DE GROOTE ZAAL IN HET KONINKLIJK TALKIS TE AMSTERDAM.
HET KONINKLIJK PALEIS TE AMSTERDAM ï t f t f f ï t D O O R A . W . WE1SSMAN. f ï t t t t t t Het Koninklijk Paleis te Amsterdam was voorheen het Raadhuis der stad. Naar het ontwerp van Jacob van Campen gebouwd, in 1655 plechtig ingewijd en in 1705 geheel voltooid, is het tot 1807 voor zijn oorspronkelijke bestemming gebruikt. In het laatst van 1807 besloot Koning Lodewijk Napoleon zijn residentie van Utrecht naar Amsterdam te verplaatsen; de stad bood Z. M. toen haar Raadhuis als Paleis aan. Het ontruimen van het gebouw had plaats in Januari en Februari 1808, onder leiding van Abraham van der Hart, Directeur van Stads-werken. De Burgemeester was inmiddels naar Utrecht ontboden, om met den Koning omtrent de noodige veranderingen van het Raadhuis te overleggen, en werd door den assistent van Van der Hart, Ziesenis, als deskundige vergezeld. Ziesenis bracht de veranderingen zeer ten genoege van Koning Lodewijk Napoleon tot stand; hij nam 22 Juni 1808 ontslag uit zijn stadsbetrekking, om in dienst van Z. M. over te gaan. Er wordt dikwijls beweerd, dat het gebouw door zijn inrichting tot paleis bedorven is. Maar een aandachtige beschouwing doet zien, dat Ziesenis met de grootste piëteit is te werk gegaan. Die zorg is begrijpelijk, want men meende, dat het gebouw weer spoedig zijn oude bestemming zou herkrijgen. De Koning toch had het voornemen, een nieuw paleis in den Haag, ter plaatse van het Binnenhof, te laten bouwen. Ziesenis heeft zich bepaald tot het doorbreken van eenige muren, het plaatsen van houten schotten, het maken van centrale verwarming in de Burgerzaal en op de Galerijen, en het aanbrengen van een trap in de vroegere bodenkamer van Burgemeesteren. In de schouwen plaatste hij de fraaie schoorsteenmantels, die afkomstig waren uit het voor Prins Willem V gebouwde Stadhouderlijke kwartier in Den Haag, waar nu
de Tweede Kamer der Staten-Generaal vergadert. Om die schoorsteenmantels werd het spiegelglas, mede van het Binnenhof af komstig, aangebracht. Van buiten werden zoo goed als geen wijzigingen gemaakt; alleen het balcon en de ingang aan de zijde der Paleisstraat, die noodig was, om de Wisselbank, welke in in het gebouw gevestigd bleef, te kunnen bereiken, zijn van Ziesenis afkomstig. Het eenige, wat als een verminking van het Raadhuis kan gelden is, dat in de Secretarie, aan de zuidzijde, een verdieping gemaakt werd, en deze zaal in twee kleinere vertrekken werd veranderd. Reeds in April van het jaar 1808 was het Paleis gereed, om den Koning te ontvangen. Den negenden dier maand werd het Stadsbestuur van Amsterdam te Utrecht bij den vorst ten gehoore toegelaten, om Z. M. te verzoeken „het in een Koninklijk Paleis veranderd Stadhuis wel te willen aannemen en als zoodanig te verklaren". De Koninklijke Courant van 14 April 1808 zegt: ,,Zijne Majesteit antwoordde, dat Zij, ten hoogste gevoelig zijnde over den wensch der Amsterdamsche Burgerij, om Hoogstdezelve in haar midden te zien, de gedane aanbieding gaarne aannam, doch onder volstrekt beding, dat alle daardoor veroorzaakte onkosten ten laste zouden komen van de Kroon, alsook dat Zijne Majesteit over het Stadhuis niet langer zoude beschikken dan tot op den Algemeenen Vrede, wanneer het herstel der finantiën het bouwen van een nieuw paleis ten kosten van de Publieke Schatkist zoude toelaten, ten einde dat in Den Haag te vervangen, hetwelk aan de Domeinen is wedergegeven". Het slot der toespraak van den Koning luidde: ,,Dat Amsterdam alsdan het Paleis terugbekome en hetzelve wederom tot een Stadhuis gebruike. Indien Uwe Stad er niet een bezate overeenkomstig met haren luister, zoude Ik, 295
DE VOORMALIGE VIERSCHAAR IN HET KONINKLIJK PALEIS TE AMSTERDAM.
met den Vrede, een zoodanig gebouw hebben Rechts, dus naar de hoogere zijde, bevinden doen stichten". zich de vertrekken van Burgemeesteren en Koning Lodewijk Napoleon, die bij zijn Thesaurieren, die de eigenlijke machthebbers onderdanen wel gezien was, kon deze belofte waren. Links, aan de lagere zijde, liggen de niet nakomen. In 1810 verloor hij zijn troon, kamers der Vroedschap en der collegiën, en zijn keizerlijke broeder bepaalde, dat het die minder in aanzien stonden. In de as zijn Raadhuis als Paleis zou blijven dienen. de vertrekken, aan de gerechtigheid gewijd, Napoleon heeft er in het najaar van 1811 aangebracht; in het vooruitspringend middenpaviljoen hadden rechts de regeerende Burgemet Marie Louise vertoefd. Na het herstel van Nederlands onafhankelijk- meesteren en links de Schepenen een kamer. heid heeft het Koninklijk Huis, als het te Doch terwijl de eersten daar voortdurend Amsterdam vertoefde, het Paleis bewoond, vertoefden, kwamen de laatsten er slechts, dat voorzien bleef van de kostbare meubelen, als lijfstraffen voltrokken moesten worden. die Lodewijk Napoleon er had laten plaatsen. Bij het uitspreken der vonnissen zaten Schout Tot omstreeks 1870 nam niemand daar en Schepenen in de Vierschaar. Doch om aanstoot aan. Toen begon echter J. A. duidelijk te maken, dat ook zelfs dan nog Alberdingk Thijm de wenschelijkheid te be- Burgemeesteren de eersten waren, zaten deze toogen dat het Raadhuis, naar de belofte voor een geopend venster, dat in hun kamer van Koning Lodewijk Napoleon, weder aan uitkwam, en waardoor zij in de Vierschaar Amsterdam zou worden teruggegeven. Sinds konden zien. Bij al deze symboliek heeft Jacob van is deze wensch ook door anderen geuit, en heeft het onderwerp zelfs in den Raad een Campen toch de eischen, die de practijk stelde, op voortreffelijke wijze bevredigd. punt van bespreking uitgemaakt. Het is zeker voor de hoofdstad niet aan- Gelijkstraats plaatste hij aan de rechterzijde genaam, dat zij nu reeds bijna een eeuw de Wisselbank, die Amsterdam tot bloei had haar Raadhuis moet missen. Voor het be- gebracht, en die, tot de 19^ eeuw toe, de houd van het monument was het echter grootste bankinstelling van Europa bleef. gelukkig, dat Koning Lodewijk Napoleon De linkerzijde gelijkstraats werd voor het het als zijn verblijf koos. Want nu bezitten bewaren der gevangenen ingericht, die langs wij het gebouw in den staat, zooals het in trappen, voor het publiek niet toegankelijk, 1808 door het stadsbestuur werd ontruimd. zoowel naar de kamer van Schepenen als Men stelle zich eens voor, hoeveel er nu naar de Justitiekamer konden worden gebracht. De voorname zalen op de eerste verdieping, aan het gebouw zou zijn gewijzigd, indien het als Raadhuis was blijven gebruikt! Jacob die langs de galerijen bereikt worden, heeft van Campen heeft zijn plan gemaakt met Jacob van Campen hooger gemaakt dan de het oog op den toenmaligen regeeringsvorm andere vertrekken, waarboven hij kamers der stad, die niet de minste overeenkomst aanbracht, die voor verschillende doeleinden meer vertoont met den tegenwoordigen. Die bestemd waren. oude regeeringsvorm is in den plattegrond In de vier hoeken van het gebouw zijn op meesterlijke wijze verzinnelijkt. Er schuilt de trappen geplaatst, die toegang tot de hierin geen mindere symboliek dan in het verdiepingen geven. Een vijfde trap, achter plan eener middeleeuwsche kathedraal. de Vierschaar, leidt van den Dam naar de Gelijk zulk eene kerk georiënteerd is, zoo groote Burgerzaal. Sinds het gebouw als loopt ook de as van het Amsterdamsche paleis dient wordt de noordelijke helft dezer Raadhuis van het westen naar het oosten. trap niet meer gebruikt, omdat aan die zijde Plaatst men zich in die as met het gelaat de wacht is gehuisvest. naar de opkomende zon gericht, dan heeft Deze laatste trap was bestemd voor de men vóór zich de Vierschaar, waar het regeering. De andere vier dienden voor het heilig recht, het hoogste der stedelijke pri- publiek, dat ze door de vestibule aan den vilegiën, werd gediend. N. Z. Voorburgwal bereikte. 297
Gaan wij het paleis aan de zijde van den Dam binnen, dan komen wij in een overwelfde galerij, die oorspronkelijk geen deuren had, en die door fraaie bronzen hekken van de Vierschaar is afgescheiden. Die Vierschaar is nog vrij wel in den ouden toestand. Koning Lodewijk Napoleon, die Roomsch-Katholiek was, liet het vertrek als paleiskapel inrichten. De fraaie in marmer uitgevoerde beeldhouwwerken van Quellijn werden daarvoor met behangels aan het oog onttrokken, een toestand, die bestendigd bleef tot het midden der 19^ eeuw, ofschoon in 1813 alles, wat tot den eeredienst behoorde, verwijderd was. Onder de regeering van Willem III werden de beeldhouwwerken weer aan het licht gebracht. Later is ook de tribune, die Lodewijk Napoleon vóór het venster van het Burgemeestersvertrek had laten maken, weggebroken, en als nu nog de witkalk, die den Bremersteen bedekt, zal zijn afgestoken en een kamertje, in het gewelf uitgebouwd, verdwenen zal zijn, ziet men de Vierschaar weer in den oorspronkelijken staat. De regeerende Burgemeesteren zetelden in het vertrek ten zuiden van de Vierschaar op de verdieping gelegen. Hun kamer was toegankelijk uit de groote Burgerzaal. Boven de deur is fraai beeldhouwwerk aanwezig, dat echter nog door de spiegels, die Koning Lodewijk Napoleon deed aanbrengen, aan het oog wordt onttrokken. Hier zaten de vier Burgemeesteren, waarvan drie één jaar en de vierde twee jaar regeerden, aan een tafel op de fraaie stoelen, waarvan nu nog Burgemeester en Wethouders op het Prinsenhof gebruik maken. Een kostbaar tapijt was over die tafel uitgespreid, een ander dekte den marmeren vloer. De schoorsteen prijkt hier met de marmeren fries van Quellijn, die den triumftocht van Consul Fabius Maximus voorstelt. Want de 17e eeuwsche Burgemeesters vergeleken zich gaarne met de Consuls der Romeinsche republiek. Daarom schilderde Jan Lievensz ook, als schoorsteenstuk, een voorstelling uit de Romeinsche geschiedenis, die door het daaronder geplaatste vers van Vondel dus verklaard wordt: 298
ZZ/7Z
«rz* «/z J/a/z ^a Tegenover dien schoorsteen hingen de schilderijen van Saenredam en Van der Ulft, die het oude en nieuwe Stadhuis voorstelden, en nu op het Prinsenhof te zien zijn. Toen het Raadhuis in 1655, den 29^ Juli, werd ingewijd, maakte Constantijn Huygens een gedicht, hetgeen den Heeren zoo wel beviel, dat zij het door Elias Noski in gulden letteren op steen deden graveeren. Dit graveerwerk werd in de Burgemeesterskamer naast den schoorsteen opgehangen, en bevindt zich thans in het Stedelijk Museum. Het gedicht, getiteld: ,,6V/«c/t wordt ook nu nog onder de beste van Huygens gerekend.
Fa;z ZW 200
200
Z/, 2Z/'
Het is te begrijpen, dat de steen, waarop dit gedicht stond, in 1808 werd weggenomen, want de tekst kon Koning Lodewijk Napoleon niet aangenaam zijn. Hij bestemde het vertrek voor zijn adjudanten en gebruikte er zijn ontbijt, een bestemming, waarin sedert geen verandering kwam. Nog minder behagen zou de Koning gehad hebben in het opschrift, dat in 1674 boven de deur, die uit Burgemeesterskamer naar de pui leidde, werd geplaatst, en dat luidde:
a/i aa/ was Fra? ZV
Zl'IDKI.IJKK SCHOORSTEEN DER MOZESZAAI. IN HET KONINKLIJK l'Al.EIS TE AMSTERDAM.
Reeds in 1795 was dit echter verwijderd. De zaal ten zuiden van Burgemeesterskamer, waar de zoogenoemde Oud-Raad vergaderde, placht Burgemeestersvertrek genoemd te worden, daar dit college bestond uit de vier Regeerende en de acht Oud-Burgemeesteren. Alle zaken van belang werden daar behandeld. Het vertrek wordt bereikt door een deur aan de zuidwestzijde, met fraai beeldhouwwerk daarboven. Hier bevinden zich twee rijk gebeeldhouwde marmeren schoorsteenen. Daarboven zijn weer tafereelen uit de Romeinsche geschiedenis geschilderd, aan de noordzijde door Ferdinand Bol, aan de zuidzijde door Govert Flinck. Vondels verzen staan er nog onder en geven de verklaring van wat er is voorgesteld. Zoo leest men aan de noordzijde :
SCHOORSTEEN MET FABIUS
Aan de zuidzijde staat:
300
Zulke waarschuwingen tegen „eigenzoekelijkheid" een ondeugd, die de vader van Pieter Corneliszoon Hooft, toen hij Burgemeester was, reeds met reden zijn ambtgenooten verweet, waren hier wel op haar plaats. De geschiedenis leert echter, dat zij niet veel hebben gebaat. Zoowel de zoldering van Burgemeesterskamer als het gewelf van Burgemeesters-vertrek zijn door Jan Bronkhorst met zinnebeeldige voorstellingen, op het gezag betrekking hebbende, beschilderd. En een spreuk van Horatius, tegen dat gewelf aangebracht, moest er den Heeren aan herinneren, dat men meer vliegen vangt met honig dan met azijn, en derhalve de teugels van het beTRIUMFTOCIIT IN HET KONINKLIJK PALEIS wind niet al te TE AMSTERDAM. strak mochten worden aangehaald. Koning Lodewijk Napoleon bestemde de zaal van den Oud-Raad tot zijn woonkamer, en liet er zoo goed als niets aan veranderen. Alleen werd een deur onder den noordelijken schoorsteen gemaakt, om een verbinding met het vertrek der adjudanten te verkrijgen.
De drie schuttersstukken, van Govert Flinck, versierd met eene schilderij „Jozef in Egypte", van Jacob Backer en van Joachim Sandrart, door Nicolaas de Helt Stockade. Daaronder die in de zaal hingen, verhuisden in 1808 stond weleer het vers van Vondel: naar het Koninklijk Museum op de bovenverdieping van het Paleis en berusten thans in het Rijksmuseum. Omstreeks '1850 kwam een schilderij, \'an Speyks heldendood verbeelDaar de derdend, in hun de regel vooral plaats. Daarnaar den Koning aankreeg de zaal, stoot gegeven die nu het woonzou hebben, liet vertrek der Komen in 1808 ningin is, den het gedicht vernaam Van wijderen. Speyk-zaal. De zoldering Zuidelijk van der zaal prijkt deze zaal vond nog met de kinmen, in het paderfiguurtjes,die viljoen, dat zich Cornelis Holnaar de Kalversteijn er aanstraat richt, de bracht. Thesauzaal der Thesaurieren hadden rierenOrdinaris, ook schilderijen die door een in hun vertrek voorvertrek toehangen, die nu gankelijk was, deels op het en waarbij zich Archief, deels in een kabinet aanhet Rijksmusloot. seum berusten. Deze zaal werd Lodewijk NapoKoning Lode-' leon deed er wijk's slaapvereen portret van trek. In 1808 Frcderik den wordt dit beGroote plaatsen, schreven alszeer dat sedert vereenvoudig ingedwenen is, gelijk richt en met ook het afbeeldgeel satijn behangen, terwijl sel van Dr. DeiSCHOORSTEEN IN I)K VAN SI'EVKZAAL VAN HET KONINKLIJK I'AI.KIS 's Konings leman, een beÏK AMSTERDAM. gerstede op een roemd geneesverhevenheid van twee treden geplaatst heer in die dagen. was. Sedert is de inrichting natuurlijk veranOp de boekenkasten der Thesauriercn derd, ofschoon het vertrek zijn bestemming stonden de bronzen beeldjes van Hollandsche bleef behouden. De fraaie schoorsteen is graven en gravinnen, die uit het vroegere 301
Stadhuis afkomstig waren en nu in het Rijksmuseum te zien zijn. De voormalige Secretarie is, na de verandering van 1808, niet bezienswaardrg" meer. Koning Lodewijk Napoleon richtte haar in voor badkamer, werkkamer en bibliotheek. Om ruimte voor boekenkasten te verkrijgen werd de schouw weggebroken. Het schoorsteenstuk, Maria de Medicis, verhuisde naar het 1'rinsenhof, waar het nu in de wachtkamer van den Burgemeester geplaatst is. Aan de zijde van den N. Z. Voorburgwal vindt men de kamers, waar Thesaurieren Extraordinaris de belastingen beheerden en de Heeren Commissarissen in kleine zaken recht spraken. In die vertrekken huisvestte Lodewijk Napoleon zijn beide zoons van welke de eene later, als Napoleon III, Keizer der Franschen zou worden. Men vindt in deze zalen minder rijkdom, dan in die aan den voorgevel. De schouwen zijn niet van marmer, doch van Bremer steen; schoorsteenstukken waren er nooit geweest, en daarvoor in de plaats kwamen in 1808 twee sierlijke reliëfs in Empire-stijl. Daarentegen werden de zolderingen, die met gouden ornamenten op bruinen grond beschilderd waren, overgewit. In 1812 werden deze beide vertrekken bewoond door den Prins van Neuchatel en Wagram. De vroegere kamer der Commissarissen was toen met gele zijde behangen en gestoffeerd, terwijl daarentegen voor die waar de Thesaurieren Extraordinaris gezeteld hadden, paarsche zijde was genomen. De Schepenkamer, in de as van het gebouw, werd de Troonzaal van Koning Lodewijk Napoleon, en bleef sinds die bestemming behouden. Er was voor den troon geen andere plaats, dan tegen den prachtigen schoorsteen, die daardoor geheel aan het oog werd onttrokken. Alleen aan de zijden is het beeldhouwwerk van Quellijn in het gezicht gebleven. Maar het voortreffelijk doek van Ferdinand Bol werd verborgen. Wat het voorstelt, zegt Vondels vers: 7
302
Aan de noordzijde is deze zaal lager, dan aan den zuidkant. Daar stond het gestoelte der rechters, de zoogenaamde Schepenbank. Ia het vertrek daarboven hield de Schout verblijf. Als men uit de Burgerzaal de kamer van Schepenen betrad, kwam men eerst in een portaal, dat toegang gaf tot twee vertrekken, die, door drie groote ramen, elk uit de Burgerzaal hun licht kregen. Die vertrekken waren de wachtkamers der advocaten en procureurs. Sinds 1808 zijn voor deze ramen spiegels geplaatst, en de vertrekken van hun licht beroofd. Noordelijk van de Schepenen zetelden de Schepenen Extraordinaris en dan kwam men in het vertrek der Rekenkamer. Deze zalen zijn minder rijk, dan de andere. De schouwen, van Bremer steen, hadden geen schoorsteenstukken oorspronkelijk. Maar in de i8« eeuw, toen de schouw aan de noordzijde van de schepenkamer door een witmarmeren nis voor een kachel werd vervangen, verhuisde Lievensz' schilderij, de Vrede en de Voorzichtigheid naast de Gerechtigheid voorstellende, naar den schoorsteen van Schepenen Exta-ordinaris. Lodewijk Napoleon, die aan deze zijde de appartementen voor Koningin Hortense liet inrichten, voorzag den schoorsteen der Rekenkamer van een schilderij, die een wijnoogst in Italië verbeeldt. Tegenover de Nieuwe Kerk zijn twee vertrekken aanwezig. Het eerste is de Desolate Boedelkamer, het tweede de Assurantiekamer. Hier hebben de schoorsteenen geen zuilen, doch daarentegen zijn wel schoorsteenstukken aanwezig. Het eene, van Thomas de Keyser, stelt Ulysses voor, die in ,,desolaten" toestand zich tot Nausikaa en haar gezellinnen wendt, wat zeker wel toepasselijk is. Het andere is van Willem Brassemery, gezegd Strijcker, en geeft een toespeling op de moeilijkheden, die het vaststellen der zeeschade opleverde, door Theseus voor te stellen, die het kluwen van Ariadne krijgt, dat hem den terugweg uit den doolhof zal mogelijk maken. Rembrandt is een der eersten geweest, die den pijnlijken gang naar de Desolate Boedelkamer moest ondernemen. Dit najaar zal het 250 jaar geleden zijn, dat hij daar binnentrad. De Weeskamer neemt het noordoostelijk paviljoen aan den voorgevel in. Men bereikte
DETAIL VAN DEN SCUIJORSTEEN
IN DE TROONZAAL VAN HET KONINKLIJK
I'ALEIS TK AMSTERDAM.
haar vroeger door een voorvertrek, waarvan Het eerste is verdwenen, en luidde: "de zoldering met vogels beschilderd was, welk schilderwerk echter in 1808 isovergewit. Deze zaal is voorzien van een prachtigen schouw, ZW w«s «« die een schoorsteenstuk heeft, door Cornelis Holsteyn geschilderd. Vondel maakte hier Dit vers behoort niet tot de beste van het onderschrift niet, maar de dichter-glazen- Vondel; beter is het andere, dat nog zich maker Jan Vos. Daar zijn gedicht aldus begon, onder, de schilderij bevindt. als verklaring van hetgeen was voorgesteld:
vond men het in 1808 maar beter het te doen verdwijnen, om Koning Lodewijk, die nu niet bepaald de wettige erfgenaam Tegenover de der Oranjes was, vensters hangt de geen aanstoot te groote schilderij, geven. door Jacob de Wit De zoldering in 1736, 1737 en vertoont schilder1738 vervaardigd werk vanHolsteyn, en verbeeldend het dat vroeger door verkiezen der zevergulde ornamenventig oudsten ten was omgeven, door Mozes. Boven die bij de inrichde deuren en tusting tot paleis zijn schen de ramen overgewit. heeft dezelfde meester zijn beDe Weeskamer roemde grauwtjes werd door Koning geschilderd. Het Lodewijk als eetmiddenvak van het zaal gebruikt. Zij gewelf wordt ingewas met gele zijde nomen door eene behangen en gegroote schilderij stoffeerd. De zalen van Erasmus Queltusschen de WeesDE TROONZAAL IN HKT KONINKLIJK PALEIS TE AMSTERDAM. linus, in 1656 gekamer en de Schemaakt, en de glorie penskamcr gelevan Amsterdam verzinnelijkend. gen, werden door de Koningin bewoond. De Vroedschapskamer, die men thans de Ten zuiden van dit vertrek vinden wij de Mozeszaal noemt, is een der best bewaarde Justitiekamer, die oorspronkelijk alleen uit de vertrekken. In Koning Lodewijks tijd was zij Burgerzaal toegankelijk was. De fraaie bede vergaderzaal van den Staatsraad. kroning boven de deur is nu achter spiegels Het zuidelijk schoorsteenstuk, Mozes en verborgen. Jethro, is van Jan Bronkhorst, het noordelijke, Even als de Burgemeesterskamer heeft ook Salomo's gebed om wijsheid, werd door Govert de Justitiekamer marmeren Korinthische pilasFlinck geschilderd. Vondel heeft de onder- ters tegen de muren. De marmeren schoorsteen schriften gemaakt. is in 1808 gesloopt, omdat de zinnebeelden, 304
op de doodstraf betrekkelijk, waarmede zij venstergordijnen eene bevallige vertooning opprijkte, niet pasten in een theesalon, als hoe- leveren, wordende het geheel nog verfraaid dooidanig het vertrek dienst moest doen, dat met de aangename somberheid, die zich over de gele zijde werd behangen Gelukkig werd de geheele zaal verspreidt, en veroorzaakt wordt de zolderschildering, door Nicolaas de Helt door de hemelsblaauwe gordijnen, welke voor Stockade, gespaard, ofschoon natuurlijk ook de bovenste vensters hangen. Het vloerkleed, zij op de straffende gerechtigheid zinspeelt. dat den geheelen grond bedekt, is van zwart Als wij, de Justitiekamer verlatend, de oude gebloemd fluweel. Over hetzelve liggen loopui overgaan, dan komen wij weder, langs de pers, langs welke men gaat, ten einde het Vierschaar, aan Burgemeesterskamer, waar kleed zelve niet te beschadigen. De glazen wij onze wandeling kroonen die, ten begonnen. Voor getale van acht, die pui heeft Kodes avonds deze ning Lodewijk het zaal verlichten, zijn balcon laten mavan een uitmunken, dat zich ook tenden enschoonen langs de twee versmaak, heerlijk betrekken aan de werkt en van ecne noord- en zuidzijde groote waarde. De uitstrekt. De zolzaal, door middel dering der pui deezerkroonen verprijkt met drie licht zijnde, levert schilderijen van Jan een alleszins overheerlijk schouwBronkhorst, de spel. Boven hanGoede Faam, den gen de zegeteekeTijd en de Kwade nen, weleer door Faam voorstellend. onze voorouders Van de pui toch op hunne vijanden werden,,zoowel tot behaald." eer als tot schande In hoofdzaak is strekkende" stukdeze zaal nog als ken afgelezen. in Koning LodeDe Burgerzaal wijks tijd. Het was oorspronkelijk, Doorniksche tapijt, met de galerijen dat hij daar leggen om de twee binnenGROOTE EETZAAL, MET INGANG DER VOORMALIGE DESOLATE deed, is echter plaatsen bestemd ROEDELKAMER, IX HET KONINKLIJK l'ALEIS TE AMSTERDAM. sedert door een geweest als ,,salie Deventersch verdes pas perdus". Toen Koning Lodewijk de Burgerzaal tot vangen. De ,,aangename somberheid" is er balzaal had doen inrichten, beschreef een tijd- ook nog, daar de gordijnen veel van het door de vensters invallend licht onderscheppen. genoot haar aldus: „Men kan zich geen denkbeeld vormen van Zij maakt, dat het schilderwerk, in 1705 door den indruk, welke het eerste gezigt dezer zaal J. Hoogzaat en G. Rademaker onder toezicht op de binnentredenden maakt. Luisterrijk en van Jan Goeree tegen het houten gewelf deftig doet zich dezelve aan het verwonderd aangebracht, niet best uitkomt. oog op. Werwaarts men zich keert, overal Een van de grootste veranderingen, in 1808 ziet men nieuwe oorzaken tot verwondering. gemaakt, is, dat de oude galerijen door houten, De zijmuren zijn met uitmuntende spiegelglazen als marmer geschilderde schotten in vertrekken bedekt, terwijl de onderscheidene kleuren der werden gescheiden, die als eetzaal, verblijf voor 305
de pages, zaal voor de ambassadeurs en biljart- Yan de verdieping boven de Desolate Boedelkamer dienden. kamer is slechts de schouw der Trouwkamer Het practische voordeel, aan deze schotten opmerking waard om het beeldhouwwerk, verbonden, heeft ze nu haast een eeuw op waarbij de twee ineengelegde rechterhanden hun plaats doen blijven, ofschoon Ziesenis niet vergeten zijn. Die kamer heette officieel waarschijnlijk meende, dat ze er maar een ,,Kamer van Huwelijkszaken en Injuriën", maar paar jaar zouden staan. Het ware zeker te placht door het volk „de krakeelkamer" gewenschen, dat zij voortaan dan alleen werden noemd te worden, daar hier de Commissaopgezet, als het hof het paleis bewoont, doch rissen recht spraken in gevallen, dat partijen overigens opgeborgen werden, om de marmer met elkander getwist hadden.
VOORMAL1GK ZAAL VAN COMMISSARISSEN DER WISSELBANK IN HEI' KONINKLIJK l'ALEIS TE AMSTERDAM.
werken van Quellijn de betere verlichting te Voor den Krijgsraad was de groote zaal, geven, die deze zoo verdienen. boven Schcpenskamer gelegen, bestemd, toen Terwijl de vertrekken en galerijen der voor- het plan van het gebouw werd gemaakt. In naamste verdieping van het Stadhuis met inder- 1657 overleed Jacob van Campen, (in 1595 te daad vorstelijke pracht in de 17c eeuw zijn Haarlem geboren) zonder een plan voor de versierd, is op de andere verdiepingen groote versiering van dit vertrek te hebben aangeeenvoud betracht. geven. Men vroeg het toen aan Pieter Post, Gelijkstraats heeft men alleen de zaal, waar die een leerling en medewerker van den de Commissarissen der Wisselbank vergader- grooten bouwmeester was. Doch de uitvoering den, van gebeeldhouwde pilasters voorzien. is achterwege gebleven, en zoo vertoont zich 306
thans de zaal als een groote, hooge, maar kale ruimte, door een houten gewelf gedekt. De kleine Krijgsraadkamer ligt aan de zuidzijde. In 1808 werd hier het Koninklijk Museum ingericht, dat in 1814 naar het Trippenhuis is overgebracht. De Nachtwacht van Rembrandt hing sinds 1715 in de kleine Krijgsraadkamer, tegen den zuidelijken muur en ontving daar licht uit het noordwesten. De groote Krijgsraadkamer bevatte den Schuttersmaaltijd van Bartholomëus van der Helst, die tegen den zuidelijken muur hing, terwijl het Korporaalschap van Roelof Bicker, door denzelfden meester, daartegenover was geplaatst. Ook schuttersstukken van Govert Flinck, Cornelis Ketel, Frans Hals, Werner van Valckert en anderen waren hier opgehangen. Niet al deze schilderijen bleven in 1808 waar zij waren. Alleen die, welke later naar het Trippenhuis zijn gebracht, maakten deel uit van het Koninklijk Museum; de overigen gingen naar het Prinsenhof. Pas in het Rijksmuseum kwam alles grootendeels weer bijeen. In de i8^ eeuw bevatte het Stadhuis ook een kunstzaal, waartoe het vertrek boven de Vroedschapskamer aan de zijde van den Dam was ingericht. Daar werden, behalve een portret, dat Ludolf Backhuizen voorstelde, door dezen zeeschilder zelf op het paneel gebracht, ook bewaard de zeven duizend prenten, die de heer Michiel Hinlópen aan de stad had geschonken. Deze prenten berusten nu deels in het Rijksprcntenkabinet, deels in de Rijks Academie van Beeldende Kunsten. Wij zullen nu nog de zuidoostelijke trap, aan de zijde der Kalverstraat opgaan, die al van ouds, gelijk tegenwoordig nog, diende om den toren te bereiken. Zij gaf tevens toegang naar de vertrekken aan de zuidzijde, boven de Secretarie, waar het Zegelkantoor was en de Boekhouder der Officiën verblijf hield. Ook de timmerwinkcl was aan die zijde gelegen en wel in de lage verdieping onder de kap. Die verdieping bevatte verder de Wapenkamer, welke zich over de geheele oostzijde, de noordzijde en een gedeelte der zuidzijde van het gebouw uitstrekte. Daar werd het schiet- en zijdgeweer bewaard, dat bestemd was om in tijden van gevaar aan de burgerij te worden uitgereikt.
In de vertrekken aan den Dam, onder de Wapenkamer gelegen, berustten de minuten der notarissen. Boven de kleine Krijgsraadskamer was men gewoon, het archief der Wisselbank te bergen. De vertrekken noordelijk van de groote Krijgsraadskamer werden door den cipier gebruikt. Daarboven lag de bergplaats der Desolate Boedelkamer, door koning Lodewijk tot zijn linnenkamer ingericht. Boven de Rekenkamer vond men de Modelkamer, waar de modellen berustten, die men nu deels in het Rijks-, deels in het Stedelijk Museum ziet. In 1807 werd hier ook een Rariteitenkamer ingericht, die sinds 1808 behoorde tot het Koninklijk Museum, hetwelk ik boven reeds noemde. Dit Museum was Dinsdags, Donderdags en Zaterdags van 12 tot 3 uur opengesteld. Sinds 1812 was het op alle werkdagen gedurende die uren te bezichtigen. Bijzonder merkwaardig is het vertrek van den uurwerkmaker onder den toren, waar, in een sierlijk eikenhouten koepelgebouw, het door Jurriaan Spraeckel vervaardigd uurwerk is opgesteld. Men ziet daar ook de groote metalen ton, die de 37 klokken van het speelwerk geluid doet geven. Van deze klokken zijn er 35 door Frangois Hemony en 2 door zijn opvolger ClaudeFremy gegoten. Wij hebben nu de voornaamste vertrekken van het gebouw beschouwd en gelegenheid gehad, den vroegeren toestand met den tegenwoordigen te vergelijken. Na twee en een halve eeuw vertoont het gebouw nog zóó weinig sporen van verval, dat men het Paleis nog een lang leven kan voorspellen. Slechts het marmer van het westelijk frontispies is hier en daar verweerd, terwijl enkele deelen der kroonlijsten door inwatering en afvriezen naar beneden gevallen zijn. Hopen wij dat het nog lang moge duren
want het valt te betwijfelen of ons nageslacht nog wel de kunstkracht zal hebben, om zulk een wonderwerk tot stand te brengen. 307