was op dat moment reeds een onderzoek aan to vangen over de vraag of en hoe deze mogelijkheden moesten worden aangewend . De Raad ging er daarbij van uit dat kunstmatige handhaving van de schaarste aan omroepkanalen yeen principieel beleidsoogmerk van de regering kon zijn : "Allerlei activiteiten in deze tijd waken immers duidelijk dat in het communicaiepatroon van de huidige samenleving behoefte bestaat aan weer omroepkanalen dan er op het ogenblik ter beschikking staan" (4) . In verband met het beleid inzake draadomroepsystemen, dat acht maanden later door de staatssecretaris van V&W gepresenteerd zou worden, is eveneens een aantal andere opmerkingen in het advies van de Omroepraad van belang . In de eerste plaats sprak de Raad als zijn mening uit dat de mogelijkheid tot differentiatie in het programmapakket van de abonnee - die de Raad noodzakelijk achtte - het hoofdmotief diende to zijn, om naast conventionele antennevoorzieningen ook andere netconfiguraties to blijven bestuderen . In dit verband doelde de Raad duidelijk op het meegroeinet dat op de TH Delft was ontwikkeld : "Kabeldistributiesystemen die een selectieve abonnering kunnen aanbieden en die zonder dat ze in eerste aanleg met kiezers moeten worden uitgerust, de invoering ervan in een later stadium niet blokkeren" (5) . In de tweede plaats adviseerde de Raad, in plaats van een afschrijvingstermijn van 10 a 15 jaar zoals in het PTTrapport was genoemd, een termijn van 20 a 30 jaar aan to nemen, zoals als regel voor kabelnetten van goede technische kwaliteit in acht wordt genomen . Deze termijn, die ook in het buitenland werd aangehouden, lag voor de hand gezien de hoge infrastructurele investeringen . Ten slotte wees de Omroepraad in zijn advies nog eens op de aantrekkelijke mogelijkheid om nieuwe zendernetten to gebruiken voor de relayering van buitenlandse zenders . De auteursrechten konden zowel bij ether-relayering als bij relayering via de kabel geregeld worden via het Intomartsysteem, waarbij nauwkeurig de kijk- en luisterdichtheid kan worden bepaald .
75
Bovengenoemde adviezen van de Omroepraad zijn daarom zo interessant ,
omdat ze in de Beleidsnota va n
18 maart 1975 vrij w el allemaal genegeerd zijn . In 4 . 4 .2 zal op het gevoerde beleid Hader
w orden ingegaan .
4 .3 .3 Aanvulling_PTT_beschikking --------- -- -----Eveneens voorafgaande aan de Beleidsnota werd op 6 maart 1974 de Beschikking van de minister voor V&W van 27 juli 1970 (6) gewijzigd (7) . Met deze wijziging kon de PTT zijn bevoegdheid bij het verlenen van machtigingen voor draadomroepinrichtingen in belangrijke mate uitbreiden . In de eerste plaats konden machtigingshouders verplicht worden gebruik to maken van netgedeelten die door de PTT tegen vergoeding ter beschikking werden gesteld . Het Staatsbedrijf had hierbij vooral de hoofdkabelroutes op het oog van centrale antenne-inrichtingen van enige omvang . Deze netgedeelten konden nu gecombineerd worden met door de PTT aan to leggen kabelverbindingen voor nieuwe telecommunicatietoepassingen als beeldverbindingen en datatransmissie . In de tweede plaats konden de technische en administratieve voorwaarden naast kwalitatieve eisen nu ook aanwijzingen bevatten met bctrekking tot aP techniek en de structuur van het kabelnet . Met deze vergaande mogelijkheid tot standaardisatie van netstructuren probeerde de PTT een dreigende versnippering in toegepaste systemen to voorkomen en beoogde hiermee : 1 . een kostenverhoginy bij een eventuele toekomstige integratie to voorkomen ; 2 . het voorkomen van structures en technieken die voor het doel van draadomroepinrichtingen, to weten het distribueren van programma's van woord-, toon- en beeldinhoud, volgens de PTT niet als optimaal geschikt dienden to worden beschouwd (8) . Uit deze toelichting blijkt dat de PTT de kabeltelevisiesystemen uitsluitend geschikt Wilde makes voor de verspreiding van omroepprogramma's . De PTT had hierbij de mogelijkheid geschapen tot vergaande standaardisering van de systemen . Deze worm van standaardisatie zou tijdens de behandeling van de Beleidsnota van staatssecretari s Van Hulten het belangrijkste discussiepunt gaan vormen .
4 .3 .4 Eerste_kabeltelevisiecongres (9) ------ ----------------De discussie over de meest optimale netstructuur die voor kabeltelevisie-inrichtingen geschikt was kwam goed op gang tijdens het Nationaal Kabeltelevisiecongres,
76
dat op 14 en 15 november 1974 in Den Haag gehouden werd . Dit congres, onder voorzitterschap van ir . B .J . Bakker, hoofddirecteur telecommunicatie van de PTT, vormde een eerste gelegenheid voor een dialoog tussen de verschillende instellingen die in de loop der jaren waren opgericht, bedrijven en alle andere bij kabeltelevisie betrokkenen . Vertegenwoordigd in het organisatiecomite waren onder meer : de Stichting Moderne Media, de Vicas (Vereniging van installateurs van antenne-inrichtingen), de VeFICA (Nederlandse vereniging van fabrikanten en importeurs van componenten voor antenne-inrichtingen), de VUCAI (Nederlandse vereniging van ondernemingen, gericht op de exploitatie van centrale antenne-inrichtin9en, thans VECAI), de Stuurgroep Kabeltelevisie (ontstaan uit gemeenschappelijk initiatief van gespecialiseerde installateurs, fabrikanten/importeurs en vertegenwoordigers van woningexploitanten, die de meeste groeperingen van betrokkenen bij kabeltelevisie vertegenwoordigde), het speciale tijdschrift Kabelvisie (de uiteindelijke organisator), de PTT en de TH Delft .
Vooral in de laatste twee voordrachten van het congres, van dr .ir . A .P . Bolle (PTT) en prof .dr .ir . J .L . Bordewijk (TH Delft) bleken principiele verschillen in opvatting to bestaan over de mogelijkheden waarover de aan to leggen kabeldistributiesystemen dienden to beschikken, respectievelijk waarvoor ze in de toekomst geschikt to maken zouden zijn . Volgens Bolle vormde het mini-sternet, waarbij gebruik werd gemaakt van de VHF/UHF-techniek, de beste oplossing . Hiermee konden in eerste instantie 12, en uiteindelijk 24 a 30 programma's worden doorgegeven . Dit kwam overeen met het PTT-beleid . Bordewijk gaf juist de voorkeur aan breedbandige sternetten en octrooieerde in dit verband het woord "meegroeinet" . Deze netconfiguratie kon namelijk in eerste instantie 2x6 programma's doorgeven (met behulp van de VHFtechniek) . Meerdere kanalen konden in de toekomst worden verkregen door het toepassen van kiestelevisie .
4 . 3 .5 Commerciale belangen ------------ - --- Zoals reeds uit de vorige paragraaf blijkt waren sinds de w ijziging van de T&T- wet in 1969 steeds meer bedrijven ontstaan die zich bezighielden of w ilden gaan be z ighouden met aanleg ,
exploitatie en componentenfabricage
op het gebied van kabeltelevisiesystemen .
De meeste van daze
bedrijven hadden geen uitgesproken belangen w at betreft de keuze voor een bepaald kabeltelevisiesysteem .
Door de PTT
77
werd ook uitdrukkelijk ontkend dat Naar keuze voor het VHF/UHF-systeem beinvloed zou zijn door de voorkeur die de belangrijke componentenfabrikant Philips voor dit systeem had ."Andere fabrikanten dan Philips (zoals o .a . Bosch en Siemens, F .S .) worden door deze standaardisatie niet uitgesloten van de levering van componenten voor kabelnetten", aldus ir . B .J . Bakker, hoofddirecteur telecommunicatie van de PTT (10) .
Wel een uitgesproken belang in verband met de keuze voor een bepaald systeem had een t w eetal bedrijven met een eigen opzet voor de uitvoering van kabeltelevisienetten . In de eerste plaats w as dat de in 1971 opgerichte onderneming Robert Schmitz Consult Engeneering .
Dit bedrijf ,
dat
zich oorspron k elijk bezighield met de aanleg en exploitatie van antenne-inrichtingen volgens het bekende rijg- en aftak systeem ,
richtte zich op de verdere ont w ikkeling van het ,
van de TH Delft afkomstige meegroeinet . Dit sternet w eek in belangrijke opzichten of van het VHF/UHF-systeem dat de PTT voorstond . Een t w eede bedrijf met een eigen kabeltele visiesysteem w as de firma Deltakabel net het DeltaKabel Sternet (llK5) . Deltakabel (opgericht in 1973) had hiervoor de licentierechten overgenomen van het Dial-A-Progra m sternetsysteem van het Britse concern Rediffusion . Het bedrijf probeerde met zijn systeem in de publiciteit to komen om op die manier in de gelegenheid to zijn het systee m van en in de grond to krijgen . Vooral Deltakabel was tegen de op handen zijnde standaardisatie, daar het DKS op essentiele punten van het voorgestelde VHF/UHF-systeem verschilde . In verband met zijn beleidsvoornemens op dit punt, verzocht staatssecretaris Van Hulten op 15 augustus 1974 de PTT en Deltakabel een gemeenschappelijk vergelijkend rapport (11) op to stellen over het voor en tegen van drie verschillende kabelsystemen, namelijk een tweetal aftaknetten (VHF-aftaknet en VHF/UHF-aftaknet) en het DeltaKabel Sternet . In het rapport dat oktober 1975 uitkwam (dus na de Beleidsnota van 18 maart 1975) bleek vrijwel geen overeenstemming to bestaan tussen PTT en Deltakabel . Ook over de technische kwaliteit bestond onenigheid . Volgens de PTT kon het net niet aan de gestelde voorschriften voldoen . Deltakabel ontkende dit en Wilde toestemming hebben om een proefnet aan to leggen (in Asperen), om aan to tonen dat het net wel aan gestelde kwaliteitseisen voldeed (12) .
78
Naast deze commerciele belangen inzake de hardware van kabeltelevisiesystemen waren er ook veel bedrijven die stonden to popelen om de software to leveren voor het nieuwe medium . Vanuit de wereld van de (dagblad)pers en van de boeken- en tijdschriftenuitgeverijen werd veel in het werk gesteld on een plaats to verwerven binnen de lokale kabelomroep . Overduidelijk kwam dit Haar voren in het door de Stichting Moderne Media (SMM) uitgegeven boekje "Visie op de kabeltelevisie" (Amsterdam, 1973) : "Die kennis en ervaring die in de dagbladjournalistiek ligt, kan uitstekend dienstbaar worden gemaakt aan de doelstellingen van kabeltelevisie . Het dagblad, en zeker het regionale en plaatselijke dagblad, heeft een vertrouwensrelatie opgebouwd met zijn lezers, die zich "lid" voelen van dat krantegezin" (13) . Ook prof . mr . dr . M . Rooij, oud-hoogleraar in de Leer der Communicatiemiddelen aan de Universiteit van Amsterdam, zette zich in 1973 in voor een rol van de dagbladen in d e lokale kabelomroep : "De aanspraak van dagbladen op deelneming in lokale kabelomroepen is gegrond op hun algemene maatschappelijke functie en op hun aandeel in het massacommunicatieproces" (14) . Ook voor de uitgevers van boeken zag de SMM een belangrijke rol weggelegd door het produceren van audio-visuele kabelprogramma's, met name educatieve programma's . Dat de blik van de SMM verder reikte blijkt uit de zinsnede : "Een kabeltelevisienet kan eerst tot volledige ontwikkeling komen bij het twee-weg verkeer, waarbij gemaakte programma's door de abonnees uit een videotheek kunnen worden opgeroepen" (15) .
In zijn boek "Gekonkel om de kabel" (16) wees de journalist Jan Tromp op het in zijn ogen grote gevaar van de commerciele machtsvorming die zich met betrekking tot de kabeltelevisie aan het ontwikkelen was . Hij wees met name op de samenwerking die zich aan het vormen was tussen d e hardware- en de software-industrie . Als voorbeeld gaf hij onder andere het grote uitgeversconcern VNU (Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven) dat samen met de projectontwikkelingsmaatschappij Polyzathe (ontstaan uit een samenwerking tussen de Nederlandse Heidemaatschappij, Nederhorst en Pakhoed) twee werkmaatschappijen oprichtte : Multicom en Multivisie . Beide maatschappijen Bingen zich bezighouden met de hardwarezaken van de kabeltelevisie (aanleg, exploitatie ,
79
onderhoud, enz .) . Volgens Tromp probeerde VNU hiermee een toekomstige markt voor de door haar to produceren software to scheppen . "De VNU kweekt via de hardware van Multicom en Multivisie zelf de behoefte aan kabelprogramma's Welke in een later stadium door diezelfde VNU kunnen worde n gemaakt" (17) . Het is tegen deze achtergrond dat hij waarschuwde tegen "de grote monopolistische ondernemingen op het gebied van de technologie en de informatieverwerking die, als we niet goed de winger op de kabeldikke pols van onze samenleving houden, wellicht straks uitmaken wat we to horen en to zien krijgen" (18) . Aangezien na verloop van tijd bleek dat er toch geen toekomst was voor commerciele omroep via de kabel in Nederland, zijn Multicom en Multivisie uiteindelijk weer opgeheven . De netten zijn grotendeels overgenomen door de CASEMA .
4 .3 .6 Stand van_zakenl_maart 197 5 Van de Haar schatting 3,5 miljoen voor een kabelaansluiting in aanmerking komende woningen, waren begin 1975 al cira 2 miljoen woningen aangesloten, waarvan ongeveer de helft op gain en de andere helft op cain . Er was een duidelijke tendens naar grotere inrichtingen . Reeds bestaande inrichtingen werden bij aanleg van nieuwe (grotere) antenne-inrichtingen of in zijn geheel aangesloten (eventueel met kleine wijzigingen) of vervangen door een nieuw net . Het percentage van de 2 miljoen aansluitingen dat nog bruikbaar was, werd in een onderzoek van Deltakabel BV geschat op 15%
(19) . Hoewel de PTT dit buitengewoon laag
vond, deed zij zelf geen schatting . In januari 1976 schatte prof . Bordewijk dat niet veel meer dan 10% van de aansluitingen van een kwaliteit was dat in- en aanpassingen aan nieuwe netten zonder veel kosten mogelijk was (20) . Deze lage percentages werden veroorzaakt doordat een groot deel van de aangelegde gain volgens het rijgsysteem was uitgevoerd . Ondanks het feit dat dus reeds 2 miljoen woningen bekabeld ware n, was het beleid van de overheid, dat in de volgende paragraaf aan de orde komt, nog van groot belang .
De periode vanaf de Wijziging van de T&T-wet in 1969 tot aan het bekend worden van de beleidsvoornemens van de regering ten aanzien van de technische mogelijkheden . De gain en Cain zoals die in 1969 ontstonden, warm slechts bedoeld als een inrichting voor gemeenschappelijke ontvangst voor de distributie van een beperkt aantal omroepprogram-
80
ma's . In 1975 had de techniek zich echter zo ver ontwikkeld dat systemen waren ontstaan met de mogelijkheid veel meer programma's to distribueren (vooral door het gebruik van kiestelevisie) en bovendien ook bruikbaar voor niet-distributieve doeleinden . Van een eenvoudige gemeenschappelijke antenne-inrichting had de kabeltelevisie zich ontwikkeld tot een nieuw medium met grote mogelijkheden dat, eventuee l getntegreerd met het telefoonnet ,
tot een hoog w aardig lokaal
telecommunicatienet zou kunnen uitgroeien . Het was aan de regering en het parlement om to bepalen of deze technische mogelijkheden ten volle benut dienden to w orden of dat hier juist (van wege mogelijk ongew enste neveneffecten) een rem op moest
4 .4
w orden aangebracht .
Overheidsbelei d Het beleid van de overheid inzake de kabel-
televisie werd op 18 maart 1975 gepresenteerd in twee nota's : de Nota over het massa-mediabeleid (13 354) van minister Van Doorn van CRM (verder aan to duiden met Medianota) en de Nota betreffende het beleid inzake de aanleg en exploitatie van draadomroepinrichtingen (Kabeltelevisienota, 13 354) van staatssecretaris Van Hulten van V&W . Met het gelijktijdig uitbrengen van beide nota's benadrukte de regering de grote samenhang tussen het technisch beleid ten aanzien van draadomroepsystemen van V&W en het meer algemene massamediabeleid van CRM . Aan de beleidsvoornemens zoals weergegeven in de Kabeltelevisienota zal in deze studie de meeste aandacht worden besteed . Zij vormden een duidelijk antwoord van de regering op de technische mogelijkheden, zoals die zich tot die tijd hadden aangediend . De regering trachtte to komen tot een beheersing van de snelle technologische ontwikkeling op telecommunicatiegebied, onder andere door het uitspreken van een voorkeur voor den bepaalde gestandaardiseerde netconfiguratie .
4 .4 . 1 Beleid_van_de_regerin g De belangrijkste beleidsvoornemens van de staatssecretaris inzake de aanleg en exploitatie van draadomroepinrichtingen w aren de volgende : 1.
Het gebruik van draadomroepinrichtingen diende beperkt to blijven tot de d i stributie van programma ' s met een w oord- ,
toon- of beeldinhoud .
Dit konden zo w el binnen-/
en bu i tenlandse omroepprogramma's zijn, als in lokale studio ' s vervaardigde programma ' s voor zover daarvoor
81
vergunning van de minister van CRM was verKregen . In overeenstemming met dit gebruik diende "de technische outillage gericht to 2ijn op en beperkt to blijven tot hetgeen nodig is voor de distributie van programma's Haar de aangeslotenen, De PTT is bevoegd hiervoor bindende richtlijnen en voorschriften to geven" (1) . 2
De regering verleende geen toestemminy (concessie) voor de aanleg van een landelijk aanvoernet voor buitenlandse omroepprogramma's . Wel zouden op verzoek van cai-exploitanten door de PTT, tegen betaling, verbindingen ter beschikking worden gesteld voor de doorvoer van in een bepaalde plaats uit de ether ontvangen buitenlandse programma's, Haar naburige plaatsen . De aanvoer Haar plaatsen wear deze programma's niet redelijkerwijs rechtstreeks uit de ether konden worden ontvangen zou gebonden blijven aan toestemming van de minister van CRM .
3
Het belangrijkste beleidsvoornemen, waarover ook de meeste discussie zou ontstaan, vormde het plan van de staatssecretaris om to komen tot een standaardisatie van de netopbouw voor collectieve antennevoorzieningen . In het voorgeschreven systeem (zie voor een volledige beschrijving Appendix C) zou de capaciteit eenvoudiy kunnen worden uitgebreid tot 12 tv-proyramma's, met de mogelijkheid van latere uitbreiding tot een nog groter aantal (24 a 30), terwijl tevens de mogelijkheid tot een eventuele latere invoering van kiestelevisie werd opengelaten . Gekozen werd voor een standaardisatie van het zogenaamde VHF/UHF-systeem, met gebruikmaking van de mini-sternetconfiguratie . Het net diende derhalve geschikt to zijn voor het doorgeven van zowel VHF-frequenties als UHFfrequenties, dan wel op eenvoudige wijze voor dit laatste geschikt gemaakt to kunnen worden (UHF-voorbereid) . De gebruikte kabels moesten van het type coax-12 (aansluitkabels), coax-6 of coax-3 (voor het hoofdnet) zijn (2) . In de Kabeltelevisienota kwam een aantal argumenten voor standaardisatie Haar voren : - doordat dezelfde frequenties als in de ether worden gebruikt blijven dezelfde televisietoestellen bruikbaar, zodat Been nieuw toestel nodig is bij verhuizing Haar een niet-bekabeld gebied en omgekeerd . Dit argument gold overigens voor alle i n di s cu s s i e s t a and e s y s temen ;
82
- koppeling van inrichtingen volgens het VHF/UHFsysteem met reeds bestaande inrichtingen, alsook samenvoeging van kleinere tot grotere eenheden, is op eenvoudige wijze mogelijk ; - door de keuze voor een mini-sternet is de mogelijkheid opengelaten tot invoering van kiestelevisie in een later stadium indien daaraan behoefte zou zijn ; - volgens de PTT was het niet uitgesloten dat in de toekomst de VHF-banden die voor televisieomroep worden gebruikt een andere bestemming zouden krijgen . In dat geval zou het gebruik van de UHF-band in kabeldistributiesystemen aantrekkelijker zijn . 4 . In de op dat moment reeds bestaande netten die in de VHF-techniek warm uitgevoerd, zou het gebruik van S-kanalen in combinatie met een home-convertor (zie 4 .2 .4) oplossing kunnen bieden bij uitbreiding van het programma-aantal boven de 6 (tot maximaal 14) . 5 . Vanwege de kosten zag de staatssecretaris of van een (volkomen) technische integratie van het kabeltelevisienet met het telefoonnet . Bepaalde netdelen konden wel gecombineerd worden . De staatssecretaris voorzag (vooralsnog) geen behoefte aan de mogelijkheid van een dergelijk geintegreerd net . In de Medianota werd het gevaar uitgesproken van de inbreuk op de privesfeer van de burger bij gebruik van tweezijdige communicatie via kabels . 6 . Rol van de gemeenten . Zoals reeds in 4 .1 .3 is uiteengezet, hadden de gemeenten bij de aanvraag voor een machtiging bij de PTT een belangrijke stem verkregen en konden zij gebruik maken van een voorkeursrecht om de aanleg in eigen hand to nemen . Deze belangrijke rol van de gemeenten werd in de Kabeltelevisienota bevestigd ; het gemeentebestuur was de meest gerede instantie om allerlei aspecten to beoordelen . Bovendien werd zodoende de besluitvorming Tangs democratische weg bevorderd .
Het voorgestelde beleid van de regering had een aantal belangrijke consequenties ,
vooral als gevolg van
het plan om tot een gestandaardiseerde netopbou w to komen . Zo voldeed het DeltaKabel Sternet , technisch principe gebasee r d w as ,
dat op een geheel ander in een aantal essentiele
opzichten niet aan de voorgeschreven netconceptie . maakte gebrui k
Het DKS
van HF-frequenties (in combinatie met een
home-convertor en een kiescentrale) in plaats van VHF- of
83
UHF - frequenties .
Bovendien w erd in het hoofdnet gebruik
gemaakt v an 36 coax - 12 kabeltjes ,
in plaats van de voor-
geschreven coax-3 kabel . Het meegroeinet van Robert Schmitz voldeed w el aan de vereiste voorschriften, maar
w erd verplicht gesteld
een aantal aanpassingen aan to brengen , van coax-12 kabel in het haarvatennet ,
zoals het gebruik in plaats van het
goedkopere en dunnere coax-18 .
4 .4 .2 Politieke-achtergronden- - - van-het-beleid --------------- ---------Het in de vorige paragraaf uiteengezett e regeringsstandpunt kwam duidelijk voort vanuit een politieke visie op het gebruik van de media . In de Medianota formuleerde de minister van CRM de doelstelling van het massamediabeleid als de "verwerkelijking van de vrijheid van meningsvorming en -uiting en de bevordering van een zo ruim mogelijke deelname in de verantwoordelijkheid voor het gebruik van de media" (3) . De uitgangspunten hierbij, die de "pijlers" van het mediabeleid vormden, waren : democratie, vrijheid van meningsuiting, pluriformiteit, participatie in de verantwoordelijkheid voor het gebruik en doelmatigheid (4) . Vanuit deze doelstelling en uitgangspunten kwam de minister met een politieke stellingname ten opzicht van kabeldistributiesystemen, waarin een belangrijke regulerende rol voor de overheid was opgenomen . De betrokkenheid van de overheid bij de omroep rechtvaardigde de minister in de eerste plaats door de schaarste aan frequenties voor de verspreiding van radio- en televisieprogramma's via de ether . Deze waren bij internationaal overleg aan de rationale overheden toegewezen . Het kabinetsbeleid was, conform het advies van de Omroepraad (5), gericht op vermindering van deze schaarste . Het al dan niet gebruiken van de nog aanwezige mogelijkheden op het gebied van de etherfrequenties (volgens het PTT-rapport was nog ruimte voor ca . 6 televisiezendernetten), stelde d e regering echter afhankelijk van "financieel-economische prioriteiten en van overwegingen van mediabeleid" (6) . Een tweede reden voor de betrokkenheid van de overheid bij de omroep verklaarde zij uit hoofde van haar cultuurbeleid . Hiermee refereerde de regering aan het in ors land bestaande omroepbestel, waarin order andere geen plaats is voor commerciele omroep . Bovengenoemde motieven achtte minister Van Doorn ook van toepassing indien de kabel als verspreidingsmiddel voor omroepprogramma's werd gebruikt . Dit sloot geheel aan bij zijn visie op de "kabel" als medium :
84
"Voor een bespreking van "de kabel" als een apart medium, wel to onderscheiden van omroep en pers, zoals door sommigen wordt bepleit, heb ik geen reden gezien . Het gaat bij het gebruik van de kabel (voor zover in de Kier to behandelen massacommunicatiemedia van belang) om radio- en/of televisieprogramma's, die op een andere wijze dan via de ether worden getransporteerd . Die (technische) wijze van overbrengen is in dit verband van ondergeschikt belang" (7) . Volgens de minister behoorde de kabeltelevisie dan ook bij de omroep, in tegenstelling tot de opvatting dat op de kabel een regime als ten aanzien van de drukpers van toepassing zou moeten zijn . De minister vreesde in het laatste geval het ontstaan van een monopoliepositie voor de eigenaar van de draadomroepinrichting, ten aanzien van de mogelijkheid radio- en televisieprogramma's to verspreiden door middel van de kabel in een bepaald gebied (8) . Hieraan kon volgens hem slechts een einde worden gemaakt "door het handhaven van een strikte scheiding tussen het beheer van de kabel en de zeggenschap inzake het overbrengen van programma's, waarbij de machtigingshouder uitsluitend met het beheer belast blijft" . Deze zeggenschap zou volgens de minister bij de overheid moeten liggen, die door middel van een vergunningenstelsel het programmatisch gebruik van de kabel kan regelen .
Deze politieke stellingname k w am vooral voort uit enerzijds de angst voor vercommercialisering van het nieu w e medium en anderzijds de angst voor een mogelijke info r matie-explosie .
Beide aspecten, die de eerder genoemde
pijlers van het mediabeleid zouden kunnen aantasten , w aren van groot belang voor het uiteindelijke beleid inzake de aanleg en e x ploitatie van kabeltelevisienetten . De angst voor een vercommercialisering van de k abeltelevisie kwam vooral voort uit de grote
w aarde die de
regering hechtte aan de handhaving van de pluriformiteit in de informatievoorziening .
"Ge w aakt moet w orden tegen het
ontstaan van monopolieposities of politieke en economische machtsconcentraties en in het algemeen tegen al die situaties die kunnen leiden tot het communicatiekanalen "
' dichtslibben '
van
(9) .
Deze angst van de regering voor de commercie moet men plaatsen tegenover het andere belangrijke massamedium, de pens ,
dat w el sterk aan economische krachten
onder worpen w as .
Juist in deze pe r iode w as er een toenemende
concentratie zichtbaar in de
w ereld van dagbladonderneminge n
85
en uitgeverijen ,
ter w ijl ger i chte overheidssteun aan dag -
w eekbladen noodza k elij k was om deze in stand to houden . gang van
z aken bij de pers echter heeft geleerd ,
en
"De
dat zuiver
commerciele exploitatie in het huidige tijdsbestek leidt tot concentratie ,
een verschijnsel dat zic h
bedrijfsleven voordoet .
in h e t hel e
Toelating van de commerciele
bedrijven tot de k abelomroep z ou vroeg of laat een soortgelijke ont w ikkeling in de omroep ten gevolge hebben" (10) . Het w eren van de commercie uitte zich bij de lokale omroep in een verbod op commerciele exploitatie of r e clame en het slechts toestaan van niet op w inst gerichte instellingen . Het gebruik van draadomroepinrichtingen voor commerciele doeleinden ,
zoals het overbrengen van videop r ogramma ' s en
dergelijke,
W ilde de minister niet toestaan .
Ten slotte
v ormde het w a k en voor monopolieposities ten aanzien van het beheer van draadomroepinrichtingen, een van de a r gumenten voor het standaardisatiebeleid van staatssecreta r is Van Hulten (vrees voor een monopoliepositie voor Delta k abel) .
Als een van de mogelijke disfuncties van de media wordt in de Medianota gewezen op het gevaar van een "informatie-explosie" en de daarmee samenhangende maatschappelijke vervreemdinq (11) . Hierdoor zou namelijk de mogelijkheid ontstaan dat de media de burgers aan de deelname van allerlei sociale activiteiten zou gaan onttrekken in plaats van ze daartoe to stimuleren . De grootte van de informatiecapaciteit (of transportcapaciteit) van kabeltelevisienetten zou volgens de regering niet moeten worden bepaald vanuit technisch-commercieel oogpunt van de afzender (de machtiginghouder), maar veel meer afhankelijk gesteld van de werkelijke behoefte van de burgers . Zo stelde staatssecretaris Van Hulten in verband met het doorgeven van buitenlandse programma's : "Mede uit overwegingen van rationale economie geeft de regering voorkeur aan deze partiele wijze van reageren op de maatschappelijke vraag, boven het scheppen van behoeften door eigener beweging het initiatief to nemen tot de aanvoer van een landelijk aanvoernet" (12) . Ook bij de bepaling van het totaal aantal programma's dat met behulp van een kabeldistributiesysteem doorgegeven zou moeten kunnen worden, Wilde de staatssecretaris vooral geen behoeften scheppen . Tot in de jaren tachtig achtte hij een totaal aantal kanalen van 12 voldoende en voor de daarop volgende decennia 30 . "Een tweede gevaar ( . . .), is dat door het leggen van kabelnetten met een overdaad van kanalen
86
( . . . ) op een moment dat er nog geen maatschappelijke behoefte is ( . . . ) toch een druk op de e xplo i tanten van de z e netten gaat ontstaan om de braa k liggende kanalen voor enig Joel to gaan gebru ik en" (13) .
4 .4 .3 Beleid-van-de-PTT -------------Het beleid van de staatssecretaris was voo r een belangrijk deel gebaseerd op en in overeenstemming met de wensen van de PTT . Uitgangspunt van de PTT is namelijk steeds geweest dat de kabeltelevisiesystemen de distributie van (omroep-)programma's tot Joel moesten hebben . Dit uitgangspunt, dat al in het Technisch Rapport van 18 januari 1974 Haar voren was gekomen (14), werd vlak voor de Openbare Commissie Vergadering in de Tweede Kamer door hoofddirecteur telecommunicatie van de PTT, ir . B .J . Bakker nog eens kernachtig verwoord : "De PTT staat nog steeds op het standpunt, dat kabeltelevisienetten er uitsluitend zijn voor de distributie, het doorgeven van omroepprogramma's" (15) . De technische keuze voor het VHF/UHF-systeem die met de standaardisatie werd beoogd, sloot hierbij goed aan . Het vertoonde ook de meeste gelijkenis (in technisch opzicht) met de distributie van omroepprogramma's via de ether ; de frequentieligging van de gebruikte kanalen was dezelfde en de keuze van de televisieprogramma's door de abonnee vond uitsluitend plaats door middel van de toetsen op de ontvanger . Ook de keuze voor de mini-sternetconfiguratie van het haarvatennet sloot hierbij goed aan . Het was in feite een aftaknet, waarbij 10 tot 20 aftakelementen geconcentreerd in een sterpunt waren, voornamelijk uit exploitatieve overwegingen (eenvoudig aan- en afsluiten, onderhoud, enz .) .
Het standpunt dat kabeltelevisiesystemen uitsluitend voor distributieve doeleinden geschikt dienden to zijn, laat zich grotendeels verklaren vanuit de bedrijfs belangen die de PTT to w aa r borgen had .
Sinds de Wijziging
van de T&T-wet in 1 9 69 w as de aanleg van lokale kabel distributienetten niet langer in handen v an de PTT .
Ander-
zijds w as de uitvoering van het cas-plan door de CASE M A w aarin de PTT een meerderheidsaandeel bezit , uiteindelijk afgesteld .
uitgesteld en
Hiermee w as het Staatsbedrijf een
deel van haa r
(monopolie - )positie op telecommunicatiegebied
kwijtgeraakt .
Door verschillende maatregelen probeerde
z ij
de grip hierop w eer t o v e r ste rk en en een verder verlies van Naar positie to voorkomen ,
onder andere door het uitvaar -
87
digen van strakke technische voorschriften voor de aan to leggen netten en het verplichten van machtiginghouders on gebruik to maken van het door de PTT aan to leggen hoofdnet (16) . Evenzo probeerde de PTT door het op distributie gerichte VHF/UHF-systeem to standaardiseren, to voorkomen dat sternetten zouden ontstaan die meerdere toepassingsmogelijkheden hadden . Want, hoewel toepassingen anders dan het doorgeven van omroepprogramma's wettelijk niet waren toegestaan voor anderen dan de PTT, kon er wel druk vanuit de publieke opinie ontstaan om de nog ongebruikte mogelijkheden to benutten (17) . De PTT trachtte zo elke mogelijke nieuwe concurrentie bij voorbaat uit t o sluiten . Dit streven werd nog versterkt door het verlangen van de PTT on to komen tot een betere benutting van het telefoonnet . Vele vormen van tweerichtingsverkeer, die als extra mogelijkheden van vooral sternetten naar voren werden gebracht, waren ook realiseerbaar binnen het reeds bestaande en wijdvertakte telefoonnet . Men kan hierbij denken aan bijvoorbeeld viewdata, scribofonie, facsimile, aflezen van meterstanden, enzovoort . Door deze extra toepassingen zou het rendement van het telefoonnet aanmerkelijk kunnen worden verbeterd . Door standaardisatie van het VHF/UHF-systeem werd voorkomen dat lokale telecommunicatienetten met dezelfde mogelijkheden zouden ontstaan .
Naast bovengenoemde bedrijfsbelangen w as zij als overheidsinstelling voor een groot deel ve r ant w oordelijk voor het algemeen beleid op telecommunicatiegebied en diende z ij in deze functie allereerst het algemeen nationaal belang centraal to stellen . Vanuit deze verant w oordelijkheid meende de PTT dat standaardisatie van het VHF/UHF-systeem belangrijke voordelen k on opleveren ,
onder andere dat de prijs/ -
capaciteit ve r houding het gunstigst w as .
Door de dubbelrol
van enerzijds (staats)bedrijf en anderzijds overheidsinstelling w erd de positie van de PTT van
v erschillende k anten ter
discussie gesteld .
4 . 5 Juridische aspecte n Een drietal punten hebben in de discussie over de kabeltelevisie een belangrij k e rol gespeeld . probleem van de auteurs - en aanver w ante rechten ,
Naast het dat reeds
in de voorgaande periode aan de orde was (zie 3 .4 . 5) , w aren nu nog tw ee andere zaken van belang . In de eerste plaats w a s
88
er het probleem van de overheidsinvloed op het gebruik van de kabel tegenover de vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in het Verdrag van Rome en in artikel 7 van de Grondwet . Ten slotte ontstonden problemen doordat bepaalde gemeenten na bekabeling een antenneverbod wilden invoeren . Ook hierbij speelde het Verdrag van Rome een centrale rol .
4.5.1
Het- g ebrui k -van de kabel --- --- - - ------Een juridische zaa k die van invloed is ge w eest
op de uiteindelijke besluitvorming rond kabeltelevisie vormde de vraag in W elke mate de overheid bemoeienis mocht hebben bij het gebruik van de kabel .
In het bestaande
omroepbestel w as op grond van de Omroepw et een belangrijke rol voor de regering ,
i .c .
de minister van CRM w eggelegd ,
met name door zijn bevoegdheid zendtijd aan omroeporganisaties toe to w ijzen . De regeling ,
die onder andere
tot doel had de vrijheid van meningsuiting zo goed mogelij k to w aarborgen , was grotendeels gebaseerd op de aan w ezige schaarste aan z endfrequenties in de ether .
Door de aanleg
van kabeltelevisienetten k w am de schaarste aan omroepkanalen echter voor een groot deel of geheel to vervallen .
De mate
van schaarste w as afhankelijk van de uitvoering van het net ( w aaruit blijkt dat de z e uitvoering in nauw verband stond met het uiteindelijke gebruik van het medium) . Vanuit de wereld van de uitgeverijen en de pers k w am met betrek k ing tot de kabeltelevisie de claim de verzorging van de programma ' s niet Langer alleen aan omroeporganisaties over to laten , reserve r en .
maar ook voor hen een plaats to
Zij baseerden zich hierbij op een t w eetal grond-
rechten die betrekking hadden op de vrijheid van meningsuiting .
Dat w aren arti k el 7 van de Grondwet en artikel 10
(eerste lid) van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Verdrag Vanuit beide grondrechten k wam de Stichting
van Rome 1950) .
M oderne M edia in het boekje "Visie op de kabeltelevisie" tot de conclusie ,
dat voor het medium kabel in feite dezelfde
vrijheid van meningsuiting zou moeten Belden als voor de pers .
"Het zal duidelijk zijn ,
dat dit wezenlijke (met
betrek k ing tot de functie van de pers ,
F . S . ) is gelegen in
het verschaffen van informatie : het verzamelen, be w erken en versp r eiden ervan . het essentiele
Niet bedru k t pap i er ,
maar informatie
' produkt ' v an de pers ( . . . ) .
echter de kabel aan als nieu w, medium dat niet ,
is
Nu dient zich
voor de pers zeer bruikbaar
zoals de omroep aan beperkingen van
schaarste onder w orpen is" (1) .
De rege r ing zag in het
89
w egvallen van de schaarste Been reden om haar eigen invloed op de omroep to doen verminderen (2) .
Zij kon zich hierbij
baseren op de derde volzin uit het eerste lid van arti k el 10 van het Verdrag van Rome dat een vergunningenstelsel toestaat ,
dat niet beperkt behoefde to blijven tot de
verdeling van schaarse frequenties .
In het beschermen van de
vrijheid van meningsuiting zag zij zelfs een actieve rol voor de overheid w eggelegd . Het overheidsoptreden diende in de eerste plaats gericht to zijn op een bestrijding van die ont w ikkelingen ,
die de vrijheid van meningsuiting bedreigen
of reeds hebben geschaad .
De minister dacht hierbij met name
aan de negatieve invloed van de commercie ,
die bij de pers
reeds geleid had tot een ongewenste concentratievorming .
Bij de regeling over het gebruik van antenneinrichtingen was het onderscheid van belang tussen het " doorgeven" en het "overbrengen" van programma's . Het "doorgeven" heeft betrekking op het injecteren in het kabelnet (zo mogelijk onverkort en gelijktijdig) van binnenlandse omroepprogramma's en van al dan niet ter plaatse ontvangbare buitenlandse omroepprogramma's . Het "overbrengen "
heeft
betrekking op het injecteren van programma's in het kabeltelevisienet die niet of niet gelijktijdig uit de ether zij n opgevangen . Voor het gebruik van draadomroepinrichtingen zijn de bepalingen in de artikelen 47 en 48 van de Omroepwet van belang (3) . Artikel 47 handelt over regionale omroep, waarin onder andere gesteld wordt dat de minister van CRM kan bepalen dat een regionaal omroepprogramma ook of uitsluitend wordt doorgegeven over een of meer daarbij aan to wijzen draadomroepinrichtingen . Artikel 48 heeft betrekking op het programma van draadomroepinrichtingen . In het eerste lid is bepaald dat binnenlandse omroepprogramma's zoveel mogelijk onverkort en gelijktijdig doorgegeven worden via de draadomroepinrichtingen . Bovendien kan de minister aanwijzen Welke andere programma's eveneens dienen to worden doorgegeven (bijv . van buitenlandse zenders of van lokale omroep) . Lid 5 van artikel 48 bepaalt ten slotte dat ten aanzien van het gebruik van de draadomroepinrichtingen voor andere doeleinden dan de doorgifte van (omroep)programma's, door de minister van CRM, in overeenstemming met die van V&W regelen kunnen worden gesteld .
90
De in de Omroepw et gestelde artikelen o v e r geb r uik van dr a adom r o e p i n r icht i ngen
het
z ijn echte r n iet van
t oepassing voor het "doorgeven " v an programma ' s over gemeen schappelij k e en cent r ale ante n n e -in r icht i ngen (gain en Dit als gevolg van de d e finitie van draadomro e p -
cain) .
i n r ichtingen in arti k el 2 lid k, w aarin een uitzonde r ing wo r dt gemaakt v oor draadomroepinrichtingen w aarop a r ti k e l 3 se x ies ,
derde lid van de Teleg r a a f- en Telefoon w et 190 4 van
toepassing is ( 4 ) .
Beide artikelen
z ouden w el van toepassing
zijn ge w eest voor een eventueel aan to leggen cas . "overbrengen" via gain en Cain valt
Het
w el onder de Omroepwet
en is geregeld in het z elfde arti k el 3 sexies van de T & T -wet , zesde lid (5) .
Door deze bepalingen is er tot nu toe niet voorgesch r even W elke programma ' s v i a cain en gain moe t en w orden doorgegeven .
De PTT k an bij het verlenen van een
machtiging slechts technische voorsch ri ften geven .
Zij gaat
er vanuit dat behalve programma ' s v an de binnenlandse omroep ook alle andere programma ' s W el k e ter plaatse met een redelijke k w ali t eit k unnen w orden opgevangen onverkort en gelijktijdig w orden doorgeg ev en .
In feite is het echter de
e x ploitant van de draadomroepinricht i ng die bepaalt W elke p r ogramma ' s w orden doorgegeven .
In 5 . 1 .4 . z al hie r op nader
w orden ingegaan . De doorgifte van buitenlandse programma ' s via het
k abe l net ,
die niet te r pl a a t se to ontvangen w aren en die
derhalve met behulp van k abel- of straalverbindingen aange v oerd moesten w orden , Wi lde de minister van CRM binden aan een door hem afgegeven goedkeuring .
In een motie van de heer
De Beer , i ngediend bij de behandeling van de Kabeltelevisienota in 1 975 ,
sprak de T w eede Kamer zich echter
tegen de noodzaa k van een dergelij k e centrale goedkeuring uit (6) .
Alvorens de PTT zijn mede w erking verleent dienen
w el e v entuele auteursrecht e l i jke of a n de r e ju r idische aspecten geregeld to zijn . Het gebruik van draadom r oepin r ichtingen voo r andere doeleinden dan de doorgifte van omroepprogramma ' s (c .q .
het overb r engen) bleef a a n door de minister van CR M
( in overeenstemming met de min i ste r v a n V &W ) geste l de regelen gebonden .
Voo r commerciele b e drijven w as er dus
w ettelijk Been mogelij k heid v oor
h et ze l f produceren en v i a
k abelnetten overbrengen van (audio-visuele) programma ' s .
In 1 9 78 is doo r h e t Pa r lement a l s onde r deel van een groter aanta l w ijz i g i ngen ee n nieuw art i kel 4 8 voo r
91
de Omroepwet aangenomen en in het Staatsblad verschenen (Staatsblad 1978, nr . 665, zie Appendix D) . Dit nieuwe artikel had de bedoeling het doorgeven van programma's via draadomroepinrichtingen uit de Omroepwet to halen en daarmee eventuele bemoeienis van de minister van CRM to beeindigen . Dit artikel was echter nog niet in werking getreden toen de firma Deltakabel in november 1979 een aanvraag bij de PTT indiende om de programma's van Radio-T416-Luxembourg (RTL) op de Nederlandse kabeltelevisienetten to brengen, namelijk in Sluis waar Deltakabel een net exploiteert dat gekoppeld is op Belgie . De Tweede Kamer sprak zich in een motie van het lid Scholten uit tegen een dergelijk commercieel programma-aanbod, dat het democratisch tot stand gekomen omroepbestel zou kunnen uithollen . Zij vroeg de minister "artikel 48 van de nieuwe Omroepwet en andere relevante artikelen niet kracht van wet to geven, maar to bevorderen dat de verantwoordelijkheid van de minister van CRM ter zake op doeltreffende wijze in een wettelijke regeling zijn neerslag vindt ( . . .)" (7) . Hiermee werd dus de eerder aangenomen motie van De Beer om zeep gebracht . Een definitieve regeling ten aanzien van het gebruik van kabeltelevisienetten, net name wat betreft de doorgifte van commerciele programma's, zal nog bepaald moeten worden .
4 .5 .2 Auteursrechten -------------Evenals bij "het gebruik van de kabel" is oo k voor de regeling van de auteursrechten het onderscheid tussen "doorgeven" en "overbrengen" van belang . In het algemeen worden auteursrechten en aanverwante rechten erken d bij het gebruik van centrale of gemeenschappelijke antenneinrichtingen voor het overbrengen van programma's die niet uit de ether worden ontvangen (bijv . eigen kabelprogramma's) . Ook voor de doorgifte (via kabel- en straalverbindingen) van niet ter plaatse ontvangbare buitenlandse omroepprogramma's wordt aangenomen dat het auteursrecht van toepassing is .
De strijd spitste zich toe op de vraag of voorafgaande toestemming van de rechthebbende vereist was voor de doorgifte van ter plaatse ontvangbare binnen- en buitenlandse omroepprogramma's door middel van gain of cain . Zoals reeds in 3 .4 .5 naar voren is gekomen, stelde de regering zich op het standpunt dat voor die gevallen (dus binnen de onvangstzone van een zender) geen auteursrechtelijke vergoedingen waren verschuldigd . Ook in de kabeltelevisienota bleek dit standpunt (8) .
92
On over deze kwestie een gerechtelijke uitspraak to ontlokken, werden vanaf 1976 een tweetal processen gevoerd tegen de Stichting tot exploitatie centrale antenneinrichting Amstelveen (CAI-Amstelveen) . Het ene proces dat aangespannen is door een aantal buitenlandse filmmaatschappijen, heeft betrekking op de doorgifte van films als onderdeel van uit de ether opgevangen buitenlandse programma's . In de andere zaak treedt de Bioscoopbond op als eiser . Hierbij gaat het om de doorgifte via het kabelnet van een door de NOS uitgezonden Nederlandse film . Op 19 juli 1978 kwam de arrondissementsrechtbank to Amsterdam tot de uitspraak dat de doorgifte van omroepprogramma's via een cai of gai geen zodanige openbaarmaking vormt, dat hierdoor voor de kabelexploitant d e verplichting tot toestemming tot doorgifte - en dus vergoeding van rechten - ontstaat (9) . Op 12 juli 1980 werd deze uitspraak bevestigd door het Hof van Justitie eveneens to Amsterdam . Het Hof stelde dat CAI-Amstelveen met zijn doorgifte geen afzonderlijke gelegenheid tot het waarnemen van de televisie-uitzendingen had geschapen . Technisch bestond immers reeds de mogelijkheid voor iedere televisiebezitter om betreffende uitzendingen uit de ether op to vangen . Het Hof was het met CAI-Amstelveen eens dat met d e doorgifte geen openbaarmaking had plaatsgevonden, daar met de doorgifte geen "nieuw publiek" werd bereikt . In tegenstelling tot deze uitspraken heeft op 30 oktober 1981 de Hoge Raad beslist, dat de doorgifte van films over de kabel een nieuwe worm van openbaarmaking is in de zin van de Auteurswet . Interpretatie van deze uitspraak betekent dat iedereen die een auteursrecht heeft op een werk dat door een kabelnet wordt doorgegeven, zijn rechten kan doen Belden . Tijdens de besluitvorming over de technische uitvoering van kabeltelevisienetten (1975/1976) vormde de kwestie van de auteurs- en aanverwante rechten dus nog een onzekere factor .
4 .5 .3 Antenneverbo d Ben belangrijke reden voor een gemeente voor het aanleggen van een cai, vormde de mogelijkheid om of to komen van de vele antennewouden op de daken . Om esthetische en veiligheidsredenen wend veelal een bepaling in de bouwverordening opgenomen die buitenantennes moest verbieden indien betrokken woningen op een gai of een cai aangesloten konden worden . Dit antenneverbod had het bezwaar dat de vrijheid van het individu om zelf to bepalen Welke program-
93
ma's hij wenste to ontvangen, kon worden beperkt . De tegenstanders van een antenneverbod vonden hierbij steun in het artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden . Dit recht omvat ook de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden to ontvangen of door to geven, zonder inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen (10) . De oppositie tegen (onvoorwaardelijke) antenneverboden werd vooral gevoerd door de Consumentenbond en door de op 11 januari 1977 opgerichte werkgroep "Antenne Vrij" . Met name laatstgenoemde beschuldigde gemeenten ervan antenneverboden in to voeren om zoveel mogelijk aansluitingen op de gai of cai to vergaren . "Vaak is een gemeente zelĀ£ exploitant van gai of cai en heeft commercieel belang bij een antenneverbod : hoe meer aansluitingen, hoe beter de installatie zal renderen" (11) . De behoefte aan het plaatsen van een eigen antenne was vooral aanwezig voor de ontvangst van bepaalde (buitenlandse) FM-radioprogramma's die niet via de antenne-inrichting werden doorgegeven . Bovendien kwam deze behoefte vaak voort uit de sours slechte kwaliteit van de doorgegeven radioprogramma's . Volgens de Consumentenbond waren er vele klachten, die onder andere betrekking hadden op het hoge ruisniveau, de vervorming van het geluid en de slechte kanaalscheiding (12) .
Tijdens de behandeling van de Kabeltelevisienota in 1976 nam de Tweede Kamer een motie van de hee r De Beer aan, waarin werd uitgesproken dat een (gemeentelijk) antenneverbod slechts gerechtvaardigd was, indien betrokkenen een aansluiting op een draadomroepinrichting konden verkrijgen, waarbij tenminste alle met huisantennes ter plaatse ontvangbare programma's werden aangeboden . De regering werd verzocht haar beleid daarop to richten . De regeling van deze zaak vormde echter primair een gemeentelijke aangelegenheid . Nadat de wens van de Tweede Kamer door de staatssecretaris voor V&W was overgebracht wijzigde in 1977 de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de modelbouwverordening, zodanig dat individuele antennes werden toegestaan, indien men hiermee andere signalen kon ontvangen dan met de cai waarop men kon worden aangesloten . Hiermee is niet gezegd dat deze regel in alle bouwverordeningen is opgenomen ; de modelbouwverordening heeft slechts een voorbeeldfunctie .
94
Of een antenneverbod al dan niet in strijd is met het Verdrag van Rome is bepaald door uitspraken die de voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft gedaan in een aantal beroepszaken, die burgers hadden aangespannen tegen de weigering van de colleges van burgemeester en wethouders om toestemming to verlenen tot het oprichten van eigen antennes . Voorbeelden zijn de uitspraken in de zaken Ridderkerk van 31 mei 1978 en Leerdam va n 10 oktober 1978 . In beide gevallen was de Raad van State van mening dat een onvoorwaardelijk antenneverbod in strijd was met het Verdrag van Rome .
4 .6
Discussie over het belei d Aan de voorgestelde standaardisatie was een
aantal principiele zaken verbonden die betrekking hadden op de technologische ontwikkeling en de invloed die de overheid hierop had . Zoals reeds Haar voren is gekomen, bestond bij de regering de angst dat door de snelle technologische ontwikkeling van het medium kabeltelevisie een ongewenste informatie-explosie op gang zou kunnen komen . Met de voorgestelde standaardisatie probeerde de regering deze ontwikkeling to beheersen . De staatssecretaris Wilde zijn technische inbreng gebruiken (zoals mevr . Gardeniers in de Tweede Kamer suggereerde (1)), om inhoudelijke wijzigingen aan to brengen, zoals een beperking van het aantal kanalen en het slechts geschikt maken voor distributie van omroepprogramma's . Tegen de opvatting van de regering werd van verschillende kanten oppositie gevoerd, wat onder andere bleek tijdens de hoorzitting die over beide nota's op 1 en 5 September 1975 werd gehouden .
4 .6 .1 Principiele_bezware n Het grote bezwaar tegen het regeringsstandpunt vormde het argument dat door de standaardisatie de ontwikkeling van de techniek in een to vroeg stadium werd geremd . In een brief (d .d . 29 September 1975) aan de voorzitter en de leden van de betrokken kamercommissies stelden de Consumentenbond, de Stichting Moderne Media, alsmede prof . Bordewijk, ir . Weijland (TH Delft), Rudolf Engers (Teleac) , Van Houte (Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling) en B . Stam (Raadslid PvdA, Oss) onder andere : "Landelijke standaardisatie in een bepaalde technische variant zoals nu door de staatssecretaris wordt aanbevolen, zou Haar de mening van ondergetekenden tal van
95
toekomstige
-
voor een deel nog onbekende - toepassingen
van de kabel belemme r en ,
zo n iet onmogelij k ma k en" (2) .
In deze discussie over al dan niet vrijlaten van d e technische ont w ik k eling kw am al gauw de maatschappelijke w enselij k heid van een dergelijke ont w ikkeling centraal to staan .
Hierbij
w as het probleem niet zozeer dat de tech-
nische ontwikkeling ondergeschikt aan de maatschappelijke wenselijkheid zou moeten zijn, maar veel meer de bPpaling van de maatschappelijke wenselijkheid : - was er behoefte aan een groter aantal kanalen ? - warm andere dan distributieve toepassingen gewenst ? Het is niet verwonderlijk dat commerciele betrokkenen als de Stichting Moderne Media, Deltakabel, enzovoort deze behoeften duidelijk aanwezig achtten . Echter ook de Omroepraad constateerde een behoefte aan een groter aantal omroepkanalen : "De Omroepraad gaat er vanuit dat handhaving van deze schaarste geen principieel beleidsoogmerk van de regering kan zijn . Allerlei activiteiten in deze tijd maken immers duidelijk dat in het communicatiepatroon van de huidige samenleving behoefte bestaat aan meer omroepkanalen dan er op het ogenblik ter beschikking staan" (3) . De regering ontkende dat zij voorbij Bing aan de maatschappelijke behoefte en sprak ook tegen dat zij kunstmatig een zekere schaarste in stand Wilde houden of bevorderen (4) . Zij Wilde slechts voorkomen dat kunstmatig een behoefte geschapen zou worden : "Een tweede gevaar, dat hieraan is verbonden, is dat door het leggen van kabelnetten met een overdaad van kanalen ( . . .) op het moment dat er nog geen maatschappelijke behoefte is ( . . .) toch een druk op de exploitanten van deze netten gaat ontstaan om de braakliggende kanalen voor enig doel to gaan gebruiken" (5) . Hier tegenover stond het standpunt van het liberale Kamerlid De Beer, die stelde dat rekening gehouden diende to worden met mogelijke toekomstige behoeften, en dat derhalve geen net gestandaardiseerd moest worden dat deze mogelijkheden bij voorbaat afsloot (6) . Bovendien stelde hij dat het bepalen van de maatschappelijke behoefte geen politieke zaak was die in het parlement zou moeten worsen beslist, maar sat het een zaak was van de consument, waar de overheid slechts op diende in to spelen .
96
4 .6 .2 Voor- en nadelPn van standaardisati e Naast deze principiele discussie werden allerlei argumenten aangevoerd die de voor- en nadelen van standaardisatie benadrukten .
De belangrijkste zullen hier kort
aan de orde komen . Efficiency . In geval van standaardisatie zou door een grotere produktie van componenten, geringere voorraden en dergelijke, efficienter gPwerkt kunnen worden . Van verschillende kanten werd dit voordeel sterk betwijfeld (7) . Televisietoestellen . Door standaardisatie konden televisietoestellen gebruikt worden die ook voor etherontvangst geschikt waren . Dit voordeel dat de staatssecretaris aanvoerde, gold echter voor elk van de bestaande systemen . Het RS-meegroeinet en het DeltaKabel Sternet hadden bovendien het voordeel dat Been problemen zouden ontstaan, indien het aantal door to geven programma's groter was dan het aantal voorkeurstoPtsen van het toestel . Dit argument, tegen het VHF/UHF-systeem, voerde met name de Consumentenbond aan die bevreesd was dat laatstgenoemd systeem voortijdige vervanging van televisie-ontvangers zou uitlokken . Duidelijkheid . Door standaardisatie van een bepaald systeem zou een stuk duidelijkheid ontstaan voor met name de gemeenten, die tot aanleg van een centrale antenne-inrichting wensten over to gaan . Er zou hierdoor niet telkens een herhaling van discussie en onderzoek hoeven plaats to vinden . Om deze reden toonde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zich een voorstander van standaardisatie . Koppeling van netten . Volgens de staatssecretaris zou bij standaardisatie een mogelijke koppeling in de toekomst van verschillende kabelnetten, zowel in het binnenland tussen gemeenten als met buitenlandse netten, gemakkelijker worden . Deze koppeling zou echter ook mogelijk zijn tussen verschillend uitgevoerde netten . Bovendien zou de PTT er steeds meer toe overgaan zelf (gestandaardiseerde) koppelnetten aan to leggen, waardoor zelfs een extra aanpassing achterwege kan blijven (8) . Bestaande bekabeling . Het voorgestelde VHF/UHF-systeem zou goed aansluiten bij de reeds bestaande 2 miljoen aansluitingen die ook in de VHF- of VHF/UHF-techniek waren uitgevoerd . De helft van dit aantal werd gevormd door gai-aansluitingen . Slechts een Bering percentage (5 a 15%)
kon
(volgens Deltakabel) gehandhaafd blijven bij de aanleg va n een ca i
( 9) .
UHF-geschikt .
Volgens de PTT w as het niet uitgesloten dat in
de toek om s t V HF -kana l en d ie op da t mo me nt aan d e t e l e v is ie-
97
omroep via de ether warm toegewezen, een andere bestemming zouden krijgen . Een UHF-geschikt kabeltelevisienet zou hierbij dan beter aansluiten . Segmentering (zie ook 4 .2 .10) . In het voorgestelde VHF/UHFsysteem zou het slechts tegen extra kosten mogelijk zijn programmasegmentering door to voeren (door bepaalde programma's in versleutelde worm door to geven) . Deze segmentering, die vooral door de Consumentenbond en de Omroepraad werden benadrukt (10), was eenvoudiger en meer volledig mogelijk bij de sternetten van Robert Schmitz en Deltakabel . Met behulp van segmentering was toepassing van het profijtbeginsel mogelijk en konden gerichte programma's doorgegeven worden . De staatssecretaris voorzag bij invoering van segmentering echter hogere totale kosten, problemen bij het samenstellen van de pakketten en achterstelling van minder draagkrachtigen (11) . Monopoliepositie . Zonder invoering van de standaardisatie bestond volgens het Tweede Kamerlid Hartmeijer het gevaar voor het ontstaan van een monopoliepositie voor de firma Deltakabel (12) . Zij was zowel leverancier, installateur als exploitant van het DeltaKabel Sternet . Deltakabel stelde hier tegenover dat zij het DKS niet Wilde standaardiseren, maar dat zij slechts de technische mogelijkheden voor andere dan het door de PTT voorgestelde systeem Wilde openhouden .
4 .6 .3 Besluitvormin g De besluitvorming over de voorgestelde standaardisatie van het VHF/UHF-(mini-sternet)systeem is zeker beinvloed door allerlei bedrijven, instellingen en andere belanghebbenden . In de eerste plaats warm dit particuliere bedrijven en instellingen zoals bijvoorbeeld Deltakabel, Robert Schmitz, de Stichting Moderne Media, die duidelijk belang hadden bij een afwijzing van de standaardisatievoorstellen (zie ook 4 .3 .5) . Hiertegenover stond de PTT, die juist pogingen deed deze standaardisatie wel doorgevoerd to krijgen (zie 4 .4 .4) . Ook de omroepwereld toonde zich een voorstander van standaardisatie (13) : (ster)netten met uitgebreide toepassingsmogelijkheden zouden slechts een extra concurrentie kunnen betekenen, met een mogelijke aantasting van het omroepbestel . Andere instellingen en personen die een rol speelden warm onder andere : de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Consumentenbond die om eerdergenoemde redenen standaardisatie afwees, en prof . Bordewijk van de TH Delft, die geen onnodige belemmering van de technische ontwikkeling wenste . Bovendien ha d
98
hij een indirect moreel belang bij af w ijzing van de standaardisatie van het VHF/UHF-systeem ,
daar het alternatief
van het meegroeinet oorspronkelij k van de TH afkomstig w as .
De lobby die vanuit deze instellingen en bedrijven Haar Tweede Kamerleden ontstond, vond voor een groot deel plaats in de worm van technische voorlichting : de mogelijkheden, respectievelijk de beperkingen van de verschillende netten, de consequenties voor de technische ontwikkelingsmogelijkheden bij standaardisatie van het VHF/UHF-systeem, enzovoort . Deze voorlichting was hierbij wel duidelijk ingekleurd door de belanghebbenden ; in sommige gevallen werd zelfs tegenstrijdige informatie gegeven (bijv . over de kwaliteit van het DeltaKabel Sternet (14)) . Doordat het beleid inzake kabeltelevisienetten vooral een technische aangelegenheid vormde, hadden veel parlementariers weinig inzicht in alle factoren die bij de besluitvorming een rol speelden . Evenals tijdens de discussie over de Wijziging van de Telegraaf- en Telefoonwet in 1969 bleven veel zaken voor de Kamerleden ondoorzichtig . Zo getuigde het lid De Boer : "Als een zeeleeuw die in het circus de truc van de olifant moet doen, zo voelt zich technisch gezien de met twee linkerhanden behepte spreker die iets zinnigs moet zeggen over de keuze tussen een aftaknet, een sternet of een meegroeinet . Ik geloof dat die truc op voorhand tot mislukken is gedoemd en daarom waag ik mij ook maar niet aan vergelijkingen tussen die netten" (15) . De officiele voorlichting aan parlementsleden die door de PTT werd verzorgd, stond duidelijk ter discussie . Zowel binnen als buiten het parlement werd aan Naar objectiviteit getwijfeld . Zo werd onder andere in het advies van de Omroepraad van 17 september 1975 de behoefte vermeld aan een overzicht van alle voor- en nadelen van de verschillende soorten aftaknetten en sternetten . "De vraag kan voorts rijzen of een objectieve voorlichting mag worden verlangd van de PTT of dat daarvoor een onafhankelijke instantie moet worden ingeschakeld" (16) . De Raad noemde als voorbeeld het Nederlands Elektrotechnisch Comite . De Consumentenbond pleitte (ook voor het regelen van andere zaken) voor de oprichting van een permanente kabeltelevisieraad . Ook vanuit het parlement kwam meerdere keren de vraag Haar voren om to komen tot een onafhankelijke instantie voor het geven van objectieve voorlichting, zowel aan het parlement als aan gemeenten die tot bekabeling over wensen to gaan . Ook vanuit deze kritiek sprak twijfel over de volledige objectiviteit van de PTT .
99
De staatssecretaris vatte de kritiek op als wantrouwen ten opzichte van de PTT en sprak in dit opzicht van "verdachtmakingen" die hij volledig afwees (17) . De oprichting van een onafhankelijke instantie of raad voor het geven van objectieve voorlichting wees hij als een onaanvaardbaar "stuk curatele boven de PTT" van de hand . Toch is het niet verwonderlijk dat de positie van de PTT ter discussie stond . In feite deed zich dezelfde situatie voor als eerder bij de discussie over het cas en bij de discussie over de drie-netten-filosofie versus een geintegreerde aanleg . In alle gevallen had de PTT ook rekening to houden met haar eigen bedrijfsbelangen en met de ontwikkelingen die reeds in het eigen bedrijf hadden plaatsgevonden (bijv . reeds lopend onderzoek) . De problemen vanuit Naar dubbelrol van enerzijds beleidmakend orgaan en anderzijds (staats-)bedrijf maakten een effectievere (parlementaire) controle volgens verschillende kamerleden wenselijk (18) . Men had het gevoel to weinig inzicht in het bedrijf to hebben, iets wat ongetwijfeld werd versterkt door de technische geaardheid van de problemen . Evenals bij de besluitvorming over het cas-plan had men to maken met het probleem dat de technische know-how op dit gebied voor een groot deel geconcentreerd was bij de PTT, met name bij haar bedrijfslaboratorium, het Dr . Neher Laboratorium . Het besluit tot afwijzing van de voorgestelde standaardisatie van het VHF/UHF-systeem in de Tweede Kame r w e r d t en s l ot te ge n omen doo r h et aan n e me n van ee n t w e e t al moties van mevrou w Gardeniers-Berendsen (19) . In de eers t e mot i e w e r d ge vra agd of to v a n d e moge lijk heid
zi e n
in d e t ech ni sche ei sen he t z o gen aamde
" VHF/UHF -v oo r be r e i d " a ls verp l ichting op to neme n .
Ve r de r
werd gesteld , dat nieu w to stellen eisen niet mogen worden vastgesteld me t h et oo g me rk ni e uwe o ntwikk el in ge n of
to
snijden dan w el to beperken . De eisen dienen verder niet dan in geringe mate of to wijken van hetgeen in de ons omringende
l a n de n a l s tec hni sche eise n wo rd e n gest e ld . In de t w eede mot ie w e r d ge vra agd om bij he t
verlenen van machtigingen voor de aanleg en exploitatie van draadomroepinrichtingen buiten beschouw ing to laten ,
dat
d eze i n ri chtinge n oo k geb ruikt kunn e n w orde n v oo r h e t o v e rbrengen van lokale programma ' s en voor andere toepassingen . Bo v e n d i e n st el d e d e mot ie d a t v oo r het bin d en aan e en ma chtiging voor een draadomroepinrichting van andere dan techn i sch e en ad m inis t r atiev e eise n e en wet s w i jzi gi n g no o d zakelijk is .
100
De staatssecretaris besloot hierop of to zien van het verplicht voorschrijven van het VHF/UHF-systeem, zodat ook machtigingen aan andere netconcepties konden worden verleend, wits deze voldeden aan : - de geldende kwaliteitseisen ten aanzien van beeld- en geluidssignaal bij de abonnee en de daaruit voortvloeiende eisen ten aanzien van componenten ; - de minimaal vereist gestelde programmacapaciteit ; - de veiligheids- en anti-storingseisen . Naast de moties die betrekking hadden op de voorgestelde standaardisatie, nam de Tweede Kamer ook twee moties aan van het lid De Beer . De eerste motie had betrekking op het antenneverbod (zie 4 .5 .4), de tweede op de aanvoer van buitenlandse programma's (zie 4 .5 .2) . Verder werd het beleid ten aanzien van de CASEMA gewijzigd . Tot dan toe had deze NOZEMA-dochter door het uitblijven van een positieve beslissing over het cas weinig kunnen onderne-men . Ondanks een groot aantal verzoeken van gemeenten voor aanleg en exploitatie van cain, moest de CASEMA zich bescheiden opstellen en raakte zij slechts betrokken bij de aanleg van een klein aantal netten (Breda, Voorburg) . Op 29 januari 1976 deelde staatssecretari s Van Hulten in de Tweede Kamer mee dat de CASEMA voortaan op aanvragen van gemeenten kon ingaan (20) . Deze uitbreiding van de rol van de CASEMA, waarbij deze in concurrentie met het bedrijfsleven zou gaan opereren, was voor het Tweede Kamerlid De Beer aanleiding vragen to stellen over de relatie tussen de CASEMA en de PTT . Enerzijds zou de PTT in de situatie kunnen geraken advies to moeten geven aan gemeenten, en gaf zij machtigingen uit voor aanleg en exploitatie van cain . Anderzijds had zij een meerderheidsaandeel in de CASEMA, via de NOZEMA, en opereerde aldus op de kabelmarkt als projectontwikkelaar (21) . De staatssecretaris deed hierop de toezegging dat de PTT geen uitdrukkelijke en ook geen stilzwijgende reclame zou maken voor de CASEMA in gevallen waarin de PTT in verbinding zou komen met gemeenten rond de aanvraag van een machtiging (22) . Na 1975 heeft de CASEMA inderdaad haar activiteiten in belangrijke mate uitgebreid tot thans zo'n 0,5 miljoen aansluitingen .
101
S . HUIDIGE STAND VAN ZAKEN EN MOGELIJKHEDEN VOOR DE TOEKOMS T 5 .1 Gevolgen van het gevoerde beleid 5 .1 .1 Aanleg_en_exploitati e De aanleg en exploitatie van kabeltelevisiesystemen is in de loop der jaren steeds meer een gemeentelijke aangelegenheid geworden . De mogelijkheden voor de aanleg van gemeente omvattende cain werden reeds geschapen in 1969 door een toezegging van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat tijdens de behandeling van de Wijziging van de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 in het parlement . De regering had toen echter nog duidelijk de aanleg van een landelijk cas voor ogen ; de toezegging van de cain was meer een middel om de wetswijziging, nodig voor de realisering van het cas, doorgevoerd to krijgen . In de oorspronkelijke opzet vormden de cain slechts een tijdelijke ontwikkeling . In een later stadium zouden zij immers aangesloten kunnen worden in het door de CASEMA aan to leggen cas . Door het uitblijven van de realisering van het cas kwam alle nadruk rond de kabeltelevisie-aanleg bij de Cain to liggen, waarbij deze steeds meer de grootte van de gehele gemeente kregen . Deze tendens werd verder verstrekt toen de gemeentelijke aanleg een beleidsoogmerk van de regering werd . Zij zag deze worm van aanleg en exploitatie als de meest optimale, waarbij de democratische besluitvorming het best tot zijn recht kon komen en waarmee op partiele wijze gereageerd kon worden op de maatschappelijke behoefte .
De belangrijke rol die voor de gemeenten was ontstaan met betrekking tot de kabeltelevisie was voor de organisatoren van het Tweede Nationale Kabeltelevisiecongres (nov . 1976) aanleiding om het congres het motto "De gemeente en de kabel" mee to given . Tijdens dit congres kwam ook een aantal van de problemen Haar voren die voortvloeiden uit deze gang van zaken ; problemen binnen een gemeente, die betrekking hadden op de (organisatorische) structuur van aanleg en exploitatie van de cai . Binnen elke gemeente diende een besluitvorming tot stand to komen over vragen als : - is de aanleg van een cai voor deze gemeente wel aantrekkelijk en verantwoord ? - wie wordt machtiginghouder van de aan to leggen cai, een particuliere exploitant of een overheids- of nonprofitexploitant (of mogelijk een combinatie) ? - Welke netstructuur is optimaal voor deze gemeente?
102
-
w aar moet de grens g e trokken worden die bepaalt We l k e woningen w el aangesloten ,
respecti evelijk n i et aange-
sloten worden ? Gemeentebesturen moesten v ele vragen beant w oorden w aarbij vooral voor
k leinere gemeenten het gebr ek aan des k undigheid
meespeelde . V ooral doo r het ontbreken v an een sta n daardisatie was techn i sche kennis voo r de besluit v o r ming nood z a kelijk .
Gemeentebesturen w aren hierdoor
v oor ee n belang-
rijk deel afhan k elijk van (al of n i et par ti cu l ie r e) adviseurs .
Op de besluitvorming binnen de verschillende
gemeenten zal in dit verband niet Hader w orden ingegaan .
Een
nadere studie op d i t punt voor een aa n tal gemeenten (1) is mijns inziens echter zeer de moeite waard .
Hiermee zou een
beter inzicht kunnen w orden ver k regen in de over w egingen die bij de keuze een rol hebben gespeeld ,
in hoeverre de tech -
nische voorlichting toereikend w as en in W elke mate commerciele invloeden een rol speelden .
Deze stud i e zou wellich t
ant woord kunnen geven op de v raag of van een v erant w oo r de bes l uitvorming op deze manier spra k e is ge w eest en of een gedecentraliseerde .aanpak van lokale telecommunicatie voorzieningen op de z e w ijze gunstig is .
Bij de aanleg en exploitatie van cain w aren (en zijn) verschillende structures mogelijk ; in alle gevallen k an hierbij de gemeente machtiginghouder z i jn of niet : a) puur gemeentelijk ,
bijvoorbeeld doo r
inschakeling va n
het gemeentelij k energiebed r ijf of w oningbed r ijf ; b) gemeentelijk in samen w erking met w oningbou w vereni ging(en) ,
een stichting ,
een N aamlo z e Vennootschap of
met een particuliere exploitant ; c) niet gemeentelijk , w aa r bij gedacht kan w orden aan he t volledig uit handen geven aan een of woningbouw federatie ,
w oningbou w vereniging
aan een stichting of aan een
pa r ticuliere exploitatiemaatschappij (of CASEMA) (2) . Binnen de verschillende structures kon bo v endien nog onderscheid w orden gemaakt in aanleg ,
e xp l oitatie en behee r,
die
in verschillende h a nden konden 2ij n . M omenteel is circa 85% van de machtigingen voor Cain v erleend aan gemeenten of aa n stichting e n w aarin de gemeente op een of ande re w ij z e participeert . tage vertoont een stijgende tendens . is de gemeente macht i ginghoude r
Dit pe r cen -
In steeds meer ge v allen
en w orden de lo k ale of
r egionale nutsbedr i j ven (e le kt r iciteit ,
gas) of de CASEMA
met de e x p l oi t atie belast (3) .
1 03
De rol van de PTT is beperkt gebleven ; naast het geven van algemene voorlichting op het gebied van het machtigingenstelsel, hield (houdt) zij zich bezig met de volgende punten : 1 . het opstellen van machtigingsvoorwaarden (waaronder technische voorschriften) en de controle op de naleving daarvan ; 2 . de aanleg van het koppelnet in grotere gemeenten (meer dan 100 .000 inwoners) ; 3 . het verzorgen van intergemeentelijke koppelingen (m .b .v . kabel- of straalverbindingen), waarmee in veel gevallen kapitaalvernietiging en horizonvervuiling kon worden voorkomen, doordat zo meerdere cain van dezelfde ontvanginrichting gebruik konden maken ; 4 . het verzorgen van de aanvoer van buitenlandse programma's, mite de auteursrechtelijke vergoedingen waren geregeld .
5 .1 .2 Uitvoering_van_de_nette n In tabel 5 .1 zijn enkele gegevens weergegeven over de aangelegde kabeltelevisienetten met de bijbehorende aantallen aansluitingen (4) .
T a be l 5 . 1 Aantal l en aan ge le gde kabeltelevi s ienetten en biibehorende aansluitinqe n
gain tot . aant . aansluit .
aantal netten
cain
aantal
aantal
aansluit .
1970 1 .200 .000
18 . 500 1 .200 . 000
waarvan gemeld :
13 . 000 900 .000
1976 2 .000 .000
15 . 800 1 . 000 . 000
aantal
netten
aansluit .
0
0
1200 1 . 000 . 000 potentieel : 2 . 000 . 00 0
1981 2 . 850 . 00 0 1985
4 . 000 . 000
(=85%
totaal) ,
ver w ach t
In 1970, na de legalisering van de gain, zijn circa 13 .000 systemen (met 900 .000 aansluitingen) aangemeld . Geschat werd dat circa 5500 gain (met 300 .000 abonnees) niet zijn gemeld . In de loop der jaren zijn veel gain geliquideerd of ge3ntegreerd in een nieuw aan to leggen cai . Gegevens hieromtrent zijn niet bekend bij de PTT . In november 1976 waren circa 1200 machtigingen voor Cain aangevraagd met in totaal circa 2 .000 .000 aanslui-
104
tingen .
Hier v an waren op dat mome n t reeds 1 .000 .000
aansluiting e n g e rea l iseerd . w oningen ,
Th a ns z ijn c i rc a 2 , 85 miljoen
dat is 58% van het totaal ,
tieve ontv a ngst aangeslot e n .
op een worm van col l ec-
Omstree k s 1 9 85 ver w acht me n een
verzadigingspunt to h e bben berei k t ,
als 85% van de w oningen
is aangesloten . In Label 5 .2 is een procentuele verdeling gegeven van de gemachtigde cain naar rato van het aantal aangesloten w oningen (5) . Tabel 5 .2 Gemachtigde Cain Haar rato van het aantal aangesloten woninge n
aantal
potentiele
197 6
1980
100-500
75%
67%
500-1000
11 %
10 %
aansluitinge n
1000-2000
5%
7%
2000-10 .000
6%
12%
3%
1,5%
1%
10 .000-50 .000 50 .000-100 .000
1,5 %
meer dan 100 .000
Vanuit deze gegevens is de tendens w aar to nemen dat in toenemende mate grote netten w orden aangelegd .
Bij de PTT zijn Been uitge w erkte gegevens beschikbaar omtrent de onderverdeling van Cain Haar netcon -
figuratie .
Hierbij heeft men ook met de moeilijkheid to maken dat in ver r e w eg de meeste gevallen mengvormen aan w ezig zijn van verschillende netconfiguraties , met mini - sternet .
voornamelijk van aftaknet
Dit is mede afhankelijk van de
bebou w ingsdichtheid ter plaatse .
Bij in v entarisatie door het
t i jdschrift Media Info z i jn w el enige gegevens (te r
indi-
catie) beschikbaar gekomen over het aantal abonnees per type net :
1 05
Tabel 5 . 3 Aant a l abonnees p e r type ne t
Type ne t
Aantal abonnee s
M ini - sternet
1 . 332 .521
60,1%
Combinatie rijg/aftak- en mini-sternet
716 . 824
32,4 %
Rijgnet en/of aftakne t
125 .33 3
5,7%
35 . 300
1,6%
Meegroeinet
1 .010
0,0%
DeltaKabel Sterne t
2 .300
0,1%
Combinatie rijg/aftak- en meegroeinet
2 .500
0,1 %
Dubbel mini - sternet
Zuivere sternetten (andere dan het mini-sternet) zijn aangelegd in slechts enkele plaatsen, onder andere Sluis (DKS), Zaltbommel (RS-meegroeinet) . De tendens is dat steeds meer het mini-sternet wordt nagestreefd ; maakt de dunne bebouwingssituatie dat ter plaatse economisch niet haalbaar, dan geschiedt de aanleg in aftaktechniek . Ondanks het ontbreken van een wettelijke standaardisatie is toch hoge mate van uniformiteit in de toegepaste r,etconceptie ontstaan . Blijkbaar is de voorkeur van de PTT in deze toch van invloed geweest op de besluitvorming binnen de verschillende gemeenten . Desondanks zijn er belangrijke verschillen in mogelijkheden van de verschillende netten . De capaciteit van recent aangelegde netten is in veel gevallen 18 kanalen, waarbij dit aantal met behulp van betere versterkerapparatuur uitgebreid kan worden tot 24 a 30 kanalen . Daarentegen is de capaciteit en de uitbreidingsmogelijkheden van vooral oudere netten veel beperkter (6-12 kanalen) . Een volledig overzicht hieromtrent ontbreekt tot nu toe . Bij de PTT is evenmin duidelijk inzicht aanwezig over de verschillende bestaande beheersstructuren van cain . Er zijn Been centrale gegevens over Welke instantie het beheer voert over het net, wie het net exploiteert, respectievelijk onderhoudt, enzovoort . Wel is d e procentuele verdeling bekend van de machtiginghouders, ingedeeld naar de verschillende instanties (tabel 5 .4) . Momenteel is circa 85% van de machtigingen voor cain verleend aan yemeenten of aan instellingen (of stichtingen, enz .) waarin de gemeente op enigerlei wijze participeert .
106
Ta b el 5 .4 Machti gi ngho ud e r s v a n cai n
gemeentAn
39 %
stichtingen
24 %
woningbouwverenigingen
22 %
bou w- en exploitatiemaatschappijen 5 % cooperatieve
verenigingen
5!6
installateurs
3%
pensioenfondsen
2%
kabeltelevisienetten 5 .1 .3 Kwaliteit van - In Nederland is tot nu toe geen onderzoek verricht naar de (technische) kwaliteit van de aangelegde netten . Exacte gegevens hierover kunnen daarom niet gegeven worden . Ondanks de technische voorschriften en de controle op de naleving daarvan door de PTT, bestaat het vermoeden dat in de afgelopen jaren vele netten van een slechte kwaliteit zijn aangelegd . Zo stelde het vaktijdschrift Elektromagazine (installatie) met betrekking tot de kwaliteit van de antenne-inrichtingen : "De wildgroei in de aanleg van onvolwaardige installaties is in de achter ons liggende jaren sours enorm geweest, terwijl die periode nog Lang niet als afgesloten kan worden beschouwd" (6) . De slechte kwaliteit van de netten heeft onder andere betrekking op : - het gebruik van slechte componenten (kabels, installatiemateriaal, enz .) ; - slecht installatiewerk ; ongeschiktheid in met name het kostbare haarvatennet voor het gebruik van UHF-kanalen . Als mogelijke oorzaken van het ontstaan van kwalitatief minderwaardige netten kunnen worden genoemd : - bij de aanleg van vele netten is to zeer bezuinigd op de kosten van de installatie our daarmee het abonnementsgeld to kunnen drukken ; - indien bij de aanleg van een net meerdere instanties betrokken zijn (adviseurs, fabrikanten, installateurs, enz .), is niet altijd duidelijk wie waarvoor verantwoordelijkheid draagt (7) ; - onvoldoende mogelijkheden voor controle op naleving van de voorschriften . De indruk bestaat wel dat het kwaliteitsniveau van de (nieuw) aangelegde netten de laatste jaren sterk gestegen is, dit mede als gevolg van de strengere PTT-voorschriften .
107
Een nadere studie naar de k w aliteit van bestaande netten is w ellicht w enselijk .
Speciale aandacht verdient de kwaliteit van kabeltelevisienetten met betrekking tot de ontvangst van FM-radioprogramma's . Met name de Consumentenbond, die over deze zaak reeds in december 1976 melding maakte, concludeerde dat bij de meeste cain de FM-ontvangst slechter was dan bij ontvangst via eigen antenne (8) . Deze kwestie was voor de Consumentenbond des to belangrijker, daar veel gemeenten nog een verbod hanteerden op het plaatsen van individuele (FM)-antennes . De klachten hadden niet slechts betrekking op de ontvangstkwaliteit van buitenlandse zenders, maar ook van Nederlandse (met name het programma van Hilversum IV) : to veel ruffs (vooral bij stereo), vervorming van het geluid en een slechte kanaalscheiding . Om het inzicht in de FM-problematiek to vergroten heeft de PTT in de afgelopen jaren FM-gericht onderzoek verricht en bovendien een groot aantal metingen uitgevoerd aan thans verkrijgbare apparatuur voor ontvangststations en aan in bedrijf zijnde antennesystemen . De oorzaken van de klachten bleken versc ;,illend ; 1 . het signaal zelf : de ontvangcondities zijn to power en in enkele gevallen bevatte het programmamateriaal zelf teveel ruffs ; 2 . het antennesysteem : defecte of verkeerd afgestelde versterkers ; 3 . de ontvanginstallatie van de aangeslotene : de ontvanger to slecht van kwaliteit, niet aangepast aansluitsnoer of onvoldoende hoogfrequent dicht (9) . Door de PTT is (reeds langere tijd) de behoefte erkend aan meer gedetailleerde en strengere kwaliteitsvoorschriften met betrekking tot de FM-ontvangst . In aansluiting op de uitslag van het onderzoek zijn de Technische Voorschriften hiervoor inmiddels aangevuld . Het FM gericht onderzoek binnen de PTT duurt overigens nog voort .
5 .1 .4 Programmapakket_van antenne-inrichtingen -----------------Zoals in 4 .5 .2 uiteen is gezet, is omtrent de samenstelling van het programmapakket van gain en cain tot nu toe wettelijk niets expliciet geregeld . Wel is in de herziene Technische Voorschriften van de PTT (10) bepaald dat "een inrichting tenminste moet zijn toegerust voor de ontvangst en distributie van signalen van televisie- en radiozenders, Welke met ter plaatse gebruikelijke individuele antennes gedurende het grootste deel van de tijd me t
1 08
redelijke kwaliteit kunnen worden ontvangen" . Van een wettelijke regeling is echter geen sprake . In praktijk blijken kabelexploitanten echter alle programma's die ter plekke redelijk (en vaak ook minder dan dat) to ontvangen zijn, onverkort door to geven (11) . Over het algemeen vormt de programmacapaciteit nog geen beperkende factor, zodat zij (ook vanuit eigenbelang) de abonnees een zo ruim mogelijk pakket leveren . Dit vormde in de Kabeltelevisienota ook het argument om niet over to gaan tot het geven van voorschriften over de door to geven programma's (12) . In verband met mogelijke problemen hieromtrent in de toekomst (door het ontstaan van schaarste aan kanalen), is hierover overleg op gang gekomen binnen het Overlegorgaan Kabeltelevisie (1980) . Binnen het Overlegorgaan Kabeltelevisie, dat al in de Kabeltelevisienota werd aangekondigd, zijn leveranciers, installateurs, exploitanten, adviseurs, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Consumentenbond, de woningbouwcorporaties, de particuliere beleggers (inmiddels weer verdwenen), de elektriciteitssector, de NOS en de PTT vertegenwoordigd . In dit overleg wend de mogelijkheid overwogen om to zijner tijd een door de minister van CRM samengesteld minimumpakket van door to geven programma's voor to schrijven . Een meerderheid van het Overlegorgaan was van mening dat de regeling van het programmapakket aan de machtiginghouder dient to worden overgelaten, met name voor het doorgeven van buitenlandse programma's . De NOS toonde zich, vooral ter veiligstelling van de belangen van de binnenlandse omroep, wel een voorstander van het op korte termijn invoeren van een dergelijk verplicht minimumpakket . De Consumentenbond had in dit opzicht een nog verdergaand standpunt . Zij is voorstander van een verplichting voor de exploitant able ter plaatse ontvangbare programma's door to geven, indien een worm van aansluitplicht bestaat (ook als dat in indirecte worm door middel van een antenneverbod bestaat) . Bovendien wenst de Consumentenbond een duidelijke formulering van de inspraak van de abonnees ten aanzien van het programmapakket ; zij denkt hierbij aan-een medebeslissingsrecht (13) . Een speciaal probleem bij de doorgifte van uit de ether opgevangen televisieprogramma's, vormen de illegale piratenuitzendingen Welke de laatste paar jaar in omvang sterk zijn toegenomen . Hierbij worden illegale zenders in de nabijheid van de (centrale) ontvangantenne geplaatst, om op deze wijze programme's in het kabelnet to kunnen penetreren . In veel gemeenten is inmiddels een doorgifteverbod voor deze programme's uitgevaardigd . Zoals reeds in 4 .5 .2 Haar vore n
109
is gekomen , z al de ministe r van CRM een definitie v e r egeling ten aanzien van het doorgeven van omroepprogramma's, ook betreft het doorgeven v an comme r ciele p r ogramma ' s ,
w at
tot stand
moeten brengen .
5 .2 Ander gebrui k
van kabe l netten
e 5 . 2 . 1 Retour-informati - ------- --- -----Hoe w el verre w eg de meeste huidige kabelnetten aangelegd zijn als zuiver e distr i butienetten , behulp van filtertechnieken toch mogelij k abonnee in tegengestelde
is het met
informatie van de
r ichting ( " up-st r eam") to stu r en .
Men kan hierb i j in de eerste plaats denken aan een beeld retour k anaal (bijv .
in de onde r band) .
Hiermee is het
mogelijk televisiebeelden vanaf de abonnee to verzenden in de richting van een lokaal centrum , w at b i jvoorbe e ld geb r uikt z ou kunnen w ord e n voor bijdragen ten behoeve van een lokaal omroepprogramma .
Een t w eede worm van retour-
inform a tie is
door t r ansmiss i e v an dat a van de
r ealiseerbaa r
abonnee Haar een centraal punt .
Hiermee is de verzorging van
v erschillende alarmsystemen mogelij k, z oals een b r andalarm , inbraakalarm en een bejaarden/gehandicaptenalarm .
Oo k kunnen
meterstanden van gas , w ate r en ele k triciteit w orden doorge geven . In al deze gevallen kan gebrui k gemaa k t w o r den van mic r oprocessoren , in w ij k centra) ,
decentraal in het net opgesteld (bij v .
die de toestand afvragen bij de abonnee .
het geval van ala r meringen
In
k an bij w ijziging van de toestand
alarm gegeven w orden aan de betreffende hulpve r lenende instantie . Alvorens toestemming tot deze diensten to geven, zal de PTT zich tevoren wi llen overtuigen van : -
de betrouw baa r heid van het sys t eem ,
- privacy , -
verant w oordelijkheid (met name t . a .v .
de ver w erki n g van
de alarmen) , -
kostprijs ,
- onderhoud (1 4 ) . Bij veel van deze diensten is het ook mogelijk gebruik to ma k en van het telefoon n e t,
reden voor de PTT om slechts
toestemming to verlenen indien de betreffende dienst binnen het kabeltelevisienet met minder kosten to real i sere n is .
5 . 2. 2
Pa y televisio n Door het inrichting van mini - sterpunten a l s
kleine " k iescent r ales "
is het in principe mog e lijk om
bepaalde k ana l en slechts beschikbaar to stellen aan abonnee s
110
die daarvoor extra willen betalen (segmentering) . Binnen het Dr . Neher Laboratorium van de PTT is hiervan de mogelijkheid voor mini-sternetten aangetoond (15) . In eerste opzet is het mogelijk 7 programma's in het kiespakket onder to brengen naast het normale standaardpakket, bijvoorbeeld 19 programma's . De extra programma's kunnen over de S-kanalen (tussen band III en band IV) warden aangevoerd tot aan het mini-sterpunt . In figuur 5 .1 is een mogelijke opzet voor het kiessysteem getekend . Fi gu ur
5 .1 H et m ini- s t e rnet al s
kies sys te e m
-------------------------- --------
i =~ I ~ ā ' _____' __" _ " "_'_" "_'_ _" ' _" " J
B r on : Hendrik , K abelvisie 7, augustus 1979 .
Met behulp van kiesinformatie van de abonnee kan een van de extra kanalen net behulp van de convertor omgezet warden in een vast (standaard) VHF-kanaal (bijv . kanaal 2) . De keuze van hoeveel en Welke extra kanalen een abonnee kan ontvangen, kan door instelling van de decoder warden bewerkstelligd . Naast het gekozen kanaal krijgt de abonnee ook alle programma's van het standaardpakket aangeboden . Voor de abonnees die Been kiesfaciliteit wensen behoeft in deze opzet per sterpunt slechts een sperfilter voor de kieskanalen to warden aangebracht . Uitbreiding tot grotere kiespakketten is mogelijk, eventueel door de aanleg van een extra kabel tussen wijkcentrum en mini-sterverdeelpunt . Op deze manier is een worm van segmentering mogelijk waarbij de abonnee per extra kanaal betaalt . Voor betaling per afgenomen programma (kabelbioscoop) zal een verdergaand retourkanaal noodzakelijk zijn (tot aan een centraal registratiepunt), vergelijkbaar met dat wat nodig is voor het aanbrengen van alarmeringen of het doorgeven van meterstanden . In het centrale punt kan (m .b .v . ee n micro-processor) geregistreerd warden Haar W e l ke programm a' s
111
de abonnee heeft gekeken . Of eerder genoemde w ijzigingen en uitbreidingen in de actieve apparatuur van het kabeltelevisienet ook economisch aantrekkelij k onvoldoende bekend .
zijn ,
is nog
Een nader onderzo e k op dit punt ,
zoals
onlangs gestart is in Zuid Limburg , w aarin ook de mogelijkheid tot het ve r zenden van
r etour-informat i e w ordt bekeken,
zal hierin meer duidelijkheid kunnen verschaffen .
5 .2 .3 Distributie_digitale_signale n Naast eerdergenoemde nieuwe toepassingen in kabelnetten door middel van het versturen van informatie van de abonnee in tegengestelde richting, bestaan ook nog uitbreidingsmogelijkheden in zuiver distributieve zin . Hierbij kan men denken aan moderne ontwikkelingen in de grafische en audio-grafische telecommunicatie, zoals tpletekst en telebord . Juist door de snelle ontwikkeling vin de micro-elektronika zijn aantrekkelijke mogelijkheden ontstaan voor dergelijke systemen die met een (goedkoop) grafisch beeldgeheugen werken . Bij normale bewegende televisiebeelden wordt elke 1/25 seconde de informatie voor een volledig beeld over het kanaal verzonden . Bij ytdLiscrie beelden ala bij het telebord en bij teletekst behoeft per beeld veel minder informatie verzonden to worden . Bovendien kan deze informatie met een beeldgeheugen vastgehouden worden, zodat ze niet elke 1/25 seconde, maar bijvoorbeeld eens in de 24 seconden verzonden kan worden (teletekst) of langzaam opgebouwd wordt (telebord) . Bij het teletekstsysteem, waarmee thans door de NOS wordt geexperimenteerd, kan de kijker zo'n 100 pagina's tekst (24 regels van 40 letters) ontvangen met een gemiddelde wachttijd van 12 seconden . Het telebordsysteem wordt Binds 1973 in een onderwijsproject in Friesland toegepast . Hierbij fungeert het televisiescherm als schoolbord : in zijn eenvoudigste worm tekent of schrijft iemand op een speciaal tableau en spreekt er een begeleidende tekst bij . Op de plaats van ontvangst verschijnt de tekening (o .i .d .) op het scherm (al dan niet in hetzelfde tempo) en is het geluid hoorbaar (16) . Deze en eventueel ook andere systemen kunnen in meerdere aantallen binnen een televisiekanaal gerealiseerd worden . Zo is door prof . Bordewijk voorgesteld het derde televisienet speciaal voor dergelijke grafische telecommunicatiesystemen in to richten, voor doeleinden van onderwijs-, informatie- en nieuwsvoorziening (17) . Over een televisiekanaal zouden op die manier bijvoorbeeld 30 telebordlessen simul-
112
taan doorgegeven kunnen worden, maar ook een combinatie van bijvoorbeeld 10 telebordlessen met 10 .000 teletekstpagina's . Indien men het derde televisienet hiervoor niet wil gebruiken, kan men dergelijke voorstellen echter ook met behulp van kabeltelevisiesystemen realiseren, die immers vrijwel altijd ten minste een reservekanaal bezitten . De informatie zou eenvoudig vanuit het lokaal centrum in het net geinjecteerd kunnen woraen . Ook is het mogelijk de aanvoer to laten geschieden met behulp van het landelijk aanvoernet, waarvoor plannen waren bij de PTT .
5 . 3 Omroepsatellieten 5 . 3 . 1 Satellietontvan g s t - -- -- -- -- --- - -Een voor de kabeltelevisie van belang zijnde ont w ikkeling vormen de plannen voor het stationeren van omroepsatellieten .
Naast het aardse zendernet vormt zij een
mogelijkheid voor de distributie van omroepprogramma ' s ; z o w el individuele als collectieve ontvangst is mogelijk . Om omroepsatellieten to kunnen toepassen , dienen zij zich in een zogenaamde geostationaire baan to bevinden : een cirkelvormige baan ,
circa 36 . 000 km boven de
evenaar (vergelijk : de straal van de aarde is ongeveer 6 .4 00
k m) .
Fi gu ur
5 .2 Om wentelin g pe r
e t m aa l
g per etmaa l
~~ .
~\\\
i i
De satell i et staat op deze manier stil ten opzichte van de garde ,
zodat een ant e nne in een waste positie op de satel-
liet gericht kan blijven .
Omroepsatellieten maken gebruik
v a n een zo groot ze n dvermogen , bundels ,
gecombineerd met smalle
dat directe televisie- en radio-ontvangst mogelijk
is met een schotelvormige ante n ne v an slechts 1 meter doorsnede .
113
De satellietomroep is vooral van belang voor landen waar de kosten (per inwoner) voor de aanleg van een aards zenderpark erg hoog zijn . Dit geldt met name voor uitgestrekte dunbevolkte landen als Canada en de Scandinavische landen . Ook voor bergachtige streken lijkt het gebruik van omroepsatellieten aantrekkelijk, daar in deze gebieden bij een aards zendernet een groot aantal (steun-)zenders nodig is, terwijl het aantal beschikbare frequenties (kanalen) beperkt is . Ontwikkelingslanden die nog geen telecommunicatie infra-structuur hebben, kunnen met behulp van satellieten speller en goedkoper telecommunicatievoorzieningen van de grond krijgen dap met een landelijk net van zenders en straalverbindingen . Op de in 1977 in Geneve gehouden wereldconferentie, de WARC (World Administrative Radio Conference), zijn de plaatsen in de baan en de frequenties van de toegewezen kanalen verdeeld over de verschillende landen (niet voor het Amerikaanse continent) . Hierbij is van belang dat de satellieten in clusters in de geostationaire baan worden gerangschikt . 20 zou een eventuele Nederlandse omroepsatelliet samen met onder andere Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Zwitserland en ttalie op 1 9Ā° Westerlenyte gcplaatst moeten worden . Dit betekent dat betreffende programma's met een en dezelfde antenne, zonder verdraaiing, to ontvangen zijn . Engeland is ingedeeld in een andere cluster, op
31 0 WL .
Dat eerdergenoemde programma's inderdaad in Nederland kunnen worden ontvangen, is een gevolg van de ontstane voetafdrukken, zoals weergegeven in figuur 5 .3 . Binnen de afgebeelde ovalen, die ontstaan door een juiste bundel to kiezen, is de signaalsterkte minimaal -10 3 dB W/m2 (incl . 2 dB regendemping) . Bij een signaalsterkte van -109 dB W/m2, waarbij nog een goed beeld to verkrijgen is, blijken de satellieten van bovengenoemde landen ons geheel to bedekken (18) . De verwachting is dat voor 1984 geen Europese omroepsatelliet zal warden gelanceerd . Min of meer definitieve plannen bestaan alleen voor Duitsland en Frankrijk . De komst van de Luxemburgse zender is waarschijnlijk, maar is nog nooit definitief aangekondigd . Een eventuQle Zwitserse satelliet (Telsat) is in Nederland niet to ontvangen . Over een Scandinavische satelliet (Nordsat) is nog Been overeenstemming, zodat de komst daarvan ook nog wel enige tijd op zich zal laten wachten .
1 14
Figuur 5 .3 Bundelgebieden van omroepsatellieten
&or[ PTT . TNI /BAG/ ] BORE- F N . E1 0409
Fi g u ur 5 .4
Baanposities van ee n aanta l
s a tei liet en op de
evenaar
11 5
5 .3 .2 Invloed-satellieten_op_kabeltelevisie ------------------ ---------De uitzendingen van omroepsatelliete n verschillen niet wezenlijk van aardse uitzendingen, behalve dan dat in Nederland een groter aantal buitenlandse programma's op eenvoudige wijze to ontvangen zal zijn . Mits de capaciteit van de kabelnetten voldoende is, kunnen deze programma's eenvoudig centraal ontvangen en doorgegeven worden . Gezien de kosten van ontvanger en installatie en de problemen bij het vinden van een goede plaats voor de opstelling van de paraboolantenne, lijkt individuele ontvangst minder aantrekkelijk . Deze problemen doen zich niet voor bij centrale ontvangst . Bovendien is door het plaatsen van meerdere (centrale) antennes de ontvangst en doorgifte over het kabeltelevisienet mogelijk van satellietprogramma's uit andere clusters dan waartoe Nederland behoort, zoals die van Engeland en Scandinavie . De algemene verwachting is dan ook dat satellieten de kabeltelevisie slechts zullen bevorderen . Door de introductie van omroepsatellieten kan wel het eerder genoemde probleem ontstaan, dat het aantal to ontvanyen (radio- en televisie-)programma's groter is dan de capaciteit van het kabeltelevisienet . Vclgcrs de huid -ige regeling zou de kabelexploitant in dat geval beslissen Welke programma's doorgegeven zouden worden . Van belang bij de ontvangst van omroepsatellieten vormen de tijdens het Kabeltelevisiecongres 1980 bekend gemaakte plannen van de PTT om over to gaan tot de aanleg van een landelijk aanvoernet waarmee aan de grens opgevangen buitenlandse programma's aan de verschillende cain kunnen worden doorgegeven . In feite betreft het bier voor een groot deel het eerder afgewezen cas-plan . Bij de komst van satellieten kunnen ook deze uitzendingen met enkele antennes opgevangen worden en in het landelijk net geinjecteerd . Voor de verschillende kabelexploitanten zal er dan geen reden zijn om tot installatie van een eigen ontvanginrichting over to gaan . Dit betekent echter wel dat hierdoor centraal (bijv, door de minister van CRM) bepaald wordt Welke programma's doorgegeven worden . Voor een kabelexploitant zal het waarschijnlijk minder aantrekkelijk zijn om voor een enkel satellietprogramma dat wel ter plaatse to ontvangen is, maar dat niet via het landelijk aanvoernet wordt doorgegeven, een complete ontvanginstallatie aan to schaffen . Inmiddels is door de PTT echter besloten (voorlopig) van het aanvoernet of to zien .
11 6
5.4
Gebruik van glasvezelkabel
5 . 4 . 1 Glasvezelcommunicati -- ------ - - -- -- - - -- ---e Een andere techno l ogische innovatie die v an belang is v oor de kabeltelevisie vormt de komst van de g l asvezelverbinding . vezels per
Via een ,
hoogstens t w ee haardunne g l as -
w oning kunnen meerdere t e lefoonaansluitingen
w orden gerea l iseerd ,
kunnen tegelij k ertijd meerdere
televisietoestellen worden aangesloten, kunnen eveneens tegelijkertijd teletekstsystemen met gigantische cap a citeit w orden gerealiseerd en kan to zijner tijd nog een beeldtelefoonaansluitiny worden gemaakt (19) . In zijn eenvoudigste w orm bestaat een glasvezel uit een kern en een mantel van zeer zuiver glas, omgeven door een besche r mende laag (zie fig . 5 .5) . Doordat kern en mantel een iets van elkaar verschillende brekingsinde x hebben ,
kunnen lichtstralen zich door he r haalde
reflecties in de ve z el voortplanten (20) .
De verzwak k ing
(demp i ng) die het licht daarbij ondervindt , gereduceerd tot circa 3 a
is thans
4 dB/km (een verz w akking van 3 dB
betekent een halvering van het lichtvermogen) , waarmee afstanden tot zo ' n 12 km versterkerloos kunnen worden overEen verbete r ing tot 0 , 5 a 1 dB/km , w aarmee repeate r -
brugd .
afstanden van 20 tot 100 km mogelijk zijn , wordt ver w acht .
Figuur 5 . 5 Schematische voo r stel l ing van een glasveze l
q l a sMe ro gl as mp ni d
D ec< h e r minty
TV sa 4 l
IKA~gw~ ~
tl~ dG ,
M et behulp van de glazvezel kan informatie getransporteerd w o r den door aan het begin van de ve z el een ele k trisch signaal met behu l p van een laser of lichtgevende diode om to zetten in diode ,
l icht .
Aan de ont v angkant bevindt zich een foto -
die het licht w eer in een elektrisch signaal omzet .
Het op deze wijze overzenden van televisie- en radioprogramma ' s ,
telefoongespre kk en of data heeft verschillende voor-
delen boven het gebrui k van coa x ia l e ( k oper) k abels : - materiaal besparend, - ge wi cht besparend ,
11 7
-
w einig ruimte vragend in kabeltraces ,
- ongevoe l ig voor elekt r ische of opt i sche s t oorvelden , - weinig gevoel i g voor temperatuursveranderingen .
5 .4 . 2
In t e g ratie_ met -kabeltelevisienetten - - -- --- ---- --- - - - ---- --- - -Zoals reeds eerder aangekondigd kan van d e
glasvezelve r binding een drastische invloed uitgaan op de lokale telecommunicatie . Ondanks de dalende prijs per meter is de algemene ve r w achting dat toepassing van glasve z els slechts aantrekkelijk zal zijn bij een ge i ntegre e rd gebruik voor telefonie ,
omroepdistributie en nieu w e diensten (21) .
Hierbij w ordt gedacht aan een ge i ntegreerd sternet , w aarbij elke w oning individueel is aangesloten met e e n of t w ee glas vezels .
E l ke abonnee heeft zodoende de beschikking over een
individuele bredebandverbinding ,
desge w enst in beide rich-
tingen ( z ie fig . 5 . 6) .
Figuur 5 . 6 Lokaal schakelcentru m
Volgens de PTT is de technische structuur van de huidige kabeltelevisienetten op Been en k ele manie r een dergelijk telecommunicatienet (22) .
in to passen in
Dit zou betekenen
dat een volledig nieu w net dient to w orden aange l egd .
De
termijn w aarop tot aanleg-van een geintegreerd lo k aal glas v ezel telecommunicatienet zou k unnen w orden ove rgegaan ,
hangt in dat geval samen met de afschr i jvingstermijn
van de aangelegde en nog aan to leggen kabeltelevisienetten . Indien deze afschrijvingstermijn op 10 a 15 jaar geschat ,
1990-2000 plaatsvinden . echte r
w o r dt
zal aanleg van eerder genoemd net niet voor De beslissingen hierover
z ullen
al in de t weede helft v an dit decennium genomen
moeten w orden (23) . Indien de huidige k abeltelevisienetten in technisch opzicht inderdaad niet mee r
geb r u ik t kunnen w o r den
bij aanleg van een geintegreerd glasvezelnet ,
moe t d i t toch
als een negat i ef gevolg van het gevoe r de beleid w orden gezien . ove r
Reeds in het begin van de jaren
' 70 w erd gepraat
integratie van het te l efoon- en he t kabeltelevisienet ,
door middel van de aanleg van een VHF - s t ernet .
Ook in 197 6
1 18
w aa r schuwde prof .
Borde w ijk
t ijd e ns het Tw eede N atio na le
Kabe l televisiecongr e s om de " ka belconfigurat i es
z o to kiez e n
dat st r aks de netten een v oud i g met glas v eze lk abel w orden uitgebou w d tot een sys t eem w aarbij
k unn e n
i ede re woning t w ee
i ndi v iduele aans l u i tingen krijgt op daa rvoor
of meer
w e z en stedelijke cent r a,
aan ge-
e venals thans bij de tele -
foon" (2 4 ) . H et is echter de v raag of de h uid i ge kabe ltelevisienetten ,
die v oor het merendeel in de mini - ste r net
configuratie z ijn aangelegd , vezelnet hoge
b i j aa n l e g v an ee n lo kaa l g l as-
i nderdaad voll e dig onbrui k baar z i jn . Me de gezi e n de
i n v esteringen die met de aanleg
gepaard gaan ,
va n lo k ale n e tt en
verdient het aanbeveling onderzoe k to v errich -
ten Haar de geschi k theid v an k a beltelev i s i en e tten om ee n meer geleidel i jke overgang Haar lokale glasvezelnetten mogel i j k to maken .
In het
k ade r
van het DIVAC project
(Digitale Verbinding Abonnee Centrale)
i s een dergelijk
onderzoek binnen het Dr . N eh e r Laboratorium van de PTT inmiddels op gang gekomen (25) . Vanuit de historische ont w ikkeling van d e k abeltelevisie doet zich bij de plannen voor lo k ale glasvezelnetten in Nederland nog een belangrij k p r obleem voo r . In tegenstelling tot het telefoonnet zijn d e kabe l te l e vi s i e netten in verschil l ende handen .
Een gedeelte van de ga i n en
cain is eigendom van gemeenten ,
een ander deel van particu-
lieren . De exploitatie en het onde r houd w o r den bo v end i en veelal uitbesteed aan sp e ciale bedrijven en inste l lingen .
De
genoemde technische integratie ve r eist echt e r oo k een integratie van exploitatie en beheer van de ve r sc h ille n de netten .
Het nu nog gedecentraliseerde beheer van kabe l-
televisienetten kan daarom een r emmende we r k ing he bben op de (om andere redenen) ge w enste ont w ikkeling van glasve z elnette n Om (gel e idel i j k e) vermindering
v an de t ele -
communicatie-infrastructuur in de toekomst niet t o belemmeren ,
zou het om deze r edenen ge w enst zi j n om r eeds de PTT
het beheer over bestaand e
kabeltelevisienetten to lat e n
overnemen . 5 . 5 Samenvatting en concl u sie s Het beleid
in za k e kabe l telev i s i e dat u it einde -
lij k ten uitvoer is geb r ac h t ,
had a l s bel a ng r ij k st e
kenmerken : -
af z ien van de aanleg van een la n del i jk cent ra al ante n nesysteem ,
-
aanleg van slec ht s op distributie ge ri chte netten ,
-
geen standa a rdisatie van een bepaalde netconfig u r ati e of techniek ,
119
- geen integratie met andere netten , -
g e decentralisee r de besluitvorming ,
aanleg en exploitatie
(op gemeentelijk niveau) . Dit beleid heeft een aantal belangrij k e consequenties gehad . N aast de eerde r genoemde probleme n in de bes l uitvo r ming binnen de gemeenten kunnen samenvattend de volgende punte n w o r den genoemd : - hoe w el bekend is dat v oor het overgrote deel het ministernetsysteem is toegepast ,
bestaat er onvoldoende
overzicht van de aangelegde netten , als in e x ploitatief opzicht .
Er
zo w el in technisch
is gee n nau wk eurig beeld
op to bou w en w at betreft uitvoering ,
mogelijkheden en
beheersstructuur ; -
het vermoeden bestaat dat een behoorlijk aantal netten van onvoldoende k w aliteit is aange l egd ;
- de huidige juridische situatie is nu (nog) zo dat kabele x ploitanten bepalen W elke programma ' s over de antenne in r ichting w orden doorgegeven . Dit kan e x tra problematisch worden bij een groter programma - aanbod als gevolg van omroepsatellieten ; -
bij een integratie van telefonie ,
omroepd i stributie en
nieuwe diensten in vcrband net de invoering van glasve z elnetten , k unnen mogel i jk problemen ontstaan als gevolg van het gedecentraliseerde beheer over de bestaande
k abeltele v isienetten .
Gezien deze problemen en de ontstane diversiteit in ta r ieven ,
pak k etsamenstelling ,
techniek en z ovoort moet geconsta-
teerd w orden dat de besluitvo r ming niet optimaal is ge w eest . Het is in d i t v erband niet mogelijk een bepaalde oorzaak aan to geven ,
daar er meer sprake is ge w eest van een comple x van
factoren .
Zo is het to eenvoudig om to stellen dat als het
cas - plan maar w as doorgezet alle problemen voorkomen hadden kunnen worden .
De bez w aren ertegen w aren immers niet t o
ontkennen . Een aantal factoren die van invloed zijn geweest, zijn echter wel aan to geven : 1 . Bij de besluitvorming over de uitvoering van kabeltelevisienetten speelden belangentegenstellingen van zowel politieke als maatschappelijke aard een belangrijke rol . De keuzen die gemaakt moesten worden bij deze nieuwe telecommunicatie infrastructuur, waren immers in belangrijke mate bepalend voor de (toekomstige) mogelijkheden in het gebruik . 2 . Naast het gebrek aan technische kennis bij een aantal besluitvormers ontbrak vooral het inzicht in de consequenties van de voorgestelde alternatieve oplossingen .
120
M et name het besluit Cain onder het machtigingenstelse l to laten vallen , 3.
heeft o nvoo r ziene gevolgen gehad .
De oo rz aak van deze ondoorzichtighe i d van de problema tie k moet v oor al gezocht worden in het ontbreke n v a n open techniach overleg en onafhan k elijk w etensc h appelij k onderzoek naar alternatieve scenario's voor aanleg va n kabeltelevisienetten, voorafgaand aan de politieke besluitvorming .
Zo w el bij de besluitvorming over het cas
als over de Kabeltelevisienota w erd de technische discussie voor een groot deel op het politieke strijd toneel uitgevochten .
Ondanks genoemde p r ob l emen is er voor de huidige en nog aan to leggen kabelnetten zeker een toekomst w eggelegd . Met de aanleg zijn grote investeringskosten gepaard gegaan ,
zodat het oo k de moeite loont nau w keu r ig na
to gaan w at de verdere mogelijkheden van kabeltelevisienetten zijn .
Hie r bij
k omt als zeer positief punt naar voren
dat het aansluitingspercentage in Nederland in vergelijking met de meeste andere landen erg hoog is ( i n 1985 85%) . Het eerste w aar aan gedacht stimule r ing van lo k ale kabelomroep . gestart ,
k an w orden, is een
Hoe w el reeds in 1971
is dit vooral om f i nanciele redenen nooit goed van
de grond gekomen . Gezien echte r h et grote aantal p i ratenuitzendingen (to w el radio als televisie) kan geconcludeerd w orden dat hieraan een z eke r e behoefte bestaat . Een t w eede mogelijkheid in het gebruik van de kabel ontst a at w anneer deze gesch i kt w o r dt gemaa k t voor andere dan slechts distributieve toepassingen .
Zoa l s in 5 . 2
is aangegeven kan men hierbij denken aan pay - television ,
al
dan niet breedbandige retourinformatie en distributie van digitale signalen .
Voor onderzoek Haar de mogelij k heden van
dergelijke uitbreidingen is een ee r ste aanzet gegeven b i j de kabelprojecten in Zaltbommel en Zuid - Limburg . Naast het opbou w en van technische kno w -ho w op dit gebied door het N ederla n dse bedrijfsle v en ,
kun n en de z e plannen ook een
impuls betekenen voor de informatiesector indien tot een betere benutting va n het medium
k abeltelevisie wordt
besloten . Een probleem in dit ve r band is het ontbre k en van voldoende technisch- w etenschappelijke inspanning in N ede r land Haar het "ander" gebruik van kabeltele v isienetten . Slechts binnen de telecommunicatie - va k groepen van d e TH Delft en de TH Eindhoven vindt e n ig onderzoek plaats . Vooral gezien de sterk st i jgende belangstelling in binnen - en buitenland Haa r
dergelijke toepassingen is
121
stimuler i ng van een mee r
gest r ucturee r d e aanpak van
onderzoek op dit gebied gewenst . M ede in het licht van genoemde mogelij k heden is het zinvol een nad e r onder z oe k
to starten om tot een
inventarisatie to
k omen v an de technische u i tvoering van de
bestaande nett e n .
Aan de hand v a n technische opzet en
k w aliteit ( w aarover nu s l echts vermoedens bestaan) zou de geschikthe i d van de huidige systemen beke k en k unnen w orden voor eerder genoemde uitbreidingen .
Bovendien zou hiermee
een beter inzicht w orden verkregen in de mogelijkheden op langere termijn ,
met name in de geschi k theid van kabel-
televisienetten voor integ r atie b i j nieu w aan to leggen glasvezelnetten .
1 22
0 1 23M /M H SUMMARY
This study deals with the introduction of cable-television in the Netherlands . With the laying of cable-television networks an important technological, infrastructural innovation took place . The main question is how the government reacted to this innovation, which policy it had and what the final results of its attitude were . One of the problems was that a political decision had to be taken concerning a matter having many technological aspects . The history of the cable-television in the Netherlands can be divided into three more or less distinguishable periods . In the first period (1955-1964) began the initial plans on the part of the PTT to adapt the existing re-diffusion system for sending television signals (HF-wire television) . Later these plans were changed into one utilizing a new rural VHF communal aerial system, the so-called "centraal antenne systeem" (cas) . In the second period (1965-1969) a discussion took place about the question of whether or not the cas should be connected . The Dutch government wanted the connection to be made possible through amending the Telegraph- and Telephone Act of 1904 . Although in 1969 this change of Act was accepted, the parliament prevented the connection of the cas . The laying of cable-television networks was then left in the hands of local governments and private industry, the so-called "centrale or gemeenschappelijke antenne-inrichtingen" . In the third period (1970-1976) the important point was the structure of the cable-networks, particularly the possibilities of the several systems for being extended in the future . The question was whether or not one system should be standardized . In discussing these three periods the writer continuously starts from the technological possibilities in each period . In the second and third periods th e technological proposals were followed by a political decision ; all sorts of interests of industries and institutions played an important role in this . The last chapter deals with the consequences of the government's policy . A survey is given of the net concepts realized and of the present situation of cable-television, regarding maintenance, operation and management . Some of the possibilities of the present cable-networks for the future are given .
123
N O TE N
H II staat voor "Handelingen Z1weede Kamer " .
NOTEN BIJ HOOFDSTUK 1 (1 )
Goo i je r, d r . W .J . de , "Behee r s in g va n techno l o gische vernieuwing" (dissertatie), Samso m Uitgeverij, Alphen aan de Rijn, 1976 , blz . 17 . (2) M cLuhan , M a r sha l l , " The medium is t he message , a n inv enta r y o f effec t s ", B atham h ooks , N e w Y ork, 19 6 7 . (3) Nota betr e ffende het beleid inzake dP aanleg e n exploitatie van draadomroepinrichtingen (Kabel tele v is i e n ota) , H a ndelinyen Tw eede Ka mer 19 74- 75 , 1 3 35 4, n r . 1- 3 , 18 ma ar t 197 5 . ( 4 ) DP BoAr, Openbare Commissie VPrgaciering T we Pd P Kamer , 13-10-75, blz . 88 .
NOTEN BI J HOOFDSTUK
2
(1)
M i ni s t e r van Ve r kee r en W ate r staat i n de M emo r i e van Toelichting , Wijziging van de TelPgraaf- e n Tele f oonwet 1904 , 2-12-65, blz . 6 . (2) Borde w ijk , prof .dr .ir . J .L ., Brief aan ue Commissi e te r v oorb er Pid i ng v an w e t sont w erp 8 4 08 , 4-9-6 8 . (3) Volge n s e en a fspraa k met de Ve r e n iging van N eo?r l a n dse Ge m Pen t e n, Met z, i ng . W . H ., " S t and van za k e n be tr effe n de het Cent r aal An t e nn esysteem (cas)" , in te rn PTT -v e r s l ag , no v . 1 9 7 0 . (4) Volgens Ro r dP w ij k, 4- 9 - 68 (2), vo r mcie he t krui s i ngsv er bod de be l a n g ri j k ste oo rz aa k va n h e t n iet v?rd w ij n en va n antennewouden in laagbou w buurte n (b lz . 5) . (5 ) Z i e o . a . : V ermoo t en , H I I , 10 -2- 60 b lz . 3558 ; Mini ste r va n Ve rk eer en W aterstaat , M emo r ie va n Antw oord , H II , 7 4 0 0 G n r . 9 , ant w oord 35 , 11 - 11 - 63 . ( 6 ) V i sse r, H I I, 4- 12 - 58 , blz . 3 4 8 4 . ( 7) M inis t e r v a n V &W, H II , b l z . 3 4 91 , 4-1 2 - 58 . (8) Lankhorst , H II, 12-11-64, blz . C560 . (9) llraadomroeprapport , blz . 27 . ( 1 0) Mi n i ste r v a n V &W, P T T - beg r oti n g 195 9, 20 - 1 1- 58 . ( 1 1) Bo l le , ir . A . P ., "Some p rob l ems conc ern i n g th e e x pe ri mental wir e television se r vice as r eal i sed i n t he N ether l ands ", H et P TT - bed ri jf , dePl IX n r . 3 , n ov . 19 59 , bl z . 75 . (12) Idem . ( 1 3) Bo l le , ir . A . P . ā¢ , " Compa r ison of HF -w ire Telev i sio n wi t h VHF Commu nal Ae ri al Sys t ems" , He t PTT - bedrijf , deel XIV nr . 2, jan . 1966 , blz . 63 .
N OTE N BIJ HOOFDSTUK
3
3 . 2: (1) Vervolgrapport Draadomroep, cPntraal antenne systeem, Staatsbedrijf der PTT, aug . 1963, blz . 12 . (2) Wijziging van de T&T-wet, 8408 nr . 10, 26-8-68 , blz . 3 . (3) Hendriks, ing . H .A ., Aanleg van telefoonleidinge n in de nieuwbouw, DATA 71e jrg ., nr . 1-2, maart/jun i 1970 . (4) Vervolgrapport Draadomroep, blz . 7 . (5) Hendriks, maart/juni 1970, blz . 22 (2) . (6) Vervolgrapport Draadomroep, blz . 14 . (7) O .a . minister-president Marijnen, Algemene Politie ke Beschouwingen, H II, 8-10-64, blz . 2 0 3 .
124
Minister van V&W, 8408 nr . 5 (tfemorie van Ant woord), 26- 9 -66, blz . 3 . (8) VPrvolgrapport Draadomroep, blz . 10 . (9) Zie o .a . Bolle, ir . A .P ., Comparison of HF Wir e Television with Communal Aerial Systems, He t PTT-bedrijf, deel XIV, nr . 2 jan . 66, blz . 64 . (10) Bolle, jan . 66, blz . 64 (8) . (11) Deze mogelijkheid werd onder andere door ae minis ter van V&W Haar voren gebracht, 8408 nr . 10 , 26-8-68 . In Bordewijk, 4-9-68, wordt hieraan ster k getwijfeld, blz . 150 (2) . (12) Bolle, jan . 1966, blz . 63 . (13) Begroting PTT, H II, 12-11-64 . (14) Voorlopig Verslag II, K 8300, antwoord op vraag 35 , 9-11-65 .
3 .3 : Een a nde r e a an ge l eye n he i d i n het wetsontwerp vo r md e de ve r pl i chti n g tot het gedoge n v an te l ecommuni catieleidingen en -apparatuur door eigenaren van woon - en bed ri jfsr u i m ten . In de z e stud ie zal h i e r op niat nadir worden ingeyaan . (2) Minis t e r- p r es i den t Marijnen, Algemene Politieke Beschouwingen , H II, 8-10-64 . (3) Memorie van Toelichting , 6408 nr . 3 , 2-12-65 , blz . 6. (1 )
(4)
D it a ls g ev o l g van Pen bepal i ng in de NOZFMA -w et 1 935 (ar t . 2 , 3e l i d) : " G een op art i kel 3te r van de T&T- w et 190 4, Staatsblad 7 , gegronoe machtiging voo r aa nl eg en geb r u ik va n een in ri chting , bestemd voo r anderen omroep c l an i n ar t . 1 , sub a , bedoeld z al w o r den v e rl eend , da n nadat d e N OZrN A de ge le ge nh e i d i s geste l d op g r o n d v an art ik e l 1 , laats t P lid , to t de n a anleg en d e e x plo it atie van de z e i n ri ch t ing to beslu it en " .
(5) Mini s t e r van V&W, 8 4 08 , H I I, 1 0 -6- 69 , bl z . 3 1 27 . ( 6 ) Idem , b l z . 313 7 . ( 7 ) Idem , bl z . 313 6 . (8) Memorie van Antwoord , 8408 nr . 5 , 26-9-66, blz . 5 . 3.4: (1)
Z i e o . a . Jonk v r . Wi t tew aal van S t oe tw egen , Beg r . O KW II , 3 - 12 - 6 4 ; Ve r moo t en , Beyr . PTT II , 12 -1 1-6 4 ; Visser, Beg r . P T T II , 17 - 12 - 6 4 ; M azu r e , Beg r . PTT I I, 23 - 3 -6 5 ; Baete n, Beg r . J u sti ti e II , 22 - 10 - 6 4 ; Eindverslag , 8408 nr . 7 , 26-8-68 , blz . 2 . ( 2) Zie o . a . : m ini ster v a n V &W, v ersl a g II 5300 H n r . 7 , a ntw oo r d 1 1 , 20 -1 1 - 58 ; m i nister va n V&W, M e m or i P v a n An t w oo r d , Beg r . PTT , 1 1- 12 - 62 ; Minister va n V &W, Aa n h a ngsel II , 21 - 2 - 6 4, b l z . 204 , v r aag 5 . ( 3) 1. I nv ent ar isatie van de t echnische o ntwi k k e l in gsmogP li j kh ecl e n v a n de Nede r la ndse om r oep , 6-3-68 ; 2. Brie f aan de voo r zit ter en de l eaen van ci e b i j z o n de r e c ommissie t e r v oo r be r e i d ing v a n wets ontwerp 8 4 08, 6-9-68 . (4) M et behulp v a n ether - dist ri bu ti e kon namel i j k d e gehe l e r eg i o be r ei k t w orde n, oo k b u ite n stedel i jk e gebieden . (5) Reeds op 8-2-66 stelde het T w eede Kamerlid Assman n tijdens de PTT-begrotingsbesprPkingen hierove r vragen aan de minister . Deze laatste antwoorade da t het , v o lg e n s z ijn t e c h ni sch e dekundigen, oo k i n a e t o ek oms t p r a k t i s c h onmogelij k zou z ijn sa t ell i et uitz e n d in g en op t o v a nge n . "Hi e rvoo r zo u me n v ee l u it geb r e ider e appa r a tuur n oaig h e bbe n . Jui s t d an
125
(6) (9) (10) (11) (12) (13) (14) (15)
(16) (17)
(18) (19) (20) (21)
(22) (23) (24)
zou het cas zijn waarde gaan bewijzen", B egr . PTT H II, blz . 1229 en 1240, 8-2-66 . Dat dit antwoord veel Kamerleden toch niet geruststelde, blijkt uit het herhaaldelijk ter sprake komen van het b e zwaar in latere aebatten . Vonhoff, 8408, H II, blz . 2806, 13-5-69 . Minister-president Marijnen, Alg . Pol . Bes p h ., H II, 8-10-64 . Minister van V&W, begr . PTT, H II, 8-2-66, blz . 1240 . 8408 nr . 10, 2 6 -8-68, blz . 4 . 8408, H II, 13-5-69, blz . 2794 . Idem, blz . 2806 . De term "landelijk" centraal antennesysteem is in dit verband verwarrend to noemen . Het Tweede Kamerlid Van der Lek sprak in dit verband van een agglomeratie antennesysteem, dus P en aas in plaats van P en cas, een lok-aas . Vervolgrapport Draadomroep, blz . 16 . Klaver, mr . F ., Massamedia en modern auteursrecht, Wetenschappelijke Uitgeverij, Amst e rdam 1973, blz . 68 . Voorlopig Verslag II, 7877, nr . 5, ' 17-11-65 . Memorie van Antwoord, 7877, 11-2-69 . Herziening Auteurswet 1912, 7877 nr . 8, 25-6-69 . Zie o .a . Klaver, Mr . Franca, De problematiek van het Centraal Antennesyst P ern, Nederlands Juristenblad, blz . 824, 1-10-66 ; Tijdens de hoorzitting : ALAI en de Nederlandse Orde van Advocates . ALAI : Association Litteraire et Artistique Internationale . Minister var. Justitie, H TT Y 27-10-72, blz . 3438 . Assmann, 8408 H II, 13-5-69, blz . 2795 .
3 .5 : (1) (2 )
(3) (4) (5 )
(6)
(7) (8) (9) (10)
B r a u t i gam, 8 40 8 H II, 13 - 5 -69, b lz . 27 9 5 . Min is t e r v an V&W, 8 4 08 H II, 1 0-6 - 6 9, b lz . 3 12 6 . I n het Casema - rapport van december 1970 (hfdst . 1, par . 3 , blz . 5) alsmede in het "Rapport inzake de verspreiding van omroepprogramma's via de ether en vi a de k abe l" ( 19 7 4 ) z i jn l at e r alsriog nade re gegevens verstrekt over de door prof . Bordewijk bedoe l de f r e qu e nti es . 8 4 08 H II , 13 - 5 - 69 , blz . 280 4 . I d e m , bl z . 27 9 5 . Zo h a d mevr o uw B ra utigam het o v e r een d erd e te l ev i s ien e t omdat er n og r u im te z o u z ijn in de m i dde n g ol f (8 40 8 H II, 1 3 - 5- 69, bl z . 27 9 7) . Ve r der heeft n i em and de u it lat in ge n van m ini ste r Ba k ke r g e v e r i f ieer d toe s de ze o nj u i s t e i n f o rm a ti e v e r s tr e k te , t erw ij l de ze i nfo r m at ie esse nt iee l was voor het alternatief van het cas . Alleen de heer Vonhoff "verontschuldigde" zich : "Dit is een politieke vergadering . Het past ons en i ge t er ug h oude n dh e id ten a a nzi e n va n te ch n ische bez w aren in acht to semen . . ." (8 4 08 H II , blz . 2806 , 13-5-69) . Mini ste r B a kker van V&W, H II , Wijz ig ing T & T -we t , 10-6-69, blz . 3 1 23 . W i llem V ogt , "L ic ht o p g r oe n vo o r het ce n t r a lea n ten ne sys tee m ", h et V rij e V o lk, 5 - 1 -66 . 8 4 08 H II , blz . 3130, 10-6-69 . Idem , blz . 3123 .
126
NOT EN BIJ H OOF ll S TUK 4 4 . 1: (1) Rapport over de kabeltelevisie (CASFZSA-rapport) , 11 602 nr . 1 en 2 , 9-11-71 . (2) CASEM A-rap po r t , b lz . 1 6 . (3) CAS IIMA-rapport, blz . 112 . (4) Kri t i e k van d e T H , on d e r ande r e in ee n bri ef van prof .dr .ir . J .L . B orde w ijk : "Co mm entaar op het CAS IIMA-rapport over kabeltelevisie ten behoeve van de Omro e praad", Leiden 21-12-70 . Het is waarschijnlij k d a t de z e b ri e f van invl oed op het s tan dp un t van de Omroepraad is ge w eest . (5 ) C A S IIā¢1 A - r appo rt, b lz . 5 . (6) Ve r s l ag v a n he t M o n deli ng Overleg , 1 1 6 02 n r . 5 , b lz . 3 , v astg e steld 4-10- 7 4 . (7 ) N o t a be tr effe n de he t b e le i d inz a k e de a an le g e n e xp lo i ta ti e van d r aadom r oep inri chtingen (Kabeltelevisienota), II ' 74- ' 75 , 13 35 4 , nr . 1-3, 18-3-75 , blz . 5 . (8) Besch ik k ing aan w ij zi ng v an gemeenschappelijke a nt en n e -inr ich ti ng en e n ce ntral e a nte nn e -i nr i ch ti nge n a l s d raa dom r oep inri ch ting en w a arv oo r g een concessie vereist is , 1970 ; beschikking van de minister van V&W van 27-7-70 , nr . 700727 (Stcrt . 144 ) . Besch i k ki ng m a chtig i ngs v oo rw aa r d en gem eenschappe li j ke an te n n e - i n r i ch t i nge n 19 70 . Besc hikkin g machtigingsvoor waarden centrale antenne-inrich t ing e n 19 70 . B esc hikkin gen va n d e d i recteu rg ene ra al d e r PT T , 18-9- 70 , nr . 70 09 18/86 49 e n 700918/8650 (Stcrt . 185) . (9) Je l gers ma, in g . P . F ., "K abe l te l e v is i e nu" , t w e e d e kabeltelevisiecongres, ' s-Gravenhage, november 1976 . ( 1 0) Di t w o r d t ove r duidel ijk aangetoond in Jan T r omp : " Ge konk e l om d e ka b el", Am ste r dam 1 974, W e ten s c hap pe lijk e U i tge v e rij . Op de z e a sp e c t e n zal in di t v e r ba n d e ch t e r ni e t n ade r wo r den i ngeyaa n . ( 11) Besch ikking 5 94 18 van 2 4 -1 2 - 7 1 ( Stc rt . 2 5 1 ) . Deze regeling is gebaseerd op lid 5 van art . 48 van de Omroepwet , waarin word t gesteld dat de minister van CRM regelen kan stellen t .a .v . het gebruik van draadomroepinrichtingen anders dan voor doorgeven . Daar er in 1971 nog geen regels bestonaen was het uitzenden ni e t i llega al . ( 12 ) M o n deli n g Ove r l e g Tw eed e K ame r, 11 60 2 , nr . 4, 8-3-73 . (13) Mini s ter v an C RM, V er sl ag M o n del ing Ove r le g, 1 1 6 02 , n r . 4, 8 - 3 - 73 , v ast ge s t e ld 2 8- 6 - 73 . (1 4 ) Riez e n k amp , d r s . J ., " Lo ka l e o mr o ep in pla at s v a n e e n s t e rnet", d e N e d e rlan dse Geme ent e , 2 6 - 7- 7 4, blz . 358 . ( 15) Sti ch ting Toe k oms t b ee ld der Techni ek , " Commu n i ca ti es ta d 8 5 , el e ktr o ni sche c omm u n i ca ti e met huff s en bedrijf", 1973 . Eindverslag van het telecommunicatiecolloquium "Het lo kal e t e le comm uni ca ti e net van s trak s ", TH Delft, april 1971 . 4.2: (1 ) ( 2)
A d vi es van de Omr o epr a au v an 1 1-7-74 (St c rt . 1 81 , 18-9-74) . " Kabel te le vi sie in het k o rt", u it g a v e P T T , h o o f d dir ec t ie t e l ec omm unicati e , aug . 1979, b lz . 10 . Het aantal programma's w ordt beperkt door d e kwali t eit (prijs) van d e ac t ieve app ar a t u ur ; als
127
gevolg van de niet-lineairiteit van versterkers o nt s taan in t ermo d u l at ie - s t o orpr odu k t en . Het a a nt a l hiervan neemt toe met het aantal overgedragen programma ' s in een kabelnet . (3) Dit aantal kan huger zijn als de homeconvertor gesc h i kt i s v o or natuur ont va ngs t v a n de S-kanalen . (4 ) In p rin c ip e is dit n ie t no odza k e lijk ; oo k me t c oder i n gs - of f il te r tech ni eke n is een i nd iv id u e le v erb in d i n g t o verkrijgen . M e t ee n individuele galvanische verbinding is kiestelevisie echter eenvoudiger en goed k oper to realiseren . (5) Z ie o . a ."Ka be lt el evi s i e in het k o r t ", hoofdd ir . telecommunicatie PTT, aug . 1979 ; Kabeltelevisienota (Technisch Rapport PTT), blz . 65 ; Jelgersma , ing . P . F ., "H et af tak s t e r net ", K abel v isie 9 , o k t . 1 97 4 . (6) Meegroeinet , zie o . a . : Kr i j gPr , L . D . en Lig t enberg , it . B ., " Rob ert Sch mi tz Ste rn e t k i e s - TV ", K abel v isie 5 , me i 1 9 7 4 ; "Het meegroeinet" , BV Kabeltelevisie Nederland ( K T N ) ; E in d v e r s la g Te l eco mmu nicati ecolloqu i um 197 0 - 7 1, " He t l o k ale t e lecommun i ca t ie n et va n st rak s ", TH Delft, ap ri l 1 9 7 1 ; "K abe l telev i s ie i n h et k o rt", hoofdd ir ec t ie te l ecommun i catie P TT , aug . 197 9 . ( 7 ) Haaste r, i r . H .A ., "Kabel n etten v oo r omroep distributie ", nr . 05-1-565 - 28 (1972) 82, 29-2-72 ; Lig tenbe r g , ir . B ., " Afstandb e stu ur de e l e ktr o ni sche programmaschakelaar voor kabel - TV systemen" , 1 - 10-73 . Be id e : T H Delft, afdeling Ele k tro t echnie k, Labo r a torium voor transmissie van informatie . (8) Min i -sternet , zie o . a . : Jelgersma , ing . P .F . , "Het aftaksternet" , Kabelvi s i e 9, o k t . 19 7 4 ; "K abel t e l P Vi s i e i n het k or t", hfd . dir . telec . PTT , aug . 1979 ; Kabeltelevisienota (Technisch rapport PTT), blz . 66 ; Bordewijk, pr o f . d r .ir . J . L ., "K abel t e levi s i e en consument", Kabelvisie 9, okt . 1977 . (9) Jelgersma, ing . P .F ., "Het aftaksternet" , Kabelvi s i e 9, o kt . 1 9 74 . (10 ) D e lt a Ka b e l St ern et , z ie o .a . : M os t e r t , ir . W .A ., "DeltaKabel S t e rn et ', Kabel v isie 5 , m e i 1 9 7 4 ; R o n dag h, dr s . F .A . J . P ., " Ste r kabel n et in de spot ", Kabelvisie 3, maart 1974 ; Deltakabel By, "K iPSte l e vi s i e doo r midd e l v a n he t DK S , 26 -4- 7 6 ( b ro c h u r e) ; D e lt a ka b e l By, "De lt a k abel in Rotterdam" , 1973 (brochure) ; "Kabeltelevisie in het k o r t ", hf d . d ir . te l ec . PTT, aug . 197 9 . (11 ) D elta k ab e l By, "Ki este l e v is i e doo r m i ddel v a n he t DKS", 26-4-76 . (1 2 ) Kabe l tel ev isie n o t a (Technisch R a pport PTT) , b l z . 58 . ( 1 3) D el t aka b e l By, "N aa r de k noppe n", Mu ni 19 78 . (1 4 ) Zo is men in Amsterdam overgegaan tot het uitgeven va n e en v oo r l i c htingsboe k je en het u itz e n den van een v oo rli chti ngsf i lwp je o v e r het in ste l le n va n voork e urst o et se n . Dit vanw eg e d e g r ot e s tr oom t el e foon tj es b i j h et toe v oeg en v an een e xtr a k anaal . ( 1 5) Ka bP l tel evi s i e n o t a (Tech n isc h Rapport PTT) , bl z . 6 9 e .v . . (1 6 )
Rapport " Kost pr i j s v erg eli jk i ng be tr effende VHF - en VH F/U H F -af ta kne t t e n e n he t De l ta K abel Ste rn e t, te n be h oe ve v a n de s ta atssec r e t a r is v a n V&W, d r . M . H .M . van Hu l ten", okt . 197 5 .
(17) Zie rapport blz . 11-7 . (18) Zie rapport blz . III-1 , 2 (nr . 6) en blz . 11-2 (nr . 1 .5) . (19) "Grafische Telecommunicatie", verslag van een serie colloquia aan de TH Delft , april 197 4 , Delftse U niver s itaire Pe r s , 1 9 75 .
128
(20) Kabeltelevisienota (Technisch Rapport PTT) , blz . 76 . (21) Idem, blz . 77 . (22) Rondagh, dr s . F .A . J .P . ( De l t akd be l ) , " Ster kabeln e t in de spot" , Kabelvisie 3, maart 1974 , blz . 79 . (2 3) De ltakab e l By, "Kie s t el evi s i e doo r m idde l va n h e t DKS", 26 -4 -76 , bl z . 9 . (24) Bolle, dr . i r . A .P ., " Te lecomm uni cat i evo orzienin g e n in lokale gebieden : heden en toekomst" , Inter mediair 15 - 11-7 4, blz . 51 . ( 2 5) "Haag s e tele foo nradio 1 9 2 6-1940", doo r R . v a n S pron s en en dr . J .G . Vi ss er, S taat sb e d rij f der PTT , ' s-Gravenhage , 1970 . W ey land, ir . N .B .J ., "Het me egr oe in e t als tel e (26) communicatievoorziening in lokale gebieaen" , Inter m e diair, 14-2- 75 , b l z . 5 3 e .v . . (27) "Rapport inzake de verspreiding van omroep pr o gr amm a' s vi a d e e t h er en via de k a b el ", Cent r a l e PTT Directie, 18-1-74 , blz . 53 . Zie ook : Kabeltelevisienota (Technisch Rappor t PTT) , biz . 76 - 80 . Bovendien : Rolle , dr . ir . A . P . , " Te l ecomm uni cat ievo o rzien ingen i n de lo k a l e geb i ede n : heden e n t oe k om st ", In termPd i a i r , 15 -1 1 -74 . 4 .3 : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)
(11)
(12)
(13) (14)
(15) (16) (17) (18) (19) (20)
Verslag Mondeling Overleg, Tweede Kamer 11 602, nr . 4, 8-3-73, vastgesteld 28-6-73 . PTT-rapport, blz . 2 . Idem, blz . 23 . Advies van de Omroepraad van 11-7-74 (Stcrt . 181, 18-9-74) . Idem . Nr . 700727 (Stcrt . 144, 30-7-70) . Nr . 740305/4 (Stcrt . 48, 8-3-74) . Zie toelichting bij de Wijziging van de Aanwijzingsbeschikking (7) . Verslag van het nationals KabeltelevisiecongrPs, 's-Gravenhage, 14-15 nov . 1974 . Bakker, ir . B .J ., "P~iT en omroepen beraden zich over actievere rol CASIIM A op kabel TV-markt", Financiele Dagblati, 13-10-75 . Rapport "Kostenvergelijking betreffende VHF- en VHF/UHF-aftaknetten en het DeltaKabel StPrnet, ten behoeve van de staatssecretaris voor V&W, dr . M .H .M . van Hulten, okt . 1975 . De PTT heeft toestemming verleend voor een proef in Asperen ; het gemeentebestuur aldaar was bereid de proPf to nemen . Deltakabel heeft zich uiteindelijk teruggetrokken en voorkeur gegeven aan een (kleine) proef in Arnhem . Stichting Moderns Media, "Visie op de kabeltelevisie", blz . 10, Amsterdam 1973 . Rooij, prof .mr . M ., "Lokale (regionals) kabelomroep en de dagbladen", Nederlandse Dagbladpers, april 1973, blz . 36 . Visie op de kabeltelevisie, blz . 111 . Jan Tromp, "Gekonkel om de kabel", Nieuwspoortreeks, Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam 1974 . Tromp, blz . 67 . Tromp, achterflap . Rapport kostenvergelijking (11), blz . 11-16 . Bordewijk, prof .dr .ir . J .L . in "Onafhankelijke werkgroPp most technisch financiele strijdvragen rondom kabeltelevisie proberen to beslissen", Financiele Dagblad, 26-1-76 .
129
4 .4 : (1) Kabeltelevisienota, blz . 4 . (2) Zie voor betekenis : 4 .2 .2 . (3) Massa-medianota, blz . 7 . (4) Idem, blz . 9 . (5) Advies van de Omroepraad van 11-7-74 (Stcrt . 181, 18-9-74) . (6) Massa-medianota, blz . 49 . (7) Idem, blz . 7 . (8) Idem, blz . 50 . (9) Een van de vuistregels voor het behoud van pluriformiteit, Massa-medianota, blz . 14 . (10) Massa-medianota, blz . 50 . (11) Idem, blz . 17 . (12) Kabeltelevisienota, blz . 5 . (13) Staatssecretaris Van Hulten, Openbare Commissie Vergadering (OCV), Tweede Kamer, 13-10-75, blz . 99 . (14) "Rapport inzake de verspreiding van omroepprogramma's via de ether en via de kabel", Centrale PTT Directie, 18-1-74, blz . 42 : "Voor het gebruik van kabeldistributienetten anders dan voor distributie van omroepprogramma's en andere zuiver e distributieve toepassingen, zien wij dan ook geen directe aanleiding" . (15) Bakker, ir . B .J . in "PTT en omroepen beraden zich over actievere rol CASEM A op kabel TV-markt", FinanciPle Dagblad, 13-1 0 -75 . (16) Wijziging van de Aanwijzingsbeschikking, 6-3-74, nr . 740305/4 (Stcrt . 48, 8-3-74) . tie ook 4 .3 .3 . (17) Zie ook Tweede Kamerlid de Beer, OCV 13-10-75, blz . 90 . 4 .5 : (1) Stichting Moderne Media, "Visie op de kabel televisie", blz . 68, Amsterdam, 1973 . (2) Zie o .a . Massa-medianota, blz . 11, 12 en 50 . (3) Zie appendix D : artikel 47 en 48 van de Omroepwe t 1967 . (4) Artikel 2, lid k van de Omroepwet : "draadomroep inrichtingen" : de inrichtingen, bedoeld in artike l 1, eerste lid onder f van de Telegraaf- e n Telefoonwet 1904, met uitzondering van die, waaro p artikel 3sexies, derde lid van die wet va n toepassing is" . Artikel 3sexies, derde lid : "He t bepaalde in het eerste Pn tweede lid is niet va n toepassing op door de minister Hader aan to wijze n draadomroepinrichtingen van bijzondere aard o f geringe omvang ( . .)" . (5) Telegraaf- en Telefoonwet 1904, artikel 3sexies , zesde lid : "ten aanzien van hetgeen door middel va n de door de minister ingevolge het derde lid aange wezen draadomroepinrichtingen wordt overgebracht i s het bepaalde in de artikelen 47 en 48 van d e Omroepwet van overeenkomstige toepassing" . (6) Motie De Beer, 13 354 nr . 5, ingediend tijdens d e OCV over Nota massa-mediabeleid, enz ., 13-10-75 , blz . 91 . Aangenomen in de Tweede Kamer op 3-2-76, H II '75-'76, blz . 2583, 2588 en 2589 . (7) Motie Scholten, 15 933 nr . 1, Tweede Kamer, zittin g '79-'80, vastgesteld 29-11-79 . (8) Kabeltelevisienota, blz . 41 . ( 9) Davids, drs . H .G ., "Doorgifte van omroepprogramma' s en auteursrechten", Kabelvisie 1, jan . 1979, blz . 9 . Zie ook Davids, drs . H .G ., "DOOrgifte van omroep programma's en auteursrechten", Kabelvisie 9, okt . 1980, blz . 281 e .v . .
130
(10) Artikel 10 van het Verdrag van Rome : 1 . Een ieder heeft recht op vrijheid van menings uiting . Dit recht omvat de vrijheid een mening t o koesteren de vrijheid om inlichtingen of denk bePlden to ontvangen of door to geven, zonde r inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen . Dit artikel belet niet, dat Staten radio-omroep- , bioscoop- of televisie-ondernemingen kunnen onder werpen aan een systeem van veryunningen . 2 . Daar de uitoefening van deze vrijhede n plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt , kan zij worden onderworpen aan bepaalde formali teiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, Welk e bij de wet worden voorzien, en die in een democra tische samenleving nodig zijn in het belang va n 's lands veiligheid, territorials onschendbaarhei d of openbare veiligheid, de bescherming van d e openbare orde en het voorkomen van strafbar e feiten, dP bescherming van de gezondheid of goec e zeden, de bescherming van de goede naam of d e rechten van anderen, om de verspreiding va n vertrouwelijke mededelingen to voorkomen of om he t gPZag en de onpartijdigheid van de rechtelijk e macht to waarborgen . (11) "De Antenne moat weer vrij ; nadelen van de invoe ring van de kabeltelevisie", blz . 5 ; uitgave van d e Vereniging Werkgroep "Antenne vrij", Nederland , dPC . 1977 . (12) "TobbPn rond de CAI ; FM, het stiefkind van d e kabel-tv", Consumentengids, okt . 1977, blz . 436 . 4 .6 : (1) Gardeniers , OCV 13-10-75 , blz . 87 . Bri ef aa n d e v oor zi t ter e n de led en v an de B ijz on (2) d er e Comm i ss i e v oo r de no t a of het m assamed i abe l eid en de aanleg en exploitatie van draadomroepinrichtingen , 29-9-75, gepubliceerd in Kabelistie k /Speciaal , fa . Deltakabel By . (3 ) Ad v ies Om r o e p r aad aa n de m i n iste r v a n Cfa7, 11- 7-7 4 (S t c rt . 18 1 , 18-9-74 ) . Mini ster V a n Do o r n va n CRM, OCV 1 3 - 10 -7 5 , b lz . 9 3 . (4 ) (5) S t aatssec r e t ar i s Va n H u lt e n va n V&W, OC V 13 -1 0 - 75 , blz . 99 . ( 6 ) De Beer, OCV 13-10-75, bl z . 104 . ( 7) Z i e o . a . De Beer, H II, b lz . 2 466, 2 7- 1 -76 ; N oo teboom, H I I, b l z . 247 9 , 27 -1-7 6 . (8) Sinds bekend is ge w orden (nov . ' 80) dat de PTT alsnog tot aanleg van een landelijk aanvoernet wil o vergaa n , i s de onderli nge k oppe l ba ar he id weer actueel ge w orden . ( 9 ) Zie o .a . D e ltak ab e l , K a b eli s tiek /S pe ci aal, n o v . 1975 , bl z . 11 ; Borde w ijk , prof . dr .ir . J . L ., in " O n af hankel ij k e werk g r oep mos t t echn i sc h finan c i el e strijdvragen rondom kabeltelevisie proberen to beslissen", Financiele Dagblad, 26 - 1-76 . (10) C on sumenten bond in o .a . brie f van 29-9-7 5 aan Ka m e r comm i ss i e , zie (4 ) ; O mr o e p r a a d in zijn advie s van 1 1 -7-74 ( St c rt . 181, 1 8-9-74) . ( 11) S ta a t ssec r e t a ri s Va n H u l t en, OCV 13 - 10 -7 5 , bl z . 9 7 . ( 1 2) Hartmeijer, H I I, 27-1-76, 2 49 3 . (13) Zie o .a . Rapport Kabelcommissie , N ederlandse Omroep S ti ch ting, n o v . 197 5 . (1 4 ) Zie o .a . het rapport "Kostenvergelijking betreffen de VH F - e n V HF / UHF -a ft akn e tt e n en h et DeltaKabel Sternet, t .b .v . de staatssecretaris van V & W , dr . M .H .M . v a n H u l ten, ok t . 197 5 . (15) De Boer, OCV 13-10-75, blz . 88 .
13 1
(16) (17) (18)
(19) (20) (21) (22)
N OTEN
(1)
(2)
( 3)
(4 )
(5 ) (6)
(7) ( 8) (9)
Advies van de omroepraad van 17-9-75 (Stcrt . 191, 3-10-75) . Staatssecretaris Van Hulten, OCV 13-10-75, blz . 94 . Zie o .a . Hartmeijer, OCV 13-10-75, blz . 92 ; De Boer, H II, 27-1-76, blz . 2471 ; Van de Heem-Wagemakers, OCV 13-10-75, blz . 93 . Moties 11 602, 13 354 nr . 12 en 13, OCV 13-10-75, blz . 87, aangenomen : H II, blz . 2588, 3-2-76 . Staatssecretaris Van Hulten, H II, blz . 2544 , 29-1-76 . De Beer, H II, blz . 2466, 27-1-76 en blz 2551 , 29-1-76 . Staatssecretaris van Hulten H II, blz . 2574 , 29-1-76 .
BIJ HUOFDSTU K
5
M et name da beslu it vo r m i ng in de gemee n te n Amster dam , Rotterda m, ' s - G ravenhage , H i l v ersum e n V l aar d i ngen sch ijn en de mo ei te w aard o m nader t o bestu deren . Zie o .a . Maaten, H ., "De gemeente en kabeltelevisie" , Tweede Kabeltelevisiecongres , ' s-Gravenhage, nov . 1976 . Staa t ssecreta ri s Smit -Kr oes : open in g en inle i ding ti jde n s het k a b elt e le vi si e co n gres 1 98 0, Amste r dam , nov . 1980 . Gegevens v an voor 19 80 af k omstig va n J elgersm a, i ng . P . F ., "K abel t e l e vi s i e nu ", T we ede Kabeltelevisiecongres, ' s-Gravenhage, nov . 1976 (bron : PTT) . Gegevens van na 1976 afkomstig van de PTT , v an s t aatss,~c ret a ri s Sm i t -kr oes , Ka be lt elev i s i e cong r es 1 980 e n v a n de i n ve ntari sa ti e u it ge vo e rd doo r media Info : "De K abel , een analyse va n de machtiginghouders, de exploitanten , de abonnees, de k os t en en het z enderbe r eik van de cent r ale a nt e nne-inri c h t ing e n (CAIN ) in N ede rla n d", mei 198 1 . Vo lgens gegPVe n s va n de PTT .
Barent s , i n g . K . A . (e in d r edac t eu r E l e k t r om a ga z inP) , "Kw a li te it v a n a n te nn e - in ri ch ti nge n", E l e kt ro magazine-installatie , okt . 1980 , blz . 19 . Bol h uis , C .A . P ., "K abe l tel evi s i enet t en in Nederland 'T ota l L oss ' ? ", Kab elvi s i e 9, o k t . 1980 , b lz . 297 . Cons u me n tengids : " Tobbe n r ond ca i", o k t . 1 9 77 , bl z . 439 . K n ijn e nburg , it . S . J .A . ( hfd . a fd . dr a adom r oep systemen PTT), "Radio-ontvangst en kabelnetten", Ka be l telev i s i econg r es 1980 , ' s - Gravenhage , nov . 19 8 0 .
(10)
Technische Voo r sch ri f te n voo r centrale an t e n ne inri c htin g en e n gemee n sc h a p pe li j k e a nte nn e -i nrich ting en, d e e l II S y steeme i se n, bl z . 7 , Centra l e Dir ec t ie P TT , Ce ntral e Af de lin g T r ans mi ssie , a fde ling Dr aadom r oepsysteme n, au g . 1 97 8 .
( 11 )
Verslag Overlegorgaan Kabeltelevisie , Kabelvisie 6 , j u n . / j u l . 1 9 80 , bl z . 1 9 5 . Kabeltelevi s i e n o ta, bl z . 11 . Idem en V ers l ag O v e r leg o r gaa n K abel t elevisie , Kabelvisie 9, o k t . 1980, blz . 312 . Wit , ir . C . (hoofddirecteur telecommunicatie PTT), "Ka be ltel e vi s ie en tele co mm unic a tie b el e i d ", Ka bel t e l e vi s i eco n g r es 198 0 , Amste r dam , n ov . 1 980 . Mendrik, ir . J ., " To ek omstmog e l ijkh ed e n vo o r m in i - s t e rn et t te n", K abelv i s ie 7, au g . 19 7 9 . Schrijver , F .J . , " De audio-grafische studio" , Reg i s tr a tie 2, juni 198 0 .
( 12 ) (13) (14 )
(15 ) (16)
132
(17) Bordewijk, prof .dr .ir . J .L ., "Een derde televisie net als digitaal distributiP en consultatie systeem", Registratie 2, juni 1980 . (18) Wansdronk, dr . C ., "Kabeltelevisie en satellieten" , Kabeltelevisiecongres 1980, Amsterdam, nov . 1980 . (19) Bordewijk, prof .dr .ir . J .L ., "Tele-informatie in d e huiselijke sfeer", jaarvergadering van de Neder landse Maatschappij voor Nijverheid en Handel , Apeldoorn, 5-6-1980 . (20) Naast deze zogenaamde step-index, multi-mode glas vezel zijn nog andere vezels ontwikkeld, met nam e de zogenaamde graded-index (multi-mode) veze l waarbij de brekingsindex parabolisch verloopt, e n de (step-index), mono-mode vezel, waarvan de ker n zo dun is dat slechts een lichtmode voortgeplan t kan worden . (21) Smid, ir . M .P ., "Glasvezeltechniek en de mogelijk heden voor kabeltelevisienetten", Kabeltelevisie congres 1980, Amsterdam, nov . 1980 . Zie oo k bijvoorbeeld : Bordewijk, Apeldoorn, 5-6-1980 (18) . (22) Wit, ir . C . (hoofddirecteur telecommunicatie PTT) , "Kabeltelevisie em telecommunicatiebeleid", Kabel televisiecongres 1980, Amsterdam, nov . 1980 . (23) Smid, kabeltelevisiecongres 1980 (21) . (24) Bordewijk, tweede Kabeitelevisiecongres, nov . 197 6 (20) . (25) Groen, ir . H .B ., Mendrik, it . J . en Verbeek, ir . C .J ., "Breedbandig abonnee-net met glas en koper" , Kabelvisie 7, aug . 1982 .
133
LITERATUU R
Aanwijzingsbeschikking 1970, met betrekking tot gemeenschappelijke en centrale antenne-inrichtingen, minister van V&W, 27-7-70, nr . 700727 (Stcrt . 144, 30-7-70) . Bordewijk, prof .dr .ir . J .L ., "Inventarisatie van de technische ontwikkelingsmogelijkheden van de Nederlandse Omroep", brochure Waltman, Delft 6-3-69 . Communicatiestad 85, elektronische communicatie met huffs en bedrijf, eindrapport van een reeks colloquia aan de TH Delft, okt . 1970-maart 1971, Delft, 1971 . Dake, dr . A .C .A ., "Buitenlandse tv programma's in de randstad ; auteursrechtelijke en andere aspecten", Kabelistiek 5, juni 1976 . Dake, dr . A .C .A ., Blauwboek kabeltelevisie 1975, co mm entaar op de Beleidsnota Kabeltelevisie, Deltakabel By, 12-5-75 . Davids, drs . H .G ., "De ontwikkeling van kabeltelevisie in West Europa", Stichting Moderne Media, Amsterdam, juni 1974 . Degives, Jean, "La television par cable aux Pays-Bas", Ecole pratique des hautes etudes, VIe section, Sciences Economiques et Sociales, Paris, 1974 . Deltakabel, "Heeft de staatssecretaris gelijk?" , Kabelistiek/Speciaal Deltakabel, nov . 1975 . Deltakabel, "Naar de knoppen, oftewel nut en onnut van afstemtoetsen voor de Nederlandse kabelkijker", Kabelistiek 6, juni 1977 . Deltakabel, "Kiestelevisie door middel van het DeltaKabel Sternet", brochure, april 1976 . Draadomroep, beschouwing over de verschillende tacetten van de draadomroep (het Draadomroeprapport), Staatsbedrijf der PTT, jan . 1960 . Gooijer, dr . W .J . de, "Beheersing van technologische vernieuwing" (dissertatie), Samsom, 1976 . Haaster, H .A . van, "Kabelnetten voor omroepdistributie" , afstudeerverslag, TH Delft, 29-2-1972 . Hamelink, C ., "De mythe van de vrije informatie" . Anthos-boek, uitgeverij in den Toren, Baarn, 1978 . Hofstede, dr . P . en ' Krans, drs . N .G .H ., "Ja kabel, nee kabel", Kabelistiek 2, sept . 1973, Deltakabel By . Ingenieur van 31-3-1977 (tijdschrift van het Koninklij k Instituut voor Ingenieurs), opinies rondom kabeltelevisie (speciaal nummer) . Innovatienota, het overheidsbeleid inzake technologische vernieuwing in de Nederlandse samenleving, minister van Wetenschapsbeleid, Tweede Kamer, zitting '79-'80, 15 885, nr . 1-2 . Kabeltelevisiecongres 1980, radio en televisie via de kabel in de tachtiger jaren, RAI congrescentrum, 3 en 4 nov . 1980, Amsterdam, congresverslag uitgave Kabelvisie By, Culemborg . Kabels vol knelpunten, brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, uitgeverij van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Den Haag, 1978 . Klaver, mr . F ., "Massamedia en modern auteursrecht", (dissertatie), Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam, 1973 . Kostprijsvergelijking betreffende VHF- en VHF/UHFaftaknetten en het DeltaKabel Sternet, ten behoeve van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, dr . M .H .M . van Hulten, rapport samengesteld door Deltakabel BV en de PTT, okt . 1975 . Ligtenberg, B .C ., "Afstandbestuurde elektronische programmaschakelaar voor kabel-TV systemen", afstudeerverslag, TH Delft, 1-10-73 .
134
Lokale Kabelomroep Onderzoeksproject Interimrapportage, Instituut voor massacommunicatie, Katholieke Universiteit van Nijmegen, jan . 1976 . Machtigingsvoorwaarden voor de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van centrale antenne-inrichtingen, Centrale Directie PTT, Centrale Afdeling Transmissie, afdeling draadomroepsystemen, aug . 1970 . McLuhan, Marshall, "The Medium is the message", an inventary of effects, Batham Books, New York, 1967 . Memorandum inzake de inpassing van bestaande gain bij d e aanleg van een cal, uitgave van het Overlegorgaan Kabeltelevisie, Den Haag, juni 1977 . NOS-kabelcommissie, Nota kabeltelevisie en radio, Nederlands e Omroep Stichting, Hilversum, 1972 . NOS-kabelcommissie, Interimrapport, Nederlandse Omroep Stichting, Hilversum, 1973 . NOS-kabelcommissie, Rapport kabelcommissie, Nederlandse Omroep Stichting, Hilversum, 1975 . Nota betreffende het beleid inzake de aanleg en exploitatie van draadomroepinrichtingen, staatssecretaris van V&W, Tweede Kamer, zitting '74-'75, 13 354, nr . 1-3, 18-3-75 . Nota over het Massamedia-beleid, minister van CRM, Tweede Kamer, zitting '74-'75, 13 353, nr . 1-2, 18-3-75 . Omroepraad, Jaarverslagen 1969-1978, Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage . On the cable, Report of the Sloan Commission on Cable Communications (The Television of Abundance), McGraw-Hill, New York, 1971 . Rapport inzake de verspreiding van omroepprogramma's via de ether en via de kabel, Centrale PTT Directie, 's-Gravenhage, 18-1-74 . Ratzke, Dietrich, "Netzwerk der Macht ; die neuen and die alten Medien in Zeitalter der Kabelkommunikation", Frankfurt a .M ., 1975 . Reese, J . e .a ., "Gefahren der informationstechnologischen Entwicklung", Frankfurt a .M ., 1979 . Robert Schmitz Consult Engineering, Kostenvergelijking tussen een aftaksysteem en een multifunctioneel audio-visueel communicatiesysteem, Zaltbommel, 1979 . Rooij, prof .mr .dr . M ., "Lokale (regionale) kabelomroep en de dagbladen", De Nederlandse Dagbladpers, Amsterdam, april 1973 . Spronsen, R . van, en Visser, dr . J .G ., "De Haagse telefoonradio 1926-1940", Staatsbedrijf der PTT, 's-Gravenhage, 1970 . Technische Voorschriften voor centrale antenne-inrichtingen en gemeenschappelijke antenne-inrichtingen, deel I t/m V, Centrale Directie PTT, Centrale Afdeling Transmissie, afdeling draadomroepsystemen, 's-Gravenhage, aug . 1978 . Telegrafie, telefonie en draadomroep in Nederland ; algemeen overzicht, Centrale Directie PTT, E . Esmeijer, 's-Gravenhage, jan . 1968 . Tromp, Jan, "Gekonkel om de kabel", Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam, 1974 . Verslag Nationaal Kabel TV Congres, 14 en 15 nov . 1974, 's-Gravenhage, uitgave Kabelvisie BV, Culemborg, 1974 . Verslag Tweede Nationaal Kabel TV Congres, 4 en 5 nov . 1976 's-Gravenhage, uitgave Kabelvisie By, Culemborg, 1976 . Vervolgrapport Draadomroep (Centraal Antenne Systeem), Staatsbedrijf der PTT, 's-Gravenhage, aug . 1963 . Visie op de kabeltelevisie, Stichting Moderne Media, Amsterdam, 1973 .
1 35
AP PE ND I X
A
E ni ge te ch n ische b e g r ippe n
(Bronx Kabeltelevisienota , 13 354, nr .
1-3 ,
blz .
55 ,
T w eede Kamer ,
zitting '7 4 - ' 75,
61, 62 en 63 . )
Par . 5 Transportcapaciteit voor TV -programma' s Het transport van een uit de ether opgevangen TV-programma via een coaxiaal kabelsysteem kan in principe zonder meer plaatsvinuen in het kanaal waarin het programma wordt uitgezonden . Hoe hoger echter een frequentie is, des to groter de verzwakking van het signaal, dat bij kabeltransport optreedt . Om deze demping to compenseren dient bij het transport van hogere frequenties dan ook meer versterking to worden toegepast dan bij lagere frequenties ; ook kan een kabel met minder demping worden gebruikt Welke echter duurder is . Het transport via kabel van zeer hoge frequentie5, bijvourLeeld in het UIIF-gebied, is hierdoor althans over grote afstanden relatief duur . Het transport van TV-programma's vanaf het ontvangstation vindt daarom als revel plaats in kanalen in het VHF-gebied . De in UHF-kanalen ontvangen signalers worden daartoe omgezet Haar kanalen in de VHF-omroepbanden en daarin verder getransporteerd . Alleen bij kleine inrichtingen (tot maximaal enkele tientallen woningen) vindt het gehele transport tot aan het TV-toestel wel in de oorspronkelijke UHF-kanalen plaats . Bij grotere systemen vindt veelal alleen in het laatste gedeelte van het net, dat wil zeggen in de nabijheid van de aansluitingen, naast transport in het VHF-gebied ook transport in het UHF-gebied plaats, zoals hierna Hader uiteengezet zal worden .
Het VHF-frequentiegebied (VHF = Very High Frequencies) omvat het frequentiespectrum van 30-300 Megahertz (MHz) . In dit gebied zijn voor omroepdoeleinden aangewezen de frequentiebanden : I : 47-68 MHz, TV-kanalen 2 t/m 4, II : 87,5-104 MHz, FM-omroepband , III : 174-230 MHz, TV-kanalen 5 t/m 12 . Het UHF-frequentiegebied (UHF = Ultra High Frequencies) omvat de frequentieband van 300-3000 MHz . Hiervan zijn voor omroepdoeleinden aangewezen de frequentiebanden : IV : 470-5 8 2 MHz, TV-kanalen 21 t/m 34,
1 36
V : 582-ca . 860 MHz ,
TV- k analen 35 t/m ca . 67 .
Een kanaal is de frequentieruimte ,
nodig om een signaal
van voldoende bandbreedte to kunnen overdragen .
Zie
verder hoofdstuk V-A .
In de VHF-omroepbanden kan van de voor transport van TV-signalen in aanmerking komende kanalen echter slechts een beperkt aantal worden gebruikt, daar de huidige TV-toestellen in het algemeen niet geschikt zijn voor nabuurkanaalontvangst (zie hiervoor nader hfdst . V- A par . 3) . Dit betekent, dat telkens een kanaal moet worden overgeslagen, waaardoor er van de elf kanalen slechts maximaal zes kunnen worden gebruikt . Vooralsnog levert het nogal wat problemen op TV-ontvangers to construeren die wel geschikt zijn voor nabuurkanaalontvangst .
Par . 10
FDM-SDM-principe
FDM-Principe In de voorgaande delen van dit hoofdstuk is feitelijk de distributie van omroepprogramma's via een kabel besproken . In termen van telecommunicatietechniek betekent dit dat hier sprake is van toepassing van het zogenaamd FDM-principe ; FDM betekent Frequency-Division-Multiplex . Dit houdt in, dat de signalers van el k radio- of TV-kanaal(programma) op een eigen draaggolf zijn gemoduleerd . Door deze draaggolven op ordelijke wijze to rangschikken is het mogelijk alle kanalen als het ware "naast elkaar" via een kabel to transporteren . Door middel van de kanalenkiezer van het radio- of TV-toestel wordt, evenals bij ontvangst met een individuele antenne rechtstreeks uit de ether (etherontvangst), het gewenste kanaal gekozen, dat wil zeggen uit het ten huize van de aangeslotene via de kabel aangeboden "multiplex" van programma's wordt het frequentiebandje (kanaal) van het gewenste programma geselecteerd . Indien het ontvangsttoestel wordt voorafgegaan door een home-converter geschiedt de kanaalkeuze door middel van dit apparaat, derhalve eveneens ten huize van de aangeslotene . Een bekend voorbeeld van de toepassing van het FDM-principe in de telecommunicatietechniek is de draaggolftelefonie . Hierbij wordt over een leidingenpaar (ook wel genoemd dubbelader of aderpaar) een zeer groot aantal telefoongesprekken tegelijkertijd getransporteerd . On economische redenen wordt dit Principe vooralsnog uitsluitend in het zogenaamde interjokale telefoonverkeer toegepast .
137
SDM- p rin c i pe Bij het lokale telefoonverkeer wordt een ander Principe toegepast, namelijk het SDM-principe ; SDM betekent Space-Division-Multiplex . Dit houdt in dat voor de overdracht van elk informatiekanaal, in dit geval ten behoeve van een telefoongesprek, een afzonderlijk leidingenpaar wordt toegepast . Ook bij de, inmiddels voormalige, draadomroep werd een dergelijke techniek toegepast, waarbij voor elke programmalijn een zogenaamde symmetrische dubbelader nodig was . Hoewel de symmetrische dubbelader minder geschikt is voor het transport van grotere bandbreedten, kan daarover, mits met de nodige voorzieningen, toch wel een TV-programma (ca . 7 MHz bandbreedte) gemoduleerd op een lage draaggolffrequentie, over een afstand tot enige honderden meters worden overgedragen . Indien met gebruikmaking van het SDM-principe meer TV-programma's Haar de aangeslotenen getransporteerd moeten worden, wordt voor elk programma een afzonderlijk aderpaar toegepast . Met name in Engeland en Zwitserland zijn reeds zeer lang TV-distributienetten in bedrijf die op deze wijze zijn ingericht . Het beeldsiynddl van het TV-kanaal wordt daarbij getransporteerd in een frequentieband van circa 5-12 MHz, terwijl het bijbehorende geluidssignaal, hetzij gemoduleerd, hetzij audiofrequent (zoals bij de voormalige draadomroep) wordt meegevoerd . Aangezien hierbij alle TV-programma's in dezelfde frequentieligging worden getransporteerd, moet gewaakt worden tegen onderlinge beinvloeding, het zogenaamd overspreken tussen de verschillende leidingen (d .i . een telefoonterm, wellicht zou "overkijken" bier beter passen) . Aangezien, zoals reeds werd vermeld, bij de toepassing symmetrische aderparen het toepassen van relatief lage frequenties noodzakelijk is, kan voor de ontvangst ten huize van de aangeslotenen geen normaal TV-toestel gebruikt worden daar de kanalenkiezers daarvan niet zijn ingericht voor afstemming op het kanaal 5-12 MHz of daaromtrent . Bovendien komen alle TV-kanalen aan in dezelfde frequentieligging . Een ontvangtoestel geschikt voor SDM-ontvangst als hiervoren omschreven, moet daarom voorzien zijn van een schakelaar, waarmee telkens een van de aderparen doorverbonden wordt met de afstemeenheid, voor bijvoorbeeld 5-12 MHz van het TV-toestel . Dit betekent derhalve toepassing van een geheel andere kanalenkiezer dan in de hier to lande gebrui-
138
kelijke TV-ontvangtoestellen aanwezig is (uiteraard is aanpassing door middel van een converter mogelijk) . Opgemerkt moet hierbij nog worden, dat de programmacapaciteit bij het hier beschreven systeem bepaald wordt door het, in het kabelnet, aanwezige aantal dubbeladers . Derhalve zijn voor vier TV-programma's overal vier dubbeladers nodig, voor zes TV-programma's zes dubbeladers, enzovoort . Is dit aantal eenmaal bezet, dan kan bij handhaving van het SDM-principe uitbreiding van de programmacapaciteit slechts plaatsvinden door het bijleggen van kabels .
Mengvormen van FDM en SD M Het spreekt welhaast vanzelf dat toepassing van het SDM-principe niet beperkt is tot symmetrische dubbeladers . Ook via coaxiale, derhalve onsymmetrische, leidingen kan het SDM-principe worden toegepast . Dit ligt echter niet zo voor de hand omdat, zoals reeds eerder in dit rapport werd vermeld, de coaxiale kabel in principe een breedbandig medium is, waarover met voordeel tegelijkertijd meer kanalen in FDM-ligging kunnen worden vervoerd . Ook mengvormen van FDM en SDM zijn daardoor mogelijk namelijk wanneer bijvoorbeeld via meer coaxiale leidingen verschillende "pakketten" van programma's worden gedistribueerd . Bij dit laatstbedoelde systeem worden de programmapakketten ondergebracht als frequentie-multiplex in de VHF-omroepband (zes TV-kanalen), zodat voor de ontvangst gebruik gemaakt kan worden van een normaal TV-ontvangtoestel . Ook de FM-geluidsprogramma's kunnen op deze wijze normaal worden meegevoerd . Bij dit systeem wordt de capaciteit voor TV-programma's derhalve bepaald door het aantal coaxiale leidingen dat, elk met zijn eigen pakket aan programma's, bij de aangeslotenen ter beschikking staat . Naast de normale kanalenkiezer die in het TV-toestel aanwezig is, en waarvan dus uitsluitend het VHF-deel gebruikt wordt, moet daarbij bovendien bij elke aangeslotene een extra schakelaar aanwezig zijn . Deze pakketkeuzeschakelaar verbindt die coaxiale leiding, die het programmapakket transporteert waarin zich het door de aangeslotene actueel gewenste TV-programma bevindt, door met het ontvangtoestel . Bij de beide hiervoren omschreven distributiesystemen waarbij geheel of ten dele gebruik wordt gemaakt van het SDM-principe, i .c . per leiding een programma of ee n
139
programmapakket ,
is het mogelijk op een andere w ijze, dan
door het vergroten van het aantal leidingen Haar de aangeslotene ,
de p r ogrammacapaciteit uit to breiden en
w el door
de toepassing van kiestelevisie .
140
APP E NDIX B
Par . 13 Kostenvergelijkiny van verschillende systemen voor collectieve antennevoorzieninge n Voor een zuivere onderlinge vergelijking van de investeringskosten van diverse hiervoren geschreven systemen, kan niet met praktijkcijfers worden gewerkt . De situaties in de praktijk lopen daarvoor namelijk teveel uiteen ; to noemen zijn bijvoorbeeld verschillen in bebouwingsdichtheid, de verdeling over laagbouw en hoogbouw, de aanleg van kabels langs de Bevels of in de grond, collectieve of individuele eigendom van de woningen, aanleg tijdens of na de bouw, bet al dan niet gelijktijdig aanleggen met andere voorzieningen als bijvoorbeeld telefoon of elektriciteit, verschillen in winstmarges en dergelijke . Bovendien zijn bepaalde systemen in de praktijk (nog) niet aangelegd . Een juist beeld van de kostenstructuur kan dan ook uitsluitend worden verkregen door voor een en dezelfde wijk een project uit to werken voor alle verschillende systemen of dit to doen voor een gestyleerd netmodel .
Uitgaande van een gestyleerde woonwijk van 1000 woningen met een uniforme bebouwingsdichtheid van 40 woningen per hectare (bestaande laagbouw waarin nog Been collectieve antennevoorziening aanwezig is) zijn door de PTT berekeningen opgesteld voor de aanlegkosten van verschillende mogelijke FDM-systemen bij
100% aansluitdichtheid (een
aansluitiny per woning) . Hierbij is gebruik gemaakt van publikaties van de zijde van de industrie . Hieraan dient nog to worden toegevoegd dat in verband met de verdergaande technische ontwikkeling en het overleg daarover met de industrie, wijzigingen moeten worden voorbehouden . De resultaten van deze berekeningen zijn in de figuur op bladzijde 73 uitgezet als functie van het aantal TV-kanalen en wel in de worm van indexgetallen . In deze figuur zijn tevens indexgetallen opgenomen van een enkele sternetvorm . Presentatie door middel van indexcijfers is gekozen omdat het vermelden van geldbedragen voor deze gestyleerde woonwijk minder gewenst is door de vereenvoudiging van de probleemstelling . Uit de kostenberekeningen is gebleken dat alle systemen een aanzienlijk deel van de basiskosten van het net gemeenschappelijk hebben . Zo zullen bijvoorbeeld de geulkosten voor alle to vergelijken systemen dezelfde zijn en
141
zal ook de installatietijd van de systemen niet wezenlijk verschillen . Afhankelijk van de uitvoering van het net en van de situatie ter plaatse kan het totaal van dez e (geul- en installatie)kosten oplopen tot ongeveer
60%
van de
indexnorm . De verschillen tussen de systemen zijn dan ook uitsluitend een gevolg van de verschillen van de kosten van de toegepaste hoeveelheden kabel van diverse typen, alsmede actieve en passieve apparatuur . Tevens is gebleken dat er bij de verschillende systemen wezenlijke verschillen zijn in de verdeling van de kosten over actieve en passieve systeemcomponenten . Aangezien hiervoor ongelijke afschrijvingspercentages worden gehanteerd moet men zich realiseren dat een vergelijking van de systemen op basis van jaarlasten een geheel ander beeld kan opleveren dan een vergelijking op basis van investeringskosten .
Als grondslag voor de berekeningen is gekozen voor een FDM -systeem met een netconfiguratie kabelnet zow el voor het transport
w aarbij het
i n de VHF - als in de
UHF-omroepbanden is gedimensioneerd . Dit houdt in dat in een dergelijk net plaatsen zijn waar ,
met behulp van thans op de markt zijnde ve r ste r -
kerapparatuur en gerelateerd aan de demping van de kabelsecties tussen deze plaatsen ,
een zodanig signaalniveau
geleverd w ordt, dat bij de aansluitingen signalers met voldoende k w aliteit aankomen .
Uitgaande van deze netopzet zijn diverse varianten mogelijk waarmee de gewenste TV-kanaalcapaciteit kan worden bereikt . Deze varianten vertonen een wezenlijk verschillend verloop van de kosten per aansluiting als functie van het aantal TV-kanalen . Naast varianten waarbij van het FDM-principe gebruik wordt gemaakt is het kostenverloop van een tweetal andere systemen aangegeven . Het ene is aangeduid met de benaming "HF-sternet" . Dit is een sternet, waarbij voor de distributie niet uitsluitend gebruik is gemaakt van kiestelevisie . Het transport van radio- en TV-kanalen vindt plaats in de HF (hoog-frequentband 3-30 MHz) . Van dit systeem zijn Brie varianten beschouwd waarbij de capaciteit van de kiescentrale is gebaseerd op een maximum van respectievelijk 12,24 en 36 TV-kanalen . Binnen de aldus gegeven maximum-capaciteit van de variante n
142
van dit systeem vinden de investeringen plaats per toe to passen TV-kanaal . Het andere beschouwde systeem is aangeduid met de benaming "VHF-sternet" . In dit verband wordt daaronder verstaan een systeem waarbij voor groepen van 6 TV-kanalen (zogenaamde pakketten) het FDM-principe is toegepast, uitsluitend in de VHF-omroepbanden . Tot en met 12 TV-kanalen wordt daarbij gebruik gemaakt van twee coaxiale kabels waarover twee verschillend samengestelde pakketten TV-programma's worden getransporteerd, derhalve een mengvorm van FDM en SDM . Bij meer dan 12 TV-kanalen is het noodzakelijk een kiezer to introduceren waarmee telkens hetzij een ander pakket, hetzij een anger kanaal in een pakket, kan worden gekozen . De investeringen voor dit systeem geschieden per pakket van 6 TV-kanalen, zodat zij tussen de grenzen van 1 t/m 6 en van 7 t/m 12 kanalen een vlak verloop vertonen . De "sprong" van 6 Haar 7 TV-kanalen geeft de grootte van de benodigde investeringen per pakket weer . Vermeld werd reeds gat bij de overgang van 12 Haar meer kanalen aan het gebruik van een elektronische kiezer gedacht wordt waarvan de benodigde investering in de grafiek globaal is aangegeven to zamen met de kosten voor een extra pakket . Bij de berekening van de indexgetallen van dit systeem zijn voorts correcties aangebracht op de beschikbare gegevens mede in verband met het gebruik van coax-12 kabel in plaats van een kabeltype met meer demping .
Met betrekking tot de "echte" FDM-varianten moet volledigheidshalve nog worden vermeld gat voor de aanvoer van de signalen Haar de gestyleerde woonwijk gebruik wordt gemaakt van een VHF-transportnet waarin zowel de "normale" als de S-kanalen worden toegepast . De kosten van dit transportnet (lokaal verdeelnet of koppelnet) vormen slechts een klein deel van de kosten per aansluiting en zijn in de grafiek niet opgenomen . Het onderscheid tussen de bedoelde FDM-varianten wordt gevormd door de plaats waar de reconversie (terugomzettin9) van de S-kanalen Haar "normale" kanalen plaatsvindt . Geschiedt dit ten huize van de aangeslotenen (individuele conversie) dan is bij elke aansluiting een home-converter nodig, althans wanneer het gewenste aantal TV-kanalen uitgaat boven het in de VHF-omroepband bruikbare aantal (als regel 6) . Ten gevolge van deze eenmalige investering ontstaat een sprongsgewijze toeneming van de koste n
1 43
W elke in de grafiek is aangegeven bij de overgang van zes Haar zeven TV - kanalen .
De kosten voor het basisnet ,
dat w il zeggen
het kabelnet met de nodige versterkerapparatuur (VHF - bredebandtechniek) even w el zonder de home-converter zijn in de grafiek voor de onderlinge vergelijking (arbitrair) op 100 gesteld . A angezien het hier een kabelnet betreft dat ook reeds qua structuur geschikt is voor UHF-transport zijn volledigheidshalve ook nog de kosten aangegeven voor een kabelnet dat slechts voor VHF-transport gedimensioneerd is .
In de figuur zijn voorts opgenomen een tweetal varianten van het FDM-systeem waarbij de conversie collectief plaatsvindt . Aangezien de hiervoor benodigde apparatuur vrij kostbaar is, wordt deze slechts aangebracht voor het werkelijk toe to passen aantal TV-kanalen terwijl uitbreiding vervolgens per kanaal Haar behoefte zal kunnen plaatsvinden . Het is van belang dat de kosten van deze apparatuur over een zo groot mogelijk aantal aanges'_otenen wordt verdeeld . Ten einde dit effect to illustreren is het gedrag van de kosten per aansluiting aangegeven bij conversie per 100 zowel als per 1000 aansluitingen . Het zal duidelijk zijn dat de belling van de lijn in het laatste geval veel Beringer is dat in het eerste . De knik in de lijn wordt veroorzaakt doordat in beide gevallen eerst bij gebruik van kanalen in het UHF-gebied een UHF-bredebandversterker als laatste versterker moet worden toegevoegd .
Ten slotte zij nog vermeld, dat de kosten van het ontvangstation, zijnde als zodanig "systeem-onafhankelijk", buiten beschouwing zijn gebleven . Deze kosten zijn ook wel weer to geven als een functie van het aantal door to geven TV-kanalen, doch de voorzieningen in het ontvangstation om een goede ontvangst to bewerkstelligen zijn tezeer afhankelijk van de ontvangstcondities ter plaatse om een stylering to kunnen geven . Bovendien is het aantal aangeslotenen, waarover deze kosten kunnen worden omgeslagen, afhankelijk van de totale omvang van de collectieve antennevoorziening en derhalve ook zeer verschillend .
1 44
APPENDIX C
Gestandaardiseerde netopbouw voor collectieve antennevoorzieningen Op grond van de in par . 4 van de nota vermelde overwegingen wordt een netopbouw voorgeschreven voor collectieve antennevoorzieningen met de volgende kenmerken : - Het "haarvatennet" (dat is het dichtbij en in de woningen gelegen deel van het net) moet, hetzij "VHF- en UHF-geschikt" zijn, hetzij "VHF-geschikt en UHF-voorbereid" .
"VHF-geschikt" houdt in, dat dit netgedeelte zonder meer geschikt moet zijn voor het transport van TV- en FM-kanalen in het voor omroep bestemde deel van de VHF-band . In de regel zijn dit zes TV-kanalen en FM-omroepband . "UHF-geschikt" houdt in dat in het haarvatennet de versterkerapparatuur voor het transport van TV-kanalen in de UHF-omroepband (ca . 470-860 MHz) reeds geinstalleerd is . "UHF-voorbereid" betekent dat het haarvatennet zodanig is gestructureerd, dat het op eenvoudige wijze en uitsluitend voor het bijplaatsen van bovenbedoelde versterkerapparatuur "UHF-geschikt" kan worden gemaakt . De versterkerinrichtingen moeten zodanig zijn uitgevoerd, dat bij de ingebruikneming van de UHF-omroepband de capaciteit voor TV-kanalen tot tenminste twaalf kan worden opgevoerd (in de VHF- en UHF-omroepbanden to zamen is ruimte voor ca . 30 TV-kanalen) .
- Door middel van individuele coaxiale aansluitkabels wordt telkens een aantal woningen stervormig aangesloten . Een dergelijke mini-sterconfiguratie kan normaa l 10 a 20 woningen op deze wijze van signaal voorzien (dit aantal is overigens niet limitatief) .
- Voor deze aansluitkabels moet het kabeltype coa x 12 w orden toegepast .
In de hieraan voorafgaande netdelen
w orden de kabeltypen coax 6 en coax 3 toegepast .
- Het hoofdnet, waarin als regel coax 3-kabel zal worden toegepast, moet uitgevoerd zijn in de VHF-techniek . Hierbij mogen ook de niet voor omroep via de ether toegepaste delen van de VHF-band worden benut (de gehele VHF-band omvat een frequentiegebied van 30-300 MHz) .
14 5
Toelichting 1 . De goede koppelbaarheid van oudere en nieuwe inrichtingen, zowel als van kleine tot grote inrichtingen, alsmede het zo volledig mogelijk benutten van de (afstem)mogelijkheden van de ontvangtoestellen (die bedoeld zijn voor een Internationale markt) wordt verkregen door toepassing in het standaardsysteem van het zogenaamde FDM-principe . FDM betekent frequency-division-multiplex . Dit houdt in dat de radio- en TV-signalen elk op een eigen draaggolf zijn gemoduleerd . Door deze draaggolven op ordelijke wijze to rangschikken is het mogelijk alle kanalen als het ware "naast elkaar" via een kabel to transporteren . Hierbij moet worden bedacht dat tussen de toegepaste TV-kanalen om technische redenen telkens een frequentiegebied ter breedte van een TV-kanaal ongebruikt moet blijven . Hoe groter het aantal to transporteren kanalen is, des to groter de daartoe nodige breedte van de frequentieband moet zijn . De door de PTT gespecificeerde kabels op zich kunnen zeer brede frequentiebanden transporteren (VHF + UHF) . De feitelijke toepassingsmogelijkheid daarvan wordt bepaald door plaats en aantal van de toegepaste versterkers . Op deze wijze kan de transportcapaciteit word?n aangepast aan de behoefte . Het kabelnet, dat een relatief grote investering vordert met evenwel een lange levensduur, dient zodanig gestructureerd to zijn dat het bij de genoemde aanpassing ongewijzigd kan blijven . Bij het transport van radio- en TV-signalen via de ether wordt in feite eveneens gebruik gemaakt van het FDM-principe . Als logische consequenties hiervan wordt bij alle bestaande collectieve antennevoorzieningen eveneens dit principe toegepast .
2 . Hierbij moet worden opgemerkt dat van de oudere bestaande inrichtingen er vele nog slechts zijn ingericht voor doorgifte van VHF-kanalen . Zolang deze inrichtingen goed functioneren en de TV-progra mmacapacitei t niet behoeft to worden uitgebreid boven de mogelijkheden die de VHF-band biedt is wijziging voorshands niet nodig . Eerst later . kan dan renovatie aan de orde komen . Wel kan aanpassing van kleine inrichtingen noodzakelijk zijn indien aansluiting op een groot systeem, waarin meer programma's worden gedistribueerd zal gaan plaatsvinden . Bij modernere kleinere inrichtingen is dit Been probleem, daar deze in het algemeen reeds ingericht zijn voor transport van zowel de VHF- als de UHF-banden ; in het bijzonder geldt dit voor inrichtingen aangelegd in het oosten en zuiden van ons land .
146
3 . Niet onvermeld mag blijven dat er ook enkele grote netten bestaan, die volgens de huidige daarvoor (nog) geldende PTT-voorschriften uitsluitend geschikt zijn voor de doorgifte van de VHF-band . Aangezien de "haarvaten" van deze netten niet op een eenvoudige wijze zijn in to richten voor transport van de UHF-band zal uitbreiding van de TV-programmacapaciteit boven het aantal van 6 voorshands alleen gerealiseerd kunnen worden door toepassing van de zogenaamde S (= speciale) kanalen, zijnde kanalen die in de ether voor andere radiodiensten dan de omroep in gebruik zijn . Hierbij dienen de aangeslotenen to beschikken over een zogenaamde huisomzetter (home of set-top converter) waarmee deze S-kanalen worden omgezet Haar een kanaal waarop normale TV-ontvangtoestellen wel afgestemd kunnen worden . Ten einde de kans op storing door eventueel in- en uitstraling in de niet-omroepbanden zoveel mogelijk to beperken, laat het zich aanzien dat deze omzetters bij elke aansluiting aanwezig en vast met het net verbonden zullen moeten zijn . Deze oplossing zal echter strikt beperkt dienen to blijven tot de gevallen waarin het UHF-geschikt maken economisch niet verantwoord is .
4 . Er is nog een ander argument dat het noodzakelijk maakt alle nieuw aan to leggen netten, en zoveel mogelijk ook oudere bij ombouw, tenminste UHF-voorbereid t o maken . Het is namelijk niet uigesloten dat in de verdere toekomst VHF-kanalen die thans nog zijn toegewezen aan de TV-omroep via de ether een andere bestemming zullen krijgen . Deze thans nog standaardkanalen zullen, wanneer ze via kabelsystemen worden doorgegeven, dan S-kanalen worden . Hierbij bestaat eenzelfde kans op storingen door in- en uitstraling als hierboven reeds werd vermeld . Afgezien van de kans op storingen bij gebruik van kanalen buiten de omroepbanden, dient ook het risico van storingen bij toepassing van kanalen in de omroepbanden zoveel mogelijk to worden vermeden, door de netten en alle daarbij gebruikte componenten zo goed mogelijk "elektrisch of to schermen" .
5.
W aar dit mogelijk is kan het aanbeveling
verdienen bij het treffen van bou wk undige voorzieningen bij voorbaat rekening to houden met het direct of later invoeren van een t w eede coa x iale
k abel in de w oningen .
Uiteraard mag
deze t w eede kabel alleen w orden gebruikt voor doeleinden
1 47
vallende binnen het kader van het toegelaten gebruik van een collectieve antennevoorziening zoals bijvoorbeeld uitbreiding van het programmapakket . Een en ander uiteraard onverminderd de in het voorgaande genoemde eisen, to stellen aan de standaardnetopbouw .
6 . Binnen de voorgeschreven structuur en techniek blijft vrijheid behouden bijvoorbeeld in keuze van het fabrikaat en de mogelijkheden van de verschillende componenten, mits deze voldoen aan de PTT-voorschriften .
7 . Netten volgens dit standaardsysteem kunnen, met name in nieu w bou w projecten van enige omvang ,
met voor-
deel gelijktijdig worden aangelegd met het PTT-telefoonnet .
148
APPE N DI X D
Enk e l e artik e len van d e O mroepwe t 196 7
Wet van 1 maart 1967 (Stb . 176) tot regeling van de omroep (Omroepwet )
Artikel 1 Onder omroep in de zin van deze wet wordt verstaan al hetgeen betrekking heeft op de voorbereiding, samenstelling en uitvoering van voor het publiek bestemde radio- en televisieprogramma's, die bedoeld zijn om to worden uitgezonden .
Artikel 2
(gedeeltelijk )
1 . Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder : k . "draadomroepinrichtingen" : de inrichtingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid onder f van de Telegraafen Telefoonwet 1904, met uitzondering van die, waarop artikel 3sexies, derde lid van die wet van toepassing is ; 1 . "uitzending" : openbaarmaking door middel van een omroepzender . 2 . Waar in deze wet gesproken wordt van "zendtijd" wordt hieronder zendtijd voor de binnenlandse omroep verstaan .
Artikel 1 0 1 . Iedere instelling, die zendtijd heeft verkregen, is bevoegd met inachtneming van de bepalingen van deze wet worm en inhoud van haar uitzendingen to bepalen en is verantwoordelijk voor hetgeen in haar zendtijd word t uitgezonden . 2 . De uitzendingen mogen niets bevatten, dat gevaar oplevert voor de veiligheid van de Staat, de openbare orde of de goede zeden .
Artikel 1 1 Behoudens toestemming van Onze Minister mogen de uitzendingen niet dienstbaar zijn aan reclamedoeleinden .
1 49
Artikel 1 2 1 . Het toezicht van overheidswege op de inhoud der uitzendingen is, behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid en in artikel 5,
tweede lid, repressief en wordt
door Onze minister geregeld . 2 . Films of gedeelten van films, waarvan de Centrale Commissie voor de keuring van films, bedoeld in artikel 15 van de Bioscoopwet, heeft verklaard, dat zij niet zijn toegelaten voor openbare vertoning, mogen niet worden uitgezonden . 3 . Televisie-uitzendingen, Welke de uitzendende instelling ongeschikt acht voor personen jonger dan achttien jaar, zullen na 21 .00 uur aanvangen ; van deze ongeschiktheid wordt in de aankondigingen in de programmabladen en op het televisiescherm mededeling gedaan . Voor zover films of gedeelten van films, die door de in het tweede lid bedoelde commissie zijn gekeurd, zullen worden uitgezonden, wordt in die aankondigingen de uitslag van deze keuring vermeld .
Artikel
4 7
A
1.
Onze
minister
kan,
de
O :r.roegraad gehoord, aan
de Stichting de verzorging opdragen van de uizending, over een of meer door hem aan to wijzen zenders, van een gezamenlijk programma, dat als regionaal programma in het bijzonder bestemd is voor het gewest, de streek of de stad, die door de betrokken zender of zenders wordt bereikt . 2 . Onze minister kan in overeenstemming met Onze minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie bepalen, dat een regionaal programma ook of uitsluitend wordt doorgegeven over een of meer daarbij aan to wijzen draadomroepinrichtingen . 3 . Een beschikking, als in het eerste lid bedoeld, dient voor elk regionaal programma mede to voorzien in de instelling en inrichting van een regionale programmaraad . In elke regionale programmaraad heeft tenminste een lid van de programmaraden, bedoeld in artikel 44, zitting . 4 . De regionale programmaraden geven richtlijnen en aanwijzingen ten aanzien van de regionale programma's ten behoeve van het lid van de raad van beheer der Stichting, dat belast is met de behartiging van regionals zaken ; de voorbereiding en samenstelling van deze programma's geschiedt, onder de dagelijkse leiding van evengenoemd lid, door de programmastaf van de Stichting, zo nodig met medewerking van de programmastaven der omroeporganisaties . Elk s
1 50
regionale programmaraad is v oor de uitoefening van zijn taa k verant w oo r ding schuldig aan het bestuur der st i chting . 5.
De zendtijd voor de regionale p r ogramm a 's ,
voor
z o v er de z e o v er de zend er s w orden uitgezonden , w o r dt
door Onze minister toege w ezen boven de in artikel 26 en 29 bedoelde zendtijd .
B Nadere regelen betreffende de regionale omroep kunnen, de Omroepraad en de Stichting gehoord, bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld .
B ij deze algemene maatregel
van bestuur kan in plaats van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid, per gewest, streek of stad aan een voor dat gewest, die streek of die stad representatieve culturele instelling zendtijd worden toegewezen voor het uitzenden van door daze installing voorbereide en samengestelde regionale programma's . Daze instellingen moeten ten genoegen van Onze minister aantonen, dat zij niet gericht zijn op of dienstbaar zijn aan het maken van winst, voor zover daze niet voor de vervulling van de omroeptaak bestemd is .
Artikel 4 8 1 . Door middel van draadomroepinrichtingen w orden de programma ' s van de binnenlandse omroep zoveel mogelij k onverkort en gelijktijdig doorgegeven .
De doorgifte kan
slechts w orden onderbroken voor het doorgeven of de overbrenging van regionale programma ' s overeenkomstig het bepaalde in arti k el 4 7 ,
t w eede lid ,
dan w el voor mede -
delingen van algemeen belang . 2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste
li d
kan Onze minister in overeenstemming met Onze minister belast met de zorg voo r het Staatsbedrijf der Poste ri jen , Telegrafie en Telefonie : a . buitenlandse zenders aan w ijzen , w alker uitzendingen geh e el of gedeeltelijk door middel van een of meer draadomroepinrichtingen zul l en wo r den doorgegeven ; b.
instellirgen ,
die volgens de bepalingen van daze we t
voor de toewijzing van zendtijd in aanmerking
k omen ,
in
de gelegenheid stellen programma's over to breng e n door middel v an een of meer draadomroepinricht i ngen ; c.
de bevoegdheden ,
bedoeld onder a en b ,
bij de overdracht aan to
overdragen aan
w ijzen instanties of inste l -
lingen . 3.
Op
de
programma ' s bedoeld in het t w eede lid ,
onder b, is het bepaalde in de a r tikelen 3 , 4,
5,
7,
10 ,
1 1,
12 en 38 van toepassing . Verdere regelen omtrent het gebrui k
151
van de draadomroepinrichtingen als in het tweede lid, onder b, bedoeld, kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld . 4 . Onze minister bepaalt of en in hoeverre de instellingen, bedoeld in het tweede lid onder b, in aanmerking komen voor een vergoeding als bedoeld in artikel 58 ter zake van het overbrengen van hun programma's door middel van draadomroepinrichtingen . In zoverre deze instellingen een zodanige vergoeding wordt toegekend, zijn zij onderworpen aan de verplichtingen, omschreven in artikel 59 . 5 . Ten aanzien van het gebruik van de draadomroepinrichtingen voor andere doeleinden dan de doorgifte van de in het eerste en tweede lid bedoelde programma's kunnen door Onze minister in overeenstemming met Onze minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie regelen worden gesteld .
Wi j zi g in g artik e l 48 :
Artikel 4 8 1 . De voorbereiding, samenstelling en uitvoering van voor het publiek
bestemde radio- e n t e l ey i s ie -
programm a's, die worden overgebracht door middel van een draadomroepinrichting is voorbehouden aan instellingen die daartoe door Onze minister, na overleg met Onze minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie, zijn aangewezen . 2 . Voor een aanwijzing als bedoeld in het vorige lid, kunnen in aanmerking komen regionale omroepinstellingen, instellingen die zendtijd hebben verkregen, de Stichting daaronder begrepen, en andere instellingen . De laatstgenoemde instellingen moeten ten genoegen van Onze minister aantonen dat zij niet gericht zijn op het maken van winst, voor zover deze niet voor de vervulling . van de omroeptaak bestemd is, of dienstbaar zijn aan het maken van winst door derden . 3 . Aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden . De aanwijzing kan worden ingetrokken indien de betrokken instelling de beperkingen niet in acht neemt, de voorschriften niet naleeft of niet meer voldoet aan de eisen die worden gesteld om voor aanwijzing in aanmerking to komen . 4 . Ten aanzien van het gebruik van draadomroepinrichtingen voor het overbrengen van andere dan de in het eerste lid bedoelde radio- en televisieprogramma's, kunne n
152
doo r
onze minister in overe e nstemming met Onze minister
belas t met de zorg voor het Staatsbedrijf der Posterijen , Telegrafie en Telefonie ,
regelen w orde n gesteld .
153
APPE N DIX E
Enkele artikelen van de Teleqraaf- en Telefoonw et 190 4
Wet van 11 januari 190 4
(Stb . 7) betreffende aanleg ,
exploi-
tatie en gebruik van telegrafen en telefonen (Telegraaf - en Telefoon w et) laatstelijk ge w ijzigd bij de w et van 3 april 197 4
(Stb .
235 )
Artikel 1 (gedeeltelijk) Deze wet verstaat : f . onder "draadomroepinrichting" elke inrichting of onderdeel van een inrichting, bestemd tot het langs lijnen of geleidingen in enigerlei worm doorgeven of overbrengen van programma's van woord-, toon- of beeldinhoud Haar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen dan wel niet tot woning dienende gebouwen of gedeelten van gebouwen .
Artikel
3
1 . Een machtiging van of vanwege de Minister wordt vereist voor : a . de aanleg en de exploitatie van radiotelegrafen en -telefonen aan boord van schepen en luchtvaartuigen ; b . de aanleg en het gebruik van niet voor het openbaa r verkeer bestemde radiotelegrafen en -telefonen . 2 . Gelijke machtiging wordt, indien zij in, op of boven openbare gronden worden of zijn aangelegd dan wel tegen betalinq in gebruik worden gegeven, vereist voor de aanleg en het gebruik van : a . andere dan de in het eerste lid onder b genoemde, niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen ; b . inrichtingen, niet zijnde al dan niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen of draadomroepinrichtingen, dock niettemin bestemd voor het doo r middel van lijnen of geleidingen in enigerlei worm doorgeven of overbrengen van klanken, beelden, tekens, seinen of andere mededelingen . 3 . Behalve de voorwaarden in elk bijzonder geval aan de machtiging to verbinden wordt als regel gesteld : le . dat de machtiging kan worden ingetrokken bij niet nakoming van de voorwaarden, waaronder zij is verleend ;
15 4
2e .
dat het gebruik van de inrichting e n , w aarvoor de machtiging is verleend , z odra het door Ons in het algemeen belang nodig wordt geacht, geheel of ten dele w ordt gestaa k t .
4.
In de machtiging kan de verplichting w orden
opgenomen tot betaling van een door de ministe r vergoeding , bemoeiingen ,
to bepalen
Welke dient ter bestrijding van de kosten der die voor het Rijk voo r t v loeien uit de controle
op de naleving van de voor w aarden , w aaronder de machtiging is verleend .
Artikel 3 sexie s 1 . Voor de aanle9 en de exploitatie van draadomroepinrichtingen anders dan van Rijkswege wordt een door Ons verleende concessie vereist . 2 . De aan een concessie als in het eerste lid bedoeld to verbinden voorwaarden behelzen tenminste, dat : le . de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van d e inrichtingen ten genoegen van de minister geschieden ; 2e . de tarieven en overige voorwaarden voor het gebruik aan de goedkeuring van de minister zijn onderworpen ; 3e . intrekking van de concessie to allen tijde kan plaatsvinden indien de voorwaarden, waaronder zij is verleend, dan wel de regelen, gesteld krachtens het zesde lid, niet worden nageleefd ; 4e . bij het eindigen van de concessie de inrichtingen door de Staat kunnen worden genaast tegen vergoeding van de waarde, Welke deze werken op dat tijdstip hebben . 3 . Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op door de minister Hader aan to wijzen draadomroepinrichtingen van bijzondere aard of geringe omvang . Van het voornemen tot zodanige aanwijzing doet de minister mededeling aan de minister belast met de zaken van de omroep . 4 . Ten aanzien van de aanleg, de instandhoudin g en de exploitatie van door hem ingevolge het derde lid aangewezen draadomroepinrichtingen kan de minister voorschriften geven, Welke onder meer kunnen inhouden de eis van een door de directeur-generaal der Posterijen, Telegrafie en Telefonie to verlenen machtiging . 5 . In een concessie als bedoeld in het eerste lid en in een machtiging als bedoeld in het vierde lid kan de verplichting worden opgenomen tot betaling van een vergoeding, Welke dient ter bestrijding van de kosten de r bemoeiingen, die voor het Rijk voortvloeien uit de control e
155
op de naleving van de voorwaarden waaronder de concessie of de machtiging is verleend . 6 . Ten aanzien van hetgeen door middel van de door de minister ingevolge het derde lid aangewezen draadomroepinrichtingen wordt overgebracht is het bepaald in de artikelen 47 en 48 van de Omroepwet van overeenkomstige toepassing . 7 . Het gebruik van de draadomroepinrichtingen wordt zodra dit door Ons in het algemeen belang nodig wordt geacht, geheel of ten dele gestaakt .
Artikel 20 (gedeeltelijk ) 1 . Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden wordt gestraft : b . hij, die radiotelegrafen en -telefonen aan boord van schepen en luchtvaartuigen aanlegt of exloiteert dan wel niet voor het openbaar verkeer bestemde radiotelegrafen en -telefonen aanlegt of gebruikt zonder de machtiging bij artikel 3, eerste lid, gevorderd . 3 . Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft : b . hij, die telegrafen of telefonen, als bedoeld in artikel 3, tweede lid onder a, dan wel inr i chtingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid onder b, aanlegt of gebruikt zonder de machtiging bij artikel 3, tweede lid, gevorderd ; d . le . hij . die anders dan van Rijkswege en anders dan krachtens een concessie als bedoeld in artikel 3 sexies, eerste lid, draadomroepinrichtingen, Welke niet ingevolge het derde lid van dat artikel door de minister nader zijn aangewezen, aanlegt, in stand houdt of exploiteert ; 2e . hij die draadomroepinrichtingen, Welke ingevolge artikel 3 sexies, derde lid, door de minister Hader zijn aangewezen, aanlegt, in stand houdt of exploiteert zonder inachtneming van de ingevolge artikel 3 sexies, vierde lid, gegeven voorschriften . 5.
Indien tijdens het plegen van het misdrijf of
de overtreding in dit artikel bedoeld, nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van den schuldige wegens eenzelfde misdrijf of eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, kunnen de in dit artikel bepaalde straffen worden verdubbeld . 6 . De feiten bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen, met uitzon-
156
dering van die , artikel,
strafbaar gesteld bij het eerste lid van dit
W elke als misdrijven w orden beschou w d .
Artikel 20bi s Met het opsporen van de overtredingen van deze wet of de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften, zijn, behalve de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie, alsmede alle andere personen, daartoe door d e minister aangewezen . Zij zijn to alien tijde bevoegd ter inbeslagneming de uitlevering to vorderen van alle voor inbeslagneming vatbare voorwerpen . Zij hebben to alien tijde toegang tot alle plaatsen, waar redelijkerwijs vermoed kan worden, dat enig strafbaar feit, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt gepleegd . De artikelen 120-123 van het Wetboek van Strafvordering zijn van toepassing .
157
In de reeks 'Voorstudies an achtergronden ' zijn tot nu toe verschenen : In de eerste Raadsperiode : V 1.
W . A . W . van Walstijn e. a . : Kansan op Onderwijs ; een l iteratuuratud ie over ongeli jkheid in het Nederlandse onderwijs (1975) *
V 2.
I . J . Schoonenboom an H .M . In ' t Veld-Langeveld : De emancipatie van de vrouw (1976)*
V 3.
G . R . Muste rt : Van dubbeltjes an kwa rt jes : eon literatuurstudie over de ongelijkheid in do Nederlandse i nkomensverdeling (1976)
V 4.
IVA/ Instituut voor Sociael -Wetenschappelijk Onde rz oek van de Ketholieke Hogeschool Tilburg : De verdeling on de waardering van de arbeid ; een stud i o over ongelijkhei d in het arbeidsbestel ( 1976 )
V 5. ' Adviseren aan de overheid ', met bijdragen van economische, ju ridische an politicologische beatuurskundigen ( 1977 ) V 6.
Verslag Eerste Raadsperiode : 1972 -197 7
In do tweeds Raadsperiode : V 7.
J .J . C . Voorhoeve : Internationale macht an interne autonom i e - Een verkenn ing van de Nederlandse situati e (1978)
V 8.
W. M . de Jong : Techni ek an wetenschap als bas i s voo r industri el e i nnovatie - Verslag van een reeks van inte rviews (1978 )
V 9.
R . Gerritse/Instituut voor Onde rz oek van Overhe idsuitgaven : De publ i eke sector : ontw i kkeling on waardevorm i ng - Een vooronderzoek ( 1979 )
V10 .
Vakgroep Planning an Beleid/ Soc i olog i sch Instituut Rijksunivers iteit Utrecht : Konsumpt ieverandering in maatschappel i jk perspectief ( 1979 )
V11 .
R. Penn i nx : Naar eon algemeen etn i sch m i nderhedenbeleid ? Opgenomen in het rappo rt nr . 17 ( 1979 )
V12 .
De quartaire sector - Maatschappel ijke behoeft en an werkgelegenheid - Verslag van een werkconferent ie ( 1979)
V13 .
W. Driehuis an P . J . van den Noord : Produkt i e , werkgelegenheid an sectorstructuur i n Nederland 196198 5 Modelstud i e b ij het rappo rt P l eats an toekomst van de Nederlandse industr i e ( 1 W)
V14 .
S . K . Kuipers . J . Muysken , D .J . van den Berg en A . H . van Zon : Sectorstructuur an econom i sche groei : een eenvoud i g groeim i ddel met zes sectoren van de Nederiandse econom ie i n de periods no de tweeds wereldoorlog Modelstud i e bij het rappo rt Pleats an toekomst van de Nederlandse i ndustrie ( 1980)
V15 .
F . Muller , P . J .J . Lesu i s an N . M . Boxhoorn : Een mult isectormodel voor de Nederl andse econom ie i n 23 bed ri jfstakken F . Muller : Verander i ngen in de sectorstructuur van de Nederlandse econom i e 1950 - 1990 Mode l stud i e b i j het rappo rt Pleats en toekomst van d e Nederlandse i ndustr ie ( 1980 )
V16 .
A . B . T . M . van Scha i k : Arbeidsplaatsen, bezettingsgraad en werkgelegenhe i d i n derti en bedrijfatakke n Modelstudie b i j het rappo rt Pleats on toekomst van de Nederlandse i ndustrie ( 1980 )
V17 .
A . J . Basoski, A . Budd , A . Kalff, L. B . M . Marines, F . RackB en J . C . Ramaer : Exportbeleid an sectorstructuurbel ei d Preadv i ezen bi j het rappo rt Pleats an toekomst van do Nederlandse i ndustrie ( 1980)
V18 .
J . J . van Duijn , M . J . Ellman , C . A. de Feyter , C . Inja , H . W. do Jong , M . L Mogendorff en P. Verloren van Themaat : Sectorstructuurbel e i d : mogelijkheden an beperkingen Preadv i ezen bij het rappo rt Pleats on toekomst van do Nederlandse i ndustrie (1980)
1 58
V19.
C . P . A . Ba rtels : Regio ' s aan het work : ontwikkel i ngen in de ruimtelijke spreid i ng van econom i sche activ iteiten in Nederlan d Studie bij het rappo rt Pleats en toekomst van do Nederlandse industrie (1980
V20.
M .Th . Brouwer, W. Driehu i s , K .A . Koekoek , J . Kol , L . B . M . Mennes, P. J . van den Noord , D . Sinke, K . Vijlbri ef an J .C . van Ours: Ram i ng van de f i nale bested i ngen an enkele andere grootheden in Nederland in 1985 Technische note ' s b ij hot rappo rt Pleats on toekomst van de Nederlandse indust ri e ( 1 980)
V21 .
JA . H . Bron : Arbe idsaanbod- project i es 1980-2000 (1980)
V22 .
P . Thoenes , R . J . in ' t Veld , I . Th . M . Suellen , A . Falud i : Benaderingen van planning Vier preadv i ezen over bele i dsvorming in het openbaar bestuur (1981 )
V23 .
Beleid an toekomst Verslag van een sympos i um over het rappo rt Beleidsgerichte toekomstverkenning deal 1 (1981 )
V24 .
L .J . van den Bosch , G . van Enckevo rt, Ria Jaarsma , D . B . P . Kellen , P. N . Karstanje , K . B . Koste r : Educatie an we lz ijn (1981 )
V25 .
J .C. van Ours , D. Hamersma, G . Hupkes, P . H . Adm i raal : Consumptiebeleid voor de werkgolegenheid Preadviezen bi j het rappo rt Vern i euw i ngen i n het arbeidsbestel ( 1982 )
V26 .
J . C . van Ours, C . Molenaar, J . A. M . Heijke : De w isselwerking tussen schaarsteverhoud i ngen an beloningsstructuu r Preadv i ezen bij het rappo rt Vemiouwingen i n het arbe i dsbestel ( 1982 )
V27 .
A. A , van Duijn , W . H . C. Kerkhoff , L .U . de S itt er , Ch .J . de Wolff, F . Sturmans : Kwaliteit van de arbe i d Pr eadviezen b i j het rappo rt Vern ieuwingen i n het arbeidsbestel (1982 )
V28 .
J . G . Lambooy , P. C . M . Huigsloot , R . E . van do Lustg raaf : Greep op do stad? Een institut i onele vi s i e op stedel i jke ontwikkel i ng on de bei nvloedbaarheid daa rv an ( 1982 )
V29 .
J .C. Hess , F . Wielonga : Duitsland in de Nederlandse pars - alt ijdeen probleem 7 Dri e dagbladen over do Bondsrepubliek 1969 - 1980 ( 1982 )
V30 .
C .W. A. M . van Par i don, E . K . Group, A . Kett ing : De handelsbet re kk i ngen tussen Nederland an do Bondsrepubl i ek Du i tsland (1982 )
V31 .
W .A . Sm it , G .W .M . T iemessen , R . Gee rt s : Ahaus , L i ngen an Kalkar ; Duitse nuclea ire i nsta l laties on do gevolgen voor Neder l and ( in voorboreiding )
V32 .
J . H . von Eije : Geldstromen en inkomensverdeling in de ve rzorgingsstaat (1982 )
De serie Voorstud ies on achtergronden mediabele id bestaat uit de volgende delen : M 1 . J . M . de Meij : Overheid an uit i ngsvrijheid ( 1982) M 2.
E . H . Hollander : Kleinschal i ge massacommun i catie : lokale omroepvormen in West - Europa (1 98 2 )
M 3.
L .J . He insman / NOS : de kulturele betekenis van do instroom van bu itenlandse telev i s i eprogramma 's in Nederland - Een literatuurstud ie (1982)
M 4.
L . P . H . Schoonderwoerd , W. P. Knulscl Soc iaal an Cultureel Planburoau : Med i agebru i k bij verru i ming van hot aanbod ( 1982 )
M 5.
N . Boerma, J . J . van Cu i lenburg , E . D i emer, J .J . Oostenbr ink , J . van Pu tt en : De omroep : wet en beleid ; Een jur i d i sch - pol it i colog i sche evaluat ie van de Omroepwet ( 1982 )
M 6.
Intoma rt b .v. : Etherp i raten in Nederland (1982 )
M 7.
P. J . KeHf/Inst ituut voor Grafische Techniek TNO : N i euwe techni eken voor productie on d i str i but ie van dagbladen an t i jdschr i ften (1982 )
1 59
M 8.
J .J . van Cuilenburg , D. McQua i l : Media en pluriformiteit ; Een beoordel i ng van de stand van zaken (1982 )
M 9.
K. J . Alaem , M .A. Boorsma , G . J . van Holden , J. C . Hoekstra , P. S . H . Leeflang , H . H . M . V i sser : Do aanbodstructuur van de periodiek verschijnende pore in Nederland (1982 )
M10 .
W . P . Knulst/Sociaal an Cultureel Planbureau : Mediabeleid an cuituurbeleid ; Een studio over de samenhang tussen de twee beleidsvelden ( 1982 )
M11 .
A . P . Bolle : Hot gebruik van glasvezelkabel in lokale telecommun icatiene tt en (1982)
M12 .
P. to Nuyl : Structuur an ontwikkeling van vraag an aanbod op do markt voor televisieprodukties (1982 )
M13 .
P. J . M. Wilms l inst ituut voor onderzook van Overfiei dsuitgaven : Horan, zien an betalen ; Een i nventariserende studio near do toekomsti ge kosten en bekosti g i ng van de omroep (1982 )
M14.
W . M . de Jong : Informatietechniek in beweging ; co n sequenties an mogelijkheden voor Ned e r l and ( 1982 )
M15.
J . C . van Ours : Med f aconsumptie ; een analyse van het verleden , een verkenn i ng van de toekomet ( 1982 )
M16 .
J . G . Steppers, De worki ng van massamed i a ; Een ove rzi cht van i nzichten (1983)
M17 .
F .J . Schr ijver : De invoering van kabeltelevis i e in Nederland ( 1983 )
160
De Read heeft tot nu toe d e volg e nde R apporten aan de Regering uitgebracht : In d e eerste Raadsperiode : 1 . Europese Uni e 2 . Structuur van de N ed e rla ndse economi e 3 . Energiebeleid G ebundeld in 69n publikati e ( 1 97 4 )* 4 . M ilieubeleid (1974 ) * 5 . Bevol k ingsprog nose (1974) * 6 . D e org a nisatie van het openbaar bestuur (1975) * 7 . Buitenlandse invloeden op N ederland : Internationale migratie (1976 ) 8 . Buitenlandse invloeden op Nederland : B eschi k ba a rheid van wetenschappelij k e en technische k ennis ( 1 976) 9. Commenta ar op de Discussienota Sectorraden (1976 ) 10. Comm e ntaar op de note Contouren van een toe komstig onder wijsbestel (1976) 11 . Ov e rzicht e zterne adviesorganen van de centrale overheid (1976 ) 12 . Externs adviesorganen van de centrals overheid (1977 ) 13 . Waken wij or werk van7 ' Verke nningen omtrent de verhouding tussen actieven an niet-actieven (1977 ) 1 4. Interne adviesorganen van de centrals overheid (1977 ) 15 . De k omende vijfentwintig jeer - Een toekomstver k enning voor Nederland (1977 ) 16 . Over socials ongelij k heid - Een beleidsgerichte probleemverk enning (1977 )
In de tweeds Raadsperiode : 17 .
18 . 19 . 20 . 21 . 22 . 23.
24.
Etnische minderheden (1979 ) * a . Rappo rt aan de Regerin g b . Naar een algemeen etnisch minderhedenbeleid ? Pleats an toekomst van de Nederlandse industrie ( 1980) Beleidsger i chte tookomstverkennin g Deal 1 : Een pog i ng tot u itlokk ing (1980 ) Democratie en geweld Probleemenalyse Haar aanleiding van de gebeu rt en i ssen i n Amsterdam op 30 apr i l 1980 Vern i euwingen i n het arbeidsbeste l ( 1981 ) Herwaarder i ng van welz ijnsbeleid ( 1982 ) Onder invloed van Duitslen d Een onde rzoek near gevoeligheid en kwetsbearheid in de betrekkingen tussen Nederlan d on de Bondsrepubl i ek (1982 ) Samenhangend mediabeleid ( 1982 )
UiNerkxh t
Alle publ i katies van de Read zijn verkrijgbaar v i a de Staatsuitgeverij, Chriatoffel Plantijnstraat 1 , Postbus 20014, 2500 EA ' s- Gravenhege , tel . 070-789911 of in de boekhandel