Running head: GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
De Invloed van Gescheiden Ouders op de Eigenwaarde van een Kind Eindscriptie Bacheloropleiding Klinische Gezondheidspsychologie Departement Ontwikkelingspsychologie Tilburg University
Auteur: Alissa van Hemmen ANR: 807153
Begeleidster: Hana Hadiwijaya Tweede beoordelaar: Andreas Wismeijer Datum: 05-06-2014 Aantal woorden: 5609
1
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
2
Abstract Research showed that having divorced parents has many implications for the life and development of children. Research proved that a low level of self-esteem has many negative consequences. Often, a relationship between self-esteem and having divorced parents is found. However, these results are inconclusive. This study investigates whether having divorced parents influences the self-esteem of a child. Self-esteem is measured using the Rosenberg Self-esteem Scale. In addition, the participant was asked whether his or her parents are divorced. A singular linear regression analysis is performed to evaluate the effect of divorced parents on self-esteem. It was expected that if the parents of the children were divorced this has a negative influence on self-esteem of the child. The results showed that having divorced parents had a significant effect on self- esteem of a child (R² = .02, p = .02). Having divorced parents has a small impact on self-esteem. This results in more questions and put people to think. It can be concluded that having divorced parents predicts a lower selfesteem. This is important for practice so that one can intervene. Problems that children with low self- esteem have after divorce of the parents can be identified in an earlier stage and confined in this way. Keywords: self-esteem, divorced parents, divorce, child, development
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND Samenvatting Uit onderzoek bleek dat scheiding van de ouders veel gevolgen heeft voor het verdere leven en de ontwikkeling van de kinderen. Onderzoek toonde aan dat lage mate van eigenwaarde veel negatieve gevolgen heeft. Vaak is er een relatie gevonden tussen de eigenwaarde en het hebben van gescheiden ouders. Echter, deze resultaten zijn niet eenduidig. Deze studie heeft onderzocht of het hebben van gescheiden ouders invloed heeft op de eigenwaarde van een kind. De mate van eigenwaarde werd bepaald door middel van de Rosenberg Self-esteem Scale, daarnaast kon de participant aangeven of er sprake was van gescheiden ouders. Verwacht werd dat wanneer de ouders van de kinderen gescheiden waren dit een negatieve invloed heeft op de eigenwaarde van het kind. Een enkelvoudige regressie is uitgevoerd om de invloed van gescheiden ouders op de eigenwaarde te bepalen. De resultaten toonden aan dat het hebben van gescheiden ouders een significant effect heeft op de eigenwaarde van een kind (R² = .02, p = .02). Er was sprake van een kleine invloed van gescheiden ouders op de eigenwaarde. Er kan geconcludeerd worden dat het hebben van gescheiden ouders voor 2% een lagere eigenwaarde voorspelt. Dit roept verdere vragen op en zet men aan het denken. Ook zijn deze resultaten van belang voor de praktijk, zodat men hierop kan interveniëren. Problemen die kinderen hebben met een lage eigenwaarde na de scheiding van de ouders kunnen hierdoor eerder opgemerkt en beperkt worden. Trefwoorden: eigenwaarde, gescheiden ouders, echtscheiding, kind, ontwikkeling
3
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
4
De Invloed van Gescheiden O uders op de Eigenwaarde van een K ind Het aantal kinderen dat getroffen wordt door een echtscheid ing van de ouders is sterk toegenomen sinds 1950 (Amato & Keith, 1991; Amato & DeBoer, 2001). Als dit zo doorgaat zal minder dan vijftig procent van de kinderen hun jeugd doorbrengen met ouders die nog bij elkaar zijn. Een echtscheiding is een stressvolle levensgebeurtenis die steeds vaker voorkomt. Scheiding van de ouders heeft een grote invloed op de opvoeding en op de kinderen. Een scheiding heeft vaak negatieve gevolgen voor kinderen in hun verdere leven. Dit komt onder andere door het vaak afwezig zijn van één ouder, er is vaak sprake van weinig geld en er spelen in veel gevallen familieconflicten (Amato & Keith, 1991). Doordat een scheiding vaak veel stress meebrengt is er na de scheiding regelmatig sprake van psychologische en emotionele effecten bij de kinderen (Bynum & Durm, 1996). Kinderen zullen bijvoorbeeld vaak angst of hechtingsproblemen ondervinden waarmee ze kampen in de toekomst. Een voorbeeld hiervan is dat kinderen van gescheiden ouders zelf vaak weinig vertrouwen hebben in het huwelijk en in romantische relaties (King, 2002). Dit komt doordat er vaak sprake is van een conflict tussen beide ouders en de kinderen dit meekrijgen. Ook worden ze blootgesteld aan de stress van hun ouders en kinderen met gescheiden ouders veranderen gemiddeld vaak van school (Greeff & Van der Merwe, 2004). Zoals hierboven vermeld zorgt het hebben van gescheiden ouders vaak voor verschillende psychologische en emotionele effecten bij de kinderen. Deze zullen in veel gevallen blijvend zijn. Omdat deze psychologische en emotionele effecten vaak blijvend zijn en dit vaak een grote invloed heeft op het verdere leven van een kind kan geconcludeerd worden dat scheiding van de ouders een grote rol in de verdere ontwikkeling van de kinderen speelt (Amato & Keith, 1991; Tein, Sandler, Braver, & Wolchik, 2013; Greeff & Van der Merwe, 2004). Als we het hebben over de gevolgen in de verdere ontwikkeling van het leven van een kind worden er verschillende psychologische factoren genoemd, zoals eigenwaarde, welke kan veranderen na een echtscheiding van de ouders. Over het algemeen hebben kinderen met gescheiden ouders meer kans op een lager psychologisch welbevinden gedurende het hele leven. Voorbeelden hiervan zijn dat deze kinderen meer kans hebben op het ontwikkelen van een depressie en angstsymptomen. Zij hebben vaak een lage r zelfbeeld en hebben een verhoogd risico op emotionele problemen en suïcidale gedachten (Van Peer, 2007). Echter, met name het gevoel van eigenwaarde kan sterk beïnvloed worden door echtscheiding. In de volgende alinea’s wordt ingegaan waarom de eigenwaarde zo belangrijk is tijdens de ontwikkeling van een kind en waarom dit onderzoek verder op dit begrip in zal gaan. Eigenwaarde wordt ook wel zelfrespect genoemd. Verdere definities zijn: de mate waarin men
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
5
zichzelf prijst, zichzelf goedkeurt, houdt van zichzelf en waarde hecht aan zichzelf. Ofwel, de mate waarin een persoon over het algemeen tevreden is met zijn of haar leven en een positieve houding heeft ten opzichte van zichzelf (Goodman & Pickens, 2001). In de sociale wetenschappen is eigenwaarde een hypothetisch gekwantificeerd construct, dat wil zeggen dat men de mate van eigenwaarde in cijfers kan uitdrukken (Blascovich & Tomaka, 1991). De mate van eigenwaarde van een individu verandert makkelijk, vooral tijdens stressvolle gebeurtenissen is er een grote kans dat de mate van eigenwaarde fluctueert. Echtscheiding is zonder twijfel een zeer stressvolle gebeurtenis voor een kind. Zo is er na een echtscheiding vaak sprake van verhuizing en door de verhuizing verandert er qua omgeving ook het een en ander. Het kind moet zich dan in een andere leefomgeving ontwikkelen. Dit speelt vaak een grote rol, want door invloeden vanuit de omgeving kan het kind zich ook anders opstellen (Goodman & Pickens 2001). Zo blijkt uit het onderzoek van Bynum en Durm (1996) dat er na de scheiding van de ouders gevolgen zijn voor de mate van de eigenwaarde. Zij hebben aangetoond dat er een relatie bestaat tussen de gezinssituatie en de eigenwaarde van het kind, en dat het hebben van gescheiden ouders hierbij een negatief effect heeft op de eigenwaarde van een kind. Maar waarom richten de hierboven genoemde onderzoeken zich op de eigenwaarde van een kind en waarom is eigenwaarde zo belangrijk bij de ontwikkeling? Dit omdat eigenwaarde een grote rol speelt in ons leven en het een adaptieve en zelf beschermende functie heeft. Zo kan een hoog niveau van eigenwaarde iemand beschermen tegen stressoren uit de omgeving en hangt een hoger niveau van eigenwaarde samen met verschillende positieve uitkomsten (Blascovich & Tomaka, 1991). Voorbeelden hiervan zijn: dat mensen met een hoger niveau van eigenwaarde meer beroepssucces hebben en dus een grotere kans hebben op een goede baan. Maar dit niet alleen, een hoog niveau van eigenwaarde zou ook zorgen voor gezonde sociale relaties, gevoelens van welbevinden, waardering door leeftijdgenoten, positieve leerresultaten en het biedt weerstand tegen falen (Blascovich & Tomaka, 1991; Bos, Valkenburcht, Mayer, Steenhuis, & Derks, 2005). Ook is bewezen dat een hoge mate van eigenwaarde psychologische voordelen heeft voor de gezondheid van een individu en dat dit zal samenhangen met minder kans op symptomen van angst, het ontwikkelen van depressieve- en eetstoornissen. Andersom heeft een laag niveau van eigenwaarde ook negatieve effecten en dit hangt samen met juist meer kans op symptomen van angst, het eerder ontwikkelen van een depressie en mensen met een lager niveau van eigenwaarde zijn meer kwetsbaar voor eetstoornissen (Neiss, Sedikides, & Stevenson, 2002). Concluderend kan gezegd worden dat eigenwaarde een begrip is dat veel invloed kan
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
6
hebben op de ontwikkeling van een kind. Aangezien echtscheidingen, zoals hierboven vernoemd, tegenwoordig veel vaker voorkomen en eigenwaarde een begrip blijkt te zijn dat snel fluctueert bij stressvolle gebeurtenissen is de relatie tussen gezinssituatie en de eigenwaarde van een kind in verschillende studies onderzocht. Vaak wordt er een relatie gevonden tussen deze twee begrippen. Echter, er worden geen eenduidige resultaten gevonden. Door Goodman en Pickens (2001) is er een relatie gevonden met betrekking tot de gezinssituatie. Zij hebben zich gericht op de gezinssituatie of de ouders van de kinderen gescheiden waren of niet. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat bij kinderen van gescheiden ouders sprake is van een lagere eigenwaarde in vergelijking tot kinderen waarvan de ouders bij elkaar zijn. In tegenstelling tot het onderzoek van Goodman en Pickens (2001) wees onderzoek van Berg en Kelly (1979) uit dat er geen verschil is tussen de mate van de eigenwaarde van kinderen met gescheiden ouders en kinderen me t ouders die nog bij elkaar zijn. Ook Bernstein, Keltner en Laurent (2012) hebben aangetoond dat wanneer de ouders van de kinderen gescheiden zijn dit helemaal niet wil zeggen dat er sprake is van een lager niveau van eigenwaarde. Verder is uit de studie van Bynum en Durm (1996) gebleken dat er wel degelijk een relatie bestaat tussen ouders die nog bij elkaar zijn of gescheiden ouders en de mate van de eigenwaarde van een kind. Zij komen tot de conclusie dat er bij kinderen met gescheiden ouders vaker sprake is van een lager niveau van eigenwaarde. Verder onderzoek naar de eigenwaarde van een kind na een scheiding heeft zich vooral gericht op het opvoeden van de kinderen door de moeders en de invloed van deze opvoeding op de eigenwaarde van het kind. Daarom richtten Bastaits, Ponnet en Mortelmans (2012) zich bij hun onderzoek enkel en alleen op de rol van de vader bij de opvoeding na de scheiding. Zij komen tot de conclusie dat een betrokken, ondersteunende vader een positieve invloed heeft op de eigenwaarde van een kind. Doordat dit artikel zich alleen heeft gericht op de invloed van één ouder, bij dit onderzoek dus de vader, werd er geen volledig beeld geschetst van het gevolg van scheiding op de mate van de eigenwaarde van een kind. Het is daarom zeker zo belangrijk om ook de andere gezinssituaties van gescheiden ouders en hun kinderen samen te nemen om op deze manier een zo volledig mogelijk beeld te vinden van het effect van een scheiding op de eigenwaarde van een kind. In dit onderzoek zal dus onderscheid worden gemaakt tussen het hebben van wel en geen gescheiden ouders, daarbij wordt gekeken naar alle verschillende soorten gezinssituaties met gescheiden ouders. De verschillende drie situaties zullen bij dit onderzoek dus samengenomen worden: de situatie waarbij beide ouders het kind opvoeden, wanneer alleen de vader het kind opvoedt en tot slot wanneer alleen de moeder het kind opvoedt. Dit onderzoek richt zich bewust niet op één van
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
7
deze drie situaties, maar op alle drie de situaties. Dit wordt gedaan om het algemene effect te vinden van de invloed van een echtscheiding op de mate van e igenwaarde van een kind. Omdat echtscheiding in het algemeen onderzocht zal worden zal er een zo compleet mogelijk beeld geschetst worden van de mate van eigenwaarde van een kind na de scheiding. Doordat er zoveel verschillende bevindingen zijn, is het van belang om de relatie tussen gescheiden ouders en eigenwaarde van een kind te onderzoeken. Omdat echtscheidingen tegenwoordig steeds meer voorkomen en een echtscheiding grote invloed heeft op het leven van een kind is het belangrijk dat ouders weten wat voor invloed een scheiding op de kinderen kan hebben, zodat ze eventueel op bepaalde aspecten zullen kunnen letten. Zo kunnen problemen met een lage eigenwaarde worden opgemerkt en worden verminderd. Bij een lage mate van eigenwaarde horen zoals eerder vermeld verschillende negatieve factoren. Nu we weten wat de gevolgen kunnen zijn bij een laag niveau van eigenwaarde kan hierop ingespeeld worden als blijkt dat er een negatieve relatie bestaat tussen de eigenwaarde van het kind en gescheiden ouders. Daarbij kunnen protectieve factoren, zoals het beter in de gaten houden van de kinderen, van belang zijn en zo kan men eventueel problemen die zich kunnen ontwikkelen bij de kinderen na de echtscheiding voor zijn (Tein et al., 2013). Dit is belangrijk, omdat zoals eerder genoemd een lage eigenwaarde samenhangt met verschillende negatieve gevolgen (Neiss, Sedikides, & Stevenson, 2002). Dit onderzoek richt zich op de invloed van gescheiden ouders op de eigenwaarde van een kind. De onderzoeksvraag van dit onderzoek is dan ook: ‘Wat is de invloed van gescheiden ouders op de eigenwaarde van een kind?’ Verwacht wordt dat wanneer de ouders van de kinderen gescheiden zijn dit een negatieve invloed heeft op de eigenwaarde van het kind. Dit wordt verwacht, omdat zoals vermeld het scheiden van ouders voor de kinderen vaak een grote, blijvende negatieve impact heeft op verschillende psychologische gebieden (Amato & Keith, 1991; Bynum & Durm, 1996; Tein et al., 2013). Verwacht wordt dat eigenwaarde een van de belangrijkste psychologische factoren is waarop echtscheiding invloed heeft, dit omdat de mate van eigenwaarde na een stressvolle periode vaak snel en gemakkelijk een stuk lager wordt. Deze verwachting is verder gebaseerd op het onderzoek van Goodman en Pickens (2001) en Bynum en Durm (1996). Zij vonden een negatieve relatie tussen de eigenwaarde en het hebben van gescheiden ouders. Methode Participanten Voor dit onderzoek zijn 325 participanten schriftelijk benaderd om mee te werken. Van deze groep hebben 310 participanten meegewerkt aan het onderzoek. Drie van deze
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
8
participanten vulden de vragenlijsten onvolledig in, waardoor de data van deze participanten niet is meegenomen bij het onderzoek. De uiteindelijke steekproef bestond uit 160 jongens (52.1%) en 147 meisjes (47.9 %) in de leeftijd van 11 tot 15 jaar die vrijwillig deelnamen aan dit onderzoek (N=307). De gemiddelde leeftijd van de onderzoeksgroep was 12.70 jaar (SD = 1,29). De participanten waren afkomstig uit de eerste (57%) en tweede klas (43%) uit de onderbouw van twee middelbare scholen in Nederland. Er was sprake van verschillende opleidingsniveaus bij de participanten (8.8 % vmbo/havo, 8.5 % havo, 30.9 % havo/vwo, 21.5 % vwo/atheneum +, 6.5 % gymnasium, 23.8 % tweetalig vwo). In de steekproef was sprake van verschillende nationaliteiten, waarvan 91.9 % van de participanten met een Nederlandse nationaliteit. Verder was bekend hoeveel broers/zussen de participanten hadden en of er sprake was van gescheiden ouders. In de instructie van dit onderzoek was duidelijk aangegeven dat de participanten op elk moment aan konden geven wanneer ze zouden willen stoppen met het onderzoek. Hiervan was geen sprake tijdens dit onderzoek en ook niemand zag af van deelname. Daarbij kregen de ouders de gelegenheid om hun kinderen uit te sluiten van deelname gedurende het onderzoek. Dit bezwaar konden ze schriftelijk indienen. Twee (0.62%) van de benaderde participanten gaven aan dat ze niet mee wilden werken aan het onderzoek, omdat ze geen toestemming kregen van hun ouders. Procedure De ouders en hun kinderen werden schriftelijk benaderd. Ze ontvingen voorafgaand aan het onderzoek thuis een brief met daarin informatie over het onderzoek. In deze brief werd ook het doel van het onderzoek vermeld. Tenslotte werden de ouders via deze brief op de hoogte gehouden van de gelegenheid om deelname van hun kind(eren) aan dit onderzoek uit te sluiten. Op school, tijdens een mentoruur werden de vragenlijsten afgenomen. Ook was er een master student psychologie aanwezig. Deze student hield toezicht en de leerlingen konden aan de student vragen stellen indien er iets niet duidelijk was. De participanten kregen ieder dezelfde vragenlijst die ze individueel invulden. De vragenlijsten werden volledig anoniem en in een rustige omgeving ingevuld. Tevens vulde de leraar tijdens dit lesuur ook een vragenlijst in over iedere participant. Materialen Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van de data van het eerder afgenomen SPACEonderzoek. Dit onderzoek bestaat uit een samengestelde vragenlijst. Voor dit onderzoek is niet alle informatie van de gehele SPACE data gebruikt. Wat van belang was voor dit onderzoek is of de ouders gescheiden waren of niet, deze data is meegenomen. Ook de data
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
9
over eigenwaarde, Rosenberg Self-esteem Scale, (Vispoel, Boo, & Bleiler, 2001) was van belang voor dit onderzoek en deze vragenlijst is meegenomen in dit onderzoek. Gescheiden ouders. Bij het eerste deel van het onderzoek werden een aantal algemene vragen gesteld. Een van deze vragen was: ‘Zijn je ouders gescheiden?’ Hierop kon de participant ja of nee antwoorden. Gescheiden ouders is in dit onderzoek de onafhankelijke variabele. Eigenwaarde. De afhankelijke variabele eigenwaarde werd gemeten met de Rosenberg Self-esteem Scale (Vispoel, Boo & Bleiler, 2001). Deze vragenlijst bestaat uit negen items en onderscheidt de mate van eigenwaarde (Rosenberg, 1965). Op een vier puntsschaal gaven de participanten aan in hoeverre ze het met de uitspraken eens waren (1= past helemaal niet bij mij, 2= past eigenlijk niet bij mij, 3= past een beetje bij mij, 4= past goed bij mij). De participanten werden gevraagd om het antwoord te kiezen dat het best bij hen past. Een voorbeeld van een vraag uit de Rosenberg Self-esteem Scale (Vispoel, Boo & Bleiler, 2001) is: ‘Over het geheel genomen ben ik tevreden met mezelf’. Van de negen items van deze vragenlijst zijn vier items negatief geformuleerd en de andere vijf items zijn positief geformuleerd. Een voorbeeld van een positief geformuleerd ite m is: ‘Ik heb het gevoel dat ik een aantal goede eigenschappen heb’. Een voorbeeld van een negatief geformuleerd item is: ‘Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb om trots op te zijn’. De Rosenberg Self-esteem Scale meet zeer betrouwbaar (α = .88) en valide en geeft een zeer intern consistente mate van eigenwaarde (.82 na een week en .63 na zes maanden) (Gray- Little, Williams, & Hancock 1997). Statistische analyse Indien een vragenlijst niet volledig ingevuld werd is deze uit de data gefilterd en werd er geen gebruik gemaakt van de data van deze participanten. Van de negen items van de Rosenberg Self-esteem Scale zijn vier items negatief geformuleerd en de andere vijf items zijn positief geformuleerd. Dat wil zeggen dat een hoge score duidt op een hoge eigenwaarde en een lage score wil zeggen dat er sprake is van een lage eigenwaarde. Er is gebruik gemaakt van het gemiddelde niveau van eigenwaarde van een persoon. De verkregen gegevens werden geanalyseerd door een enkelvoudige regressie. Er is gekeken of de onafhankelijke variabele (gescheiden ouders) invloed heeft op de afhankelijke variabele (eigenwaarde). Door middel van een enkelvoudige regressie werd gekeken of er een invloed was van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele, hoeveel deze invloed was en of er sprake was van een significante invloed.
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
10
Resultaten Beschrijvende analyses Sample. Zoals in de methode vermeld, zijn er een aantal cases uit de data gehaald. Dit gebeurde wanneer het antwoord ongeldig was, als een participant een vraag niet beantwoord had, of als een vraag niet van toepassing was. Deze ontbrekende waarden, ‘missing values’ werden uit de data gefilterd. Uiteindelijk is de data van 305 participanten meegenomen. De gemiddelde eigenwaarde van de participanten was 3.05 (SD = 0.38). De gemiddelde eigenwaarde van de vrouwelijke participanten was 2.89 (SD = 0.65). En de gemiddelde eigenwaarde van de mannelijke participanten was 3.18 (SD = .061 range [.94-4.00]). Eerst is getest of er sprake was van een normale verdeling in de steekproef. Daarvoor is gekeken naar de Skeweness en Kurtosis waarden. Uit de resultaten bleek dat beide variabelen niet symmetrisch verdeeld waren. De Skewness is een maat voor de scheefheid. Wanneer deze 0 is dan is er sprake van een symmetrische verdeling. Wanneer de Skewness positief is betekent dit dat er uitschieters zijn met een hoge waarde en wanneer deze waarde negatief is wil dit zeggen dat er uitschieters zijn met een lage waarde. Wanneer gekeken werd naar de Skewness waarde van de variabele gescheiden ouders, bleek dat er sprake was van rechts scheef verdeelde data γ1 = 1.73. Bij de variabele eigenwaarde was er sprake van links scheef verdeelde data γ2 = -0.65. De Kurtosis geeft de kromming aan ten opzichte van de normale verdeling, waarbij een positieve Kurtosis wil zeggen dat de normale verdeling meer in een piek loopt en wanneer er sprake is van een negatieve K urtosis betekent dit dat er sprake is van een meer platte normale verdeling. De K urtosis van gescheiden ouders was γ1 = 1.00 en van eigenwaarde γ2 = 0.04. Omdat de Kurtosis waarde tussen de -2 en 2 lag was er sprake van een normale verdeling tussen de afhankelijke variabele eigenwaarde en de onafhankelijke variabele gescheiden ouders. Correlatie. Uit de correlatieanalyse bleek dat er sprake was van een significante zwakke negatieve samenhang tussen het hebben van gescheiden ouders en eigenwaarde (Pearson -0.13, p = .02). Dit wil zeggen dat wanneer kinderen gescheiden ouders hebben er meer kans is op een lagere eigenwaarde. Verklarende analyses. De uitkomsten van de lineaire regressie hebben aangetoond dat een klein deel van de verschillen in de mate van eigenwaarde werd verklaard door een lineair effect van de onafhankelijke variabele gescheiden ouders (R² = 0.02, p = .02). Dat betekent dat er op basis van de steekproefgegevens voldoende bewijs is om aan te nemen dat er een verband is tussen het hebben van gescheiden ouders en een lager niveau van eigenwaarde (p = .02). Deze
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
11
resultaten toonden aan dat aangenomen kan worden dat deze resultaten niet alleen in deze steekproef gelden, maar ook gegeneraliseerd kunnen worden naar het dagelijks leven. Het hebben van gescheiden ouders verklaart voor een klein deel, namelijk 2%, de eigenwaarde. Uit de ANOVA toets voor het hele model, met als afhankelijke variabele eigenwaarde en onafhankelijke variabele gescheiden ouders, bleek namelijk dat de samenhang significant was. Bij het toetsen van de individuele predictoren gescheiden ouders en eigenwaarde bleek ook dat de lineaire regressie van het hebben van gescheiden ouders op het niveau van eigenwaarde significant was (b = -.22, p = .02, SE = 0.1, CI = [-.41, -.03]). De resultaten tonen aan dat we aan kunnen nemen dat het hebben van gescheiden ouders en een lager niveau van eigenwaarde samenhangen. Wanneer ouders gescheiden zijn, heeft dit een negatieve invloed op de eigenwaarde en zal de eigenwaarde lager worden. Discussie Het doel van dit onderzoek was om de invloed van gescheiden ouders op de eigenwaarde van een kind te onderzoeken. De resultaten lieten zien dat er een significante negatieve invloed was van het hebben van gescheiden ouders op de eigenwaarde van het kind. Hierbij werd 2% van de variantie van eigenwaarde verklaard door het hebben van gescheiden ouders. Het hebben van gescheiden ouders resulteert dus in een afname van eigenwaarde. De verwachting dat het hebben van gescheiden ouders een negatieve invloed heeft op de eigenwaarde van een kind komt overeen met de resultaten van dit onderzoek. De hypothese die is opgesteld bij deze studie is dus bevestigd. Echter, 2% van de variantie eigenwaarde werd verklaard door het hebben van gescheiden ouders. Wanneer wordt gekeken naar andere onderzoeken is er sprake van tegenstrijdige bevindingen. Berg en Kelly (1979) vonden geen significant verschil tussen de eigenwaarde van kinderen met en zonder gescheiden ouders. Dit kan echter te wijten zijn aan de vragenlijst die gebruikt is om eigenwaarde te meten. Zij hebben de Piers-Harris Children's Self-Concept Scale (Piers & Harris, 1969) gebruikt om de mate van eigenwaarde te bepalen. Dit terwijl zelfconcept een onderdeel is van eigenwaarde, maar niet als hetzelfde geassocieerd kan worden. Als wordt gekeken naar de onderzoeken van Goodman en Pickens (2001) en Bynum en Durm (1996) kan daarentegen geconcludeerd worden dat er sprake is van een lagere eigenwaarde wanneer ouders gescheiden zijn. Beide onderzoeken vergeleken de gemiddelde eigenwaarde tussen de groep met en zonder gescheiden ouders. Omdat deze twee onderzoeken zich alleen gericht hebben op de verschillen in gemiddelden tussen deze twee groepen, kan o ver de verklaarde variantie niets gezegd worden. Uit deze twee onderzoeken kan dus alleen geconcludeerd worden dat er verschillen zijn in gemiddelden van eigenwaarde wanneer ouders gescheiden zijn of niet.
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
12
Deze resultaten sluiten echter wel aan bij dit huidige onderzoek en ondersteunen de resultaten van dit onderzoek, waarbij de resultaten hebben aangetoond dat er een negatieve invloed is op de eigenwaarde wanneer ouders gescheiden zijn. Beperkingen en sterke punten van het onderzoek Ondanks dat dit onderzoek aansluit bij de hypothese die gesteld is, heeft dit onderzoek zijn beperkingen. Een beperking van dit onderzoek is dat alleen de variabelen gescheiden ouders en eigenwaarde zijn meegenomen. Aangezien de variabele gescheiden ouders maar een klein deel verklaarde van de totale variantie in eigenwaarde betekent dit dat er nog andere variabelen aan ten grondslag liggen. Daarom is het aannemelijk dat er meerdere factor en zijn, zoals later benoemd bij vervolgonderzoek, bijvoorbeeld: zelfschuld, de mate van conflict tussen de ouders en de gezinssamenstelling die invloed kunnen hebben op de mate van eigenwaarde van een kind na de scheiding van de ouders. Bij vervolgonderzoek zouden deze factoren meegenomen kunnen worden om zo een completer beeld te kunnen krijgen van de invloed van scheiding van de ouders op de mate van eigenwaarde van een kind. Een sterk punt van dit onderzoek is dat er sprake was van weinig drop-out. Zoals eerder vermeld bij de methode en resultatensectie waren er weinig ‘missing values’. Dit wil zeggen dat de meeste kinderen deelnamen aan dit onderzoek, wat resulteert in representatieve resultaten (Howitt & Cramer, 2007; Van der Zee, 2004). Bovendien is het van belang dat dit onderzoek aantoonde dat er een significante invloed is van gescheiden ouders op de eigenwaarde van een kind. Dit zorgt namelijk weer voor nieuwe inzichten. Dit roept verdere vragen op en zet men aan het denken, wat voor belang is voor de praktijk. Door middel van dit nieuwe inzicht kan gekeken worden naar de andere verschillende factoren die van belang zijn bij een scheiding van de ouders. Want de invloed van gescheiden ouders op de eigenwaarde van een kind is significant, maar verklaart echter maar een klein deel. Hieruit blijkt dat er nog meer factoren van invloed zijn. Dit kan gezien worden als een beperking, maar is zeker ook gunstig, want dit roept weer nieuwe vragen op waar vervolgonderzoek zich verder op kan specificeren. Vervolgonderzoek Eventueel vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op meerdere factoren die een rol kunnen spelen bij de mate van eigenwaarde van een kind. Zo zou de variabele ‘zelfschuld’ die Goodman en Pickens (2001) toevoegden bij hun onderzoek een rol kunnen spelen bij de mate van eigenwaarde van een kind. Met zelfschuld wordt de mate gemeten waarbij een kind zichzelf de schuld geeft van het conflict tussen de ouders. Verwacht werd dat kinderen die zichzelf de schuld gaven van conflicten tussen de ouders een lager niveau van eigenwaarde
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
13
hadden en dat kinderen van gescheiden ouders dus een hoger niveau van zelfschuld zouden rapporteren. Dit omdat bij gescheiden ouders relatief vaker sprake is van conflicten. Uit de resultaten van het onderzoek van Goodman en Pickens (2001) bleek inderdaad dat zelfschuld meer voorkwam bij kinderen met gescheiden ouders dan bij kinderen waarvan de ouders nog bij elkaar waren. Ook bleek dat eigenwaarde en de mate van zelfschuld samenhingen. Wanneer er sprake was van een hoog niveau van zelfschuld had het kind vaak een lager niveau van eigenwaarde. Naar de relatie tussen eigenwaarde en zelfschuld na een scheiding is nog weinig onderzoek gedaan. Deze relatie zou nogmaals onderzocht kunnen worden en meegenomen kunnen worden bij vervolgonderzoek om het mogelijke effect van zelfschuld te bepalen bij een scheiding. Nog een factor die van invloed zou kunnen zijn op de eigenwaarde van een kind met gescheiden ouders is de mate van conflict. De mate van conflict tussen de ouders na de scheiding zou de mate van eigenwaarde van een kind kunnen beïnvloeden. Dit zou kunnen betekenen dat als gescheiden ouders onderling veel conflicten hebben, de eigenwaarde van een kind lager is dan wanneer ouders gescheiden zijn en er geen conflicten zijn. Slater en Haber (1984) onderzochten deze relatie. Zij kwamen tot de conclusie dat kinderen van gescheiden ouders een lagere zelfwaarde rapporteerden wanneer er sprake was van een groter conflict bij gescheiden ouders. Verder zou de gezinssamenstelling van invloed kunnen zijn. Het aantal broers en zussen en de relatie met de broers en zussen zou bijvoorbeeld invloed kunnen hebben op de mate van eigenwaarde van het kind. Tevens zou het le ven in één huis met alle broers en zussen of het scheiden van de kinderen invloed kunnen hebben. In vervolgonderzoek zou meer aandacht geschonken kunnen worden aan deze verschillende gezinssituaties. Wanneer bij vervolgonderzoek deze drie factoren meegenomen worden zal er een completer beeld geschetst kunnen worden van de invloed van gescheiden ouders op de eigenwaarde van een kind en zal de variantie mogelijk toenemen. Conclusie Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het hebben van gescheiden ouders resulteerde in een lagere eigenwaarde van het kind. Dit ligt op een lijn met de resultaten van de onderzoeken van Goodman en Pickens (2001) en Bynum en Durm (1996). Voor de praktijk is dit onderzoek erg van belang, omdat echtscheidingen tegenwoordig steeds meer voorkomen en een echtscheiding grote invloed heeft op het leven van een kind. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat eigenwaarde een begrip is dat in het leven zeer bepalend kan zijn. Bij een lage eigenwaarde horen zoals eerder vermeld
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
14
verschillende negatieve factoren (Neiss, Sedikides, & Stevenson, 2002). Nu aangetoond is dat er een negatieve relatie is tussen gescheiden ouders en de eigenwaarde van een kind en we weten wat de gevolgen kunnen zijn van een laag niveau van eigenwaarde, kan hierop ingespeeld worden. Het is hierbij belangrijk dat men oplettend is op de gevolgen van een lagere eigenwaarde na een scheiding. Daarbij kunnen protectieve factoren, zoals het beter in de gaten houden van de kinderen, van belang zijn en zo kan men eventueel problemen die zich kunnen ontwikkelen bij de kinderen na de echtscheiding voor zijn (Tein et al., 2013). Het is belangrijk dat ouders weten wat voor invloed een scheiding op de kinderen kan hebben, zodat ze eventueel op bepaalde aspecten zouden kunnen letten. Kortom, omdat uit dit onderzoek blijkt dat het hebben van gescheiden ouders resulteert in een lagere eigenwaarde kan men hier adequaat mee om gaan. Daardoor kunnen de problemen die kinderen met een lage eigenwaarde hebben na de scheiding van de ouders eerder worden opgemerkt. Hopelijk zullen deze negatieve gevolgen van de eigenwaarde na een scheiding in de toekomst worden verminderd, doordat er meer aandacht voor is.
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
15
Referenties Amato, P. R., & DeBoer, D. D. (2001). The transmission of marital instability across generations: Relationship skills or commitment to marriage? Journal of Marriage and Family, 63, 1038–1051. doi:10.1111/j.1741-3737.2001.01038.x Amato, P. R., & Keith, B. (1991). Parental divorce and the well-being of children: A meta analysis. Psychological Bulletin, 110(1), 26-46. doi:10.1037/0033-2909.110.1.26 Bastaits, K., Ponnet, K., & Mortelmans, D. (2012). Parenting of divorced fathers and the association with children’s self-esteem. Journal of youth and adolescence, 41(12), 1643-1656. Berg, B., & Kelly, R. (1979). The measured self-esteem of children from broken, rejected, and accepted families. Journal of Divorce, 2(4), 363-369. Bernstein, R., Keltner, D., & Laurent, H. (2012). Parental divorce and romantic attachment in young adulthood: Important role of problematic beliefs. Marriage & Family Review, 48(8), 711-731. Blascovich, J., & Tomaka, J. (1991). Measures of self-esteem. Measures of personality and social psychological attitudes, 1, 115-160. Bos, A. E., Valkenburcht, I. G., Mayer, B., Steenhuis, I. H., & Derks, D. (2005). De weerspiegeling van het uiterlijk in het zelf: lichaamswaardering, zelfwaardering en sociale vergelijking. Netherlands journal of psychology, 60(4), 71-79. Bynum, M. K., & Durm, M. W. (1996). Children of divorce and its effect on their selfesteem. Psychological Reports, 79(2), 447-450. doi:10.2466/pr0.1996.79.2.447 Goodman, C., & Pickens, J. (2001). Self-blame and self-esteem in college-aged children from divorced families. Journal Of Divorce & Remarriage, 34(3-4), 119-135. doi:10.1300/J087v34n03_07 Gray-Little, B., Williams, V. S., & Hancock, T. D. (1997). An item response theory analysis of the Rosenberg Self- Esteem Scale. Personality and Social Psychology Bulletin, 23(5), 443-451. Greeff, A. P., & Van der Merwe, S. (2004). Variables associated with resilience in divorced families. Social Indicators Research, 68, 59–75. doi:10.1023/B:SOCI.0000025569.95499.b5 Howitt, D., & Cramer, D. (2007). Methoden en technieken in de psychologie. Pearson Education.
GESCHEIDEN OUDERS EN DE EIGENWAARDE VAN EEN KIND
16
King, V. (2002). Parental divorce and interpersonal trust in adult offspring. Journal of Marriage and Family, 64, 642–656. doi:10.1111/j.1741-3737.2002.00642.x Neiss, M. B., Sedikides, C., & Stevenson, J. (2002). Self‐esteem: a behavioural genetic perspective. European Journal of Personality, 16(5), 351-367. Piers. E. V., & Harris, D. B. The Piers-Harris children's self-concept scale. Nashville: Counselor Recordings and Tests, 1969. Rosenberg, M. (1965). Society and the adolescent self-image. Princeton, NJ: Princeton University Press. Slater, E. J., & Haber, J. D. (1984). Adolescent adjustment following divorce as a function of familial conflict. Journal of Consulting and Clinical Psychology,52(5), 920. Tein, J., Sandler, I. N., Braver, S. L., & Wolchik, S. A. (2013). Development of a brief parentreport risk index for children following parental divorce. Journal Of Family Psychology, 27(6), 925-936. doi:10.1037/a0034571 Van der Zee, F. (2004). Kennisverwerving in de Empirische Wetenschappen, de methodologie van wetenschappelijk onderzoek Groningen: BMOOO Mr. A.(Arie) van Bellen Director ECP. NL. Van Peer, C. (2007). De impact van een (echt) scheiding op kinderen en expartners. Studiedienst van de Vlaamse Regering, Brussel. Vispoel, W.P., Boo, J., & Bleiler, T. (2001). Computerized and paper-and-pencil versions of the Rosenberg self- esteem scale: A comparison of psychometric features and respondent preferences. Educational Psychological Measurement, 61, 461-474.