info
Het onderwatererfgoed van de Groote Oorlog
93
CULTUUR
De Werelderfgoedconventie in gevaar
ONDERWIJS
Alfabetisering en duurzame ontwikkeling
WETENSCHAP
Geneesmiddelen voor de wereldbevolking
CULTUUR
Geboorte van een nationaal museum
driemaandelijks tijdschrift jaargang 2014 / nummer 2
colofon
inhoud
UNESCO info is het driemaandelijks tijdschrift van het Unesco Platform Vlaanderen. Het wil de idealen en programma’s van Unesco beter bekend maken door in gewone mensentaal te vertellen wat de Organisatie dagdagelijks doet. Inzake informatieverspreiding en communicatie over Unesco is het Platform de prioritaire partner van de Vlaamse Unesco Commissie, die in 2003 door de Vlaamse Regering is opgericht.
cultuur
Hoofdredactie: Marino Bultinck Medewerkers: Tijs D'Hoest, Guido Ooghe Ontwerp en druk: www.artypo.be, Delphine Kuyle Verantwoordelijke uitgever: Jean-Pierre Dehouck Contact Unesco Platform Vlaanderen vzw Farasijnstraat 32, B-8670 Koksijde (Oostduinkerke) T +32 (0)58 52 36 41 E
[email protected]
Het onderwatererfgoed van de Groote Oorlog
De rol van kolonies en protectoraten in de Eerste Wereldoorlog
Unesco Werelderfgoedconventie in gevaar
Abonnementen: 10 euro per kalenderjaar
Cultureel erfgoed onder vuur: 60 jaar Verdrag van Den Haag
27
60 jaar geleden sprak de internationale gemeenschap af om waardevolle culturele sites te ontzien in tijden van conflict. De geschiedenis en het dagelijks nieuws leren ons dat de naleving van dat engagement te wensen over laat.
onderwijs
Alfabetisering en duurzame ontwikkeling
12
15
12
Unesco bekroont vijf initiatieven die gemeen hebben dat ze mensen leren lezen en schrijven maar evenzeer oog hebben voor duurzame ontwikkeling.
wetenschap
Geneesmiddelen voor de wereldbevolking
13
Arme mensen blijven vaak verstoken van levensreddende medicijnen omdat ze er geen geld voor hebben of omdat ze gewoonweg niet te verkrijgen zijn. Een radicale hervorming kan daar iets aan veranderen.
Op de kleintjes letten
22
Kleine eilanden fungeren als het ware als barometers voor de klimaatverandering. Nochtans wordt er weinig rekening mee gehouden bij het uitstippelen van internationaal beleid. Unesco zet zich in om daar verandering in te brengen.
De dieperik in
25
24
25
26
Nieuwe fase in waarnemingsprogramma gaat gegevens inzamelen over de evolutie van de diepe oceaan.
Op maat gesneden seksuele voorlichting
26
Een brede waaier aan partners, waaronder Unesco, werken samen om de grote behoefte aan seksuele voorlichting in Vietnam te bevredigen.
publicaties Asia Conserved Najaf: The Gate of Wisdom Inclusion from the Start World Heritage 72 Dit project geniet de financiële steun van de Vlaamse Regering. De Vlaamse overheid kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor de inhoud van dit tijdschrift.
24
Bijzonder initiatief betrekt de lokale gemeenschappen van Zuid-Soedan bij het bedenken en uitwerken van een nationaal museum dat verzoening en nationale eenheid wil bevorderen.
jongeren United Nations Educational, Scientific and Culural Organization
8
15
Aanhoudend politiek geïnspireerde beslissingen doen de geloofwaardigheid van de Werelderfgoedconventie en het Werelderfgoedcomité geen goed.
Geboorte van een nationaal museum
Unesco is de intergouvernementele Organisatie voor Onderwijs, Wetenschappen, Cultuur en Communicatie, en als zodanig een van de gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties. Het doel van Unesco bestaat erin om vrede en veiligheid te bevorderen door de samenwerking tussen landen te stimuleren in de deelgebieden die tot haar actiedomein behoren teneinde een universeel respect voor rechtvaardigheid, wettelijkheid, mensenrechten en fundamentele vrijheden ingang te doen vinden voor alle volkeren ter wereld, zonder onderscheid van ras, geslacht, taal of godsdienst.
11
Het waren vooral Europese landen die de hoofdrol speelden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar zonder de steun van hun kolonies en protectoraten was de oorlog wellicht anders afgelopen.
Online www.unesco-vlaanderen.be www.unescoscholen.be facebook.com/UnescoPlatformVlaanderen twitter.com/unescovl
Het Unesco Platform Vlaanderen is een nietgouvernementele organisatie die deel uitmaakt van het wereldwijde netwerk van Unesco-clubs, -centra en -associaties die tot doel hebben de civiele maatschappij nauwer te betrekken bij Unesco. Het Platform fungeert als aanspreekpunt voor wie informatie zoekt die verband houdt met de activiteiten en programma’s van de Unesco. Het staat eveneens in voor de coördinatie van een aantal Unesco-initiatieven in Vlaanderen, waaronder het netwerk van Vlaamse met Unesco geassocieerde scholen, en zorgt er via samenwerking en netwerking met andere partners voor dat de idealen van Unesco beter ingang vinden in onze samenleving.
8
Unesco hield op 26 en 27 juni 2014 een internationaal congres over het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog in het Provinciaal Hof in Brugge. Het congres kon plaatsvinden dankzij steun van de Vlaamse Regering en de medewerking van de Provincie WestVlaanderen en Stad Brugge.
30
UNESCO Platform Vlaanderen vzw Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur
WWW.UNESCO-VLAANDEREN.BE
kort
Unesco en de regering van Kroatië organiseren een regionale bijeenkomst over het ratificeren en implementeren van de Conventie voor de bescherming van het cultureel onderwatererfgoed op 30 september en 1 oktober. De bijeenkomst vindt plaats in het Internationaal Centrum voor Onderwaterarcheologie (ICUA) in Zakar (Kroatië). Verschillende hoge vertegenwoordigers van ministeries van Cultuur zullen ervaringen uitwisselen over de ratificatie en de invoering van de Conventie voor de bescherming van het cultureel onderwatererfgoed. Ze zullen gemachtigd zijn om engagementen aan te gaan inzake toekomstige regionale samenwerking. De bijeenkomst wil de regionale samenwerking rond de bescherming en de promotie van cultureel onderwatererfgoed in Zuidoost-Europa stimuleren. Er staan verschillende aandachtspunten op de agenda zoals wettelijke bescherming, samenwerking op het gebied van onderzoek, het ontsluiten van erfgoedsites, het vergroten van het publiek bewustzijn, fondsenwerving enz. Er zijn deelnemers uitgenodigd uit Albanië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Cyprus, Griekenland, Italië, Kroatië, Macedonië, Montenegro, Moldavië, Roemenië, Servië, Slovenië en Turkije. In de marge van de bijeenkomst, wordt de nieuwe bibliotheek van het Internationaal Centrum voor Onderwaterarcheologie officieel ingehuldigd. Er zal ook een tijdelijke tentoonstelling lopen over onderwaterarcheologie. Tenslotte zullen de plannen worden voorgesteld voor de renovatie van de Sint-Niklaaskerk in Zadar waar de zetel van het ICUA Museum voor Onderwaterarcheologie zal gevestigd worden.
4I
Water voor Afrika Zo’n 200 vertegenwoordigers van nationale en internationale ngo’s kwamen bijeen in Yamoussoukro (Ivoorkust) van 30 tot 31 juli 2014 om er van gedachten te wisselen over het thema “Toegang tot water voor iedereen in Afrika”. Het was reeds het tweede internationale forum dat werd georganiseerd door het Unesco-ngo Liaison Comité dat daarvoor kon rekenen op de samenwerking van het Unesco Secretariaat en de Ivoriaanse overheid. “Er is voldoende water op aarde,” zo zei Irina Bokova, directeur-generaal van Unesco, in een videoboodschap aan het begin van het forum. “Waar het aan ontbreekt is goed bestuur en een beter beheer van de natuurlijke rijkdommen. Dit kan enkel worden gerealiseerd als alle betrokken actoren samenwerken. Ngo’s en het middenveld hebben daarbij een sleutelrol te vervullen.” “Het is niet alleen onze bedoeling om een bijeenkomst rond water te organiseren,” vulde Patrick Gallaud, voorzitter van het Unesco-ngo Liaison Comité, aan. “We willen – op een positieve manier – de standpunten van de academische en de niet-gouvernementele wereld met elkaar confronteren om zodoende te komen tot concrete antwoorden en innovatieve projecten.” Talloze mensen hebben het bijzonder moeilijk om aan drinkwater te geraken. Dat komt onder meer door watertekort, slechte waterkwaliteit, gebrek aan infrastructuur of door natuurrampen zoals overstromingen of droogte. Zo zijn er
Actieplan voor erfgoed in Irak Unesco heeft een plan klaar voor de bescherming van het rijke en verscheiden cultureel erfgoed van Irak. Het plan kwam er na overleg met verschillende deskundigen en wil alle betrokkenen – waaronder nationale en internationale organisaties, humanitaire hulpverleners op het terrein, kunsthandelaars, internationale musea en politiediensten – inschakelen voor een betere bescherming van het erfgoed in Irak. 600 miljoen mensen die geen toegang hebben tot zuiver drinkwater. Veertig procent daarvan woont in Afrika ten zuiden van de Sahara. Unesco zet zich reeds geruime tijd in voor de oplossing van de waterproblemen en verleent op verschillende manieren hulp aan haar lidstaten die hun natuurlijke rijkdommen op een duurzame manier willen beheren. Er zijn meer dan twintig onderzoekscentra die zich specifiek met water bezighouden die officieel verbonden zijn met Unesco. Er is ook het IHE Instituut voor Watereducatie in Delft (Nederland) en Unesco zorgt voor het opstellen van het zogenaamde Wereldwaterrapport dat periodiek verslag uitbrengt van de toestand van de waterhulpbronnen in de wereld. Verder leidt Unesco het Internationaal Hydrologisch Programma dat internationale samenwerking rond de drinkwaterproblematiek aanzwengelt. Een groep jongeren uit Ivoorkust bedacht de slogan voor het Forum die luid weerklonk bij de opening van de bijeenkomst: “een voor allen, allen voor water”.
Opleiding voor Keniaanse journalisten Unesco en BBC Media Action sloegen de handen in elkaar en organiseerden eind april een driedaagse workshop in de Kisumu County van Kenia. De opleiding richtte zich zowel tot journalisten als tot medewerkers van humanitaire organisaties. Bedoeling was om hen principes en vaardigheden bij te brengen om beter te kunnen beantwoorden aan de communicatiebehoeften van de bevolking in gebieden die getroffen werden door een humanitaire ramp. Tevens zorgde de opleiding voor meer coördinatie en samenwerking tussen de media en de hulporganisaties die in het land actief zijn. “Nu er aanwijzingen zijn dat ons land steeds meer te maken zal krijgen met overstromingen en periodes van droogte die een humanitaire crisis kunnen teweegbrengen, ben ik bijzonder blij dat ik deze opleiding kon volgen,” aldus Frederick Mariwa, hoofd van de lokale radiozender Sauti FM. De deelnemers leerden hoe ze lokale berichten kunnen produceren die van tel zijn voor de plaatselijke bevolking. Ze stelden scenario’s op om te reageren op mogelijke humanitaire rampen, produceerden programma’s om lokale gemeenschappen te informeren over wat er aan de hand is en hoe zich te gedragen. “Nu weet ik waar en hoe ik aan correcte informatie kan geraken en hoe ik die moet verpakken om de lokale bevolking optimaal te informeren tijdens een humanitaire crisis,” zo looft George Mwamodo van radiozender Mwanedu FM de training.
Verschillende dreigingen zetten het erfgoed van Irak onder druk: schade veroorzaakt door strijdende partijen, illegale opgravingen op archeologische sites en illegale handel in artefacten uit collecties van musea of uit opgravingen. Ook de collecties van bibliotheken en archieven in het land blijken allesbehalve veilig. Deskundigen wijzen erop dat er zoveel lacunes zijn in de beschikbare informatie dat het onmogelijk is om een allesomvattende inventaris op te stellen van de toestand van het erfgoed in Irak. Het actieplan voorziet in het implementeren van de verschillende internationale instrumenten die gericht zijn op erfgoedbescherming, zoals de Conventie voor de bescherming
van culturele eigendom in geval van gewapende conflicten (1954) en de twee Protocollen, de Conventie inzake de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen (1970) en de Werelderfgoedconventie (1972). Belangrijke onderdelen van het actieplan zijn verder het verscherpt toezicht op de staat van bewaring van het erfgoed, de opleiding van specialisten inzake erfgoedconservatie en het uitwerken van noodmaatregelen voor de mogelijke verplaatsing van verplaatsbaar erfgoed, waaronder bibliotheekcollecties.
kort
Onderwatererfgoed in Zuidoost-Europa
Het plan is voorgesteld tegen een achtergrond van toenemend geweld en instabiliteit in Irak. “De humanitaire en de veiligheidssituatie staan niet los van cultuur,” zegt Irina Bokova, directeur-generaal van Unesco. “Het beschermen van mensen, hun cultureel erfgoed en hun identiteit, gaan hand in hand. Unesco zal zich daarom blijven inzetten om de Verenigde Naties en de hele internationale gemeenschap te mobiliseren voor de bescherming van het erfgoed in Irak en vooral om de strijd aan te binden tegen de illegale handel in cultuurobjecten.”
Mobiele technologie voor Zuid-Soedan Unesco werkt samen met telecomoperator Zain, de ngo Keniaanse Dev School en het College of Computer Science and Information (Universiteit van Juba) om een YouthMobile Applications Development Initiative in Zuid-Soedan te lanceren. Het project kadert binnen het nieuwe YouthMobile Initiative van Unesco en voorziet twee weken durende workshop. De eerste vindt plaats in de tweede helft van augustus. Unesco zorgt voor de financiering en Zain Zuid-Soedan staat in voor de technische ondersteuning. Zo’n 40 jonge Zuid-Soedanesen kunnen mobiele toepassingen leren ontwikkelen. De opleiding is gebaseerd op het App Inventor curriculum van het wereldwijd vermaarde Massachusetts Institute of Technology (MIT, VS). Zuid-Soedan is een jonge staat die nog volop zoekt naar nieuwe manieren om vrede en duurzame ontwikkeling op te bouwen. Door jonge mensen te leren om innovatief te zijn, wordt hun horizon verbreed en kunnen ze ideeën aandragen om te voldoen aan de vele lokale behoeften in het land. Door uitgebreide workshops te organiseren die jongeren leren omgaan met informatie- en communicatietechnologie hoopt het YouthMobile initiatief een positieve impact te hebben op uitdagingen zoals jeugdwerkloosheid en economische stagnatie die de ontwikkeling van Zuid-Soedan bemoeilijken. Unesco hoopt dat de workshops zullen leiden tot een duurzame banengroei en een innovatieve aanpak bij het oplossen van lokale problemen. “Informatie- en communicatietechnologie heeft een groot potentieel om persoonlijke ontwikkeling te bevorderen en om de aanjager te zijn van een kenniseconomie,” zegt Salah Khaled, Unesco-vertegenwoordiger in Zuid-Soedan. “Door te investeren in het aanleren van vaardigheden voor het ontwikkelen van mobiele toepassingen aan jonge Zuid-Soedanezen, geven we hen als het ware een rijkdom in handen.” Om aandacht en momentum te creëren zullen Zain en Dev School (de Keniaanse ngo die de workshops verzorgt) geregeld de beste apps en hun ontwikkelaars bekronen. Dit vergroot de zichtbaarheid van het potentieel van de jonge Zuid-Soedanese ontwikkelaars
waardoor ze hopelijk meer aanbiedingen voor opdrachten zullen krijgen. Het YouthMobile initiatief richt zich rechtstreeks tot jongeren en in het bijzonder tot jonge vrouwen. Het wil hen de vaardigheden en het vertrouwen geven om mobiele toepassingen te ontwikkelen, te promoten en te verkopen. Unesco hoopt om tegen 2017 zo’n 25 000 jongeren te hebben opgeleid die samen zullen zorgen voor zo’n 5 000 nieuwe toepassingen, liefst in verband met duurzame ontwikkeling. Unesco lanceerde de YouthMobile workshops eerder reeds in Kenia, Nigeria en Libanon.
I5
Het netwerk van Unescobiosfeerreservaten is uitgebreid met 13 sites. Dat is beslist op de 26ste bijeenkomst van de internationale raad die het Mens en Biosfeerprogramma (MAB) van Unesco coördineert. Wereldwijd zijn er nu 631 biosfeerreservaten in 119 landen. Albanië en Macedonië traden toe tot het programma terwijl Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk in totaal drie sites terugtrokken uit het netwerk. Het Mens en Biosfeerprogramma is een intergouvernementeel wetenschappelijk programma van Unesco dat zich richt op het verbeteren van de relatie tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving. Biosfeerreservaten worden opgevat als proefvelden waar men met behulp van de laatste wetenschappelijke inzichten probeert het behoud van biodiversiteit te koppelen aan een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het programma bestaat sinds de vroege jaren 70. België is geen lid van het MAB-programma in tegenstelling tot Nederland dat een biosfeerreservaat rijk is: de Waddenzee – tevens ingeschreven op de Werelderfgoedlijst van Unesco. www.unesco.org/new/en/ media-services/multimedia/ photos/mab-2014/
6I
Samenwerking voor herstel Timboektoe
Internationaal centrum voor duurzaam waterbeheer
Unesco en de Europese Unie hebben een overeenkomst gesloten voor de financiering van de restauratie van het cultureel erfgoed in Timboektoe (Mali). Het herstel van beschadigd en vernield erfgoed is niet alleen een stimulans voor de verzoening tussen gemeenschappen in het land, het werkt ook economisch herstel in de hand door het cultureel toerisme terug op gang te trekken. “De overeenkomst is een bewijs dat we op goede weg zijn,” meent Irina Bokova, directeur-generaal van Unesco. “Er zijn reeds twee mausolea heropgebouwd en deze nieuwe overeenkomst zorgt ervoor dat andere geplande herstelwerkzaamheden versneld kunnen worden uitgevoerd. Zo zorgen we ervoor dat de bevolking van Mali haar erfgoed ‘terugkrijgt’. Dat is niet alleen belangrijk voor Mali maar ook voor de rest van de wereld. Werelderfgoed is immers een gemeenschappelijke rijkdom van ons allemaal.” Tijdens het conflict dat Mali in zijn greep hield tussen 2012 en 2013 zijn verschillende erfgoedsites vernield of beschadigd en werden verschillende archieven geplunderd. De EU stelt 500 000 euro ter beschikking waarmee Unesco het herstel van vernielde mausolea en de rehabilitatie van moskeeën, bibliotheken en archieven zal coördineren. Er komen ook opleidingen voor lokaal personeel om te garanderen dat het erfgoed ook in de toekomst op duurzame wijze wordt bewaard.
Voetbal tegen racisme Unesco en de Italiaanse voetbalclub Juventus gaan samenwerken om alle vormen van racisme en discriminatie te bestrijden. Daartoe ondertekende de Organisatie een overeenkomst met de club. “Voetbal slaagt erin om overal drempels te verlagen en mensen te verenigen,” zegt Irina Bokova, directeur-generaal van Unesco. “Unesco is trots om met een van de grootste clubs uit de voetbalgeschiedenis samen te werken in de strijd tegen discriminatie en om te werken aan inclusieve en rechtvaardige samenlevingen waarin alle jonge vrouwen en mannen de kans krijgen om zich te ontplooien. De samenwerking tussen beide partners is op gang getrapt met de Unesco Cup, een galawedstrijd tussen voormalige en huidige sterren van Juventus en Real Madrid. Dit benefiet vond plaats in het station van Juventus in Turijn op 2 juni 2014.
Unesco en de Duitse regering hebben op 9 juli 2014 in Berlijn een overeenkomst ondertekend voor de oprichting van een internationaal centrum voor water en globale veranderingen. Het centrum zal samenwerken met lidstaten en wetenschappelijke instellingen om onderzoek te voeren naar de impact van klimaatverandering op waterbronnen en naar nieuwe methoden voor waterbeheer die duurzaamheid ten goede komen. Het wordt gevestigd in Koblenz.
Veertien van de zestien op de Werelderfgoedlijst ingeschreven mausolea werden vernield tijdens het conflict in Mali. Ook het documentair erfgoed van Mali werd zwaar getroffen. Meer dan 4 000 van de 40 000 manuscripten die bewaard werden in het Ahmed Baba Instituut gingen verloren. 10 000 manuscripten bevinden zich in kritische staat. In een poging om het ‘geheugen van Mali’ veilig te stellen, werden meer dat 300 000 manuscripten in het geheim overgebracht naar Bamako. Ze worden er nu bewaard in omstandigheden die niet optimaal zijn voor dergelijke waardevolle historische documenten. De steun van de EU en andere donoren komt met andere woorden niets te laat.
De opbrengst van de galawedstrijd gaat integraal naar de financiering van reintegratieprogramma’s voor kindsoldaten in Mali en de Centraal Afrikaanse Republiek. Kinderen kunnen leren lezen en schrijven, een vak zoals metser of schrijnwerker leren en deelnemen aan culturele, sportieve en artistieke activiteiten op hun zelfvertrouwen op te krikken. Zo worden de jongeren voorbereid op een betere toekomst. Juventus zal ook een internationaal onderzoeksproject financieren naar racisme en discriminatie in de sport. Unesco zal de resultaten publiceren en haar lidstaten aanmoedigen om ze te gebruiken als richtlijnen voor het aanpakken van discriminatie en racisme. Unesco is binnen de Verenigde Naties aangeduid als voortrekker in de strijd tegen racisme en discriminatie in de sport. De Organisatie vervult eveneens een rol in de wereldwijde strijd tegen het dopinggebruik in de sport.
Water is van levensbelang en toch staat deze hulpbron onder steeds meer druk. Regeringen maken zich zorgen over conflicten over water naarmate het schaarser wordt, vervuiling bedreigt ecosystemen en vervuild water heeft gevolgen voor de volksgezondheid en ook onze voedsel- en energievoorziening zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van (zuiver) water. Problemen met watervoorziening belemmeren inspanningen voor het verlichten van armoede en voor het bevorderen van economisch herstel.
Geen enkel land of instelling kan de waterproblematiek alleen oplossen. Het Internationaal Hydrologisch Programma van Unesco (IHP) is het enige intergouvernementele programma dat zich binnen de Verenigde Naties bezighoudt met het beheer en de beschikbaarheid van zoetwater. Het programma versterkt de samenwerking en netwerking tussen lidstaten van Unesco, universiteiten, onderzoeksinstellingen, VN-agentschappen, ngo’s en nationale & internationale organisaties. Het centrum in Duitsland wordt het jongste lid van Unesco’s waterfamilie die meer dan 30 watercentra telt.
In principe is er voldoende water beschikbaar om aan de totale vraag naar water te voldoen. Maar tijdelijke en regionale schommelingen in de beschikbaarheid van water bezorgen de meer dan 2 miljard mensen die in waterschaarse gebieden wonen, flink wat problemen. Naast natuurlijke factoren die van invloed zijn op de watervoorziening, zijn het vooral menselijke activiteiten die de waterbronnen van onze planeet onder druk zetten. Verstedelijking, infrastructuurwerken, migratie, herbestemming van openbare ruimte en vervuiling zorgen er samen met klimaatverandering voor dat de toekomst van onze watervoorziening steeds minder roze kleurt.
Het Duitse centrum zal zich toespitsen op duurzame ontwikkeling en het geïntegreerd beheer van waterbronnen. Daartoe zal het zich concentreren op hydrologisch onderzoek, educatie en bewustwording op alle niveaus. Het zal instrumenten ontwikkelen die het werk van beleidsmakers en vorsers vooruit helpen, zal onderlinge samenwerking en netwerking tussen watercentra stimuleren en zal landen bijstaan bij het oplossen van concrete waterproblemen op het terrein. Zo hopen de initiatiefnemers dat holistische en geïntegreerde activiteiten meer ingang zullen vinden bij al wie betrokken is bij waterbeheer zodat samenlevingen overal ter wereld een meer duurzaam karakter krijgen.
kort
Uitbreiding voor netwerk biosfeerreservaten
Radio tegen verspreiding ebola Een door Unesco ondersteund radiostation helpt om de verspreiding van ebola in Sierra Leone te beperken. Radio Bintumani, de enige gemeenschapsradiozender in het Koinadugu district in Sierra Leone, kreeg recent hulp van Unesco om het zendbereik te vergroten en om meer uren per dag te kunnen uitzenden. Koinadugu is het enige district in Sierra Leone waar nog geen gevallen van ebola bekend zijn. Nochtans grenst het district aan Guinee waar de huidige ebolacrisis is begonnen. De raad van het district richtte een taskforce op met medewerking van verschillende organisaties om de verspreiding van ebola in te perken. De radiozender speelde een belangrijke rol bij het informeren van de bevolking. Tot voor kort had Radio Bintumani slechts een beperkt bereik. Dankzij steun vanuit het International Programme for the Development of Communication (IPDC) – waarmee Unesco lokale media in ontwikkelingslanden vooruithelpt – kwam er een extra generator en nieuwe zendapparatuur. Daardoor kan het station dagelijks langer in de ether en bereikt het nu ook het volledige district.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waren er tegen eind juli 2014 1440 besmettingen en 826 doden bekend. De uitbraak is bijzonder zorgwekkend omdat het gaat om de meest dodelijke van de vijf bekende varianten van het virus: het Ebola Zaïre virus dat tot 9 op 10 besmette mensen doodt. De sterftegraad bij de huidige uitbraak ligt rond de 60 procent. De uitbraak maakt zoveel slachtoffers omwille van gebrekkige gezondheidsinfrastructuur, angst en wantrouwen onder de bevolking, het verkeerd gebruik van beschermende kledij en onveilige begrafenissen. De meeste besmettingen zijn het gevolg van rechtstreeks contact tussen mensen.
De huidige opstoot van ebola kwam voor het eerst aan het licht in maart 2014 in Guinee. Daarna doken besmettingen met het ebolavirus op in Liberia en Sierra Leone.
I7
cultuur
Het onderwatererfgoed van de Groote Oorlog TEKST: MARINO BULTINCK
Unesco hield op 26 en 27 juni 2014 een internationaal congres over het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog in het Provinciaal Hof in Brugge. Het congres kon plaatsvinden dankzij steun van de Vlaamse Regering en de medewerking van de Provincie West-Vlaanderen en Stad Brugge. Mensen associëren de Eerste Wereldoorlog in de eerste plaats met loopgraven en de uitstekend onderhouden militaire begraafplaatsen en herdenkingsmonumenten in de Westhoek. Aan de slachtoffers die de oorlog op zee maakte, wordt veel minder aandacht besteed. En dat is een algemene vaststelling: ook het wetenschappelijk onderzoek naar het onderwatererfgoed is veel minder vergevorderd dan dat naar andere aspecten van Wereldoorlog I. Niet verwonderlijk dus dat Khalil Karam, voorzitter van de algemene vergadering van lidstaten van de Unescoconventie voor de Bescherming van Cultureel Onderwatererfgoed, bij zijn inleiding van de conferentie van wal stak met deze vaststelling die meteen het belang van de conferentie onderstreepte.
VAN AFVAL TOT ERFGOED
Het beschouwen van scheepswrakken en gezonken vliegtuigen als onderwatererfgoed is een relatief recente evolutie. Voordien werden wrakken beschouwd als afval op de zeebodem. Daarbij werd al te gemakkelijk voorbijgegaan aan het feit dat deze wrakken dikwijls ook de laatste rustplaats zijn van de mensen die met het schip of het vliegtuig vergingen. Als we zoveel moeite doen om de herinnering aan de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog op een respectvolle manier levendig te houden op de talrijke militaire begraafplaatsen, zal hopelijk niemand tegenspreken dat het niet meer dan logisch is dat we hetzelfde respect betuigen voor de zeemansgraven van de Eerste Wereldoorlog. Het erfgoed van de Eerste Wereldoorlog dat onder water ligt, staat bloot aan verschillende bedreigingen. Zeewater is een uitstekende omgeving om corrosie vrij spel te geven, wat nefast is voor de metalen structuren van de gezonken schepen. Ook sleepnetten van de visserij brengen beschadigingen toe aan scheepswrakken. En dan is er nog de mens: duikers durven al eens een ‘souvenir’ van een wrak mee naar de oppervlakte brengen en commerciële bedrijven schrikken er niet voor terug om de vracht van gezonken schepen boven te halen of om kostbare metalen van
Scheepswrakken die 100 jaar onder water liggen, vallen onder de bescherming van de Unesco-conventie.
8I
de scheepswrakken te recupereren. Dit laatste wordt mee in de hand gewerkt doordat er relatief weinig bekend is over het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog. Experts schatten dat er zo’n 10 000 schepen op de zeebodem liggen waarvan de locatie niet bekend is.
“De erkenning van onderwatererfgoed is een vrij recente evolutie.” BESCHERMING VAN DE UNESCO-CONVENTIE
Om onder de bescherming van bovenvermelde Unesco-conventie te vallen, moeten scheepswrakken en ander onderwatererfgoed zoals vliegtuigen of ondergelopen steden, minstens 100 jaar volledig of gedeeltelijk onder water liggen. Het is dus pas vanaf dit jaar dat het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog geleidelijk aan van de bescherming van de Conventie kan genieten. Onderwatererfgoed van de landen die zich aansloten bij de Conventie wordt bij voorkeur in situ bewaard, dat betekent dat er niets naar boven wordt gebracht tenzij daar dwingende redenen voor zijn. Bovendien is het verboden om dergelijke sites commercieel uit te baten, evenals om ze te verstoren door de lading of metalen te recupereren. Niets in de Conventie belet echter om internationale afspraken te maken voor een versterkte of versnelde bescherming van het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog. In zijn bijdrage over de toestand van het cultureel onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog, riep Michel L’Hour van het Franse Département des recherches archéologiques subaquatiques et sous-marines dan ook op om internationale
Het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog Potentieel voor herinneringseducatie & erfgoedbewustzijn Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak: het begin van vier jaar van herdenkingsactiviteiten om iedereen te herinneren aan de gruwelijke gevolgen van oorlog. Wij associëren de Eerste Wereldoorlog vooral met loopgraven. Dat er ook op zee slag is geleverd, is minder bekend. Daarom ontwikkelde Unesco een project om (publieke) belangstelling op te wekken voor het gezonken erfgoed van de Eerste Wereldoorlog en om het te gebruiken als uitgangspunt voor vredesen herinneringseducatie. Dit project geniet de steun van de Vlaamse Regering. Dat Unesco de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog aangrijpt om het onderwatererfgoed op de voorgrond te plaatsen, is niet toevallig. Scheepswrakken en archeologisch erfgoed die gedurende honderd jaar onder water liggen, vallen immers onder de bescherming van de Conventie voor de Bescherming van het Cultureel Onderwatererfgoed die in 2001 door de Algemene Conferentie van Unesco is aangenomen. België trad in 2013 toe tot het verdrag. Als onderdeel van Unesco’s inspanningen om het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog de aandacht en de bescherming te geven dat het verdient, organiseerde Unesco met steun van de Vlaamse Regering een internationaal wetenschappelijk congres van 26 tot 27 juni 2014 en twee herdenkingsmomenten op 27 en 28 juni in Brugge. Het congres mondde uit in een reeks aanbevelingen die de leidraad zullen vormen voor de toekomstige activiteiten van Unesco ter bevordering van het bewustzijn en de bescherming van cultureel onderwatererfgoed.
Het onderwatererfgoed van de Groote Oorlog Potentieel voor herinneringseducatie & erfgoedbewustzijn
UNESCO Platform Vlaanderen vzw
Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur
Het Unesco Platform Vlaanderen stelt een brochure voor die duiding geeft bij het belang van de bescherming van onderwatererfgoed. Naast achtergrondinformatie bevat de brochure ook een overzicht van de aanbevelingen die zijn geformuleerd op het wetenschappelijk congres in Brugge. Tot slot legt de brochure het potentieel uit van onderwatererfgoed om jongeren bewust te maken van het belang van erfgoed en de voordelen van geweldloze conflictoplossing. De brochure is uitgegeven in samenwerking met de Vlaamse Unesco Commissie.
De brochure Het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog is gratis te bestellen op
[email protected] De brochure is eveneens beschikbaar als download en dit zowel in het Nederlands als het Engels: www.unesco-vlaanderen.be/2014/7/23/het-onderwatererfgoed-van-de-groote-oorlog
afspraken te maken rond een betere bescherming van het cultureel onderwatererfgoed van de Eerste én de Tweede Wereldoorlog. Omwille van het belang ervan, uit respect voor de gesneuvelden en om de impact van de vele bedreigingen ervoor te beperken.
WAT MET HET ONDERWATERERFGOED VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG?
Op voorstel van Michel L’Hour namen de deelnemers van de conferentie een motie aan om niet te wachten tot de honderdste verjaardag van de Tweede Wereldoorlog om iets te doen aan de bescherming en de bekendmaking van het onderwatererfgoed dat voortkwam uit deze oorlog. De deelnemers drukken daarin hun bezorgdheid uit over de integriteit van het cultureel onderwatererfgoed van de Tweede Wereldoorlog. Ze wijzen erop dat dit erfgoed “niet minder kwetsbaar is dan het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog” en roepen alle landen op om inspanningen te doen voor het inventariseren en ontsluiten van het onderwater van de Tweede Wereldoorlog.
KLEINE VERHALEN UIT DE GROOTE OORLOG
Het grote verschil tussen de bekende militaire begraafplaatsen van de Westhoek en sites met onderwatererfgoed is dat deze laatste in
Over de Eerste Wereldoorlog op zee is relatief weinig bekend.
principe onverstoord bleven en een rechtstreekse getuige zijn van de Eerste Wereldoorlog. Bovendien maken de verhalen van hoe de schepen vergingen, de gevolgen van oorlog tastbaar. Het zijn verhalen van het lijden van individuen, verhalen die niet aan bod komen in de algemene beschrijving van de geschiedenis van Wereldoorlog I. Door het verhaal te vertellen van hoe een schip en zijn bemanning ten onder ging aan de oorlog, wordt de confrontatie met de gruwelijke gevolgen van oorlog een stuk persoonlijker. In die zin draagt dit onderwatererfgoed een
I9
cultuur
De rol van kolonies en protectoraten in de Eerste Wereldoorlog
waarschuwing voor de gevolgen van gewelddadige conflicten en een vredesboodschap uit. Dit gegeven is volgens James Delgado van de Amerikaanse Nationale Oceanic and Athmospheric Administration (NOAA) de reden waarom die organisatie zich inzet voor de inventarisering en de bescherming van cultureel onderwatererfgoed. De eerste dag van de conferentie maakte duidelijk wat er op het spel staat en waarom Unesco de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog aangrijpt om meer bewustzijn te creëren, bij zowel wetenschappers, beleidsmakers en het grote publiek, voor het belang van cultureel onderwatererfgoed en de bescherming ervan. Het congres is een belangrijke stap naar de defragmentatie van het wetenschappelijk onderzoek naar cultureel onderwatererfgoed en naar meer internationale samenwerking en netwerking rond dit onderwerp.
TEKST: MARINO BULTINCK
Het waren vooral Europese landen die de hoofdrol speelden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar zonder de steun van hun kolonies en protectoraten was de oorlog wellicht anders afgelopen.
Herdenkingsplechtigheid in de marge van het wetenschappelijk congres in Brugge.
AANBEVELINGEN
Op de tweede dag van de conferentie overlegden de deelnemers over wat er moet gebeuren om het cultureel onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog beter te beschermen. Dit resulteerde in een
reeks aanbevelingen die de leidraad zullen vormen voor de toekomstige inspanningen van Unesco ter bevordering van het bewustzijn en de bescherming van cultureel onderwatererfgoed. De deelnemers aan het internationaal congres in Brugge formuleerden aanbevelingen rond de wettelijke en operationele bescherming van onderwatererfgoed, het in kaart brengen van het onderwatererfgoed, het toegankelijk en bekend maken van onderwatererfgoed en de financiering van projecten ter bescherming of bekendmaking van onderwatererfgoed. Daarbij valt op dat twee sleutelbegrippen terugkomen: sensibilisering en samenwerking.
Het onderwatererfgoed is te weinig bekend bij het grote publiek.
Het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog is te weinig bekend bij het grote publiek maar ook onder wetenschappers. Daarom zouden er meer activiteiten moeten komen die het onderwatererfgoed dichter bij de mensen brengen door bijvoorbeeld het delen van de menselijke verhalen achter de scheepswrakken en door het zichtbaar en toegankelijk maken van sites met scheepswrakken door middel van virtual reality en andere technologieën. Wetenschappers moeten op hun beurt meer inzetten op multidisciplinair onderzoek, gebruik maken van beschikbare budgetten voor erfgoedprojecten om onderwatererfgoed onder de aandacht te brengen en onderzoeken hoe andere cultuurconventies van Unesco kunnen bijdragen tot een betere bescherming van het gezonken erfgoed. Het zijn slechts enkele voorbeelden van de gedane voorstellen. Wie meer te weten wil komen, leest best de brochure Het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog (zie kader) die het Unesco Platform Vlaanderen uitgaf ter gelegenheid van het internationaal wetenschappelijk congres in Brugge.
De Eerste Wereldoorlog was een keerpunt in de Europese geschiedenis. De landen die bij het conflict betrokken waren, waren nooit meer hetzelfde na de oorlog. Het conflict zorgde er ook voor dat we anders tegen oorlog gingen aankijken en over vrede nadenken
VERGETEN SLACHTOFFERS
De meeste landen die in Wereldoorlog I strijd leverden, beschikten over kolonies en protectoraten verspreid over de hele wereld. Er is veel bekend over het verloop van de oorlog en de verliezen bij de hoofdrolspelers in de oorlog. Voor de bijdrage van kolonies en protectoraten aan de Groote Oorlog was er altijd minder aandacht en zelfs nu wordt er weinig over verteld tijdens de vele herdenkingen. Jonge mannen van over de hele wereld reisden naar de oorlogsgebieden. Velen van hen sneuvelden tijdens gevechten, anderen overleefden de moeilijk reis naar het front niet. Kolonies en protectoraten stuurden soldaten, arbeidskrachten en voorraden naar de Europese landen. Zonder die steun zou het conflict anders kunnen zijn afgelopen. Neem nu het voorbeeld van Frankrijk. Tussen 1912 en 1919 stuurden de Franse kolonies en protectoraten in totaal 449 000 soldaten en 187 000 werkkrachten om Frankrijk te helpen. Van die 636 000 mensen kwamen er ongeveer 92 000 uit Indochina, de rest was afkomstig van Afrikaanse kolonies. Ze werden per boot naar Europa gestuurd maar velen van hen kwamen nooit aan. Dat was te wijten aan zeeslagen en interventies van Duitse onderzeeërs maar ook door ongevallen en stormen.
van verschillende redenen die onder meer besproken werden tijdens een internationale wetenschappelijke conferentie in Brugge in juni 2014 en aan bod komen in een nieuwe brochure van het Unesco Platform Vlaanderen (zie elders in dit nummer). Vandaar dat Unesco de herdenking van de Eerste Wereldoorlog aangrijpt om het onderwatererfgoed in de kijker te plaatsen. Zodat ook deze vorm van erfgoed, en de gesneuvelden op zee, de aandacht en het respect te krijgen die ze verdienen.
VERGETEN ERFGOED
REIZENDE EXPO
De vergane schepen, hun bemanning en hun lading liggen op de bodem van de zee. De educatieve waarde van dit erfgoed is niet te onderschatten. Het leert ons meer over het verloop van de oorlog op zee, over het leven aan boord van militaire en burgervaartuigen, over de technologie van die tijd, enz. Deze getuigenis dreigt echter verloren te gaan omwille
De rol van kolonies en protectoraten tijdens de Eerste Wereldoorlog vormt het onderwerp van een tentoonstelling die wordt ontwikkeld onder leiding van het Unesco-kantoor in Phnom Penh (Cambodja). De expositie zal te zien zijn tijdens activiteiten die de Eerste Wereldoorlog herdenken. Ze gaat in 2015 van start in Cambodja en reist in 2016 naar Denemarken voor de herdenking van de zeeslag van Jutland. De tentoonstelling die aandacht wil vragen voor het onderwatererfgoed van de Eerste Wereldoorlog en voor de rol die kolonies en protectoraten vervulden tijdens het conflict, wordt mee ondersteund door de Vlaamse Regering. De middelen komen uit het algemeen Vlaams Unesco Trustfonds (FUT) dat is opgericht om de samenwerking tussen Vlaamse partners en Unesco te versterken. Het FUT ondersteunt internationale projecten met Vlaamse inbreng op het vlak van cultuur, onderwijs en communicatie.
De educatieve waarde van onderwatererfgoed is bijzonder groot.
10 I
I 11
onderwijs
wetenschap
Alfabetisering en duurzame ontwikkeling
Geneesmiddelen voor de wereldbevolking
TEKST: MARINO BULTINCK
TEKST: MARINO BULTINCK
Unesco bekroont vijf initiatieven die gemeen hebben dat ze mensen leren lezen en schrijven maar evenzeer oog hebben voor duurzame ontwikkeling.
Arme mensen blijven vaak verstoken van levensreddende medicijnen omdat ze er geen geld voor hebben of omdat ze gewoonweg niet te verkrijgen zijn. Een radicale hervorming kan daar iets aan veranderen.
Unesco bekroont jaarlijks bijzondere alfabetiseringsprojecten. In de aanloop naar de Internationale Dag van de Alfabetisering maakte Irina Bokova, directeur-generaal van Unesco, bekend wie de laureaten zijn van de vijf alfabetiseringsprijzen die de Organisatie jaarlijks uitreikt. Dit jaar koos de internationale jury die de prijzen toekent, voor projecten in het teken van duurzame ontwikkeling. De prijzen (bestaande uit een certificaat, een medaille en een bedrag van 20 000 dollar) worden aan de laureaten overhandigd tijdens een ceremonie in Dhaka (Bangladesh) op 8 september 2014. Twee landen profileren zich met de ondersteuning van een alfabetiseringsprijs: China en Zuid-Korea. China financiert sinds 2005 de Confucius Prijs voor Geletterdheid. In 1989 startte Zuid-Korea met de financiering van de Koning Sejong Alfabetiseringsprijs.
DE LAUREATEN VAN DE KONING SEJONG ALFABETISERINGSPRIJS VOOR 2014 ZIJN: Het ministerie van Onderwijs van Ecuador voor een project dat basiseducatie verschaft aan jongeren en volwassenen. Het loopt sinds 2011 en bereikte reeds 325 000 mensen. Ze leren niet alleen lezen en schrijven maar krijgen ook educatie over burgerschap, gezondheid en voeding. Opmerkelijk is dat de lessen voor mensen van inheemse bevolkingsgroepen in hun moedertaal worden gegeven en dat daarbij rekening wordt gehouden met het wereldbeeld van de studenten. Een vereniging uit Burkina Faso die zich inzet voor de bevordering van niet-formeel onderwijs wordt erkend voor een programma dat vrouwen weg uit de extreme armoede wil helpen. Naast leren lezen en schrijven krijgen de vrouwen ook les over gezondheid en economie. Ze kunnen zelfs een beroep doen op microkredieten om een eigen initiatief op poten te zetten. Het programma startte in 1997 en ruim 18 000 vrouwen deden er hun voordeel mee. Op die manier is het een belangrijk instrument in de strijd tegen armoede, ontbossing en vervuiling in het multiculturele en meertalige land dat Burkina Faso is. Omwille van dit laatste is het programma beschikbaar in vijf lokale talen. Alfabetisering helpt zowel individuen als gemeenschappen vooruit.
DE LAUREATEN VAN DE CONFUCIUS PRIJS VOOR GELETTERDHEID VOOR 2014 ZIJN: De Algerijnse Vereniging voor Alfabetisering IQRRA waarvan de naam zoveel als ‘lezen’ betekent in het Arabisch, een niet-gouvernementele organisatie, opgericht in 1990, voor haar programma ‘Geletterdheid, opleiding en integratie van vrouwen’. IQRRA richt zich tot vrouwen in afgelegen gebieden die in extreme armoede leven. Verschillende centra voor beroepsopleiding combineren alfabetisering met het aanleren van vaardigheden waarmee geld kan worden verdiend. Bovendien verschaft het programma juridische bijstand aan oud-cursisten die een eigen zaak startten. Tot nu toe namen zo’n 17 000 vrouwen deel aan dit programma. Poligono Sur, een Spaanse school voor levenslang leren en gemeenschapsontwikkeling, voor haar programma dat zich concentreert op een achtergesteld deel van Sevilla met een cultureel heterogene bevolking van Spaanse burgers, Noord-Afrikaanse migranten en leden van de Roma-gemeenschap. Het project combineert alfabetisering met een beroepsopleiding en lessen ondernemerschap. Daarnaast is er ruimte voor activiteiten zoals muziek en theatervoorstellingen die het cultureel en ecologisch bewustzijn van de cursisten verder doen ontluiken. Het project slaagde erin om alfabetisering deel te doen uitmaken van het bredere verhaal van gemeenschapsontwikkeling en toont tezelfdertijd aan hoezeer alfabetisering een katalysator voor ontwikkeling en ontplooiing kan zijn.
Op 6 juni 2014 organiseerde Unesco een openbaar seminarie op haar hoofdzetel in Parijs met de professoren Thomas Pogge en Aidan Hollis. Deze internationaal gerenommeerde academici presenteerden een aantal voorstellen om arme mensen betere toegang te verschaffen tot levensreddende medicijnen. Ook binnen de Internationale Commissie voor Bio-ethiek van Unesco loopt een debat over artikel 15 (het principe van de verdeling van de baten) van de Universele Verklaring over Bio-ethiek en Mensenrechten. Wat zorgt ervoor dat de armen van vandaag geen toegang hebben tot levensreddende geneesmiddelen? Elk jaar sterven zo’n 10 miljoen mensen over de hele wereld door gebrek aan toegang tot levensreddende geneesmiddelen. Hoge prijzen die het gevolg zijn van het intellectuele eigendomsrechtensysteem zijn deels verantwoordelijk, waardoor patiënten - met name in ontwikkelingslanden en opkomende markten - niet in staat zijn om toegang te krijgen tot de geneesmiddelen die zij nodig hebben. Farmaceutische bedrijven worden vaak gedemoniseerd omwille van de verkoop van hun producten met een hoge winstmarge. Maar we moeten erkennen dat deze bedrijven de grote investeringskosten die ze doen, moeten kunnen terugverdienen. Weinig industrieën worden geconfronteerd met dergelijke exorbitant hoge kosten voor onderzoek en ontwikkeling. Bovendien worden veel onderzoeksprojecten stopgezet voor ze een verkoopbaar resultaat opleveren. De nieuwe producten die wel ontwikkeld worden, kunnen door concurrenten die generieke middelen produceren, gemakkelijk en goedkoop worden nagemaakt met behulp van retro-engineering. We moeten ook toegeven dat de door farmaceutische bedrijven geproduceerde medicijnen reeds miljoenen mensen hebben gered. Bijgevolg staan we voor een complex en onopgelost moreel dilemma: door de hoge winstmarges op medicijnen beschermd door een octrooi, sterven patiënten door gebrek aan toegang tot levensreddende geneesmiddelen; en zonder die winstmarges, zijn er onvoldoende prikkels om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen waarvan iedereen in de toekomst zou kunnen profiteren.
Het Molteno Instituut voor Taal en Geletterdheid (Zuid-Afrika) en het International Literacy Institute voor hun gezamenlijk ‘Bridges to the Future’ initiatief: een innovatief programma dat informatie- en communicatietechnologieën gebruikt om mensen van alle leeftijden in plattelandsgebieden en minder ontwikkelde stedelijke gebieden te bereiken. De opleiding die mensen leert lezen en schrijven, maar ook omgaan met computers, wordt gegeven in het Engels en in drie Afrikaanse talen. Het ging van start in 2007 en hielp reeds 30 000 kinderen en 6 000 jongeren en volwassenen aan een basisopleiding. Er is een duidelijk verband met duurzame ontwikkeling aangezien de opleiding aandacht heeft voor gezondheid, milieu en sociale ontwikkeling naast voor basisvaardigheden. Het is een succesvol voorbeeld van NoordZuid samenwerking tussen het International Literacy Institute aan de Universiteit van Pennsylvania (VS) en een nationale Zuid-Afrikaanse organisatie die actief is in verschillende landen in de regio.
Jaarlijks sterven 10 miljoen mensen omdat ze geen toegang hebben tot levensreddende medicijnen.
12 I
Wat kan worden gedaan om ervoor te zorgen dat de armen zich levensreddende medicijnen kunnen veroorloven? Allereerst is er het probleem van de prijs van de medicijnen. Zelfs in de rijkste landen zorgen de hoge prijzen ervoor dat een aantal nieuwe geneesmiddelen en effectieve therapieën slechts voor een beperkt aantal mensen toegankelijk zijn; en in de lagere-inkomens landen is het probleem van de kosten nog acuter. En er zijn nog meer obstakels voor arme mensen. Ze wonen vaak in gebieden met een gebrekkig functionerend distributiesysteem waardoor de prijzen nog stijgen. Een ander probleem van de gezondheidszorg in arme landen is dat diagnoses te laat of te weinig accuraat worden gesteld. We hebben een oplossing nodig - of een set van oplossingen – die al deze aspecten behandelt. Het Health Impact Fund (HIF) is een voorstel van hoe we de manier waarop we (ten minste voor sommige) medicijnen betalen, kunnen hervormen. Het is ontworpen om de beperkingen van het huidige systeem te overwinnen en om ervoor te zorgen dat de incentives voor farmaceutische innovatie en marketing in evenwicht zijn met de behoeften van patiënten wereldwijd. Bovendien zou het HIF helpen om de verspreiding en het voorschrijven van medicijnen te verbeteren omdat farmaceutische bedrijven er baat bij hebben dat hun medicijnen zoveel mogelijk mensen helpen. Het voorstel voor het Health Impact Fund wordt gepromoot door Incentives for Global Health, een non-profit organisatie gewijd aan het bevorderen van marktgebaseerde oplossingen voor wereldwijde gezondheidsproblemen. Het HIF wil de manier waarop we voor geneesmiddelen betalen aanpassen op zo’n manier dat farmaceutische bedrijven aangemoedigd worden om nieuwe producten te blijven ontwikkelen en ervoor te zorgen dat ze vlot tot bij de patiënten geraken. Alle farmaceutische bedrijven zouden nieuwe geneesmiddelen kunnen registreren bij het HIF. Door zich te registreren, gaat een onderneming ermee akkoord om medicijnen tegen kostprijs te
I 13
cultuur
Unesco Werelderfgoedconventie in gevaar TEKST: VLAAMSE UNESCO COMMISSIE, BELGIË *
Aanhoudend politiek geïnspireerde beslissingen doen de geloofwaardigheid van de Werelderfgoedconventie en het Werelderfgoedcomité geen goed. Naar jaarlijkse gewoonte kwam het Unesco Werelderfgoedcomité begin deze zomer bijeen om zich te buigen over aanvragen voor erkenning als Werelderfgoed en over de conservering (state of conservation) van reeds ingeschreven Werelderfgoed. De jaarlijkse vergadering van het Werelderfgoedcomité, een panel van 21 lidstaten verkozen voor een termijn van vier jaar, wordt aandachtig gevolgd door zowel de andere landen die de Werelderfgoedconventie hebben ondertekend als door vertegenwoordigers van tal van academische instellingen, internationale erfgoedverenigingen en ngo’s. In totaal waren in Doha (Qatar) meer dan duizend geaccrediteerde deelnemers uit ongeveer honderd landen aanwezig. Ook de pers heeft gewoontegetrouw veel aandacht besteed aan het nieuw erkende Werelderfgoederen die tijdens deze bijeenkomst gepresenteerd worden en voor straffe uitspraken van het Werelderfgoedcomité wanneer het beheer van een bepaalde site in vraag wordt gesteld.
IS HET WERELDERFGOEDCOMITÉ HET SPOOR BIJSTER?
De distributie van geneesmiddelen in arme landen schiet tekort.
leveren daar waar ze nodig zijn. In plaats van geld te verdienen door de winst op verkoop, zouden bedrijven door het HIF worden beloond op basis van de werkelijke wereldwijde gezondheidseffecten van het geneesmiddel. Overheden en andere donoren zouden het HIF financieren. Op die manier is het in het belang van het bedrijf dat zoveel mogelijk mensen hun medicijnen kunnen gebruiken. Ze zouden zich dus meer inspannen om ervoor te zorgen dat de mensen die het meest voordeel hebben bij het gebruik van hun geneesmiddelen – ongeacht of ze arm of rijk zijn – ze ook daadwerkelijk in handen krijgen.
“Jaarlijks sterven 10 miljoen mensen omdat ze de juiste medicijnen niet kunnen krijgen.” Wat staat het invoeren van dit systeem nog in de weg? In wezen zijn er twee belangrijke obstakels. De eerste heeft betrekking op de technische haalbaarheid van het op grote schaal meten van de gevolgen voor de volksgezondheid van bepaalde medicijnen. Omdat het HIF de beloningen expliciet afhankelijk maakt van de prestaties van het geneesmiddel, is het meten van die resultaten bijzonder belangrijk. Zowel farmaceutische bedrijven als overheden moeten erop vertrouwen dat het mogelijk is om de resultaten te beoordelen met een redelijke mate van consistentie. Gelukkig is er in bijna alle gezondheidsstelsels een toegenomen belangstelling voor prestatiegerichte terugbetaling van geneesmiddelen en onlangs verleende de Europese Onderzoeksraad een subsidie voor een diepte-onderzoek over dit onderwerp.
14 I
Ten tweede zullen overheden het moeten eens worden over de financiering van een dergelijk programma – daarvoor is internationale samenwerking nodig. Hoe kunnen internationale organisaties, zoals de VN en Unesco, helpen bij de inspanningen om levensreddende medicijnen beter toegankelijk te maken voor patiënten wereldwijd? Om een vergaande hervorming zoals wij die voorstellen te kunnen doorvoeren, zijn er drie dingen nodig. Ten eerste moet er diepgaand onderzoek gevoerd worden naar de haalbaarheid en de beste manier om een dergelijke hervorming door te voeren. Het onderzoek dat door de Europese Onderzoeksraad wordt gefinancierd is alvast een stap in de goede richting. Ten tweede moet de farmaceutische industrie bereid zijn om mee in het verhaal te stappen. Daarvoor zijn pilootstudies nodig om de voorgestelde hervormingen uit te proberen en aan te passen. Er staat een dergelijk project op stapel in India. Ten slotte moeten ook beleidsmakers en de bevolking het nieuwe systeem omarmen. Internationale organisaties zoals de VN of Unesco kunnen enorm helpen bij het verzamelen van steun rond specifieke hervormingsplannen. Zo is de afdeling Bio-ethiek van Unesco sterk betrokken bij het vergroten van expertise over ethische kwesties in ontwikkelingslanden. Dit is meestal gerelateerd aan het opzetten en ondersteunen van ethische commissies. Zo komen de organisaties in contact met mensen die wegen op de besluitvorming. Het propageren van een plan als het HIF om er een breed draagvlak voor te scheppen, is een manier waarop een organisatie als Unesco een verschil zou kunnen maken. Goed onderzoek en goede bedoelingen volstaan niet om echte en duurzame verandering te realiseren: de ondersteuning van internationale organisaties en beleidsmakers is cruciaal.
Omdat het Werelderfgoedcomité in principe maar eenmaal per jaar vergadert, is de zomersessie de bijeenkomst bij uitstek voor wie met Werelderfgoed bezig is. Tenminste, dat was tot nu toe het geval, maar ingewijden lijken niet langer uit te kijken naar deze jaarlijkse hoogmis. De reden hiervoor is eenvoudig: de beslissingen van het Werelderfgoedcomité zijn minder en minder gebaseerd op een consequente toepassing van de basisprincipes van de Werelderfgoedconventie en op de Richtlijnen die de afgelopen 40 jaar ontwikkeld zijn om de Conventie uit te voeren. In de plaats daarvan heeft een ‘ons-kent-ons’-mentaliteit ingang gevonden en lijkt een meerderheid van de leden van het Werelderfgoedcomité zich vooral in te spannen om andere landen zo weinig mogelijk voor het hoofd te stoten. In dat streven komt het Werelderfgoedcomité steeds vaker in conflict met de adviezen van de adviserende expertenorganisaties ICOMOS en IUCN, die bij alle inschrijvingen en conserveringsrapporten geconsulteerd worden (zie kader). Nochtans zijn het net die onpartijdige en onafhankelijke adviezen die mee de kracht van de Werelderfgoedconventie uitmaken. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de founding fathers in 1972, door die onafhankelijke expertenorganisaties een statutaire rol te geven in de toepassing van de Conventie, proactief paal en perk wilden stellen aan (al te)
Ook minder evidente sites van Uitzonderlijke Universele Waarde worden ingeschreven op de Werelderfgoedlijst.
politiek geïnspireerde beslissingen. Tot voor kort werkte die aanpak behoorlijk goed, maar de jongste jaren is het meer regel dan uitzondering dat de beoordelingen van de adviserende organisaties in twijfel worden getrokken en dat het Werelderfgoedcomité een minder strenge beslissing neemt. Tijdens de laatste bijeenkomst van het Comité is met name bij de behandeling van nominaties voor de Werelderfgoedlijst vrijwel systematisch afgeweken van het oorspronkelijke advies van ICOMOS en IUCN. Dat was uiteraard vooral het geval wanneer de expertenorganisaties van mening waren dat een nominatie aangevuld of herwerkt moest worden vóór de site in kwestie ingeschreven kon worden op de Werelderfgoedlijst, of erger nog, dat er onvoldoende sprake was van Uitzonderlijke Universele Waarde 1 . Het Werelderfgoedcomité nam in deze gevallen steeds een beslissing die voordeliger was voor de betrokken lidstaat.
WORDT DE ERKENNING TE GEMAKKELIJK TOEGEKEND?
Op het eerste gezicht lijkt er weinig op tegen dat het Werelderfgoedlabel gemakkelijker wordt toegekend. Door de drempel te verlagen bied je meer landen de kans om deel uit te maken van de Werelderfgoedfamilie, verplicht je hen bewust om te gaan met de Uitzonderlijke Universele Waarde van een bepaalde plek en verhoog je, hopelijk, het draagvlak. Alleen bestaat de vrees dat die ‘vriendelijke’ aanpak ervoor zorgt dat sites worden ingeschreven die daar eigenlijk nog niet klaar voor zijn. Het gaat dan om sites die geconfronteerd (kunnen) worden met aanzienlijke beheerproblemen die een bedreiging vormen voor de Uitzonderlijke Universele Waarde. Door sites in te schrijven waarvan die waarde objectief bekeken twijfelachtig is, ondergraaf je dan weer de geloofwaardigheid van de Werelderfgoedconventie. Bezoekers zouden teleurgesteld kunnen zijn en zich afvragen “of dit het maar is”.
1
Deze waarde wijst erop dat een site zo waardevol is dat ze als het ware de nationale grenzen overstijgt en dat ze voor de hele wereldbevolking van belang is.
I 15
De erkenning als werelderfgoed van het Historische en Archeologische complex van Bolgar (Russische Federatie 2): De inschrijving van Bolgar kent een merkwaardige voorgeschiedenis: het dossier is in 2000 en 2001 al eens voorgelegd aan het Werelderfgoedcomité, toen nog met positief advies van ICOMOS. Op dat moment stelden verschillende leden van het Werelderfgoedcomité, waaronder België, echter vragen bij de authenticiteit van de site. Aanleiding voor deze kritische houding was vooral de reconstructie van de Grote Minaret, waarbij noch de gebruikte materialen, noch de historische bronnen waarop de reconstructie zich baseerde, konden overtuigen. Tien jaar later diende de Russische federatie een herwerkt voorstel in, dat in 2013 behandeld werd door het Werelderfgoedcomité. Intussen hadden op de site verschillende ontwikkelingen plaats gevonden die niet allemaal even gunstig onthaald werden door ICOMOS en diverse internationale experts. ICOMOS uitte met name bezwaar tegen nieuwe constructies (moskee, grote zaal, faciliteiten om pelgrims op te vangen) en stelde vast dat ook wat betreft de Uitzonderlijke Universele Waarde vragen rezen. De adviserende organisatie stelde daarom
2013 dat de Uitzonderlijke Universele Waarde van de site weliswaar al vastgesteld kon worden op basis van criteria (iii) en (vi)2, maar dat de Russische federatie niettemin toch een aantal elementen moest aanvullen en aanpassingen aan het dossier moest doorvoeren. Het kader voor de bespreking van het aangepaste voorstel, dat in 2014 in Doha behandeld werd, was door die eerdere beslissing zeer beperkt. Het Comité had immers in 2013 al beslist dat Bolgar van Uitzonderlijke Universele Waarde was, ook al werd dat in het advies van ICOMOS uit 2013 duidelijk tegengesproken. ICOMOS kwam daar in haar advies van 2014 bijgevolg niet op terug en adviseerde met tegenzin om Bolgar in te schrijven.
De Okavanga Delta in Botswana is de duizendste inschrijving op de Werelderfgoedlijst.
voor om Bolgar niet in te schrijven op de Werelderfgoedlijst. Binnen het Werelderfgoedcomité ontspon zich daarop een heftige discussie. Verschillende landen waren van mening dat het voorstel wel in de huidige vorm ingeschreven kon worden op de Werelderfgoedlijst. Het comité zou daarmee lijnrecht ingaan tegen het advies van ICOMOS, maar daar leken verschillende Comitéleden niet zo zwaar aan te tillen. ICOMOS had immers in 2000 en 2001 aangegeven dat er wel sprake was van Uitzonderlijke Universele Waarde, en die kon toch niet zomaar verdwenen zijn. De documentaire « La face cachée des 1 000 merveilles du monde » van Stéphane Bentura laat uitschijnen dat Rusland kosten noch moeite spaarde om andere leden van het Werelderfgoedcomité te overtuigen. Die indrukleefde ook bij verschillende aanwezigen in de zaal. Uiteindelijk besliste het Werelderfgoedcomité in
Bovendien zullen ook de lokale partners, die vaak jaren hard gewerkt hebben om een stevige Werelderfgoednominatie op te stellen, ontgoocheld zijn wanneer ze merken dat in andere dossiers soms heel licht over problemen wordt gegaan. Dat beeld botst met de instructies die ze jarenlang van hun nationale experts en Unesco-aanspreekpunt gekregen hebben om bijvoorbeeld een solide beheervisie en -structuur uit te werken en alle mogelijke problemen vooraf zoveel mogelijk te ontmijnen. De motivatie om consequent de regels toe te passen en te blijven ijveren voor een omzichtige omgang met een Werelderfgoed en zijn omgeving zou zo kunnen afzwakken en zelfs geheel verdwijnen. In een dergelijke context wordt het bijzonder moeilijk om kwaliteitseisen hard te blijven maken.
16 I
De talrijke recente toevoegingen en problematische reconstructies bleven het niettemin moeilijk maken om een erkenning op basis van criterium (iii) te motiveren – een punt dat ook door de Libanese afgevaardigde in het Werelderfgoedcomité erkend werd. Toch was een meerderheid binnen het Werelderfgoedcomité van mening dat een inschrijving louter volgens criterium (vi) de site onrecht zou aandoen en werd de site ingeschreven met verwijzing naar criteria (iii) en (vi). In de praktijk zorgt dit wel al meteen voor zogenaamde state of conservation issues, omdat verschillende actuele ontwikkelingen duidelijk een negatieve impact hebben op criterium (iii). Vraag is hoe het Werelderfgoedcomité hier in de toekomst mee om zal gaan…
in Phnom Penh in 2013, suggereert hij op overtuigende wijze dat in sommige gevallen actief gelobbyd wordt om steun te verwerven voor kandidaten voor de Werelderfgoederkenning. Terecht stelt hij dat de belangen blijkbaar zo groot zijn geworden dat veel landen zich inspannen om een negatief oordeel te vermijden. Vertegenwoordigers van verschillende landen die toegetreden zijn tot de Werelderfgoedconventie maken zich al geruime tijd zorgen over wat er de jongste tijd aan het gebeuren is. Zo namen Belgische experts, mede in naam van een aantal collega’s uit andere landen, in 2013 het woord aan het eind van de bijeenkomst in Phnom Penh. In hun gezamenlijke verklaring drukten ze de leden van het Comité op het hart om respect te hebben voor de basisprincipes waarop de Werelderfgoedconventie stoelt.
BESTAANDE REGELS TOEPASSEN 2
Zie http://whc.unesco.org/en/list/981
3
Zie kader over de criteria
TOEGENOMEN POLITISERING
Deze zorgwekkende evolutie is zoals aangegeven niet nieuw. Ze is al meermaals aan de kaak gesteld, onder meer in het artikel “The rush to inscribe: Reflections on the 35th session of the World Heritage Committee, Unesco Paris, 2011” van de hand van Lynn Meskell4 . De Franse cineast Stéphane Bentura legde de problematiek begin dit jaar bloot in zijn documentaire “La face cachée des 1000 merveilles du monde”. Aan de hand van gesprekken en beelden, gemaakt tijdens en in de aanloop naar de 37ste bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité 4
In vol. 37/2 van het Journal of Field Archaeology (2012),
te consulteren via Manay Online: www.maneyonline.com/toc/jfa/37/2
Op de bijeenkomst in Doha herhaalden vertegenwoordigers van Zwitserland en Nederland het hierboven vermelde standpunt tijdens de discussie die zich op de laatste dag ontspon over het verloop van de 38ste vergadering van het Werelderfgoedcomité. Verschillende leden hadden immers al opgemerkt dat een herziening van de “working methods of the evaluation and decision-making process of nomination” misschien wel aan de orde was. In de loop van deze discussie drukte de Zwitserse vertegenwoordiger, die de vergadering als waarnemer volgde, zich als volgt uit: “We hebben de afgelopen dagen met veel aandacht de discussies en beslissingen gevolgd. De huidige beslissing vormt in zekere zin het orgelpunt van deze bijeenkomst van het Comité – een orgelpunt dat ons zorgen baart. Het Werelderfgoed kent regels en processen die vandaag perfect duidelijk zijn. De adviserende instanties leveren een opmerkelijk werk af dat in detail deze bestaande regels volgt. De onafhankelijke
wetenschappelijke oefening wordt vervuld door precies deze adviserende instanties en net daarom voorziet de Conventie in hun ondersteuning. Het orgaan dat zich op dit moment het minst lijkt te houden aan de afgesproken en van kracht zijnde regels, is het Werelderfgoedcomité zelf. Dat is het echte probleem. Volgens ons is de meest relevante, eenvoudigste en goedkoopste oplossing voor het Comité, om de Operationele Richtlijnen bij de Werelderfgoedconventie te herlezen en ze toe te passen tijdens de volgende bijeenkomst van het Comité 5.” Oliver Martin (Zwitserland) – tussenkomst 6 tijdens de laatste dag van de bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité (24/6/2014).
EEN PROBLEEM MET VEEL KANTEN
De problematiek waarmee we de jongste jaren steeds nadrukkelijker geconfronteerd worden, lijkt diverse oorzaken te kennen. Er kan om te beginnen niet ontkend worden dat de complexiteit waarmee de Werelderfgoedconventie geconfronteerd wordt in aanzienlijke mate veranderd is. Zo blijft het aantal Werelderfgoedsites nog altijd gestaag toenemen. Tijdens de jongste bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité is het duizendste Werelderfgoed verwelkomd (Okavanga Delta in Botswana). Structuren en budgetten die in de beginjaren van de Conventie voldeden, blijken vandaag niet allemaal even geschikt om met dergelijke aantallen om te gaan.
5
Onze vertaling.
6
Zie www.youtube.com/watch?v=atL6hri7S80# t=707
I 17
De 1.006 erkende Werelderfgoederen zijn ook niet evenredig verdeeld over de wereld. Ongeveer de helft van alle Werelderfgoederen is gelegen in Europa en Noord-Amerika7. Die ongelijkheid zorgt voor spanningen en leidt er volgens sommigen toe dat met twee maten en twee gewichten wordt geoordeeld in de behandeling van nominaties. Voorstellen ingediend door landen die nog geen Werelderfgoed hebben, of die verhoudingsgewijs over minder Werelderfgoederen beschikken dan vergelijkbare landen, zouden minder streng beoordeeld worden.
“De basisprincipes en officiële richtlijnen worden aan de kant geschoven.” NIEUWE CATEGORIËN VAN WERELDERFGOED
De Werelderfgoedlijst bevat niet langer enkel elementen die als evidente en wereldwijd bekende ‘topsites’ gecatalogeerd kunnen worden, zoals de Galápagos-eilanden of de Mont-Saint-Michel. Ook minder gebruikelijke sites van Uitzonderlijke Universele Waarde worden de jongste jaren toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst, zoals de mijnsites in Wallonië en in de ons omringende landen. Het beheer van deze sites, die vaker gelegen zijn in drukke regio’s, brengt in een aantal gevallen problemen mee die bij de oudste Werelderfgoederen minder spelen. Waar de eerste Werelderfgoederen meestal duidelijk omschreven monumenten of ensembles waren, worden de jongste jaren en decennia ook complexere sites erkend, en terecht: culturele landschappen, seriële nominaties opgebouwd uit losstaande elementen (bijvoorbeeld de 13 Vlaamse begijnhoven), of grensoverschrijdende Werelderfgoederen (bijvoorbeeld de 56 belforten in België en Noord-Frankrijk). In veel gevallen speelt de toenemende ruimtelijke druk een belangrijke rol. Die wordt onder meer veroorzaakt door een groeiende wereldbevolking die almaar mobieler wordt en er andere leefgewoontes op nahoudt. Ruimte is schaars en ook gebieden met (wereld)erfgoedwaarde moeten steeds vaker ruimtelijke ontwikkelingen ondergaan.
DIPLOMATEN ZWAAIEN DE PLAK
Het Werelderfgoedcomité is de jongste jaren geëvolueerd van een expertenpanel naar een diplomatenpanel, waarbij instructies vanuit hoofdsteden soms belangrijker zijn dan feiten en principes. Die evolutie sluit nauw aan bij de vaststelling dat het economische belang en het prestige dat een Werelderfgoederkenning met zich brengt door steeds meer lidstaten wordt ingezien. Het hoeft bijgevolg niet te verbazen dat diplomaten zich in sommige gevallen zoveel mogelijk inspannen om steun te verwerven voor de inschrijving van een voorstel, zeker wanneer het oordeel van de adviesverlenende instanties niet onverdeeld positief is. De motivatie van een land om de inschrijving op de Werelderfgoedlijst binnen te halen krijgt eveneens een bijkomende binnen- of buitenlandse politieke dimensie. Het dit jaar ingeschreven historische en archeologische complex van Bolgar in de Russische Federatie is
wat dat betreft een goed voorbeeld (zie kader), maar ook de recente inschrijvingen van Palestijnse Werelderfgoederen spelen hier op in. Palestina is in 2011, na jarenlange discussies in de Algemene Vergadering van Unesco, aanvaard als lid. Unesco was daarmee de eerste grote multilaterale organisatie die Palestina officieel verwelkomde – symbolisch een belangrijk feit voor een land dat nog steeds niet wereldwijd erkend wordt. Sindsdien probeert Palestina elk jaar minstens één, tot nu toe telkens door Israël gecontesteerde site ingeschreven te krijgen op de Werelderfgoedlijst. In 2013 en 2014 is daarvoor telkens gebruik gemaakt van de verkorte procedure van de ‘noodinschrijving’. Die procedure, die in een evaluatieperiode van enkele maanden in plaats van anderhalf jaar voorziet, kan enkel ingeroepen worden wanneer er sprake is van een concrete en acute bedreiging. In beide gevallen konden er vragen gesteld worden bij het urgente karakter dat door Palestina was ingeroepen. Op dat aspect is uitgebreid ingegaan in het kritische verslag van ICOMOS. Nochtans ging het Werelderfgoedcomité telkens akkoord met het voorstel en werden beide sites ingeschreven op de Werelderfgoedlijst. Voor waarnemers in de zaal was het duidelijk dat de inschrijving niet louter op basis van inhoudelijke argumenten gemotiveerd kon worden, maar minstens evenzeer een (geo)politiek statement was.
DE MOEILIJKE POSITIE VAN DE ADVISERENDE EXPERTORGANISATIES
Hoewel de adviserende organisaties ICOMOS en IUCN bij de opmaak van de Werelderfgoedconventie een centrale rol toebedeeld krijgen, moeten we vandaag vaststellen dat hun positie onder invloed van de ontwikkelingen van de jongste jaren onder druk staat. Adviezen worden door het Comité op grote schaal genuanceerd of in twijfel getrokken, aanbevelingen worden geherformuleerd op een manier die ingaat tegen de oorspronkelijke bedoeling. Opvallend daarbij is dat het vaker de adviezen van ICOMOS zijn die onderuit gehaald worden. IUCN ligt eigenlijk pas de jongste jaren mee in de vuurlijn. Dat valt ongetwijfeld te verklaren door het feit dat IUCN haar adviezen meer vanuit een natuurwetenschappelijke benadering kan onderbouwen. Dergelijke exacte argumenten kunnen moeilijker in vraag gesteld worden. Pas in de jongste jaren ‘durft’ het Werelderfgoedcomité – niet zelden gespeend van enige vertrouwdheid met de materie in kwestie – in te gaan tegen de mening van internationaal gerespecteerde natuurwetenschappers (zie kadertekst over de Gibé-III-dam). Anderzijds heeft IUCN zich als organisatie ook veel breder ontwikkeld en kan ze daardoor terugvallen op veel meer middelen en een sterker geprofessionaliseerde basisstructuur, twee zaken waar ICOMOS nood aan heeft. Ondanks die fundamentele verschillen lijken beide expertenorganisaties er voorlopig even slecht in te slagen om zich ten gronde aan te passen aan de gewijzigde context: beslissingen van het Werelderfgoedcomité worden vandaag mee op basis van politieke motieven genomen en dat zal de eerstkomende jaren niet veranderen. Ze proberen weliswaar het gebrek aan respect voor hun adviezen te counteren door nog omvangrijkere rapporten op te stellen en hun aanbevelingen nog steviger te onderbouwen. Verrassend genoeg lukt het ICOMOS en IUCN echter niet om zich beter in te leven in de leden van het Werelderfgoedcomité. De discussie tijdens de jongste Comité-sessie over de inschrijving van de Monumental earthworks of Poverty Point in Louisiana, Verenigde
Prognoses gaan uit van een totale daling van het waterpeil van het meer van 16 tot 22 meter, als direct gevolg van de aanleg van de dam en de verwachte irrigatieprojecten, terwijl het meer gemiddeld maar 31m diep is. De impact van deze daling op het globale ecosysteem en de lokale bevolking zal bijgevolg enorm groot zijn. Als gevolg van de klimaatverandering zou de uiteindelijke totale daling zelfs nog groter kunnen zijn. Stamoudere bewaakt gebedsplaatsen aan de oostkust van het Turkanameer.
De bouw van de Gibe III-dam en de impact ervan op Lake Turkana (Kenia8): Het Turkanameer is het grootste woestijnmeer ter wereld en één van de zoutste meren in Afrika. Het meer is in 1997 erkend als Werelderfgoed omwille van zijn belangrijke geologische en biodiversiteitswaarde. Het vormt de natuurlijke habitat voor een aantal bedreigde diersoorten, zowel te land als onder water. Turkana is ieder jaar ook een belangrijke stopplaats voor trekvogels. Het meer wordt in sterke mate vanuit Ethiopië gevoed door de Omo-rivier (ca. 50% van de watertoevoer). Op de Omo wordt stroomopwaarts, op het grondgebied van Ethiopië, momenteel de laatste hand gelegd aan de Gibe III-dam. Het stuwmeer dat achter de dam ontstaat, wordt een belangrijke bron van hydro-elektriciteit voor Ethiopië én Kenia. De bouw van die dam zal vrijwel zeker een grote impact hebben op het meer. Het vullen van het stuwmeer – een proces dat nu ongeveer gestart wordt – zal naar verwachting drie jaar duren. Tijdens deze periode zal het debiet van de Omo met 70 procent terugvallen – waardoor ook het peil van het Turkanameer onvermijdelijk zal dalen. Eens de elektriciteitsproductie opstart zal de Omo jaar in jaar uit een vrij constant debiet kennen. Overstromingen zullen uitblijven – terwijl die overstromingen nochtans cruciaal waren voor de traditionele landbouw. Als gevolg hiervan zou de Gibe III-dam ook een onherroepelijke aantasting van het bestaande sociale weefsel tot gevolg kunnen hebben. Door het constante debiet van de Omo en het wegvallen van overstromingen kunnen de aanpalende terreinen perfect gebruikt worden voor landbouw (grootschalige suikerrietplantages). Voor die landbouw zullen irrigatiesystemen aangelegd worden, die de waterstand van de Omo en van het Turkanameer op hun beurt nog verder zullen beïnvloeden.
8 7
De impact van de bouw van de Gibe III-dam en de diverse irrigatieprojecten op de Uitzonderlijke Universele Waarde van het Turkanameer lijkt onweerlegbaar, maar toch slaagt het Werelderfgoedcomité er in dit dossier maar niet in een vuist te maken. Hoewel die kwestie al sinds 2011 in de schoot van het Comité besproken wordt, zijn er tot nu toe maar een paar landen geweest die aangaven bereid te zijn om streng(er) op te treden: Colombia, Duitsland, Mexico, Servië, Zwitserland. De meeste leden van het Comité verkiezen dat Ethiopië en Kenia met elkaar in dialoog gaan en proberen zo een oplossing te vinden. Beide landen hebben al herhaaldelijk te kennen gegeven daartoe bereid te zijn en gesprekken op verschillende niveaus zouden lopende zijn. Maar beide landen hebben naar verluidt ook belang bij de nieuwe dam en de elektriciteit die geproduceerd zal worden. Het valt dus te betwijfelen of uit die gesprekken concrete resultaten zullen komen. Ondertussen gaat de bouw van de dam en het vullen van het stuwmeer onverminderd verder en wordt het hoe langer hoe minder waarschijnlijk dat de klok nog teruggedraaid kan worden…
Zie http://whc.unesco.org/en/list/801
Zie http://whc.unesco.org/en/list/stat
18 I
I 19
Hoe wordt een site werelderfgoed? 1. Nadat een land toetreedt tot de Conventie, stelt het een indicatieve lijst op: een overzicht van erfgoed dat vermoedelijk beantwoordt aan de criteria voor Werelderfgoed. Elke lidstaat mag vervolgens elk jaar uit deze lijst één culturele en één natuurlijke of gemengde site voordragen voor erkenning. Het stelt daarvoor een nominatiedossier op dat het erfgoed beschrijft, aantoont dat het van Uitzonderlijke Universele Waarde is en uitlegt hoe de bescherming geregeld is. Dat dossier dient het in bij het Werelderfgoedcentrum. 2. Het Werelderfgoedcentrum kijkt het nominatiedossier na en legt het vervolgens voor aan een adviesorgaan. Het centrum houdt een papieren en een elektronisch archief bij van alle nominatiedossiers. 3. Voor de technische input zorgen drie adviesorganen. De Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen (ICOMOS) en de Wereldunie voor de Bewaring van de Natuur (IUCN) evalueren de nominatiedossiers respectievelijk voor cultureel en natuurlijk erfgoed. Het derde adviesorgaan is
Welke criteria hanteert de Werelderfgoedconventie? het Internationaal Centrum voor de Studie van de Bewaring en de Restauratie van Cultureel Erfgoed (ICCROM) dat advies verleent over de bescherming van culturele sites en het organiseren van opleidingen op dat gebied. 4. Een keer per jaar komt het Werelderfgoedcomité samen om zich te beraden over de nominatiedossiers. Het kan beslissen om een site op de Werelderfgoedlijst in te schrijven of om bijkomende informatie te vragen in geval van twijfel. Als het comité meent dat een site onvoldoende beantwoordt aan de criteria van het Werelderfgoed, verwerpt het de nominatie. 5. Eens een site is ingeschreven op de Werelderfgoedlijst, moet de lidstaat er goed zorg voor dragen. Indien nodig kan een lidstaat gevraagd worden verslag uit te brengen van de toestand (in het zogenaamde state of conservation-rapport). Het Werelderfgoedcomité doet op basis van deze rapporten aanbevelingen aan de landen over de bewaring van hun erfgoed en kan een site op de Lijst van het Werelderfgoed in Gevaar plaatsen als de toestand te alarmerend is.
Staten, was wat dat betreft veelbetekenend. ICOMOS adviseerde in dat dossier om de inschrijving uit te stellen omdat er volgens haar qua beheer nog een aantal knelpunten waren, onder meer het verleggen van een ‘highway’ en het aanduiden van een bufferzone. De Comitéleden en veel waarnemers waren echter van mening dat ICOMOS daarmee overdreven eisen stelde: de organisatie had immers zelf bevestigd dat de site onmiskenbaar van Uitzonderlijke Universele Waarde is en gaf in haar advies ook te kennen dat een bufferzone weliswaar wenselijk, maar niet echt nodig is. Aangezien ook bij het verleggen van de weg die door de site loopt vragen gesteld konden worden (“zou dat niet meer kwaad doen dan goed?”), was het voor het Werelderfgoedcomité duidelijk dat er geen gegronde redenen waren om een inschrijving op de Werelderfgoedlijst uit te stellen.
“De geloofwaardigheid van de Werelderfgoedconventie staat op het spel.”
Seriële en grensoverschrijdende inschrijvingen, zoals de belforten van België en Noord-Frankrijk, zijn een recent fenomeen.
20 I
Om in aanmerking te komen voor een erkenning als Werelderfgoed moet aangetoond worden dat de site van Uitzonderlijke Universele Waarde is. Dit betekent dat de site zo waardevol is dat ze als het ware de nationale grenzen overstijgt en dat ze voor de hele wereldbevolking van belang is. Daarnaast moet de site aan minstens één van de onderstaande 10 criteria voldoen: 1. Een meesterwerk van een creatief menselijk genie. 2. Getuigen van een belangrijke uitwisseling van menselijke waarden, binnen een bepaalde periode of een cultureel wereldgebied, op het vlak van architectuur of technologie, monumentale kunsten, stedenbouw of landschapsinrichting. 3. Op unieke of op zijn minst uitzonderlijke wijze getuigen van een bestaande of verdwenen culturele traditie of beschaving. 4. Een uitzonderlijk voorbeeld van een type gebouw, een architecturaal of technologisch ensemble of een landschap, dat een belangrijke fase in de menselijke geschiedenis illustreert. 5. Een buitengewoon voorbeeld van traditionele menselijke bewoning, land- of zeegebruik dat representatief is voor een cultuur (of culturen), of voor menselijke interactie met zijn omgeving, met name wanneer ze kwetsbaar geworden zijn ten gevolge van onomkeerbare veranderingen. 6. Direct of tastbaar geassocieerd met gebeurtenissen of levende tradities, met gedachtengoed of geloof, of met artistieke en literaire werken van uitzonderlijke
dat het Comité hanteert bij de inschrijving van Werelderfgoederen laat trouwens perfect toe om zelfs bij een positief advies aandacht te vragen voor eventuele knelpunten door ernaar te verwijzen in de aanbevelingen bij de inschrijving.
BETERSCHAP OP KOMST?
Het is duidelijk dat de huidige situatie, die al enkele jaren aansleept, nefaste gevolgen heeft op diverse vlakken. Omdat het Werelderfgoedcomité geen vuist durft te maken en niet wil optreden tegen dingen die fout lopen, is er een reëel risico dat erfgoedwaarden onherroepelijk verloren gaan. De erkenning van sites die in feite niet van Uitzonderlijke Universele Waarde zijn, zorgt ervoor dat bezoekers en beheerders ontgoocheld worden. Beide aspecten raken aan de geloofwaardigheid van de Werelderfgoedconventie. Een aantal landen ziet de ernst in van de zaak en probeert het tij te keren. Maar niet alle huidige Comitéleden lijken zich bewust van de urgentie, of zelfs de noodzaak dat iets moet veranderen. Het valt dus af te wachten
universele waarde (het Comité is van mening dat dit criterium bij voorkeur gehanteerd wordt samen met minstens één van de andere criteria). 7. Uitzonderlijke natuurlijke fenomenen of gebieden van uitzonderlijke natuurlijke schoonheid en esthetisch belang. 8. Uitzonderlijke getuigen van belangrijke stappen in de geschiedenis van de aarde, m.i.v. de evolutie van het leven, belangrijke voortdurende geologische processen in de ontwikkeling van de aardkorst, of belangrijke geomorfologische of fysiografische kenmerken. 9. Uitmuntende voorbeelden van betekenisvolle voortdurende ecologische en biologische processen in de ontwikkeling en evolutie van de aarde, zoetwatersystemen, kust- en marine ecosystemen en dierlijke en plantkundige families. 10. De belangrijkste en meest significante natuurlijke plekken voor het in-situ behoud van biodiversiteit, m.i.v. de sites met bedreigde soorten die vanuit wetenschappelijk en behoudsstandpunt gecatalogeerd zijn als van uitzonderlijke universele waarde.
of de tijdelijke werkgroep, die aan het eind van deze Comité-sessie opgericht is om na te denken over een herziening van de “working methods of the evaluation and decision-making process of nomination” iets zal opleveren. Waarnemers hebben in dat verband al verwacht dat het feit dat de vergaderingen van het Werelderfgoedcomité sinds 2012 live worden uitgezonden een positieve impact zou hebben, maar dat blijkt niet het geval te zijn. De verwachtingen zijn bijgevolg niet meteen hooggespannen. Afspraak volgend jaar in Bonn (Duitsland) voor de 39ste bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité. Hopelijk luidt het Duits voorzitterschap minstens een gedeeltelijke terugkeer in naar de normen en waarden die centraal staan in de Werelderfgoedconventie.
* Meer uitleg over de taken en de samenstelling van de Vlaamse Unesco Commissie: www.unesco.be/vuc
Door in dit soort gevallen een meer constructieve houding aan te nemen en de inschrijving voor te stellen ontneem je de Comitéleden de indruk dat de adviserende instanties elk gevoel van realiteitszin verloren zijn. Dat idee leeft wel degelijk bij verschillende leden van het Werelderfgoedcomité en lijkt er mee voor te zorgen dat ze álle adviezen van ICOMOS en IUCN vandaag jammer genoeg met een zeker wantrouwen bekijken. In een dergelijk klimaat is het anders interpreteren of negeren van een advies uiteraard maar een kleine stap. Het format
I 21
wetenschap
Op de kleintjes letten TEKST: MARINO BULTINCK
Kleine eilandstaten fungeren als het ware als barometers voor de klimaatverandering. Nochtans wordt er weinig rekening mee gehouden bij het uitstippelen van internationaal beleid. Unesco zet zich in om daar verandering in te brengen. Kleine eilandstaten zijn bijzonder kwetsbaar voor natuurrampen en voor de gevolgen van de klimaatverandering. Unesco trekt zich het lot van deze ontwikkelingslanden aan en schuift daarom begin september mee aan de rondetafel van de derde Internationale Conferentie over Kleine Eilandstaten in Ontwikkeling. Dit congres vindt plaat van 1 tot 4 september 2014 in Apia (Samoa).
INTERNATIONAAL JAAR
2014 is uitgeroepen tot Internationaal Jaar van Kleine Eilandstaten in Ontwikkeling. In Apia zullen vertegenwoordigers van regeringen, de Verenigde Naties, het middenveld, de bedrijfswereld en de academische wereld prioriteiten vastleggen voor het komende decennium. Onderwerpen die aan bod komen zijn de weerbaarheid van kleine eilandstaten om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, meer bescherming voor de oceanen en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen. Voorafgaand aan de conferentie is er een jeugdforum om jongeren uit kleine eilandstaten de kans te geven om mee te praten over de toekomst van hun geboorteland. De conferentie wil ook input leveren voor de brede discussie over de internationale ontwikkelingsagenda na 2015. “Die agenda moet kleine eilandstaten erkennen als barometers voor de hele planeet,” aldus Irina Bokova, directeur-generaal van Unesco. “Kleine eilandstaten zijn de bewakers van uitgestrekte oceaangebieden die essentieel zijn voor voedselvoorziening, voor biodiversiteit, voor de opslag van koolstofdioxide en voor culturele diversiteit.”
PLEITBEZORGER OP HET INTERNATIONALE TONEEL
Unesco werpt zich op als pleitbezorger voor een nieuwe visie en waardering van kleine eilandstaten. Ook als trekker van het VNdecennium voor Educatie voor Duurzame Ontwikkeling besteedde de Organisatie de nodige aandacht aan de specifieke situatie van kleine eilandstaten. Zo is er bijvoorbeeld Sandwatch, een Unesco-
Kabinetsvergadering onder water om aandacht te vragen voor het lot van de Malediven (2009).
22 I
programma het jongeren en volwassenen leert hoe ze veranderingen in kustgebieden kunnen waarnemen en analyseren. Het programma kreeg reeds voet aan grond in meer dan 50 landen, waarvan 25 kleine eilandstaten in ontwikkeling. Klimaatverandering vormt wellicht de grootste bedreiging voor de kleine eilandstaten. Het bedreigt het levensonderhoud, de natuurlijke rijkdommen, de culturen, de samenlevingen en zelf het bestaan van laaggelegen eilandstaten. Het stijgen van de zeespiegel zorgt voor meer infiltratie van zout water in ondergrondse zoetwaterbassins en bedreigt zo de voedselveiligheid en voorziening van 2,6 miljard mensen door de dalende productiviteit tengevolge van het stijgende zoutgehalte van de bodem. Het Internationaal Hydrologisch Programma van Unesco (IHP) verzamelt zoveel mogelijk gegevens over de ondergrondse waterbassins van kleine eilandstaten om nieuwe manieren te ontwikkelen om deze kwetsbare bronnen van drinkwater veilig te stellen door middel van duurzaam beheer. De Intergouvernementele Oceanografische Commissie van Unesco (IOC) vergroot de expertise omtrent het duurzaam beheer van oceanen en kustgebieden, coördineert de inspanningen om meer kennis te vergaren over de oceanen en helpt kleine eilandstaten om zich voor te bereiden op natuurfenomenen zoals tsunami’s, de stijging van de zeespiegel en de verzuring van de oceanen.
LOKALE GEMEENSCHAPPEN VERSTERKEN
Kleine eilandstaten en hun inheemse en andere kwetsbare bevolkingsgroepen kwamen nauwelijks aan bod in het globale debat over de klimaatverandering. Daarom startte Unesco met het Climate Frontlines programma om ook hun stem te laten weerklinken. Met initiatieven zoals Climate Frontlines en Sandwatch helpt Unesco kleine eilandstaten om hun lot in eigen handen te nemen door te zorgen voor expertise en kennis waarmee een lokaal duurzaam beleid kan worden gevoerd. Unesco wil dat er voorrang wordt gegeven aan preventieve maatregelen en aan het voorbereiden van de bevolking op mogelijk natuurrampen. Zo kunnen levens worden gered. Deze inspanningen zijn ook efficiënter dan noodhulp die steeds achter de feiten aanholt. De voorbije jaren groeide het bewustzijn dat wetenschappelijke kennis alleen niet volstaat om de klimaatcrisis op te lossen. Unesco denkt dat traditionele kennis een goede bron is voor het uitbreiden van onze kennis over het klimaat en voor het ontwikkelen van aanpassingsstrategieën. “We promoten de rol van traditionele kennis in grote intergouvernementele milieuprocessen,” zegt Bokova. “We pleiten voor een ambitieuze en allesomvattende onderwijsdoelstelling met respect voor traditionele kennis, met inbegrip van die van inheemse volken.” Eilandgemeenschappen in de Grote Oceaan, de Caraïben en de Indische Oceaan worden al langer geconfronteerd met tropische stormen, aardbevingen en vulkaanuitbarstingen en hebben zich aangepast met lokale kennis en gebruiken om het verlies van levens en inkomsten te beperken wanneer een natuurramp toeslaat.
Preventie en voorbereiding zijn efficiënter dan noodhulp.
“Wetenschappelijke kennis alleen volstaat niet om de klimaatcrisis op te lossen.” MEER AANDACHT VOOR CULTUUR
Cultuur is een motor voor duurzame ontwikkeling. “Duurzame ontwikkeling draait om mensen. Er bestaat niet zoiets als een kanten-klaar model dat overal kan worden toegepast. Er moet steeds rekening worden gehouden met de context. Cultuur kan helpen om de betrokkenheid van de bevolking te vergroten en om tot een meer evenwichtig ontwikkelingsmodel te komen voor, en door, de mensen. We hebben al genoeg goedbedoelde ontwikkelingsprogramma’s zien falen omdat er geen aandacht was voor de culturele context,” aldus Bokova. Met haar LINK 10 programma ondersteunt Unesco duurzame conservatie en beheerpraktijken in 32 werelderfgoedsites gelegen in kleine eilandstaten. Veel daarvan getuigen van bijzondere geologische processen of dragen de afdruk van bijzondere perioden uit de geschiedenis, denk bijvoorbeeld aan slavernij. Unesco propageert ook de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed en helpt overheden en lokale gemeenschappen van kleine eilandstaten om daarrond samen te werken. Veel kleine eilandstaten beschikken over een rijk onderwatererfgoed, een potentiële bron voor duurzaam toerisme, economische groei en jobcreatie. In de marge van de conferentie organiseert Unesco een workshop over de Conventie voor de Bescherming van het Cultureel Onderwatererfgoed om het bewustzijn omtrent het belang en het potentieel van dit erfgoed te vergroten en om eilandstaten te overtuigen om het verdrag te ratificeren en uit te voeren.
VOORWAARDEN VOOR DEMOCRATIE EN DUURZAME ONTWIKKELING
Een betere toegang tot informatie- en communicatietechnologie (ICT) en meer verbondenheid behoren tot de prioriteiten om een duurzame toekomst voor kleine eilandstaten veilig te stellen. Volgens Bokova bevorderen vrijheid van meningsuiting en mediaontwikkeling, met inbegrip van ICT, “gerechtigheid, goed bestuur en sociale inclusie.” Unesco ondersteunt de uitbouw van het medialandschap in kleine eilandstaten met een aantal programma’s zoals het Internationaal Programma voor de Ontwikkeling van Communicatie. De Organisatie stelde ook een curriculum op om mediapluralisme, de ontwikkeling van lokale media en de bijscholing van journalisten en mediamedewerkers te bevorderen. Tenslotte is er een programma dat zich richt tot burgers en hen meer inzicht verschaft in de werking en de functie van de media zodat ze kritischer kunnen omgaan met media en informatiebronnen. Unesco kiest bewust voor een veelsporenbeleid ten aanzien van kleine eilandstaten door in te zetten op onderwijs, wetenschappelijke samenwerking en de waarde van culturele diversiteit. De Organisatie promoot een beter begrip van sociale en globale veranderingen, en het creëren en delen van kennis. Dit schept de voorwaarden voor vrije meningsuiting en de ontwikkeling van de mediasector. “Het zijn al die factoren die creativiteit en innovatie aanjagen, twee dingen die elke samenleving nodig heeft. Ze vormen de basis voor meer evenredigheid en solidariteit,” besluit Bokova.
I 23
cultuur
wetenschap
Geboorte van een nationaal museum
De dieperik in TEKST: MARINO BULTINCK
Nieuwe fase in waarnemingsprogramma gaat gegevens inzamelen over de evolutie van de diepe oceaan.
TEKST: ELLEN LEKKA
Bijzonder initiatief betrekt de lokale gemeenschappen van Zuid-Soedan bij het bedenken en uitwerken van een nationaal museum dat verzoening en nationale eenheid wil bevorderen. Unesco is begonnen met een ontdekkingstocht naar de culturele diversiteit van ‘s werelds jongste staat: Zuid-Soedan. De pilootfase van het project bestond uit een rondreizende tentoonstelling die drie deelstaten (Oost-Equatoria, West-Equatoria en West-Bahr-el-Ghazal) van het land aandeed. Het is een manier om lokale gemeenschappen rechtstreeks te betrekken bij de voorbereiding van een nationaal museum van Zuid-Soedan.
GEMEENSCHAPPELIJK FORUM
Het toekomstige nationaal museum moet een plek zijn waar de mensen van Zuid-Soedan hun stem kunnen laten horen, hun gemeenschappelijk erfgoed kunnen ontdekken. Het museum moet ook een forum zijn voor constructieve dialoog tussen het betekenisvolle verleden en de gewenste toekomst voor het land. Om dit objectief te realiseren moet het museum inclusief zijn – zowel bij de creatie als bij de werking van het museum. Het project voor het nationaal museum kan zonder overdrijving innoverend worden genoemd. Participatie is het sleutelwoord. Burgers kunnen hun zeg doen over hoe de instelling moet functioneren en helpen mee bij de uitbouw van de collectie. Om een en ander te realiseren is gestart met een mobiel museum dat naar afgelegen gebieden van het land reist en waar lokale gemeenschappen hun mening kunnen geven over de manier waarop ze in het nationaal museum zullen worden voorgesteld. De bezochte gemeenschappen maken integraal deel uit van het museum aangezien ze mee instaan voor de uitbouw van de collectie: ze brengen voorwerpen, foto’s, geluids- en beeldfragmenten en delen orale tradities aan.
GEMEENSCHAPPEN TOT ELKAAR BRENGEN
De pilootfase van het project trok van mei tot juli door Oost-Equatoria, West-Equatoria en West-Bahr-el-Ghazal. Door het geweld in het land en de zeer verspreide bevolking zijn niet alle deelstaten toegankelijk voor het project. Door zich te concentreren op de stabiele
De bevolking wordt zoveel mogelijk betrokken bij de uitbouw van het museum.
24 I
deelstaten werken de mensen indirect mee aan het vredesproces in het land. Gemeenschappen leren elkaar kennen omdat ze zien wat anderen hebben bijgedragen tot de collectie. Voor veel ouderen in de gemeenschappen is het project een uitgelezen kans om hun verhalen en kennis door te geven aan toekomstige generaties. Het bezoek van de reizende tentoonstelling mondt dikwijls uit in allerlei festiviteiten die veel volk op de been brengen. Er wordt muziek gespeeld, gedanst en kinderen verzamelen rond verhalenvertellers. De gemeenschappen van Zuid-Soedan zijn trots op hun erfgoed en willen het delen met hun landgenoten.
“De aanpak is zonder meer innoverend.” OPENBARE CULTUURSECTOR OP GANG BRENGEN Het cultureel programma van Unesco in ZuidSoedan spitst zich toe op de oprichting van een openbare cultuursector. Sociale samenhang en duurzame vrede hangen immers voor een groot deel af van het versterken van de gemeenschappelijke nationale identiteit. Het oprichten van instellingen zoals een nationaal museum, een nationaal archief en een nationaal theater is een voorbeeld van hoe cultuur kan bijdragen tot het uitbouwen van een natiestaat en tot verzoening na een conflict. Het project voor het nationaal museum wordt gecoördineerd vanuit het Unesco-kantoor in Juba, de hoofdstad van Zuid-Soedan. Het kantoor werkt samen met het ministerie voor Cultuur, Jeugd en Sport. Het Open Society Initiative for East Africa (OSIEA) financiert het project dat ook reeds ondersteuning kreeg van de Franse overheid. OSIEA is een onderdeel van een Amerikaanse stichting die zich inzet voor democratische samenlevingen waarin de overheden verantwoording moeten afleggen aan hun burgers.
Het Argo-programma test nieuwe technologie die ons meer zal leren over de rol van de oceanen in wereldwijde processen zoals klimaatverandering. Het National Institute of Water and Atmospheric Research van Nieuw-Zeeland zette twee prototypes van nieuwe Argo-boeien uit. De nieuwe technologie is van groot belang om de rol van de oceanen beter te begrijpen en zodoende de gevolgen van klimaatverandering beter te kunnen voorspellen en maatregelen te kunnen nemen die de impact van klimaatverandering inperken. Tot relatief recent beschikten wetenschappers over relatief weinig data met betrekking tot de oceaan. Initiatieven van Unesco zoals het Global Ocean Observation System (GOOS), waarvan het Argo-programma onderdeel is, brachten daar verandering in en zorgden ervoor dat we inmiddels heel wat bijleerden over de relatie tussen de oceanen en ons klimaat en over de manier waarop het broeikaseffect de oceanen beïnvloedt.
TEMPERATUUR EN ZOUTGEHALTE METEN
Het Argo-programma verzamelt data over de temperatuur en het zoutgehalte van het oppervlaktewater van de oceanen. Er is een netwerk van meer dan 3 600 Argo-boeien actief. Deze boeien bewegen op en neer, van het oppervlak tot 2 000 meter diepte. Het netwerk wordt in stand gehouden middels internationale samenwerking en leverde een nooit eerder geziene schat aan data op waardoor we evoluties kunnen bestuderen van periodes van enkele dagen tot enkele decennia. De gegevens die via het netwerk worden ingezameld, zijn vrij beschikbaar en worden ruim verspreid. Dankzij het Argo-programma leerden we niet alleen meer over de relatie tussen de oceanen en ons klimaat, het zorgde er eveneens voor dat voorspellingen over het weer en het klimaat een stuk betrouwbaarder werden.
OPWARMING VERTRAAGT NIET
Het Argo-programma heeft reeds bevestigd dat de oceaan in de diepte opwarmt. Deze evolutie is het sterkst in het zuidelijk halfrond. “Er wordt veel getoeterd over de zogenaamde pauze,” reageert Dean Roemmich, een oceanograaf verbonden aan het Scripps Institution of Oceanography, op berichtgeving als zou de opwarming van de atmosfeer afnemen. “Om een lang verhaal kort te maken: de oppervlaktetemperatuur van de oceanen is zeer variabel. Maar als je naar de evolutie van de gemiddelde temperatuur op 2 000 meter kijkt, zie je dat de opwarming zich de voorbije 50 jaar gestaag aan hetzelfde tempo is blijven voortzetten.” Volgens Roemmich fungeren de oceanen als een soort buffer die de grootste impact van de klimaatverandering hebben opgevangen. Ze namen immers 93 procent van de extra warmte op. De oceanen zijn diep en de huidige Argo-boeien gaan maar tot 2 000 meter diepte. Om te weten wat daaronder gebeurt, worden nieuwe boeien ontworpen die bijna tot op de zeebodem kunnen geraken, tot bijna 6 000 meter. Ze zijn uitgerust met geavanceerde sensoren
Het onderzoeksschip Tangaroa zette de eerste Argo-boeien van de nieuwe generatie uit.
om temperatuur en zoutgehalte te meten en met een antenne die de gegevens doorseint naar satellieten. De boeien kregen een nieuw ontwerp: ze zijn bolvormig in de plaats van langwerpig om beter de kunnen weerstaan aan de hoge druk diep in de zee. De nieuwe boeien zijn ontworpen door het Scripps Institution of Oceanography in samenwerking met Sea-bird Electronics dat de sensoren ontwikkelde.
PILOOTFASE SUCCESVOL GESTART
Het onderzoeksschip Tangaroa van het National Institute of Water and Atmospheric Research van Nieuw-Zeeland zette in juni twee prototypes van de nieuwe Argo-boeien uit ten oosten van de Kermadectrog in de Grote Oceaan (een van de diepste troggen ter wereld, tot meer dan 10 km diep). De boeien maakten hun eerste duik en verstuurden gegevens over de temperatuur en het zoutgehalte van het water op meer dan 5 000 meter diepte. Deze succesvolle test geeft onderzoekers vertrouwen dat we in de nabije toekomst ook op grote schaal gegevens kunnen verzamelen over de toestand van de oceaan van aan het oppervlak tot aan de zeebodem.
EXPEDITIE MET EDUCATIEVE INSLAG
De missie van de Tangaroa was te volgen via het LEARNZ platform dat is opgericht om antarctisch onderzoek te presenteren op een manier die een meerwaarde biedt voor het Nieuw-Zeelands onderwijs. Studenten konden zo virtueel mee op expeditie. Er waren videoverslagen van alle stappen en er waren gelegenheden om rechtstreeks met de bemanning aan boord te praten. Volgend jaar krijgt het project een vervolg en worden er meer diepduikende Argo-boeien uitgezet in het zuidwesten van de Grote Oceaan.
Bekijk beelden van de expeditie om de prototypes van de nieuwe Argo-boeien uit te zetten en te testen op www.learnz.org.nz/argofloats142/videos
I 25
jongeren
cultuur
Op maat gesneden seksuele voorlichting
Cultureel erfgoed onder vuur: 60 jaar Verdrag van Den Haag
TEKST: VU NGUYET MINH
TEKST: LINE KUPPENS *
Een brede waaier aan partners, waaronder Unesco, werken samen om de grote behoefte aan seksuele voorlichting in Vietnam te bevredigen.
60 jaar geleden sprak de internationale gemeenschap af om waardevolle culturele sites te ontzien in tijden van conflict. De geschiedenis en het dagelijks nieuws leren ons dat de naleving van dat engagement te wensen over laat.
Vietnam gaat door een periode van grote sociale veranderingen. Deze zorgen onder meer ook voor veranderde seksuele normen en gedrag onder de Vietnamese jongeren. De leeftijdscategorie 10-29 vormt 40 procent van de bevolking van het land. Bovendien worden Vietnamezen op steeds jongere leeftijd seksueel actief. Jammer genoeg gebeurt dat niet altijd veilig omwille van een gebrek aan informatie en voorbehoedsmiddelen.
INSPELEN OP RECENTE EVOLUTIE
De overheid zag het gevaar van deze trend in en daarom maakte het ministerie van Onderwijs in 2011 een prioriteit van het betrekken van leerlingen, ouders en leerkrachten bij nieuwe inspanningen om aan seksuele voorlichting en hiv-preventie te doen. Het jaar daarop voerde het ministerie uitgebreid onderzoek naar de problematiek. Het kon daarvoor beroep doen op de medewerking van Unesco. De resultaten van het onderzoek bevestigden dat jongeren maar weinig weten over seksualiteit en veilig vrijen. Ze zijn nochtans zeer in deze thema’s geïnteresseerd. Om aan de behoefte aan seksuele voorlichting te voldoen, ging in november 2013 een tentoonstelling van start in Hanoi. Naast foto’s, kunst en verhalen over seksualiteit en geboorteplanning bood de expositie ook een omgeving waarin jongeren zonder schroom konden praten over seksualiteit. Ze konden vragen stellen en vertellen over hun eigen ervaringen.
GROTE BELANGSTELLING
Het succes bleef niet uit. Na zes maanden had de tentoonstelling reeds 105 000 bezoekers gelokt, waarvan 68 000 de Vietnamese nationaliteit hadden. Daarvan waren 24 000 bezoekers tussen 11 en 24, goed voor 36 procent van het totaal aantal bezoekers. 24 800 bezoekers waren tussen 25 en 35 jaar oud. Dit geeft aan dat er ook veel belangstelling was van mensen die niet tot de primaire doelgroep behoorden. Onder deze mensen waren er veel leerkrachten en jonge ouders en koppeltjes die voordien moeilijk aan goede informatie over het onderwerp geraakten. 17 procent van de bezoekers waren jonger dan 11 jaar. Dit kan betekenen dat ook jonge kinderen behoefte hebben aan informatie en mogelijk ook dat de puberteit vroeger dan voorheen bezit neemt van jongeren. “De tentoonstelling is zeer informatief met talrijke in het oog springende beelden en boodschappen,” aldus Nguyen Thi, een universiteitsstudente die de expo bezocht. “De expositie en de publicaties die er aangeboden worden, bieden heel wat interessante informatie. Verrijkend is vooral dat de voorgestelde informatie is gebaseerd op levensechte voorbeelden met veel herkenningspunten.”
DOELGROEP MEE IN BAD VAN BIJ BEGIN
Jonge mensen hadden inspraak in de uitbouw van de tentoonstelling en de behandelde onderwerpen. De initiatiefnemers betrokken jongeren van bij het begin bij het project. Puberteit, vriendschap, liefdesrelaties en veilig vrijen waren enkele van de thema’s die jongeren aanbrachten. Ander belangrijk aandachtspunt is het ontdekken van de eigen identiteit met aandacht voor aspecten zoals genderidentiteit, gender diversiteit en gelijkheid, en de schadelijke gevolgen van stereotypes. De tentoonstelling omvatte eveneens interactieve elementen met educatieve spellen en quizzen. En om de twee maanden was er een bijeenkomst waar gevoelige onderwerpen in alle openheid konden worden besproken.
26 I
Gevoelige onderwerpen konden in alle openheid worden besproken.
JONGEREN VOOR JONGEREN
Hien, een 17-jarige studente die hielp bij het organiseren van de gespreksbijeenkomsten, is enthousiast over het initiatief: “De tentoonstelling was bijzonder omdat niemand hier bang leek om openlijk over gevoelige onderwerpen te praten.” Linh, een studente actief in de jeugdwerking, vond het een uitstekende gelegenheid om ervaring op te doen: “Als jongere kreeg ik de kans om met leeftijdsgenoten te spreken en hun ideeën over seks en seksualiteit bij te sturen.”
BREED PARTNERSCHAP
Het initiatief is tevens een mooi voorbeeld van goede samenwerking. Het ministerie van Onderwijs nam de leiding en de coördinatie in handen, de Youth Union verzekerde de betrokkenheid van jongeren bij de uitwerking van de expo, het Museum voor Etnologie bracht expertise aan over het organiseren van tentoonstellingen en verschillende VN-agentschappen leverden technische ondersteuning en deelden internationale voorbeeldpraktijken. De betrokkenheid van de vele partners zorgde voor een groter geheel aan expertise waarop kon worden gesteund. Een ander voordeel was dat er een groter publiek kon worden bereikt aangezien alle partners hun best deden om zoveel mogelijk mensen te overtuigen om een bezoekje te brengen aan de tentoonstelling.
Het opblazen van de brug van Mostar tijdens de oorlog in exJoegoeslavië, de ontploffing van de Bamiyan Boeddha’s in Afghanistan door de Taliban, de vernieling van de historische site van Babylon tijdens de oorlog van Irak, de aanslagen in Timboektoe vorig jaar, de continue golf van vernieling van Syriës erfgoed in de huidige burgeroorlog, ... de voorbeelden van cultureel erfgoed onder vuur zijn – jammer genoeg – legio. Nochtans werd er 60 jaar geleden (1954) een verdrag tussen Unesco-lidstaten onderhandeld in Den Haag met het doel zulke vernielingen te voorkomen: de Conventie inzake de Bescherming van Culturele Goederen in geval van een Gewapend Conflict. Sindsdien prijkt er een blauw-wit schild op tal van sites over heel de wereld. Het wijst op het grote culturele belang ervan en het zou ze moeten beschermen tegen mogelijke verwoesting. Heeft het Verdrag dan gefaald? Is er nood aan een nieuwe of een aangepaste Conventie? 60 jaar na de ratificatie van deze internationale overeenkomst in het Vredespaleis in Den Haag, evalueerde een groep van Nederlandse en Belgische jongeren de relevantie, de impact en de toekomst van het Verdrag in diezelfde omgeving om vervolgens hun bevindingen voor te stellen tijdens een rondetafelgesprek met experts inzake de bescherming van cultureel erfgoed.
de cultuur van de wereld’ (vrije vertaling van de preambule). Culturele goederen verwijzen hier niet enkel naar historische bouwwerken, maar naar alle roerende of onroerende goederen die van groot belang zijn voor het culturele patrimonium van alle volken (Art. 1). De term omvat dus evenzeer belangrijke monumenten, als kunstwerken en boeken. In 1954 werd een Eerste Protocol toegevoegd omtrent het verbod op exportatie van erfgoed en teruggave van illegaal geëxporteerde goederen. Een Tweede Protocol volgde in 1999. Hierin voorziet men in de oprichting van een speciaal comité voor het Verdrag. Het Protocol verduidelijkt verder enkele concepten, zoals preventieve maatregelen, schendingen en sancties, en voerde zelfs een nieuw concept in: ‘enhanced protection’ (verbeterde bescherming). Parallel werden er in 1970, 1972, 2003 en 2005 cultuurconventies gesloten met gelijkaardige doelstellingen.
“Het treffen van cultureel erfgoed garandeert internationale aandacht.” KORTE GESCHIEDENIS
In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, is het in 1954 gesloten Verdrag van Den Haag niet de eerste verbintenis die tot doel heeft cultureel erfgoed te beschermen. In 1899 en 1907 werden al enkele eerste stappen gezet tijdens de toenmalige Haagse Vredesconferenties. Vervolgens werd in 1935 het zogenaamde Roerich-Pact ondertekend. Het was geïnspireerd op de twee vorige conferenties. Dit alles mocht niet baten, getuige de vernieling van o.a. de kathedralen van Conventry en Dresden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarom werd er intensief gewerkt aan een nieuw Verdrag, geïnspireerd op de voorgaande en voortbouwend op de Verdragen van Genève inzake Oorlogsvoering. Op 14 mei 1954 resulteerde dat proces in het Verdrag inzake Bescherming van Culturele Goederen in geval van een Gewapend Conflict. Het Verdrag gaat uit van de noodzaak van bescherming van culturele goederen vanuit de overtuiging dat vernieling hiervan een verlies inhoudt voor de hele mensheid, ‘aangezien ieder volk bijdraagt aan
Het blauwe schild geeft aan dat een gebouw moet worden ontzien tijdens gewapende conflicten.
I 27
Buitenexpo in Antwerpen De enorme verwoesting van cultureel erfgoed tijdens de Tweede Wereldoorlog was de aanleiding voor het opstellen van het Verdrag inzake de Bescherming van Culturele Goederen in geval van een Gewapend Conflict. De landen die het verdrag hebben bekrachtigd, beloven elkaars cultureel erfgoed te respecteren en te sparen, ook in tijden van gewapende conflicten. In 2014 staan we stil bij het zestigjarig bestaan van deze zogenaamde Haagse Conventie. Wereldwijd verwijzen duizenden blauwwitte schildjes op monumenten of gebouwen met belangrijke collecties (archieven, museale stukken, enz.) naar deze internationale afspraken. Toch is de betekenis van dit teken nauwelijks bekend bij het grote publiek. Dat is jammer, want de Haagse Conventie is vandaag de dag nog steeds het enige en daarmee belangrijkste internationale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed in oorlogstijd. Om de zichtbaarheid en bekendheid van de Conventie te verhogen, hebben de Vlaamse en Nederlandse Unesco Commissies de handen in elkaar geslagen. Dat heeft geresulteerd in de buitenexpo Culture Under Attack. Aan de hand van foto’s van actuele conflictengebieden – aangeleverd door journalisten, ngo’s en tal van
VERDEELD SUCCES
Dat het Verdrag geen onomstotelijk succesverhaal is, hebben de afgelopen 60 jaar bewezen. In 2001 bliezen de Taliban de Boeddha’s van Bamiyan op omdat deze immense standbeelden (55m en 37m hoog), daterend uit de 6de eeuw, symbool stonden voor verafgoding. Hoewel Amerikaanse troepen in april 2003 gestationeerd werden voor het Nationaal Museum van Irak, plunderde men de inhoud genadeloos: 15 000 objecten zouden verdwenen zijn. Daarnaast brachten de troepen van de coalitie onherstelbare schade aan aan de historische site van Babylon door er een militaire basis te installeren. Meer onherstelbare schade aan cultureel erfgoed werd aangericht in Timboektoe in 2013 naar aanleiding van de gevechten tussen de Toeareg-rebellen en de Malinese regeringstroepen. Maar liefst 14 mausoleums zouden volledig vernield zijn, alsook delen van de Djingareyber Moskee die gebouwd werd rond 1327. Ook het toegangsmonument tot de stad, het El Farouk Onafhankelijkheidsmonument, en talloze manuscripten moesten eraan geloven. Volgens Annette Schmidt, curator van het Rijksmuseum Volkenkunde, werd Timboektoe juist getroffen omwille van zijn status als cultureel erfgoed: zo werd internationale reactie verzekerd. Ook het aanhoudende geweld in Syrië heeft zijn tol geëist, zoals het vernielen van de Umayyad Moskee in Aleppo en de Moskee van Azaz. Toch zou het niet juist zijn om enkel het niet naleven van het Verdrag in dit artikel toe te lichten. De invoering van het Blauwe Schild als embleem voor beschermd cultureel erfgoed – dat dient toegekend te worden door de nationale overheden – heeft vele andere sites kunnen behoeden voor erger. Merk daarbij op dat bijvoorbeeld het Syrische
28 I
internationale organisaties – maar ook met afbeeldingen van de Eerste Wereldoorlog – aangeleverd door het Vlaams Agentschap Onroerend Erfgoed – wordt belicht hoe er wordt omgegaan met cultureel erfgoed tijdens gewapende conflicten. De expositie is vanaf 10 september tot en met 1 oktober 2014 te zien op de Bolivarplaats in Antwerpen. Nadien verhuist de expositie naar de Grote Markt in Antwerpen ter gelegenheid van het Brugweekend van 3 tot en met 5 oktober 2014.
www.cultureunderattack.org
regime nagelaten had zijn sites te voorzien van het embleem. Ze werden er pas tijdens het conflict toe verplicht. Vele belangrijke collecties werden overigens wél gered van plundering en vernieling. Zo werden er naast de 15 000 geplunderde objecten uit het Iraaks Nationaal Museum, 8 366 waardevolle voorwerpen tijdig in veiligheid gebracht. Ook in Syrië wist DGAM (Directoraat-Generaal van Antiquiteiten en Musea) belangrijke collecties in veiligheid te brengen. Tot slot gaf het Verdrag in enkele lidstaten, waaronder Nederland, de aanzet tot het oprichten van speciale comités binnen het leger of de politie ter bescherming van cultureel erfgoed.
HET VERDRAG DOORGELICHT
Naar aanleiding van de 60-jarige herdenking van het Verdrag organiseerde de Nederlandse Unesco Commissie, i.s.m. haar Vlaamse Zustercommissie, het Vredespaleis, het Comité van het Blauwe Schild en de Werkgroep Unesco van de Nederlandse Jeugdraad, een jongerendebat voor Vlaamse en Nederlandse jongeren rond de toekomst van het Verdrag. Een rondetafeldiscussie van experts vormde het sluitstuk. Een dertigtal studenten met verschillende achtergronden voerden een vurig debat rond de relevantie, de impact en de toekomst van het Verdrag. Ze besloten dat het Verdrag nog steeds erg relevant is: cultureel erfgoed geraakt nooit uit de mode. Het belang van cultureel erfgoed school voor hen in de rijke geschiedenis die het goed vertegenwoordigt, in de bron van identificering met je cultuur, maar ook in de economische
De strijdende partijen in Syrië trekken zich maar weinig aan van de erfgoedstatus van gebouwen.
waarde ervan, zoals toerisme. Daarom moet de bescherming van cultureel erfgoed prioritair zijn, naast – en niet in de plaats van, of onderdanig aan – humanitaire bescherming. Ze geloofden sterk dat militaire belangen nooit de bovenhand mogen halen: militaire belangen zijn meestal niet meer dan strategische keuzes, die het Verdrag op een perverse manier gebruiken. Denk maar aan de Amerikaanse basis bij Babylon, het overdadig toekennen van Blauwe Schild emblemen in ex-Joegoeslavië, of het treffen van vluchtelingen die zich hebben teruggetrokken in culturele erfgoedsites. Hoewel het Verdrag niet door alle lidstaten ondertekend werd, geloven de jongeren toch in de kracht ervan. Zo heeft het volgens hen een enorm effect op de publieke opinie. De menselijke ketting van Egyptenaren rond de Bibliotheek van Alexandrië in 2011 is daarvan een mooi voorbeeld. De jongeren vinden tot slot dat het Verdrag aangepast moet worden om een betere naleving te verzekeren. Daarenboven moet men aandacht besteden aan de digitalisering van cultureel erfgoed en aan de sensibilisering van soldaten én hun oversten. De experts vonden eveneens dat het Verdrag beter kan. Susan Legêne, professor Politieke Geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam, en René Teijgeler, directeur van Culture and Development, wezen op de nood aan inclusie van niet-statelijke actoren in het Verdrag. De rol van nietstatelijke actoren is tweezijdig: enerzijds wordt veel vernieling veroorzaakt door niet-statelijke actoren, anderzijds spelen niet-statelijke actoren, zoals ngo’s en de lokale bevolking, een belangrijke rol bij de bescherming en het herstel van culturele goederen. Men vraagt met andere woorden op twee manieren aandacht voor deze actoren.
VOORWAARDEN VOOR VERBETERING
Benjamin Goes, voorzitter van het Comité voor de Bescherming van Culturele Goederen in geval van Gewapend Conflict, vroeg op zijn beurt om meer aandacht voor de preventieve stappen die staten moeten nemen ter bescherming van hun erfgoed (denk terug aan de nalatigheid in Syrië om vóór het conflict de Blauwe Schilden toe te kennen). Het Tweede Protocol heeft hier alvast meer aandacht voor, maar is nog niet door voldoende staten geratificeerd (slechts door 67 staten terwijl 126 het Verdrag van 1954 ratificeerden). Daarnaast beseft hij dat de concepten in het Verdrag nog duidelijker gedefinieerd moeten worden en dat er nood is aan meer middelen. Ook Jan Hladic, hoofd Cultural Heritage Protection Treaties bij Unesco, erkende de nood aan meer middelen en hoopte op meer ratificaties. Daarnaast was hij voorstander van meer coherentie tussen het Protocol en de cultuurconventies van Unesco. Biljana Volchevska, programmadirecteur van Afghanistan van het Centre for International Heritage Activities in Leiden, legde de nadruk dan weer op de waarden die achter erfgoed schuilen. Zolang we niet beseffen dat erfgoed getroffen wordt omwille van de waarden die het vertegenwoordigt, stelde ze, kunnen we verdere vernieling niet stoppen. De sleutel ligt volgens haar dan ook bij onderwijs. Enkel door het besef van de enorme, universele waarde van erfgoed kunnen we plundering en vernieling voorkomen. * De auteur is Unesco-jongerenvertegenwoordiger voor Vlaanderen. Je kan haar acticviteiten volgen op www.facebook.com/Unescoyouth
I 29
publicaties
United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
BOEKEN Asia Conserved Dit boek stelt erfgoedprojecten voor uit de regio van Azië en de Grote Oceaan die in de prijzen vielen in de periode van 2005 tot 2009. Ze werden bekroond omwille van bijzondere verwezenlijking op het vlak van bescherming of restauratie. Het gaat zowel op private als om openbare initiatieven en betreft uiteenlopende sites, van privéwoningen tot paleizen, en van industriële sites tot kleine lokale dorpen. Het boek bevat 64 goed gedocumenteerde case studies, meer dan 120 technische tekeningen en 400 foto’s. Er zijn zowel technische uiteenzettingen die lezers inzicht bieden in de finesses van de erfgoedbescherming in de regio als essays die de voornaamste evoluties bespreken op het gebied van erfgoedbescherming in het gebied van Azië en de Grote Oceaan. De hoop is dat de voorgestelde voorbeelden kunnen dienen als katalysator voor nieuwe initiatieven ter bevordering van de erfgoedbescherming in de regio. Asia Conserved – Volume II: Lessons Learned from the UNESCO Asia-Pacific Awards for Cultural Heritage Conservation 2005-2009 (ISBN 978-92-3-104229-4) kost 48 euro en is te bestellen op http://publishing.unesco.org/ details.aspx?Code_Livre=5038
Najaf: The Gate of Wisdom Najaf: The Gate of Wisdom is een introductie tot een van ‘s wereld meest heilige steden. Het boek wordt geïllustreerd met 120 speciaal voor dit project genomen foto’s en is geschreven door auteurs die de plek vanuit hun eigen ervaring kennen. De stad bevat de laatste rustplaats van Imam ‘Ali ibn Abi Talib door de sjiieten beschouwd als de rechtmatige opvolger van de profeet Mohammed. Dat
30 I
maakt dat Najaf begiftigd is met een unieke spirituele betekenis voor miljoenen moslims. De stad is gelegen aan de Eufraat in Irak, ongeveer 160 km ten zuiden van Bagdad.
leerkrachten en de overgang naar het primair onderwijs. Er worden ook verschillende praktijkvoorbeelden voorgesteld die als goede voorbeelden gelden.
Het boek gaat in op de geschiedenis van de stad, van verleden tot heden. Het besteedt aandacht aan de stedenbouwkundige evolutie, aan de voornaamst religieuze monumenten en schildert levendige portretten van de inwoners. Er is ook aandacht voor verschillende sjiitische rituelen, van pelgrimstochten tot passiespelen en begrafenissen op de begraafplaats van Wadi al-Salam en voor de rol van Najaf als centrum van leren en religieuze autoriteit.
De gids wil beleidsmakers, kleuteronderwijzers en hun opleiders, ngo’s en internationale organisaties begaan met het lot van Roma (de grootste minderheid in Europa) helpen om een verschil te maken in het leven van jonge Roma-kinderen.
Najaf: The Gate of Wisdom – History, Heritage and Significance of the Holy City of the Shi’a (ISBN 978-92-3-100028-7) kost 55 euro en is te bestellen op http://publishing. unesco.org/details.aspx?Code_Livre=5044
Internationale
Dag van de Alfabetisering
Inclusion from the Start – Guidelines on Inclusive Early Childhood Care and Education for Roma Children (ISBN 978-92-3-1000164) kost 10 euro en is te bestellen op http:// publishing.unesco.org/details.aspx?=&Code_ Livre=5041
TIJDSCHRIFT World Heritage 72
Inclusion from the Start Net als alle kinderen hebben ook Romakinderen recht op onderwijs. Alle kinderen worden geboren met talenten en mogelijkheden en zijn in staat om te slagen in het leven en om bij te dragen tot de samenleving. Tenminste, als ze worden aanvaard door de meerderheid in de samenleving en als ze de kans krijgen om onderwijs te volgen – te beginnen met kleuteronderwijs. En daar knelt het schoentje: veel Roma-kinderen worden gediscrimineerd en uitgesloten en volgen geen kleuteronderwijs. Kleuteronderwijs vormt de ideale opstap naar inclusieve participatie op school en in de samenleving. Deze reeks richtlijnen besteedt aandacht aan verschillende aspecten van kleuteronderwijs: inrichting, curricula, pedagogische aanpak, opleiding van
Een speciaal nummer naar aanleiding van de 38ste bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité in Doha (Qatar) van 15 tot 25 juni 2014. Het staat dan ook grotendeels in het teken van het erfgoed van het land. De archeologische site van Al Zubarah is in 2013 toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst. Het was een bloeiend handelscentrum in de late 18de en de vroege 19de eeuw en geldt als een belangrijke getuige van stedelijke handel en van parelvisserij. Andere erfgoedsites die aan bod komen in het nummer zijn de bijzondere rotstekeningen van Qatar, het oude paleis in Doha en het Khor Al-Adaid natuurreservaat. World Heritage 72 kost 7,50 euro en is te bestellen op http://publishing.unesco.org/ details.aspx?Code_Livre=5035
Geletterdheid en Duurzame Ontwikkeling 8 september 2014
kalender SEPTEMBER 05 08 15 16 21 25 26 27
Internationale dag van de liefdadigheid Internationale dag van de alfabetisering Internationale dag van de democratie Internationale dag voor de bescherming van de ozonlaag Internationale dag van de vrede Werelddag van de maritieme sector Internationale dag voor de afschaffing van nucleaire wapens Werelddag van het toerisme
OKTOBER
01 Internationale ouderendag 02 Internationale dag voor geweldloosheid 05 Werelddag voor de leerkracht 09 Wereldag van de post 11 Internationale dag van het meisje 13 Internationale dag voor het bestrijden van natuurrampen 15 Internationale dag van de landbouwvrouwen 16 Wereldvoedseldag 17 Internationale dag voor de uitroeiing van armoede 24 VN-dag 24 Werelddag voor informatie inzake ontwikkeling 27 Werelddag voor audiovisueel erfgoed
NOVEMBER
02 Internationale dag om een einde te maken aan straffeloosheid voor misdaden tegen journalisten 06 Internationale dag voor het voorkomen van milieumisbruik tijdens oorlog en gewapende conflicten 10 Wereldwetenschappendag voor vrede en ontwikkeling 14 Werelddiabetesdag 16 Internationale dag voor tolerantie 16 Werelddag voor de herinnering van verkeersslachtoffers 20 Universele dag van het kind 20 Wereldfilosofiedag 21 Wereldtelevisiedag 25 Internationale dag voor de eliminatie van geweld tegen vrouwen 29 Internationale dag voor solidariteit met het Palestijnse volk
UNESCO Platform Vlaanderen vzw Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur
WWW.UNESCO-VLAANDEREN.BE