De fiscale begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I: invloed op uw beleggingen Eind 2011 werd het begrotingsakkoord door de regering Di Rupo goedgekeurd. Een aantal van deze maatregelen hebben rechtstreeks gevolg voor uw beleggingen. Wij zetten hierna1 de belangrijkste wijzigingen voor u op een rijtje. Voor meer informatie kunt u steeds terecht bij uw Landbouwkrediet-agent.
1. Tarief van de roerende voorheffing Het verlaagd tarief roerende voorheffing van 15% stijgt voor de meeste beleggingen naar 21% . Deze verhoging geldt voor intresten en sommige dividenden die toegekend of betaalbaar worden gesteld vanaf 1 januari 2012. De intresten van kapitaliserende effecten die na 1/1/2012 worden uitgekeerd zijn voor het volledige bedrag onderworpen aan 21% RV. Sommige beleggingen worden niet getroffen door deze verhoging:
Gereglementeerde spaarrekeningen of spaarboekjes De 1e schijf van 1.830 euro (inkomstenjaar 2012) blijft vrijgesteld. De vrijstelling in de personenbelasting geldt per belastingplichtige. Indien u te veel vrijstelling hebt “genoten”, bijvoorbeeld omdat u meerdere spaarrekeningen hebt, dan moet u de intresten waarop u de vrijstelling ten onrechte genoten hebt vermelden op uw belastingaangifte. De intresten boven 1.830 euro blijven onderworpen aan 15% RV.
1
Deze tekst werd met de grootste zorg opgemaakt. Sommige elementen moeten echter nog
door de wetgever verder verduidelijkt worden, waardoor we voorbehoud maken bij de inhoud.
1
De staatsbon uitgegeven tussen 24/11/2011 en 2/12/2011 Deze staatsbon, beter bekend als de “Leterme”-staatsbon blijft onderworpen aan 15% RV.
2
Wat betekent dit nu concreet voor uw roerende inkomsten? Hierna vindt u een overzicht voor de meest voorkomende beleggingen: Intresten
2011
2012
15%
21%
ningen (1e schijf blijft vrijgesteld)
15%
15%
intresten van de “Leterme”staatsbon
n.v.t.
15%
2011
2012
Dividend aandelen verlaagd tarief
15%
21%
Dividend aandelen gewoon tarief
25%
25%
2011
2012
15%
21%
-
-
15%
21%
15%
21%
25%
25%
Intresten van bijv. zichtrekening, termijnrekening, obligaties, kasbons, en staatsbons Uitzonderingen:
intresten van gereglementeerde spaarreke-
Dividenden op aandelen
Dividenden en meerwaarden van fondsen Dividenden van Belgische Beveks Dividenden van Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen (GBF) Dividenden van Luxemburgse Sicavs
opgericht na 01/01/1994
opgericht vóór 01/01/1994 met Europees paspoort
opgericht vóór 01/01/1994 zonder Europees paspoort
Meerwaarden op kapitaliserende Beveks of Sicavs
fondsen die < 40% in obligaties beleggen
-
-
fondsen die ≥ 40% in obligaties beleggen
15%
21%
2. Bijkomende heffing 4% Wanneer u als natuurlijk persoon meer dan 20.020 euro aan intresten en dividenden ontvangt (2012, geïndexeerd) dan moet u vanaf 2012 een bijkomende heffing van 4% betalen.
De regels van het vermogensrecht bepalen aan wie de inkomsten toebehoren. 3
Indien u gehuwd bent onder het wettelijk stelsel dan komen de intresten en dividenden van uw beleggingen toe aan het gemeenschappelijk vermogen , ongeacht of het beleggingen betreft uit het gemeenschappelijk vermogen (zoals bijv. spaargeld opgebouwd tijdens huwelijk) of uit het eigen vermogen (zoals bijv. een belegging ingevolge een erfenis of schenking)2. De roerende inkomsten van minderjarige kinderen worden bijgeteld bij die van de ouders. Voor uw beleggingen zijn twee vragen belangrijk: 1. Welke roerende inkomsten zijn onderworpen aan de bijkomende heffing van 4% ? 2. Welke roerende inkomsten tellen mee voor de bepaling van de grens van 20.020 euro ?
Welke roerende inkomsten zijn onderworpen aan de bijkomende heffing van 4% ? De bijkomende heffing van 4% moet betaald worden op intresten en dividenden die onderworpen zijn aan 21% RV. Bijgevolg zijn o.a. uw kasbons, obligaties en termijnbeleggingen mogelijk onderworpen aan deze heffing. De huidige wetteksten hebben tot gevolg dat de bijkomende heffing tevens van toepassing is op inkomsten die vrijgesteld zijn van RV (0% RV). Het betreft hier o.a. inkomsten van Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen en coupons van woningvastgoedbevaks. De bijkomende heffing is niet van toepassing op o.a.
2
intresten van spaarrekeningen, ook niet op de intresten boven 1.830 euro; intresten van de “Leterme” staatsbons; Dividenden en intresten onderworpen aan 25% RV.
tenzij andere bepalingen
4
Welke roerende inkomsten tellen mee voor de beoordeling van de grens van 20.020 euro ? De grens van 20.020 euro geldt per belastingplichtige en betreft het “nettobedrag”. Onder “netto bedrag” moet begrepen worden: het bedrag voor aftrek van innings- en bewaringskosten, verhoogd met de roerende voorheffing, woonstaatheffing en het bedrag van de bijkomende heffing zelf. Voor de berekening van de grens van 20.020 euro moet o.a. rekening gehouden worden met:
intresten van spaarrekeningen boven de vrijgestelde schijf van 1.830 euro (optelsom van alle spaarboekjes, eventueel bij meerdere banken aangehouden);
dividenden en intresten onderworpen aan 21% of 25% RV;
Voor de berekening van de grens van 20.020 euro moet o.a. geen rekening worden gehouden met:
de 1e schijf van 1.830 euro intresten op de gereglementeerde spaarrekening;
de belastingvrije schijf van 180 euro dividenden van coöperatieve aandelen;
intresten van “Leterme”staatsbons;
liquidatieboni; ...
Voor de beoordeling van het grensbedrag van 20.020 euro moet men eerst rekening houden met de intresten en dividenden waarop de bijkomende heffing van 4% niet op van toepassing is (intresten en dividenden onderworpen aan 10%, 15% of 25% RV) zodat de berekeningsgrondslag voor de bijkomende heffing wordt “gemaximaliseerd”.
Hierna vindt u enkele voorbeelden ter verduidelijking.
5
Voorbeelden Hierna vindt u vier voorbeelden van hoe de bijkomende heffing berekend wordt. We gaan daarbij uit van iemand die zowel intresten heeft van een gereglementeerde spaarrekening (die vrijgesteld zijn van roerende voorheffing) als van beleggingen die aan 15%, 25%, of 21% belast worden. Vb.
intresten van
intresten
intresten
een spaar-
15% of 25%
21% RV
rekening,
RV
Totale roerende
mende
inkomsten
heffing wordt
vrij van RV 1
1.830
de 4% bijko-
verklaring
berekend op 1.000
13.000
15.830
0
Het totaal roerend inkomen (15.830 euro) is kleiner dan 20.020 euro, dus de bijkomende heffing is niet verschuldigd.
2
1.830
6.000
15.000
22.830
980
Het totaal roerend inkomen (22.830 euro) is hoger dan 20.020 euro. Met de vrijgestelde schijf van 1.830 euro op de gereglementeerde spaarrekening moet echter geen rekening gehouden worden voor de bepaling van de grens van 20.020 euro. De bijkomende heffing is dus enkel verschuldigd op (6.000 + 15.000) – 20.020 = 980 euro
3
1.830
1.000
18.000
20.830
0
Het totaal roerend inkomen (20.830 euro) is hoger dan 20.020 euro. Met de vrijgestelde schijf van 1.830 euro op de gereglementeerde spaarrekening moet echter geen rekening gehouden worden voor de bepaling van de grens van 20.020 euro. De bijkomende heffing is dus niet verschuldigd, want (1.000 + 18.000) < 20.020 euro.
4
1.830
21.000
3.000
25.830
3.000
Het totaal roerend inkomen (25.830 euro) is hoger dan 20.020 euro. Met de vrijgestelde schijf van 1.830 euro op de gereglementeerde spaarrekening moet echter geen rekening gehouden worden voor de
6
bepaling van de grens van 20.020 euro. De bijkomende heffing is verschuldigd op 3.980 euro (24.000 euro – 20.020 euro), maar te beperken tot 3.000 euro vermits men “slechts” 3.000 euro roerende inkomsten heeft genoten die onderwor-pen zijn aan 21% RV, en bijgevolg aan de bijkomende heffing.
7
3. Keuze door de belastingplichtige U hebt de keuze om de bijkomende heffing van 4% te verrekenen via de aangifte personenbelasting of de 4% bijkomende heffing aan de bron (o.a. door Landbouwkrediet) te laten inhouden.
Optie 1 – verrekening bronheffing via aangifte per sonenbelasting De bank houdt aan de bron de toepasselijke tarieven 15%, 21% of 25% RV in. De verrekening van de bijkomende heffing van 4% gevestigd op het bedrag boven 20.020 euro gebeurt via de aanslag in de personenbelasting op basis van de gegevens in uw aangifte en bij het centraal aanspreekpunt, die door de schuldenaar van de RV / marktdeelnemer (o.a. de bank) worden doorgegeven.
Optie 2 - afhouding aan de bron van de bijkomende heffing Aan de bron wordt op de inkomsten onderworpen aan 21% RV bijkomend 4% ingehouden. Deze inhouding gebeurt vanaf de 1e euro. U kunt de “te veel” betaalde bijkomende heffing recupereren via de aangifte personenbelasting. De bank moet de roerende inkomsten waarop de bronheffing werd ingehouden niet doorgeven aan het centraal meldpunt.
4. De roerende voorheffing is niet meer bevrijdend Vanaf aanslagjaar 2013 (inkomsten 2012) zijn roerende inkomsten verplicht aan te geven. De RV die werd afgehouden is m.a.w. niet meer bevrijdend. M.b.t. de intresten van gereglementeerde spaarrekeningen en de dividenden van coöperatieve aandelen wijzigt de aangifteverplichting niet: de vrijgestelde schijf van respectievelijk 1.830 euro en 180 euro geldt per belastingplichtige. Indien u dus meer intresten of dividenden genoten hebt dan het bedrag van de vrijstelling, dan moet u deze bedragen opnemen in uw aangifte personenbelasting. U moet dus in de aangifte personenbelasting alle inkomsten van roerende goederen vermelden (dus ook de intresten en dividenden waarop 10%, 15% of 25% RV is 8
afgehouden), met uitzondering van de intresten en dividenden waar aan de bron de 4% bijkomende heffing werd ingehouden. De administratie kan aan de hand van de aangifte en de gegevens bij het centraal aanspreekpunt nagaan of de grens van 20.020 euro overschreden is en de bijkomende heffing bijgevolg dient ingehouden te worden. Indien u hebt gekozen voor inhouding aan de bron van de bijkomende heffing dan kunt u de te veel ingehouden bijkomende heffing enkel recupereren via de aangifte personenbelasting.
5. Globaal voorbeeld Hierna vindt u een voorbeeld dat alle fiscale wijzigingen weergeeft. Mevrouw Janssens, weduwe, heeft in 2012 volgende intresten en dividenden ontvangen3:
Landbouwkrediet Spaarrekening:
Landbouwkrediet Kasbon Super 5: 7.500 euro intresten
Landbouwkrediet Gewone Kasbons: 12.500 euro intresten
Coöperatieve aandelen (25% RV):
Aandelen (25% RV): Totaal
2.000 euro intresten
150 euro dividenden 3.000 euro dividenden 25.150 euro
De intresten op de spaarrekening zijn vrijgesteld van RV tot 1.830 euro. De intresten tot 1.830 euro tellen niet mee om de grens van 20.020 euro te bepalen en zijn evenmin onderhevig aan de 4% bijkomende heffing. De intresten boven 1.830 euro (170 euro) tellen wel mee voor de bepaling van de grens van 20.020 euro. Op de intresten van de kasbons wordt 21% RV geheven. Zij zijn bijgevolg
3
Alle intresten en dividenden werden bij Landbouwkrediet geïncasseerd.
9
onderhevig aan de 4% bijkomende heffing en tellen ook mee om de grens van 20.020 euro te bepalen. De dividenden van de coöperatieve aandelen zijn vrijgesteld van RV tot een bedrag van 180 euro. Zij tellen niet mee om de grens van 20.020 euro te bepalen, en zijn evenmin onderhevig aan de bijkomende heffing van 4%. Op de dividenden van de aandelen wordt 25% RV geheven. Zij tellen mee om de grens van 20.020 euro te bepalen, maar zijn niet onderhevig aan de bijkomende heffing van 4%. In totaal heeft mevrouw Janssens 25.150 euro aan roerende inkomsten. De 1e schijf van 1.830 euro op de gereglementeerde spaarrekening en de 150 euro dividenden van de coöperatieve aandelen tellen echter niet mee om de grens te bepalen. Bijgevolg moeten we rekening houden met 23.170 euro aan intresten en dividenden. Besluit: De 4% bijkomende heffing is verschuldigd op 3.150 euro (= 23.170 euro – 20.020 euro). Mevrouw Janssens moet de volgende keuze maken:
Optie 1: Mevrouw Janssens betaalt de 4% bijkomende heffing via haar aangifte PB (aangifte 2013). In deze situatie zal Landbouwkrediet geen 4% bijkomende heffing inhouden. Mevrouw Janssens zal via haar aangifte PB 4% op 3.150 euro betalen (126 euro). Landbouwkrediet geeft alle intresten en dividenden, behalve de 1e schijf van 1.830 euro op de spaarrekening, door aan het Centraal Aanspreekpunt.
Optie 2: Mevrouw Janssens vraagt aan Landbouwkrediet om de 4% bijkomende heffing in te houden. In deze situatie zal Landbouwkrediet 4% vanaf de 1e euro inhouden. Concreet wordt dus 4% ingehouden op de intresten van de kasbon super 5 en gewone kasbons. Mevrouw Janssens betaalt dus 4% op 20.000 euro, in totaal 800 euro. Landbouwkrediet zal de intresten op de kasbon super 5 en de gewone kasbons niet doorgeven aan 10
het Centraal Aanspreekpunt. De overige intresten, met name de intresten op de spaarrekening boven de 1e schijf van 1.830 euro en de dividenden op de aandelen worden wel doorgegeven aan het Centraal Aanspreekpunt. Mevrouw Janssens kan het teveel aan betaalde bijkomende heffing recupereren via haar aangifte PB. Zij zal dan de intresten van kasbon super 5 en gewone kasbons moeten aangeven.
11
6. Wat moet u als cliënt van Landbouwkrediet doen ? Ofwel doet u niets, en dat is optie 1 van toepassing. Landbouwkrediet zal op uw intresten en dividenden de RV (10%, 15%, 21% en 25%) inhouden en zal deze melden aan het Centraal Aanspreekpunt. U geeft deze intresten en dividenden volgend jaar (2013) aan via de aangifte personenbelasting. Indien u meer dan 20.020 euro aan intresten en dividenden ontvangt dan zal u op deze waarop u 21% RV betaalt een bijkomende heffing van 4% betalen. Ofwel (= optie 2) vraagt u aan Landbouwkrediet om op de intresten en dividenden belast aan 21% RV de 4% bijkomende heffing aan de bron in te houden. Landbouwkrediet zal deze intresten en dividenden niet doorgeven aan het Centraal Aanspreekpunt. U moet deze niet opnemen in uw aangifte personenbelasting. Opgelet:
Landbouwkrediet houdt deze 4% in vanaf de 1e euro. U zult in deze situatie dan ook te veel bijkomende heffing betalen (maximaal 800,80 euro). Deze kunt u eventueel terugvorderen via de aangifte personenbelasting.
U moet de intresten en dividenden waarop de 4% niet werd ingehouden opnemen in uw aangifte PB. Landbouwkrediet is tevens verplicht om deze door te geven aan het Centraal Aanspreekpunt. U geniet m.a.w. slechts van een beperkte anonimiteit.
12