Grondbeginselen 1. ....................................................................................................................................................... 2 1.
2.
A. B. A.
INLEIDING .................................................................................................................................. 2 ALGEMEEN ................................................................................................................................ 2 GRONDWETTELIJKE BEVOEGDHEIDSVERDELING................................................................................... 2 DE INVOERING VAN DE BELASTING............................................................................................ 3 HET LEGALITEITSBEGINSEL EN ZIJN GEVOLGEN .................................................................................... 3 § 1 Algemeen .......................................................................................................................... 3 § 2 Grondregels die voortvloeien uit het legaliteitsbeginsel...................................................... 3 (1) (2)
Wet = bron fiscale schuld............................................................................................................................ 3 Alles is fundamenteel vrij van belasting....................................................................................................... 3
§ 3 Interpretatie van de fiscale wet.......................................................................................... 4 § 4 Vrije keuze van de minst belaste weg................................................................................. 4 § 5 Gebonden bevoegdheid van de administratie en afwijzing van de billijkheid ...................... 6 § 6 Besluit ............................................................................................................................... 6 B. HET ANNUALITEITSBEGINSEL .......................................................................................................... 6 3.
HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE BELASTING: FISCALE AUTONOMIE....................................... 6 A. INLEIDING.................................................................................................................................. 6 B. HET GELIJKHEIDSBEGINSEL ............................................................................................................. 7 C. DE NON-RETROACTIVITEIT ............................................................................................................. 8 § 1 Wetten .............................................................................................................................. 8 § 2 Uitvoeringsbesluiten.......................................................................................................... 9 § 3 Lokale besturen ................................................................................................................. 9 D. HET TERRITORIALITEITSBEGINSEL .................................................................................................... 9
4. DE AFWEZIGHEID VAN EEN VOOR ALLE BELASTINGEN GELDENDE FISCALE WETGEVING EN VAN ONGESCHREVEN FISCALE ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN ............................................................... 9 A. INLEIDING.................................................................................................................................. 9 B. NON BIS IN IDEM? ..................................................................................................................... 10 C. REALITEITSBEGINSEL?................................................................................................................. 10 D. MORALITEIT VERSUS MORELE NEUTRALITEIT VAN DE FISCALE WET ........................................................ 10 5.
DE JURIDISCHE OMKADERING VAN DE BELASTING .................................................................. 11 A. INLEIDING................................................................................................................................ 11 B. DE VERHOUDING TUSSEN HET FISCAAL RECHT EN ANDERE RECHTSTAKKEN .............................................. 11 § 1 Belang ............................................................................................................................. 11 § 2 Publiekrecht..................................................................................................................... 11 § 3 Privaatrecht..................................................................................................................... 11 C. DE FISCALE WET IS VAN OPENBARE ORDE ........................................................................................ 11 D. DE TOEPASSING VAN GEMEENRECHTELIJKE CONCEPTEN EN PRINCIPES ................................................... 12 E. BEHOORLIJK BESTUUR................................................................................................................. 12 F. DE VOORRANG VAN HET VERDRAGSRECHT ....................................................................................... 13
6.
BESLUIT .................................................................................................................................... 14
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
1
1. Inleiding A. • •
• •
B. •
•
Algemeen steeds meer nood aan financiering overheid (meer taken) voornaamste bron inkomsten = belasting o maar wat is dat? § Doel belasting relevant? (ook regulerende functie?) § Tegenprestatie? • Cass: heffing om diensten van openbaar nut te verrichten • Cass: <-> retributie: daar individuele en rechtstreekse tegenprestatie • RL: dus belasting -> geen rechtstreekse en individuele tegenprestatie Wat en hoeveel belasten = economische en ideologische kwestie Juridische kwestie = rechtsbescherming o Historisch gegroeid o Omvat § Formele rechtsbescherming: voor een rechter § Materiële rechtsbescherming: bescherming bij tot stand komen belasting, door formuleren regels voor belastingsheffing o Op basis van basisbeginselen § <-> belastingsbeginselen • richtsnoeren voor wetgever • maar onduidelijkheid over aard • vooral beleidsinvloed, niet afdwingbaar § <-> algemene rechtsbeginselen • ongeschreven juridische principes, ‘gevonden’ in de wet • wettelijke/grondwettelijke waarde, dus grond voor cassatiemiddel (tenzij ook wettelijke bepaling) § =grondwettelijke en wettelijke regels die belastingsheffing beheersen
Grondwettelijke bevoegdheidsverdeling Art. 170 Gw. o de staat mag belastingen heffen o gemeenschappen en gewesten mogen belastingen heffen § maar federale wetgever mag noodzakelijke uitzonderingen bepalen • mag zelfs regionale belastingen afschaffen • als al regeling: regio’s mogen niet meer optreden (ook in wet) o gemeenten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten mogen belastingen heffen binnen wettelijke kader o wet, decreet, ordonnantie: mag belastingsbevoegdheid toekennen aan publiekerechtelijke organismes opdeling rijksbelastingen (=belangrijkste) o directe belastingen § inkomstenbelasting op globaal inkomen (personenbelasting, vennootschapsbelasting,…) § gelijkgestelde belastingen (bv. verkeersbelasting) o indirecte belastingen § o.a. BTW, successierechten, registratierechten,… o sommige: ondertussen gewestelijke belastingen
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
2
§ opsomming in wet financiering gemeenschappen en gewesten § ‘oneigenlijke gewestelijke belastingen’: federale overheid houdt vinger in de pap voor regulering
2. De invoering van de belasting A.
Het legaliteitsbeginsel en zijn gevolgen
§ 1 Algemeen •
•
•
Principe: enkel wet kan belasting invoeren (art. 170, §1 Gw.) o Mutatis mutandis voor gemeenschappen e.d. o NL: uit kracht van een wet o Reactie tegen Nederlandse tijd Gevolg o Wet moet invoeren en alle essentiële elementen (tarief, grondslag,…) regelen o Enkel minder belangrijke zaken in KB o Delegatie mogelijk als voldoende nauwkeurig omschreven + essentiële elementen door wetgever vastgesteld o Opm: ook vrijstellingen enkel uit wet o Uitzondering: in spoedeisende gevallen, als machtiging ondubbelzinnig is + controle door wetgever binnen korte termijn Praktijk: niet altijd evens strikt gevolgd, vooral in indirecte belastingen o Reden: parlementaire procedure = log o Ware traditie van volmachtwetgeving o Vroeger: geen toetsing aan art. 170 Gw. mogelijk als gebaseerd op volmachtwet § Cass/RvS: rechter kan wet/volmachtsbesluit niet toetsen aan Gw. o Nu: controle GWH § Eerste via art. 10-11 Gw. § Sinds 2003 rechtstreeks § Vaak bekrachtiging a posteriori als oplossing
§ 2 Grondregels die voortvloeien uit het legaliteitsbeginsel (1) • •
(2)
Wet = bron fiscale schuld Fiscale schuld vloeit voort uit wet niet uit overeenkomst met administratie Gevolgen o Aangifte =/= aanbod of bekentenis § Niet bindend § Recht op rechtzetting o Instemming met onwettige belasting = onmogelijk o Administratie moet wet toepassen § Zie evenwel verder: vertrouwensbeginsel § Geen welwillende afwijkingen § Niet gebonden door standpunten en toezeggingen § Vroeger: systeem van rulings/voorafgaande beslissingen: geen ruling in strijd met wet § Nu: voorafgaande beslissing, maar niet bindend als in strijd met wet Alles is fundamenteel vrij van belasting
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
3
• •
Alles is vrij van belasting, tenzij wet anders bepaalt (=vrijheidsbeginsel) o Maar praktijk: zeer veel belasting o NL: belasting = normaal verschijnsel in moderne maatschappij Gevolg: o B: strikte interpretatie wet o NL: even soepel als eender welke wet
§ 3 Interpretatie van de fiscale wet • •
•
• • •
Principe: strikte interpretatie o < vrijheidsbeginsel o voor alle wetten die vrijheid beperken Praktijk: minder strikt o Jaren ’50-’60: Cass. Is redelijk soepel (bv. ruime invulling beroepswerkzaamheid) o Gevolg, RL: ruime interpretatie als bedoeling wetgever § Bedoeling wetgeving zelfs als impliciet § Zelfs begrijpende interpretatie (= verregaand) § Teleologische (‘wat als wet nu was aangenomen’) = waarschijnlijk niet mogelijk Twee gevolgen: o Verbod van analogische toepassing (toepassing wat op gelijkaardige situaties) § NL: dat mag wel (vb. Radiotaks -> ook op televisies) § B: absoluut verboden in fiscale zaken • Gemeen recht: soms noodzakelijk (want verbod op rechtsweigering, art. 5 BW) • Fiscaal recht: art. 5 BW speelt niet -> rechter moet zich enkel uitspreken over verschuldigd of niet -> geen wet -> geen belasting o In dubio contra fiscum § NL: niet meer geldig § B: • oude RS cassatie < vrijheidsbeginsel o RL: slechts bij gebreke van andere interpretatiemogelijkheden o Omgekeerd, bij vrijstellingen: in dubio pro fisco Na 1985: Cassatie leek soepeler te worden -> kijkt naar doel en strekking wet (dus ook doelmatigheid, billijkheid,…) -> zelfs tegen letterlijke wettekst in Na 1990: leek stil te vallen Recent (2001): weer opgedoken o bevestigd in 2007 – 2008 o maar niet duidelijk welke draagwijdte § ook recente arresten met strikte toepassingen § in leer van vrije keuze van de minst belaste weg: cass is wel strikt
§ 4 Vrije keuze van de minst belaste weg •
Wetsontduiking = dwingend recht bewust ontduiken door creatie van op zich regelmatige rechtstoestand die verboden toestand benadert (‘oneigenlijk gebruik van een recht’). o NL: fraus legis verboden o B: nooit aanvaard in heersende RS/RL § Wel in gemeen recht
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
4
•
• •
•
•
•
§ Fiscaal recht: <-> legaliteitsbeginsel • louter kijken naar wet, niet naar gevolgen Cass begin jaren ’60: Brepolsleer -> geen probleem als partijen gevolgen van hun rechtshandeling aanvaarden (functioneert constructie volgens de regels die haar eigen zijn?) o Gevolg: juridisch bestaande handeling mag niet vervangen worden door economische realiteit § Misbruik van recht bestaat niet § Rechter kan slechts simulatie nagaan = niet aanvaarden van juridische gevolgen Jaren ’70: toch enige tendens (Hoven v Beroep) om te kijken naar bedoelingen partijen+economisch resultaat, maar is verdwenen Eind jaren ’80: Cassatie is formeel: geen belastingsfraude als partijen gevolgen aanvaarden van op zichzelf regelmatige rechtshandeling o Geen rekening houden met economische werkelijkheid o Zelfs al is bedoeling om belastingsdruk te verminderen Opm: doet geen afbreuk aan gemeenrechtelijke simulatie o =naar buiten toe rechtshandeling stellen, maar tussen partijen gevolgen teniet doen door tegenbrief o = vorm van niet aanvaarden van gevolgen § Cass: er is simulatie (in de fiscaalrechtelijke zin) als partijen rechtshandeling stellen die niet overeenstemt met hun werkelijke wil § Bewijs met alle middelen van recht o Sommige RL: fiscaalrechtelijke simulatie vervangen door dit Voorbeelden o Onderkapitalisatie: financieren dochtermaatschappij met leningen ipv kapitaal § Fiscus: dit is ook kapitaal, dus wetsontduiking § Cass: nope • Slechts als geveinsd -> vereist dat zaken in gemeenschap gebracht zijn + maatschappelijk risico ondergaan (=meer dan risico schuldeiser) § Uiteindelijk: interventie wetgever o Sale and lease back: goed verkopen en terug huren § Bv. afgeschreven schip verkopen aan dochtermaatschappij (meerwaarde = vrijgesteld), die het weer afschrijft § Cass: dat mag § Uiteindelijk: wetgever komt tussen o Bezoldigingen bestuuders vervangen door huurprijs § Administratie: realiteitsbeginsel -> bezoldigingen § Cass: nope § Uiteindelijk: interventie wetgever 1993: toch algemene antiontgaanswetgeving (vroeger: enkel in beperkt aantal gevallen) o Juridische kwalificatie akte door partijen niet tegenwerpelijk als administratie vaststelt dat doel = belasting ontwijken (art. 344, §1 WIB) § Tegenbewijs: kwalificatie beantwoord aan rechtmatige economisch of financiële behoefte o Discussie: draagwijdte bepaling? § SVC: invoering leer wetsonduiking (=ongrondwettig) § Arbitragehof: klopt, maar niet ontgrondwettig • Administratie moet aantonen dat doel en strekking wet miskend zijn doordat belastingplichtige, om belasting te
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
5
ontduiken, een constructie opzet die beoogde toestand dicht benadert § Cassatie: beperkt art. 344, §1 WIB tot leer simulatie • Art. 344, §1 WIB laat administratie toe om kunstmatig gesplitste rechtshandeling samen te voegen • Maar: administratie moet juridische gevolgen akte respecteren -> herkwalificatie moet soortgelijke niet-fiscale gevolgen teweeg brengen als eindresultaat gestelde rechtshandeling(en) o =simulatieleer, maar soortgelijke gevolgen ipv identieke
§ 5 Gebonden bevoegdheid van de administratie en afwijzing van de billijkheid • •
Administratie heeft invorderingsplicht: moet fiscale wetten toepassen zoals ze zijn Gevolg: geen billijkheidsoverwegingen (cf. wettelijke oorsprong fiscale schuld)
§ 6 Besluit • •
B. •
•
•
Strakke en rechtlijnig beginsel o < vrijheidsbeginsel o ook doorgetrokken in nadeel belastingsplichtige maar praktijk (zeker administratieve) = anders o wetten op maat administratie, en niet altijd even hoogstaand o soms onbillijke gevolgen: dan laat administratie wet buiten toepassing
Het annualiteitsbeginsel Art. 171 Gw.: jaarlijks stemmen over belastingen o = elk jaar uitvoerende macht toelaten geven om belastingswetten toe te passen o via geijkte formule in (meestal) begrotingswet o in principe ook voor lokale besturen (maar minder duidelijk in decreten) gevolg: fiscale schuld ontstaat materieel door: o voltrokken belastbaar feit o organieke belastingswet die feit omschrijft o begrotings- of financiewet Foreem bestaan: hele procedure, die binnen bepaalde termijn moet afgerond zijn
3. Het toepassingsgebied autonomie A. •
van
de
belasting:
fiscale
Inleiding Principieel: wetgever is om vrij m eender welke belasting ten laste van om het even wie in te voeren = fiscale autonomie o Lokale en regionale besturen: beperkte autonomie § Uitz: agglomeraties/federaties gemeenten: geen autonomie § Beperkt door federale wet (suprematie fiscale wet over fiscale decreet) § Beperkt door Belgische economische en monetaire unie
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
6
•
B. •
•
• Geen belemmering vrij verkeerd • Zowel in RS GwH als BWHI Maar beperkingen o Non bis in idem (evenwel niet aanvaard) o Gelijkheidsbeginsel o Non-retroactiviteit o Territorialiteitsbeginsel o Internationaal en europees recht
Het gelijkheidsbeginsel Art. 172, lid 1 Gw.: geen voorrechten inzake belastingen o Geldt voor alle overheden, inc. Wetgever o Toepassing art. 10-11 Gw. o Vroeger: nauwelijks relevant, want geen grondwettelijke toetsing van wetten o Maar tegenwoordig: toetsing GwH § Eerste via art. 10-11 Gw. (want toepassing) § Later rechtsreeks Inhoud: hele eovlutie o Tot eind jaren ’60 § Cass: louter vereist dat iedere persoon in zelfde situatie op gelijke wijze wordt belast • Slechts schending indien blijkt dat overheid bepaalde belastingplichtige persoonlij wou treffen, met uitsluiting van alle andere • RL bekritiseerde dit: zette deur open voor willekeur • Slechts één arrest dat besloot dat onderscheid willekeurig was § Rvs: idem o Begin jaren ’70: wijziging in RS § Eerst RVS § Cass volgt, eerst in niet-fiscale zaken, dan ook in fiscale • Alle personen in zelfde toestand moeten op dezelfde wijze belast worden, maar, in kader van aard en doel zijn vrijstellingen mogelijk • Gelijkheidsbeginsel geschonden als willekeurig onderscheid o =niet verantwoord door aard en doel belasting o jaren ‘80 § Cass: geen exclusieve verwijzing naar aard en doel belasting meer • Onderscheid mogelijk, als niet willekeurig • Maar verantwoording ook op andere wijze mogelijk o Één arrest: objectief en onpersoonlijk karakter volstaat § Rvs: houdt wel vast aan aard en doel als enige criterium • Onderscheid moet objectief zijn en in verhouding staan tot aard en doel belasting o Jaren ‘90 § Gwh: • Onderscheid mogelijk als objectief en redelijk verantwoord o Beoordelen in het licht van doel en gevolgen van maatregelen, aard van geldende beginselen o Gelijkheidsbeginsel geschonden als geen redelijk verband van evenredigheid tussen aangewende middelen en beoogde doel
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
7
• Idem dito voor gelijke behandeling van verschillende categorieën • Marginale toetsing: o wetgever behoudt beoordelings- en beleidsvrijheid o geen opportuniteitstoetsing o enige vereenvoudiging werkelijkheid is altijd noodzakelijk, ook in het licht van administratieve kosten § Rvs+Cass: volgen
C.
De non-retroactiviteit
§ 1 Wetten • • •
•
• •
Vloeit voor rechtszekerheidsbeginsel: rechtsgevolgen handeling moet voorzienbaar zijn Vermeld in art. 2 BW o Geldt ook in fiscaal recht, maar is wettelijke beginsel o Gevolg: retroactiviteit als dat bedoeling was van wetgever Discussie GwH <-> Cass. o GwH: is toch grondwettelijk beginsel, als onderdeel van onze constitutionele orde § Slechts retroactiviteit in ‘bijzondere omstandigheden’, in zonderheid als onontbeerlijk voor verwezenlijking doelstelling algemeen belang of de continuïteit van de openbare dienst § Recent: slechts als onontbeerlijk voor verwezenlijking doelstelling • Bv. om te voorkomen dat belastingplichtigen zouden anticiperen op inwerkingtreding maatregel o Gelijkheidsbeginsel blijft spelen • Bv. om concurrerende regelgevingen tussen gewesten te vermijden • Loutere bekommermis om bepaalde praktijk te bestrijden volstaat niet o Cass: geen grondwettelijk beginsel (wel met wettelijke waarde) Inkomstenbelasting: bijzondere betekenis o Retroactief als van toepassing op feiten, handelingen, toestanden die definitief waren voltrokken o Definitief voltrokken = op moment afsluiten periode waarin inkomsten verworven zijn § Cf. art. 360 WIB: geen vaststaande toestand tot afsluiting belastbaar tijdperk § Roerende voorheffing: op moment toekenning/betaalbaarstelling inkomsten o Gevolg: wet december 2003 van toepassing op inkomsten vanaf 1 januari 2003 =/= retroactief Bovendien: ook toepasselijk op gevolgen van toestand die onder vorige wet ontstaan was (en zich voorzetten onder stelsel van nieuwe wet) o Maar geen afbreuk aan reeds definitief vastgelegde rechten In praktijk: regering kondigt in BS aan dat er retroactiviteit zal zijn o GwH: dit op zich volstaat niet om terugwerkende kracht te verantwoorden
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
8
§ 2 Uitvoeringsbesluiten •
Art. 108 wet van 4 augustus 1986 o Uitvoeringsbesluiten belastingswetten mogelijk geen terugwerkende kracht hebben, tenzij wet anders bepaalt o = vroegere RS: uitvoeringsbesluiten moeten werking in tijd wet respecteren § maar nam ook aan dat KB retroactief mocht werken als draagwijdgte wet zelfde bleef + strookte met beginsel en algemene economie van de wet (lijkt niet meer mogelijk)
§ 3 Lokale besturen • •
D. •
•
Gebonden door beginsel van niet-retroactiviteit Maar draagwijdgte = betwist o Cass: mogen terugwerken tot 1 januari van jaar waarin belasting werd ingevoerd o Bij voortdurende toestand: mag ook betrekking hebben op personen die zich zowel in vorige als in nieuwe jaar in die toestand bevonden o Maar niet: belasting toepasselijk op reeds afgsloten inkomstenjaar (Cass 2008) § Immers, bepalingen van WIB ook voor gemeenten van toepassing § Gevolg: wetgever voorziet afwijking -> vaststelling percentage aanvullende belasting moet ten laatste op 31 januari aanslagjaar gebeuren.
Het territorialiteitsbeginsel Fiscaal recht = publiek recht o Recht om belastingen te heffen = deel soevereiniteit staat o Gevolg: soevereiniteit andere staten respecteren: uitoefening fiscale wetten vereist aanknopingspunt met het grondgebied Welke aanknopingspunten? (persoonlijk <-> zakelijk) o Personeel: woon- of vestigingsplaats natuurlijke personen+rechtspersonen § B: domiciliebeginsel -> inkomstenbelasting o Zakelijk: lokalisatie van voorwerp belastingen § B: liggingsbeginsel (‘bronbelasting’) -> niet-inwoners + registratierechten • Successierechten: mengvorm
4. De afwezigheid van een voor alle belastingen geldende fiscale wetgeving en van ongeschreven fiscale algemene rechtsbeginselen A. •
•
Inleiding Geen o o o
algemene rechtsbeginselen met wettelijke waarde Definitie zie hoger Enkel toepassing algemene rechtsbeginselen gemeen recht Geen specifieke fiscale rechtsbeginselen § Uitz: gezag van gewijsde (niet obv Ger. W.) § Uitz: staat betaalt geen lokale belastingen NL: ‘Algemene Wet inzake Rijksbelastingen’ -> geen equivalent in België, uitz:
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
9
o Art. 108 wet 4 augustus 1980 (zie eerder) o Art. 109 zelfde wet: motiveringsplicht administratieve belastingsverhogingen (=herhaling motiveringsplicht bestuur) o Bepalingen inzake fiscaal strafrecht min of meer gelijklopend
B. • •
•
C. • •
•
•
D. • • •
•
boetes
+
Non bis in idem? Vermeend beginsel: persoon kan niet tweemaal door zelfde belasting worden getroffen Nergens in wet, grondwet -> louter richtsnoer voor wetgever o Evenmin voor lokale besturen -> zelfs cumulatief met federale belastingen (RL: niet akkoord) o WIB (specifiek art. 360 WIB) verzet zich wel tegen dubbele belasting in zelfde jaar o Dito registratie+successierechten Uitz: gemeenschappen en gewesten -> geen belasting als al federale belasting + dubbele belasting vermijden
Realiteitsbeginsel? = belasting moet realiteit betreffen o soms in (vooral oudere) RS/RL o zelfs eenmalig in RS hof van cassatie Is niet maar houdbaar: waar juridische werkelijkheid van economische werkelijkheid verschilt, primeert juridische werkelijkheid o Immers, gemeen recht is toepasselijk zolang fiscale wet niet afwijkt o Immers, vrije keuze minst belaste weg (zelfs artificiële constructies) o Ook recent in RS Cass: geen substance over form o Tenzij wet dat gebiedt, bv. WIB: exploitatiewinst = economische realiteit (en zelfs dan omzichtig) Ander gevolg: geen onderscheid tussen geoorloofde en ongeoorloofde verrichtingen tenzij wet dat bepaalt o Bv. ook winsten uit illegale loterij of uit illegale transacties o Maar is louter correct toepassen van de wet Wet toepassen op werkelijke en niet op fictieve feiten, waarden en rechtshandelingen o Fiscus mag simulatie aantonen (->in werkelijkheid andere rechtshandeling) o Maar geen schijnhandelingen aannemen i.p.v. werkelijke rechtshandeling o = in feite gewoon wet toepassen
Moraliteit versus morele neutraliteit van de fiscale wet Discussie in RL: fiscale wet moreel neutraal? o SVC: discussie irrelevant: geen algemeen beginsel Principe: geen onderscheid geoorloofde of ongeoorloofde verrichtingen (bv. beroepskosten -> maakt niet uit of wet geschonden is, zegt Cass) o Tenzij wet afwijkt (bv. drugs -> geen BTW) Maar: bij keuze voor minst belaste weg -> er mag geen rechtsregel geschonden zijn o Gevolg: administratie kan niet-tegenwerpelijkheid vorderen o Discussie: slechts afwijzing wetsontduikingsleer? § SVC: nee -> in rechtstaat kan schending wet geen belastingbesparing meebrengen (maar zie beroepskosten…) Conclusie: geen uitspraken over moraliteit mogelijk
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
10
5. De juridische omkadering van de belasting A. • •
B.
Inleiding Belastingsrecht -> verhouding tot rechtstakken Gevolg: aantal wettelijke principes
De verhouding tussen het fiscaal recht en andere rechtstakken
§ 1 Belang •
Op welke principes terugvallen als fiscaal recht bv. begrip niet omschrijft?
§ 2 Publiekrecht •
Consensus: fiscaal recht = publiekrecht o Maar minder discretionaire bevoegdheid
§ 3 Privaatrecht • •
• •
C. •
Relatie fiscaal recht - gemeen recht? Tot begin 20e eeuw: zeer nauwe verwant o Cass 1931: burgerlijk recht beheerst fiscaal recht zolang geen afwijking § NL: door burgerlijke karakter van voornaamste belastingen (successie, registratie, zegel) § B: reactie op technische karakter fiscaliteit o Concreet: eerst kijken naar fiscaal recht, dan naar gemeen recht, dan naar gebruikelijke betekenis Later: behouden, maar enigszins afgezwakt -> afwijking van gemeen recht ook op basis van principes van fiscaal recht Soms kritiek o NL: ADRIANI -> fiscaal recht maakt abstractie van privaatrechtelijke rechtsverhoudingen o B: nooit echt getwijfeld § Slechts gemeen recht als fiscale wet, voorbereidende werkzaamheden en doel en aard niet volstaan § Reden: nadruk op eenheid van recht + interpendentie verschillende rechtstakken
De fiscale wet is van openbare orde Fiscaal recht = publiek recht -> dus van openbare orde o Raakt wezenlijke belangen maatschappij o Verschillende gevolgen § overheid mag niet meer en minder vorderen dan verschuldigd is (duh) § geen afwijking bij overeenkomst • wel: overeenkomen wie fiscale schuld draagt, maar dat bindt fiscus niet • niet: overeenkomsten tussen fiscus en belastingplichtige o maar invloed vertrouwensbeginsel o wel: over feitelijkheden
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
11
§ probleem: belasting moet werkelijke feiten betreffen § oplossing: = vermoeden (dus omkering bewijslast) § verbod schuldvergelijking, ambtshalve opwerpen middelen, nietigheid overeenkomst to belastingsontduiking, geen uitstel van betaling
D. • •
E. • •
•
De toepassing van gemeenrechtelijke concepten en principes Zie eerder: gemeen recht toepasbaar als geen afwijking wet Voorbeelden o ‘inkomsten’ § niet gedefinieerd in wet (“inkomsten = inkomsten” § RS: kijken naar civielrechtelijke inkomensbegrip • Voordeel: rechtszekerheid -> louter toepassen van bestaande principes § Gevolg: bv. geen meerwaarden of moratoire inkomsten o ‘winst’ § niet gedefinieerd § RS: kijken naar handelsrecht -> toename netto-actief o Grondslag vennootschapsbelasting § wet verwijst naar regels natuurlijke personen • probleem daar: wat is opbrengst in kader bedrijf, wat is beheer privévermogen? § Cass: geen probleem hier op basis van gemeen recht -> vennootschap is opgericht voor winstgevende activiteit -> kan enkel bezitten in dat kader
Behoorlijk bestuur Principieel gebonden bevoegdheid, maar toch zekere discretionaire bevoegdheid controle/contacten met belastingplichtige Daarbij gebonden door ABBB o Fiscaal recht is immers publiekrecht o Administratie is immers overheid o < beginselen van de rechtstaat in Gw. o +Art. 1382-1383 BW: overheid = verhoogde aansprakelijkheid overheid § overheid bevoegdheid niet overschrijden en moet zich dus getrouw aan letter en geest wet houden Gevolgen schending ABBB o Aansprakelijkheid overheid § Bv. Geen rekening houden met rechtspraak cassatie § Bv. Roekeloos en tergend geding o Vermindering of vernietiging aanslag? § NL: in concrete gevallen kan strikte toepassing wet ABBB zodanig schenden dat ze niet moet worden toegepast • Bv. vertrouwensbeginsel § B: klassiek afwijzend • Fout fiscus kan geen grond zijn tot vermindering of vrijstelling wet • Immers, fiscale schuld < wet § Recent: verfijning
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
12
• Cass 1992: uit rechtszekerheidsbeginsel volgt dat door overheid gewekte rechtvaardige verwachtingen • HvB: hebben het daar moeilijker mee • Later: weer meer strikte toepassing legaliteitsbeginsel o Maar niet altijd duidelijk waarom o Cass: soms moet legaliteitsbeginsel wijken voor rechtszekerheid, maar afweging moet in concreto gebeuren • Heel recent: toch nauwelijks ruimte voor toepassing ABBB: rechtszekerheid volgt uit correcte toepassing wet o Administratie kan niet afzien van wet o Vroegere praktijken zijn geen rechtvaardiging voor afwijking
F. § §
De voorrang van het verdragsrecht Veel verdragen -> maar pas garanties als latere wet niet kan afwijken o Daarom smeerkaasarrest (1971): voorrang internationaal recht o GWH: wel goedkeuringswetten toetsen Specifiek probleem: invloed mensenrechten o Art. 6+7 EVRM § ook in fiscaal strafrecht (Cass) § niet in andere fiscale verplichtingen (Cass+EHRM – kritiek RL) § In fiscaal-administratieve sancties? • NL: ja • B o GwH: ja o Cass: eerst niet, nu wel § Maar weinig praktische gevolgen • Administratieve sanctie kan straf zijn onder voorwaarden (o.a. repressief karakter+zwaar) o Cumulatief met strafrecht? § Cass: cumulatie strafrechtelijke – administratieve sancties mag, zelfs al zijn die laatste strafsancties in de zin van art. 6 EVRM > geen non bis in idem § GwH: wel non bis in idem, maar losse interpretatie ‘feiten met identieke essentiële bestanddelen’ o Controle door rechter? § Cass: • Rechter mag wel wettigheid sanctie onderzoeken en mag strafsanctie daarbij in beoordeling betrekken, o bv. om evenredigheid na te gaan § tenzij gebonden bevoegdheid § geen opportuniteitsoordeel § geen verzachtende omstandigheden tegen wet in o oftewel: geen volle rechtsmacht § maar toch niet louter wettigheid controleren
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
13
§ GwH: als wetgever aan administratie discretionaire bevoegdheid geeft inzake strafmaat, dan moet rechter dat volledig kunnen controleren • Dus ook kwijtschelden/verminderen o art. 8 EVRM: zeer minimalistisch toegepast
6. Besluit § § §
Legaliteitsbeginsel = hoeksteen o Gevolg: zeer strakke toepassing principes o Maar praktijk… Zeer sterke band met gemeen recht Principes = belangrijk, want bieden houvast in dichte reglementering
Academiejaar 2009-2010 – samenvatting - Jeroen De Mets
14