De leerzame geschiedenis van de landelijke invoering van FoBo
en de lessen daaruit voor het verbinden van straat- en systeeminformatie binnen de politie
De leerzame geschiedenis van de landelijke invoering van FoBo
De leerzame geschiedenis van de landelijke invoering van FoBo en de lessen daaruit voor het verbinden van straat- en systeeminformatie binnen de politie
De publicatie is gemaakt door Debby van Arkel (Noorden), Ivo van Duijneveldt (Zeeland-West-Brabant, Oldenzaal), Casper Hartman (Noorden), Peter van Os, Willem van Spijker (Rotterdam-West, Zuid Holland Zuid), Anne van Uden (Rotterdam-West, Zuid Holland Zuid) en Maartje van Rossum (coördinatie). De eindredactie is verzorgd door Pieter Tops.
Politieacademie Apeldoorn, april 2013
Inhoudsopgave 1
Inleiding
9
2
Het FoBo-programma en de FoBo-pilots
15
3
Initiële verwachtingen over FoBo op de werkvloer
23
4
Hoe zich verschillende FoBo-varianten ontwikkelen
31
5
Hoe FoBo op de werkvloer het informatiebewustzijn kan versterken
37
6
Lessen uit de FoBo-pilots
45
7
Politie en verandering: de bredere lessen van FoBo
55
8
Aangrijpingspunten voor verdere ontwikkeling
63
Reportage 1 Tijdsbestedingsonderzoek
67
1 Inleiding
69
1.1
Het Frontoffice/Backoffice-concept
69
1.2
Landelijke invoering
70
1.3
Doelstelling onderzoek
72
1.4 Leeswijzer
73
2 Tijdsbestedingsonderzoek
75
2.1 Onderzoeksopzet
75
2.2
Beschrijving dataset en overzicht resultaten
80
2.3
Interpretatie van de resultaten
82
3 Veranderingsproces
85
3.1
Implementeren in een turbulente omgeving
85
3.2
Informatie-uitwisseling in de politiepraktijk
88
3.3
Vormen van informatie-uitwisseling
91
3.4
Stand van zaken implementatie FoBo
93
4 Conclusies
Bijlagen
97 101
1
Formulier tijdsregistratie
103
2
Resultaten op teamniveau
105
2.1
Midden en West Brabant
105
2.2 Zeeland
106
2.3 Rotterdam-Rijnmond
107
2.4 Zuid-Holland-Zuid
108
2.5 Fryslân
109
2.6 Drenthe
110
3 Context 3.1
Midden en West Brabant
3.2 Zeeland
111 111 114
3.3 Rotterdam-Rijnmond
117
3.4 Zuid-Holland-Zuid
120
3.5 Fryslân
123
3.6 Drenthe
126
2
Het geladen alarmpistool in Coevorden
131
3
Een dag noodhulp in Sneek
137
4
Over Roemenen en parkeermeters in Sneek
147
5
Een wijkagent in Zuid Holland Zuid
151
6
Een avonddienst in Rotterdam-West
153
7
FoBo in Oldenzaal: observaties en interviews
159
8. Koppenkennis
165
9
Enquête resultaten Rotterdam-West
169
10
Een wapendiefstal in Schoonebeek
175
11
De paardenmarkt in Roden
181
12
Soorten informatie-uitwisseling tussen straat en systeem
187
13
Een horecanacht in Sneek
189
Over de auteurs
197
Colofon
199
Inleiding: FoBo als verbinding van straat en systeem
1
Inleiding FoBo als verbinding van straat en systeem
Vanaf het voorjaar van 2009 is bij de politie een nieuwe werkwijze beproefd voor het uitvoerend politiewerk. Deze nieuwe werkwijze is bekend geworden als het Frontoffice/Backoffice-concept, kortweg FoBo. Het idee is simpel: agenten kunnen voor de afhandeling van het politiewerk een beroep doen op een professionele backoffice die hen ondersteunt bij het verwerken van meldingen en bij het opstellen van de noodzakelijke producten, zoals een proces-verbaal of een mutatie. Dit bespaart agenten tijd. Zij hoeven immers niet meer zelf al het bureauwerk te doen, dat kunnen zij eenvoudig telefonisch overdragen aan de backoffice. De ervaringen van de politie Hollands Midden, waar het concept is ontwikkeld, wijzen uit dat agenten de helft minder tijd kwijt zijn aan de administratieve afhandeling van het politiewerk, grofweg zo’n twintig procent van de diensttijd. Tijd die beschikbaar komt voor het werk op straat. Het is winst die mogelijk gemaakt wordt omdat de backoffice vrijwel geen extra formatieplaatsen kost; zij wordt bemenst door medewerkers van de informatieorganisatie die hun staande werk integreren in hun backoffice werkzaamheden. Tijdbesparing en vermindering van de administratieve lastendruk waren echter niet de enige redenen om met het FoBo-concept te starten. Het concept past in een bredere visie van de informatieorganisatie van het korps op informatie gestuurde politie. Uitgangspunt van deze visie is de notie dat het politiewerk in hoge mate om informatie draait. De politie is een informatie verwerkende organisatie, een organisatie die er baat bij heeft dat zoveel mogelijk informatie in de systemen komt – en dan liefst zo snel en hoogwaardig mogelijk. Het FoBo-concept is bedoeld om de drempel voor agenten om informatie in de systemen te brengen zo laag mogelijk te maken. Ze hoeven alleen maar te bellen met de backoffice om iets in de systemen vast te laten leggen. De informatie die agenten in hun zakboekjes hebben neergeschreven of in hun hoofd meedragen, kunnen dan gedeeld worden met de gehele politieorganisatie. En andersom om agenten ook tijdens hun werk te voeden met informatie uit de politiesystemen, zodat zij goed geïnformeerd ter plaatse gaan. Het gaat erom
10
Landelijke invoering FoBo
straat en systeem te verbinden. Daarmee gaat FoBo in zijn kern om één van de cruciale vraagstukken voor de politie van dit moment. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft het FoBo-concept omarmd als wapen in de strijd tegen de bureaucratie bij de politie. De minister heeft zich ten doel gesteld de administratieve lasten bij de politie met een kwart terug te dringen. Het aanvalsplan op de bureaucratie ‘Minder regels, meer op straat’ (2011) omvat een breed pakket van maatregelen om deze doelstelling te realiseren. Eén van de maatregelen is de landelijke invoering van het FoBo-concept. Het ministerie stelt samen met de politie een landelijk programma FoBo in, dat de implementatie van het FoBo-concept, aan de vooravond van de invoering van de Nationale Politie, zal begeleiden. De Politieacademie krijgt de opdracht om tijdsbestedingsonderzoek uit te voeren binnen de politieregio’s die als eerste zullen starten met invoering van het concept. Daarnaast zal de Politieacademie ook het veranderingsproces rond de invoering van FoBo volgen. Het onderzoek richt zich op drie toekomstige eenheden van de Nationale Politie: Zeeland-West-Brabant, Rotterdam-Rijnmond en Noord-Nederland. Het onderzoek start in het najaar van 2011 met een nulmeting voor het tijdsbestedingsonderzoek. De Politieacademie rapporteert in februari 2012 de eerste resultaten daarvan aan het ministerie van Veiligheid en Justitie. De tweede rapportage waarin ook de resultaten van de noordelijke regio zijn opgenomen volgt in oktober 2012 (klik hier om te raadplegen). De resultaten van de nul-meting bevestigen het beeld uit eerder onderzoek binnen de politieregio Hollands Midden: agenten besteden een fors deel van elke dienst die zij draaien aan de administratieve afhandeling van het politiewerk. De oude politieregio Rotterdam-Rijnmond scoort met 38% administratieve tijd het laagst, de regio Midden-West Brabant met ruim 48% het hoogst. Natuurlijk, politiewerk is ook schriftelijk werk. Een goede agent weet een goed verbaal op te stellen. Maar de complexiteit en bewerkelijkheid van de politiesystemen vergt eerder zitvlees dan blauw vakmanschap. Agenten zitten bijna de helft van hun tijd achter een politieterminal en zijn niet beschikbaar voor het politiewerk op straat. Schokkende cijfers? Voor buitenstaanders wellicht wel. Voor politiemensen zelf niet. De scores bevestigen hun dagelijkse ervaring in het uitvoerend politiewerk.
1
Inleiding
11
De voorliggende rapportage richt zich op het veranderingsproces rond FoBo. We hebben de introductie van FoBo in de pilots gevolgd en geanalyseerd. Drie vragen staan daarbij centraal: 1. Wat zijn verwachtingen en krachten die ontstaan als je een concept als FoBo introduceert, bezien vanuit de operationele werkvloer van de politie? 2. Welke varianten en vormen van FoBo hebben zich daarbij ontwikkeld en wat zijn de kenmerken daarvan? 3. Wat zijn manieren om – op basis van opgedane ervaringen – met de verdere invoering van FoBo (en de functionaliteiten waar FoBo voor staat) om te gaan? Vanuit veranderkundig perspectief heeft de ontwikkeling van FoBo het afgelopen jaar een schat aan ervaringen opgeleverd, die van waarde zijn bij de verdere ontwikkeling van de politie, in het bijzonder tegen de achtergrond van de vorming van één Nationale Politie. Dit relaas biedt een terugblik op een jaar actieonderzoek rond de invoering van FoBo. De ervaringen met FoBo laten zien hoe de politie verandert en hoe veranderingen doorwerken in de politieorganisatie. Actieonderzoek Hoe hebben we dat actieonderzoek georganiseerd? Om te beginnen hebben we een aantal dagen over de schouder van wijkagenten en van noodhulpagenten meegekeken, zowel op straat als op het bureau. Van al deze ontmoetingen hebben we zo ‘levensecht’ mogelijke reportages gemaakt. Bedoeld om inzicht te geven in de realiteit van alledag in de wereld van blauw, de frontlijn, in relatie tot haar verbinding met de wereld van de informatieorganisatie. Het onderzoek toont dagelijkse handelingspraktijken van de politie in hun volle omvang. Het heeft daarop ook reflectie georganiseerd, met de betreffende politiemensen en met mensen van het programmabureau FoBo en met collega-onderzoekers binnen dit project. Zo is het onderzoek ook onderdeel van het veranderings- of bewustwordingsproces rond FoBo geworden. Niet omdat FoBo per se ingevoerd moest worden, maar wel om betrokkenen te helpen het begrip van hun werkelijkheid te vergroten.
12
Landelijke invoering FoBo
Op een aantal plekken in dit verslag kan door middel van hyperlinks naar reportages van actieonderzoek worden doorgeklikt. We starten met een korte omschrijving van de pilots die we in het onderzoek gevolgd hebben.
Het FoBo-programma en de FoBo-pilots
2
Het FoBo-programma en de FoBo-pilots
Het landelijke programma FoBo is belast met de landelijke invoering van het FoBo-concept. Althans, met de begeleiding daarvan, door het aanreiken van informatie over de werking van het concept en door zorg te dragen voor randvoorwaarden, waaronder de benodigde technische faciliteiten vanuit de landelijke ICT-organisatie binnen de vtsPN. De feitelijke implementatie is de verantwoordelijkheid van de eenheden van de Nationale Politie. Het landelijk programma kiest voor een gefaseerde invoering van het FoBo-concept in de tien nieuw te vormen eenheden van de Nationale Politie. Als uitgangspunt wordt gesteld dat alle eenheden in juni 2014 het FoBo-concept moeten hebben ingevoerd dan wel daarmee gestart moeten zijn. Bij de start van de landelijke invoering is al duidelijk dat het FoBo-concept in lang niet alle eenheden op een warm onthaal mag rekenen. Het landelijk programma kiest er daarom voor de invoering te starten in die regio’s waar FoBo op draagvlak binnen blauw kan rekenen, omdat er expliciet belangstelling is om met het concept aan de slag te gaan, of omdat er al kleinschalige experimenten met FoBo plaatsvinden. De keuze valt zoals gezegd op drie van de tien toekomstige eenheden van de Nationale Politie: Zeeland-West-Brabant, Rotterdam-Rijnmond en Noord-Nederland. Het is de bedoeling dat FoBo in deze eenheden stapsgewijs wordt opgebouwd. Eerst door ervaring op te doen met pilots op het niveau van een basisteam, om vervolgens, als het concept blijkt te werken en aan blijkt te slaan, andere teams ook met het concept te laten werken. In de toekomstige eenheid Zeeland-West-Brabant was al een kleinschalige FoBo-pilot gestart op het basisteam van Waalwijk-Loon op Zand, waar op het bureau één van de ruimtes was ingericht als administratieve backoffice. Deze pilot zal gecontinueerd worden en het idee is om daarnaast in elk van de beide bestaande regio’s Zeeland en Midden West Brabant een nieuwe pilot op te starten. In Midden West Brabant valt de keuze op het team Breda Zuidoost, in Zeeland op het basisteam Goes. De nieuwe pilots zullen breder van opzet zijn dan die in Waalwijk-Loon op Zand
16
Landelijke invoering FoBo
door expliciet ook de koppeling met de informatieorganisatie te maken, om zo de beoogde koppeling tussen het politiestraatwerk en de politiesystemen te helpen realiseren. Gelijktijdig aan het opstarten van de FoBo-pilots wordt uit het ontwerpplan voor de Nationale Politie echter duidelijk dat elke toekomstige eenheid van de Nationale Politie een Real Time Intelligence Centre (RTIC) in zal moeten richten als onderdeel van de informatieorganisatie. De RTIC’s zijn erop gericht om agenten in hun werk op straat real time informatie aan te reiken als zij aanrijden op meldingen, zodat zij beter geïnformeerd ter plaatse komen. Een functionaliteit die ook voorzien is in het FoBo-concept. Het in samenhang ontwikkelen van het RTIC en het FoBo-concept lijkt daarmee voor de hand te liggen. De kwartiermaker van de nieuw te vormen eenheid Zeeland-West-Brabant staat echter terughoudend ten aanzien van het FoBo-concept, met name vanwege de benodigde formatie voor de backoffice – waar moet die gevonden worden? En hoe kan het FoBo-concept doelmatiger zijn, is het niet vooral een verplaatsing van werk en leidt het niet eerder tot meer overdracht en coördinatie? De kwartiermaker besluit het RTIC gescheiden van het FoBo-concept te implementeren. Voor de FoBo-pilots geldt het uitgangspunt dat de capaciteit voor de backoffice gevonden moet worden in de blauwe teams zelf. Deze keuze wordt in de desbetreffende teams als een sigaar uit eigen doos ervaren, waarmee het draagvlak voor de FoBo-pilots snel afneemt. Hierop valt het besluit af te zien van de FoBo-pilots, en alleen in te zetten op het bouwen van een RTIC. Op een later moment, na de start van de Nationale Politie op 1 januari 2013, kan dit dan eventueel alsnog uitgebreid worden met functionaliteiten uit het FoBo-concept. De keuze om het FoBo-concept ook in te voeren in de toekomstige eenheid Rotterdam-Rijnmond, vloeit voort uit positieve ervaringen die binnen de regio Zuid Holland Zuid al zijn opgedaan met het FoBo-concept. Daar is het concept onder meer rond de jaarwisseling en in de noodhulp beproefd. De animo om FoBo verder gestalte te geven is groot. Voor het landelijk programma biedt een FoBo-pilot in Rotterdam-Rijnmond bovendien een mooie kans om het FoBo-concept in een grootstedelijke omgeving te testen, in samenhang met het RTIC. De pilot in Rotterdam-Rijnmond en Zuid Holland Zuid wordt serieus opgepakt. Er worden twee projectleiders aangesteld onder gezag van een stuurgroep waarin de chefs van de beide informatieorganisaties zitting
2
Het FoBo-programma en de FoBo-pilots
17
hebben. De stuurgroep besluit de pilots uit te voeren in het noodhulpteam van het district Rotterdam West en voor een wijkteam in de regio Zuid Holland Zuid. Er wordt bovendien voor gekozen om FoBo los van het RTIC te organiseren. De backoffice zal op het team zelf worden ingericht. In Rotterdam West wordt een backoffice met twee medewerkers ingericht op het bureau West. In Zuid Holland Zuid wordt de bestaande backoffice op het hoofdbureau in Dordrecht uitgebreid. Als blijkt dat het gebruik van de backoffice achterblijft, wordt op een later moment besloten om de backoffice te verplaatsen naar het wijkteam zelf. De werking van de FoBo-pilots richt zich in Rotterdam op de administratieve afhandeling van het politiewerk. Agenten kunnen hun meldingen en waarnemingen doorbellen aan de backoffice op het team. Die verwerkt de informatie in de systemen. Een andere functionaliteit die in het FoBo-concept besloten ligt – het aanreiken van informatie op niet-spoedeisende meldingen, blijkt in de Rotterdamse praktijk op districtsniveau al gestalte te krijgen in de persoon van de (assistent) wachtcommandant, die gevraagd en ongevraagd aanvullende informatie meegeeft aan de eenheden op straat. Wederzijds wordt dit als prettig ervaren. De informatie is vaak wel beperkt, omdat de wachtcommandant alleen in BVH kan zoeken. In het wijkteam in Zuid Holland Zuid heeft de ondersteuning door de backoffice een breder bereik dan in Rotterdam. De backofficemedewerker op het team reikt regelmatig informatie aan agenten op straat aan. De nabijheid tot het team blijkt een goede hefboom voor het delen van informatie tussen agenten en backoffice. Het FoBo-concept is ook enkele malen beproefd door agenten van de voetbaleenheid van het Rotterdamse korps. Koppeling met directe afhandeling van verdachten bleek soepel te verlopen, maar verder bleek de meerwaarde voor het operationele werk beperkt. Echte meerwaarde kan ontstaan als het delen van informatie binnen de politieorganisatie nog verder tot ontwikkeling komt. Veel kennis over harde kernsupporters blijkt besloten te liggen in de hoofden van de politiemensen die deel uitmaken van de voetbaleenheid. Tijdens de experimenten met het FoBo-concept werd duidelijk dat lang niet alle informatie waarover de voetbaleenheid beschikt, ook beschikbaar is in de politiesystemen en daarmee voor de rest van de politieorganisatie. Door FoBo werden de ogen van de agenten in de voetbaleenheid hiervoor geopend. Mede op basis van de positieve ervaringen in Rotterdam West
18
Landelijke invoering FoBo
en in Zuid Holland Zuid, heeft de nieuw te vormen eenheid RotterdamRijnmond eind 2012 besloten om de FoBo-pilots te continueren. Ook de drie noordelijke regio’s, Groningen, Fryslân en Drenthe, hebben zich aangemeld om te starten met de introductie van het FoBo-concept. Gekozen wordt voor pilots in de basisteams van Roden/Gieten, Sneek en Coevorden. De noordelijke regio’s willen een aantal concepten en ontwikkelingen in het uitvoerend politiewerk met elkaar in samenhang tot ontwikkeling brengen. Het doel is samenhang te realiseren tussen het FoBo-concept, het bij de meldkamer in te richten RTIC en het ZSMconcept voor directe afhandeling van verdachten, dit alles vanuit het perspectief om de heterdaadkracht van de politie te versterken. De FoBopilot in Roden/Gieten is in juni 2012 gestart, in Sneek in september en die in Coevorden in oktober . Er wordt backofficeondersteuning geboden vanaf de basisteams. De eerste ervaringen met de pilots zijn positief: agenten waarderen de ondersteuning door de backoffice. Met name het feit dat de ondersteuning op het team beschikbaar is, valt in goede aarde. FoBo is ook ingezet bij evenementen als de TT en de Rodermarkt. Vooralsnog ziet het er naar uit dat de pilots voortgezet zullen worden. Naast de “officiële” FoBo-pilots is ook in de toekomstige eenheid OostNederland een FoBo-pilot tot stand gekomen. Die is op eigen initiatief ontstaan, in het team Oldenzaal van de huidige politieregio Twente. Op het bureau van Oldenzaal is gestart met één medewerker op de backoffice, afkomstig van de intake & serviceorganisatie van het Twentse korps. Inmiddels is een tweede backofficemedewerker betrokken. Het FoBo-concept is hier zo veel mogelijk in navolging van dat in Hollands Midden ingericht. De ervaringen met FoBo in Oldenzaal zijn vanaf de start positief. De pilot is al snel uitgegroeid tot een pilot op niveau van het gehele cluster Noordwest Twente, wat vergelijkbaar is met een districtlijk niveau. Ook vanuit andere clusters bestaat belangstelling voor het FoBo-concept. Eind september 2012 heeft de teamchef van Oldenzaal de ervaringen met het FoBo-concept gepresenteerd aan het managementteam van het Twentse korps. De reacties hierop waren positief. Daarmee lijkt de Twentse FoBo-pilot in ieder geval verlengd en mogelijk ook verder uitgebreid te worden. Aandachtspunt bij deze pilot is de verbinding met de informatieorganisatie, die tot dusver nog niet tot stand is gekomen.
2
Het FoBo-programma en de FoBo-pilots
19
Tot zover een beknopte omschrijving van de ontwikkelingen in de verschillende pilots. In de volgende twee paragrafen gaan we in op de realiteit van alledag, op de dagelijkse ontwikkelings- en handelingspraktijken. We starten met de verwachtingen die er rond FoBo bestaan voordat met de pilots begonnen wordt en gaan daarna in op ontwikkelingen die zich voordoen wanneer eenmaal met FoBo begonnen is.
20
Landelijke invoering FoBo
Initiële verwachtingen over FoBo op de werkvloer
3
Initiële verwachtingen over FoBo op de werkvloer
In de fase voorafgaand aan de introductie van FoBo zijn ons drie zaken met name opgevallen. 1. De zuigkracht van het afhandelingswerk op het bureau De afhandeling van politiewerk blijkt bewerkelijk. Agenten dreigen daarin te worden meegezogen. Neem bijvoorbeeld de noodhulpagenten Meindert en Anja1 in Coevorden die in de late dienst een paar jonge Duitsers aantreffen met een geladen alarmpistool in het dashboardkastje van hun auto (klik hier voor de volledige reportage: Een geladen alarmpistool in Coevorden). De afhandeling op het bureau met contacten met de hulpofficier van justitie en later de piketofficier, het checken of er wel rechtmatig gebruik gemaakt is van de bevoegdheden, het opmaken van een PV met behulp van de tolkentelefoon, het opmaken van een verklaring van afstand doen, het ‘halen door Progis’ etc., het kost zeeën van tijd. Meindert: ‘Het houdt wel in dat je samen voor de afhandeling minstens twee uur kwijt bent, de voorgenomen route die avond maar gedeeltelijk kan afwerken en niet meer beschikbaar bent voor andere oproepen. Achteraf blijken er in die tijdsperiode twee geweest te zijn: huiselijk geweld en een brand. Daar zijn de collega’s van de andere noodhulpauto’s in Exloo en Emmen op afgegaan.’ Maar hoe staat het met de perceptie van het bureauwerk? Wordt dat door de agenten alleen gezien als ‘iets dat erbij hoort, een noodzakelijk kwaad’ dat ten koste gaat van het werk op straat? Of soms ook als ‘iets wat je fabriceert en voldoening uit haalt’ en wellicht niet gemakkelijk loslaat? Neem bijvoorbeeld Auke en Barteld tijdens een vroege dienst in Sneek vanaf 07.00 uur (klik hier voor de volledige reportage: Een dag noodhulp in Sneek). Er zijn gedurende de dienst vier oproepen (twee inbraken bij bedrijven, gevonden achtergelaten spullen verband houdend met de inbraken, alsmede een verkeersongeval) en een ingrijpen op straat bij gezochte junks 1
De namen van agenten zijn hier en in de onderliggende rapportages gefingeerd.
24
Landelijke invoering FoBo
met een gestolen fiets. Mutaties, aangiftes, Pv’s, kennisgevingen van inbeslagnames (KVI’s), omvatten bij elkaar zo’n tien tot vijftien stukken. En allerlei handelingen en contacten er tussendoor die nauwgezet uitgevoerd moeten worden. Voor het einde van de diensttijd om 15.00 uur komt niet alles meer af. Auke en Barteld hebben er deze dag elk 2,5 uur straatdienst opzitten en 5,5 uur op het bureau. Wat had vandaag door een FoBo-backoffice gedaan kunnen worden, als die er was geweest? Auke: ‘Wellicht de mutaties en de KVI’s. De aangiftes en Pv’s zullen toch op ons neerkomen. Een situatie omschrijven als je er zelf niet bij bent geweest is best lastig.’ Barteld is iets optimistischer over die ondersteuningsmogelijkheden dan Auke: ‘Je wilt het als politieman toch een beetje bij jezelf houden. Aan het aanhoudings-PV zou op de backoffice gewerkt kunnen worden als wij op weg terug zijn, dan wordt die tijd benut.’ Zou een van de inbraken, in een busgaragebedrijf, niet door iemand op een backoffice verder verwerkt kunnen worden naast de mutatie, als die mogelijkheid er zou zijn? Auke: ‘Het zou mooi zijn als het kan, maar bevindingen op straat en in die garage zijn moeilijk te omschrijven. Ik zet steekwoorden in mijn notitieboekje en werk het op het bureau verder uit.’ Wij vragen Auke wat hij in die garage nu precies heeft aangetroffen. In vier zinnen weet hij dat kort en bondig te vertellen. Wij: ‘Als je het zo doet, had je dat dan niet uitstekend kunnen doorbellen aan een backoffice?’ Een bij de eenheid werkende student merkt dat sommige agenten er een eer in stellen een mooi stuk af te leveren, hijzelf ook: ‘Een PV maken is helemaal niet erg, alles netjes op orde en overdragen aan Justitie. Je maakt iets, terwijl je dan wel twee derde van de tijd op kantoor doorbrengt. Maar iemand anders zal zeggen: ‘ik zit drie uur achter een beeldscherm.’ 2. Uiteenlopende verwachtingen. Enerzijds tonen agenten zich verwachtingsvol ten aanzien van FoBo als backoffice voor wat betreft het doorgeven van informatie. Zeker tijdens de lange autoritten in de plattelandsgebieden zou het doorbellen van informatie tijd besparen op het bureau, zo stellen zij. Of bij het helpen afhandelen van aanhoudingen door bikers in het weekend in horecagebieden, ‘waarbij het vaak om een heterdaad gaat’ (klik hier voor de reportage: Over Roemenen en parkeermeters in Sneek). Anderzijds is er reserve over het ‘brede gebruik’ van een backoffice. Die dubbele opstelling zijn we op veel plekken tegengekomen.
3
Initiële verwachtingen over FoBo op de werkvloer
25
Neem bijvoorbeeld Jacob, een ervaren wijkagent in Coevorden. ‘Voor het doorbellen van een winkeldiefstal lijkt FoBo me prima. Maar voor dingen in de wijk krijg je het beste contact als je het zelf het PV afwerkt. Dan bouw je als wijkagent de beste band op. Ik heb goed contact met de jeugd hier gekregen, juist door zelf eerst een PV te doen. Overdragen aan een backoffice was in dit geval niet goed geweest.’ Een tweede wijkagent - in Sneek - die aangeeft geen liefhebber van papierwerk te zijn, steekt tegelijkertijd ook de hand in eigen boezem: ‘Voor kille zaken als bijvoorbeeld een aanrijding kan afhandeling door anderen prima. Ik heb mijn vraagtekens bij het door ondersteuners afhandelen van zaken waarvoor ‘gevoel’ nodig is. Maar misschien ben ik wel te vastgeroest in mijn eigen manier van werken.’ Een derde wijkagent - in een lastige wijk met samenlevingsproblemen tussen verschillende bevolkingsgroepen in Zuid Holland Zuid – legt de nadruk op het ‘overal binnen kunnen komen’, goede contacten met de netwerkpartners en het uitwisselen van nieuwtjes op het bureau (klik hier voor de uitgebreide reportage: Een wijkagent in Zuid Holland Zuid). Hij voert niets in de systemen in van wat hij die dag heeft gehoord of meegemaakt, zoals het afhandelen van meldingen van een vmbo-school of een huismeester, en bezoeken aan ruziënde buren: ‘Dit is allemaal niet ernstig genoeg, hier is geen acuut gevaar, en dan noteer ik het alleen voor mezelf in mijn boekje. Als er FoBo zou zijn, dan zou ik het kunnen vertellen en dan kan het wel ingevoerd worden. Dat zou heel nuttig zijn’. In dat niet invoeren in BVH staat hij overigens niet alleen, van tal van wijkagenten horen wij dat ze moeite hebben met het vastleggen van informatie en het dan maar laten zitten. Bij de wijkagent loopt de informatiedeling vooral via collegiale kennisvorming met andere frontlijners: de eigen teamcollega’s, de ketenpartners, maar ook burgers. De wijkagenten blijken nogal moeite te hebben om die informatie op een goede manier in het huidige systeem op te slaan, laat staan dat die ook weer leidend kan zijn voor vervolgacties. Het BVH-systeem leent zich daar niet goed voor volgens de agenten. Zowel de noodhulp als de wijkagenten benadrukken dat zij vertrouwen moeten hebben in degenen die de backoffice gaan bemannen. Een oud wijkagent - nu opsporingsmedewerker in Coevorden - benadrukt bovendien dat het belangrijk is dat de backofficer ervaring heeft met opsporing, omdat die er op uit zal zijn aanvullende vragen te stellen. Vanuit zijn huidige opsporingservaring sprekend, benadrukt hij nog een
26
Landelijke invoering FoBo
ander aspect, namelijk precisie: ‘Een FoBo-backoffice kan een belangrijke functie hebben voor het ordentelijk invoeren van gegevens. Ik maak vanuit de opsporing bij de casescreening een aantal malen per dag mee dat mutaties niet secuur of onvolledig zijn. Als je het dan vraagt, weten agenten het meestal wel. Maar vooral aan het eind van een drukke dienst wordt administratief werk haastwerk met kans op slordigheden. Er is een heleboel gewonnen als er iets uitgetypt voor hen klaarligt.’ 3. Afstand straat-systeem Bij de vorige twee punten heeft met name het doorgeven van informatie aan de backoffice centraal gestaan en niet of nauwelijks de andere mogelijke functies daarvan, zoals het real time ondersteunen met informatie uit de systemen. Om de een of andere reden wordt daar weinig over gerept. Kennelijk is bij de roep over FoBo die kant van de medaille er een beetje bij ingeschoten. Of wordt die voorbehouden aan een ander ‘vakje’: de ontwikkeling naar een Real Time Intelligence Centre (RTIC) en daarom niet geassocieerd met FoBo? In Rotterdam beschikken de teams over een (assistent-)wachtcommandant. Deze zit op het bureau en volgt de meldingen die aan de agenten in zijn team worden doorgegeven. De agenten en wachtcommandant hebben vervolgens regelmatig portofooncontact om informatie uit te wisselen (klik hier voor een uitgebreidere reportage: Een avonddienst in Rotterdam-West). De assistent zoekt gevraagd en ongevraagd gegevens op in BVH en geeft ze door tijdens het aanrijden en als de agenten ter plaatse zijn. Wederzijds wordt dit als prettig ervaren. De informatie is vaak wel beperkt, omdat de wachtcommandant alleen in BVH kan zoeken en weinig tijd heeft (de aanrijtijden zijn kort in Rotterdam). Daarnaast werkt men in Rotterdam met een RTIC bij de centrale meldkamer. Vanuit het RTIC worden bij een melding gegevens gezocht in alle systemen en aan de melding toegevoegd. De centralist geeft deze door aan de agenten. De agenten weten niet bij welke melding wel of niet RTIC informatie is toegevoegd. Er bestaat zelden direct telefonisch contact.
3
Initiële verwachtingen over FoBo op de werkvloer
27
In Dordrecht bestaat voor de Noodhulp een beperkte FoBo-service, die zowel vooraf contact kan hebben met agenten als achteraf gegevens kan registreren. De agenten zijn er blij mee. In het noorden komen we bij de Noodhulp nogal wat ‘mismatches’ tegen tussen het beschikbaar zijn van informatie en de noodzaak om daarover als agenten op een bepaald moment te beschikken. Hetgeen zo hier en daar tot het nodige cynisme leidt. Zo zijn agenten matig te spreken over de toegankelijkheid van het informatiekanaal bij de Meldkamer in Drachten, waarbij aangetekend dat daar op dit moment (eind 2012) proefnemingen met een RTIC gaande zijn. Een van hen: ‘Het is een apart knopje op mijn portofoon. Er is moeilijk bij te komen, en dan werkt het nog traag ook. Als ik iemand voor me heb, werkt dat niet. Ik gebruik het niet meer. Apart bellen gaat vaak sneller.’ Een ander: ‘In de nachtelijke uren heb je weinig informatie waardoor het een in verband kan worden gebracht met het ander. Dat is een grote frustratie.’ Of tijdens het koffiedrinken: ‘Ik heb laatst op zondagochtend geklokt hoe lang het opvragen van informatie duurt bij het informatiekanaal in Drachten: ‘6,5 minuut wachten op het opvragen van een kenteken. Er zit maar één man, veel te weinig.’ Een ander: ‘je kan er net zo goed naar toe rijden’. Grote hilariteit. Conclusie: onder agenten op de werkvloer bestaan er diffuse verwachtingen in relatie tot FoBo. Het past niet onmiddellijk in hun dagelijkse routines. Het netjes afwikkelen van het ‘papierwerk’ wordt als een onderdeel van goed politiewerk gezien. Maar er bestaat ook veel (latente) onvrede over de tijd die het kost om informatie in de systemen in te voeren en over de beschikbaarheid van informatie op het juiste moment. Verbetering daarvan wordt zeer toegejuicht: zou FoBo daarbij kunnen helpen? Er bestaat zeker nieuwsgierigheid.
28
Landelijke invoering FoBo
Hoe zich verschillende FoBo-varianten ontwikkelen
4
Hoe zich verschillende FoBo-varianten ontwikkelen
Hoe ontwikkelt FoBo zich wanneer er daadwerkelijk in de pilots mee begonnen wordt? Wat hebben we gezien op de plekken waar men met FoBo gestart is? Teamleiders in pilotgebieden horen of zien iets van Hollands-Midden en vragen zich vervolgens af: is dat niet iets voor ons? Vaak vanuit de gedachte: het bespaart onze dienders op straat een hoop moeite als ze informatie kunnen doorgeven. Of: als de dienders meer op straat kunnen zijn dan kunnen we als team de burgers beter bedienen. Argumenten als: ‘dan kan de agent ook beter geïnformeerd op straat opereren’, horen we minder. Vervolgens ontstaan al snel discussies van: ‘ja, interessant dat Hollands Midden, maar bij ons zou dat veel te ver gaan, die drie rollen op een backoffice, dat is veel te veel van het goede in ons gebied.’ Of: ‘dat promotiefilmpje van Hollands Midden dat geeft een veel te geforceerd positief beeld, die vlieger gaat bij ons niet op.’ Of: ‘waar moeten we in vredesnaam de mensen voor de backoffice vandaan halen, we hebben die fte’s niet, of de apparatuur,’ enzovoort. En zo gebeurt het dat elke regio weliswaar geïnspireerd wordt door Hollands Midden, maar vervolgens haar eigen weg gaat, soms in samen-spraak met een collega van een ander team. Daarbij ook de ruimte schattend die het van de eigen leiding krijgt om te FoBo’en. Een eigen weg die ertoe leidt dat de teams niet ‘het FoBo-concept’ implementeren maar dat zij ieder op een eigen, hun passende manier FoBo-achtige werkwijzen proberen te omarmen en te beproeven in de praktijk, geënt op de eigen situatie (klik hier voor de reportage: Oldenzaal, observaties en interviews). Een experiment aangaan, zou je kunnen zeggen. Waar leidt dit experimenteren toe? Kunnen we patronen zien? Afgaande op wat wij hebben aangetroffen in de proefregio’s, onderscheiden we vier verschijningsvormen.
32
Landelijke invoering FoBo
De meest elementaire verschijningsvorm is die waarbij agenten met een backoffice kunnen bellen om door te geven wat ze hebben waargenomen en wat ze hebben gedaan. De backoffice verwerkt dat vervolgens in de systemen. In Rotterdam West is bijvoorbeeld bewust gekozen voor deze benadering, omdat het aanreiken van informatie van blauw al verliep via het RTIC en de wachtcommandant. In de beginfase van de pilot heeft de backoffice zelf ook informatie aan blauw aangeboden. Dat is aangepast vanwege een mogelijke overlap met het werk van de RTIC. Er is voor gekozen om de rol van de backoffice te concentreren op de mogelijkheid om vanaf straat informatie door te bellen. Doordat de backoffice goed uitvraagt, treffen de agenten bij terugkomst op het bureau mutaties en producten aan van een hoge kwaliteit. Een variant op deze verschijningsvorm van FoBo, is de inzet van FoBo ter ondersteuning van evenementen. Het FoBo-concept is beproefd rond voetbalwedstrijden in Rotterdam. Daarnaast is het concept ook toegepast bij de TT in Assen (in combinatie met het ZSM-concept). De nadruk op de dienstverlening door de backoffice ligt hier op het snel verwerken van informatie rond verdachten en het registreren van vrije mutaties rond personen, zoals harde kern supporters of andere bekenden van de politie. Rond wedstrijden van Feijenoord (thuis én uit) zitten in Rotterdam drie backofficemedewerkers op het bureau klaar om informatie in de systemen te zetten (klik hier voor de volledige reportage: Koppenkennis). De samenwerking met een backoffice is gedurende meerdere wedstrijden beproefd, uiteindelijk resulterend in meer dan 50 mutaties per wedstrijd. Een volgende verschijningsvorm van FoBo betreft de pilots waar de backoffice niet alleen informatie van agenten op straat in de systemen verwerkt, maar zelf ook actief informatie aan blauw aanreikt vanuit de systemen. Deze werkwijze vindt onder meer in Oldenzaal en Zuid Holland Zuid plaats. In beide pilots zijn de backofficemedewerkers zelf actief gaan nadenken over manier om agenten op straat beter met informatie te ondersteunen. Hoewel zij in vergelijking met informatiespecialisten toegang hebben tot een beperkter aantal systemen, slagen zij er heel behoorlijk in de teams op maat te ondersteunen met het aanreiken van informatie. De backofficemedewerker uit Zuid Holland Zuid, een ervaren voormalige wijkagent, vertelt: ‘Ik heb toen ik begon met het werk
4
Hoe zich verschillende FoBo-varianten ontwikkelen
33
op de backoffice, diverse overzichten gemaakt met informatie waar ik over zou willen beschikken als ik nog wijkagent was geweest. Een overzicht van veelplegers bijvoorbeeld, of van zedendelinquenten. Maar ook over overlastlocaties en hot spots. Deze informatie heb ik vooral gebaseerd op wat er al lag.’ De backofficemedewerker in Zuid Holland Zuid is ook belast met het uitgeven van niet-spoedeisende meldingen. Als hij meldingen uitgeeft, zoekt hij er zoveel mogelijk informatie bij. ‘Een voorbeeld was een melding over geluidsoverlast. Ik zag in de systemen dat de melding betrekking had op een jongen die ook zonder rijbewijs gereden had, dus dat kon de agent meteen mooi meenemen. Op die manier kan er wel een soort ontzag ontstaan voor de politie, dat ze van alles weten.’ Een volgende stap in de ontwikkeling van FoBo vloeit uit de voorgaande voort. Als de uitwisseling van informatie tussen straat en systeem begint te lopen, komt vanzelf de vraag naar voren hoe de politie de beschikbare informatie kan gebruiken om beter in sturing te komen op de veiligheidsproblematiek in het gebied. Hieruit ontstaat een vraag naar analyses op maat, evenals de behoefte om een koppeling met de briefing te maken, bijvoorbeeld door aandachtsvestigingen rond personen of locaties op te nemen. Zo ontstaat een vraag vanuit de blauwe teams aan het intelligencedomein binnen de politieorganisatie, ook als FoBo buiten de informatieorganisatie is georganiseerd. Dit ontwikkelperspectief is onder meer naar voren gekomen in de pilots in Rotterdam en Zuid Holland Zuid. Ook in Oldenzaal is FoBo ingezet vanuit de ambitie om blauw niet alleen meer op straat te brengen, maar ook tot beter informatiegestuurd werken te komen. Tegelijkertijd moet ook geconstateerd worden, dat deze variant nog slechts mondjesmaat tot ontwikkeling is gekomen. Een stevige relatie met de informatieorganisatie is eigenlijk nergens van de grond gekomen, ondanks dat hier in oorsprong een belangrijke motivatie voor het FoBo-concept lag. Soms zien we de relatie wel geleidelijk aan groeien. Wat door de verschillende varianten heen opvalt, is het enthousiasme waarmee FoBo wordt ontwikkeld in de pilotgebieden waar het eenmaal van de grond komt. De kurk waar FoBo op drijft, blijkt de pioniersgeest en het enthousiasme bij de projectleiders en in het team zelf te zijn. Het met elkaar zoeken naar wat werkt. En de aanstekelijke werking om ‘met elkaar iets nieuws te maken’. FoBo is goed voor ‘het moraal van de troepen’.
34
Landelijke invoering FoBo
We zien het bijvoorbeeld bij de pilotteams in Rotterdam West bij een ‘normale’ dienst. En we zien het bij de Voetbaleenheid in Rotterdam en de TT in Assen bij een risicovolle gebeurtenis c.q. evenement, in Assen gekoppeld aan ZSM. Twee FoBo-medewerkers in Rotterdam West melden ons: ‘We hebben nog nooit aan een project gewerkt waarvoor we zoveel complimenten hebben gekregen, zowel van de agenten op straat als van de leiding.’ De agenten die met FoBo werken zijn in grote meerderheid positief. In een enquête onder 31 agenten uit Rotterdam West, afgenomen in het najaar van 2012, geeft driekwart aan FoBo meestal tot altijd te gebruiken. De gemiddelde waardering voor FoBo bedraagt een 7,5. Bijna twee derde van de ondervraagde agenten geeft aan dat FoBo hen meer plezier in het werk geeft. Bijna alle respondenten geven aan dat zij door FoBo meer op straat komen (klik hier voor het volledige onderzoeksverslag). Er zijn teams die zelf het initiatief nemen met een enthousiaste teamchef of projectleider, zoals in Oldenzaal. Zij gaan experimenteren met het bemensen en laten een FoBo-backoffice functioneren in sterke samenhang met het team. Zelf vinden ze oplossingen voor de techniek en voor de nodige fte’s. Ze doen dat voetje voor voetje: van het aanmaken van kwalitatief goede mutaties, tot het - in toenemende mate - meegeven van relevante informatie aan agenten op straat. En van het ‘gewoon zelf beginnen’ tot het ‘gehoor vinden bij en ruimte krijgen van de teamleiding’. Conclusie: er ontwikkelen zich al doende verschillende varianten van FoBo, deels ook buiten de officiële pilots om. De nadruk ligt daarbij op het doorgeven van straatinformatie naar de backoffice, die dat vervolgens in de systemen verwerkt. Andersom komt minder voor, mede omdat de RTIC-functie apart ontwikkeld is. De backoffice leest in Noord-Nederland wel mee op het meldkamerscherm en kan daarmee ook de verrichtingen van het RTIC bekijken. FoBo gaat daarop verder. Echter, een stevige relatie met de informatieorganisatie is nergens goed tot ontwikkeling gekomen. De draaggolf voor FoBo is vooral gelegen in de pioniersgeest en het enthousiasme van projectleiders en teamleden. ‘Dit helpt ons echt’, is daarbij vaak de verzuchting.
Hoe FoBo op de werkvloer het informatiebewustzijn kan versterken
5
Hoe FoBo op de werkvloer het informatiebewustzijn kan versterken
Als we naar de veelsoortige en veelkleurige praktijken kijken die op dit moment op de verschillende plaatsen gaande zijn, kunnen we analytisch gezien drie niveaus onderscheiden als het gaat om de informatieuitwisseling tussen straat en systeem. a. Meegeven of innemen. Op het eerste niveau zien we enerzijds werkwijzen ontstaan waarin meer informatie wordt meegegeven aan de agenten. RTIC Rotterdam, bij de centrale meldkamer, is daar een voorbeeld van, evenals de FoBo-backoffice bij de noodhulp in Zuid Holland Zuid en de assistent-wachtcommandant in Rotterdam via de tweede portofoon. Ook het integraal bevragen via de smartphone is hier een voorbeeld van; de agent kan meer informatie meekrijgen door deze zelf op te vragen. En aan de andere kant zien we werkwijzen ontstaan waarin agenten informatie kunnen doorgeven aan een backoffice die deze informatie in de systemen zet. De FoBobackoffice in Rotterdam West en bij de Rotterdamse voetbaleenheid, en die in Twente, zijn hier voorbeelden van. b. Directe interactie. Op een tweede niveau zien we dat het gaat om meegeven en innemen van informatie in directe interactie. De agenten kunnen bellen met iemand op het bureau, in de backoffice, en informatie opvragen en ze kunnen informatie doorgeven, die door de backoffice in de systemen wordt ingevoerd. Voorbeelden hiervan: de FoBo backoffice bij het wijkteam in Zuid Holland Zuid. En bij FoBo Rotterdam West, FoBo Noord-Nederland, RTIC Rotterdam en het team in Oldenzaal zie je dat de mensen van de backoffice soms het initiatief nemen om te gaan bellen en in directe interactie informatie uit te wisselen.
38
Landelijke invoering FoBo
c. Informatiegestuurd werken. Op het derde niveau wordt niet alleen direct uitgewisseld maar wordt de meegekregen en de ingenomen informatie ook omgezet in tactisch/strategische kennis. Het is echt briefen en debriefen. De agent wordt zich bewust van de informatie, analyseert deze en handelt daarnaar. En in de backoffice wordt de verkregen straat-informatie geanalyseerd en omgezet naar opdrachten/ briefings. Deze werkwijze komt nog niet voor. Bij de voetbaleenheid in Rotterdam kan dit wel de volgende stap zijn. Agenten en backoffice zijn aanwezig bij de briefing en bij de debriefing. Wanneer we kijken naar hetgeen afgelopen anderhalf jaar in de verschillende pilotgebieden is gebeurd, dan kunnen we een aantal succesfactoren benoemen om zo veel mogelijk tot informatie gestuurd werken te komen. Liever op straat dan achter het scherm In de eerste plaats is duidelijk dat agenten het administratief afhandelen van hun werk op straat niet erg op prijs stellen. Dat heeft enerzijds te maken met de beschikbare systemen (traag en log) en de gevergde precisie in het registreren. De neiging bestaat daarom om het registreren te minimaliseren. Alleen het echt noodzakelijke wordt in het systeem geklopt. Als er een backoffice wordt ingericht die agenten dit werk goeddeels uit handen neemt, dan zijn ze daar blij mee, zo blijkt uit alle pilots. Anderzijds valt te constateren dat het informatiebewustzijn van de agenten niet altijd hoog is. Zij zien het belang van het uitvoerig vullen van de systemen niet zo in. De agenten in de noodhulp zijn in hoge mate incidentgedreven; ze gaan van incident naar incident, ze registreren alleen wat echt nodig is bij de afhandeling van dat incident. Verbanden met andere zaken worden niet gelegd. En de wijkagenten opereren binnen het politieapparaat veelal tamelijk solistisch. Ze houden de informatie bij zich, in hun boekje, en delen het vooral met de partners in de wijk zelf. Dat agenten er zo in staan is overigens verklaarbaar. Er bestaat nauwelijks een ‘beloning’ voor het leveren van veel informatie. Agenten horen vrijwel nooit iets terug van hetgeen ze hebben aangeleverd; anders gezegd, er is geen feedback-loop georganiseerd, waardoor voor agenten het effect van hun handelen zichtbaar en tastbaar is. ‘Doordat jij twee maanden geleden hebt ingevoerd dat bij een winkel een gele fiets stond, is nu een winkeldief opgepakt’.
5
Hoe FoBo op de werkvloer het informatiebewustzijn kan versterken
39
En vanuit de leiding of vanuit de backoffice (Informatiedienst) wordt evenmin veel waardering geuit voor het invoeren van veel informatie. Het ter plaatse goed afhandelen van de incidenten, daar draait het toch vooral om. Tegen deze achtergrond is het evident dat het inrichten van een backoffice die de administratieve afhandeling van zaken verzorgt, in zichzelf een effectieve methode is om gegevens beter en vollediger in de systemen te krijgen. Dat wordt nog versterkt als er directe interactie is tussen agent en backoffice medewerker. Als vanuit de backoffice een agent wordt ‘uitgevraagd’ en een gesprek ontstaat over een situatie. Dat levert nog meer informatie op en het maakt agenten ook informatie-gevoeliger. En als de backoffice bekend is bij de agenten, werkt het nog beter. Bekend maakt bemind In de tweede plaats, als we bezien op welke wijze agenten het beste van informatie kunnen worden voorzien en worden afgetapt, dan valt op dat niet alleen de kwaliteit van de informatie van belang is, maar ook de ervaren betrouwbaarheid ervan. In het Noorden wordt veel gemopperd op de Infodesk. Het RTIC in Rotterdam wordt door agenten nog nauwelijks als toegevoegde waarde beleefd. Bij de pilot in Zuid Holland Zuid was er een groot verschil tussen het beschikbaar zijn van een backoffice in Dordrecht en het beschikbaar komen van een backoffice bij het wijkteam zelf. In Rotterdam West, Oldenzaal en Noord-Nederland zit de backoffice ook bij het team. Je drinkt samen koffie, je kletst over van alles en nog wat. Zo was en is de situatie met de (assistent) wachtcommandant in Rotterdam ook. Deze nabijheid geeft agenten en vertrouwenwekkend gevoel. De mensen van de backoffice kennen de koppen, ze kennen de lokale situatie, ze kunnen daardoor mogelijk makkelijker inschatten wat de agenten nodig hebben aan informatie en vooral hoe je die het beste kunt doorgeven. Het directe gesprek, de directe interactie tussen twee mensen die elkaar kennen, blijkt van grote waarde. We zien in het veldwerk dus een spanning tussen centrale functies en standaardisatie van het werk, versus de behoefte om lokaal betekenis te kunnen toevoegen in een vertrouwde setting (klik hier voor de reportage: Een wapendiefstal in Schoonebeek). Een meldkamer, de informatieorganisatie, ze zijn ver weg. Ze staan los van het werk op straat.
40
Landelijke invoering FoBo
Een assistent wachtcommandant, een FoBo-backoffice bij het team is om die reden van waarde: het verbindt het systeem, dat op afstand staat, met de straat. Tegelijkertijd kan dat wel leiden tot suboptimalisatie, omdat het centraal organiseren van een backoffice tot nog toe beter garant staat voor hoge kwaliteit en efficiency van de informatievoorziening. Bij het RTIC kan men razendsnel in vele systemen zoeken en informatie toegankelijk maken. Bij de assistent wachtcommandant gaat dat trager en hij kan ook niet alle systemen raadplegen. Bovendien zit een FoBo backoffice bij een team nog wel eens duimen te draaien als er geen meldingen lopen of er weinig mensen op straat zijn. Het ervaren belang van direct informatie uitwisselen In eerste instantie vonden we het opmerkelijk dat de Voetbal Eenheid zo ‘Fobo-minded’ bleek te zijn. De agenten bleken graag bereid informatie door te bellen en in de debriefing werd voluit gesproken over de ervaringen. Aan de andere kant van het spectrum zagen we de wijkagenten, die zo weinig mogelijk informatie leken te delen, terwijl je toch zou denken dat hun wijkkennis voor een ieder van groot belang is. Ongetwijfeld heeft dit in de onderzochte situaties ook te maken met de wijze van aansturing, maar we vermoeden dat ook het ervaren belang van het geven en krijgen van informatie een belangrijk aspect is. Bij de voetbaleenheid gaat het dikwijls om potentieel explosieve situaties, met hoog risico voor eigen lijf en leden. Daarmee groeit de bereidheid tot het delen van informatie. (Ook bij AT’s zie je dat trouwens). De wijkagenten zijn in de huidige setting dikwijls tamelijk solistische functies. De verbindingen met het politieapparaat zijn zwak. De systemen zijn er niet op ingericht om ‘wijkkennis’ productief te maken. En sommige wijkagenten hebben liever niet dat anderen in hun keuken kijken; ze hebben op hun eigen wijze een netwerk en informatierelaties in de wijk opgebouwd. Op het moment dat een Backoffice medewerker naast ze gaat staan, en deze medewerker vertrouwd is met hun werk (in Zuid Holland Zuid is de FoBo medewerker een oud wijkagent), ontstaat wel de bereidheid om informatie uit te wisselen. Dan spreekt er erkenning uit van het belang van wijkkennis.
5
Hoe FoBo op de werkvloer het informatiebewustzijn kan versterken
41
Conclusie: uit handen nemen van administratieve last, lokaal nabij zijn en het belang van directe informatie uitwisseling daadwerkelijk kunnen ervaren; dat zijn drie succesfactoren die het informatiegestuurd werken sterk bevorderen. En dat geldt zowel voor noodhulp, voor het werk in de wijken als voor evenementen, en het geldt voor alle onderzochte regio’s. Het is vervolgens wel een kwestie van doorzetten. Blijven steken op het niveau van eenzijdige informatieoverdracht (niveau 1 hierboven), is op de langere duur geen optie. Het levert weinig rendement, zeker niet wat betreft kwaliteitsverbetering van informatie, en het kost veel capaciteit, dus dat houdt niet lang. Het is zaak om uiteindelijk een robuuste backoffice met interactieve informatie-uitwisseling dicht bij het team te organiseren.
42
Landelijke invoering FoBo
Lessen uit de FoBo-pilots
6
Lessen uit de FoBo-pilots
We kunnen nu de ervaringen rond het introduceren van het FoBoconcept op de pilotteams systematisch beschrijven en in een breder perspectief plaatsen. Nabijheid, betrokkenheid en ontwikkelruimte zijn hierbij de sleutelwoorden. We formuleren de belangrijkste lessen die getrokken kunnen worden. De introductie van FoBo: ontwikkelruimte, betrokkenheid van leiding, organiseren van nabijheid Uit de pilots kunnen we concluderen dat FoBo veelal start met de wens om administratieve lasten te verminderen en blauw meer op straat te brengen. Als een backoffice eenmaal is ingericht, blijken teams vaak uit zichzelf de verdere mogelijkheden van FoBo te verkennen. Soms door de producten die de backoffice levert op te rekken (‘Ze bleken ook formulieren voor de forensische opsporing op te kunnen maken’), maar ook door de mogelijkheden voor het werken en sturen met informatie verder te ontwikkelen in de teams. De pilots wijzen bovendien uit dat dit het resultaat is van een leer- en ontwikkelproces, dat zich niet laat opleggen, maar in de teams zelf tot ontwikkeling moet komen. Dit leer- en ontwikkelproces beperkt zich overigens niet tot FoBo alleen. In de regio’s zien we uiteenlopende pogingen om de uitwisseling van informatie tussen straat en systeem te verbeteren. Vandaar dat FoBo soms ook kritisch wordt bekeken. Zoals in de noordelijke regio’s, waarbij FoBo in samenhang met andere concepten tot ontwikkeling wordt gebracht. Gebleken is dat het niet zinvol en productief is om blind te staren op ‘de enige juiste’ FoBo-wijze (‘het moet zoals in Hollands Midden’), maar om de opgave te verbreden naar een samenhangende werkwijze om de directe informatie-uitwisseling rond het werk van de agent in de frontlijn te verbeteren en te vernieuwen.
46
Landelijke invoering FoBo
Les 1. De eerste constatering is inmiddels gemeengoed: niet het uitrollen van een FoBo-concept, maar het ontwikkelen van FoBo-werkwijzen vanuit het team zelf met ruimte en steun van de leiding blijkt de opgave te zijn. Het gaat immers om een gedrags- en bewustzijnsverandering: het doorbreken van gevestigde gewoontes in het innemen en verschaffen van informatie tussen mens en systeem. Het gaat daarbij niet om FoBo als model, maar om de principes of functionaliteiten die daar achter liggen. Deze ontwikkeling van een FoBo-concept dat aansluit bij lokale behoeften zet zich door als FoBo eenmaal begonnen is. Van groot belang is daarbij de wijze waarop de leiding op het team zich opstelt. De leiding kan de ruimte bieden om met FoBo te experimenteren, zonder teveel in beslag te worden genomen door de vraag of de hogere echelons in de organisatie wel achter het experimenteren met FoBo staan. Maar ook de leiding op eenheids- of korpsniveau blijkt van belang. Expliciete steun van de strategische leiding creëert ruimte, zoals Hollands Midden en later Haaglanden hebben laten zien; het ontbreken daarvan zorgt snel voor onduidelijkheid en verwarring, ook dat hebben we rond FoBo gezien. Les 2 De wijze waarop de leiding van het team zich opstelt maakt een groot verschil. Dat heeft te maken met: a) het nemen van ruimte door de leiding van de basiseenheid om met FoBo te experimenteren. b) duidelijkheid vanuit de strategische leiding want dat geeft de ruimte waarin medewerkers zonder voorbehoud aan een soms complex proces van veranderen en leren kunnen meedoen. Naast ontwikkelruimte en betrokkenheid van de leiding, is ook het organiseren van nabijheid een bepalende factor gebleken voor een succesvolle invoering van FoBo als nieuwe werkwijze. In Oldenzaal heeft de backofficemedewerker er bij de start van de pilot op aangedrongen om de backoffice een centrale plaats op het team te geven, vlak naast de kantine annex briefingsruimte, in de looproute zodat agenten makkelijk binnen vallen om een praatje te maken. In de praktijk blijkt het ook zo
6
Lessen uit de FoBo-pilots
47
te werken. Agenten weten de weg te vinden naar de backoffice, zowel telefonisch als op het bureau, en vertellen hun verhaal. Dikwijls met een melding als aanleiding, soms ook voor het doorgeven van vrije waarnemingen. In het contact met de backoffice ontstaan gesprekken zoals die anders ook tussen agenten op het team zouden plaatsvinden – met dien verstande dat de backofficemedewerker direct zorgdraagt voor het muteren van relevante gegevens in de systemen. Op een heel vanzelfsprekende manier slaagt de backofficemedewerker er in Oldenzaal in straatinformatie tot systeeminformatie te maken. De verschillende functionaliteiten die de backoffice combineert (verstrekken én verwerken van informatie) en de nabijheid op het team maken dat er een intensief contact ontstaat. Dit lijkt een randvoorwaarde om tot meer informatiegestuurd werken te komen, omdat er dan sprake is van gezamenlijke betekenisgeving rond situaties op straat. Overigens maakt het hierbij zeker ook uit wie er op de backoffice werkt. Mensen maken het verschil. Agenten hebben vertrouwen nodig in de persoon die op de backoffice werkt. Hij of zij is de verpersoonlijking van de verbinding tussen straat en de informatiesystemen, moet daar gevoel voor hebben en moet bovendien een zekere uitstraling hebben, zodat agenten worden gestimuleerd de interactie op te zoeken. Een selectie op basis van persoonlijke kwaliteiten lijkt daarom een must. Nabijheid (al dan niet fysiek) en persoonlijkheid lijken daarmee bepalende factoren om de verbinding tussen straat en systeem in de praktijk tot stand te brengen. Les 3 Dat brengt ons bij de derde les, die gaat over nabijheid en die twee accenten kent: - de nabijheid van de backoffice, met iemand die daar zeker overdag is, die zekerheid biedt en voor de agent op straat klaar staat. Die zichtbaar is zodat de agent weet dat hij niet voor niets belt en - een niet onbelangrijk detail - waar hij eventueel op het bureau ook een praatje mee kan maken. Zeker in de invoeringsfase is dit cruciaal. - de persoonlijke invulling daarvan: de wijze van optreden door een ‘dragend’, ‘gezien’ en ‘bijdehand’ persoon op de backoffice, die in feite de verpersoonlijking is van het schakelen tussen straat en systeem (klik hier voor een voorbeeld: De paardenmarkt in Roden).
48
Landelijke invoering FoBo
FoBo en informatiesturing: hefboom, gezamenlijkheid en alledaagse verbinders FoBo draait om meer dan administratieve afhandeling alleen. Het concept is oorspronkelijk ontwikkeld vanuit een visie op informatiegestuurde politie in volle omvang. Het concept blijkt vanuit dat perspectief zeer relevant te zijn in alle regio’s waar pilots zijn gestart. De directe uitwisseling van informatie in de frontlijn blijkt dikwijls nog beperkt. Straatinformatie landt maar zeer gedeeltelijk in de politiesystemen. Andersom bereikt systeeminformatie de straat lang niet altijd in voldoende mate. Om met dit laatste punt te beginnen: agenten komen lang niet altijd volledig geïnformeerd ter plaatse naar aanleiding van een melding. De meldkamer, de informatieorganisatie, in de beleving van agenten zijn ze vaak ver weg van het werk op straat. Het zijn verschillende grootheden met elk een eigen organisatiewereld, waartussen op de één of andere manier een verbinding gerealiseerd moet worden. En dat gaat niet zomaar, al laten de pilots ook positieve ontwikkelingen zien: als agenten extra informatie bij meldingen krijgen aangereikt, blijken zij daar zonder uitzondering positief over te oordelen. Of deze informatie nu verstrekt wordt door een backofficemedewerker op het team, zoals in Oldenzaal of Sneek, of zoals in Rotterdam bij spoedeisende meldingen vanuit het RTIC en anders door de wachtcommandant maakt hierbij minder uit. De introductie van een backoffice zorgt er weliswaar voor dat de drempel om een waarneming in de systemen vast te laten leggen lager komt te liggen – agenten hoeven immers niet zelf de invoer in de systemen te verzorgen. Maar lang niet alle informatie waarover agenten beschikken landt in de politiesystemen. Het veldwerk in de verschillende regio’s wijst uit dat agenten slechts een deel van alle informatie expliciet vastleggen of vast laten leggen. Voor het overige blijft het ‘koppenkennis’. De verschillende FoBo-pilots maken duidelijk dat lang niet alle IGP-waarnemingen ook doorgegeven worden aan de backoffice. Soms zijn agenten zich niet bewust van het feit dat een bepaalde observatie waardevol is om te (laten) muteren. De notie dat informatie die op het moment zelf niet relevant lijkt, later toch van grote betekenis kan zijn, leeft lang niet bij iedere agent. Andere agenten zijn zich wel bewust van het belang informatie zoveel mogelijk vast te leggen, maar constateren dat het er vaak toch bij inschiet. Om redenen die zij zelf niet altijd kunnen duiden.
6
Lessen uit de FoBo-pilots
49
Een hoofdagent uit Oldenzaal stelde zichzelf de vraag waarom hij een waarneming niet even doorbelde aan de backoffice: ‘Ik weet dat het kan, ik weet dat het belangrijk is. Ik weet eigenlijk niet waarom ik niet heb gebeld.’ Het consequent delen van straatinformatie met het systeem is dus geen vanzelfsprekendheid. Dit geldt breed binnen ‘blauw’. Of het nu gaat om agenten die een surveillancedienst rijden of om de leden van de Rotterdamse voetbaleenheid: informatie wordt eerder tussen mensen gedeeld dan met de systemen. Hieruit volgt dat het simpelweg inrichten van een backofficefunctie alleen onvoldoende is om het delen van informatie en het vastleggen daarvan in systemen op een structureel hoger niveau te krijgen. Dat vergt een proces van gewenning en van continue aandacht voor het belang van werken met en sturen op informatie. Als FoBo begint te werken in een team, zo hebben we onder meer in het Noorden gezien, dan worden agenten zich gaandeweg bewust van de hoeveelheid informatie die ze hebben. Als de informatiestroom in een team gaat lopen, krijgen mensen ook een terugkoppeling en dit helpt om in te zien de informatie delen ook winst oplevert. Les 4 Inrichting en invulling van een backoffice is een hefboom voor het verbeteren van het informatiebewustzijn van agenten vanuit een perspectief van IGP in volle omvang. Het prikkelt het informatiebewustzijn waarmee een doorbreking van vaste gewoonten mogelijk wordt. FoBo vergt een andere manier van werken, agenten moeten wennen. Informatiebewustzijn moet geleidelijk kunnen groeien. Hoewel in de praktijk de drempel om te muteren lager komt te liggen, wordt nog lang niet alles gedeeld. FoBo moet gaan passen in de gewoontes en in de persoonlijke agenda’s van agenten. Daarom is een ‘zoekende, experimenterende aanpak’ vanuit de mensen zelf essentieel. Het aanreiken en innemen van informatie zijn idealiter geen gescheiden handelingen. Vanuit een integrale visie op het werken met informatie gaat het om een continue stroom van informatie tussen straat en systeem en andersom (klik hier voor een ordening van soorten informatie). Dit werkt niet alleen door in het sturen in de uitvoering van het politiewerk, maar ook in het sturen op het politiewerk. Het prioriteren van de capaciteit op de basisteams op basis van analyses van een actueel veiligheidsbeeld is in veel teams nog maar beperkt ontwikkeld.
50
Landelijke invoering FoBo
Prioriteiten vloeien dikwijls eerder voort uit jaarplannen en korpsprioriteiten dan uit de actuele ontwikkelingen in het gebied. Een wijkagent uit Zuid Holland Zuid vertelt dat de informatiedienst elk jaar een veiligheidsscan voor zijn wijk maakt, maar dat daar voor hem niets nieuws in staat. En tot gerichte opdrachten van zijn chefs leidt het ook niet. Tot een meer structurele aanpak van de veiligheidsproblematiek in de probleemwijk waar hij als wijkagent voor verantwoordelijk is, komt het daardoor niet. Terwijl hij de spil zou moeten zijn, staat hij feitelijk alleen. Het systematisch binnenhalen van informatie rond veiligheidsproblemen, daar analyses op maken en vervolgens tot een besluit komen over de te volgen aanpak – het gebeurt zelden of nooit. Daardoor is de dagelijkse sturing via de briefing ook eerder incident gedreven dan gedreven door een dieper inzicht in de aard van de veiligheidsproblematiek in een gebied. Doordat de FoBo-pilots in de pilotregio’s tot nu toe overal los van de informatieorganisatie zijn georganiseerd, is de verbinding met de informatiespecialisten die informatie kunnen veredelen en analyseren nog niet tot stand gekomen. Twee derde van de agenten uit RotterdamWest die in het algemeen zo enthousiast over FoBo zijn (zie hierboven), geeft ook aan dat zij sinds de komst van FoBo niet noemenswaardig meer informatie zijn gaan doorgeven. Ook geeft een meerderheid van de agenten aan zich niet beter geïnformeerd te vinden als zij op straat gaan, sinds de komst van FoBo. Hier ligt nog een groot ontwikkelpotentieel, zowel voor de agenten op straat als voor de informatiediensten.
Les 5 Als methode om straat- en systeeminformatie dichter bij elkaar te brengen, dient FoBo een gezamenlijke ontwikkelopgave van informatiedienst en blauw te zijn.
FoBo heeft tijd en ontwikkeling nodig om volwassen te worden. Agenten over de brug helpen zodat ze een beroep op de FoBo ondersteuning doen ‘de gewoonte moet erin groeien’ -, dat is prima in die ontstaansfase. Dat is de meer invoelende kant. Maar hoe voorkom je dat je onverhoopt in deze (intake)fase blijft hangen bij het invoeren van mutaties voor hen die over de brug geholpen zijn? Is er naast de invoelende kant ook niet de zakelijke kant van het ‘experimenterend doorontwikkelen’? Experimenteren houdt ook in: grenzen verleggen door snelle terugkoppelingen van informatie uit systemen naar de straat te beproeven. De ontwikkelruimte die er is
6
Lessen uit de FoBo-pilots
51
‘grijpen’ voor de volgende stap, niet ogenschijnlijk blijven hangen in secretariaat-achtig invoerwerk, hoe waardevol het ook is als dat kwaliteitsvol gebeurt (klik hier voor de reportage: Een horecanacht in Sneek). Laten we een voorbeeld geven. In een van de onderzochte teams is wel geopperd om het werken en sturen met informatie verder te ontwikkelen door acties in het systeem te zetten, die vervolgens te bundelen en te analyseren, en die weer leidend te laten zijn bij het optreden in bijvoorbeeld een hotspot, zoals een plein met jeugdoverlast. Dan zou je als backoffice op die plek toegesneden informatie aan de agenten op straat mee kunnen geven. Dan wordt het FoBo-concept ten volle ontwikkeld en gebruikt en is de relatie met de informatieorganisatie ineens cruciaal. Van belang is ook hier een ontwikkelperspectief te blijven hanteren – om niet zozeer een FoBo-blauwdruk op te leggen maar om de kansen in de specifieke situatie te benoemen en te versterken. Met deze opdracht kan iemand in het team belast worden, een persoon waaraan de teamleden zich kunnen optrekken en FoBo een stevige bedding krijgt, zonder vrijblijvendheid. Iemand die er vanuit de leiding als ‘promotor’ of ‘everydaymaker’ bovenop zit, massa maakt naar het hele team door te communiceren over verworvenheden en verbetermogelijkheden. En die verbindingen legt met de informatieorganisatie. Zodat blauw en de informatieorganisatie ‘met elkaar iets nieuws maken’, vanuit een basis die is gelegd door de ‘persoonsgerichte nabijheid’ van FoBo tot het team. Les 6 Zonder stevige relatie met de informatie-organisatie dreigt FoBo te blijven hangen in secretariaatsachtig invoerwerk. Hoe belangrijk ook, voor een duurzame ontwikkeling van FoBo is dit onvoldoende. Met het organiseren van die relatie kan daarom niet te lang worden gewacht. Het optreden van een projectleider die als ‘alledaagse verbinder’ functioneert, is daarvoor cruciaal.
52
Landelijke invoering FoBo
Politie en verandering: de bredere lessen van FoBo
7
Politie en verandering: de bredere lessen van FoBo
Dit brengt ons bij het laatste thema van dit relaas: wat de FoBo-pilots ons kunnen leren over hoe de politie verandert. Want het blijft fascinerend, dat een jaar na de aangekondigde landelijke invoering van het FoBo-concept, nota bene door het hoogste gezag, de minister zelf, er in de praktijk een heel andere dynamiek tot stand is gekomen. Hoe is dit te verklaren?
1. Beeldvorming Een eerste factor betreft de beeldvorming die is ontstaan van FoBo als middel om administratieve lastenreductie te realiseren voor agenten. De aankondiging van de minister dat FoBo landelijk ingevoerd zou worden, vond plaats in de context van het aanvalsplan op de bureaucratie. Hoewel in dat plan ook genoemd wordt dat agenten door FoBo beter geïnformeerd op straat komen en er meer en betere informatie in de systemen komt, heeft de nadruk in de beeldvorming vanaf de start op het terugdringen van administratieve lastendruk bij agenten gelegen. Natuurlijk is dit een wezenlijk onderdeel van het FoBo-concept. Het maakt het mogelijk dat agenten meer op straat kunnen zijn en het werk kunnen doen waarvoor ze bij de politie zijn gaan werken. De nadruk op de administratieve lasten heeft er echter toe geleid dat nogal eens het beeld is ontstaan dat FoBo een concept is waarbij werk verplaatst wordt, van de straat naar een backoffice. Dit roept als vanzelf vragen op over de benodigde omvang van de backoffice en in het kielzog daarvan meteen de vraag wie de formatie moet leveren. Het beeld is ontstaan dat backofficeondersteuning voor grote aantallen agenten een grote backoffice zou vergen, waardoor uiteindelijk capaciteit op straat verloren zou gaan. De notie dat de backoffice in Hollands Midden goeddeels binnen de bestaande formatie van de informatieorganisatie kon worden ingericht, is daarmee volledig buiten beeld geraakt.
56
Landelijke invoering FoBo
Wat in de beeldvorming verder verdween, was het idee dat de backoffice veel meer functionaliteiten vervult dan de administratieve ondersteuning van het politiewerk alleen. Het verstrekken en uitwisselen van informatie, het uitvragen van informatie bij agenten zodat er rijkere mutaties ontstaan, het gevalideerd invoeren van de informatie in de systemen: al deze aspecten zijn op de achtergrond geraakt. Aspecten die elk voor zich raken aan de essentie van het FoBo-concept, dat erop gericht is het intelligencedomein en de blauwe uitvoeringspraktijk met elkaar te verbinden in de uitvoering van het werk. Door de nadruk op de administratieve lastenverlichting is de logische koppeling met de informatieorganisatie buiten beeld geraakt.
2. Richtingenstrijd Een tweede factor die bepalend is geweest voor het verloop van de FoBopilots sluit hier nauw op aan. Binnen het intelligencedomein lijkt sprake van een richtingenstrijd. Er zijn mensen voor FoBo. En er zijn mensen tegen FoBo. De beelden over de noodzakelijke omvang van de backoffice zijn daar mede debet aan. Vanuit het intelligencedomein is het concept voor de Real Time Intelligence Centers naar voren gebracht bij de voorbereiding van het ontwerp voor de Nationale Politie. Deze ontwikkeling vond plaats gelijktijdig met de start van de werkzaamheden van het landelijk programma FoBo. Opvallend is dat de functionaliteit van de RTIC’s ook voorzien is in het FoBo-concept, waarvan inmiddels was gesteld dat dit concept landelijk ingevoerd zou moeten worden. De vorming van de RTIC’s is evenwel ook als inrichtingseis geformuleerd bij de inrichting van de toekomstige informatieorganisaties bij de eenheden van de Nationale Politie. Op ‘dag één’, de dag waarop de Nationale Politie formeel van start gaat, moeten de RTIC’s operationeel zijn. Dat heeft de informatieorganisaties door heel Nederland een duidelijke stip op de horizon meegegeven, maar voor de regio’s die ook met FoBo aan de slag wilden, leverde dit een worsteling op hoe zij met de gelijktijdige ontwikkeling van beide concepten om zouden moeten gaan. De vraag die hierbij speelt is of de concepten complementair of concurrerend zijn. Het is de afgelopen periode niet gelukt het gesprek over beide richtingen productief te maken. Een samenhangende ontwikkelaanpak is daardoor niet van de grond gekomen. Wat resulteert, is een gefragmenteerde (ontwerp)aanpak, waarbij een onderliggende visie op informatiegestuurd werken door blauw en het intelligencedomein ontbreekt.
7
Politie en verandering: de bredere lessen van FoBo
57
3. Intrinsieke complexiteit van verbinden straat-systeem Dit hangt niet alleen samen met een organisatorische en inhoudelijke richtingenstrijd, maar ook met de intrinsieke complexiteit van het verbinden van straat en systeem zelf. Uitvoerende agenten zijn doorgaans liever op straat dan achter een scherm, ze zijn liever in actie dan bezig met het aggregeren van informatie. Dat heeft te maken met hun actiegerichtheid, dat zit in de aard van de functie en in de aard van de mensen die deze functie uitoefenen. En dat heeft te maken met het ervaren belang van direct informatie uitwisselen. Er bestaan weinig directe terugkoppelingsmomenten in het geven en krijgen van informatie. De agent ziet niet terug wat er met zijn informatie wordt gedaan. En de informatie die hij krijgt vanuit de systemen en infodiensten is zelden op maat, gericht op zijn handelingspraktijk. Doordat de meeste informatie anoniem wordt verstrekt, is het vertrouwen beperkt dat deze informatie zinvol wordt gebruikt. Een ‘warme’ overdracht van kennis, door iemand die je kent en respecteert, is doorgaans vele malen effectiever. En andersom zijn medewerkers bij de informatiedienst meer ‘geprogrammeerd’ op aggregeren en veralgemeniseren dan op situationeel toepasbaar maken van informatie. In wezen gaat het om het verbinden van twee verschillende werelden. Om het verbinden van leefwereld en systeemwereld, van situationele logica en institutionele logica, of misschien nog mooier gezegd, in de termen van Donald Schön (The Reflective Practitioner), om het werk in de ‘safe highgrounds’ en het werk in de ‘swampy lowlands’. Er bestaat een permanente drang om werkzaamheden de hoge droge gronden op te trekken, te verbijzonderen van het complexe dagelijks leven. Werkzaamheden worden dan vereenvoudigd, geformatteerd en gestandaardiseerd. Opdrachten, instructies en trainingen worden ingezet om medewerkers tot deze productie te brengen. In het ‘moeras’ op de lage gronden is complexiteit en diffusiteit het uitgangspunt. Elke situatie is anders. Situationeel handelen is geboden. Al snel denkt een agent dat elke situatie zo uniek is dat leren niet mogelijk is. Niet voor zichzelf en niet voor anderen. Dus het delen van deze situationele kennis ligt niet voor de hand. Een agent gaat elke situatie aan ‘als nieuw’. En een medewerker van een informatiedienst vat elke nieuwe informatie op als te labelen en te formatteren in bestaande bekende formats. Daarmee wordt een ieder bevestigd in zijn eigen wereld en is een verbinding maken moeizaam.
58
Landelijke invoering FoBo
Het is deze intrinsieke complexiteit die het verbinden van straat en systeem zo lastig maakt. Dat geldt voor FoBo, maar evenzeer voor IGP (-opdrachten), voor RTIC en vele andere pogingen en manieren om straat en systeem te verbinden.
4. De gehanteerde veranderaanpak Een vierde factor die bepalend is geweest voor het verloop van de FoBopilots is de gehanteerde veranderaanpak. Bij de start van de landelijke invoering van het FoBo-concept is gekozen voor een implementatieproces, gericht op het ‘uitrollen’ van het FoBo-concept. Er wordt een landelijk programma en een programmateam ingericht om de landelijke invoering van FoBo te bewerkstelligen. Er wordt een landelijk programma en een programmateam ingericht om de landelijke invoering van FoBo te bewerkstelligen. Hollands Midden geldt als basis. De pilots in de 3 nieuw te vormen eenheden moeten duidelijk maken of FoBo daar ook zo werkt zoals in Hollands Midden is uitgedacht. FoBo zit echter niet in de inrichtingsplannen voor ‘dag één’. De implementatie van FoBo in de pilotteams blijft daardoor achter. Vanuit het landelijk programma wordt volop overleg gevoerd, ook gewezen op de steun van de minister, maar het lukt niet om de regio’s te bewegen FoBo volop te omarmen en te implementeren. Het landelijk programma bevindt zich daarmee in een lastige rol: verantwoordelijk voor de invoering van een concept waar de regio’s in toenemende mate afhoudend of zelfs negatief tegenover staan. Bovendien is het niet bevorderlijk dat de benodigde technische randvoorwaarden door de vtsPN bij voortduring niet opgeleverd worden, wat vertragend werkt voor die pilots die wel vaart willen maken. Na deze ervaringen komt het landelijk programma tot de conclusie dat de top down veranderaanpak niet productief is. Het landelijk programma kiest er vervolgens voor om de invoering van FoBo via een radicaal andere weg te benaderen. FoBo à la Hollands Midden zal dienen als inspiratiebron, maar de nadruk komt te liggen op een ontwikkelingsgerichte aanpak, waarbij de teams die met FoBo-achtige werkwijzen aan de slag gaan ondersteund zullen worden in hun eigen ontwikkelproces. Dit leeren ontwikkelproces vergt tijd en kan niet makkelijk worden versneld. Het organiseren van een nieuw werkproces vergt gewenning. Zeker als het gaat om het verbinden van straat en systeem. Hoewel in de praktijk de drempel om te muteren lager komt te liggen, wordt nog niet alles
7
Politie en verandering: de bredere lessen van FoBo
59
gedeeld. Agenten moeten wennen. Informatiebewustzijn moet geleidelijk kunnen groeien. FoBo moet gaan passen in de gewoontevorming en persoonlijke agendavorming van agenten. Daarom is een zoekende, experimenterende aanpak vanuit de mensen zelf essentieel. Grofweg is die ontwikkeling binnen FoBo te zien als die van een ontwerpaanpak naar een ontwikkelaanpak. Een ontwerpaanpak veronderstelt een helder beeld van het beoogde resultaat en het implementeren van dat ontwerp vraagt een gedetailleerde specificatie van de benodigde werkprocessen en competenties van medewerkers. Invoering in bestaande werkprocessen vraagt top down sturing, de bevoegdheden om de oude werkwijzen te stoppen en de nieuwe werkwijze op te leggen. Orders, instructies en training zijn de middelen om medewerkers de werkwijze eigen te maken. En dat vraagt een werkelijkheid die hier open voor staat en geschikt voor is. In de complexe wereld van de politie is dat zelden het geval. Een ontwikkelaanpak veronderstelt dat het doel helder is, dat bekend is wat de beoogde effecten zijn maar dat de weg daarnaartoe nog te ontwikkelen is. Dat vraagt hard sturen op effecten, systematisch de werkwijze ontwikkelen, medewerkers betrekken in het ontwikkelen, zodat ze zelf de oude werkwijzen achter zich laten en de nieuwe werkwijzen zich eigen maken. Deze aanpak vraagt enerzijds een hands on leiding die samen met betrokkenen de nieuwe werkwijze ontwikkelt. Zij vraagt anderzijds om een (hogere) leiding die ruimte en mandaat biedt en stuurt op de beoogde effecten. Het is dus ook veel te simpel om een ontwerpaanpak te zien als een top down-benadering en een ontwikkelaanpak als een bottom-up werkwijze. Ook een bottom-up aanpak vereist een intensief samenspel tussen leidinggevenden en medewerkers; behalve duidelijkheid over steun vanuit de strategische leiding is met name de rol van een projectleider als ‘everyday maker’ van groot belang: iemand die binnen het team tussen leiding en uitvoering ‘carte blanche’ krijgt, het praktijkexperiment structureert, het proces organiseert en bruggen bouwt - tussen straat en systeem - naar de informatiedienst. Met andere woorden: operationeel leiderschap in optima forma.
60
Landelijke invoering FoBo
Aangrijpingspunten voor verdere ontwikkeling
8
Aangrijpingspunten voor verdere ontwikkeling
Op basis van onze analyse komen wij tenslotte tot de volgende aangrijpingspunten voor introductie en verdere ontwikkeling van FoBo: 1. FoBo richt zich op het verbeteren van de informatiefunctie: het schakelen tussen straat en systeem. Met ‘IGP in volle omvang’ als wenkend perspectief. Stel dit perspectief centraal. 2. RTIC en FoBo zijn beide waardevolle initiatieven om te komen tot koppeling van systeem en straatinformatie; ontwikkel ze verder in samenhang. 3. Geef als korpsleiding een duidelijk signaal af: versterking van de verbinding tussen systeem- en straatinformatie is van groot belang, RTIC en FoBo worden daartoe in samenhang ontwikkeld. Definieer dit als een gezamenlijke ontwikkelopgave van de informatieorganisatie en van ‘blauw’ (de robuuste basisteams). 4. Daar waar FoBo echt tot ontwikkeling komt, ontstaat op de werkvloer veel steun en enthousiasme. FoBo is goed voor ´het moraal van de troepen´. Dit schept ruimte voor positieve veranderingsprocessen. 5. Informatiebewustzijn moet kunnen groeien. FoBo moet gaan passen in de persoonlijke agenda’s en de professionele ruimte van agenten. Daarvoor is een zoekende, experimenterende aanpak vanuit de agenten zelf essentieel. 6. FoBo heeft ook de informatieorganisatie veel te bieden: het is niet alleen een hefboom voor versterking van het informatiebewustzijn, het heeft (mede daardoor) ook de belofte in zich van verhoging van de kwaliteit van informatie en verbetering van informatiesturing. Systeem en straat raken dan werkelijk met elkaar verknoopt.
64
Landelijke invoering FoBo
7. FoBo is begonnen als uitrol- en invoeringsproject vanuit het ministerie en de politie, met Hollands Midden als voorbeeld en een projectorganisatie om pilots aan te sturen. Alleen een duwende benadering (‘uitrollen’) blijkt niet te werken. 8. Het ‘lokaal uitproberen’ met de praktijk als bron van ontwikkeling, is als invoeringsstrategie succesvol. Zonder duidelijke steun en inbedding van bovenaf zijn deze ontwikkelingen echter kwetsbaar. Sturing is ook noodzakelijk om te realiseren dat FoBo zich blijft ontwikkelen tot informatiesturing in volle omvang. 9. De praktijkontwikkeling staat of valt met een zorgvuldige casting van de backoffice. Nabijheid en persoonlijk contact zijn cruciaal, zeker in de beginfase. De persoonsgerichte invulling door backofficers die zichtbaar zijn, klaar staan voor de agenten en vertrouwd zijn met systemen, is bepalend voor het succes. 10. Stel in de verdere ontwikkeling niet de concrete vorm, maar de achterliggende functionaliteiten centraal. Als de term FoBo belast is geworden, kies dan snel voor een ander label. Primair gaat het immers om Directe Uitwisseling van Informatie in de Frontlijn of om het Delen van Actuele Kennis.
Reportages
66
Landelijke invoering FoBo
1.
Landelijke invoering Frontoffice/Backoffice Nulmeting en veranderingsproces
Politieacademie, oktober 2012
68
Landelijke invoering FoBo
1 Inleiding
1
69
Inleiding
In opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie voert de Politieacademie onderzoek uit naar de implementatie van het Frontoffice/Backoffice-concept binnen drie nieuw te vormen eenheden van de Nationale Politie. Deze rapportage beschrijft de eerste resultaten van dit onderzoek. Hieronder gaan wij eerst kort in op de essentie van het concept, alvorens het onderzoek nader te introduceren. 1.1 Het Frontoffice/Backoffice-concept Het Frontoffice/Backoffice-concept (‘FoBo’) is ontwikkeld in politieregio Hollands Midden. De werking van het concept is simpel: in plaats van dat een agent zelf verantwoordelijk is voor de administratieve afhandeling van het politiewerk, kan hij hiervoor een beroep doen op een professionele backoffice. Deze backoffice draagt zorgt voor de verwerking van mutaties en meldingen en maakt de gewenste producten (bijvoorbeeld een mutatie in BVH) in concept op, waarna de agent deze alleen nog moet controleren en tekenen. Het contact tussen de backoffice en de agent op straat verloopt telefonisch. De medewerkers van de backoffice raadplegen daarbij integraal de politiesystemen. Daardoor kan de backoffice de agent relevante (real time) informatie aanreiken voor de uitvoering van het werk op straat. Voor agenten biedt FoBo een laagdrempelige vorm om informatie in de systemen vast te leggen. FoBo kan beschouwd worden als een methode om straatinformatie en systeeminformatie met elkaar te verbinden. Het concept is ontwikkeld als onderdeel van een visie van de informatieorganisatie van Hollands Midden op ‘informatiegestuurde politie in volle omvang’. FoBo maakt het mogelijk om informatie gevalideerd en gecontroleerd in de politiesystemen op te nemen, doordat een professionele groep van backofficemedewerkers zorg draagt voor de invoer in de systemen. Doordat het telefoonverkeer tussen de agent op straat en de backoffice wordt opgenomen en digitaal wordt opgeslagen, ontstaat
70
Landelijke invoering FoBo
bovendien de mogelijkheid om op ongestructureerde zoekacties uit te voeren op deze gesprekken. FoBo is sinds 2009 in Hollands Midden beproefd. De eerste ervaringen waren meteen zeer positief. De tijd die agenten besteden aan administratieve werkzaamheden bleek bij toepassing van het FoBo-concept ongeveer met de helft te zijn gedaald, van 48,8% naar 23,5%. De benodigde investering in de backoffice, die in Hollands Midden onderdeel uitmaakt van de Dienst Informatie, bleek beperkt. Per saldo was daardoor sprake van een forse doelmatigheidswinst ten gunste van blauw. De tijdsbesparing bij blauw was echter niet de enige opbrengst van FoBo. Agenten noemden ook expliciet de verbeterde informatiepositie als belangrijke opbrengst. 1.2 Landelijke invoering Vanwege de positieve resultaten die in Hollands Midden met FoBo zijn behaald, heeft minister Opstelten van Veiligheid en Justitie besloten tot landelijke invoering van het concept. De landelijke invoering van FoBo is één van de maatregelen uit het actieprogramma ‘Minder regels, meer op straat’, waarmee de minister beoogt om de administratieve lasten bij de politie met een kwart te verminderen. FoBo wordt daarin als inrichtingseis genoemd bij de invoering van de Nationale Politie.1 De landelijke implementatie van FoBo wordt begeleid en ondersteund door een landelijk programma. Bij de start van de landelijke invoering is door de landelijke programmaorganisatie een programmaopdracht geformuleerd, waarin de volgende doelstellingen voor het FoBo-concept zijn geformuleerd: • het verbeteren van de informatie in de politiesystemen • het verlagen van de administratieve werkdruk binnen het primair proces met 20% • het vergroten van de werkvreugde van de politiemedewerkers • het verhogen van het presterend vermogen van de politie.2 1
2
Ministerie van Veiligheid en Justitie: Minder regels, meer op straat. Aanval op de bureaucratie en versterking van vakmanschap in de basispolitiezorg en de recherche. Den Haag, maart 2011. Landelijk Programma FoBo en ZSM: Programma FoBo en EVA. Landelijke implementatie Frontoffice-Backoffice concept en Effectieve Verdachten Afhandeling.De Bilt, voorjaar 2011
1 Inleiding
71
Aan de korpschefs van de regiokorpsen is vervolgens een opdracht verstrekt, waarbij de doelstelling van het FoBo-concept verder wordt toegespitst. Als doelstellingen voor de implementatie van FoBo worden genoemd: • verbetering van de informatiepositie van het korps door meer gegevens foutloos in de systemen vast te leggen en • minder administratieve lasten voor blauw door het wegnemen van administratieve taken bij de uitvoering van het politiewerk op straat3. Het eerder genoemde landelijk programma is onder meer verantwoordelijk voor het realiseren van de noodzakelijke randvoorwaarden (o.a. technisch) voor grootschalige invoering. De daadwerkelijke implementatie van het concept is evenwel de verantwoordelijkheid van de regionale eenheden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet iedere regio even positief staat ten opzichte van het concept, onder meer vanwege de formatieve consequenties voor de inrichting van een backoffice. Ook wordt erop gewezen dat het concept zich nog niet in stedelijk gebied bewezen heeft. Daar staat tegenover dat er ook regio’s zijn waar het concept positief wordt ontvangen. In sommige regio’s zijn vooruitlopend op landelijke invoering van het concept, al pilots gestart met vormen van backofficeondersteuning van het uitvoerend politiewerk. Het landelijk programma heeft er voor gekozen de implementatie van het concept gefaseerd op te pakken, te starten bij een drietal nieuw te vormen regionale eenheden. Bij de selectie van deze eenheden is de motivatie van de desbetreffende regio om met het concept aan de slag te gaan een belangrijk criterium geweest. Onderstaande tabel biedt een overzicht van de toekomstige eenheden en huidige regio’s waar gestart wordt met invoering van FoBo.
3
Brief van de portefeuillehouder administratieve lastenverlichting in de RKC aan de korpschefs d.d. 29 juni 2011 m.b.t. ‘Start landelijk programma FoBo’
72
Landelijke invoering FoBo
Toekomstige regionale eenheid
Huidige politieregio’s
Noord Nederland
Drenthe Fryslân Groningen
Rotterdam-Rijnmond
Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland-Zuid
Zeeland-West-Brabant
Midden en West Brabant Zeeland
1.3 Doelstelling onderzoek Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft de Politieacademie verzocht onderzoek uit te voeren rond de invoering van FoBo in de bovengenoemde regio’s. Het onderzoek geschiedt onafhankelijk van het landelijk implementatieprogramma. De doelstelling van het onderzoek is tweeledig:
•
en eerste doel is het effect van de invoering van FoBo op de tijd die E agenten besteden aan de administratieve afhandeling van het politiewerk door middel van tijdsbestedingsonderzoek in beeld te brengen. De centrale onderzoeksvraag hierbij luidt:
Welke veranderingen treden er op in de tijd die medewerkers van de basisteams besteden aan de administratieve afhandeling van de primaire processen?
Op een later moment, zodra het FoBo-concept daadwerkelijk is geïmplementeerd in de betreffende regio’s, zal het tijdsbestedingsonderzoek worden herhaald. Door die een-meting te vergelijken met deze nulmeting wordt inzichtelijk in welke mate de invoering van het FoBo-concept bijdraagt aan reductie van de tijd die agenten besteden aan de administratieve afhandeling van hun werk.
•
en tweede doelstelling is het veranderingsproces rond de invoering E van FoBo te beschrijven en lessonslearnedte documenteren, zodat andere eenheden daar gebruik van kunnen maken. Het onderzoek is erop gericht te bekijken en te beschrijven op welke wijze de werk-
1 Inleiding
73
zame principes van FoBo het meest succesvol kunnen worden ingevoerd, gegeven de specifieke setting van elke regio. We merken op dat de berekening van de omvang van de benodigde formatie van de backoffice in deze rapportage niet aan de orde komt. Deze rapportage beperkt zich tot de nulmeting over de situatie waarin het FoBo-concept nog niet geïmplementeerd is. 1.4 Leeswijzer Deze rapportage betreft een nulmeting op beide onderdelen van het onderzoek en markeert de stand van zaken in de verschillende betrokken regio’s voorafgaand aan de feitelijke introductie van FoBo. De opbouw van deze rapportage is als volgt:
•
oofdstuk 2 betreft de rapportage over het tijdsbestedingsonderH zoek. Daarin bieden wij een nadere beschrijving van de opzet van het onderzoek en presenteren wij de resultaten van de nulmeting in de regio’s Midden en West Brabant, Zeeland, Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid. In de noordelijke regio’s heeft de nulmeting plaatsgevonden met uitzondering van de regio Groningen. We presenteren de uitkomsten van de nulmeting op regionaal niveau.
•
oofdstuk 3 richt zich op het tweede doel van het onderzoek: het H documenteren van het veranderingsproces. Daarbij ligt de nadruk op het beschrijven van de huidige stand van zaken in de regio’s m.b.t. de implementatie van FoBo. Daarbij gaan we nader in op de wijze waarop de uitwisseling van informatie tussen straat en systeem in de verschillende regio’s nu feitelijk vorm en inhoud krijgt. Vervolgens beschrijven we de verandercontext vanuit landelijk perspectief.
•
In hoofdstuk 4 formuleren we tot besluit conclusies op basis van de voorgaande hoofdstukken.
•
Als bijlagen bij deze rapportage zijn de resultaten van het tijdsbestedingsonderzoek op teamniveau opgenomen. In de bijlage is tevens een beschrijving van de startsituatie opgenomen voor elk van de vier regio’s die in het tijdsbestedingsonderzoek aan bod komen.
74
Landelijke invoering FoBo
Deze bijlage is bedoeld om contextinformatie te bieden bij de resultaten uit het tijdsbestedingsonderzoek. Ingegaan wordt op de wijze waarop de basisteams en de informatieorganisatie georganiseerd zijn, op de mate van informatiebewustzijn en op specifieke factoren die relevant zijn vanuit oogpunt van het implementatie- en veranderingsproces. Deze rapportage is oorspronkelijk gepubliceerd op 23 februari 2012. De onderhavige versie is identiek aan die versie, met dien verstande dat de oorspronkelijke rapportage is aangevuld met de resultaten van het tijdsbestedingsonderzoek in Drenthe en Fryslân.
2 Tijdsbestedingsonderzoek
2
75
Tijdsbestedingsonderzoek 2.1 Onderzoeksopzet
Voor de beantwoording van de vraag naar de beleving van administratieve lasten door executieve politiemedewerkers sluiten wij aan bij de opzet van tijdsbestedingsonderzoek dat is uitgevoerd rond de introductie van FoBo in politieregio Hollands Midden.4 Hiervoor is gekozen zodat sprake is van maximale vergelijkbaarheid tussen de uitkomsten van de beide onderzoeken. Definitie administratieve afhandeling Voor de definitie van het begrip ‘administratieve afhandeling van de primaire processen’ is, net als in het onderzoek in Hollands Midden, aansluiting gezocht bij een in eerder onderzoek van TNO gehanteerd begrip van administratieve lasten.5 Hieronder verstaan we:
•
• •
4
5
et vastleggen van informatie op papier of in digitale systemen. H Dit betreft: - het registreren van informatie in systemen en het invullen van formulieren - het registreren van gegevens op papier en tekstverwerken in Word of Powerpoint (zoals het maken van notities op straat, het schrijven van tekst in Word als voorbereiding op netwerkcontacten, verslagen van projectwerk) - het maken van notities tijdens (ver)horen van slachtoffers, getuigen of verdachten alle contact ten behoeve van het vastleggen van informatie op papier of in digitale systemen via e-mail/ brief, telefoon en face to face het zoeken naar en het lezen van informatie ten behoeve van het vastleggen van informatie in digitale systemen of papieren documenten
Zie verder: Straver, M.A., P. Meesters en I. van Duijneveldt: Informatiegestuurde politie van en met blauw. Het Frontoffice/Backoffice-concept in politieregio Hollands Midden. Fase 2: verslag districtelijke pilot. Apeldoorn, Politieacademie, 2011. TNO: Tijdsbesteding en beleving administratieve lasten politie. Nulmeting 2008: profielen agent en rechercheur.
76
•
Landelijke invoering FoBo
a lle overige handelingen die nodig zijn in het kader van het vastleggen van informatie, zoals: printen, faxen, kopiëren, distribueren en archiveren.
Methode De gehanteerde onderzoeksmethode is zelfregistratie door agenten van hun tijdsbesteding. De keuze voor zelfregistratie als onderzoeksmethode komt primair voort uit de wens aan te sluiten bij de methode zoals deze eerder in Hollands Midden is gehanteerd. Bij zelfregistratie speelt de interpretatie van administratieve lasten zoals de medewerkers die zelf ervaren dus een grote rol. Om die reden presenteren wij de resultaten van het tijdsbestedingsonderzoek hieronder op regionaal niveau, waarbij vanwege de omvang van het aantal geregistreerde diensten en het aantal respondenten sprake is van een betrouwbaar beeld. Als bijlage bij deze rapportage bieden wij tevens een nadere uitsplitsing op teamniveau. Vanwege het geringere aantal registraties op teamniveau dienen deze resultaten echter als indicatie te worden beschouwd, omdat de betrouwbaarheid van de resultaten bij een geringer aantal waarnemingen afneemt. Werkwijze Het tijdsbestedingsonderzoek is uitgevoerd door middel van een enquête die online aan agenten beschikbaar is gesteld. Deze enquête is eenvoudig en laagdrempelig opgesteld, om bereidheid tot deelname te bevorderen. Als bijlage bij deze rapportage is een voorbeeld opgenomen van het online-registratieformulier waarmee agenten hun tijdsbesteding door konden geven. In de enquête is gevraagd naar de totale duur van de dienst, de tijd die men op straat doorgebracht heeft en de tijd die men op het bureau doorgebracht heeft. Eveneens is gevraagd naar de tijd die daarbinnen is besteed aan administratieve afhandelingen, dat wil zeggen administratieve afhandelingen van het primaire proces op straat en op het bureau. Hierbij is geen specificatie gevraagd van diverse vormen van administratieve afhandeling. Iedere medewerker is middels een e-mail uitgenodigd om mee te werken aan het tijdsbestedingsonderzoek. De medewerkers werd gevraagd om voor hun eerstvolgende vijf diensten hun tijdbesteding bij te houden. De spreiding van de dienstverbanden is ongelimiteerd: deze konden
2 Tijdsbestedingsonderzoek
77
overdag, in de avonduren, ’s nachts, doordeweeks en in het weekend plaatsvinden. Op de dag dat zij een dienst ingevuld hadden ontvingen zij een e-mail met daarin een link naar het tijdsregistratieformulier. Respondenten kregen eerst de vraag voorgelegd of de registratie over de desbetreffende dag betrekking had op een normaal dienstverband, of een afwijkend dienstverband. Normale diensten zijn diensten waarbij: • geen sprake is van Integrale Beroepsvaardigheids Training (IBT) of andere verplichtingen • geen sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals grote evenementen, ME-inzet, etc. • geen sprake is een dienst waarin één specifieke activiteit centraal staat, zoals een intake-dienst, een buurtonderzoek in het kader van een TGO of het oprollen van een hennepplantage. Als bleek dat geen sprake was van een normaal dienstverband, hoefden de respondenten voor die dag verder niets in te vullen. Deze diensten zijn ook niet betrokken in de dataset die bij de analyse van de tijdsbesteding is gebruikt. Indien sprake was van een normale dienst is vervolgens is in het tijdsregistratieformulier gevraagd: • hoeveel tijd zij in dat dienstverband op straat en op het bureau hebben gewerkt • hoeveel tijd zij daarbij aan de administratieve afhandeling van het politiewerk op straat en aan het bureau hebben besteed. Samenstelling steekproef In de politieregio’s waar het tijdsbestedingsonderzoek is uitgevoerd, is gezocht naar een representatieve doorsnede van medewerkers die in de teams belast zijn met de uitvoering van de basispolitiezorg op straat. Dit kunnen medewerkers basispolitiezorg zijn, senior medewerkers uitvoering, wijkagenten, motorrijders, bikers, surveillanten en studenten. Medewerkers met ondersteunende of leidinggevende werkzaamheden binnen de teams zijn buiten beschouwing gelaten, aangezien hun werk niet door FoBo wordt beïnvloed. Per regio zijn een aantal teams geselecteerd om mee te werken aan het tijdsbestedingsonderzoek. Naast de teams die zullen starten met de implementatie van FoBo zijn per regio een aantal controleteams bij het tijdsbestedingsonderzoek betrokken. Het tijdsbestedingsonderzoek zal op een later moment, zodra het FoBoconcept in de desbetreffende pilotteams is ingevoerd, herhaald worden.
78
Landelijke invoering FoBo
Dan zal ook opnieuw een tijdsbestedingsonderzoek plaatsvinden bij de controleteams, zodat de resultaten van de nulmeting en de een-meting met elkaar vergeleken kunnen worden voor zowel de groep agenten die gebruik heeft gemaakt van het FoBo-concept, als voor groepen agenten in teams waar nog niet met het FoBo-concept wordt gewerkt. Deze opzet is gelijk aan die in Hollands Midden. Onderstaande tabel toont per politieregio de teams die in het tijdsbestedingsonderzoek betrokken zijn, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen teams waar gestart wordt met de introductie van het FoBo-concept (de ‘pilotteams’) en teams waar FoBo pas in een later stadium zal worden ingevoerd (de controleteams). Huidige regio
Pilotteam FoBo
Controleteam(s)
Midden en West Brabant
Breda Zuidoost
Noodhulp District Tilburg Tilburg West Roosendaal
Zeeland
Goes
Middelburg / Veere Schouwen Duiveland Terneuzen
Rotterdam-Rijnmond
Rotterdam West
Rotterdam Oost
Zuid-Holland-Zuid
Leerdam
Gorinchem Surveillanceteam District 2
Fryslân
Snits en Wymbritseradiel
Heerenveen Smallingerland/ Opsterland Wad en Land Wâld en Wetter
Drenthe
Coevorden/BorgerOdoorn
Assen Hoogeveen/MiddenDrenthe Meppel/Westerveld/ De Wolden Noordenveld/Tynaarlo/ Aa en Hunze
Validering onderzoeksresultaten Teneinde de registraties van de tijd besteed aan administratieve afhandelingen te valideren, zijn de data uitvoerig gecheckt. Hierbij is intensief contact geweest met de desbetreffende teams. Indien geen sprake was van een normale dienst kon men dit aangeven op het tijdsregistratieformulier en werd deze registratie uitgesloten. Ook zijn de registraties
2 Tijdsbestedingsonderzoek
79
nauwkeurig bekeken op uitbijters. Indien sprake was van een opvallend hoog percentage administratie lasten (> 90%) werd contact gezocht met de respondent om na te gaan in hoeverre sprake was van een normaal dienstverband. Als deze invulling afweek van de definitie van administratieve lasten werd de registratie uitgesloten. Ook als respondenten vanwege de aard van hun werk in een desbetreffende dienst niet in de dataset betrokken zouden moeten worden, is de desbetreffende registratie terzijde gelegd en niet in de analyse betrokken. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om diensten waarbij sprake is van specifieke inzet ten behoeve van de opsporing, of om inzet ten behoeve van ondersteunende functies op de teams. Respons Vanwege het belang om voor elk team een representatief beeld te kunnen geven van de tijd die agenten besteden aan de administratieve afhandeling van het politiewerk, is ook een minimumrespons gesteld als voorwaarde om de resultaten van een team in de analyse te betrekken. Hierbij is het uitgangspunt gehanteerd dat minimaal een kwart van de agenten van een team die voldoen aan de eerder geformuleerde criteria (executief blauw; geen leidinggevende of ondersteunende functies) in de steekproef betrokken moet zijn. Dit uitgangspunt heeft ertoe geleid dat de resultaten van één team (surveillanceteam District 2 in regio ZuidHolland-Zuid) vanwege een te lage respons niet betrokken is bij deze analyse. De resultaten over het tijdsbestedingsonderzoek in de regio Zuid Holland Zuid zijn dientengevolge gebaseerd op de resultaten van de teams Gorinchem en Leerdam. Onderzoeksverloop In oktober 2011 is gestart met het onderzoek. De enquêtes in de regio’s Midden en West Brabant, Zeeland, Rotterdam-Rijnmond en Zuid-HollandZuid zijn ingevuld in de periode van 19 oktober 2011 tot 4 februari 2012. In de regio’s Fryslân en Drenthe zijn enquêtes ingevuld in de periode van 6 maart 2012 tot 5 juni 2012. De regio Groningen is tot op heden nog niet gestart met het registreren van de administratieve lasten door politiemedewerkers. Zie voor een nadere toelichting ook paragraaf 3.1.
80
Landelijke invoering FoBo
2.2 Beschrijving dataset en overzicht resultaten Tabel 2.1 toont, op basis van de criteria die in de voorgaande paragraaf zijn benoemd, de samenstelling van de dataset op basis waarvan de resultaten van het tijdsbestedingsonderzoek zijn berekend. Op basis van genoemde dataset is een analyse verricht naar de ervaren administratieve belasting in het primaire politiewerk. Tabel 2.2 toont de resultaten van deze analyse. Tabel 2.1: Beschrijving dataset
Midden West Brabant
Zeeland
Rotterdam Rijnmond
Zuid Holland Zuid
Fryslân
Drenthe
A
Totaal aantal registraties per regio
254
268
315
107
303
268
B
Geen registratie vanwege ziekte of afwezigheid
11
16
18
6
6
4
C
Geen registratie vanwege IBT, sportdag of bijzondere inzet, bijv. voor projecten
11
8
14
5
18
14
D
Normale diensten (= A min B min C)
232
244
283
96
279
250
E
Registraties waarbij evident sprake is van foutieve invoer (bijv. % AL > 100%)
12
19
21
8
11
14
F
Registraties waarbij sprake is van afwijkend werkaanbod (o.a. opsporing)
13
5
30
2
48
28
G
Registraties voor analyse (= D min E min G)
207
220
232
86
220
208
Aantal respondenten voor # registraties bij G
59
58
73
24
59
57
2 Tijdsbestedingsonderzoek TTabel 2.2: Resultaten tijdsbestedingsonderzoek Gemiddelde van de registraties (tijd in minuten)t
Midden West Brabant
Zeeland
Rotterdam Rijnmond
Zuid Holland Zuid
Fryslân
81
Drenthe
A
Duur dienst (incl. pauzes)
549
534
551
513
526
514
B
Tijd besteed aan werk op straat
290
282
348
252
258
276
C
Tijd besteed aan werk op het bureau
259
252
203
261
268
238
D
Tijd besteed aan administratieve afwerking op straat
68
60
61
60
54
49
E
Tijd besteed aan administratieve afwerking op het bureau
197
189
149
198
190
171
F
Totale tijd besteed aan administratieve afwerking
265
249
209
258
244
220
G
Administratieve tijdsbesteding als % totale diensttijd(= F/A * 100%)
48,6%
46,7%
37,9%
49,5%
46,3%
42,7%
Om de resultaten te kunnen vergelijken met de resultaten uit Hollands Midden, volgt hier een samenvatting van de resultaten van het tijdsbestedingsonderzoek dat in Hollands Midden is uitgevoerd. In augustus 2009 is een korpsbrede nulmeting uitgevoerd bij de teams in District 1 (waar het FoBo-concept zou worden beproefd) en controleteams in elk van de overige drie districten. In november 2010 is een evaluatiemeting uitgevoerd, nadat het FoBo-concept in alle teams in District 1 was ingevoerd.
82
Landelijke invoering FoBo
Gemiddelde van de registraties (tijd in minuten)
Hollands Midden Korpsbrede nulmeting aug. 2009
Evaluatiemeting District 1 (FoBo) nov. 2010
Evaluatiemeting Controleteams nov. 2010
(N= 166)
(N= 103)
(N = 94)
A
Duur dienst (incl. pauzes)
525
518
533
B
Tijd besteed aan werk op straat
257
336
300
C
Tijd besteed aan werk op het bureau
268
181
232
D
Tijd besteed aan administratieve afwerking op straat
56
39
61
E
Tijd besteed aan administratieve afwerking op het bureau
200
83
173
F
Totale tijd besteed aan administratieve afwerking
257
122
234
G
Administratieve tijdsbesteding als % totale diensttijd(= F/A * 100%)
48,6%
23,5%
43,0%
2.3 Interpretatie van de resultaten De resultaten tonen dat de tijd die agenten besteden aan de administratieve afhandeling van het politiewerk substantieel is. Er is echter ook sprake van verschillen tussen de regio’s. Onderstaande tabel biedt een samenvatting van de tijd die agenten besteden aan de administratieve afhandeling van het politiewerk. Ter vergelijking zijn hieronder ook de resultaten (voor en na implementatie FoBo) van Hollands Midden aan toegevoegd.
2 Tijdsbestedingsonderzoek
Regio
N (# reg.)
Rotterdam-Rijnmond
37,9%
232
Drenthe
42,7%
208
Fryslân
46,3%
220
Zeeland
46,7%
220
Midden en West Brabant
48,6%
207
Zuid-Holland-Zuid
49,5%
86
Hollands Midden korpsbreed (augustus 2009)
48,8%
166
Hollands Midden korpsbreed (augustus 2009)
23,5%
103
Hollands Midden FoBo-pilotteams D1 (november 2010)
43,0%
94
•
•
% adm. afhandeling
83
en eerste conclusie die op basis van bovenstaande samenvatting E kan worden getrokken, is dat agenten een substantieel deel van de diensttijd besteden aan de administratieve afhandeling van het politiewerk. Het aandeel varieert van ruim een derde van de diensttijd (Rotterdam-Rijnmond, 37,9%) tot bijna de helft van de diensttijd (Zuid-Holland-Zuid, 49,5%). Vervolgens kan geconstateerd worden dat de resultaten van het tijdsbestedingsonderzoek in Zeeland, Midden en West Brabant, Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland-Zuid, Fryslân en Drenthe het beeld uit Hollands Midden bevestigen. Alhoewel de scores per regio verschillen, is geen sprake van een sterk afwijkend beeld in andere regio’s. Opvallend is de relatief lage score van de regio Rotterdam-Rijnmond. Deze lage score kan verklaard worden uit de procesgerichte organisatie. In het Rotterdamse korps zijn wijkpolitie en noodhulp als aparte processen ingericht. In het tijdsbestedingsonderzoek zijn alleen twee DHV-teams (directe hulpverlening) betrokken. De wijkpolitie is dus niet in het onderzoek betrokken.
84
Landelijke invoering FoBo
3 Veranderingsproces
3
85
Veranderingsproces
In dit hoofdstuk staat het veranderingsproces centraal. Daarbij gaat het om de wijze waarop FoBo als nieuwe werkwijze in andere regio’s dan Hollands Midden geïntroduceerd wordt. Eerst staan wij stil bij de landelijke context waarbinnen de implementatie van FoBo gestalte krijgt. Daarbij gaan we in op de vorming van de Nationale Politie en de impact daarvan op de implementatie van FoBo. Vervolgens beschrijven we bevindingen uit veldwerk in de regio’s Rotterdam Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid. Aan de hand van deze bevindingen duiden we de wijze waarop informatie-uitwisseling tussen straat en systeem binnen de politie momenteel vorm en inhoud krijgt. Het hoofdstuk besluit met een korte beschrijving van de stand van zaken in het denken over de wijze waarop de verschillende regio’s de implementatie van FoBo in willen vullen. 3.1 Implementeren in een turbulente omgeving Bevindingen In de achterliggende periode is gebleken dat de implementatie van FoBo niet vanzelf op gang komt. Een belangrijke reden hiervoor is dat de invoering van FoBo plaatsvindt tegen de achtergrond van de vorming van de Nationale Politie. Deze majeure veranderopgave brengt een geheel eigen dynamiek mee. De integratie van de huidige politieregio’s tot nieuwe eenheden van de Nationale Politie zet de toon. Onder hoge druk is in de achterliggende periode gewerkt aan het ontwerp voor de Nationale Politie, resulterend in het Ontwerpplan Nationale Politie, dat in januari 2012 is verschenen. De vraag hoe FoBo een plaats zou moeten krijgen in de nieuw te vormen eenheden van de Nationale Politie is in de verschillende regio’s die in dit onderzoek zijn betrokken, voortdurend aanwezig. FoBo is echter niet opgenomen in de inrichtingsplannen voor de nieuw te vormen regionale eenheden. Wel staat vermeld dat de FoBoexperimenten in de toekomst kunnen leiden tot aanpassingen in het inrichtingsplan.
86
Landelijke invoering FoBo
Daarnaast is gebleken dat de implementatie van FoBo een andere implementatiestrategie vergt dan in Hollands Midden is gehanteerd. Waarbij in Hollands Midden binnen de boezem van het eigen korps een nieuw concept beproefd en opgeschaald kon worden, bleek de landelijke introductie een andere benadering te vergen. Aanvankelijk heeft het landelijk programma de nadruk gelegd op het formuleren van kaders voor de implementatie van FoBo in andere regio’s. Gaandeweg is echter gekozen voor een benadering waarbij het landelijk programma ‘Hollands Midden’ als inspiratiebron is gaan beschouwen. Het landelijk programma richt zich op de ontwikkeling van FoBo binnen de specifieke context van de verschillende regio’s. Geconcludeerd kan worden dat in korte tijd een omslag is gemaakt van een ontwerp-, naar een ontwikkelingsgerichte benadering van het implementatieproces. Deze omslag is ook kenmerkend voor de drie noordelijke regio’s, waar het beeld van FoBo vooral bestond uit een systeem dat van bovenaf geïmplementeerd moest worden. Na overleg met de verschillende projectgroepen, korpsleiding en Politieacademie, werd daar duidelijk dat men FoBo meer als een onderdeel wil zien van een brede uitvoeringsaanpak (gezamenlijk ontwikkeld met ZSM, RTIC en versterking van heterdaadkracht). De nulmeting is hierdoor pas begin maart van start gegaan, met uitzondering van de regio Groningen. Daar is men tot op heden niet gestart met de nulmeting. Beschouwing Deze benadering is zinvol, omdat daarmee ruimte ontstaat om de implementatie van FoBo te verbinden met ontwikkelingen in de verschillende regio’s. FoBo is één van meerdere innovaties die een korps in grote verandering te wachten staat. Elk korps tracht daar op haar manier een verhouding toe te vinden en haar eigen ‘bedding’ voor te creëren. Dit geldt in het bijzonder voor de ontwikkeling van concepten voor real time intelligence. Een voorbeeld hiervan vormt het Real Time Intelligence Centre, dat in politieregio Rotterdam-Rijnmond is ingericht. In dit RTIC dragen medewerkers van de informatieorganisatie bij aan het veredelen van meldingen op de meldkamer, zodat agenten op straat beter geïnformeerd ter plaatse komen. Het in real time aanreiken van veredelde informatie aan de operatie op straat zoals dit in het RTIC-concept gebeurt, is vergelijkbaar met de werkwijze binnen FoBo, waarbij een backoffice-
3 Veranderingsproces
87
medewerker in het telefonische contact met de agent op straat informatie uit de politiesystemen aanreikt. Tegelijkertijd constateren we dat er binnen de Nederlandse politie uiteenlopende beelden bestaan rond FoBo. Mede doordat in de communicatie over FoBo vooral de reductie van administratieve lasten voor blauw is benadrukt, bestaat het beeld dat ‘FoBo’ vooral een administratieve backoffice is. De bijdrage van FoBo aan het verbinden van straat- en systeeminformatie raakt daarbij uit beeld, terwijl dat de essentie van het concept is. De beeldvorming van FoBo als ‘administratieve backoffice’ heeft mede voeding gegeven aan scepsis over nut en noodzaak van het concept, met name vanwege de vraag waar de formatie voor de backoffice gevonden zou moeten worden. Voor de implementatie van FoBo is verder van belang dat in het Ontwerpplan Nationale Politie als ontwerpeis is geformuleerd dat elke eenheid van de Nationale Politie een Dienst Regionale Informatie Organisatie inricht, met daarin een Real Time Intelligence Centre, dat 24/7 operationeel is. Hiermee krijgt de implementatie van een functionaliteit uit FoBo feitelijk invulling binnen de kaders van de nieuwe te vormen informatieorganisaties. In het Ontwerpplan Nationale Politie wordt FoBo genoemd in relatie tot de inrichtingsprincipes voor de basisteams. Het ontwerpplan stelt dat ‘het niveau van het district bijdraagt aan het meer efficiënt en effectief inrichten van processen, door schaalvergroting te benutten, denk hierbij bijvoorbeeld aan concepten zoals ZSM en FoBo’. Geconcludeerd kan worden dat de vorming van de RTIC’s en de implementatie van FoBo gescheiden plaatsvindt, terwijl er inhoudelijk sprake is van overlappende concepten. De keuze die in het Ontwerpplan Nationale Politie is gemaakt om RTIC en FoBo gescheiden in te richten en FoBo invulling te geven vanuit ‘het niveau van het district’ wekt niet alleen verbazing omdat sprake is van overlappende concepten, maar ook omdat hiermee impliciet wordt gesteld dat de formatie voor de backoffice binnen blauw gevonden zou moeten worden. In Hollands Midden is als uitgangspunt gehanteerd dat de inrichting van de backoffice plaats vindt binnen de Dienst Informatie en dat de benodigde formatie voor de backoffice niet ten koste moet gaan van ‘blauw’. Dit heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het draagvlak
88
Landelijke invoering FoBo
onder blauw. Verwacht mag worden dat het inrichten van een backoffice vanuit blauwe capaciteit onder agenten ervaren zal worden als ‘een sigaar uit eigen doos’. Een belangrijke opbrengst, namelijk het versterken van ‘het moraal van de troepen’ dreigt daarmee verloren te gaan. Hiermee willen wij uitdrukkelijk niet stellen dat blauw niet ook kan bijdragen aan het inrichten van de backoffice. Uit oogpunt van leeftijdsbewust personeelsbeleid kan dat mogelijk zelfs wenselijk zijn, omdat oudere agenten dan ook (delen) van hun diensttijd kunnen vervullen in de backoffice, en omdat in de backoffice behoefte bestaat aan blauwe sensitiviteit, met name bij de backoffice-medewerkers die telefonisch contact hebben met de agent op straat. Dit laat echter onverlet dat bij het inrichten van een backoffice idealiter gezocht moet worden naar manieren die ertoe bijdragen dat de operatie op straat maximaal wordt ondersteund. Het slim organiseren van samenloop met bestaande backofficefuncties in de korpsen, onder meer in de informatieorganisatie, zou niet uit beeld moeten raken. 3.2 Informatie-uitwisseling in de politiepraktijk In de regio’s Rotterdam Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid is in de periode oktober-december 2011 veldwerk uitgevoerd met als doel de wijze waarop informatie-uitwisseling in de huidige politiepraktijk vorm en inhoud krijgt te documenteren. Hieronder beschrijven wij de belangrijkste bevindingen, die we illustreren aan de hand van concrete praktijksituaties. Daarbij komen ook beelden over het FoBo-concept aan bod.
•
ang niet alle informatie landt in de systemen. Agenten voeren maar L een beperkt deel van de informatie die zij tijdens hun werk op straat opdoen in de politiesystemen in. Voor een informatie verwerkende organisatie als de politie is dat zacht gezegd niet optimaal. Bij de noodhulp in Rotterdam Rijnmond zijn de agenten sterk gericht op actie. Snel naar een melding, daar de zaak proberen goed aan te pakken, en dan door naar de volgende melding. Het invoeren van gegevens in het systeem kost vaak veel tijd. Als de agenten op het bureau zijn, willen ze ook even kletsen met collega’s, de laatste nieuwtjes uitwisselen.
3 Veranderingsproces
89
De wijkagent in Zuid Holland Zuid is gedurende zijn dienst in gesprek met tientallen mensen in zijn wijknetwerk. Hij wisselt bijzonder veel informatie uit met mensen van de scholen, de woningcorporaties, de gemeente, met bewoners uit de wijk. Agenten hanteren in de praktijk voor zichzelf criteria wanneer zij informatie wel en wanneer zij deze niet in de systemen invoeren:
‘Wat ik net op straat heb gehoord en gezien, dat is allemaal niet ernstig genoeg. Er is geen acuut gevaar. En dan noteer ik het alleen voor mijzelf in mijn boekje.’ (wijkagent)
Bij de keuze om informatie wel of niet aan de systemen toe te vertrouwen, blijkt de tijd die de administratieve afhandeling vergt een belangrijke rol te spelen:
‘Een bekeuring geef ik niet zo vaak. Dat is erg veel werk, ter plekke en ook op het bureau.’ (wijkagent)
‘Een aanhouding in het systeem verwerken, dat kost je per persoon zo een uur.’ (agent)
•
genten willen volledig geïnformeerd ter plaatse gaan, maar zijn dat A niet altijd. De informatie die agenten van de meldkamer ontvangen als zij aanrijden op meldingen wordt door agenten als ‘vaak toch wat summier’ ervaren. In Rotterdam Rijnmond is er op elk district een wachtcommandant die agenten van extra informatie voorziet als zij aanrijden op meldingen. Deze functie voorziet duidelijk in een behoefte, geven de geïnterviewde agenten aan. De agenten hebben gehoord over het RTIC dat de Rotterdamse informatieorganisatie bij de meldkamer heeft ingericht en dat bij sommige meldingen extra informatie verstrekt. Dat lijkt hen een goed idee. Informatiegestuurde politie kan verder ontwikkeld worden. Het concept van informatiegestuurde politie is erop gericht om op basis van informatie een beeld en oordeel te vormen van de veiligheidsproblematiek in een gebied en om vervolgens daar gericht een keuze te maken over de wijze waarop de politie daar op in kan spelen. De wijkagent kan hier bij uitstek een belangrijke rol bij spelen. In de praktijk blijkt hier nog volop ontwikkeling mogelijk. Een wijkagent
•
90
Landelijke invoering FoBo
uit Zuid-Holland-Zuid vertelt geen directe opdrachten van chefs te krijgen. Er wordt elk jaar wel een veiligheidsscan gemaakt voor de informatiedienst, maar wat daar in staat is voor de wijkagent al allemaal bekend. Het leidt ook niet tot gerichte opdrachten van chefs:
‘Een actieplan voor de wijk? Nee, dat vraag ik niet. De infodienst maakt wel elk jaar een gebiedsscan per wijk, maar dat staat er los van.’ (teamchef)
Het vastleggen en delen van informatie blijkt niet alleen voor individuele agenten, maar ook voor de teamchefs problematisch:
‘Het vastleggen van informatie is verplicht, maar in de praktijk blijkt het lastig. Debriefen doen we niet, dat lukt niet samen. En de infodesk levert informatie waar we als executieven weinig aan hebben.’ (teamchef)
‘IGP is niet zo sterk hier. De beste uitwisseling van informatie vindt buiten plaats, op de rookplek.’ (teamchef)
Het FoBo-concept kan het informatiegestuurd werken op een hoger plan helpen tillen:
‘FoBo is niet alleen nuttig voor ondersteuning van de agent, maar kan gebruikt worden om de briefing te verzorgen en te vertellen wat er gebeurd is, liefst per wijk. Dat vergt wel dat agenten hun informatie ook echt doorbellen.’ (teamchef)
•
nthousiasme voor én scepsis over FoBo. Desgevraagd geven agenE ten aan dat bij invoering van het FoBo-concept voor hen de drempel om informatie aan de systemen toe te vertrouwen lager zou komen te liggen. FoBo kan ook de drempel voor agenten verlagen om op straat op te treden als zij een overtreding zien:
‘Als er FoBo zou zijn, dan zou ik het kunnen doorbellen, en dan kan het wel ingevoerd worden. Dat zou heel nuttig zijn, dat zou ik graag willen.’ (wijkagent)
3 Veranderingsproces
91
‘Het helpt voor het veiligheidsgevoel van burgers. Je kunt er toch meer correcties door doen.’ (agent)
In Zuid Holland Zuid wordt al gewerkt met het FoBo-concept bij de noodhulp, zij het nog niet ‘s nachts en slechts voor een beperkt aantal producten. Daar is iedereen overigens erg positief over. Binnen de regio Rotterdam Rijnmond wordt FoBo toch meer beschouwd als iets ‘van Hollands Midden’. Ook bestaat scepsis over de benodigde formatie voor het inrichten van een backoffice:
‘Als we hier FoBo zouden doen zoals in Holland Midden, dan kost dat 300 formatieplaatsen ten koste van blauw. Dat doen we dus niet. Het zou beter zijn als FoBo opgaat in het RTIC. Want daar gaat het toch om, om intelligence.’ (strategisch leidinggevende) 3.3 Vormen van informatie-uitwisseling
De praktijk in de politieregio’s die in dit onderzoek betrokken zijn, wijst uit dat er op verschillende manieren invulling wordt gegeven aan de informatie-uitwisseling tussen agenten onderling en tussen agenten en de politieorganisatie.
92
Landelijke invoering FoBo
Huidige regio
Van systeem naar straat
Van straat naar systeem
Zeeland
Meldkamer geeft meldingen uit. Agenten kunnen voor bevragingen terecht bij informatieknooppunten op districten
Agenten muteren in systeem
Midden West Brabant
Meldkamer geeft meldingen uit. Agenten kunnen voor bevragingen terecht bij informatieknooppunten op districten
Agenten muteren in systeem. In geografisch team Waalwijk / Loon op Zand loopt pilot met administratieve backoffice, die mutaties voor agenten verwerkt.
Rotterdam Rijnmond
Meldkamer geeft meldingen uit. RTICfunctie op meldkamer voegt real time informatie aan meldingen toe. Wachtcommandant op districten zoekt aanvullende informatie uit systemen. Voor bevragingen kunnen agenten terecht bij meldkamer of wachtcommandant.
Agenten muteren in systeem
Zuid-Holland-Zuid (noodhulp)
Meldkamer geeft meldingen uit. Backoffice verstrekt real time informatie bij meldingen
Backoffice werkt deel mutaties uit
(wijkteam)
Meldkamer geeft meldingen uit
Agenten muteren in systeem
Samenvattend kan de huidige wijze van informatie-uitwisseling tussen straat en systeem als volgt worden gekarakteriseerd: • De meldkamer vervult een belangrijke rol in de verbinding tussen straat en systeem. De centralist van de meldkamer heeft echter (op piekmomenten) maar zeer beperkt tijd om informatie te verstrekken. Als er dus geen andere voorziening is getroffen, is de informatie bij meldingen daardoor beperkt. • Politiesystemen als BVH zijn weinig gebruiksvriendelijk en traag. Dus het is lastig raadplegen en het is lastig invoeren.
3 Veranderingsproces
• •
93
e agent blijkt over het algemeen niet erg handig in het gebruik van D de systemen en hij wordt ook niet erg uitgenodigd door de aard van de systemen om er slim gebruik van te maken. Echt systematisch met informatie omgaan als het gaat om de uitvoering op straat lijkt niet sterk ontwikkeld. Sturing op informatie vindt beperkt plaats. Het denken in afzonderlijke processen draagt hier niet aan bij. Noodhulp en wijkzorg lijken daardoor gescheiden werelden, terwijl deze elkaar juist zouden moeten voeden en versterken.
Bij diverse korpsen worden pogingen ondernomen om de verbinding tussen straatinformatie en systeeminformatie te versterken en om de concepten van informatiegestuurde politie en gebiedsgebonden politie te verbinden. De huidige situatie, zoals deze hierboven beknopt is getypeerd, wordt daarbij niet meer geaccepteerd. De ontwikkelingen binnen de regio’s lopen uiteen, van het aanreiken van real time intelligence aan agenten op straat, tot het bieden van mogelijkheden voor mobiele dataentry door middel van tablets, tot het bieden van ondersteuning bij de afhandeling van het administratieve werk. De ontwikkelingen beperken zich dus niet tot FoBo alleen. Vandaar ook dat het FoBo-concept soms kritisch wordt bekeken. De opgave bij de invoering van FoBo-achtige werkwijzen is om deze zo vorm te geven dat deze leiden tot een samenhangende benadering van de informatie-uitwisseling rond het werk van de agent op straat en de doorwerking daarvan in de sturing in en op het uitvoerend politiewerk. Het gaat er daarbij om niet alleen informatie aan te reiken aan de operatie op straat, maar ook om straatinformatie maximaal te ontsluiten voor de politieorganisatie. 3.4 Stand van zaken implementatie FoBo Tot besluit van dit hoofdstuk beschrijven wij beknopt de wijze waarop binnen de verschillende regio’s momenteel vorm wordt gegeven aan de implementatie van FoBo. Deze beschrijving betreft de stand van zaken ultimo januari 2012.
94
Landelijke invoering FoBo
Zeeland-West-Brabant • Ingezet wordt op inrichting van een Real Time Intelligence Centre (RTIC) binnen de te vormen Dienst Regionale Informatie Organisatie. • Implementatie van FoBo vindt gescheiden plaats van de inrichting van het RTIC. • De bestaande pilot met FoBo in het huidige geografische team Waalwijk / Loon op Zand wordt gecontinueerd. • FoBo wordt verder beproefd in pilots op teamniveau. Beoogde pilotteams zijn Breda Zuidoost (in de huidige regio Midden en West Brabant) en Goes (in de huidige regio Zeeland).
• • • • •
•
• • •
Rotterdam-Rijnmond Ingezet wordt op doorontwikkeling van een Real Time Intelligence Centre (RTIC) binnen de te vormen Dienst Regionale Informatie Organisatie. Implementatie van FoBo vindt vooralsnog gescheiden plaats van de inrichting van het RTIC. Gestart wordt met een pilot bij het team West in district Rotterdam West. De backoffice wordt ingericht bij het team zelf. Het wachten is nog op de techniek (opnemen van gesprekken). Vervolgens is een tweede pilot beoogd bij team Oost in hetzelfde district. Daar zal dan ook met mobiele tablets worden gewerkt. Tevens zal een proef plaatsvinden bij de voetbaleenheid, om te bezien in hoeverre het FoBo-concept ook van nut kan zijn bij evenementen. Zuid-Holland-Zuid Ingezet wordt op doorontwikkeling van een Real Time Intelligence Centre (RTIC) binnen de te vormen Dienst Regionale Informatie Organisatie ten behoeve van de nieuwe regio die zowel RotterdamRijnmond als Zuid-Holland-Zuid omvat. De bestaande FoBo-praktijk in Zuid-Holland-Zuid voor de noodhulp wordt verder ontwikkeld. Ook de e-briefing is ter hand genomen in dit korps. Daarnaast zal een FoBo-pilot worden gedaan bij het wijkteam in Leerdam. Indien deze pilot succesvol blijkt, zal vervolgens ook het wijkteam in Gorinchem gaan meedoen.
3 Veranderingsproces
•
• • •
95
Noord Nederland Ingezet wordt op integrale benadering van innovatieve concepten die gericht zijn op het versterken van het presterend vermogen en de heterdaadkracht van de politie. Idee is om FoBo, RTIC en directe verdachtenafhandeling (ZSM) in samenhang tot ontwikkeling te brengen. De drie noordelijke regio’s wijzen een blauwdrukbenadering af en geven de voorkeur aan een ontwikkelingsgerichte aanpak. Leidend principe bij dit integrale ontwikkelingsproces is de bijdrage aan ‘werkvloerperformance’ en professionele ruimte voor dienders op straat. FoBo wordt beproefd in pilot op teamniveau. De officiële pilots zijn Sneek en Coevorden. Inmiddels (oktober 2012) zijn ook FoBo-initiatieven opgestart in Roden en Assen. Groningen Zuid/Haren zou ook een pilot opstarten, maar heeft in tweede instantie gekozen voor een pilot met het ZSM-concept en dus niet met de FoBo-werkwijze. Om die reden is er geen tijdsbestedingsonderzoek in de regio Groningen uitgevoerd.
Bij bovenstaand overzicht dient te worden opgemerkt dat de voor de implementatie benodigde technische infrastructuur in de achterliggende maanden nog niet opgeleverd is. Dit blijft ook in de komende periode een belangrijk aandachtspunt.
96
Landelijke invoering FoBo
4 Conclusies
4
97
Conclusies
Op basis van ons onderzoek rond de introductie van FoBo in de nieuw te vormen eenheden Zeeland-West-Brabant, Rotterdam-Rijnmond en Noord Nederland komen wij tot de volgende conclusies:
•
genten besteden ruim een derde tot de helft van hun diensttijd aan A administratieve handelingen. Het tijdsbestedingsonderzoek wijst uit dat politieagenten tussen de 37,9% (Rotterdam-Rijnmond) en 49,5% (Zuid-Holland-Zuid) van de diensttijd besteden aan de administratieve afhandeling van het politiewerk. Het tijdsbestedingsonderzoek bevestigt daarmee de resultaten van eerder onderzoek in politieregio Hollands Midden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat politiewerk in de kern ook administratief van aard is en dat niet alle administratieve handelingen overbodig zijn. Een goed verbaal maken hoort bij blauw vakmanschap. Het veldwerk voor dit onderzoek wijst echter ook uit dat de registratie van informatie in systemen door agenten als bewerkelijk en onnodig complex wordt ervaren. Het terugdringen van de tijd die agenten besteden aan de administratieve afhandeling van het politiewerk kan er direct toe bijdragen dat blauw meer op straat kan komen en meer tijd kan besteden aan het echte politiewerk.
•
ersterking vakmanschap en betekenisvolle interventies vormen het V kader. Het terugdringen van de administratieve handelingen van de politie is geen doel op zich, maar dient het uitvoerend politiewerk te versterken en daarmee bij te dragen aan het presterend vermogen en de professionele weerbaarheid van de politie. Het vakmanschap van de politie en de betekenisvolle interventies die zij pleegt, vormen het kader waarbinnen het terugdringen van de administratieve lasten zou moeten plaatsvinden.
98
Landelijke invoering FoBo
•
erbinding straat en systeem behoeft versterking. De verbinding tusV sen het uitvoerend politiewerk op straat en de politieorganisatie en de politiesystemen behoeft versterking. Informatie van de straat belandt lang niet altijd in systemen, en agenten op straat beschikken lang niet altijd over alle relevante informatie die binnen de politieorganisatie voor handen is. In het verlengde hiervan verdient ook de sturing op het uitvoerend politiewerk op basis van intelligence versterking.
•
e politie ontwikkelt volop initiatieven om systeem en straat te D verbinden. Bovenstaande problematiek wordt ook binnen de politieorganisatie onderkend. Binnen diverse regio’s worden initiatieven ontwikkeld om de verbinding tussen straat en systeem te versterken. Sprekende voorbeelden zijn FoBo en de inrichting van Real Time Intelligence Centra.
•
I ntegrale ontwikkeling is gewenst, maar komt moeizaam tot stand. Alhoewel het positief is dat langs verschillende lijnen initiatieven worden genomen om straat en systeem met elkaar te verbinden, moet ook geconcludeerd worden dat een integrale ontwikkeling moeizaam tot stand komt. Illustratief hiervoor is de keuze die in het ontwerp voor de Nationale Politie is gemaakt om de Real Time Intelligence Centra en FoBo separaat te benoemen, terwijl het feitelijk om overlappende concepten gaat.
De opgave is om niet te vervallen in een conceptenstrijd, maar om innovaties zoveel mogelijk te verbinden en te versterken. Wij raden dan ook aan om niet blind te staren op ‘de enige juiste FoBo-wijze’ (‘het moet zoals in Holland Midden’), of op een ‘RTIC-business case’. Het is verstandiger om de opgave te verbreden naar een adequate invoering van een samenhangende werkwijze om de directe informatie-uitwisseling rond het werk van de agent op straat, de agent in de frontlijn te verbeteren en vernieuwen. Het zou toegevoegde waarde hebben om de beoogde werking en bijdrage van de verschillende innovatieve werkwijzen nog eens te expliciteren, waarvan de werking erop gericht zou moeten zijn:
•
uitvoerend politiewerk te versterken en daarmee bij te dragen aan het het presterend vermogen en de professionele weerbaarheid van de politie
4 Conclusies
99
•
concepten van gebiedsgebonden politie en informatiegestuurde de politie te verbinden, of in andere woorden: het verbinden van straatinformatie en systeeminformatie
•
een structurele verbinding tussen ondersteuners en werkers in de frontlijn te realiseren
•
te dragen aan de ontwikkeling van professionaliteit van uitvoebij rende politiemensen, doordat ze in staat worden gesteld meer en beter geïnformeerd hun eigenlijke werk op te pakken
•
te dragen aan de satisfactie over het werk, oftewel ‘het moraal van bij de troepen’.
Verbinding en integratie van bestaande praktijken in de verschillende politieregio’s kan er toe bijdragen dat er een samenhangende benadering ontstaat; een systematiek gericht op het optimaal verbinden van straat en systeem. Deze bredere benadering zullen wij ook in het vervolg van ons actieonderzoek rond de landelijke invoering van het Frontoffice/ Backoffice-concept voortdurend in ogenschouw houden.
100
Landelijke invoering FoBo
Bijlagen
Bijlagen
101
102
Landelijke invoering FoBo
1
Formulier tijdsregistratie
1
Formulier tijdsregistratie
Registratie tijdsbesteding Deze registratie is verzonden aan:
Datum dienst:
Kenmerk:
Het is helaas niet mogelijk uw registratie tussentijds op te slaan U dient uw registratie dus direct af te ronden TIP nadat u een veld heeft ingevuld, kunt u mat de tab toets naar het volgende veld springen
Was u deze dag ziek of was sprake van geen normaal dienstverband? Geef dat dan hieronder aan: het betrof geen normale dienst (bijvoorbeeld als u IBT had, een sportdag had, of sprake was van bijzondere inzet, bijvoorbeeld bij projecten) ik was deze dag ziek of onverwacht afwezig het betrof vandaag een ‘normale’ dienst
Verder »
Hoe lang duurde uw dienst vandaag? Hoe laat bent u uw dienst gestart (uren:minuten):
:
Hoe laat heeft u uw dienst beeindigd (uren:minuten):
:
Duur dienst (uren:minuten):
0 :
0
Hoeveel tijd heeft u vandaag op straat* en op het bureau gewerkt? Op straat* (uren:minuten):
:
Op het bureau(uren:minuten):
:
*alle werkzaamheden buiten het bureau
Hoeveel tijd heeft u vandaag besteed aan administratieve afwerking van het politiewerk? Op straat (uren:minuten):
:
Op het bureau(uren:minuten):
:
103
104
Landelijke invoering FoBo
Het formulier eindigt met de definitie van administratieve afwerking van het politiewerk, zoals deze in paragraaf 2.1 van deze rapportage is opgenomen.
2
Resultaten op teamniveau
2
105
Resultaten op teamniveau 2.1 Midden en West Brabant Gemiddelde van de registraties (tijd in minuten)
Breda Zuidoost
Roosendaal
Tilburg Noodhulp
Tilburg West
Aantal respondenten
19
11
16
9
67%
31%
73%
55%
Aantal geregistreerde diensten
66
43
64
34
A
Duur dienst
540
558
545
565
B
Tijd besteed aan werk op straat
231
298
338
305
C
Tijd besteed aan werk op het bureau
309
259
207
260
D
Tijd besteed aan administratieve afwerking op straat
56
59
79
79
E
Tijd besteed aan administratieve afwerking op het bureau
244
185
155
200
F
Totale tijd besteed aan administratieve afwerking
301
244
233
280
G
Administratieve tijdsbesteding als % totale diensttijd(= F/A * 100%)
55,9%
43,8%
43,2%
50,5%
Respons
106
Landelijke invoering FoBo
2.2 Zeeland Gemiddelde van de registraties (tijd in minuten)
Goes
Middelburg Veere
Aantal respondenten
20
10
14
12
Respons
34%
52%
61%
26%
75
54
49
42
Aantal geregistreerde diensten
Schouwen Terneuzen Duiveland
A
Duur dienst
537
527
539
532
B
Tijd besteed aan werk op straat
239
309
325
276
C
Tijd besteed aan werk op het bureau
298
218
215
256
D
Tijd besteed aan administratieve afwerking op straat
67
55
54
64
E
Tijd besteed aan administratieve afwerking op het bureau
228
154
170
185
F
Totale tijd besteed aan administratieve afwerking
295
208
224
249
G
Administratieve tijdsbesteding als % totale diensttijd(= F/A * 100%)
54,9%
39,4%
41,5%
47,4%
2
Resultaten op teamniveau
107
2.3 Rotterdam-Rijnmond Gemiddelde van de registraties (tijd in minuten)
Rotterdam West
Rotterdam Oost
Aantal respondenten
31
42
54%
86%
Aantal geregistreerde diensten
91
141
A
Duur dienst
558
546
B
Tijd besteed aan werk op straat
350
347
C
Tijd besteed aan werk op het bureau
208
199
D
Tijd besteed aan administratieve afwerking op straat
48
67
E
Tijd besteed aan administratieve afwerking op het bureau
152
146
F
Totale tijd besteed aan administratieve afwerking
201
215
G
Administratieve tijdsbesteding als % totale diensttijd(= F/A * 100%)
36,1%
39,1%
Respons
108
Landelijke invoering FoBo
2.4 Zuid-Holland-Zuid Gemiddelde van de registraties (tijd in minuten)
Gorinchem
Leerdam
Aantal respondenten
18
6
72%
86%
Aantal geregistreerde diensten
70
16
A
Duur dienst
512
516
B
Tijd besteed aan werk op straat
266
191
C
Tijd besteed aan werk op het bureau
246
324
D
Tijd besteed aan administratieve afwerking op straat
67
31
E
Tijd besteed aan administratieve afwerking op het bureau
181
275
F
Totale tijd besteed aan administratieve afwerking
247
306
G
Administratieve tijdsbesteding als % totale diensttijd(= F/A * 100%)
47,1%
60,1%
Respons
•
et tijdsbestedingsonderzoek is ook uitgevoerd in het surveillanceH team van District 2 binnen de regio Zuid Holland Zuid. De respons vanuit dit team was echter dermate laag (8%), dat dit team niet in de analyses voor deze rapportage is betrokken.
2
Resultaten op teamniveau
109
2.5 Fryslân Gemiddelde van de registraties (tijd in minuten)
Heerenveen
Smallingerland
Snits
Wad en Land
Wâld & Wetter
Aantal respondenten
8
8
19
11
13
23,5%
16,3%
34,5%
23,9%
28,3%
Aantal geregistreerde diensten
22
25
91
40
42
A
Duur dienst
525
508
540
506
528
B
Tijd besteed aan werk op straat
251
212
255
266
288
C
Tijd besteed aan werk op het bureau
274
296
285
240
241
D
Tijd besteed aan administratieve afwerking op straat
40
35
56
73
51
E
Tijd besteed aan administratieve afwerking op het bureau
250
224
198
140
170
F
Totale tijd besteed aan administratieve afwerking
290
259
254
213
222
G
Administratieve tijdsbesteding als % totale diensttijd(= F/A * 100%)
54,1%
50,5%
47,0%
42,0%
42,1%
Respons
110
Landelijke invoering FoBo
2.6 Drenthe Gemiddelde van de registraties (tijd in minuten)
Assen
Coevorden
Hoogeveen
Meppel
Noordenveld
Aantal respondenten
9
22
10
5
11
18,0%
40,7%
21,3%
16,1%
25,0%
Aantal geregistreerde diensten
26
89
34
19
40
A
Duur dienst
528
514
516
489
514
B
Tijd besteed aan werk op straat
269
278
238
302
295
C
Tijd besteed aan werk op het bureau
260
235
278
186
219
D
Tijd besteed aan administratieve afwerking op straat
65
34
56
49
66
E
Tijd besteed aan administratieve afwerking op het bureau
197
164
210
131
156
F
Totale tijd besteed aan administratieve afwerking
262
197
266
180
222
G
Administratieve tijdsbesteding als % totale diensttijd(= F/A * 100%)
49,9%
38,3%
51,5%
36,6%
43,1%
Respons
3 Context
3
111
Context 3.1 Midden en West Brabant Gebiedskenmerken Het gebied van politieregio Midden en West Brabant strekt zich uit van Bergen op Zoom in het westen tot voorbij Tilburg in het oosten. Het gebied kenmerkt zich door een combinatie van verstedelijkt en plattelandsgebied. Stedelijke centra zijn Bergen op Zoom, Roosendaal, Breda, Etten-Leur, Oosterhout, Waalwijk en Tilburg. De Efteling en de Biesbosch zijn grote toeristische trekpleisters. De regio grenst aan de zuidkant aan de Belgische grens. Door het gebied lopen enkele belangrijke verkeersaders, waaronder de snelwegen A16, A58 en A27. In het noordoosten markeert het haven- en industriegebied van Moerdijk de overgang naar de Rotterdamse zeehavens. Onderzoek heeft uitgewezen dat de veiligheidsproblematiek in de regio Midden en West Brabant vergelijkbaar is met die in de Randstedelijke korpsen. De maatschappelijke verhoudingen krijgen steeds scherpere randen en het aantal geweldsincidenten neemt toe. De druk vanuit de samenleving en de politiek op het presterend vermogen van de politie is dan ook groot. Het werkaanbod van regio Midden en West Brabant wordt door het samenkomen van vervoers- en handelsstromen niet alleen gekenmerkt door lokale veiligheidsthema’s als jeugd, (huiselijk) geweld, woninginbraken en overvallen, maar ook door de aanpak van (internationale) georganiseerde criminaliteit. Een apart speerpunt vorm de aanpak van productie van en handel in drugs. In 2010 werden in Midden en West Brabant meer dan 600 hennepkwekerijen opgerold. Hiervoor is, mede op initiatief van de minister van Veiligheid en Justitie, een taskforce ingericht (Taskforce B5). Basisteams De basispolitiezorg is in regio Midden en West Brabant georganiseerd in 16 basisteams verdeeld over 4 districten: Bergen op Zoom, Breda,
112
Landelijke invoering FoBo
Oosterhout en Tilburg. Na de vorming van de nieuwe regionale eenheid Zeeland-West-Brabant zal het aantal basisteams terug worden gebracht tot 9 robuuste basisteams in het gebied van de huidige regio Midden en West Brabant en 3 in de huidige regio Zeeland. Ook zal het aantal districten in het huidige grondgebied van Midden en West Brabant worden teruggebracht tot 3, waarbij het huidige district Oosterhout op zal gaan in de districten Breda en Tilburg. Bij de politie Midden en West Brabant is gekozen voor een proces gestuurd organisatiemodel, waarbij de noodhulp per district in afzonderlijke teams is georganiseerd. Ten behoeve van de nulmeting voor het tijdsbestedingsonderzoek vanwege de implementatie van FoBo is daarom een noodhulpteam in de nulmeting betrokken. Overigens zal in de nieuw te vormen robuuste basiseenheden de noodhulp integraal onderdeel gaan uitmaken van de basisteams. De medewerkers van de huidige noodhulpteams zullen naar rato over de nieuw te vormen basisteams worden verdeeld. De opsporing is, net als de noodhulp, op districtelijk niveau in vier aparte teams georganiseerd. Deze teams zijn verantwoordelijk voor de afhandeling van veel voorkomende criminaliteit en lokaal ernstige criminaliteit. Op de basisteams en binnen de noodhulp beperkt de opsporing zich met name tot de afhandeling van zes-uurszaken. In de robuuste teams komt ook de opsporing deels terug in de teams. Ook de huidige, afzonderlijk georganiseerde teams Intake & Service zullen voor een deel terugkomen in de robuuste basisteams. Informatieorganisatie Binnen politieregio Midden en West Brabant is de informatieorganisatie decentraal, op de districten georganiseerd. De formatie bedraagt 150 fte’s, in de praktijk bedraagt de bezetting 173 fte’s. De overgang naar een nieuwe regionale eenheid als onderdeel van de Nationale Politie markeert voor het korps een breuk met het verleden: de opgave is een volledig gecentraliseerde RIO in te richten, DRIO genaamd. Overigens was de regio al voornemens de slag te maken naar een centrale RIO, maar deze ontwikkeling is vanwege de invoering van de Nationale Politie in formele zin on hold gezet. In de praktijk werken de informatiemedewerkers nu al (gedeconcentreerd) onder centrale aansturing van de RIO. De voorbereidingen voor de vorming van een eigen centrale RIO worden betrokken bij de inrichting van de regionale eenheid Zeeland-West-Brabant.
3 Context
113
Uitdaging daarbij is voldoende verbinding met de operatie te houden. Het decentrale organisatiemodel van de informatieorganisatie omvat in Midden en West Brabant meerdere niveaus. Op korpsniveau richt de regionale divisie recherche zich op het monitoring, veredeling en analyse op regionaal niveau. De districtelijke informatieknooppunten (DIK’s) zijn verantwoordelijk voor informatieproducten op districtsniveau. Daarnaast beschikken de basisteams elk over eigen informatiemedewerkers, de team informatiecoördinatoren, die onder meer verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding van de briefing en de veredeling van eenvoudige zaken. Inmiddels is in de districten Breda en Tilburg al een omslag gemaakt waarbij de informatiecoördinatoren op districtsniveau zijn gaan opereren, als aanzet voor de vorming van een centrale RIO. Deze ontwikkeling staat vanwege de vorming van de Nationale Politie on hold. De regio Midden en West Brabant kent geen centrale infodesk. Eenvoudige informatievragen kunnen agenten stellen via de meldkamer, of via het DIK of de team informatiecoördinator.Relevant in verband met de invoering van FoBo is het feit dat de operationele samenwerking tussen meldkamer en informatieorganisatie nog zeer beperkt is. In de praktijk is momenteel nog sprake van gescheiden werelden. De vorming van de Nationale Politie biedt een uitgelezen kans om meer verbinding tot stand te brengen en te komen tot integrale ondersteuning van het primaire politiewerk. Verandercontext De invoering van FoBo in regio Midden en West Brabant start niet bij nul. In 2010 is al een pilot opgestart in het geografische team Waalwijk/ Loon op Zand, in het kader van het programma ‘Proeftuinen voor contextgedreven politiewerk’ van de Politieacademie. In deze pilot lag het accent sterk op het ondersteunen van agenten bij de administratieve afhandeling van het politiewerk. De mogelijke bijdrage van FoBo aan het versterken van de informatiepositie van blauw, of de potentiële hefboomwerking op informatiegestuurde politie, zijn niet actief gecommuniceerd. Ten behoeve van de implementatie van het landelijke FoBoconcept is ervoor gekozen de implementatie te starten in een ander team (Breda Zuidoost). Binnen team Waalwijk-Loon op Zand wordt de inzet van de backoffice gecontinueerd en te zijner tijd geïntegreerd bij de verdere opschaling van het FoBo-concept binnen de nieuw te vormen
114
Landelijke invoering FoBo
regionale eenheid Zeeland-West-Brabant. Uit de eerste gesprekken binnen piliotteam Breda Zuidoost blijkt dat medewerkers het FoBo-concept vooral associëren met administratieve ondersteuning. Doel lijkt reductie van de administratieve lasten te zijn. In de verdere uitrolstrategie verdient de bijdrage van het FoBo-concept aan het versterken van de informatiepositie specifieke aandacht. De implementatie van het FoBo-concept vindt binnen regio Midden en West Brabant momenteel gescheiden plaats van de inrichting van een Real Time Intelligence Center (RTIC). Ook de vorming van het Operationeel Centrum, waarbinnen onder meer de meldkamerfunctie zal worden ondergebracht, vindt los van de implementatie van het FoBoconcept plaats. Vanuit regio Midden en West Brabant is zowel vanuit de blauwe teams als vanuit de informatieorganisatie aangegeven dat het aanbeveling verdient om de functionaliteiten van FoBo, real time intelligence en andere vormen van (informatie)ondersteuning van het primair politiewerk in samenhang te bezien. Daar is ondertussen wel een eerste aanzet voor geweest tussen korpsleiding, projectmanager FoBo en leiding RIO i.o. 3.2 Zeeland Gebiedskenmerken Het werkgebied van de huidige politieregio Zeeland valt samen met de provincie Zeeland (tevens het gebied van de Veiligheidsregio Zeeland). Het korps werkt letterlijk ‘op de grens van land en water’. De Oosterschelde en de Westerschelde verdelen het grondgebied in drie grote brokken: Zeeuws Vlaanderen, Walcheren/Noord- en Zuid Beveland en Schouwen Duiveland/Tholen. Kenmerkend zijn de relatief lage bevolkingsdichtheid en de grote geografische afstanden. De meldingendruk is relatief laag. Verstoringen van de openbare orde beperken zich tot de vier steden Goes, Middelburg, Terneuzen en Vlissingen. Grootstedelijke problematiek beperkt zich tot Terneuzen en Vlissingen. In de zomer krijgt de provincie Zeeland een grote toeristenstroom te verwerken. Voor de politie betekent dit vooral veel werk in de badplaatsen die grote groepen jongeren en uitgaanspubliek trekken, zoals Renesse. Campings rond Renesse trekken in de zomerperiode tot wel 5.000 jongeren. Ook de harde kern van Feijenoord weet de weg naar Renesse te vinden.
3 Context
115
Basisteams Van oudsher kenmerkt de Zeeuwse politie zich door een organisatiemodel waarin een integrale taakuitvoering centraal staat. Op de teams vervullen de basispolitiefunctionarissen een breed takenpakket, waar noodhulp bij inbegrepen is. Agenten die een noodhulpdienst draaien pakken tijdens hun dienst ook tal van andere werkzaamheden op, zolang deze maar af te breken zijn zodra zich een incident voordoet. De Zeeuwse politie heeft geleerd met een relatief krappe bezetting een groot geografisch gebied te bedienen. In alle functionaliteiten is voorzien, zij het in minimale uitvoering. Dat betekent concreet dat nieuwe eisen aan de korpsen, zoals het inrichten van de dierenpolitie, of het schenken van aandacht aan eergerelateerd geweld, lenig vanuit de bestaande formatie wordt ingevuld. Net zo krijgt ook het wijkagentenwerk in Zeeland invulling. Tot voor kort kende de Zeeuwse politie geen wijkagenten. Inmiddels zij de eerste acht wijkagenten in functie. Dit aantal zal, binnen de bestaande formatie, verder worden uitgebreid. Momenteel is er een openstelling voor 9 wijkagenten. Na een recente wisseling in de korpsleiding is de organisatie flink op de schop gegaan. De districtslaag is verdwenen. De basispolitiezorg in regio Zeeland is momenteel georganiseerd in een negental basiseenheden, direct onder het regionale niveau, onder verantwoordelijkheid van een hoofd politiezaken. Naar verwachting zal bij de vorming van de Nationale Politie een drietal basiseenheden overblijven, die grofweg samenvallen met de grenzen van de oude districten. Deze basiseenheden zijn Zeeuws Vlaanderen, Walcheren en Oosterscheldebekken. Tholen gaat over naar Bergen op Zoom.De huidige regio Zeeland zal naar verwachting één district gaan vormen binnen de nieuw te vormen regio Zeeland-WestBrabant. De recherche is binnen het Zeeuwse korps centraal georganiseerd. Op de drie (voormalige) districtsbureaus zijn drie gedeconcentreerde rechercheteams ondergebracht. De afhandeling van veel voorkomende criminaliteit vindt plaats binnen de basisteams. Binnen team Middelburg/ Veere is recent de lokale opsporing apart georganiseerd binnen het team. In de nulmeting zijn de medewerkers die zijn belast met opsporingsactiviteiten niet meegenomen. Dit is een factor die bijdraagt aan de relatief
116
Landelijke invoering FoBo
lage ervaren administratieve lastendruk op team Middelburg. Team Goes, waar het FoBo-concept als eerste zal worden geïmplementeerd, werkt momenteel ook aan het apart inrichten van de lokale opsporing. Informatieorganisatie De Zeeuwse politie kent een Regionale Informatie Organisatie die centraal georganiseerd is. De formatie bedraagt ongeveer 55 fte’s. De RIO is gehuisvest in Middelburg. De informatiedesk-functie wordt ingevuld door de meldkamer en door Teleservice. Verspreid over de regio, op de drie voormalige districtsbureaus, functioneren daarnaast informatieknooppunten. Deze knooppunten zijn belast met het voorbereiden van de briefing, met informatieverzameling en met case-screening. Op centraal niveau bestaat de rol van informatiecoördinator, die in de praktijk ingezet wordt ten behoeve van case-screening. De wisselwerking tussen de informatieorganisatie en de blauwe teams is voor verbetering vatbaar, met name waar het gaat om het tijdig aanreiken van actuele informatieproducten. Bij de Zeeuwse politie is al weer geruime tijd geleden aandacht besteed aan het concept van informatiegestuurde politie. Concreet heeft dit geresulteerd in een briefingstool. Op de grotere bureaus verloopt het briefingsproces aardig. Op de kleinere bureaus is de briefing, mede vanwege de krappe bezetting, weinig ontwikkeld. Zeker op de kleinere bureaus geldt dat informatie onderling wordt gedeeld. De stap om informatie vervolgens ook in de systemen te verwerken wordt daardoor niet altijd gezet. Het informatiebewustzijn wordt momenteel niet op een specifieke wijze ontwikkeld of onderhouden. Verandercontext Bij de introductie van FoBo in Zeeland is het zaak rekenschap te geven aan de specifieke kenmerken van dit gebied. Daarbij gaat het zowel om de geografische kenmerken (lange aanrijtijden, lage bevolkingsdichtheid, lage mate van verstedelijking), als om de specifieke cultuurkenmerken van het Zeeuwse korps. De Zeeuwse politie is van oudsher gewend om binnen de kaders van de beschikbare schaarse capaciteit ‘het zelf wel op te lossen’. Implementatie van nieuwe concepten als FoBo betekent daarmee vooral ook inpassing in de Zeeuwse context. Een nieuw concept moet werken voor een politieman die noodhulp, gebiedsgebonden
3 Context
117
politiewerk en de afhandeling van veel voorkomende criminaliteit in één dienst combineert. Zeeuwse politiemensen bevelen dan ook aan om FoBo in kleine stapjes in te voeren en het vooral niet te ingewikkeld te maken. Opschalen en verbreden kan altijd nog. Het is van belang bij de implementatie die ondersteuning te bieden, die voor de blauwe teams zichtbaar maakt dat FoBo voor hen meerwaarde kan bieden. Bij de vorming van de nieuwe regionale eenheid Zeeland-West-Brabant is de vraag of FoBo centraal of decentraal georganiseerd wordt vanuit Zeeuws perspectief veel meer dan een ontwerpvraagstuk. Recent hebben enkele grote overheidsorganisaties, waaronder de Belastingdienst en het Kadaster, zich uit Zeeland teruggetrokken. De angst bestaat dat nu ook gespecialiseerde en ondersteunende diensten voor de politie uit de regio zullen verdwijnen. Vanuit Zeeland bestaat dan ook een voorkeur om functionaliteit van de nieuwe regionale eenheid waar mogelijk decentraal te organiseren. Daarnaast speelt ook het gevoel mee dat een backoffice die bij buiten de provincie is gehuisvest mogelijk weinig feeling zal hebben de specifieke kenmerken van het Zeeuwse politiewerk. Ook dit is een factor die bij de implementatie van het FoBo-concept op de achtergrond aanwezig zal zijn. 3.3 Rotterdam-Rijnmond Gebiedskenmerken De politieregio Rotterdam-Rijnmond bestaat uit de stad Rotterdam met daarnaast nog aan de westkant Schiedam en Vlaardingen en aan de zuidkant Barendrecht, Rhoon en Alblasserwaard. Dit vormt ongeveer de helft van de regio. De andere helft wordt gevormd door Spijkenisse en een aantal Zuid-Hollandse eilanden waaronder Goeree Overflakkee, Bernisse en Zuidland. De regio kent, zeker voor het deel Rotterdam, de problemen van de grote stad. Daarnaast heeft het andere deel van de regio vooral te maken met plattelandsproblematiek. De prioriteiten van het korps liggen op verschillende gebieden zoals geweld, jeugd, diefstal en inbraak, drugs, verkeer en veiligheid en ernstige zaken zoals cybercrime en terrorismebestrijding.
118
Landelijke invoering FoBo
Basisteams Bij de politie in Rotterdam-Rijnmond werken ruim 5.000 mensen. De regio is verdeeld over acht districten: Vlaardingen/Schiedam, Rotterdam Centrum, Rotterdam West, Rotterdam Noord, Rotterdam Oost, Feyenoord Ridderster, District Zuid en de eilanden. Elk van deze districten omvat een onderdeel directe hulpverlening (DHV), gericht op de noodhulptaken. De directe hulpverlening staat organisatorisch los van de gebiedsgebonden politiezorg, die in elk district in een onderdeel wijkpolitie is georganiseerd. Deze scheiding van noodhulp en wijkpolitie brengt met zich mee dat politieagenten in Rotterdam een relatief smal takenpakket hebben. De DHV rijdt de meldingen die binnen komen bij 112 en de wijkteams handelen de overige meldingen af en hebben hun eigen projecten in de wijk. Met de komst van de Nationale Politie zal hier verandering in worden gebracht: agenten zullen worden ondergebracht binnen brede/robuuste basisteams. De recherche is zowel op regionaal als districtsniveau georganiseerd. De grote zaken worden afgehandeld door de Regionale recherche, terwijl de lokaal ernstige criminaliteit op districtsniveau wordt afgehandeld. Overigens vindt er tussen districten wel samenwerking plaats, maar in praktijk blijkt toch dat ieder district zijn eigen zaken heeft die in het district spelen. Tot slot is men in de regio ook aan de slag gegaan met directe verdachtenafhandeling (ZSM), gericht op zo slim, snel en simpel mogelijk afhandelen van verdachten. Dit is georganiseerd tussen het district- en het regionale niveau in. Diverse districten werken samen in het project. In de toekomst is het de bedoeling dat er een verbinding wordt gelegd met het FoBo-concept. Informatieorganisatie De Regionale Informatie Organisatie (RIO) bestaat uit 265 fte’s verspreid over vier onderdelen: Informatiedesk, Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), de Regionale Informatie Dienst (RID) en de Operationele Analyse Eenheid. De laatste driegenoemde onderdelen zijn centraal georganiseerd. Naast een decentrale infodesk, is er ook een centrale infodesk (RTIC en Frontoffice). De centrale FO is contactpunt voor andere regio’s en centrale diensten. De belangrijkste taak van de decentrale informatiedesk is in de eerste plaats om de briefings voor te bereiden voor de wijkteams en de DHV. Daarnaast brengen zij ook trends in beeld, bijvoor-
3 Context
119
beeld een toenemend aantal woninginbraken in een specifiek gebied, en geven zij hier ook presentaties over aan bijvoorbeeld de districtsleiding. Verder maken zij weegdocumenten zodat met een verdachte aan de slag kan worden gegaan en doen zij specifieke bevragingen die het team zelf niet kan doen. Naast de informatiedesk werken er in de districten ook nog een wachtcommandant en een GMS’er, die meldingen uit het meldkamerscherm veredeld met informatie uit de politiesystemen. Dit zijn mensen die onderdeel uitmaken van het DHV-team en dus niet formeel op de lijst staan van de informatieorganisatie, maar hier wel een belangrijke rol hebben. Zij zijn namelijk vraagbaak voor de DHV-agenten op straat wanneer zijn extra informatie wensen over een melding waar zij naar toe gaan. De wachtcommandant heeft vooral een coördinerende taak en de GMS’er zoekt naar informatie in de systemen (dit zijn overigens minder systemen dan waar collega’s van de informatiedesk in kunnen kijken). Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag of er op het adres waar de melding betrekking op heeft, mensen wonen die al bekend zijn bij de politie. Dit om de veiligheid van agenten op straat te bevorderen. In de nieuwe politieorganisatie zal deze functie hoogstwaarschijnlijk verdwijnen. Verandercontext Bij de implementatie van FoBo zal rekening moeten worden gehouden met de aard van het werk van de agent in de Rotterdamse regio: het werk kenmerkt zich in een deel van de regio door veel meldingen en korte aanrijdtijden. Dit is van invloed op de wijze waarop FoBo georganiseerd moet worden, wil het daadwerkelijk effect hebben. Ook organisatieontwikkelingen zijn van invloed op een succesvolle invoering van FoBo. In de eerste plaats gaat het dan natuurlijk om de komst van de Nationale Politie. Op dit moment bestaat er nog veel onduidelijkheid hoe de organisatie er precies zal komen uit te zien en welke positie men krijgt binnen het nieuwe bestel. Dat maakt dat de implementatie van FoBo niet de enige prioriteit zal zijn. Verder staat de invoering van FoBo in de regio niet op zichzelf, maar zal moeten aansluiten bij het RTIC dat men aan het bouwen is op centraal niveau. Het RTIC bevindt zich o.a. bij de meldkamer en de belangrijkste
120
Landelijke invoering FoBo
taak van het RTIC is om real timeagenten op straat te voorzien van informatie zodat zij hun werk beter geïnformeerd en ook veiliger kunnen doen. Dagelijks zijn hier twee mensen aan het werk. Uit onderzoek blijkt dat dit rond de 14 meldingen per dag oplevert. De kans dat je als collega een ervaring opdoet met het RTIC is dus gering.6 De kunst zal zijn om in deze regio FoBo en het RTIC met elkaar te verweven. Het idee op dit moment is om een deel van FoBo binnen het RTIC te organiseren. Hierbij gaat het vooral om het verstrekken van informatie. De verdere verwerking wil men op districtsniveau organiseren. Er wordt op dit moment gewerkt aan één gezamenlijk projectplan waarin RTIC, FoBo en nog een aantal andere zaken een plek zullen krijgen. 3.4 Zuid-Holland-Zuid Gebiedskenmerken De politieregio Zuid-Holland-Zuid ligt voor het grootste gedeelte in de provincie Zuid-Holland en voor een klein deel in de provincie Utrecht. De regio kenmerkt zich door zowel stedelijk als landelijk gebied. Daarnaast ligt er in de regio een groot knooppunt van belangrijke doorgaande snel- en waterwegen. Ook de Betuweroute en de Hogesnelheidslijn doorkruisen een deel van het gebied. De landelijke en stedelijke kenmerken van Zuid-Holland-Zuid maken dat er sprake is van verschillende problematieken. Zo zijn er in Dordrecht de typische problemen van de grote stad: jeugd, kansarme wijken, huiselijk geweld, drugsoverlast. Daarnaast is er ook een groot gebied waar het relatief rustig is: de criminaliteitscijfers zijn er laag, wel is er zo nu en dan sprake van seriecriminaliteit, zoals diefstallen uit auto’s en woninginbraken.
6
M. den Hengst, H. Regterschot en E. van der Torre: Real-Time Intelligence Center. Actieonderzoek. Politieacademie, december 2011.
3 Context
121
Basisteams Binnen Zuid-Holland-Zuid zijn ruim 1.200 mensen werkzaam. De regio zelf bestaat uit drie districten: Dordrecht-Zwijndrechtse Waard, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Hoeksche Waard. Net als in Rotterdam-Rijnmond is de noodhulp apart georganiseerd. Per district is een apart noodhulpteam actief. Daarnaast bestaat elk district uit een aantal wijkteams. Het district Alblasserwaard-Vijfherenlanden is verdeeld in tien wijkteams, waaronder het FoBo-pilotteam Leerdam. Dit team bestaat formatiefuit 5 wijkagenten en vier wijkteamleden, de feitelijke bezetting ligt momenteel lager vanwege ziekte. Wijkagenten en wijkteamleden vormen samen de ogen en oren van de wijk en nemen het wijkwerk voor hun rekening. Met de komst van de robuuste basisteams zal een einde komen aan de scheiding tussen noodhulp en wijkteam. Elke district kent een recherche-eenheid met een chef, een coördinator en verschillende rechercheurs. Op regionaal niveau is er een afdeling voor zware en ernstige criminaliteit. Op dit niveau zijn ook procescoördinatoren en zaakvoorbereiders aanwezig die zich bezig houden met het in kaart brengen van trends en naar aanleiding daarvan zaken aandragen bij de districten die zij vervolgens moeten oppakken. Informatieorganisatie Het afgelopen jaar zijn er binnen Zuid-Holland-Zuid al diverse veranderingen in gang gezet rond de informatieorganisatie. Deze zijn nog in volle gang, vandaar dat in deze paragraaf de formele indeling wordt geschetst van de informatieorganisatie. De informatieorganisatie is zowel op regionaal als districtsniveau georganiseerd. Elk district in Zuid-Holland-Zuid heeft een informatie- en coördinatiecentrum (ICC). Daar worden hoofdzakelijk briefings en rapportages gemaakt en is ook de proces-verbaal-administratie ondergebracht. Daarnaast heeft elk team een Team Informatie Coördinator (TIC) die de IGP-opdrachten coördineert en uitzet. Ook de divisie recherche kent een ICC. Deze houdt zich bezig met zaken op regionaal niveau of de zaken die de politieregio overstijgen. Verder zijn er binnen de regio nog een Regionale Inlichtingen Dienst (RID) en een Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) die op regionaal niveau zijn georganiseerd.
122
Landelijke invoering FoBo
Verandercontext Zuid-Holland-Zuid staat niet geheel blanco ten opzichte van FoBo: een deel van het korps, de noodhulp, werkt al met een vorm van FoBo. Dat houdt in dat tussen 07:00 uur en 23:00 uur mensen beschikbaar zijn die de noodhulp ondersteunen met het verwerken van informatie. Daarnaast voegen zij ook informatie toe aan meldingen. Overigens is de afspraak gemaakt dat blauw op straat zelf geen contact opneemt met FoBo, maar dat de mensen van FoBo contact opnemen met hen zodra zij klaar zijn bij een melding. Dit om te voorkomen dat de telefoon van FoBo overbelast raakt. Er wordt op dit moment immers gewerkt met een minimale bezetting die zich vrijwillig heeft opgegeven. De ervaringen binnen het korps lijken positief te zijn. Er worden bijvoorbeeld minder zaken in E-40 formulieren, een restcategorie in BVH, gezet waardoor trends beter in beeld kunnen worden gebracht. Wel moet worden opgemerkt dat andere afdelingen aangeven dat zij op dit moment te weinig mensen hebben, omdat een deel van het personeel werk verricht voor FoBo. De meningen zijn overigens verdeeld of dit aan FoBo ligt. Omdat in Zuid-Holland-Zuid reeds een FoBo pilot liep in de noodhulp, is besloten om deze pilot uit te voeren in een wijkteam, namelijk Leerdam. Een belangrijk argument was ook dat daar op dit moment een personeelstekort is waardoor een interventie als FoBo extra waardevol zou kunnen zijn. Overigens blijkt uit onderzoek van het korps dat wijkagenten in het pilotteam relatief weinig muteren, een extra aandachtspunt voor FoBo. Dit kan uiteindelijk de gehele informatiepositie van het korps verbeteren. Er wordt verder aangegeven dat FoBo er voor moet waken dat de focus niet alleen bij de aanpak van kleine incidenten komt te liggen ten koste van de ingewikkelde georganiseerde zaken. Hoewel men in het korps positief staat tegenover FoBo, speelt ook hier mee dat er meerdere veranderingen op stapel staan. Zo is men op dit moment intensief bezig met het proces van e-briefing wat maakt dat niet alle tijd aan FoBo kan worden besteed. Verder geldt ook in deze regio dat verschillende mensen op verschillende niveaus bezig zijn met concepten zoals FoBo. Bovendien loopt er vanuit de regio zelf een traject waarin gekeken wordt op welke wijze de informatieorganisatie het beste kan worden ingericht. FoBo zal daarbinnen ook een plek moeten krijgen.
3 Context
123
3.5 Fryslân Gebiedskenmerken Het verzorgingsgebied van het korps Fryslân bevat de hele provincie Friesland, waaronder ook vier Waddeneilanden vallen: Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. Het totale oppervlakte van het werkgebied van de politie bedraagt ruim 5.700 vierkante kilometer. De provincie heeft een open landschap en is waterrijk. Een groot deel van de provincie grenst aan het water. In het zuidwesten is dit het IJsselmeer, in het westen en noorden de Waddenzee, daarboven de Noordzee. De belangrijkste verkeersaders die door de provincie lopen zijn de A6, A7, A31 en A32. De A7 doorkruist de gehele provincie en loopt vanaf de Afsluitdijk naar Groningen. Het werkgebied van basisteam Sneek (pilotteam FoBo) wordt gekenmerkt door grote stukken uitgestrekt landschap met veel water. Team Sneek heeft onder andere te maken met grootstedelijke problematieken (horecaoverlast, drugshandel, extreem problematische personen/ggz). Friesland is een plattelandsregio met een aantal stedelijke kernen. De grootste hiervan zijn Leeuwarden, Drachten, Sneek en Heerenveen. De regio bestaat uit 31 gemeenten met in totaal ongeveer 625.000 inwoners. In de zomerperiode is sprake van veel toeristen. Met name de Waddeneilanden, het merengebied en het bosrijke gedeelte in het zuiden van de provincie zijn in trek. Bijzondere vormen van politie-inzet zijn vereist tijdens jaarlijkse evenementen als het Skûtsjesilen en de Sneekweek. Jaarlijks wordt aangifte gedaan van ongeveer 28.000 misdrijven. Bij de meldkamer van de politie worden 60.000 tot 70.000 incidenten gemeld. Het politieservicecentrum ontvangt jaarlijks ongeveer 240.000 telefoontjes over niet spoedeisende zaken. Naast de landelijke prioriteiten zoals geweld, veilige wijken, jeugdcriminaliteit en gericht verkeerstoezicht is sprake van regionale speerpunten. Dit zijn onder andere vakmanschap, gebiedsgebonden werken en het Shared Servicecenter Noord (SSC-Noord).
124
Landelijke invoering FoBo
Basisteams Binnen korps Fryslân werken ruim 1.600 medewerkers (ruim 1.200 fte’s). Ongeveer 80% hiervan is in het primaire proces werkzaam. Het korps Fryslân bestaat uit een 2-lagen structuur: het korps kent geen districtelijke laag, de basisteams zijn direct verantwoording verschuldigd aan de korpsleiding. De basispolitiezorg wordt verzorgd vanuit 11 politieteams: Noord-Oost, Wâld en Wetter, Smallingerland/Opsterland, Heerenveen, Joure/Lemmer, Stellingwerf, Leeuwarden, Wad en Land, Middelsee, Snits& Wymbritseradiel en Iselmarkust. In iedere gemeente is een politiebureau aanwezig. De teams handelen meldingen en incidenten af, zorgen voor toezicht en controle en pakken lichtere vormen van criminaliteit aan (zoals vernielingen en aanhoudingen van winkeldieven). Noodhulp maakt integraal onderdeel uit van de teamwerkzaamheden, tezamen met gebiedsgebonden politiezorg en opsporing in de vorm van een Crimeteam (in geval van lichtere vormen van criminaliteit). Per werkgebied rijden standaard 2 noodhulpauto’s, eventueel aangevuld met extra auto’s die vanuit de teams ingezet worden om te kunnen ondersteunen. De aanrijtijden kunnen door het grote werkgebied relatief lang zijn (een ronde om het werkgebied van Sneek bedraagt bijvoorbeeld ruim 2 uur). In de zomer is sprake van watertoezicht. Het KLPD heeft hiertoe 3 boten tot haar beschikking. Sommige basisteams, waaronder het team Sneek hebben eveneens een boot. In de zomer vinden bijna dagelijks patrouilles op het water plaats. De capaciteit hiervoor komt niet enkel vanuit team Sneek, maar wordt ook geleverd vanuit de omliggende basisteams Bolsward en Joure. Politiekorps Fryslân heeft 3 rechercheteams. Het korps werkt op dit gebied sinds 2007 samen met de korpsen van Groningen en Drenthe in de Noordelijke Recherche Eenheid (NRE). Misdrijven met een meer ingewikkeld karakter of waarvan de behandeling veel tijd vergt en waarbij speciale expertise nodig is worden door de recherche behandeld. De NRE is opgestart om door middel van samenwerking een grotere slagkracht te krijgen zodat sprake is van een efficiëntere werkwijze. Ook streeft men naar een verbetering van de kwaliteit.
3 Context
125
Informatieorganisatie Korps Fryslân beschikt overeen gecentraliseerde informatiedienst:de Centrale Informatie Dienst (CID).Daarnaast zijn er op de teams Team Informatie Diensten (TID’s). De CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid) is op bovenregionaal niveau georganiseerd binnen de SSC-Noord. Korps Fryslân kent een zogenaamde ‘verkeerstoren’. Deze is opgezet om de informatievoorziening te stroomlijnen. Steeds is sprake van positiebepaling: wat is er binnen, wat is er gebeurd en wat betekent dat voor de volgende 8 uur. Briefings vormen hierbij een belangrijke rol, met op individueel niveau een belangrijke rol voor de Coördinator Operationele Zaken (COZ), de chef van de dag en het wijksecretariaat (de prio 3 en 4 meldingen). De COZ bekijkt de informatie die door de BCI (Bureau Coördinatie en Informatie) aangeleverd wordt. Dit is informatie uit de omgeving: van gepleegde misdrijven tot signaleringen en aandachtsvestigingen. De COZ selecteert hieruit de relevante gegevens voor het team (op basis van nabijheid, prioriteit en hoe vaak het al vertoond is in de briefing) en deze informatie wordt in de briefing gezet. Verandercontext In 2007 is politiekorps Fryslân samen met de korpsen Groningen en Drenthe een grootschalige reorganisatie gestart teneinde efficiencywinst te realiseren en de ondersteunende diensten te optimaliseren. Dit heeft geresulteerd in het Shared Servicecenter-Noord (SSC-Noord). Een groot deel van de ondersteunende diensten van de politiekorpsen is hierbij geïntegreerd in één gemeenschappelijk onderdeel. Samengevoegd zijn de financiële en facilitaire dienstverlening, personeelsondersteuning, functioneel beheer, juridische dienstverlening, voorzieningen voor conflict- en crisisbeheersing, het politieservicecentrum, de gemeenschappelijke meldkamer en de rechercheondersteuning. In de noordelijke regio worden voorbereidingen getroffen voor een 24 uurs infodesk in Drachten met een RTIC-opzet. Begin juni 2012 is daartoe in Drachten bij de meldkamer een pilot gestart met een extra informatiedesk met drie personen waar ‘droog geoefend’ wordt met de mogelijkheden van extra informatieverschaffing bij meldingen. Die maakt onderdeel uit van een ‘stap voor stap’ benadering om een zo breed mogelijk draagvlak te ontwikkelen. In het kader van het implementatie-
126
Landelijke invoering FoBo
traject voor FoBo trekt de regio Fryslân samen op met de regio Drenthe. Daar wordt na de zomer van 2012 een start mee gemaakt. 3.6 Drenthe Gebiedskenmerken Het verzorgingsgebied van politiekorps Drenthe bedraagt de gehele provincie Drenthe. De provincie bestaat uit 12 gemeenten en telt bijna 500.000 inwoners. Het werkgebied van de politie omvat bijna 2.700 vierkante kilometer.Drenthe is de dunst bevolkte provincie van Nederland. De provincie grenst in het noorden aan Groningen, in het westen aan Friesland en in het zuiden aan Overijssel. Het oosten van de provincie grenst aan de Duitse deelstaat Nedersaksen. Er is sprake van een afwisseling van stedelijk en landelijk gebied. De grootste plaatsen uit de provincie zijn Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel. Per basiseenheid kan sprake zijn van een groot werkgebied en lange aanrijtijden. Door de centralisering van de arrestantenzorg in Drenthe moeten sommige basiseenheden veel tijd investeren in reistijd. De belangrijkste autosnelweg, de A28, doorkruist de provincie van noord naar zuid. De A32 bij Meppel en de A37 bij Hoogeveen zijn beiden afsplitsingen van de A28. Toeristische trekpleisters in de provincie zijn het NoorderDierenpark in Emmen en de TT-races op het circuit in Assen. Het aantal prio-1- en 2-meldingen in de regio Drenthe is vrij laag. Het korps heeft onder andere prioriteiten op het gebied van de aanpak van overvallen en verkeer. Basisteams Korps Drenthe heeft een sterkte van ruim 1.300 medewerkers (ruim 1.200 fte’s). Het korps is verdeeld in drie districten: district Noord (met de gemeenten Aa en Hunze, Assen, Noordenveld en Tynaarlo), district Zuid-Oost (met de gemeenten Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen) en district Zuid-West (met de gemeenten Hoogeveen, Midden-Drenthe, De Wolden, Meppel en Westerveld). In 2011 is de regio Drenthe van negen naar zes basiseenheden terug gegaan (twee per district). De noodhulp is binnen deze eenheden geregeld en komt vanuit de basiseenheden van het betreffende district. Er is sprake van een groot werkgebied voor de verschillende eenheden.
3 Context
127
Bij de vorming van de Nationale Politie zullen de noordelijke korpsen Groningen, Friesland en Drenthe samengaan. Er zullen nieuwe robuuste teams gevormd worden, die groter zijn dan de huidige basiseenheden. Voor Drenthe betekent dit dat in een tijdsbestek van ruim een jaar van zes eenheden vervolgens overgegaan wordt op drie basiseenheden (ZO, ZW en Noord). In de huidige situatie is reeds sprake van ‘gedwongen samenwerking’, voornamelijk omdat sprake is van capaciteitsproblemen. Om de noodhulpbezetting rond te krijgen werken de verschillende basisteams nu al samen. Binnen de huidige basiseenheden zijn noodhulp, opsporing, gebiedsgebonden politiezorg en de afhandeling van veel voorkomende criminaliteit geregeld. Rechercheactiviteiten zijn georganiseerd op districtelijk niveauin Assen, Emmen en Hoogeveen. Daarnaast zijn er binnen veel basisteams crimeteams, die opsporingszaken oppakken. Het crimeteam bestaat over het algemeen uit een aantal vaste medewerkers, afkomstig uit de basiseenheid. Daarnaast worden aan noodhulpmedewerkers eveneens opsporingszaken uitgereikt. Deze worden vervuld naast de reguliere werkzaamheden in de noodhulp. Momenteel is de regio Drenthe bezig met het samenvoegen van de opsporingseenheden in verschillende basiseenheden, zodat een gezamenlijk crimeteam opgestart kan worden. Informatieorganisatie Net als de regio Fryslân is de regio Drenthe onderdeel van het SSCNoord. De CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid) valt hier bijvoorbeeld onder. Op korpsniveau is sprake van een RIK (Regionaal Informatie Knooppunt) en de RID (Regionale Informatie Dienst). Op districtelijk niveau vindt ondersteuning plaats door de afdeling bedrijfsbureau en in de basiseenheden zelf.De producten en diensten die door de RIO geleverd worden, worden samen met de regio’s Groningen en Fryslân doorontwikkeld, omdat sprake is van samenvoeging van de parketten van het OM. De werkvoorbereiding zorgt onder andere voor aanlevering van het materiaal voor de briefing en het verzamelen van informatie. Het standaard briefingsmateriaal wordt aangeleverd door het Infohuis in Assen. De werkvoorbereiding houdt soms zelf informatie bij over bijvoorbeeld personen in mappen op de computer (bijvoorbeeld foto’s), zodat dit ge-
128
Landelijke invoering FoBo
bruikt kan worden in de briefing. Ook levert zij soms informatie aan de meldkamer bij ad hoc situaties waar zij aanvullende informatie kunnen verschaffen.Na de vorming van de Nationale Politie is het de bedoeling om in elke basiseenheid een informatieknooppunt te hebben (BIK). Die ontwikkeling is feitelijk begonnen. Zo wordt na de zomer van 2012 voor wat straks de nieuwe basiseenheid ZO Drenthe is, de BIK vorming al in gang gezet.In de noordelijke regio’s als geheel worden voorbereidingen getroffen voor een 24 uurs infodesk in Drachten met een RTIC-opzet. Begin juni 2012 is daartoe in Drachten bij de meldkamer een pilot gestart met een extra informatiedesk met drie personen waar ‘droog geoefend’ wordt met de mogelijkheden van extra informatieverschaffing bij meldingen. Die maakt onderdeel uit van een ‘stap voor stap’ benadering om een zo breed mogelijk draagvlak te ontwikkelen. Verandercontext Binnen het korps Drenthe is een team van District Noord al op zelfstandige basis gestart met een FoBo-achtige werkwijze, gestimuleerd door de projectleider FoBo voor de noordelijke regio’s. Die is aangesteld om het implementatietraject van FoBo te ondersteunen en te begeleiden. In de huidige situatie vindt incidenteel ondersteuning aan de hand van het aanleveren van informatie plaats door bijvoorbeeld een medewerker van de werkvoorbereiding die meeluistert met de meldkamer. Het FoBo-concept wordt primair geassocieerd met administratieve ondersteuning en de reductie van administratieve lasten voor de dienders op straat. Door de ontwikkelingen in de afgelopen maanden op het gebied van RTIC en FoBo lijkt er wat scepsis (geweest) te zijn over FoBo als ‘instrument dat uitgerold wordt’. Vanuit operationeel leidinggevenden bestaat dan ook de wens om klein met FoBo te beginnen: op gezette tijden bij enkele teammedewerkers ondersteuning door middel van de backoffice te genereren. Er is behoefte om de backoffice (in ieder geval in het eerste stadium) in het basisteam zelf te plaatsen. Dit omdat sprake is van directe nabijheid en het bevorderen van de positieve houding jegens het werken met FoBo van de teamleden. Een belangrijke ontwikkeling is om ervaring met FoBo op te doen tijdens grootschalige evenementen, bijvoorbeeld bij de TT in Assen, eind juni 2012, gekoppeld aan ZSM.
3 Context
129
In het kader van het implementatietraject voor FoBo, trekt de regio Drenthe op met de regio Fryslân. In de oorspronkelijke plannen is na de zomer van 2012 de start van FoBo voorzien. Er vinden in het aanlooptraject gesprekken plaats over de bezetting van de backoffice. Hoe komt deze eruit te zien, waar haalt men de capaciteit vandaan (afspraak is dat deze niet uit de basiseenheden gehaald zullen worden). Ook wordt gesproken over een competentieprofiel van de medewerkers van de backoffice en waar de backoffice geplaatst dient te worden. Dit moet mogelijk in lijn gezien worden met de ontwikkelingen van het RTIC bij de vorming van de Nationale Politie. Andere ontwikkelingen die in het licht van FoBo gezien kunnen worden zijn onder andere ZSM en Meer Heterdaadkracht. In Drenthe is iedere basiseenheid in bezit van een PROGIS-zuil (ten behoeve van de identificatie van verdachten). Het kost extra tijd om verdachten door de PROGIS-zuil te voeren, zonder dat hier capaciteit voor is vrijgemaakt. De behoefte aan werkwijzen die de lastendruk kunnen verminderen wordt in dit kader dus alleen maar groter.
130
Landelijke invoering FoBo
2
2
Het geladen alarmpistool in Coevorden
131
Het geladen alarmpistool in Coevorden Maart 2012
Geïnformeerd op straat komen ‘Ik heb eerst maar wat informatie bij elkaar geschraapt’ zo vertelt Meindert. Samen met Anja bemant hij deze middag en avond de Noodhulp in de late dienst. Meindert heeft zo’n 10 jaar ervaring, Anja is in de laatste fase van haar opleiding. Ze hebben net de briefing gehad van de Chef van Dienst en van de Werkvoorbereider. Nu zijn ze nog even voor de laatste loodjes op het Bureau. Martijn verzamelt de adressen van de ‘aandachtsvestigingen’ die net op de briefing gepasseerd zijn. Daar wil hij langs rijden. ‘Dan ben ik er op voorbereid als ik er later snel heen moet. Ik kan altijd nog horen via de Meldkamer, wat er in de briefing gepasseerd is, maar ik ben liever eerst op de aangegeven plekken geweest. Daarnaast ga ik naar een paar mensen met een PAPOS, een openstaande boete. En mij is gevraagd een dagvaarding langs te brengen. Zolang ik geen opdrachten van de meldkamer krijg.’ Meindert: ‘Zo breng ik structuur in mijn werk aan. Wat mij betreft zou meer sturing vanuit de briefing prima zijn.’ Terug naar de briefing. Wat is gepasseerd? De chef van Dienst heeft geen uitgesproken opdrachten maar meldt wel enkele laatste nieuwtjes, zoals een aangifte, een illegale bomenkap en een getuige die zich heeft gemeld n.a.v. een inbraak. Dan is de Werkvoorbereider, Harmen, aan de beurt met incidenten in het afgelopen weekend, zoals vernielingen, en een tiental ‘aandachtsvestigingen’. Personen, soms met foto, om wier aanhouding verzocht wordt of auto’s met kenteken. Bij een enkele wordt toegevoegd dat zij mogelijk een vuurwapen bij zich kunnen hebben. Ik zie Meindert en Anja druk in hun notitieboekje schrijven en vraag me af hoe ze deze informatie, al is het niet allemaal nieuw voor hen, onthouden c.q. paraat hebben als het op handelen aankomt.
132
Landelijke invoering FoBo
We stappen in de auto, ruim een half uur na de briefing. Anja heeft ondertussen een mutatie ingevoerd van iemand die aan de balie is geweest met een klacht, waarbij zij de assistente daar te hulp is geschoten. ‘Ik zal het noteren maar ik kan er zo nog niets mee doen’.
Van systeem naar straat We beginnen met het langsbrengen van de dagvaarding bij een eengezinswoning in een buitenwijk. Ondertussen pratend over de twee kanalen bij de Meldkamer in Drachten. Het 1e kanaal is het Noodhulpkanaal dat in ‘de oortjes’ van Meindert zit en de opdrachten geeft. Het 2e kanaal is het Informatiekanaal. Dat kanaal is naast de Meldkamer gevestigd. Daarop zit een aparte gespreksgroep waar o.a. kentekens opgevraagd kunnen worden of persoonsgegevens. Erg enthousiast zijn Meindert en Anja er niet over. Het ernaartoe schakelen kost tijd en zeker als je alleen bent, heb je die niet; dat moet dan door de collega gebeuren. ‘Vroeger zat het in Assen, bemand door mensen die onze taal spraken en de lokale situatie kenden. Dat scheelt.’ Van een collega van Meindert en Anja, hoor ik die middag op het bureau overigens dat het 2e kanaal niet in alle systemen kan. Hij had iemand aangehouden die naar later bleek ook voor vernieling en brandstichting werd gezocht, maar dat kon men hem bij het 2e kanaal niet vertellen. En die tot zijn frustratie nu, vrij rondlopend, weer in de briefing voorkomt. Inmiddels zijn we op het te bezoeken adres beland voor het langsbrengen van de dagvaarding. Een vrouw doet open en zegt dat haar man al in de gevangenis zit en noemt de datum waarop hij moet voorkomen. ‘Moeten jullie daarvoor met z’n drieën langskomen?’ Meindert voelt zich voor joker staan en biedt zijn excuses aan voor deze communicatiestoornis. ‘Dat komt niet erg professioneel over’, zegt hij weer terug in de auto tegen mij. ‘Dan zie je dat ook ‘s.’
2
Het geladen alarmpistool in Coevorden
133
Een toevallige aanhouding: een alarmpistool We vervolgen onze route naar een PAPOS klant, die op zijn laatste adres in het centrum niet meer aanwezig blijkt te zijn. Twee buurvrouwen noemen een huis in de buurt waar hij zal zitten, ondertussen aangevend dat zij veel overlast van hem hebben gehad en dat ze blij zijn dat hij weg is. Dus gaan we door naar de aangegeven plek in het centrum. Maar dan gaat alles anders. Op de Markt zien Meindert en Anja een auto met Duits kenteken en drie jonge jongens erin. Meindert doet het Stoplicht aan. ‘Er is hier nogal wat drugshandel van jongeren vlak over de grens’, zo weet Meindert. Twee jongens stappen uit, Meindert en Anja erheen. Ik zie een druk geredeneer. Ik blijf op een afstand, bij de politieauto, zoals we hebben afgesproken. Wat blijkt? Anja ziet een van de jongens wat wegmoffelen in de console, waarop Meindert de berijder verzoekt het dashboardkastje te openen. Dat doet hij. Meindert ziet een doosje knalpatronen en daarachter een doos met het merk Rohm erop: een alarmpistool. De jongens worden aangehouden en verzocht - achter de politieauto - in hun eigen auto mee te gaan naar het bureau.
De afhandeling Rijdend naar het bureau vertelt Meindert dat hij vroeg het dashboardkastje te openen mede omdat Anja dacht dat een van de jongens wat wegmoffelde. Maar de auto doorzoeken daar heeft hij geen bevoegdheid toe. Het openen van het dashboardkastje deed de berijder uit vrije wil. ‘En dat alarmpistool, daar gaat het me om, dat moet van de straat af.’ Anja vraagt zich af in hoeverre dit rechtmatig zal blijken en vermoedt dat ze de komende uren hier wel zoet mee zullen zijn. En dat ze dus hun plannen voor hun dienst zullen moeten omgooien en niet meer opgeroepen kunnen worden door de Meldkamer. Op het bureau wordt de dienstdoende hulpofficier van justitie gebeld. Die verschijnt na een uur vanuit Assen. Het wapen blijkt overigens geladen te zijn. Heeft Meindert rechtmatig van zijn bevoegdheden gebruik gemaakt in hun auto? ‘Ja, niets mis mee’, vindt de hulpofficier, die de verdachte kort verhoort en beslist tot voorgeleiding. Inmiddels is het
134
Landelijke invoering FoBo
ruim na 17.00 uur, is het bureau dicht en zijn Meindert en Anja met z’n tweeën over om het verder af te handelen. Nu begint het opmaken van een proces verbaal via de tolkentelefoon, die onmiddellijk beschikbaar blijkt. Meindert verhoort de Duitse jongen uitgebreid (zijn kornuiten zijn in de auto achtergebleven) terwijl Anja zijn antwoorden intypt, een klus die ruim een half uur in beslag neemt. Hij antwoordt niet te weten dat het wapen in Nederland verboden is. In Duitsland is dat niet zo. Als hij eraf komt met een transactievoorstel zal hem dat zo’n € 200, - kosten, maar hij heeft slechts € 40, - bij zich. De Duitser zegt geen advocaat nodig te hebben, gaat akkoord met het in beslag nemen van zijn wapen en vernietiging daarvan, en tekent een verklaring daarover. Tot slot belt Martijn de piketofficier van justitie voor de toetsing en vertelt het hele verhaal, ook over zijn eigen twijfel over zijn rechtmatig handelen. Ook als hij de bestuurder staande houdt in het kader van de Opiumwet, zoals nu is gebeurd, had de bestuurder kunnen weigeren het dashboardkastje open te maken. Maar hij deed het vrijwillig. Intussen heeft het informatiekanaal bij de Meldkamer in de systemen gezien dat hij niet in Nederland gesignaleerd staat en dat er geen internationaal opsporingsbevel is uitgevaardigd. Maar in de Duitse systemen kan men niet, en die relatie is kennelijk ook niet gelegd. De piketofficier beschouwt de dagvaarding als OK en besluit niet tot strafvervolging over te gaan. ‘Laat het een goede waarschuwing voor hem zijn; de volgende keer wordt het een strafvervolging’. Meindert vindt het prima. De Duitser wordt met het uitgeprinte proces verbaal heen gezonden. Terugblik/discussie - ‘Het was een setting met weinig keuzes’, vertelt Meindert. ‘Ik wil dat wapen beslist van de straat, en dat is gelukt. Ik vind het opzoeken van de grenzen hartstikke leuk. Dat alarmpistool wordt hier in 9 van de 10 gevallen bij overvallen gebruikt, ik vermoed dat ze dat niet in de zin hadden, maar je weet het nooit. Het houdt wel in dat je samen voor de afhandeling minstens twee uur kwijt bent, de voorgenomen route die avond maar gedeeltelijk kan afwerken en niet meer beschikbaar bent voor oproepen.’ Achteraf blijken er in die tijdsperiode twee geweest te zijn: huiselijk geweld en een brand. Daar zijn de collega’s van de andere Noodhulp auto’s in Exloo en Emmen op afgegaan.
2
Het geladen alarmpistool in Coevorden
135
- Er is dus geen ondersteunende capaciteit voor de afhandeling - het bureau is al dicht, de mensen naar huis - , waardoor de Noodhulp de straat niet op kan. ‘Daar hebben we de mensen niet voor.’ ‘De waan van de dag’ zoals dat genoemd wordt, doorbreekt alles en trekt een sleepnet vol administratieve werkzaamheden achter zich aan. Zo kan het gebeuren dat beiden nog 2 x ¾ uur rijden naar Assen voor de kiezen hadden gehad, als de overtreder naar een cel gebracht had moeten worden. Meindert: ‘Dat betekent dat als je ’s ochtends om 6.00 uur iemand aanhoudt, je zeker weet dat je om 08.00 uur niet thuis bent van de nachtdienst.’ - Een gedegen kennis/inschatting van de justitiële voorwaarden en praktijken blijkt essentieel te zijn voor een kwaliteitsvolle vakuitoefening op straat. - Zou, op grond van de geluiden van vandaag, de betekenis voor blauw van het informatie kanaal als bruikbare backoffice niet vergroot moeten worden als we FoBo-achtige voorzieningen willen treffen?
136
Landelijke invoering FoBo
3
3
Een dag noodhulp in Sneek
137
Een dag noodhulp in Sneek april 2012
07.00 uur aan de koffie
Pech gehad op deze maandagochtend. De Noodhulp van de vroege dienst waarmee ik vandaag meega, is 20 min. geleden al weggegaan voor een inbraakmelding. De auto is bemand met Auke en Barteld. Met hen zal ik vandaag optrekken. Het is de enige auto in de vroege dienst. Het is even wachten op hen tot ze terugkeren. Ik zit met vier man die op weg gaan naar IBT (Integrale Beroeps Training in Drachten) aan de koffie. De stemming is jolig. Ondertussen passeren wat belevenissen de revue als ik kenbaar heb gemaakt als actieonderzoeker voor FoBo te komen. Er wordt verteld dat in Almere waarmee iemand contacten heeft ‘de afhandeling makkelijker is geworden’ doordat blauw mutaties kan doorgeven. Of er ook ‘aanvoer van informatie naar de auto is’ is niet bekend. Een heeft laatst op zondagochtend geklokt hoe lang het opvragen van informatie duurt bij het informatiekanaal in Drachten: ‘6 ½ minuut wachten op het opvragen van een kenteken. Er zit maar 1 man, veel te weinig.’ Een ander: ‘je kan er net zo goed naar toe rijden’. Grote hilariteit. Belevenissen in de vroege dienst Er zullen voor Auke en Barteld deze dag vier oproepen vanuit de Meldkamer komen en een situatie die ter plekke actie vraagt. Als het even kan zullen die tussen de bedrijven door en anders na afloop administratief door hen afgehandeld worden op het bureau. Ik ga deze dag vooral letten op de informatie die vanuit hen naar het systeem gaat en omgekeerd, zo licht ik toe. En ik zal hen zo nu en dan vragen of ze baat gehad zouden hebben met een FoBo achtige backoffice constructie en hoe dat dan zou kunnen. Dat vinden ze prima.
138
Landelijke invoering FoBo
Laat ik bij het begin beginnen en de situaties en bezigheden schetsen op deze dag. Gevolgd door een weergave van de discussies en reflecties met Auke en Barteld, en met Douwe, een student waarop zij zo nu en dan een beroep doen. Aan het slot maken we de balans op.
7.45 uur
Melding 1: Auke en Barteld keren terug van een oproep voor een inbraak de afgelopen nacht bij een Groenvoorzieningsbedrijf. Zij gaan die muteren vanuit informatie opgeschreven in een notitieboekje. Jammer: de Meldkamer heeft geen tel. nr. genoteerd van de melder. Melding 2: Een wandelaar die zijn hond uitlaat heeft een fiets met een tas achterop aangetroffen langs de weg. Er zit o.a. gereedschap in. Aan een student, Douwe, wordt gevraagd met een medestudent de fiets op te halen. Auke maakt na hun terugkeer een foto van de machine in de tas; er zitten ook handschoenen in en een trainingsbroek. De Meldkamer heeft van beide voorvallen een registratie aangemaakt met tijdstippen, zit in de Meldkamerbak. Nog niet in BVH met een nummer, dat doen Auke en Barteld. Zij typen een ‘Toelichting’ in. Barteld:
‘We moeten de aanhoudingen zelf afhandelen in de tijd dat er geen oproep vanuit de Meldkamer is. In Leeuwarden is dit ook zo. In grotere plaatsen wordt dit opgepakt door crimeteams.
De meeste tijd gaat zitten in minderjarigen die bijvoorbeeld voor een diefstal worden aangehouden. Met een advocaat erbij en de ouders.’
Tegen 09.00 uur: op weg naar twee nieuwe meldingen Melding 3: Naar iemand thuis in IJsbrechtum na een ongeval. Twee fietsers zijn op elkaar gebotst, de aangever heeft letsel opgelopen. En naar Melding 4: een inbraak in een busgaragebedrijf Auke en Barteld berichten de Coördinator Operationele Zaken (COZ) dat ze opgeroepen zijn, en hup, de auto in.
3
Een dag noodhulp in Sneek
139
‘De briefing om 09.00 uur gaat gewoon door, terwijl die eigenlijk voor de Noodhulp is, zou je zeggen. In kleinere plaatsen met minder mensen verplaatsen ze het tijdstip wel, hier niet.’
Hebben jullie nog vragen meegekregen van de COZ ergens op te letten?
‘Nee. Als er niets van de Meldkamer komt, dan zal er wel niets zijn.’
In IJsbrechtum, vlakbij Sneek gelegen, blijkt de man die 112 gebeld heeft wat in de war te zijn van het fietsongeval. Het letsel valt mee, maar hij moet wel naar de EHBO. Er moet straks alleen een mutatie opgemaakt worden, geen aanrijdingsverbaal. Dus snel naar de vierde melding, het garagebedrijf. Bij het busgaragebedrijf, gelegen op een bedrijventerrein in Sneek, is een ruit stuk geslagen waardoor de inbreker naar binnen is gekomen. Er is geen camerabeveiliging.Tussen de scherven ligt troosteloos een lege doos. De chef zegt een magneetboormachine te missen, en de doppen uit de lege doos. Met Auke, Barteld en de chef loop ik de werkplaats door, met allerlei metalige geluiden om ons heen van werkzaamheden aan bussen. De chef kan moeilijk aangeven of hij nog meer mist. Auke laat de chef op zijn smartphone de foto van de die ochtend gevonden machine zien. Dat is hem! Gegevens worden door Auke in zijn boekje genoteerd. Barteld tegen de chef: ‘We zullen de aangifte opmaken, die is om 15.00 uur klaar, dan kunt u hem goedkeuren/ophalen en uw handtekening eronder zetten.’ We vertrekken, een stuk glas met een voetafdruk, gaat mee. Bij het wegrijden zegt Auke bij de eerste inbraak een BMW te hebben gezien met jongen met petje, die nu hier wegreed toen zij kwamen. Verdacht? Auke herinnert zich een kenteken. Barteld toetst het in op een apparaatje op het dashbord, maar geen resultaat. We rijden door Sneek, terug naar bureau. Opeens ontstaat zomaar situatie 5:
140
Landelijke invoering FoBo
Auke en Barteld zien een jongen en meisje (een meisje uit de vorige briefing, zo zeggen ze), die het op een rennen zetten met een fiets, Auke geeft gas, we scheuren er vandoor achter de twee aan. Na 100 m. wil Barteld eruit en hollend verder. Zo geschiedt. Auke verder scheurend via bochtjes in oud-Sneek om de twee aan de andere kant van het water de pas af te snijden. Daar zijn ze niet, omkeren, weer terug. Dan zien we Barteld rustig staan praten met het duo. We stappen uit. Auke gaat de fiets onderzoeken. De meldkamer wordt gebeld. Van het meisje is een opsporingsbevel omdat ze nog boetes heeft openstaan. En volgens het informatiekanaal van de Meldkamer heeft de jongen niet voldaan aan hem opgelegde schorsende voorwaarden na een veroordeling en is niet teruggekeerd van verlof. Dus: aanhouding, want gesignaleerd in OPS. Auke heeft inmiddels vastgesteld dat de code van de fiets is weggevijld. Is de fiets gestolen? Barteld later: ‘Die jongen is net als het meisje een bekende gebruiker, vaak lastig, ik heb al eens met hem gevochten.’ Het hele vrachtje moet naar het bureau. De COZ komt ter assistentie aanrijden met een auto waarin de fiets kan. Ik rijd met hem mee. Er arriveert nog een auto met een Wijkagent die de dame meeneemt, Auke en Barteld nemen de jongen. Tegen 10.30 uur: Kleine dingetjes die fout kunnen gaan Weer terug op bureau blijkt de opgepakte dame die ochtend niet meer op de briefing te hebben gestaan. De boete bleek inmiddels geregeld te zijn. Dus zij kon naar huis, met excuses. Auke belt de parketpolitie in Leeuwarden voor haar vriend. Van hem was het opsporingsbevel sedert 2010 door de OVJ niet ingetrokken, wat wel gemoeten had. Dus hij was bij Justitie vergeten en stond onterecht in OPS. Blijft over: hij wordt verdacht van heling van de fiets. Auke gaat hem verhoren en vraagt intussen de student na te gaan of hij een streepjescode van de fiets kan ontdekken. De streepjescode wordt niet gevonden. Auke:
3
Een dag noodhulp in Sneek
141
‘De jongen en het meisje zijn beiden met excuses heengezonden, ze stonden onterecht in het systeem. Alleen de verdenking van heling blijft over; daarin is de jongen als verdachte verhoord. De fiets had hij aangetroffen bij de Jumbo, zonder slot. Hij doet afstand van de fiets; die wordt in beslag genomen, evenals een mes dat hij bij zich had.’
Auke en Barteld zijn er koel onder: ‘Zoiets kan gebeuren.’ Het loopt tegen 11.30 uur. Verdere afhandeling, alles op papier Tot nu toe zijn Auke en Barteld ca. 2 ½ uur op straat geweest. Na de uitzoekpartijen en het verhoor van de jongen moet alles op papier komen.
Auke zet zich aan de Toelichting in de mutaties voor alle vijf gebeurtenissen van die ochtend: ‘Papierwerk hoort er ook bij.’
Tussendoor wordt door Douwe en de medestudent de foto’s gebracht van de eerste inbraak, op een usb stick. Ze worden naar boven gebracht, naar BCI, om uit te lezen. Er blijken ook auto’s op het terrein te zijn doorzocht, maar er wordt niets vermist. Vervolgens komt er ook aanvullende informatie van de tweede inbraak in de busgarage: er is een trainingsbroek gevonden met een drugsdoosje en een portemonnaie. De studenten worden weer op pad gestuurd om de spullen op te halen. Het is 13.30 uur. Stilte, alleen het drukke en snelle getyp van Auke en Barteld. Het wordt nu racen tegen de klok om alles af te krijgen voor het einde van de dienst, 15.00 uur.
‘Als we nu opgeroepen worden, verschuift alles naar morgen. De mutaties doen we in straattaal, de aangiftes gedetailleerder. Na het opmaken van de aangifte komt er een aanhoudingsverzoek van het CrimeTeam (CT), dat ook de foto’s bekijkt en het in de briefing brengt.’
142
Landelijke invoering FoBo
De studenten arriveren vanaf de busgarage met het gevonden trainingsjack met portemonnaie, waaruit Auke met plastic handschoenen een bankpasje haalt. Hij gaat de eigenaar na in BVH: een veelpleger uit een andere provincie. Het wordt steeds voor de hand liggender dat de twee inbraken van die ochtend met elkaar te maken hebben; morgen gaat het CT ermee verder. Auke gaat naar achteren om de tas verder te onderzoeken die achterop de fiets zat, want alles moet precies omschreven worden. Vervolgens wordt de Technische Recherche (TR) gebeld voor het sporenonderzoek op de tas met de boormachine, de handschoenen en de trainingsbroek. Plus het glas dat Auke heeft meegenomen uit het garagebedrijf; er staat een voetafdruk op, die niet afkomstig is van iemand uit de garage. De TR neemt het verzoek in beraad. Kort daarna bellen ze terug dat de handschoenen in een DNA kit opgestuurd kunnen worden, voor de rest is geen capaciteit. Auke:
‘Dat is wel ’s frustrerend, Friesland mag maar x dingen per maand opsturen’
Auke en Barteld besluiten de handschoenen gewikkeld in de trainingsbroek op te sturen. Barteld muteert nu de man van de aanrijding in IJsbrechtum, Douwe is ook ingeschakeld en bezig met het PV bevindingen van de vondst van het jasje/drugs/portemonnaie. Het resultaat laat hij aan Auke zien. Een minimale aanvulling volgt.’Prima werk’, vindt Auke. Het is inmiddels 14.30 uur. De late dienst is gearriveerd. Als er een oproep komt van de Meldkamer zullen zij dat doen. Auke en Barteld kunnen zich nu concentreren op de afronding van de vijf gebeurtenissen, ze verdelen die onderling en handelen ze niet na elkaar maar springend van de een naar de ander af. Steeds bij de mutaties beginnend. Er moet ook nog een overdrachtsformulier gemaakt worden voor de volgende ploeg.
3
Een dag noodhulp in Sneek
143
De COZ komt aan de bureaus. Hij zal in de briefing van die middag om 15.00 uur melding maken van de diefstallen. Helaas, geen foto van de inbreker bij de eerste inbraak, want BCI kan de foto’s niet uitlezen. De usb stick gaat naar een specialist in Wolvega. Balans, richting FoBo We gaan tellen: vijf gebeurtenissen. Mutaties, aangiftes, PV’s, kennisgevingen van in beslag names (KVI’s), bij elkaar zo’n 10-15 stukken. En allerlei handelingen en contacten er tussendoor. Voor 15.00 uur zal niet alles meer afkomen: de KVI’s, de afwikkeling van de gevonden portefeuille met het pasje en de drugsdoos, en het opsturen naar de TR gaat morgen gebeuren dan hebben Auke en Barteld samen weer dienst. En dan hebben zij er elk 2 ½ uur straatdienst opzitten en 5 ½ uur op het bureau, resp. ruim 30% en bijna 70%. Vraag: ‘wat had vandaag door een backoffice gedaan kunnen worden, hoe hadden ze ondersteund kunnen worden?’ Auke: ‘Wellicht de mutaties en de KVI’s. De aangiftes en PV’s zal toch op ons neerkomen. Een situatie omschrijven als je er zelf niet bij bent geweest is best lastig’. Barteld is iets optimistischer over die ondersteuningsmogelijkheden dan Auke:
‘Je wilt het als politieman toch een beetje bij jezelf houden. Jammer dat er niet zoveel actietijd op straat was vandaag. We zijn vandaag niet naar Drachten gereden om arrestanten weg te brengen. Dat is één uur heen en weer rijden. Aan het aanhoudings PV zou op de backoffice gewerkt kunnen worden als wij op weg terug zijn, dan wordt die tijd benut.’
We raken in discussie of de tweede inbraak, in het garagebedrijf, niet door iemand op een backoffice verder verwerkt had kunnen worden naast de mutatie, als die mogelijkheid er zou zijn. Auke:
144
Landelijke invoering FoBo
‘Het zou mooi zijn als het kan, maar bevindingen op straat en in die garage zijn moeilijk te omschrijven. Ik zet steekwoorden in mijn notitieboekje en werk het op het bureau verder uit.’
Ik vraag Auke wat hij in die garage nu precies heeft aangetroffen. In vier zinnen weet hij mij dat kort en bondig te vertellen. Ik: ‘Als je het zo doet, had je dat dan niet uitstekend kunnen doorbellen?’ Douwe stelt tot slot dat sommigen er een eer in stellen om een mooi stuk af te leveren:
‘Een PV maken is helemaal niet erg, alles netjes op orde en overdragen aan Justitie. Je maakt iets. Maar je zit wel 2/3 van de tijd op kantoor, het is roeien met de riemen die je hebt. Maar iemand anders zal zeggen: ‘ik zit 3 uur achter een beeldscherm.’
Reflectie: wat valt op? 1. Van straat naar systeem: • Een basis om een FoBo-constructie op te zetten bij Noodhulp, is er zeker. Ook bij de Noodhulp van de late dienst als ik die bij hun binnenkomst spreek, zeker wat betreft wat eenvoudiger mutaties. Er is nog enig ongeloof bij de hulp bij het opmaken van een PV. • Wellicht moeten we de werking van een backoffice ondersteuning en ‘de kunst van het doorbellen’ een keer in een proef laten ervaren? Kleine stapjes nemen, geleidelijke ontwikkeling entameren, ‘laten ontstaan in plaats van invoeren’ lijkt op basis van het meelopen op deze dag het meest aangewezen. • Auke is zich kennelijk niet bewust hoe hij in bondige zinnen zijn waarnemingen weet te formuleren. Gewenning aan ‘het gaat zoals het gaat’? Of wordt de afhandeling toch als ‘werk van de agent zelf’ gezien? • Ook de perceptie van het bureauwerk is derhalve van belang. Wordt het gezien als ‘iets dat erbij hoort, een noodzakelijk kwaad’ of juist als ‘iets wat je maakt en voldoening uit haalt’?
3
Een dag noodhulp in Sneek
145
2. Van systeem naar straat Het gebruik van het infokanaal in Drachten voor het geïnformeerd op straat zijn, lijkt geavanceerder te kunnen. Haar status lijkt op basis van de ervaringen vandaag niet erg hoog. In bewoordingen van Auke: ‘ach, ik red me wel, ook met de simpele informatiebevraging op het scherm in de auto. Soms heb ik pas na 10 minuten contact met het infokanaal, dan is het te laat.’ Barteld: ‘Met het apparaatje in de auto om bv kentekens op te zoeken kan ik niet werken, erg onhandig in het gebruik.’ 3. Van straat naar afhandeling: bewerkelijkheid Mooi om een hele dienst mee te maken en te zien hoe allengs bij zoveel afhandelingen voor een toch beperkt aantal gevallen, de snee er het laatste half uur wat uitgaat. Je merkt aan hen en aan jezelf dat de concentratie afneemt. Dat kan ook niet anders: heel veel door elkaar heen, met steeds weer nieuwe impulsen zoals ophalen spullen, er iets mee doen, contact met Justitie, de TR etc. Allemaal kleine - veelal niet administratieve - handelingen die secuur uitgevoerd moeten worden, maar met elkaar veelomvattend. Auke en Barteld: ‘je vindt het vast saai er bij te zitten.’ Ik: ‘integendeel, ik heb bewondering hoe jullie je kunnen concentreren op precieze bewoordingen voor de stukken, met alle praktische afhandelingsonrust er omheen.’ 4. Basiskracht Er lijkt een sterke ondersteuning van elkaar binnen het team te bestaan, zoals bijvoorbeeld de hulp bij het ophalen van het tweetal. Een kracht die als basis kan dienen om een appel te doen op de energie van de BPZ-ers bij de ontwikkeling in FoBo-richting?
146
Landelijke invoering FoBo
4
4
Over Roemenen en parkeermeters in Sneek
147
Over Roemenen en parkeermeters in Sneek mei 2012
Het gebeurt in een smalle steeg in Sneek om 05.00 uur in de nacht van zaterdag op zondag. De zomertijd is net ingegaan, het uitgaanspubliek begeeft zich langzamerhand richting bedstee. Tsjassing en Jabik, twee bikers, hebben nachtdienst. Op hun snelle bikes schieten zij de steeg in. Zij zien twee mannen die zich in de steeg ophouden, schrikken. Kennelijk hebben die op die plek op dat tijdstip geen politie verwacht. De bikers vertrouwen het niet helemaal - ‘in die steeg komt geen uitgaanspubliek, dan weet je dat het niet goed zit’ - en vragen naar hun legitimatie. Het blijken Roemenen te zijn. Navraag bij het informatiekanaal van de meldkamer leert dat hun namen niet in BVH staan.
Geïnformeerd op straat Op dat moment herinnert Tsjassing zich dat hij op het bureau iets over Roemen gelezen heeft in relatie tot het legen van parkeermeters. Heel toevallig, toen hij in de BVH bak van een collega iets moest opzoeken. Voorzover hij weet is het niet op de briefing geweest, althans hij herinnert zich dat niet.
Wat is het geval? Een paar nachten eerder heeft een ambtenaar van de gemeente, 112 gebeld. Op zijn smartphone is een inbraakalarm afgegaan ten teken dat een parkeermeter - voorzien van een sensor geleegd wordt. De ambtenaar spoedt zich naar die plek en ziet dat het onheil al geschied is. De meldkamer maakt van de melding echter geen prio 1/2 melding voor de Noodhulp, maar een 3/4 melding. Een heterdaad in die nacht zit er dus niet meer in. Het wijksecretariaat dat die ochtend dienst doet, noteert de melding van de afgelopen nacht en maakt een mutatie aan.
148
Landelijke invoering FoBo
De bikers vermoeden dat het een wel eens met het ander te maken zou kunnen hebben. Zij bellen voor assistentie waarop de mensen van de Noodhulp zich naar de steeg spoeden. Er volgt een fouillering, waarbij boortjes uit een jaszak komen en de sleuteltjes van een Peugeot. De agenten besluiten de omgeving te doorzoeken: staat de Peugeot in de buurt, is er in de buurt een poging tot inbraak van parkeermeters geweest? Ondertussen houden twee man de wacht bij de Roemenen in de steeg. Zo’n 1 ½ uur zal het duren. Maar dan is er ook resultaat! Twee parkeermeters blijken van onder open geboord te zijn - het vijlsel ligt nog op straat -, en er wordt een boormachine gevonden, verstopt onder een geparkeerde auto. En er is vlakbij een Peugeot met een Iers nummerbord gesignaleerd, waarop de sleutels passen. Onder de achterbank wordt later een tweede accu voor de boormachine gevonden. Het een leidt tot het ander. De forensische opsporing, technische recherche, is inmiddels gebeld en voegt zich bij hen. Zij onderzoeken de automaten, de boortjes die bij de fouillering gevonden zijn, en ook in de auto gevonden boortjes. ‘Wij doen het tactische gedeelte, zij het technische; we vullen elkaar perfect aan.’ Genoeg aanleidingen om de Roemenen als verdachten aan te houden; zij worden in de arrestantenwagen door 2 man overgebracht naar Drachten.
De afhandeling Het is inmiddels zondagochtend 6.30 uur. Tsjassing en Jabik spoeden zich naar het bureau. Zo kan het gebeuren dat zij op een tijdstip dat de dienst eindigt en anderen de slaap uit de ogen wrijven of nog lang niet uit hun bed komen, de afhandeling ter hand nemen. Zij hebben de meeste bevindingen gedaan en spelen de hoofdrol in de verdere administratieve afhandeling. Drie collega’s op het bureau, deels nog van de nachtdienst en betrokken bij het Roemenenvoorval, springen bij. Mutaties, PV’ s bevindingen en in beslagnames, aanhoudingsverbalen, het is allemaal precisiewerk. Om 9.30 uur moet er tussendoor nog even bijgesprongen worden bij de
4
Over Roemenen en parkeermeters in Sneek
149
Noodhulp: een reanimatie van een man in Woudsend. Dat kan er ook nog wel bij. Maar om 12.30 uur zijn de documenten gereed: klaar en naar huis!! Hoe het verder gaat/ het resultaat Het TR onderzoek zal zeker een paar weken in beslag nemen. Vastgesteld wordt dat het ijzervijlsel uit hun kleren overeenkomt met dat onder de parkeermeters. Maar de TR laat vervolgens weten dat zij zich terugtrekt. Er is geen voldoende capaciteit om het technische bewijs verder op te pakken. ‘Er is alleen capaciteit voor moord en doodslag.’ De Roemenen die alles ontkennen worden na twee nachten vrijgelaten. Tsjassing: ‘Wij hebben twee boeven van straat gehaald. Ik heb er een goed gevoel aan overgehouden. Je hoopt op een leuke straf, maar het zij zo. Daar hebben wij op straat geen invloed op. Van de teamleiding hebben we een waardebon gekregen vanwege het getoonde eigen initiatief. Op de volgende zaterdagnacht hebben we daarvan met de collega’s lekkere dingen van de catering laten aanrukken en met elkaar opgegeten.’ Discussie/ terugblik/ reflectie Ik zit ’s middags aan de thee aan de grote tafel met Tsjassing - bij het begin van de late dienst. Tsjassing doet bovenstaand verhaal. Een aantal collega’s aan tafel luisteren zo nu en dan mee en doen soms een duit in het zakje. ‘Die Roemenen hebben twee nachten lekker geslapen en gaan na de douche met gekamde haren weer de straat op. Als het niet hier is , dan is het wel ergens anders. En als het eenmaal tot een veroordeling komt, is het een boete. Die lui vinden ze niet meer terug.’ Tsjassing: ‘Dat mag zo zijn, wij hebben er het maximale uitgehaald, meer was niet mogelijk.’ We raken in discussie over de informatiekant in dit verhaal. Hoe kan je ernaar kijken met een FoBo bril: dus de informatiestroom van front-office naar backoffice (van straat naar systeem) en vice versa (van systeem naar straat)? Van straat naar systeem - Tsjassing: ‘het zit allemaal in je hoofd, kan je al die bevindingen wel waarheidsgetrouw doorbellen als er een backoffice zou zijn?’ - De bikers hebben relatief veel aanhoudingen in het weekend in Horecagebieden omdat ze op de fiets zitten. ‘Je bent wendbaar en men ziet
150
-
Landelijke invoering FoBo
en hoort ons vaak niet aankomen. Vrijwel altijd gaat het om een heterdaad.’ Dan gaat het om voorspelbare vergrijpen als: wildplassen, geweld, overtredingen van de APV of geen legitimatie. ‘Het zou geweldig zijn als je dan iemand op het bureau (backofficeondersteuning) zou kunnen hebben om dat af te handelen.’ Hoe zijn de inspanningen van de bikers in dit geval qua tijd verdeeld, als we die spreiden over de actietijd en de afhandelingstijd op het bureau? Dan komt die globaal uit op 1 : 3.
Van systeem naar straat - Het infokanaal bij de Meldkamer kan niet in BlueView kijken, een database die over de regio’s reikt. Anders hadden zij kunnen zien dat de Roemenen ook bij een verdachte situatie in Zwolle betrokken waren geweest. Dit real time intelligence element is node gemist. ‘In de nachtelijke uren heb je weinig informatie waardoor het een in verband kan worden gebracht met het ander. Dat is een grote frustratie.’ - Tussen 09.00 uur en 17.00 uur is dit soort informatie bij recherche onderzoek wel mogelijk via BCI, boven in het bureau. ‘Bij grote zaken wordt er buiten die tijden wel ’s iemand van de piketdienst opgeroepen voor BCI.’ - Er is zo’n twee maanden geleden een pilot geweest waarbij een BCIer een tijdje bij de meldkamer is geposteerd.‘Maar over de resultaten heb ik niets gehoord. Je zou iemand van de Meldkamer moeten autoriseren om in BlueView te kunnen.’ Van straat naar uitspraak - ‘We hebben het onderling wel over ZSM gehad, dat ze meteen straf zouden krijgen.’ - ‘Dan zou heel veel winst behaald kunnen worden.’
5
5
Een wijkagent in Zuid Holland Zuid
151
Een wijkagent in Zuid Holland Zuid April 2012
Jeffrey is een wijkagent in een middelgrote stad. Hij heeft een wijk met veel armoede, huiselijk geweld, drugshandel. Het is er lastig samenleven tussen mensen van Turkse, Molukse en Hollandse afkomst. Deze wijk heeft één wijkagent, net als de andere wijken. We gaan op de fiets de wijk in. Jeffrey groet vele mensen. Hij kent de plekken, hij kent veel mensen, ook de probleemklanten. Met de coördinatrice van de vmboschool neemt hij door hoe het gaat met de ‘bekende’ klantjes en of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Een leerling van 14 is net opgepakt omdat hij heel zwaar vuurwerk in huis had. Een nieuwe dealer (broertje van) lijkt actief te worden. ‘Je ziet het aankomen met zo’n jongen’, verzucht ze. Met de wijkbeheerders bespreekt hij een aantal recente meldingen. Een burenruzie, gedoe over een container, een aanhangwagen die al lang in de straat staat. Vervolgens gaat hij langs bij de ruziemakers, twee alleenstaande mannen met beperkte sociale vermogens. Hij bezoekt ook de mogelijke eigenaar van de aanhangwagen. Het lukt hem overal om binnen te komen en op de bank of aan tafel een gesprek te voeren. Hoe beslist hij wat hij gaat doen op zo’n dag? Voor een deel gaat het om terugkerende zaken, zoals gesprekken met de gemeente, scholen of de woningcorporatie. Voor een deel gaat het om het afhandelen van meldingen. Niet per se via de meldkamer, dat kan ook via een school of huismeester. Soms geeft de noodhulp ook zaken door aan de wijkagent, na een melding: ‘de wijkagent belt je wel’. Dat is niet altijd even prettig. Agenten uit de basispolitiezorg kennen de situatie niet altijd en wekken dan soms verwachtingen die een wijkagent niet kan maken. Een voorbeeld is een melding van geluidsoverlast door een notoire klager. Of een melding van een mogelijke aanranding op straat, zonder getuigen. Jeffrey vindt het belangrijk om steeds goed te bepalen wat mensen van je mogen verwachten. In de gesprekken is hij hier ook zeer zorgvuldig in: ‘Mevrouw, ik zal met de café-eigenaar contact opnemen en melden dat er een klacht is binnengekomen, ik kan u niet beloven dat het niet meer zal
152
Landelijke invoering FoBo
voorkomen.’ Veel terugkoppelen helpt, dus gaat hij regelmatig langs bij mensen die een melding hebben gedaan om te vertellen wat er na hun melding is gebeurd. Tijdens het fietsen wijst hij mensen op verkeersovertredingen. Een bekeuring geeft hij niet vaak: ‘Dat is erg veel werk, terplekke en op het bureau.’ Opdrachten van zijn chefs heeft hij niet. Er wordt wel elk jaar een ‘veiligheidsscan’ voor de wijk gemaakt door de informatiedienst, maar de inhoud is voor Jeffrey al bekend. Bij zijn chefs leidt het bovendien ook niet tot gerichte opdrachten. Jeffrey onderkent de beperkingen: ‘Ik ben zelf ook niet in staat tot een meer structurele aanpak. Ik heb niet de lead bij veel problemen. Soms doet de gemeente dat of een woningcorporatie en dan doe ik mee.’ Zo is er discussie over de Molukse wijk, waar aparte toewijzingsregels gelden. De burgemeester wil die regels wellicht veranderen. Dat kan tot veel spanningen en gedoe leiden, denkt Jeffrey, ‘die wijk is een kruitvat’. Hij geeft zoiets uit handen aan zijn chefs, anders zit hij voortdurend daarover te praten in allerlei vergaderingen. ‘Bovendien, ik heb nou net wat vertrouwen bij een aantal Molukse voormannen, dat wil ik graag zo houden.’ Als we tussendoor terugkomen op het bureau om te eten, gaat Jeffrey de nieuwtjes uitwisselen met zijn collega’s. Hij voert niets in de systemen in van wat hij heeft gehoord of meegemaakt. ‘Dit is allemaal niet ernstig genoeg, hier is geen acuut gevaar, en dan noteer ik het alleen voor mezelf in mijn boekje. Als er FoBo zou zijn, dan zou ik het kunnen vertellen en dan kan het wel ingevoerd worden. Dat zou heel nuttig zijn.’
6
6
Een avonddienst in Rotterdam-West
153
Een avonddienst in Rotterdam-West April 2012
‘Waarom moeten jullie altijd ons hebben? Jullie discrimineren gewoon. Het is altijd hetzelfde, als je zwart bent, ben je de klos.’ Een groepje mannen is aangehouden door twee agenten te paard. We zijn er hee gescheurd om assistentie te verlenen. ‘Zo jullie durven wel, met z’n vijven maar liefst’. Het gesar en gescheld houdt aan terwijl de identiteitspapieren van een ieder worden gecontroleerd. Vorige week liep ik een avonddienst mee met twee agenten in Rotterdam West. Eerder zijn we naar een huis geracet, waar een beroving is gemeld. Allerlei jonge mensen bevinden zich in en bij de woning. De bestolen jongeman is bijzonder opgewonden. Onderling ruziën ze in straattaal. Het kost moeite om een beeld te krijgen wat er mogelijk is gebeurd. De agenten blijven rustig en de gemoederen bedaren langzaam. De diensturen vullen zich met allerlei incidenten. Ik zit achterin en tussen de bedrijven door bevraag ik de agenten. De ene agent, Rinus, is een oude rot, hij zit al dertig jaar in het vak, al die tijd in dit deel van Rotterdam. De ander, Gregory, is nog jong, wel volleerd als straatagent. De dienst start met een korte briefing, ongeveer tien mannen en vrouwen zijn aanwezig. De wachtcommandant vertelt wat zich de vorige dienst heeft afgespeeld (‘niets bijzonders’), er passeren een aantal foto’s van gezochte personen op het scherm, er wordt verteld dat er een aparte actie is rond de winkels, en de teamindeling wordt gemaakt met bijbehorende autonummers. Ik mag met Rinus en Gregory op de 431. Rinus rijdt. De eerste melding betreft een verzoek om assistentie te verlenen aan een verkeersagent op een motor die een overtreder aan het volgen is. De meldkamer geeft steeds door waar de motoragent is. Uiteindelijk weet de agent de overtreder staande te houden in een industriegebiedje in Spaanse Polder. Wij komen enkele minuten later ter plaatse. De straat zit vol met kleine garages. Rinus en Gregory praten
154
Landelijke invoering FoBo
met de motoragent en met de toegestroomde garagehouders. Ze kennen de overtreder blijkbaar. Onder zwaar protest van de overtreder maakt de motoragent een proces verbaal op. Ze melden via de tweede portofoon aan de wachtcommandant wat ze hebben meegemaakt. Aan de Meldkamer geven ze door dat ze weer beschikbaar zijn. Ze zeggen blij te zijn met de aparte lijn die ze met de wachtcommandant hebben, en die hen van extra informatie voorziet. ‘De Meldkamer is toch vaak summier.’ Ze hebben gehoord van het zogenaamde RTIC, en dat bij sommige meldingen extra informatie wordt gegeven. Lijkt ze een goed idee. Bij een volgende melding wordt assistentie gevraagd bij een aanhouding door twee wijkagenten van een stel jongeren. Agenten en jongens worden in de auto meegenomen naar het bureau. De jongens hebben geen identiteitsbewijs en bevonden zich op een bekende hangplek bij een school. De wijkagenten hebben deze maand een actie om die plekken ‘schoon’ te houden. Rinus en Gregory hebben te doen met de jongens en de wijkagenten. ‘Dit kost ze uren’. Zo’n aanhouding in het systeem verwerken, kost je per persoon zo een uur.’ En die jongens zitten hier maar, in afwachting van hun vader of moeder. De wijkagenten blijken inderdaad anderhalf uur later nog steeds achter de schermen te zitten tikken. We scheuren naar de volgende melding. Een berovingszaak. Een chaotische onduidelijke situatie. Gregory vraagt via de wachtcommandant allerlei persoonsgegevens op. Sommigen blijken bekenden te zijn in de systemen. Ze vragen de beroofde om aangifte te komen doen en vertrekken weer. Op het bureau voert Gregory in BHV een mutatie in, bedoeld voor de wijkagenten. ‘We voeren nu in, want we weten niet of die aangifte echt wel zal plaatsvinden. ‘ Het is even een halfuurtje rust na de hectische situatie bij het betreffende pand. Het invoeren kost een halfuur. Rinus checkt ondertussen zijn mail en praat met andere collega’s over een binnengebrachte arrestant.
6
Een avonddienst in Rotterdam-West
155
Allebei zouden ze het fijn vinden als iemand anders de gegevens alvast in het systeem zou inkloppen. ‘maar niet alles hoor, sommige dingen moet je echt zelf doen, zoals huiselijk geweld, dat komt zo precies allemaal’. We rijden weer over straat. Foutparkeerders worden aangesproken. Een handbellende vrouw wordt even tot een stop gedwongen en ernstig toegesproken. Assistentie wordt verleend bij twee agenten te paard, de landing van een traumahelikopter wordt begeleid door het terrein vrij te maken van voetballers. De laatste melding van de avond betreft geluidsoverlast in een wijkje vlakbij Overschie, een rij duplexwoningen. Een wijkteam vanuit Overschie blijkt ook op de melding afgekomen te zijn. Met de vermoede overlastgever wordt een gesprek gevoerd. Hij zegt ruzie te hebben gemaakt met zijn vriendin aan de telefoon. Als de agenten vertrekken ontstaat er discussie tussen het wijkteam en noodhulpteam over de vraag; wie gaat dit incident in het systeem zetten? Ze hebben er allemaal duidelijk geen zin in. Ik neem afscheid en praat na met de chef van dienst, Mat. In zijn team wordt tamelijk veel geregistreerd, denkt hij. Met name door de noodhulp. ‘Daar krijgen ze tijd voor en de meeste DHV’ers zijn er ook wel vaardig in.’ Bij de wijkteams is dat anders. Die handelen alles direct op straat af, zetten bijna niks in de systemen. ‘De wijkpolitie zou ook opdrachten moeten geven aan DHV, maar dat gebeurt maar zelden.’ ‘IGP is niet zo sterk hier’. De beste uitwisseling van informatie ‘vindt buiten plaats, op de rookplek’. De systemen kunnen veel meer dan de mensen aankunnen. De helft wordt niet gebruikt. Mat laat me zien wat er allemaal zou kunnen. Zo kun je de melding van de MK als agent direct overzetten naar je fomutra, maar dan moet je wel weten hoe. De systemen werken tergend langzaam. Zijn team werkt met wachtcommandant en assistent, iemand van het team die als ‘GMS’er’ de meldingen vanuit het bureau begeleid en van
156
Landelijke invoering FoBo
verdere informatie voorziet. Het is een soort FoBo’er waar het gaat om de informatie voorafgaand aan het aanrijden ter plaatse. Verwerken van gegevens doet deze GMS’er niet. Volgens Mat kan een GMS’er bij het team beter mee-ademen met de agenten dan een RTIC’er of Fobo’er bij de meldkamer dat zou kunnen. Ik schuif aan bij de dienstdoende GMS’er: ‘als een auto vragen heeft, wij zoeken in BHV in eerste instantie, op adres, op telefoonnummer, soms op naam, maar dat is lastig, zo vaak fout gespeld.’ ‘de systemen zijn heel erg traag’. ‘sommige systemen mogen we ook niet in, zoals Integraal Bevragen.’ We moeten natuurlijk heel snel zijn. De aanrijtijd is hier gemiddeld negen minuten.’ Naar zijn idee wachten veel collega’s tot einde dienst voor ze gegevens gaan inkloppen. En veel meldingen worden er dan toch niet ingezet, met name prio 3 en 4. Als ik met Mat in het systeem kijk, blijken inderdaad alle 7 meldingen van een auto nog niet in het systeem te zitten. Overall wordt bij 4 op de 10 meldingen niets gemuteerd, zo stelt hij. ‘Dat zouden ze eens goed moeten uitzoeken’. ‘Een goede RTIC er kan natuurlijk veel beter en sneller zoeken, en in veel meer systemen tegelijk, dat is ook een vak toch’, zo zegt de GMS’er. Het is wel belangrijk vinden ze dat zo iemand kennis van blauw heeft, dat je weet wat er op straat kan gebeuren. Kennis van de wijk is niet nodig, maar wel van het type werk dat een agent doet. Volgens Mat kan een Fobo’er niet al het werk overnemen. Met name de ‘bevindingen’ bij lastige zaken, dat moet een agent toch zelf blijven doen. Goed ordenen wat ze hebben gezien en gehoord en daar een goed verhaal van maken. Belangrijk dat ze die vaardigheid ook behouden. Dit gaat om 10 tot 15% van alle zaken, de rest, ‘minstens 80% kan FoBo’. Daar zit wel een risico in; hoe behoudt de agent de vaardigheid om die goede bevindingen te schrijven als hij het niet vaak meer hoeft te doen. Liever nog dan een FoBo’ er apart zou je het de agenten in de auto laten doen, als ze weer afrijden. Dan kan prima, als ze het goede systeem hebben, met goede ondersteunende hulpvragen.
6
Een avonddienst in Rotterdam-West
157
Allen zien de toegevoegde waarde van door FoBo, GMS’er, RTIC, of je het ook noemt. Het maakt het mogelijk dat agenten meer op straat zijn. Dat leidt tot meer aanwezigheid, veiligheidsgevoel, tot een snellere aanrijtijd en het aankunnen van meer meldingen. Bovendien zal de informatie een stuk beter in de systemen komen dan nu. Want ‘zeker met dit systeem’ is het een ramp om alles in te moeten kloppen. Maar je kunt niet altijd op straat zijn. ‘af en toe moet je wel even kunnen uitblazen, dat blijft wel’.
158
Landelijke invoering FoBo
7
7
FoBo in Oldenzaal: observaties en interviews
159
FoBo in Oldenzaal: observaties en interviews Verslag observaties en interviews
Aanleiding Het cluster Noordoost van de politieregio Twente experimenteert sinds november 2011 met de toepassing van het Frontoffice/Backoffice-concept, kortweg FoBo. De Politieacademie verricht onderzoek naar de toepassing van het Frontoffice/Backoffice-concept in de basispolitiezorg. In de zomer van 2012 is ook bij het cluster Noordoost van de politieregio Twente onderzoek verricht naar de toepassing van het FoBo-concept. Het betreft een kwalitatief onderzoek, op basis van participerende observatie en op basis van interviews met agenten, de backofficemedewerker en de leiding van het cluster. Dit memo vat de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek bij het cluster Noordoost kort samen.
•
genten enthousiast over backoffice. Agenten oordelen positief over A de ondersteuning die de backoffice hen biedt. FoBo stelt hen in staat de administratieve afhandeling van het politiewerk (gedeeltelijk) over te dragen. Dat scheelt tijd, die beschikbaar komt voor het politiewerk op straat:
‘Het neemt je het werk uit handen. Blauw op straat kan echt blauw op straat blijven. Als je aan het einde van een dienst eens laat binnen komt, is het meeste werk al gedaan. Agenten hoeven niet meer in de overuren te zitten. FoBo doet goed werk, zonder meer.’ (hoofdagent)
‘Het is heel makkelijk. In het begin voelde het wel een beetje als schuiven. Dan denk je: ach, dat doe ik zelf wel even, terwijl dat helemaal niet nodig is. Met elke melding is het makkelijker. Je kunt op straat blijven en als je op het bureau komt heb je niets meer te muteren. Even nakijken en aanvullen.’ (wijkagent)
De waardering voor de backoffice-ondersteuning hangt ook samen met de bewerkelijkheid van het muteren in BVH. Meerdere agenten geven aan dit een ‘drama’ te vinden. De backoffice stelt hen in staat informatie snel in het systeem te laten zetten.
160
Landelijke invoering FoBo
•
ijdswinst half uur tot twee uur per dienst. Op team Oldenzaal heeft T geen kwantitatief tijdbestedingsonderzoek plaatsgevonden, waardoor het effect van de backoffice-ondersteuning op de tijdsbesteding van agenten niet exact gekwantificeerd kan worden. Wel is aan agenten gevraagd hoe groot zij de tijdsbesparing door FoBo inschatten. Agenten geven aan dat zij door de backoffice een half uur tot twee uur per dienst besparen, afhankelijk van het werkaanbod tijdens een dienst. De tijdsbesparing is uiteraard ook een functie van de mate waarin agenten de backoffice bellen. Uit observaties blijkt dat de mate waarin agenten een beroep doen op de backoffice per persoon verschilt. Gesteld kan worden dat zeker bij agenten die de mogelijkheden die de backofficeondersteuning hen biedt consequent benutten, een substantiële tijdsbesparing mogelijk is. Ervaringen uit eerder onderzoek wijzen uit dat toepassing van het FoBo-concept de tijd die agenten besteden aan de administratieve afhandeling van hun werk met de helft kan reduceren, wat overeenkomt met een tijdswinst van zo’n 20% van de netto diensttijd.
•
genten blijven beschikbaar voor het hele verzorgingsgebied. Bij de A inschatting van de tijdsbesparing is door meerdere agenten aangegeven dat het met name ook scheelt dat men niet meer na één of meerdere meldingen naar het bureau terug hoeft om af te muteren. Agenten kunnen op straat blijven. Zeker gezien de uitgestrektheid van het werkgebied (zo’n 50 bij 25 kilometer) en de daarmee samenhangende lange aanrijtijden draagt het werken met FoBo ertoe bij dat agenten in het hele gebied hun werk kunnen doen:
‘Het is een ontzettend groot gebied. Oldenzaal / Losser is heel groot. Soms kom je door de hoeveelheid meldingen maar aan één ronde’ door het gebied toe. Er zijn ook diensten waardoor ik in bepaalde plaatsen niet kom omdat het gebied te groot is.’ (hoofdagent)
•
anwending extra tijd verschilt per persoon. Gevraagd hoe A agenten de extra tijd aanwenden, die vrij komt doordat de backoffice hen ondersteunt bij de afhandeling van het schriftelijk werk, geven zij unaniem aan dat die voor het straatwerk beschikbaar komt. De precieze invulling verschilt vervolgens per collega. Sommige agenten stellen in algemene zin dat zij ‘gewoon, meer
7
FoBo in Oldenzaal: observaties en interviews
161
surveilleren’ of dat ze ‘noodhulp hebben’. Andere agenten zijn veel explicieter over hun opdracht in het gebied. Zij refereren aan de wijkaandachtspunten, noemen jeugdgroepen, hangplekken, overlastlocaties:
‘Wat ik met die extra tijd doe? Extra surveilleren. Jeugdplekken, hangplekken. Ik pak meer de jeugd en de hangplekken waar overlast is. Een andere collega zal misschien meer andere dingen oppakken. Met een bepaalde collega surveilleer ik meer op de snelweg, vanwege drugshandel. Het is maar met wie je dienst hebt.’ (hoofdagent)
De extra tijd blijkt ook van pas te komen voor activiteiten die agenten eigenlijk van belang vinden, maar die er in de drukte van het werk en door de waan van de dag wel eens bij in schieten:
‘Ik heb mijn eigen zaken. Ik neus veel rond. Jeugdgroepen toch wel waar je meer aandacht aan besteed. Of als een student een aantal jeugdgroepen moet bezoeken voor de studie, daar kunnen we echt tijd aan besteden.’ (hoofdagent en coach)
‘Ik merk dat je meer buiten kunt zijn. Het is niet dat ik bewust extra verkeerscontrole ga houden. Ik kan me overigens wel voorstellen dat je toch meer projectjes kunt gaan oppakken. We hebben best veel mensen die in de hennep tijd willen besteden. Surveilleren alleen is ook maar saai. Er gebeurt niet zo gek veel, dus je hebt veel tijd om zaken zelf op te pakken.’ (hoofdagent)
•
waliteit backofficemedewerkers cruciaal voor acceptatie blauw. De K geïnterviewde agenten oordelen in grote meerderheid zeer positief over de ondersteuning door de backoffice. Dat is in belangrijke mate te danken aan de inzet van backofficemedewerker Gunvor, voor wie ‘niets te veel is’, om een wijkagent te citeren. Maar betrokkenheid alleen is niet genoeg. Meerdere agenten geven aan dat het van belang is dat ‘de backoffice’ de taal van blauw spreekt (‘er is net een matje geweest – sorry een aanrijding materieel’). Het feit dat de backofficemedewerker bij de start van het FoBo-project zelf meerdere diensten mee heeft gedraaid, heeft hier in positieve zin aan bijgedragen.
162
Landelijke invoering FoBo
•
abijheid backoffice draagt bij aan betrokkenheid bij team en gebied. N De nabijheid van de backoffice op het team werkt positief: front- en backoffice kennen elkaar persoonlijk. De aanwezigheid op het team draagt er ook toe bij dat de specifieke veiligheidsitems op het team scherp op het vizier van de backoffice staan. De backofficemedewerker heeft meerdere voorbeelden beschreven waarbij zij haar kennis van wat er speelde op het team en in het gebied heeft kunnen benutten bij nieuwe meldingen en situaties.
•
rempel om te muteren komt lager te liggen. Meerdere respondenD ten geven aan dat de ondersteuning door de backoffice ertoe bijdraagt dat de drempel om informatie te muteren voor hen lager komt te liggen:
‘Ik vind FoBo ook makkelijk als ik iets signaleer. Als ik een draaideurcrimineel zie, dat ik even kan bellen, ik zie ‘m, dat is het signalement, dat soort dingen, voordat de FoBo er was, dan kwam het er niet meer van aan het einde van een dienst.’ (hoofdagent)
‘Wat ik ook goed vind is dat veel informatie die anders in de haarvaten blijft zitten, je ziet iemand op straat, een bekende van ons, dat je even doorgeeft ik zie die en die met zulke kleding aan. Anders denk je bij einde dienst – doe ik morgen wel en dan komt het er niet van. Het gaat echt om bepaalde klanten in ons werk – als ik die zie lopen, dan zou ik dat doorgeven.’ (wijkagent)
Overigens geven sommige agenten ook ruiterlijk toe dat zij de backoffice nog lang niet altijd bellen als zich een situatie voordoet die zich leent voor een IGP-mutatie:
‘De FoBo wordt wel onder de aandacht gebracht, maar niet heel diepgaand. Dat altijd doorbellen aan FoBo dat gebeurt ook niet altijd. Nog niet iedereen is zich volledig bewust van de FoBo.’ (hoofdagent)
‘Je geeft wat makkelijker door. Ik ben zelf wat laks geweest, ik kan nog veel meer doorgeven. In het team wordt daar niet op gestuurd.’ (wijkagent)
7
FoBo in Oldenzaal: observaties en interviews
163
Koppeling met informatieorganisatie ontbreekt nog. Het FoBo-concept in cluster Noordoost is ontwikkeld op initiatief van het blauwe team zelf. Van een koppeling met de informatieorganisatie is geen sprake. De nadruk in de contacten tussen blauw en de backoffice ligt dan ook hoofdzakelijk op de administratieve afhandeling van het politiewerk. Het actief aanreiken van informatie bij meldingen kan volgens sommige agenten nog beter: ‘Ik merk wel dat de backoffice meeluistert met de meldingen. Dat is goed. Het zou nog beter zijn als zij ook nog info even belt. Het zou winst zijn als zij uit zichzelf nog met achterliggende info belt. Info is soms wel actief bezig achter de schermen, maar niet altijd.’ (hoofdagent) De backofficemedewerker, afkomstig van Intake en Service, is evenwel voor slechts een beperkt aantal informatiesystemen geautoriseerd. Hierin is verdere ontwikkeling mogelijk, juist om het perspectief van ‘blauw beter geïnformeerd op straat brengen’ verder in te vullen. Bij verdere opschaling van het concept is het zinvol na te gaan hoe een dergelijke ontwikkeling, mede in relatie tot de te vormen RTIC’s mogelijk is.
•
oBo: graag ook ’s nachts en in het weekend. Op de vraag wat er nog F verbeteren kan aan ‘de FoBo’, geven agenten aan dat de backoffice bij voorkeur ook in de nachtelijke uren en tijdens de weekeinden beschikbaar zou moeten komen:
‘Wat ik hoop te zien is dat ze ook op andere tijden aanwezig kunnen zijn. Ook ’s avonds en ’s nachts. En bij evenementen, zoals laatst bij de Boeskool-feesten, waar tussen de 5 en 10.000 mensen op afkomen. Dan was het wel mooi geweest als je ’s nachts kan opbellen. Doordeweeks tijdens kantooruren gebeurt er niet zoveel.’ (hoofdagent)
‘Kom maar op voor de FoBo in de weekenden. Kijk FoBo overdag en ’s avonds tot 20.00 uur is mooi, maar na 20.00 uur gebeurt er ook wat. Vrijdagavond en zaterdag, dat zijn hier de uitgaansavonden. En met festiviteiten en zo. Met laatste Boeskool, vorige week, hebben we van vrijdag op zaterdagnacht, dat we toch heel druk waren. Dan staan hier duizenden man op de markt, FoBo kan dan mooi beginnen met een algemene muta-
164
Landelijke invoering FoBo
tie te maken. Dan kun je aan einde dienst gewoon naar huis terwijl je nu nog tot zeven uur zit te tikken.’ (hoofdagent)
•
lein beginnen blijkt effectieve veranderstrategie. De invoering van K het FoBo-concept betekent een wezenlijke verandering in het werk van agenten. In cluster Noordoost is de nieuwe werkwijze omarmd door blauw. Dit is in belangrijke mate te danken aan het feit dat het een verandering door en voor blauw zelf is. FoBo wordt gedragen door het team. De veranderstrategie van kleine stapjes en telkens kijken of het werkt en of blauw echt geholpen is, blijkt zeer effectief, en verdient navolging bij verdere opschaling.
8. Koppenkennis
8.
165
Koppenkennis De FoBo-ervaringen van de Rotterdamse voetbaleenheid April 2012
‘Richard is de hele wedstrijd geen vijf meter bij Dennis vandaan geweest, het leek zijn schoothondje wel.’ Hoofdagent Martin maakt deel uit van de voetbaleenheid van de Rotterdamse politie. Tijdens de debriefing vertelt hij wat hij gezien heeft bij vak III op de tribune tijdens de avondwedstrijd Feijenoord-NAC. Het is rond middernacht. Energiedrankjes, Marsen en Nutsen, kaas en worst zijn uitgedeeld en in hoog tempo ingenomen door de ruim veertig mannen en vrouwen die vanaf half vijf ’s middags in touw zijn geweest. Een reeks incidenten passeert de revue: drank- en drugsgebruik en bezit, vechtpartijtjes, de wijze van fouilleren. ‘We hebben gelukkig weer gewonnen,’ vat de teamchef samen. Als iedereen verslag heeft gedaan, na ongeveer een uur, krijgt Wil het woord. Hij is projectleider FoBo en projectleider Informatie Hooliganisme. Wil vertelt dat er deze keer beter gebruik is gemaakt van FoBo. Hem valt wel op dat er tijdens de debriefing nog veel meer informatie op tafel komt dan is doorgebeld: ‘Jongens, dit is real time intelligence, maak er gebruik van.’ Voor de tweede keer is bij een wedstrijd de ‘FoBo-service’ ingericht. Drie mensen zitten op het bureau klaar voor de agenten in de operatie om informatie op te zoeken of juist informatie van agenten in de systemen te zetten. Dat bespaart de agenten de moeite om het zelf te moeten doen en het levert naar verwachting meer informatie op. Het is van twee kanten nog wennen, zowel voor de agenten in de operatie als voor de FoBo-politiemensen op het bureau. In de briefing voor de wedstrijd wordt heel kort aangegeven dat FoBo beschikbaar is. ‘Je kunt je informatie doorgeven.’ Nadere toelichting over welke informatie met welk doel blijft achterwege. ‘Dat kun je vooraf niet in instructie gieten, dat moet in de loop der tijd blijken,’ zo geven de projectleider en de chef Informatie van de Voetbaleenheid beiden aan.
166
Landelijke invoering FoBo
‘Ter plekke moeten ze zelf kunnen bepalen wat ze zinvol vinden om door te bellen. Zij moeten die inschatting maken.’ De FoBo’ers hebben ook nog geen duidelijk beeld wat hun bijdrage zou kunnen zijn. Ook de instructie aan hen is open: ‘Meld je bij je operationele teams en zeg dat je beschikbaar bent om informatie op te nemen.’ Om het werk te vergemakkelijken is een digitaal formulier gemaakt waar alle informatie eenvoudig in op te nemen is, en in één keer doorgezet kan worden als Fomutra in BVH. Een van de drie FoBo’ers is al jaren als analist bezig met voetbalzaken (en Ajax fan). Hij kent tientallen namen en gezichten van hooligans. Hij helpt de andere twee FoBo’ers als ze informatie doorkrijgen. Zijn opvatting over het nut van FoBo is eenvoudig: ‘Hoe meer informatie we hebben, des te beter het is.’ Voor aanvang van de wedstrijd lopen we buiten en zien we het publiek toestromen. De operationele teams staan strategisch verspreid rond het stadion. Een burgerteam heeft een aantal cafés bezocht waar leden van de harde kern zich regelmatig verzamelen. Tijdens de wedstrijd komen de teams in het stadion en vindt de aansturing plaats vanuit de commandokamer. Met behulp van alom aanwezige camera’s kun je bij wijze van spreken bij mensen in de broekzak kijken. Primair doel van al het handelen is het beheersen van de situatie, het bewaren van de (openbare) orde. Zoveel mensen bij elkaar op een kluitje, waar velen hebben gedronken of anderszins hebben ingenomen, is een potentieel kruitvat. Dat vraagt voorzichtigheid, en bij voorkeur niet rechtstreeks interveniëren in een groep supporters. Gedurende de avond bellen de operationele teams 12 keer naar FoBo, met name met informatie over de bekende hooligans. Waar ze zijn, met wie ze verkeren, in welke auto ze rijden. Daarnaast krijgen de FoBo’ers een aantal incidenten door, waar ze personalia e.d. bij zoeken. Alles wordt verwerkt in fomutra’s. De enkele arrestaties worden direct afgehandeld en direct teruggekoppeld aan de voetbalclubs, die de seizoenkaart kan innemen en een stadionverbod kan geven.
8. Koppenkennis
167
Er blijkt nu geen directe toegevoegde waarde van de FoBo-service voor de operationele teams. De informatie die wordt doorgegeven heeft geen directe invloed op het handelen van de agenten ter plaatse. Dit is een wezenlijk andere situatie dan bij de inzet van FoBo op het Rotterdamse basisteam West in district West. Het vraagt van de agenten dus dat ze inzien dat de door hen verstrekte informatie bijdraagt aan een breder beeld van de ‘doelgroep’ en op termijn ook kan bijdragen aan de individuele aanpak van deze of gene. Gezien de sterke focus op beheersing van de openbare orde op dat moment op die plek, is dat een lastige slag om te maken. De agenten krijgen niet direct een ‘beloning’ voor hun inspanning om informatie door te geven, het leidt eerder af van hun ‘echte’ werk. Bovendien is veel van waar zij tegen aanlopen in de loop der jaren zo vanzelfsprekend geworden dat het moeilijk is om het belang van het doorgeven van informatie te zien. De voetbaleenheid heeft zijn eigen systemen, niet in de computer of op papier, maar vooral in het hoofd. Niet iedereen kan dus beschikken over die kennis. Bij de voetbaleenheid gaat het vooral om koppenkennis, om het weten wie tot een risicogroep behoort en deze goed kunnen herkennen. Deze gegevens zijn niet systematisch gekoppeld aan de kennis over deze personen in de andere politiesystemen. Zo staan de hooliganinformatie en de crimineleninformatie nu nog los van elkaar. Een koppeling, ook real time, tijdens de goede vindplaats, het Feijenoordstadion, zou voor beide doeleinden zinvol zijn, denken voorstanders van FoBo en real time intelligence. Ook de achterkant van deze koppelingen wordt beseft: handhaven van een wankele openbare orde kan andere actie vragen dan boeven vangen. Er is gestart met het in kaart brengen van de netwerken, waarin de informatie uit de verschillende systemen wordt gekoppeld. Dat staat echter nog in de kinderschoenen, ook methodisch. Men beschikt nog niet over een adequate methodiek om (criminele) netwerken zodanig in kaart te brengen dat ze van operationeel nut kunnen zijn. De bereidheid van de agenten om informatie door te geven is ondanks het beperkte directe nut, groot te noemen. Dat kan komen doordat de leiding zegt dat het moet, maar eerder lijkt het voort te komen uit het beleefde groepsdoel: we staan hier samen voor de klus om de boel hier rustig te houden, daar helpen we elkaar maximaal in. Dat de debriefing aan het einde van de
168
Landelijke invoering FoBo
avond, het begin van de nacht, meer dan een uur mag duren en dat men al zijn best doet om naar elkaar te luisteren, is daar ook een illustratie van.
9
Enquête resultaten Rotterdam-West
9
169
Enquête resultaten Rotterdam-West November 2012
In de afgelopen periode is Rotterdam-Rijnmond als een van de pilotkorpsen aan de slag gegaan met FoBo, eerst bij de DHV van team West en later ook bij de Voetbaleenheid. Op dit moment worden ook de mogelijkheden verkend om FoBo uit te breiden naar de DHV van Oost en één van de wijkteams in district West. Een aantal weken geleden heeft de Politieacademie een enquête uitgezet binnen de DHV van Team West. Belangrijkste doel was om te onderzoeken hoe het team aankijkt tegen FoBo: wat vinden zij ervan?, Is het bruikbaar voor hun werk en zijn er nog verbetermogelijkheden? Het responspercentage is 42%: de enquête is verspreid onder 73 politiemensen. Van deze groep hebben 31 mensen de enquête volledig of voor een deel ingevuld. In deze enquête zijn zowel open als gesloten vragen gesteld. In de volgende paragraaf komen de resultaten en conclusies aan bod. In bijlage 1 staan tabellen met antwoorden op gesloten vragen.
Resultaten en conclusies Team West is tevreden over FoBo. Ze geven gemiddeld een 7,5 voor de ondersteuning die zij via de backoffice ontvangen. Ruim driekwart geeft aan meestal tot altijd gebruik te maken van de backoffice. Dit doen zij vooral voor het afmuteren van meldingen (97,6%), informatievraagen verstrekking (53,3%) en kentekenmutatie bij een aanrijding (47,7%). 61,3% van de agenten geeft verder aan dat zij meer plezier in het werk ervaren door FoBo. Voor 38,7% is het plezier in het werk hetzelfde gebleven.
170
Landelijke invoering FoBo
Als grootste voordeel van het werken met het FoBo concept noemt een groot deel van de agenten dat zij meer tijd op straat door kan brengen. Agenten schatten dat dat ongeveer 1 uur per dienst scheelt. Daarnaast geven ze aan het prettig te vinden hun informatie kwijt te kunnen en daarnaast ook informatie te kunnen vragen. Overigens is dit deel van het FoBo concept in Rotterdam nog niet volledig doorontwikkeld. Veel informatieverstrekking gaat nu via de wachtcommandant. Je ziet dat ook terug uit de cijfers van de enquête. Wanneer gevraagd wordt of agenten beter geïnformeerd de straat op gaan sinds FoBo dan zijn de antwoorden verdeeld. Ongeveer eenderde geeft aan wel beter geïnformeerd de straat op te gaan, eenderde staat er neutraal tegenover en eenderde is het oneens met de stelling dat zij beter geïnformeerd de straat opgaan. Een belangrijk aandachtspunt dat uit de enquête naar voren komt is dat 67,7% van de agenten aangeeft dat zij niet meer informatie zijn gaan doorgeven dan zij voor de invoer van FoBo deden. Overigens geeft 93,6% aan dat zij informatie doorgeeft wanneer dat voor de veiligheid in Rotterdam-Rijnmond belangrijk is. Als belangrijkste reden om iets niet te muteren noemen de agenten dat zij een waarneming niet altijd belangrijk genoeg vinden om in te voeren. De vraag is natuurlijk of het altijd zo is dat informatie niet belangrijk genoeg is. Het kan ook zijn dat niet elke agent zich beseft welke informatie wel en niet belangrijk is. Dit verdient in de komende periode nog aandacht. Over de invoering van het FoBo concept zijn de agenten meer dan tevreden. 71% vindt dat de invoering goed tot zeer goed is verlopen. Ze geven aan dat ze blij zijn met FoBo. Een van hen merkt wel op dat, doordat eerst bij een klein aantal ambassadeurs is begonnen, niet iedereen zich betrokken voelden vanaf het begin. Als mogelijk risico van FoBo wordt genoemd dat er fouten zouden kunnen ontstaan in de mutaties door miscommunicatie tussen frontoffice (Fo) en backoffice (Bo). Meer dan de helft geeft aan het werk van de Backoffice meestal tot altijd te controleren (60%). 30% van de agenten geeft aan soms te controleren.
9
Enquête resultaten Rotterdam-West
171
De agenten noemen ook een aantal verbeterpunten. Deze hebben vooral betrekking op het meer beschikbaar zijn (vooral tijdens de drukke momenten) en het actiever meekijken wanneer er een melding is zodat er al wat voorwerk kan worden gedaan. Daarnaast wordt aangegeven dat er meer duidelijkheid zou moeten zijn over de beschikbaarheid. Eén respondent merkt nog op dat er soms beter gemuteerd zou kunnen worden. Tot slot, wat zou het voor agenten voor gevolgen hebben wanneer FoBo er niet meer is? Alle respondenten geven aan dat ze dan minder tijd op straat kunnen zijn. Eén van hen merkt op dat hij dan ook minder geïnformeerd op straat zou zijn.
Bijlage 1: Reacties gesloten vragen in tabelvorm Kunt je met een rapportcijfer (1-10) aangeven in hoeverre je in je werk wordt ondersteund door FoBo? Cijfer
Aantal
Percentage
1
0
0
2
0
0
3
0
0
4
0
0
5
1
3,3
6
1
3,3
7
11
36,7
8
8
26,7
9
8
26,7
10
1
3,3
30
100,0
Totaal
Gemiddeld rapportcijfer: 7,5
172
Landelijke invoering FoBo
In welke mate maak je gebruik van FoBo? Gebruik FoBo
Aantal
Percentage
Nooit
1
3,2
Zelden
0
0,0
Soms
6
19,4
Meestal
19
61,3
Altijd
5
16,1
Totaal
31
100,0
Waarvoor gebruik je FoBo? ( Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) Aantal
Percentage
Afmuteren van meldingen
29
96,7
Veredelen van meldingen
4
13,3
Muteren IGP-mutatie
1
3,3
Informatievraag-/verstrekking
16
53,3
Kentekenmutatie bij aanrijding
14
46,7
Anders, nl.
3
10
Aantal
Percentage
19
61,3
FoBo geeft mij: Cijfer Meer plezier in mijn werk Minder plezier in mijn werk
0
0,0
Evenveel plezier in mijn werk
12
38,7
Totaal
31
100,0
Aantal
Percentage
1
3,3
Mee eens
9
30,0
Neutraal
10
33,3
Oneens
9
30,0
Zeer mee oneens
1
3,3
30
100,0
Door FoBo ga ik beter geïnformeerd de straat op:
Zeer mee eens
Totaal
9
Enquête resultaten Rotterdam-West
173
Voldoet de informatie die je van de backoffice krijgt aan je verwachtingen? Aantal
Percentage
Geen mening
7
22,6
Ja
18
58,1
Nee, omdat......
6
19,4
Totaal
31
100,0
Aantal
Percentage
Ja
28
93,3
Nee
2
6,7
Totaal
30
100,0
Kun je door FoBo meer tijd op straat doorbrengen?
Heeft het gebruik van FoBo ertoe geleid dat je meer informatie bent gaan doorgeven in vergelijking met de situatie waarin je zelf alles moest muteren? Aantal
Percentage
Ja
6
19,4
Nee
21
67,7
Weet niet
4
12,9
Totaal
31
100,0
Als ik in mijn werk op straat iets zie wat voor belang zou kunnen zijn voor de veiligheid in Rotterdam-Rijnmond, dan muteer ik dit…………. Aantal
Percentage
Nooit
0
0,0
Zelden
1
3,2
Soms
1
3,2
Meestal
14
45,2
Altijd
15
48,4
Geen mening
0
0
Totaal
31
100,0
174
Landelijke invoering FoBo
Wat is voor jou persoonlijk een belangrijke reden om een waarneming niet vast te leggen? Aantal
Percentage
Ik vind een waarneming niet altijd belangrijk genoeg om vast te leggen
17
65,4
Het kost me te veel tijd om een waarneming vast te leggen
6
23,1
Ik weet niet waar ik een waarneming moet vastleggen
0
0,0
Ik vond het te veel rompslomp om een waarneming vast te leggen
3
11,5
Anders, nl…. Totaal
7
26,9
26
100,0
Hoe vaak controleer je het werk dat de Backoffice op jouw naam doet? Aantal
Percentage
Nooit
0
0,0
Zelden
0
0,0
Soms
12
40,0
Meestal
8
26,7
Altijd
10
33,3
Totaal
30
100,0
Hoe is de invoering van FoBo in jouw team verlopen? Aantal
Percentage
Zeer slecht
0
0,0
Slecht
0
0,0
Neutraal
9
29,0
Goed
18
58,1
Zeer goed
4
12,9
Totaal
31
100,0
10
Een wapendiefstal in Schoonebeek
10
175
Een wapendiefstal in Schoonebeek April 2011
‘Dat was een hectische dag, gisteren’ verzucht Meindert. ‘Eerst een wapendiefstal en daarna het oprollen van een hennepkwekerij’. ‘Een gecontroleerde chaos’. Ik zit ’s ochtends vroeg op deze goede vrijdag 5 april aan het bureau van Meindert, die vandaag in Coevorden Noodhulp dienst heeft, samen met Ilse. Hij heeft een papiertje voor zich met een paar punten. De avond tevoren thuis gemaakt: dingen die hij vandaag beslist moet doen. Eerst maar even de eerste hectische gebeurtenis van de vorige dag doornemen. Later aangevuld in een gesprek met de chef van dienst van gisteren, Doude, en met werkvoorbereider Harmen. Wat is het geval? Er komt om 8.30 uur op de ochtend van 4 april een 112 melding binnen. Het begin van een actie die uiteindelijk 2 ½ uur in beslag zal nemen.
Actie In Schoonebeek is een man in onderbroek met een paar geweren bij een school waargenomen. Eerste idee: een gestoorde idioot die amok maakt. Indachtig de schietincidenten in Alphen a/d Rijn en op scholen in de VS is iedereen in rep en roer. Minstens zeven politieauto’s gaan op de plek des onheils af. Meindert: ‘Je vliegt eruit, sommigen zonder ingelogde portofoon. In een onduidelijke beginfase gaat iedereen erop af. Ikzelf in een onopvallende auto, zonder aansluiting op het AVLS systeem waarmee ik gevolgd kan worden door de centralist op de meldkamer’.
176
Landelijke invoering FoBo
Maar bij de school die op het punt van het begin van de lessen staat, is niets aan de hand. Wat blijkt: bij een man die een paar straten verder woont, is ingebroken en zijn een paar antieke wapens gestolen. Die man is na het ontdekken van de diefstal – hij heeft twee indringers herkend en wist hun namen – in onderbroek de straat opgerend. Kennelijk zijn bij de melding aan 112 de waarnemingen ‘mensen met wapens’ en ‘man in onderbroek’ door elkaar gaan lopen. Want de man in onderbroek blijkt juist het slachtoffer van de inbraak. Meindert: ‘Op het 1e kanaal van de Meldkamer die aanspreekpunt is en de leiding heeft, ontstaat ruis op de lijn. Collega’s vullen van alles in, relevante en irrelevante informatie lopen in elkaar over. Er zou zelfs sprake zijn van geladen uzi’s. Er is geen visuele waarneming en dan ontstaan dit soort beelden. Maar het blijken later ongeladen antieke wapens te zijn, wel bruikbaar als je over munitie beschikt.’ Er blijken uiteindelijk twee vluchtauto’s in het spel. De Mercedes van één der door de bestolene genoemde verdachten, die ook al eens in de briefing was gepasseerd, wordt bij een woning in Coevorden gesignaleerd. Daarop wordt een door Meindert geleid ‘motorkapoverleg bij de Coöp’ georganiseerd om een inval in het huis voor te bereiden. Een inval die beloond wordt met een drugsvangst. Elders wordt in een passerende auto door een der agenten van de betrokken politiewagens een van de andere verdachten herkend. Die wordt achtervolgd, maar raakt eventjes uit beeld. Een moment dat een der verdachten benut heeft om eruit te springen en zich in een bosje langs de weg te verschansen. Daar is hij later opgespoord. ‘Er werd nog overwogen een helikopter in te schakelen maar die had geen tijd’. Uiteindelijk worden drie verdachten aangehouden.
10
Een wapendiefstal in Schoonebeek
177
Administratieve afhandeling Om 13.00 uur, twee uur na de actie, wordt door de chef van dienst in Emmen een debriefing gehouden. Schoonebeek, de plaats waar de melding vandaan kwam, ligt immers in de basiseenheid Emmen. Tijdens die debriefing werd ook de dank van de burgemeester van Emmen overgebracht. Daarna begint het opmaken van het proces verbaal met het verdachtenverhoor - een der verdachten wilde verklaren - , de getuigenverklaringen, het buurtonderzoek, het plaatsen in cellen etc. Alles moet op papier ook de rapportages van alle betrokken agenten. De volgende dag moet voor 12.00 uur het PV ingeleverd zijn bij de rechter commissaris. Een paar uur tevoren was het klaar. Doude: ‘Nu heeft de recherche het overgenomen’. ‘Mijn mensen zijn gisteren tot na 21.30 uur bezig geweest met de afhandeling.’
Balans: mogelijk interessante punten rond de informatieverschaffing Vanuit het perspectief van blauw - Chef van dienst Doude rekent snel voor: ‘er zijn 18 man betrokken geweest bij 2 ½ uur actie, dus zo’n 40 uur bij elkaar. En daarna nog zo’n 120 uur voor schriftelijk werk en het heen en weer rijden van de verdachten naar cellen in Assen.’ Dus 3/4 van de tijd is in de administratieve afhandeling gaan zitten. Van systeem naar straat. Chef van dienst Doude: - Het tweede kanaal van de meldkamer, het informatiekanaal, blijkt geen rol van betekenis te spelen. ‘De meldkamer neemt het over.’ ‘De meldkamer heeft goed gekozen door vrij snel van het open kanaal naar het incidenten kanaal om te schakelen met alleen de mensen die erbij betrokken zijn - radiostilte - , zodat je je beter op de zaak kon concentreren en de druk er wat afging.’ - ‘De meldkamer kent de geografische situatie minder goed dan de dienders in de werkeenheid. Zij zien wel waar de auto’s rijden, maar hebben er geen beeld bij. Zo dacht de meldkamer dat de afspraak voor ‘het motorkapoverleg’ bij de Coöp in Schoonebeek zou zijn, maar het was bij die in Coevorden, in de buurt van de woning waar de Mercedes van een der verdachten stond.’
178
Landelijke invoering FoBo
- ‘De situatie is niet zo dat de meldkamer de auto’s dirigeerde: die gaat hierheen en die daarheen. Zo had er eigenlijk meteen een auto naar de 112 aangever/melder moeten gaan om precieze informatie te krijgen, dan was een hoop verwarring en geruchtvorming voorkomen. Dat is pas na de actie gebeurd. De aangever en de melder bleken twee verschillende personen te zijn, waardoor de melding verwarrend werd.’ - ‘Een schermpje in de auto waar je gezichten op kan zien of e-mail kan openen zal geld kosten, maar je krijgt er wel bedrijfszekerheid voor terug.’ - ‘Het gaat bij zoiets om het organiseren van systematische en geografische nabijheid. Ook met een plaatselijk bekende wijkagent.’
En vanuit het perspectief van informatievoorziening: Van systeem naar straat. Werkvoorbereider Harmen: - Harmen biedt zich tijdens de actie aan bij de chef van dienst, die daar maar al te graag gebruik van maakt. Dan kan er ook goede relevante informatie gegeven worden op de mailbox van het infokanaal. Harmen: ‘Voeding met essentiële informatie waar men wat mee kan, zoals bij deze wapencase, het is vanzelfsprekend dat je dat oppakt. Vanuit mijn straatervaring weet ik hoe nodig dat is.’ Doude, de chef van dienst: ‘Hij is een systeemzoeker en gewend snel dingen op een A-4tje weg te zetten. Die aansturing heb je nodig’. - Zo heeft Harmen de naam en de foto naar Drachten toegestuurd van de bewoner van de woning waar de Mercedes heenreed. Want toen hij de namen van de dieven hoorde vermoedde hij dat ze wel ’s naar hem zouden kunnen gaan. Maar hij kreeg een ‘no delivery’ op het bericht naar Drachten. Er was een software wijziging opgetreden, het was een ander e-mailnummer geworden. Harmen: ‘Aan die informatie hadden ze veel gehad als het op tijd was geweest’, zeiden ze in Drachten later, toen hij belde.
10
Een wapendiefstal in Schoonebeek
179
Vanuit het perspectief van blauw Van straat naar systeem. Chef van dienst Doude: - ‘Het ging er in de debriefing vooral om de gebeurtenissen met elkaar chronologisch door te lopen zodat er geen van elkaar verschillende rapportages van de 18 betrokken mensen zouden komen. We hadden tijdens de actie iemand moeten hebben die ondertussen meeschreef.’ - ‘Ik heb 1 uur een mutatie zitten maken. Als we iemand als meeschrijver hadden gehad was dat niet nodig geweest en kan je bovendien snel omschakelen naar een actiekanaal waarop je alles zegt.’ Hierbij zij aangetekend dat naar inschatting van een aantal betrokkenen dit soort complexe situaties als de Wapendiefstal, - spectaculair of minder spectaculair, maar wel met dezelfde impact - zich ca. eenmaal per maand voordoet in de basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn.
180
Landelijke invoering FoBo
11
De paardenmarkt in Roden
11
181
De paardenmarkt in Roden September 2012
Het belooft een drukke maandagnacht in Roden te worden voorafgaand aan de 4e dinsdag van september. Het is het hoogtepunt van een van origine vee- en paardenmarkt alsmede een warenmarkt waaromheen in de loop der jaren een hele feestweek is ontstaan. Zo’n 4000 bezoekers! Maar deze maandagnacht is traditioneel de drukste uitgaansnacht: horeca, muziek, kermis, tot in de vroege uurtjes. Angela (22 jaar), zit deze nacht op de FoBo backoffice van het politiebureau in Roden, met een grote doos soesjes voor zich om uit te delen. Apetrots: ze heeft haar eigen feestje want ze is die middag beëdigd! Ze heeft nu de BOA afgerond. En straks over drie maanden bezit ze ook een juridisch secretaressediploma. Samen met collega Carola is zij een jaar geleden geselecteerd als instromer in de regio Groningen/Assen, na eerst bij een bank gewerkt te hebben, maar dat vond ze saai. Samen geselecteerd uit 600 kandidaten. En daarna werd het FoBo. Eerlijk gezegd wist toen nog niemand of het wel van de grond zou komen, dat FoBo, en hoe het zou uitpakken, spannend om zo van nul af te beginnen! Wat is FoBo? De kern waar het bij FoBo om draait, is: proberen de systemen een directere entree op straat te laten krijgen en de administratieve lasten te verminderen, door onder meer een ‘backoffice op maat’ in te richten met personen die die wisselwerking faciliteren. Waardoor de performance van de agenten op straat uitgebreid en verbeterd kan worden. Doorgaans bemant ze samen met collega Carola overdag de backoffices, in Roden en in Vries. Bij uitzondering werkt Angela nu twee nachten in de feestweek om de agenten op straat te ondersteunen. Zij heeft de organisatoren van deze nachten voorgesteld of het niet handig was als er een backoffice zou zijn. Daar is uitgekomen dat zij graag wilden dat Carola en zij ook werkten.
182
Landelijke invoering FoBo
We gaan eerst naar de briefing voor deze nachtdienst. Volle bak. Er zijn geen halve maatregelen genomen, zo’n 14 man politie is die nacht op straat. Van het team Roden/Gieten/Vries aangevuld met enkele anderen uit de omgeving. Het is drie dagen na ‘het Facebook feestje in Haren’, dat smeult nog een beetje na: enkelen zijn er als ME’er geweest, laten een paar schrammen zien, doen daar luchtig over, maar zijn er vanzelfsprekend nog vol van. Twee agenten in burger weten van de hoed en de rand in Roden. Zij geven toelichting tijdens de briefing wie er zoal uit de omgeving op af kan komen, zo’n 15 koppen passeren de revue, ook wie met wie omgaat. Sommigen met een centrum verbod, anderen met een voetbalstadionverbod op de Z-side van FC Groningen, anderen hebben een lange staat van dienst wat betreft openbare ordeverstoring of hebben nog boetes uitstaan. ‘Als je een van de mannen ziet, zelf niks doen, dat is te link, alleen doorgeven. Wij gaan er eerst met ons tweeën in burger op af. Jullie blijven op de achtergrond, maar wel in de buurt.’ Een potentieel kruitvat lijkt me, als er om een of andere reden een mix ontstaat. De agenten aan tafel vragen zo nu en dan wat of voegen wat toe, ondertussen van de soesjes etend die Angela heeft aangeprezen. Van alle kanten wordt ze gefeliciteerd. Ze legt kort uit dat ze er deze nacht is om mutaties door te bellen en dat de agenten dat vooral moeten doen. De chef van de eenheid wenst iedereen sterkte, einde briefing. Opmerkelijk, zowel voor als na de briefing komen agenten spontaan op me af om te zeggen dat ze FoBo erg waarderen omdat het muteren hen uit handen wordt genomen: ‘dat geeft rust’ en ‘per dag scheelt me dat 2 uur werk op het bureau, prima’. Later in de nacht krijg ik te horen hoe kranig Angela zich op de backoffice heeft gehouden bij de ontruiming van een drugspand: ‘ze was niet van de wijs te brengen, ondanks erg veel gedoe’. Angela ‘is iemand geworden’ in het team kennelijk. Na de briefing ontmoet ik Angela weer op haar kamer. Met drie computerschermen op haar bureau (met BVH, Meldkamer en een navraagsysteem) en met een recorder waarop gesprekken opgenomen worden met de agenten die haar bellen. De nacht kan beginnen. Angela, fors postuur,
11
De paardenmarkt in Roden
183
beminnelijk, zit in opperste concentratie achter haar schermen. Razend snel en niet van de wijs te brengen, zoals inderdaad zal blijken. Ik raak in gesprek met haar over haar werk. Wat doet ze zoal? Allereerst: mutaties in BVH zetten. Angela: ‘De meeste agenten bellen uit zichzelf gegevens door, ruim 90% van dit bureau. Ze weten dat ik hier sinds een paar maanden zit, soms komen ze voor hun dienst langs om dat zeker te weten of om even een praatje te maken en een dropje te halen. Het gekke is, dat er vanuit Gieten veel minder gebeld wordt, vermoedelijk omdat ze ons daar dan niet persoonlijk aantreffen.’ Er zijn altijd een paar agenten die niet bellen, die het lastig vinden dingen uit handen te geven. ‘Laatst zei iemand tegen me: gek, het voelt als afschuiven als ik zelf de mutaties niet maak’. Nu wordt Angela onrustig. Ze heeft net gehoord dat agenten een paar jongens hebben aangehouden en meegenomen naar het bureau wegens openbare ordeverstoring. Er zijn ook een stel meisjes op het bureau komen vertellen dat ze mishandeld zijn. ‘Ik moet de agenten achter de kont gaan aanzitten dat ze gegevens doorgeven, dit is niks zo, afgelopen zaterdagnacht had ik alle gegevens al in het systeem staan voordat ze hier kwamen met arrestanten.’ En ze beent naar het gestommel beneden. Terugkerend: ‘De gegevens gaan komen, nu kan ik alleen nog een BVH nummer aanmaken. Soms is het erg rommelig, nu zijn er beneden zeven mensen, dan schijnt het kennelijk zo te gaan. Maar soms gaat het ook omgekeerd, dan vraag ik of ik iets voor hen kan uitzoeken. Ja, ik neem initiatief’. Informatie toevoegen, dat is een tweede bezigheid. Zowel het aanvullen van mutaties als het - steeds meer - real live zaken doorgeven aan agenten. ‘Vanuit collegialiteit doe ik er dingen bij voor hen; ik houd nu eenmaal van uitzoeken.’ Door de verschillende systemen lopen, bijvoorbeeld in ‘Zoeken in formulieren’, een BVH onderdeel, waar ze veel uithaalt. Angela: ‘Ik trek de adressen of auto kentekens na waar de Noodhulp heenrijdt. Laatst kon ik de Noodhulp die op een auto afging, waarover gemeld was dat die 30 km op de autoweg reed, vertellen dat de vader van de eigenaar die auto gebruikte en al eens jonge kinderen los in de laadbak vervoerd had. Zulke informatie is belangrijk, bijvoorbeeld ook om op een adres mee te geven dat er wapens in huis zouden kunnen
184
Landelijke invoering FoBo
liggen. Of van Facebook, daar kan je zoveel vinden. Jammer dat de vaste koppen hun profiel geblokkeerd hebben, maar voor een sfeerplaatje werkt het prima. Bij het overlijden van een bekende van ons uit Roden heb ik Facebook in de gaten gehouden. Hij had een open profiel en op die manier konden we kijken wie allemaal een condoleancebericht op zijn profiel gezet hadden. Kan je meteen zien met wie hij allemaal omging. Toen ik later hoorde dat het Heterdaadteam hier ook mee bezig was, ben ik gestopt.’ Ondertussen is het een komen en gaan van collega’s die naar het bureau komen om te eten, even bij Angela langs komen om een mutatie door te geven of een praatje te maken, waaronder de teamchef. Een van de agenten in burger weet ondertussen te melden dat alle in de briefing getoonde ‘koppen’, inmiddels op straat gesignaleerd zijn. Het is wachten op de dingen die komen gaan. Ik ga met Angela door over haar derde bezigheid: de prio 3 en 4 meldingen bijhouden. Doorgaans gaat het om ‘het veredelen van informatie’ in opdracht van Werkvoorbereiding. Bijvoorbeeld een melding over het verkopen van pannensets vanuit de achterbak van een auto, waarbij Angela er achter kwam dat de dader dat ook elders had gedaan. Omdat Angela de meldkamer direct op een scherm kan volgen, kan er altijd iets tussen de 3 en 4 meldingen zitten dat er op een bepaald moment op locatie toe doet. Angela: ‘Laatst was er een prio 3 melding vanuit Assen over huiselijk geweld, die 20 minuten open stond. Ik heb het adres nagetrokken en zag dat we daar alert moesten reageren. Ik heb het bureau in Assen gebeld, daar hadden ze het erg druk. Op hun verzoek heb ik de meldkamer gebeld met de vraag of het toch niet op de portofoon gegooid kon worden. Dat is gebeurd. De meldkamer heeft me dat niet in dank afgenomen, geloof ik.’ Wat is er nog meer te doen? De administratieve dossiervorming bijhouden. Angela: ‘De collega’s vullen het arrestantenbord in, de dossiervorming moeten zij doen, maar ik zorg dat alles getekend en wel netjes in mappen zit zodat morgenochtend het Crimeteam er meteen mee aan de slag kan.’
11
De paardenmarkt in Roden
185
Wat is tot slot belangrijk om haar werk goed te kunnen doen? Angela: ‘Collega’s die me echt nodig hebben gehad, die onthouden dat en vertellen het door. Dat is - naast dat ze me hier zien zitten - erg belangrijk. Verder word ik net als mijn collega Carola erg gesteund door mijn baas, Yvonne, en door de projectleider Irina. Die komt vaak langs, toont persoonlijke belangstelling dat ervaar ik als erg ondersteunend, want het is toch allemaal nieuw, FoBo. Erg belangrijk is ook dat je steun krijgt van collega’s, aan wie je dingen kan vragen of die je ’s een schouderklopje geven. Trouwens, over een jaar loopt mijn contract af; ik heb het erg naar mijn zin en hoop dat ik kan blijven.’ Een paar dagen later blikt Angela terug: ‘Er zijn zo’n acht aanhoudingen geweest die nacht, waarbij een der arrestanten die niet wilde wachten op zijn bon de verhoorkamer verbouwd heeft. Met de afhandeling van de aanhoudingen heb ik het het drukst gehad. Ik heb nauwelijks mutaties per telefoon gekregen. Wel kwamen collega’s bij mij op de kamer langs om signaleringen op straat door te geven, of vertelden die mij in de kantine, bijvoorbeeld over een gesprekje met een van de ‘koppen’; die informatie heb ik gemuteerd. Achteraf blijken er die nacht veel telefoons uit tassen en jassen gestolen te zijn, waarvan ik nu de gegevens aan het verzamelen ben.’
186
Landelijke invoering FoBo
12
Soorten informatie-uitwisseling tussen straat en systeem
12
187
Soorten informatie-uitwisseling tussen straat en systeem
Noodhulp
niet
Informatie meegeven
wel
Augustus 2012
34 12
Winkeldiefstaf bijvoorbeeld simpel
(systeem -straat)
‘Alle hens aan dek’
Evenement (TT) complex
Informatie innemen
Een ordening om meegemaakte situaties in te delen naar de mate waarin een te starten FoBo aanpak door betrokkenen als relevant wordt gezien. Wellicht handig als handvat bij discussies: hoe starten we FoBo op, waar beginnen we mee en hoe? Belangrijk keuze vraagstuk. Er is een zekere neiging om FoBo louter als info-inneem vehikel te zien en dan ook zo te beginnen. Op gevaar af dat je dan een soort call center krijgt dat geen lang leven beschoren is? Cel 1: inneem georiënteerd, simpele kwesties Situaties waarvan iedereen het er wel over eens is dat het doorgeven aan een backoffice gemakkelijk zou zijn. Veel voorkomende simpele zaken als een winkeldiefstal of een aanhouding in een Horecagelegenheid, waarbij niet veel uitgelegd hoeft te worden. Of omdat je toch in de auto zit. Het belang van informatie meegeven of verrijking door een backoffice wordt (nog) niet als erg relevant gezien Cel 2: inneem georiënteerd, complexe kwesties Complexe situaties waarbij geëxperimenteerd wordt met een FoBo aanpak. Het accent ligt zwaar op het zoveel mogelijk ophalen van informatie
188
Landelijke invoering FoBo
voor snelle afhandelingstrajecten, in het Noorden in combinatie met ZSM, bv bij de TT. Het omgaan met de hooligans bij Feyenoord –NAC is ook een voorbeeld. Evidentiegevoel bij betrokkenen dat dit nuttige ontwikkeling is. Maar: het belang van informatie meegeven of verrijking door een backoffice wordt net als in cel 1 (nog) niet als erg relevant gezien of is (nog) niet aan de orde. De balans slaat zwaar door naar info opvragen en in het systeem zetten. Cel 3: minder inneem georiënteerd, wel geïnformeerd willen zijn, relatief simpele kwesties De lastigste cel, met een belangrijke persoonlijke component. Gaat om situaties waar blauw het er niet over eens is of men die wel goed aan een backoffice kan uitleggen. ‘Een PV moet ik zelf doen’. Het zijn tegelijkertijd ook situaties waarbij blauw zo geïnformeerd mogelijk op straat wil zijn en waar het meegeven van informatie of op z’n minst het goed doorvragen zinvol kan zijn. Parate ervaringskennis en contacten met collega’s spelen een belangrijke rol. Maar het zijn wel situaties waar wellicht de meeste administratieve tijdsbesparing en productieve effectiviteit op straat te realiseren zou zijn. Cel 4: inneem en meegeef georiënteerd, complexe kwesties Situaties waarbij het voor blauw (en de werkvoorbereiders) evident is dat een FoBo backoffice goede diensten had kunnen bewijzen, zowel van straat naar systeem als v.v. Bijvoorbeeld de twee ‘alle hens aan dek situaties’: de Wapendiefstalcasus in Coevorden en de Roemenenparkeermeter casus in Sneek. Evenwichtige balans tussen info meegeven en innemen.
13
Een horecanacht in Sneek
13
189
Een horecanacht in Sneek December 2012
Een ‘gewone’ zaterdagnacht in winters Sneek. Als ‘niet Snitser’ sta je er een beetje van te kijken: elke zaterdagnacht zijn er twaalf kroegen open waarvan tien met een vergunning tot 04.00 uur. Daar komen wekelijks zo’n 3000 tot 5000 bezoekers op af. ‘Zonder deze openingstijden op zaterdag hebben de kroegen geen bestaansrecht’, zo weet Feike, de wijkagent van het centrum van Sneek, die deze nacht Coördinator Operationele Zaken is. De politie is met zo’n tien man op straat om deze ‘Horeca-nacht’ in goede banen te leiden, compleet met een hondengeleider. Gemiddeld zijn er zo’n zes aanhoudingen per keer. De strategie bestaat eruit zich met voetsurveillance van 23.00 - 0.30 uur te laten zien, wanneer de cafégangers komen en vanaf 02.30 uur weer zichtbaar aanwezig te zijn, wanneer de eersten naar huis gaan. Om het preventieve accent te benadrukken is een aantal jaren geleden de geuzennaam ‘Stappen zonder klappen’ geïntroduceerd. Feike: ‘Uitgaand publiek is gewend aan zoveel blauw op straat, maar de buitenstaander staat er van te kijken. We treden op tegen alcoholgebruik op straat, lopen met glazen of flesjes op straat, wildplassen, beledigingen en verkeersovertredingen.’ De berichten van de vertrekkende dienst liegen er niet om: het is op dit uur spiegelglad op de weg door intredende dooi met regen. Er is code oranje afgegeven door het KNMI, en bij de politie zijn tal van glijpartijen met auto’s gemeld. Feike verwacht dat de weersomstandigheden deze nacht de animo voor cafébezoek wel zal drukken en dat men wat geld voor de kersttijd wil overhouden.
190
Landelijke invoering FoBo
De start als FoBo Het is deze decembernacht voor de eerste keer dat FoBo, dat nu bijna drie maanden in touw is, aan de dienst is toegevoegd. Bowina en Jellina (B&J) die samen de FoBo backoffice vormen, zitten om 21.00 uur verwachtingsvol aan hun bureau in een eigen zeer gunstig gelegen kamer waar iedereen die het bureau in- en uitgaat, langskomt. Wat zal deze nacht brengen? Wat kunnen zij als FoBo betekenen voor de dienstdoende agenten?
Wat is FoBo? De kern waar het bij FoBo om draait, is: proberen de systemen een directere entree op straat te laten krijgen, en informatie direct in te voeren (real time). Door onder meer een ‘backoffice op maat’ in te richten met personen die die wisselwerking tussen straat en systeem faciliteren. Waardoor de performance van de agenten op straat uitgebreid en verbeterd kan worden en de administratieve lasten voor hen verminderd kunnen worden.
De computerschermen staan open, links de berichten van de Meldkamer op het Kladblok, rechts de systemen waar zij in kunnen. Voor hun eigen overzicht hebben zij via Google Maps een op de tafel pronkend kaartje gemaakt met alle café’s erop. Op tafel ligt tevens een extra Horeca-telefoon klaar. Deze is doorgaans in bezit van coördinator Feike, zelf op straat, maar is nu in hun - FoBo - handen gegeven. De telefoon heeft een apart nummer (met in de toekomst wellicht een eigen kanaal), waarop de café’s en hun uitsmijters zijn aangesloten, zodat ze in direct contact staan met de politie nachtdienst. Als het uit de hand loopt wordt er overgeschakeld op het Noodhulpkanaal. Maar eerst naar de briefing. Coördinator Feike toont op het scherm enkele ‘koppen’ als aandachtsvestiging, laat B&J vertellen wat ze als FoBo doen (‘alles doorgeven aan de FoBo telefoon wat jullie tegenkomen, dan maken wij de mutaties klaar, bereiden een aanhoudings PV voor, schrijven bonnen uit, en halen prio 3, 4 en 5 meldingen uit de meldkamerbak’) en verzoekt zijn collega-agenten daar dan ook gebruik van te maken.
13
Een horecanacht in Sneek
191
FoBo als werkplaats van ‘makers’ De agenten gaan de straat op. ‘Bellen hè’, drukken B&J hen op het hart als zij langs hun FoBo kamer komen. ‘Ze willen wel, maar denken er niet allemaal aan’, verzuchten B&J. Bowina , eind dertig en Jellina, eind twintig, zijn verguld dat ze dit FoBo werk samen kunnen doen. Jellina werkt drie dagen en Bowina vier dagen per week op de backoffice waarvan twee dagen samen. ‘Geweldig om dit te mogen opzetten, en dat ons deze kans is geboden.’ Het enthousiasme straalt van hun gezichten af. Ze hebben nooit eerder samengewerkt, maar elkaar ontmoet bij de BOA cursus. Bowina met o.a. ervaring in het opzetten van een wijksecretariaat in team Heerenveen houdt van ‘uitpluizen’. Ook de ervaring die ze bij bureau Zedenzaken heeft opgedaan, kan ze nu goed gebruiken, zoals ‘het omgaan met heftigheid en hectiek’. Jellina is sterk in het ingrijpen in lastige situaties en in het contact leggen met mensen, zo bleek tijdens haar – niet afgeronde – opleiding tot hoofdagent. Ze heeft een jarenlange ervaring in Sneek en Drachten met BPO werk aan de balie. ’We vullen elkaar heel gemakkelijk aan, vooral de ondernemende kant van het FoBo werk spreekt ons aan. Zorgen dat FoBo groeit en dat steeds meer collega’s gebruik gaan maken van onze dienstverlening. Dat maakt het zo mooi! ‘Mensen voor ons winnen. We kunnen maken zoals we het willen maken, maar tegelijkertijd willen we ook niet teveel op onze schouders nemen.’ Op dit ‘maken’, waarbij je FoBo als een ambachtelijke werkplaats tussen straat en systeem kunt zien waar geleidelijk producten ontwikkeld worden in interactie met de agenten op straat en de informatieorganisatie, zullen we later in de nacht terugkomen.
Aanloop De eerste mutaties druppelen binnen. Jellina heeft twee van een melding van de meldkamer naar het bureau terugkerende agenten ontmoet, toen zij buiten stond te roken, en afgesproken dat zij die melding voor hen uit de meldkamerbak haalt en afmuteert. En twee anderen keren terug van een controle van een jeugdkeet, waar vaak clandestien drank
192
Landelijke invoering FoBo
wordt ingenomen en geven briefjes af met namen van jongeren die daar zijn aangetroffen. ‘Dan hoeven we dat muteren zelf niet te doen en kunnen we weer de straat op’, zo klinkt het. Vervolgens lopen twee andere agenten binnen, die Bowina een bon laten invullen met een boete van € 85,-. Het betreft een arrestant op het bureau, een jongen van 17 jaar, die op de openbare weg in staat van dronkenschap is aangetroffen. In zijn cel spuugt hij de boel onder. Bowina belt een aantal malen zijn ouders om hem op te halen maar krijgt geen gehoor, hetgeen op dit uur van de nacht niet verwonderlijk is. Uiteindelijk zal de jongen toch thuis gebracht worden. En zo gaat dat door. FoBo wordt niet alleen telefonisch benaderd, dat is wel duidelijk. Er is veel aanloop, ook van agenten die FoBo nog niet goed kennen en poolshoogte komen nemen. Met de nabijheid op het team lijkt het wel snor te zitten. ‘Even binnen komen lopen heeft ook een functie’, zo wordt gezegd. Verder is er niemand op het bureau, tenzij de chef van dienst er is. Je vraagt je eigenlijk af hoe het zonder zo’n ‘warm en nabij’ FoBo ontmoetingspunt tussen straat en systeem moet en elke agent op zichzelf is aangewezen om informatie op te halen en in te voeren in BVH, zo vanzelfsprekend lijkt de FoBo aanwezigheid. Bowina houdt voortdurend haar oog gericht op het linkerscherm waarop zij de kladblokteksten van de meldkamer en het RTIC ziet staan. Als ze bovendien ‘over de ether meeluisterend’ hoort dat een van de agenten naar een adres gaat voor een familie ruzie, belt ze hem meteen: ‘kan ik wat voor je betekenen bij de registratie?’ Ze belt zelf. ‘Daarin zijn wij heel fanatiek, want de agenten staan er niet bij stil, de gewoonte moet erin groeien. Het is heel leerzaam voor mezelf hoe ik mensen benader, ook qua woordkeus.’ Ineens om 03.00 uur volop geren en gedraaf, iedereen rent het gebouw uit na het gezamenlijke eten. Er is een inbraakmelding; iemand heeft verdachte geluiden gehoord in een huis aan de overkant van de straat en 112 gebeld. Zou ‘een heterdaadje’ aanstaande zijn? Maar na een tijdje blijkt er toch wat anders aan de hand: het lawaai was afkomstig van plak-
13
Een horecanacht in Sneek
193
ken ijs die van het dak naar beneden vielen in deze dooinacht. Een van de agenten belt daarover om een mutatie te maken: ‘goh, wat handig is dat’, krijgt Bowina als reactie.
De reikwijdte van FoBo We komen tijdens het invoeren van de mutaties te praten over de reikwijdte van het FoBo werk en de mate van belasting van de backoffice. Blijft het voornamelijk bij het innemen van informatie of kunnen B&J de agenten ook voorzien van op de situatie toegesneden informatie? ‘Dat zouden we graag willen, bijvoorbeeld het ophalen van foto’s bij 3,4 en 5 meldingen’. B&J noemen het gevaar dat ze veel tijd kwijt zijn aan de postbus legen en e-mails lezen, werkzaamheden die zij bij de FoBo start erbij kregen omdat het toen nog relatief rustig was. ‘Maar nu de agenten ons steeds beter beginnen te vinden, worden die werkzaamheden ons teveel en gaan die de FoBo ontwikkeling in de weg staan. Na 1 januari gaat het Wijksecretariaat dat werk weer doen. De meldingen uit de GMS bak halen blijft wel bij FoBo zo is de gedachte, maar of de GMS bak bij FoBo blijft, zal nog nader worden bekeken.’ ‘We kunnen FoBo ook functioneler maken als we meer thuis raken in de systemen en zo de agenten rijker kunnen voorzien van informatie.’ Erg in hun schik tonen zij zich met de apparatuur die hen verschaft is om binnenkomende gesprekken op de FoBo telefoon op te nemen en af te luisteren. (We herinneren ons de dag dat de bazen van het landelijke FoBo Programmateam onder de bureaus lagen om de apparatuur aan te sluiten, een mooi voorbeeld van ‘zelf maken’.) Van deze apparatuur wordt bij twijfel regelmatig gebruik gemaakt opdat de in BVH ingevoerde informatie geen fouten bevat. Weer een mooi pluspunt van FoBo: een goede kwaliteit van de invoer van informatie.
Verrijking en rugdekking in het team In het holst van de nacht komen we te praten over wat nodig is om FoBo tot 1 april te versterken nu B&J de eerste schreden hebben gezet. Want 1 april 2013 is het tijdstip waarop FoBo in breder verband, ook bui-
194
Landelijke invoering FoBo
ten de huidige teamgrenzen, moet kunnen worden ingezet. ‘Dan treden we buiten de vissenkom, waarbinnen we kunnen experimenteren’, zoals de teamchef het uitdrukte. B&J zijn nu bijna drie maanden bezig. FoBo heeft tijd en ontwikkeling nodig om volwassen te worden, natuurlijk. Agenten over de brug helpen dat ze een beroep op de FoBo ondersteuning doen - ‘de gewoonte moet erin groeien’ -, dat lijkt prima. Dat is de meer invoelende kant. Ook het ondernemende, ambachtelijke uitgangspunt: FoBo willen ‘maken’, lijkt prima. Maar hoe voorkom je dat je niet onverhoopt in deze (intake)fase blijft hangen bij het invoeren van mutaties voor hen die over de brug geholpen zijn? Is er naast de invoelende kant ook niet de zakelijke kant van het ‘experimenterend doorontwikkelen’? Experimenteren houdt ook in: grenzen verleggen door snelle terugkoppelingen van info uit systemen naar de straat te beproeven, met mogelijk het opzoeken en opsturen van foto’s als begin. De ontwikkelruimte die er is ‘grijpen’ voor de volgende stap, niet ogenschijnlijk blijven hangen in secretariaat-achtig invoerwerk, hoe waardevol het ook is als dat kwaliteitsvol gebeurt. En een stevige bedding krijgen binnen het team, zonder vrijblijvendheid. Laten we een voorbeeld geven. Zo is in het team wel eens geopperd het werken en sturen met informatie binnen het team verder te ontwikkelen door acties in het systeem te zetten, die vervolgens te bundelen en te analyseren, en die weer leidend te laten zijn bij het optreden bij b.v. een hotspot, zoals een plein met jeugdoverlast. Dan zou je als backoffice op de plek toegesneden informatie aan de agenten op straat mee kunnen geven. Als je vanuit zo’n ‘inneem en aanreik ambitie’ wil werken zouden B&J dan niet gebaat zijn met iemand uit het team aan wie zij zich in dit opzicht kunnen optrekken? Die er vanuit de leiding als ‘promotor’ of ‘everydaymaker’ bovenop zit, massa maakt naar het hele team door te communiceren over verworvenheden en verbetermogelijkheden? En verbindingen legt met de informatieorganisatie? Zodat je ‘met elkaar iets nieuws maakt’? Vanuit een basis, die lijkt gelegd: de ‘persoonsgerichte nabijheid’ van FoBo tot het team?
13
Een horecanacht in Sneek
195
B&J willen er samen verder over doordenken en met anderen over hebben. Slot Een paar dagen later blikken B&J terug. De nacht is vrij rustig verlopen met zo’n twaalf mutaties en zeven bekeuringen, door FoBo behandeld. Tijdens de debriefing is naar voren gekomen dat het uitgeven van meldingen via de Horecatelefoon - die deze nacht nauwelijks is afgegaan - te allen tijde prioriteit heeft boven andere FoBo werkzaamheden. En dat de chef van dienst graag aan het einde van de dienst een journaal wil van FoBo welke meldingen er allemaal zijn geweest. Een leerpunt voor oudejaarsnacht want dan is FoBo weer actief!
196
Landelijke invoering FoBo
Over de auteurs
Debby van Arkel is young professional aan de Politieacademie Ivo van Duijneveldt is senior adviseur bij Andersson Elffers Felix (AEF) Casper Hartman is onderzoeker in Amsterdam en voormalig directeur van Publiek Domein Peter van Os is waarnemend directeur Onderzoek, Kennis & Ontwikkeling aan de Politieacademie Maartje van Rossum is organisatieadviseur bij Van Vieren Willem van Spijker is historicus en partner bij Van Vieren Anne van Uden is junior-onderzoeker aan de Politieacademie Pieter Tops is lid van het College van Bestuur van de Politieacademie en hoogleraar bestuurskunde aan de Tilburg University
198
Landelijke invoering FoBo
Colofon Uitgave Politieacademie Datum
april 2013
Productiebegeleiding
Communicatie & Marketing Politieacademie
Fotografie
Archief Politieacademie
Vormgeving
CLIC-soft & design BV, Enschede
c 2013 Politieacademie Behoudens door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de Politieacademie, die daartoe door de auteurs met uitsluiting van ieder ander onherroepelijk is gemachtigd.
Vanaf het voorjaar van 2009 is bij de politie een nieuwe werkwijze beproefd voor het uitvoerend politiewerk. Deze nieuwe werkwijze is bekend geworden als het Frontoffice/Backoffice-concept, kortweg FoBo. Het idee is simpel: agenten kunnen voor de afhandeling van het politiewerk een beroep doen op een professionele backoffice die hen ondersteunt bij het verwerken van meldingen en bij het opstellen van de noodzakelijke producten, zoals een procesverbaal of een mutatie. Dit bespaart agenten tijd. Zij hoeven immers niet meer zelf al het bureauwerk te doen, dat kunnen zij eenvoudig telefonisch overdragen aan de backoffice. Tijdbesparing en vermindering van de administratieve lastendruk waren echter niet de enige redenen om met het FoBo-concept te starten. Het concept past in een bredere visie van de informatieorganisatie van het korps op informatie gestuurde politie. Uitgangspunt van deze visie is de notie dat het politiewerk in hoge mate om informatie draait. Het gaat erom straat en systeem te verbinden. Daarmee gaat FoBo in zijn kern om een van de cruciale vraagstukken voor de politie van dit moment.
www.politieacademie.nl