P.W.J. Jüch, W. Kalk
Thema: De volledige gebitsprothese nader belicht 1
De invloed van een gebitsprothese op de smaakgewaarwording Een veranderde smaakwaarneming is een regelmatig terugkerende klacht van gebitsprothesedragers. Algemeen wordt aangenomen dat het afdekken van het palatum durum de temperatuur- en structuurwaarneming van het voedsel verandert en daarmee de oorzaak is van deze andere smaakgewaarwording. Naast temperatuur en structuur van het voedsel spelen geur, leeftijd en speekselsamenstelling een belangrijke rol in de smaakwaarneming.
Smaak
Somatosensibiliteit Nervus vagus
Nervus vagus (X)
Nervus glossopharyngeus
Jüch PWJ, Kalk W. De invloed van een gebitsprothese op de smaakgewaarwording
Nervus glossopharyngeus (IX)
Ned Tijdschr Tandheelkd 2011; 118: 569-574 doi: 10.5177/ntvt.2011.11.11138
Inleiding De reuk- en smaakzin zijn de 2 zintuigen die samen voor een groot deel bepalend zijn voor de smaakwaarneming van eten en drinken. De smaak van voedsel is in hoge mate kenmerkend voor de kwaliteit van het voedsel en daarmee bepalend voor de algemene gezondheid (Garcia-Bailo et al, 2009). Daarnaast hebben de smaak- en reukzin ook een beschermende functie, namelijk het waarschuwen voor eventuele toxiciteit van het voedsel en voor gevaarlijke vluchtige stoffen. Algemeen wordt aangenomen dat de reukzin voor circa 70% bepalend is voor de smaakwaarneming. Daarnaast oefenen ook de temperatuur en de aanblik van het voedsel invloed uit op de smaakgewaarwording. Opmerkelijk is de rol die het gehoor speelt bij de smaakwaarneming: chips, wortels en selderijstengels moeten knappen en kraken anders smaken ze niet (Zampini en Spence, 2010). Ten slotte speelt het gevoel in de mond een rol bij de smaakwaarneming van voedsel. Belangrijke structuren hierbij zijn de tong en het palatum durum. Wanneer die laatste wordt afgedekt, zoals bij het dragen van een gebitsprothese in de bovenkaak, vervalt een belangrijk deel van de tastzin in de mond en dit veroorzaakt waarschijnlijk smaakveranderingen. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de lokalisatie en de innervatie van smaakreceptoren en aan factoren die de smaakgewaarwording beïnvloeden. Tevens wordt ingegaan op de invloed van een gebitsprothese op de smaakgewaarwording en hoe een mondzorgverlener moet omgaan met smaakklachten van patiënten met een gebitsprothese.
Nervus facialis (chorda tympani)
Nervus lingualis (Nervus trigeminus, V3)
Afb. 1. Smaak- en somatosensibele innervatie van de tong.
De receptorcellen die zijn gelokaliseerd in zogeheten smaakknoppen of smaakbekers zijn de functionele eenheden van het perifere smaakorgaan die verantwoordelijk zijn voor de smaakwaarneming. Smaakbekers worden niet alleen solitair aangetroffen in de mucosa van de overgang van het palatum durum naar het palatum molle, van het palatum molle zelf,
van de epiglottis, van de farynx en van de oesofagus, maar ook in de oppervlaktevergrotende structuren van de tongmucosa, de zogeheten smaakpapillen. De grootste papillen met de meeste smaakbekers, de papillae vallatae, bevinden zich direct voor de sulcus terminalis linguae op een rij (4-13 bij de mens) en bevatten elk circa 250 smaakknoppen. Aan de zijkant van de tong bevinden zich de bladvormige papillen, de papillae foliatae, met een totaal van circa 1.250 smaakbekers. Paddestoelvormige papillen, de papillae fungiformes, worden aangetroffen op het dorsum van het voorste deel van de tong. De mens heeft ongeveer 35 fungiforme papillen met elk zo’n 115 smaakbekers. Om de smaakpapillen heen liggen de uitgangen van sereuze klieren die samen met het speeksel ervoor zorgen dat de te proeven stoffen in oplossing komen en zo kunnen worden waargenomen door de smaakcellen. Het schoonwassen van de smaakbekers is een tweede functie van deze sereuze klieren. Zo zijn de receptoren van de smaakcellen in staat nieuwe smaakstoffen te detecteren en wordt adaptatie aan de smaakstof gereduceerd. De op het gehele tongoppervlak aanwezige papillae filliformes zijn geen smaakpapillen, maar spelen een rol bij het voedseltransport in de mond. Regelmatig worden in de literatuur nog verwijzingen gevonden naar smaakbekers die gelegen zouden zijn in de mucosa van het palatum durum. Zeker is dat het gebied van de overgang van het palatum durum naar het palatum molle smaakbekers bevat. Echter, in het deel van de mucosa van het palatum durum dat gelegen is voor deze overgang konden smaakbekers niet worden aangetoond (Gairns, 1955; Nilsson, 1978). Ook smaak- en elektrische prikkels
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
569
Locatie smaakzin
118 | november 2011
Them a: De v olledig e g ebits pr othes e nader belicht 1
Jüch en Kalk: Gebitsprothese en smaakgewaarwoording
ele adaptatie niveaus van de verschillende smaakstoffen zodat het voedsel tijdens de maaltijd blijft smaken. Nervus zygomaticus
Nervus infraorbitalis
Innervatie van de tong en het palatum
(elektrogustometrie) op het palatum durum konden geen smaaksensaties opwekken en daarmee kon worden vastgesteld dat zich in dit gebied geen smaakbekers bevinden. De receptorcellen in de smaakknoppen zijn geen zenuwcellen, maar epitheelcellen met eigenschappen van zenuwcellen. Deze receptorcellen worden op verschillende wijzen geactiveerd, afhankelijk van de te proeven stoffen. In alle gevallen wordt de receptorcel gedepolariseerd en dit resulteert in de uitstoot van een neurotransmitter. Verschillende smaakstoffen zoals zout, zoet, zuur, bitter en umami (glutamaat), de 5 basissmaken, kunnen eenzelfde receptorcel activeren via hun eigen specifieke receptormechanisme. De uitgestoten neurotransmitter, adenosinetrifosfaat, activeert vervolgens de smaakzenuwen die in nauw contact staan met de receptorcellen. Receptorcellen hebben een verschillende activeringsdrempel voor de verschillende smaakmodaliteiten. Zo kan de receptor voor bitter veel lagere concentraties waarnemen dan de receptoren voor zoet, zout en zuur. De activeringsdrempel van de receptoren of smaakgevoeligheid wordt beïnvloed door vele factoren. Bekend is dat lichaamsgewicht, leeftijd, ziekten, alcoholgebruik, medicijngebruik, roken, speekselsamenstelling en mondhygiëne de gevoeligheid van de receptoren sterk kunnen beïnvloeden. Daarnaast zijn ook effecten van honger en verzadiging op de smaakgevoeligheid beschreven en zou calorische deprivatie de drempel voor zoet en zout sterk verlagen (Zverev, 2004). Een andere eigenschap van smaakreceptoren is dat ze gemakkelijk adapteren. Bij constante prikkeling met een smaakstof neemt de gevoeligheid van de receptor voor deze smaakstof sterk af. Wanneer echter een mengsel van smaakstoffen wordt aangeboden, vindt interactie plaats op receptorniveau. Dit zorgt ervoor dat de individuele smaakstoffen in dit mengsel anders worden gepercipieerd (hogere of lagere intensiteit) dan wanneer ze solitair worden aangeboden. Mengsels hebben derhalve ook invloed op de individu-
De nervus lingualis, een aftakking van de nervus mandibularis, is verantwoordelijk voor de somatosensibele innervatie van het voorste deel van de tong. Daarnaast wordt via de nervus lingualis ook de autonome innervatie van de accessoire linguale speekselklieren verzorgd. De chorda tympani, een tak van de nervus facialis, loopt mee in de schede van de nervus lingualis en is de smaaknervus van het voorste deel van de tong waar het de papillae fungiformes innerveert. In de literatuur wordt ook melding gemaakt van een faciale smaakinnervatie van dit deel van de tong die niet verloopt via de chorda tympani, maar via de nervus petrosus superficialis major. Een tak van de nervus glossofaryngeus verzorgt naast de smaakinnervatie van de papillae vallatae en de papillae foliatae ook de somatosensibele innervatie van deze gebieden. Ten slotte innerveert voor de smaak de nervus laryngeus superior, een tak van de nervus vagus, het gedeelte van de tong gelegen direct voor de epiglottis (afb. 1). De motore innervatie van de tong vindt plaats via de nervus hypoglossus. De somatosensibele innervatie van het palatum vindt plaats vanuit het ganglion pterygopalatinum (sfenopalatinum), gelegen direct onder de fossa pterygopalatinum van het cranium (afb. 2). Twee nervustakken verbinden dit ganglion met de nervus maxillaris en een derde met de nervus facialis. De mucosa van het palatum durum wordt vanuit het ganglion pterygopalatinum anterieur geïnnerveerd door de nervus nasopalatinus. Deze nervus komt in de mond via het foramen incisivum. Het middendeel van de mucosa van het palatum durum wordt geïnnerveerd door de nervus palatinus major, terwijl de mucosa van het posterieure deel van het palatum durum en van het palatum molle wordt geïnnerveerd door takken van de nervi palatini minores. De nervi palatini komen via de foramina palatini in de mond (afb. 3). De autonome innervatie van het palatum (accessoire palatinale speekselklieren) vindt plaats door zenuwvezels die meelopen met de nervus petrosus major en de nervi palatini. Ook de vezels van de nervus facialis die de smaakcellen van het palatum molle innervere, volgen deze weg. Smaakinnervatie van het palatum molle vindt plaats door aftakkingen van de nervus glossofaryngeus. Alle innervaties van het palatum en de tong zijn bilateraal georganiseerd. De smaakzenuwen van de nervus facialis, nervus glossofaryngeus en nervus vagus synapteren op het niveau van de medulla oblongata in eerste instantie op de nucleus van de tractus solitarius, ook wel smaakkern genoemd. Vanuit deze kern loopt een ascenderende vezelbaan naar de thalamus. Vanuit de thalamus bereiken smaaksignalen de smaakcortex. Op dit niveau vindt bewustwording van de smaakprikkel plaats. De ascenderende smaakbaan projecteert ook op de hypothalamus en structuren van het limbisch systeem. Dit zijn gebieden waarvan aangenomen wordt dat zij betrokken zijn bij de smaakwaardering. Een belangrijke functie van smaakprikkels is ook het reflexmatig activeren
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
570
Nervus maxillaris
Ganglion pterygopalatinum
Nervi alveolares superiores
Afb. 2. Locatie ganglion pterygopalatinum met nervustakken naar de nervus maxillaris.
118 | november 2011
Jüch en Kalk: Gebitsprothese en smaakgewaarwoording
Nervus nasopalatinus Foramen incisivum
Sutura palatina mediana Nervus palatinus major
Foramen palatini majus
Them a: De v olledig e g ebits pr othes e nader belicht 1
Dat de tongpunt vooral gevoelig is voor zoetprikkels zou te maken hebben met de acceptatie van het voedsel (calorieinname). De sterke gevoeligheid voor bittere smaken achter in de mond wijst op een mechanisme dat bescherming biedt tegen toxische stoffen. Achter in de mond liggen ook de sensoren die reflexmatig het braakcentrum in de medulla oblongata kunnen activeren. Ten slotte speelt de duur van een smaaksensatie een rol. Hierbij kan worden gedacht aan smaken die snel verdwijnen of die nog lang aanhouden, de zogeheten nasmaak. De smaak van kunstmatige zoetstoffen blijft vaak veel langer hangen dan de smaak van sucrose, een reden waarom deze zoetvervangers vaak niet zo positief worden gewaardeerd.
Mondgevoel en smaakperceptie
Foramen palatini minus
Nervi palatini minores
Vomer
Afb. 3. Somatosensibele innervatie van de mucosa van het palatum.
van spijsverteringsprocessen. Hiertoe maken vezels uit de medullaire smaakkern verbinding met kernen van het parasympatische zenuwstelsel. Via deze kanalen worden dan de speeksel- en maagsapsecretie gestimuleerd als voorbereiding op het spijsverteringsproces.
Smaakwaarneming Aan een smaaksensatie kan een aantal eigenschappen worden toegekend die worden uitgedrukt in kwaliteit, intensiteit, locatie en duur. Elk van deze eigenschappen draagt dan weer bij aan de waardering van voedsel in termen van lekker of niet-lekker. De smaakkwaliteit van voedsel wordt meestal onderverdeeld in modaliteiten of basissmaken, te weten zout, zoet, zuur, bitter en umami (hartig, glutamaat). Voorbeelden van deze smaakkwaliteiten zijn dan respectievelijk tafelzout, honing, citroensap, koffie en bouillon. Bij muizen is een receptor gevonden die specifiek reageert op vet. Voorlopig gaat men er vanuit dat deze vetreceptoren werken als smaakmodulatoren en reflexmatig het vetmetabolisme in gang zetten (Zhang et al, 2011). In de toekomst zou vet de zesde basissmaak kunnen worden. De intensiteit van een smaaksensatie wordt gekenmerkt door de grootte van de smaaksensatie en wordt beschreven door termen als licht zuur, mierzoet en bremzout. Met locatie wordt bedoeld de plaats in de mond waar de kwaliteit van een smaaksensatie wordt waargenomen. Vaak wordt nog vermeld dat het oppervlak van de tong discrete smaakzones zou kennen, bijvoorbeeld dat zoet alleen met de punt van de tong wordt geproefd en bitter in het gebied van de papillae circumvallatae achterop de tong. Met verschillende methoden is echter aangetoond dat op alle locaties van de tong de 5 basissmaken kunnen worden waargenomen. Wel zijn bepaalde gebieden gevoeliger voor 1 bepaalde basissmaak. Van het palatum molle is bekend dat dit sterker bijdraagt aan bitter- en zoutsensaties dan aan zoet- en zuursensaties.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Het proeven van eten of drinken vindt altijd tegelijkertijd plaats met een bepaald gevoel dat het voedsel in de mond opwekt. Welk gevoel dit opwekt, hangt samen met de samenstelling of textuur van het voedsel. De textuur van het voedsel wordt uitgedrukt als de som van de krachten die op de orale mechanoreceptoren wordt uitgeoefend. De verwerking van voedsel in de mond wordt dan gezien als een continu proces van mechanische veranderingen dat wordt geregistreerd als een feedbacksignaal van de sensoren in de orale mucosa (Strassburg et al, 2009). Onderzoek naar de relatie tussen de tast- en smaakzin op de tong laat zien dat smaaksensaties niet zijn beperkt tot de specifieke gebieden waar de smaakknoppen zijn gelokaliseerd, maar eerder worden opgewekt op de locaties die worden aangeraakt door het voedsel. Tijdens het eten wordt de smaaksensatie namelijk in de gehele mond opgewekt en beperkt zich niet tot de gebieden waar de smaakknoppen zich bevinden (Lim en Green, 2008). Weinig onderzoek is gedaan naar de invloed van de tastzin van het palatum op de smaakzin. In tegenstelling tot de tong is bij het palatum durum geen sprake van een combinatie van beide zintuigen. De smaakzin in de vorm van smaakbekers is hier geheel afwezig en er is alleen sprake van een somatosensibele innervatie.
Temperatuur en smaakperceptie De temperatuursafhankelijkheid van de smaakperceptie is algemeen bekend. Bij wijnproeverijen bleek dat dezelfde wijn die op verschillende temperaturen werd geserveerd als totaal verschillende wijnen werd geclassificeerd (Klosse, 2003). In het klassieke psychofysiche werk van Hahn en Günther (1933) werd reeds gedemonstreerd dat drempelwaarden voor de 4 smaakmodaliteiten sterk afhankelijk waren van de temperatuur. Zo hebben de waarnemingsdrempels voor prikkels van zout, zoet, zuur en bitter een Uvormige afhankelijkheid met de temperatuur waarbij de laagste drempelwaarden worden gevonden tussen de 20 en 30 oC. Deze specifieke U-vormige relatie tussen temperatuur en smaakintensiteit geldt alleen op drempelwaardeniveaus. Bij bovendrempelige prikkels is het effect van temperatuur op de waargenomen smaakintensiteit verschillend voor de verschillende smaakmodaliteiten. In het algemeen geldt dat de smaakintensiteit van zoet en bitter
571
118 | november 2011
Jüch en Kalk: Gebitsprothese en smaakgewaarwoording
Them a: De v olledig e g ebits pr othes e nader belicht 1
toeneemt bij hogere temperaturen, terwijl de zuur- en zoutwaarneming veel minder afhankelijk zijn van de temperatuur. Opvallend is dat een temperatuurprikkel alleen - zonder een smaakprikkel - ook een smaaksensatie kan oproepen (Cruz en Green, 2000). Zo geeft warmte een zoete sensatie op het voorste deel van de tong, terwijl koude een bittere en zure sensatie geeft op het achterste deel. Sterk prikkelende en verkoelende voedingsstoffen, zoals spaanse peper en menthol, geven niet alleen temperatuursensaties, maar hebben ook invloed op de smaak zelf. Capsaicine, de prikkelende stof in Spaanse peper, onderdrukt de reactie op zoet, bitter en umami, terwijl de reactie op zout en zuur niet wordt beïnvloed. Soortgelijke reacties worden ook gevonden voor verkoelende prikkels van menthol. Niet bekend is of er sprake is van summering van smaak- en temperatuurprikkels op centraal niveau en of dat temperatuurmodulerend werkt op het transductiemechanisme van de smaakreceptoren die deze reacties kunnen verklaren. In ieder geval zijn er aanwijzingen dat sterk temperatuurgevoelige moleculen in het smaaktransductiemechanisme voor een deel verantwoordelijk zijn voor de waargenomen temperatuureffecten op de smaakgewaarwording. Zo zouden er zoutgevoelige receptoren zijn die sterk reageren op koude en warmte en daarmee de respons op zout kunnen moduleren. Daarnaast zijn bepaalde spanningsafhankelijke kanalen verantwoordelijk voor de toename van de zoetrespons na het toedienen van een warmteprikkel (Talavera et al, 2007).
Gebitsprothese
Speeksel en smaak Ook speeksel speelt een belangrijke rol bij de smaakgewaarwording. Allereerst is het speeksel belangrijk als oplosmiddel voor de te proeven stoffen. Zowel voor de reuk- als voor de smaakgewaarwording geldt dat het noodzakelijk is dat stoffen in oplossing zijn om contact te kunnen maken met de receptorcellen. Zo zal kristalsuiker op een droge tong geen zoetsensatie opwekken; de suiker is immers niet opgelost. Daarnaastheeft speeksel een transportfunctie waarbij de opgeloste stoffen in de mond naar de receptoren worden getransporteerd. Een verminderde speekselsecretiesnelheid heeft directe gevolgen op de speekselsamenstelling en daarmee op het proefvermogen. De ionen- en eiwitsamenstelling van het speeksel beïnvloeden namelijk sterk de membraanpotentiaal van de smaakcellen en daarmee de activering van de smaakzenuwen (Spielman en Ship, 2004). De hoeveelheid en de samenstelling van het speeksel worden ook beïnvloed door de aanblik (het Pavlof-effect), de fysieke aanwezigheid en de aard van het voedsel in de mond. Mechanische prikkeling van het mondslijmvlies alleen heeft al een sterk stimulerende invloed op de speekselklieractiviteit. De zuurgraad van het voedsel speelt ook een belangrijke rol bij de samenstelling van het speeksel. Door het eten van bijvoorbeeld een citroen neemt niet alleen de speekselsecretiesnelheid sterk toe, maar ook de hoeveelheid bicarbonaat in het speeksel. Hierdoor wordt het zuur van de citroen niet alleen sterk verdund maar ook meer gebufferd, waardoor de zuursensatie sterk afneemt.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
In de literatuur is slechts een gering aantal onderzoeken naar de oorzaken van de smaakveranderingen die optreden bij het dragen van een gebitsprothese in de bovenkaak te vinden. Uit 1 van de eerste onderzoeken waarbij werd gebruikgemaakt van smaakstoffen in oplossing, bleek dat bij dragers van een gebitsprothese het waarnemingsvermogen voor 1 of meer van de 4 basissmaken op het palatum molle sterk was gereduceerd (Strain, 1952). Bij 50% kon zelfs geen enkele smaakgewaarwording worden opgewekt tegen 12% van de dentate controlegroep. Drukkrachten en pijnprikkels veroorzaakt door de gebitsprothese werden als mogelijke verklaringen gegeven voor de waargenomen reductie in het proefvermogen. Veroudering zou ook en rol kunnen spelen, omdat bij dit onderzoek de experimentele en de controlegroep niet waren gebalanceerd op leeftijd. Later onderzoek maakte duidelijk dat het dragen van een gebitsprothese in de bovenkaak drempelverhogend werkt om bittere stoffen te kunnen detecteren met de smaakreceptoren van het palatum molle. Ander onderzoek waarbij de smaakrespons van de gehele mond werd beoordeeld, liet zien dat prothesedragers een verhoogde drempel hadden om zoet in vast voedsel te kunnen detecteren (Henkin en Cristiansen, 1967). Hiervoor werd als verklaring gegeven dat prothesedragers een geringer vermogen hebben om voedsel fijn te malen en een verminderde speekselsecretiesnelheid hebben waardoor het te proeven zoet slechter in oplossing komt en daardoor minder gemakkelijk de smaakcellen bereikt. Het dragen van een gebitsprothese veranderde volgens Murphy (1971) niet alleen detectiedrempels voor smaakstoffen in vast voedsel, maar ook die voor smaakstoffen in oplossing. Om leeftijdseffecten te elimineren, onderzochten Jüch en Tuinier (2011) het effect van palatumbedekking op smaakdrempels bij personen van 18 tot 25 jaar. De waarnemingsdrempel voor zout, zoet, zuur en bitter vertoonde bij hen geringe veranderingen die vergelijkbaar zijn met de bevindingen van andere onderzoekers. De precisie waarmee smaakdrempels werden gedetecteerd, nam echter bij palatumbedekking aanzienlijk af. Dit betekende dat het dragen van een gebitsprothese in de bovenkaak meer onderzekerheid met zich meebrengt over wat men nu eigenlijk proeft. Niet alleen de smaakperceptie wordt beïnvloed door het dragen van een gebitsprothese maar ook het gevoel in de mond, zoals het vermogen bepaalde vormen van voorwerpen in de mond te herkennen, wordt gereduceerd (Engelen et al, 2002). Om de afname van het mondgevoel bij het dragen van een gebitsprothese in de bovenkaak enigszins te compenseren en daarmee eventueel een smaakverbetering te bewerkstelligen, kan het oppervlak van de gebitsprothese worden bewerkt. Een oppervlaktestructuur die het meest overeenkomt met die van het natuurlijke palatumoppervlak boekte hierbij de beste resultaten (Tanaka et al, 2008).
Veroudering en smaakperceptie Bij het ouder worden treedt een aantal anatomische veranderingen op in het smaakorgaan. In de eerste plaats is sprake
572
118 | november 2011
Jüch en Kalk: Gebitsprothese en smaakgewaarwoording
Them a: De v olledig e g ebits pr othes e nader belicht 1
van een reductie van de aanmaak van nieuwe smaakcellen en dit resulteert in afname van het totaal aantal smaakknoppen. In de tweede plaats reduceert in het bijzonder boven de leeftijd van 60 jaar het aantal smaakzenuwen dat de smaakknoppen innerveert. Smaakonderzoek bij ouderen liet zien dat deze morfologische veranderingen gepaard gingen met een significante verhoging van de waarnemingsdrempels voor de 5 basissmaken. Dit gold voor zowel mannen als vrouwen (Fukunaga et al, 2005). Daarnaast zag men bij ouderen ook een verhoging van smaakdrempels voor andersoortige smaakstoffen, zoals die van vlees. Het vermogen om zoet te proeven blijft onveranderd aanwezig tijdens het gehele leven van de mens. Hoewel ouderen lagere concentraties suiker minder goed kunnen waarnemen dan jongeren, bleek toch dat beide groepen hogere concentraties even goed kunnen waarnemen. Het dragen van een gebitsprothese is niet van invloed op deze bevindingen (Wayler et al, 1990). Voor zout en bitter ligt dat weer anders. De gevoeligheid om hogere concentraties waar te nemen neemt aanzienlijk af op hogere leeftijd (Fukunaga et al, 2005). Dit vindt zijn weerslag in het feit dat ouderen het eten vaak smakeloos vinden en zout aan het eten toevoegen met alle gevolgen van dien. De reductieprocessen met betrekking tot het proefvermogen verlopen langzaam en geleidelijk zodat men zich niet direct bewust wordt van een afname van de smaakwaarneming. De afname in het proefvermogen bij ouderen wordt nog eens verder versterkt doordat de sensibiliteit van het reukepitheel, evenals bij de smaakzin, afneemt. Normaal wordt het reukepitheel op 2 manieren geprikkeld: via de neusopeningen, het orthonasale traject, en via de mond en de farynx, het retronasale traject. Bij ouderen is sprake van een verlaagde retronasale reukgevoeligheid die niet alleen is gerelateerd aan een verlaagde gevoeligheid van het reukepitheel, maar ook aan de aanwezigheid van een gebitsprothese in de bovenkaak (Duffy et al, 1999). Bij het ouder worden blijft het gevoel in de mond tot ongeveer een leeftijd van 80 jaar op hetzelfde niveau. Daarna neemt de sensibiliteit af. Dit uit zich dan in een geringe afname van het vermogen om bepaalde vormen in de mond te kunnen detecteren. Het vermogen om 2 prikkels op een zekere afstand van elkaar als inderdaad gescheiden prikkels waar te nemen (tweepuntsdiscriminatie), neemt echter niet af bij het ouder worden (Fukunaga et al, 2005). Jongeren en ouderen kunnen dit even goed. Wat ook niet aan verandering onderhevig is bij het ouder worden zijn proprioceptie van tong en lippen en de temperatuursensatie in de mond. Ten slotte speelt het voedingspatroon van ouderen nog een rol bij de smaakwaarneming. Bij sommige ouderen is de inname van zink niet voldoende. Zink speelt een rol bij de membraanprocessen van de smaakcellen en is daarmee bepalend voor het opwekken van specifieke smaakprikkels. Een ernstig zinktekort kan leiden tot ageusie.
Gegevens met betrekking tot klachten over smaakveranderingen na een orale behandeling zijn veelal gebaseerd op
casuïstiek en het aantal systematische literatuuronderzoeken naar deze klachten is beperkt (McHenry, 1992). Een gedegen onderzoek op dit gebied verdient derhalve aanbeveling. Voordat bij een patiënt die klaagt over smaakvermindering bij het dragen van een gebitsprothese de diagnose ‘verminderde smaakgewaarwording’ kan worden gesteld, dient aanvullend onderzoek te worden gedaan. Allereerst moet de klacht worden geobjectiveerd, want er is namelijk een samenhang tussen (subjectieve) ontevredenheid over het proefvermogen en bepaalde situaties in de mond zoals (reële) smaakvermindering, een droge mond, palatumbedekking en kauwvermogen (Yoshinaka et al, 2007). Tevens dient men rekening te houden met smaakbeïnvloedende factoren als medicijngebruik, soort voeding, allergieën alsook endocriene, psychiatrische en genetische factoren (Bromley en Doty, 2003). Leeftijd kan bij nieuwe prothesedragers onbewust een belangrijke rol spelen bij waargenomen veranderingen in smaaksensaties. De recent vervaardigde gebitsprothese is dan niet de boosdoener, maar de toename van drempelwaarden voor smaakstoffen als gevolg van het ouder worden. Vooral bij de groep ouderen kan het dragen van een gebitsprothese een verstoorde balans in de orale bacteriële samenstelling teweegbrengen die de oorzaak kan zijn van smaakverandering. De mogelijke oorzaken van een verminderde smaakwaarneming als gevolg van het dragen van gebitsprothesen zelf kunnen vele zijn. Smaak kan gereduceerd zijn omdat een gebitsprothese het palatum durum afdekt en daarmee het gevoel in de mond reduceert waardoor voedsel anders aanvoelt. Tevens kan er een reductie optreden van mechanische prikkeling van de mond met als gevolg een afname van de speekselsecretiesnelheid. Ook wordt het palatum durum door een gebitsprothese beschermd tegen de sensatie van warm en koud voedsel en is het lastiger de locatie van het voedsel in de mond te bepalen, waardoor de slikbewegingen slechter worden gecoördineerd (Shigli, 2009). Tijdens het kauw- en slikproces worden drukverandering via de keelholte doorgegeven naar de neusholte, waardoor een luchtverplaatsing optreedt van de keel- naar de neusholte. Het dragen van een gebitsprothese reduceert deze retronasale luchtstroom en hangt waarschijnlijk samen met de snelheid van het doorslikken van een voedselbolus die toeneemt in aanwezigheid van een gebitsprothese in de bovenkaak (Kodaira et al, 2006). Zoals vermeld, is de reuk voor een groot deel bepalend voor de smaakgewaarwording en een verminderd reukvermogen draagt dan ook sterk bij aan een verminderde smaaksensatie. Uiteindelijk bepaalt een combinatie van de genoemde factoren in welke mate de smaakwaarneming wordt beïnvloed door het dragen van een gebitsprothese. Zeker is dat vooral de waargenomen textuur van het voedsel en de subjectieve perceptie van het gemak waarmee men kauwt bepalend zijn voor de voedselkeuze en daarmee bepalend voor het acceptatiegedrag van de patiënt. In hoeverre patiënten die melding maken van smaakveranderingen bij het dragen van een gebitsprothese kun-
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
573
Tot slot
118 | november 2011
Jüch en Kalk: Gebitsprothese en smaakgewaarwoording
Them a: De v olledig e g ebits pr othes e nader belicht 1
nen worden geholpen, hangt af van de aard en ernst van de klacht. Indien er sprake is van een duidelijk klinisch probleem dient de oorzaak ervan te worden opgespoord. In veel gevallen zijn de therapeutische mogelijkheden beperkt, zeker wanneer de dysgeusie idiopathisch is. Bij smaakklachten die mogelijk het gevolg zijn van het dragen van een gebitsprothese kan men enerzijds adviseren het voedsel wat sterker te kruiden, de tong schoon te maken of te stoppen met roken. Anderzijds kan men overwegen aanpassingen te doen aan de gebitsprothese in de bovenkaak door de dorsale rand in te korten of het oppervlak te voorzien van nagebootste rugae palatinae. Men kan ook overwegen het verlies van de somatosensibele terugkoppeling van het palatum durum te reduceren door over te stappen op een implantaatgedragen gebitsprothese, waarna een groot deel van het palatumoppervlak weer vrij komt te liggen (Slot en Meijer, 2011). Ten slotte dient de patiënt er rekening mee te houden dat een gebitsprothese een beperking geeft aan zijn proefvermogen en dat wanneer een implantaatgedragen gebitsprothese geen optie is hij ermee moet leren leven. Gewenning is dan de enige remedie.
* Murphy WM. The effect of complete dentures upon taste perception.
Literatuur
* Wayler AH, Perimuter LC, Cardello AV, Jones JA, Chauncey HH. Effects
Br Dent J 1971; 130: 201-205. * Nilsson B. Taste perception in the human palate. A clinical and histological study. Umeå: Umeå University, 1978. Academisch proefschrift. * Shigli K. Aftercare of the complete denture patient. J Prosthodont 2009; 18: 688-693. * Slot JW, Meijer HJA. De overkappingsprothese in de bovenkaak: wat is mogelijk en wat is wenselijk. Ned Tijdschr Tandheelkd 2011; 118: [000-000]. * Spielman AI, Ship JA. Taste and smell. In: Miles TS, Nauntofte B, Svensson P (eds). Clinical oral physiology. Copenhagen: Quintessence Publishing Co Ltd, 2004. * Strain JC. The influence of complete dentures upon taste perception. J Prosthet Dent 1952; 2: 60-67. * Strassburg J, Burbidge A, Hartmann C. Identification of tactile mechanisms for the evaluation of objects sizes during texture perception. Food Qual Prefer 2009; 20: 329-334. * Talavera K, Ninomiya Y, Winkel C, Voets T, Nilius B. Influence of temperature on taste perception. Cell Mol Life Sci 2007; 64: 377-381. * Tanaka A, Kodaira Y, Ishizak K, Sakurai K. Influence of palatal surface shape of dentures on food perception. J Oral Rehabil 2008; 35: 715721.
* Bromley SM, Doty RL. Clinical disorders affecting taste: evaluation and management. In: Doty RL (ed). Handbook of olfaction and gustation. New York: Marcel Dekker Inc., 2003. * Duffy VB, Cain WS, Ferris AM. Measurement of sensitivity to olfactory flavor: application in a study of aging and dentures. Chem Senses 1999; 24: 671-677. * Engelen L, Prinz JF, Bosman F. The influence of sensitivity and material on oral perception of ball size with and without palatal coverage. Arch Oral Biol 2002; 47: 197-201. * Fukunaga A, Uematsu H, Sugimoto K. Influences of aging on taste perception and oral somatic sensation. J Gerontol A Biol Sci Med Sci 2005: 60: 109-113.
of age and removable artificial dentition on taste. Spec Care Dentist 1990; 10:107-113. * Yoshinaka M, Yoshinaka MF, Ikebe K, Shimanuku Y, Nokub T. Factors associated with taste dissatisfaction in the elderly. J Oral Rehabil 2007; 34: 497-502. * Zampini M, Spence C. Assessing the role of sound in the perception of food and drink. Chem Percept 2010; 3: 57-67. * Zhang XJ, Zhou LH, Ban X, Liu DX, Jiang W, Liu XM. Decreased expression of CD36 in circumvallate taste buds of high-fat diet induced obese rats. Acta Histochem 2011; 113: 663-667. * Zverev YP. Effects of caloric deprivation and satiety on sensitivity of the gustatory system. BMC Neurosci 2004; 5: 5.
* Gairns FW. The sensory nerve endings of the human palate. Q J Exp Physiol Cogn Med Sci 1955; 40: 40-48.
Summary
* Garcia-Bailo B, Toguri C, Eny KM, El-Sohemy A. Genetic variation in taste and its influence on food selection. OMICS 2009; 13: 69-80. * Gruz A, Green BG. Thermal stimulation of taste. Nature 2000; 403: 889-892. * Hahn H, Günther H. Über die Reize und Reizbedingungen des Geschmacksinnes. Pflügers Arch 1933; 231: 48-67. * Henkin RI, Christiansen RL. Taste thresholds in patients with dentures. J Am Dent Assoc 1967; 75: 118-120.
Influence of a maxillary complete denture on taste perception Patients regularly report an alteration in taste perception after the insertion of a maxillary complete denture. It is generally accepted that changes in temperature and texture perception of the food induced by covering the hard palate are the principal factors contributing to this alteration. Besides temperature and texture, other factors contributing to taste perception are smell, age and saliva composition.
* Jüch PJW, Tuinier M. Society of Oral Physiology: Abstracts of the meeting in Dresden, Germany, 7th–10th May 2009. Abstract No.
Bron
40. The effect of covering the hard palate on taste perception. J Oral
P.W.J. Jüch, W. Kalk
Rehabil 2011; 38: E15-E16.
Uit de afdeling Orale Functieleer van het Centrum voor Tandheelkunde en
* Klosse P. Het proefboek: de essentie van smaak. Baarn: Tirion, 2003.
Mondzorgkunde (CTM), Universitair Medisch Centrum Groningen
* Kodaira Y, Ishizaki K, Sakurai K. Effect of palate covering on bolus-
Datum van acceptatie: 1 september 2011
propulsion time and its contributory factors. J Oral Rehabil 2006;
Adres: dr. P.W.J. Jüch, CTM, postbus 196, 9700 AD Groningen
33: 8-16.
[email protected]
* Lim J, Green BG. Taste interaction with taste localization: influence of gustatory quality and intensity. Chem Senses 2008; 33: 137-143. * McHenry KR. Oral prosthesis and chemosensory taste function. A review of the literature. N Y State Dent J 1992; 58: 36-38.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
574
118 | november 2011