Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s
De belangrijkste tendensen die de Vlaamse OCMW’s optekenen in hun meerjarenplan 2014-2019 en rekeningen 2012:
→
Net zoals in 2013 bij de aanvang van de nieuwe bestuursperiode, staat er nog steeds een rem op de toename van de OCMW-budgetten; het meerjarenplan toont een jaarlijkse groei met 1,7 % voor de uitgaven en 1,8 % voor de ontvangsten; Tijdens de vorige bestuursperiode ging het nog om een toename van meer dan 5 % per jaar. De zwaarste budgetingreep gebeurt in 2014, bij de overgang naar de Beleids- en Beheerscyclus (verder als BBC afgekort) en met het opstellen van het eerste meerjarenplan In de budgetten 2014 nemen de specifieke kosten voor de sociale dienst sterk af om de jaren erna weer lichtjes op te bouwen (1,2 % jaarlijkse groei). De personeelskosten behouden in 2014 en de jaren erna de grootste groeimarge (2 % per jaar). De gemeentelijke bijdrage neemt in 2014 opnieuw toe, nadat de voorbereiding voor de BBC in 2013 een eenmalige correctie met zich meebracht met een status-quo tot gevolg. Deze bijdrage zal volgens het meerjarenplan gematigd blijven aangroeien (1,9 % per jaar). De beleidsvelden woonzorgcentra en sociale bijstand zijn de grootste uitgavenposten van de exploitatie. De investeringen bouwen tijdens de komende bestuursperiode fors af na een start op hetzelfde budgetniveau als in 2013. Het exploitatiesaldo is positief op de budgetten. Het budgettair resultaat blijkt negatief in 2014 (-13 EUR per inwoner) maar mondt uit in een sluitend gecumuleerd budget dankzij het opgebouwde resultaat van de vorige boekjaren. De BBC legt nieuwe criteria voor evenwicht vast: zowel het resultaat op kasbasis als de autofinancie ringsmarge zijn licht positief in 2014. Het effect van de crisis dat de OCMW’s in 2010 ondervonden blijkt in de rekeningen 2012 gemilderd. De specifieke kosten voor de sociale dienst kennen geen toename meer. Toch loopt het werkings tekort nog lichtjes verder op in 2012. De balansen 2012 tonen een gezonde financiële structuur met schulden die 42,1 % innemen van het balanstotaal en met een behoorlijke liquiditeit die elk jaar verbetert. De OCMW’s voeren mee de strijd tegen het armoederisico. Door de activering van steunvragers daalde het aantal RMI-begunstigden in Vlaanderen in 2011 en 2012, na een crisispiek in 2010. Sinds 2013 neemt het aantal RMI-begunstigden opnieuw toe.
7
Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
1. BBC-Meerjarenplan 2014-2019
Steekproef en bronnen
Uit de analyse van de eerste financiële cijfers BBC blijkt dat net zoals bij de gemeenten volgende elementen spelen:
Sinds 2014 passen alle Vlaamse OCMW’s een nieuwe beleids- en rappor teringscyclus toe (BBC). Onze studie analyseert de eerste cijferreeksen voor ontvangsten, uitgaven en resultaten zoals die uit het meerjarenplan 2014-2019 blijken. De cijfers die de basis vormen voor onze analyse komen voornamelijk uit de databank van het Vlaamse Agentschap voor Binnenlands Bestuur (ABB), de budgetcijfers 2013 komen uit de Belfiusdatabank.
• De aanbeveling om realistischer te budgetteren. • De OCMW’s houden de evolutie van de exploitatie-uit gaven in de mate van het mogelijke onder controle. • Het evenwichtscriterium van de autofinancierings marge vergt dat de exploitatie voldoende financieel draagvlak genereert om de kosten van leningen te dragen.
• Voor het meerjarenplan 2014-2019 werken we met een volledige steekproef van 308 OCMW’s (cijfers beschikbaar op de website van ABB). • Detailcijfers voor het budget 2014 stelden we samen op basis van een steekproef van 287 OCMW’s (in totaal 96,3 % van de bevolking), waaronder alle OCMW’s van centrumsteden (V14 – V15). • Door de budgetcijfers 2013 van 196 OCMW’s naast die van 2014 te plaatsen, konden we de evolutie in 2014 nagaan (constante steek proef die 73,9 % van de bevolking vertegenwoordigt).
Getemperde evolutie van de exploitatiebudgetten De getemperde evolutie van exploitatie-uitgaven en -ontvangsten die de OCMW’s plannen voor de huidige bestuursperiode staat in schril contrast met de evolutie in hun budgetten 2007-2012 (tabellen 1 en 2). Al bij het begin van de bestuursperiode in 2013 consta teerden we dat de OCMW’s een eerder voorzichtige raming opgaven voor de toename van exploitatie-uitgaven en -ontvangsten terwijl bij de budgetopmaak tijdens de (crisis)jaren van de voorbije bestuursperiode de budget ten makkelijk met jaarlijks 5 % verruimd werden. De meerjarenplannen 2014-2019 bevestigen dat de uitgaven ook na 2013 getemperd zullen evolueren en met gemiddeld minder dan 1,7 % per jaar zullen toenemen. De ontvang sten evolueren iets sterker met gemiddeld 1,8 % per jaar. OCMW’s proberen hierbij vooral de personeelskosten on der controle te houden (met 2 % jaarlijkse groei) maar ook de werkingskosten en de specifieke kosten sociale dienst (1,2 % jaarlijkse groei). Deze drie posten maken samen meer dan 90 % uit van een doorsnee OCMW-exploitatie budget.
Door de algemene overstap naar BBC in 2014 en het verschil in boek houdkundige registratie met de NOB die tot 2013 van toepassing was, konden slechts enkele belangrijke budgetposten worden vergeleken voor beide jaren 2013-2014. Voor de rekeningen hanteerden we twee constante steekproeven om cijfers te vergelijken: de evolutiereeks 2007-2012 bevat 169 OCMW’s (met alle centrumsteden behalve het grootste Vlaamse OCMW – Ant werpen). Die van 2011-2012 bevat de cijfers van 278 OCMW’s en verte genwoordigt daarmee 82,7 % van de Vlaamse bevolking.
Tabel 1 Evolutie van de exploitatie-uitgaven – Budget 2013-2014 en BBC-meerjarenplan 2014-2019 BBC 2014
Werking
Jaarlijkse evolutie
EUR / inwoner
Aandeel
Budget 2013* -2014
Gemiddelde tijdens bestuurs periode 2007-2012
BBC Meer jarenplan 2014-2019
84
16,2 %
323
62,4 %
-1,1 %
5,3 %
2,0 %
Specifieke kosten sociale dienst
84
16,2 %
-9,0 %
3,0 %
1,2 %
Leefloon
37
44,1 %
1,3 %
Personeel*
1,2 %
Steun in speciën
13
15,1 %
1,1 %
Steun in natura (wet 1965)
34
40,8 %
1,0 %
Toegestane werkings subsidies
13
2,5 %
1,3 %
Financiële uitgaven**
14
2,7 %
Exploitatie-uitgaven
517
100,0 %
* Budget 2013: steekproef van 196 OCMW’s, waarvan 65 piloten BBC. ** Bevat in BBC niet langer kapitaalaflossingen van leningen.
8
5,0 %
1,7 %
Vergelijking van de budgetten 2014 met die van 2013 toont aan dat de zwaarste budgetingreep in 2014 ge beurt, bij de overgang naar de BBC en bij het opstellen van het eerste meerjarenplan. Ook voor 2015 ligt de groei van de exploitatie-uitgaven en -ontvangsten nog aan banden met slechts 1,1 % voor de uitgaven en 1,3 % voor de ontvangsten. De jaren daarna klimmen de stijgings percentages richting 2 %. Aan de ontvangstenkant van de exploitatie wordt de groei eveneens getemperd ten opzichte van de vorige bestuursperiode maar mikken de OCMW’s nog het meest op de toename van de ontvangsten uit eigen werking (+2,3 % per jaar). De bijdragen van de federale en regionale overheid onder de vorm van werkingssubsidies groeien elk jaar met 0,9 % of 1,1 % aan, met de laagste groeinoteringen in 2015. Het gemeentefonds daaren
Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
tegen levert de OCMW ‘s een constante jaarlijkse toename van 3,1 % en zorgt in 2014 voor 4,2 % van de totale exploitatie-ontvangsten. Ook de gemeentelijke bijdrage voor het OCMW blijft toenemen na een eenmalige status-quo in 2013. De gemeentelijke bijdrage fluctueert De gemeentelijke bijdrage maakt in de BBC boekhoud kundig gezien opnieuw deel uit van het OCMW-ont vangstenbudget. Deze bijdrage levert in 2014 27,1 % van de exploitatieontvangsten en financiert gemiddeld 20,5 % van de exploitatie- en investeringsuitgaven van een OCMW samen. De meerjarenplannen geven aan dat de gemeentelijke bijdrage zal evolueren van gemiddeld 144 EUR in 2014 naar 158 EUR in 2019, wat in vergelij king met de vorige bestuursperiode een matige toename is van 1,9 % per jaar. Volgens de meerjarenplannen zal dit groeicijfer lichtjes fluctueren van jaar tot jaar (grafiek 2). De hogere toelage die de gemeenten in 2014 toeken nen voor sociale bijstand compenseert ruimschoots de correctie die in 2013 plaatsvond als voorbereiding op de algemene BBC-opstart. De gemiddelde bijdrage bleef in 2013 met 127 EUR per inwoner immers op het niveau van 2012. Omdat de gemeentelijke bijdrage het tekort dekt van het OCMW, verschilt het individuele bedrag per OCMW vrij sterk. Door hun overwicht in de totaalcijfers drukken de OCMW’s van de Vlaamse centrumsteden zwaar hun stempel op het bedrag van de gemiddelde gemeentelijke bijdrage. Landelijke gemeenten doen immers een kleinere bijdrage dan centrumgemeenten (grafiek 3). Specifieke kosten sociale dienst De kosten voor leefloon wegen het zwaarste door binnen de specifieke kosten sociale dienst (44,1 %), gevolgd door de steun in natura volgens de wet van 1965 en de steun in speciën. De leefloonkosten komen voor minder dan de helft ten laste van het OCMW zelf (tabel 1). Deze uitkeringen worden volgens hun categorie gefinancierd met specifieke werkingssubsidies vanwege de federale overheid. In verhouding keren de OCMW’s van de cen trumgemeenten de meeste leeflonen uit (64,1 %). De specifieke werkingssubsidies komen van het federale en Vlaamse overheidsniveau naargelang van hun be voegdheidsdomein. Ze financieren de OCMW’s die lokale en autonome uitvoerder zijn van het federale of regiona le beleid terzake. Grafiek 4 geeft de volgorde weer van de belangrijkste beleidsvelden die worden gesubsidieerd, met sociale bijstand en woonzorgcentra op kop.
Tabel 2 Evolutie van de exploitatie-ontvangsten – Budget 2013-2014 en BBC-meerjarenplan 2014-2019 BBC 2014
Aandeel
Gemiddelde tijdens bestuurs– periode 2007-2012
BBC Meer jarenplan 2014-2019
173
32,6 %
5,9 %
2,3 %
294
55,4 %
4,5 %
1,7 %
22
4,2 %
EUR / inwoner Ontvangsten uit werking Werkingssubsidies (Fondsen en toelagen) Gemeentefonds Gemeentelijke bijdrage
Jaarlijkse evolutie
3,1 %
144
27,1 %
Algemene werkingssubsidies
15
2,8 %
0,9 %
Specifieke werkingssubsidies
113
21,3 %
1,1 %
Recuperatie kosten sociale dienst
22
4,1 %
Overige exploitatieontvangsten
37
6,9 %
Financiële opbrengsten*
5
1,0 %
Exploitatie-ontvangsten
530
100,0 %
4,3 %
1,9 %
0,3 %
1,3 % -
5,3 %*
1,8 %
* Cijfers uit schema NOB, dus zonder gemeentelijke bijdrage.
Grafiek 2 Evolutie van de gemeentelijke bijdrage (in EUR/inwoner) – Meerjarenplan 2014-2019 3,0 %
2,6 %
2,5 %
155
2,0 % 1,3 %
1,5 % 1,0 % 0,5 % 0,0 %
160
144
2,2 % 149
1,9 % 152
158
154 1,8 %
150 145
146
140 135
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Grafiek 3 De gemeentelijke bijdrage per cluster (in EUR/inw.) – Budget 2014 250 200 195
150 100 50 0
160 114
101
118
126
144
Woon Landelijke Concentratie AggloCentrum Toeristische Gemiddelde gemeenten gemeenten econ. meratie- gemeenten gemeenten activiteiten gemeenten
9
Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
Tabel 3 Exploitatie: overzicht van de grootste uitgavenposten per beleidsveld (in EUR/inw.) Code
Beleidsveld
BV0953
Woon- en zorgcentra
Uitgaven 165
Netto-uitgaven 13
BV0900
Sociale bijstand
108
44
BV0982
Ziekenhuizen
32
0
BV0119
Overige algemene diensten
31
25
BV0904
Activering van tewerkstelling
29
12
BV0948
Poetsdienst
23
7
BV0943
Gezinshulp
15
3
BV0110
Secretariaat
15
13
BV0040
Transacties in verband met de openbare schuld
13
13
BV0112
Personeelsdienst en vorming
12
10
BV0945
Kinderopvang
9
1
BV0111
Fiscale en financiële diensten
9
4
BV0903
Lokale opvanginitiatieven voor asielzoekers
9
0
BV0951
Dienstencentra
8
4
BV0959
Overige verrichtingen betreffende ouderen
6
3
BV0952
Assistentiewoningen
5
-4
BV0100
Politieke organen
5
5
BV0946
Thuisbezorgde maaltijden
5
0
BV0909
Overige verrichtingen inzake sociaal beleid
4
3
BV0930
Sociale huisvesting
4
0
BV0949
Overige gezinshulp
3
2
BV0190
Overig algemeen bestuur
3
2
BV0550
Werkgelegenheid
3
0
Belangrijkste beleidsvelden van de exploitatie Ook in de lijst belangrijkste beleidsvelden van de ex ploitatie-uitgaven prijken woonzorgcentra en sociale bijstand op kopt (tabel 3). Ze blijven ruim voor de andere beleidsvelden die aangeven hoe groot de waaier van diensten is die een OCMW zoal aanbiedt. Samen bepa len woonzorgcentra en sociale bijstand de helft van de OCMW-uitgaven voor exploitatie. Door de ontvangsten die de woonzorgcentra genereren blijft er minder netto ten laste van het OCMW. De beleidsvelden die het sterkst wegen in nettobedragen zijn de sociale bijstand en de algemene diensten.
Exploitatiesaldo is positief Het exploitatiesaldo BBC is positief en bedraagt 13 EUR per inwoner in 2014, of 2,4 % van de exploitatie-ontvangsten. In tegenstelling tot de vroegere OCMW-boekhouding behoort de gemeentelijke bijdrage wel tot de exploitatie ontvangsten en omvatten de exploitatie-uitgaven volgens BBC geen aflossingen van leningen meer. Daarom kan het exploitatiesaldo niet worden vergeleken met het vroegere exploitatiesaldo dat zowel leninglasten als kapitaalaflos singen bij de uitgaven noteerde. Volgens het meerjaren plan 2014-2019 evolueert het exploitatiesaldo verder positief en bouwt het op met 5,5 % per jaar tot 16 EUR per inwoner in 2019. Meer dan 80 % van de Vlaamse OCMW’s noteert een positief exploitatiesaldo in 2014. Neergaande lijn in het investeringsbudget In tegenstelling tot de geremde evolutie van het exploi tatiebudget volgens het meerjarenplan kent het investe ringsbudget wel een groot verloop (grafiek 5). Opvallend is de neergaande lijn van jaarlijkse investeringsvolumes in plaats van de eerder onregelmatige cyclus in het verle den. Het investeringsvolume start in 2014 met 580 mil joen EUR en bouwt al snel af tot 191 miljoen EUR in 2017. De investeringsinspanning bedraagt aanvankelijk nog 90 EUR per inwoner in 2014 – wat hetzelfde niveau is als in 2013 – maar loopt terug tot 30 EUR per inwoner in 2017 (tabel 4). Als dus aanvankelijk 17,5 % wordt geïnvesteerd in verhouding tot het exploitatiebudget, zal dat maar 6 % meer zijn in 2017. Net als voor de gemeente is het alsof een inverse investeringscyclus zich aandient doordat de Vlaamse besturen aan het begin van de bestuursperiode hun financiële reserves aanwenden voor investeringen en tegelijk ook plannen om leningen aan te gaan. Deze stelselmatige afname van de investeringsuitgaven met jaarlijks 27,4 % tot 2019 kan voor een stuk worden genuanceerd door de overgang naar BBC omdat die een nieuw kader uittekent met nieuwe evenwichtscriteria. De zesjarige horizon van het eerste meerjarenplan noopt de OCMW’s tot voorzichtige ramingen en vooruitkijken.
Grafiek 4 Spreiding van de specifieke werkingssubsidies over de beleidsvelden - Budget 2014
Overige beleidsvelden Kinderopvang Poetsdienst
Lokale opvanginitiatieven voor asielzoekers Gezinshulp Activering van tewerkstelling
7,0 %
6,7 %
3,4 % 3,7 % 6,1 %
1,1 %
6,7 %
11,8 %
Woon- en zorgcentra Algemene overdrachten tussen de verschillende bestuurlijke niveaus
Integratie van personen met vreemde herkomst
10
14,7 %
38,8 %
Sociale bijstand
Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
Hoe financieren OCMW’s hun werking en investeringen? Nieuw met de BBC is dat leningen niet meer rechtstreeks worden aangegaan om investeringen te dragen, maar fungeren als algemene financiering om de thesaurietoe stand in evenwicht te houden. Ze vormen dan ook slechts een van de vele bronnen waaruit besturen putten om hun beleid te bekostigen (grafiek 6). In 2014 dekken de OCMW’s hun exploitatie- en investeringsuitgaven voor namelijk met de gemeentelijke bijdrage, op te nemen leningen en leasings, specifieke werkingssubsidies en overige werkingsopbrengsten. Verkoop van MVA dekt slechts voor 2,3 % de uitgaven, investeringssubsidies hebben een zelfde aandeel. Leningen en leasings vullen voor 16,2 % de middelen aan om uitgaven mee te financieren.
2. BBC: nieuwe definitie van
Grafiek 5 Evolutie van de investeringsuitgaven (in miljoen EUR) – Meerjarenplan 2014-2019 700 600 500
580
400
405
300
320
200 191
100 0
2014
2015
2016
2017
126
117
2018
2019
Grafiek 6 Financiering van exploitatie en investeringen – Budget 2014
financieel evenwicht
Meerdere evenwichtscriteria Beslissingen die in de loop van de bestuursperiode worden genomen hebben financiële impact op de lange termijn. De beleids- en beheerscyclus legt daarom een dubbel financieel evenwicht op. Niet alleen toetst de nieuwe financiële rapportering over het lokale OCMW-beleid het financieel evenwicht voor het lopende jaar, het bekijkt ook de financiële draagkracht op lange termijn. • Het resultaat op kasbasis moet elk jaar minstens nul zijn of positief. • De autofinancieringsmarge moet op het einde van het meerjarenplan minstens nul zijn of positief. • Voor de OCMW’s moet daarbij de som van de auto financieringsmarge over de jaren van het meerjaren plan minstens nul zijn of positief. De OCMW-meerjarenplannen 2014-2019 beantwoorden aan deze criteria. De toezichthoudende overheid legt deze criteria immers op als voorwaarde voor goedkeuring. Jaarlijks resultaat op kasbasis In BBC worden alle uitgaven en ontvangsten opgeteld: zowel die van het exploitatiebudget, dat het zwaarste
Gemeentefonds 3,2 % Overige ontvangsten 3,6 % Schenkingen 0,1 %
Gemeentelijke bijdrage 20,5 %
Op te nemen leningen en leasings 16,2 %
Overige algemene werkingssubsidies 2,1 %
Investeringssubsidies en -schenkingen 2,3 % Verkoop van materiële vaste activa (MVA) 2,3 %
Specifieke werkingssubsidies 16,1 % Recuperatie kosten sociale dienst OCMW 3,1 % Financiële ontvangsten 0,8 %
Overige ontvangsten uit werking 29,8 %
gewicht heeft (75 %), als van het investeringsbudget en de financiering. Ze vormen het jaarlijks budgettair resul taat (tabel 5). • In 2014 slagen meer dan 80 % van de OCMW’s erin om via hogere ontvangstengroei en tragere uitgaven groei een overschot op te tekenen voor de exploitatie (13 EUR per inwoner).
Tabel 4 Investeringsinspanning 2014 Type gemeente Investeringsbudget / Exploitatie-uitgaven (in %) Investeringsuitgaven (EUR per inwoner)
Woon gemeenten
Landelijke gemeenten
Concentratie econ. activiteit
Agglomeratie gemeenten
Centrumgemeenten
Kust gemeenten
Gemiddelde
9,6 %
27,1 %
21,8 %
20,8 %
16,0 %
26,1 %
17,5 %
35
97
100
103
115
125
90
11
Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
Tabel 5 Staat van het financiële evenwicht (BBC) (in EUR/inw.) – Budget 2014 I
II
Exploitatiebudget A. Uitgaven
517
B. Ontvangsten
530
Investeringsbudget
-59
A. Uitgaven III
90
B. Ontvangsten
32
Andere
33
A. Uitgaven
93
B. Ontvangsten IV
V
• Het investeringssaldo is negatief (-59 EUR per inwo ner) en wordt niet volledig gecompenseerd door het financieringssaldo (33 EUR per inwoner). Dit wijst erop dat OCMW’s hun reserves aanwenden om geplande investeringen te financieren. • Het budgettair resultaat 2014 blijkt negatief (-13 EUR per inwoner) maar mondt uit in een sluitend gecumu leerd budget dankzij het opgebouwde resultaat van de vorige boekjaren (niet beschikbaar). Een deel van het overschot krijgt een bestemming voor verder ge bruik en mag niet meer worden meegerekend voor het finale beschikbare resultaat op kasbasis, dat verplicht in evenwicht is. • De bestemde gelden gaan in 2014 voor de helft naar de spaarreserves voor toekomstige investeringsplannen.
13
126
Budgettaire resultaat boekjaar (I+II+III)
-13
A. Uitgaven
688
B. Ontvangsten
701
Gecum. budg. resultaat vorig boekjaar
n.b. n.b.
VI
Gecumuleerde resultaat (IV+V)
VII
Bestemde gelden
n.b.
VIII
Resultaat op kasbasis
n.b.
Het resultaat op kasbasis steunt dus op het jaarlijks bud gettair resultaat en het gecumuleerde overschot van de voorbije jaren dat nog geen specifieke bestemming kreeg. Op basis van de cijfers uit het meerjarenplan evo lueert dit budgettair resultaat van zwaar negatief in 2014 naar een licht positief saldo in 2018. Naarmate de overschotten van vroeger slinken of een bestemming krijgen, zal het budgettair resultaat meer en meer als maatstaf dienen voor de richting waarin de OCMW’s hun financiële evenwichtssituatie sturen.
Grafiek 7 Evolutie van de saldi – Meerjarenplan 2014-2019 300 200 100 0 -100
Dat het budgettair resultaat in 2018 positief wordt vol gens het meerjarenplan (grafiek 7) is te danken aan het strak in de hand houden van de exploitatie en het bud getteren van afnemende investeringen naarmate de overschotten voor zelffinanciering wegsmelten.
-200 -300 -400 -500
2014
2015
2016
2017
2018
Exploitatiesaldo
Saldo andere verrichtingen
Saldo investeringsverrichtingen
Budgettair resultaat boekjaar
2019
Autofinancieringsmarge Voortaan is de autofinancieringsmarge het evenwichts criterium voor het structurele evenwicht (grafiek 8). Ze vergelijkt het financieel draagvlak met de leninglasten (kapitaalaflossing + interest) (tabel 6). Tegen 2019, het einde van de legislatuur plus één jaar, moet de autofinancier ingsmarge minstens nul zijn of positief. Voor OCMW’s moet ook de som van deze marges voor de jaren van het meerjarenplan minstens nul zijn.
Tabel 6 Autofinancieringsmarge (in EUR/inw.) - Meerjarenplan 2014-2019 I
II
12
2014
2015
2016
2017
2018
22
24
26
26
26
27
Exploitatie-ontvangsten
530
537
548
558
569
579
Exploitatie-uitgaven zonder nettokosten schulden
508
513
522
532
542
552
22
22
24
23
23
23
Financieel draagvlak
Netto periodieke leningsuitgaven
2019
Netto-aflossingen van schulden
10
10
11
11
11
11
Nettokosten van schulden
12
12
12
12
12
12
Autofinancieringsmarge
1
2
2
3
3
4
Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
Beide criteria meten de duurzaamheid van het financieel beleid en zijn een strengere toets dan het resultaat op kasbasis. Ze tellen alleen de kasstromen uit het exploita tiebudget mee en niet de doorgaans positieve saldi van vorige jaren. Ze gaan na of op het einde van het meer jarenplan de exploitatieontvangsten de uitgaven voor leningen kunnen dekken. De exploitatie moet immers vol doende draagvlak genereren om de kosten van leningen te dragen. De marge die overblijft kan nog verder dienen om investeringen te financieren. De autofinancierings marge is reeds lichtjes positief in 2014 (3,4 % van het financieel draagvlak of 1 EUR per inwoner) en verstevigt de volgende jaren (tabel 6). In 2014 heeft zo’n 30 % van de OCMW’s een negatieve autofinancieringsmarge (71 OCMW’s op een steekproef van 240). In de loop van de volgende jaren bouwt dit percentage stelselmatig af (21 % in 2015, 14 % in 2016, … ).
Grafiek 8 Evolutie van de autofinancieringsmarge (in miljoen EUR) – Meerjarenplan 2014-2019 200 175 150 125 100 75 50 25 0
2014
2015
Autofinancieringsmarge
2016
2017
2018
2019
Netto periodieke leningslasten
Financieel draagvlak
3. Rekening 2007- 2012 In 2012 groeien de uitgaven op de rekeningen aan met 5,6 % en de ontvangsten nog iets sneller, met 6,2 %. Toch neemt het werkingstekort van de OCMW’s lichtjes verder toe met 3,2 % van 112 tot 117 EUR per inwoner (tabel 7). Tijdens de voorbije bestuursperiode 2007-2012 noteer den de OCMW’s een continue toename van hun totale werkingsmiddelen en -uitgaven met gemiddeld 5 % tot 6 % per jaar. De impact van de crisis tekende zich vooral sterk af in de periode 2009-2011. Dit effect blijkt in de rekeningen 2012 gemilderd. De specifieke kosten voor de sociale dienst kennen immers geen toename meer, ze stabiliseren, terwijl hun gemiddelde jaarlijkse groei over de periode 2007-2012 3,6 % bedroeg. Vooral de personeelskosten, die 57,4 % vertegenwoordigen van de totale kosten, drukken met hun continue toename van de uitgaven omhoog. De OCMW’s zagen hun personeelskos ten tijdens de laatste bestuursperiode jaarlijks gemiddeld met 6,2 % aangroeien.
Tabel 7 Kosten en opbrengsten (in EUR/inw.) voor OCMW’s met en zonder WZC - Rekening 2012 Aantal OCMW's Bevolkingsspreiding Totale kosten (6064/66) Verstrekte diensten (60)
Gemiddelde
Met WZC
278
161
Zonder WZC 117
100 %
74 %
26 %
515
600
271
89
102
53
Sociale dienst (608)
71
79
49
Leveringen en diensten (61)
85
102
39
298
346
160
43
50
19
Totale opbrengsten (7074/76)
398
472
187
Werkingsopbrengsten (70)
196
242
64
Andere werkingsopbrengsten (74)
159
176
110
Bezoldigingen e.a. (62) Overige kosten
Overige opbrengsten Saldo
43
54
13
-117
-128
-84
De omvang van het budget staat in verhouding tot de omvang van het dienstenaanbod en de mate waarin daar een beroep op wordt gedaan. Zo noteren OCMW’s met belangrijke voorzieningen zoals een woonzorgcentrum (WZC) een globaal hoger kostenniveau (tabel 7). Voor OCMW’s met een WZC ligt het kostenplaatje gemiddeld op 600 EUR per inwoner. De OCMW’s zonder WZC note ren minder dan de helft aan uitgaven, met gemiddeld 271 EUR per inwoner.
13
Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
4. Balans 2012
Grafiek 9 Belangrijkste balansrubrieken (in EUR per inwoner en in % van het balanstotaal) – Balans 2012
De balans drukt het vermogen uit zowel in vaste en vlot tende activa als in passiva of middelen (eigen vermogen en schulden). Belangrijke nuance bij de lokale overheden is dat het eigen vermogen grotendeels een restwaarde vormt en geen startkapitaal zoals in een bedrijfsbalans.
Actief Terreinen en gebouwen 383 EUR – 41,6 %
Leasing en soort gelijke rechten 78 EUR – 8,5 % Vaste activa in aanbouw en voor uitbetaling 45 EUR – 4,9 %
Vlottende activa 292 EUR – 31,7 %
Overige vaste activa 123 EUR – 13,4 %
Passief Schulden op ten hoogste één jaar 98 EUR – 10,7 %
Schulden op meer dan één jaar 288 EUR – 31,4 %
Eigen vermogen 509 EUR – 55,3 %
Evolutie en balansstructuur 2012 Het balanstotaal van de Vlaamse OCMW’s groeide in 2012 met 8,7 % en weerspiegelt zo onder meer de in vesteringen in vaste activa. De schulden namen toe met 4,8 %. Voor de steekproef van 278 OCMW’s gaat het om een balanstotaal van 4 871,2 miljoen EUR of 921 EUR per inwoner. OCMW’s met WZC hebben een zwaardere balans dan gemiddeld, 1 090 EUR per inwoner, tegenover 441 EUR per inwoner voor OCMW’s zonder WZC. De vaste activa vormen de belangrijkste rubriek in ver houding tot de totale activa (68,3 %). Terreinen en ge bouwen zijn goed voor gemiddeld 41,6 % van de balans en geleasde activa voor 8,5 %. De vaste activa in aan bouw halen een aandeel van 4,9 %. De vlottende activa vormen de rest van het actief (31,7 %) (grafiek 9). Op het passief vertegenwoordigt het eigen vermogen 55,3 % van het balanstotaal. De voorzieningen voor risi co’s en kosten zijn van ondergeschikt belang en zien hun aandeel terugvallen tot 2,6 %. Ze bestaan voor gemid deld 84,2 % uit voorzieningen voor pensioenen en soort gelijke verplichtingen. Gemiddeld 5,3 % van het passief wordt opgebouwd door de gemeentelijke bijdrage in de werking en aflossingen van het OCMW.
Voorzieningen voor risico’s en kosten 24 EUR – 2,6 %
Tabel 8 Schuldratio’s - Balans 2012 Woon gemeenten
Landelijke gemeenten
Concentratie econ. activiteit
Agglomeratie gemeenten
Centrumgemeenten
Kust gemeenten
Gemiddelde
42,8 %
40,1 %
49,3 %
51,6 %
38,2 %
37,1 %
42,2 %
Totale schuld (in EUR per inwoner)
261
272
437
478
498
299
389
Totale schuld / Totale werkings opbrengsten
1,79
2,01
2,24
1,99
2
1,86
1,99
Landelijke gemeenten
Concentratie econ. activiteit
Agglomeratie gemeenten
Centrumgemeenten
Kustge meenten
Gemiddelde
Type gemeente Totale schuld / Totale activa (in %)
Tabel 9 Liquiditeitsratio’s - Balans 2012 Type gemeente Current ratio
1,51
2,52
1,78
2,02
1,53
1,13
1,74
Acid test
2,16
3,09
1,71
1,73
1,69
2,66
1,94
76
84
72
81
73
57
76
Inningstermijn van de werkings vorderingen (dagen)
14
Woon gemeenten
Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014
De schulden vormen 42,1 % van het balanstotaal en we gen daarmee zwaarder dan de jaren ervoor. Ze bestaan grotendeels uit schulden op meer dan één jaar, goed voor 31,4 % van het passief. De financiële schulden vormen hiervan de hoofdmoot met gemiddeld 89,1 %. Die be staan op hun beurt voornamelijk uit schulden bij krediet instellingen en in mindere mate uit leasingschulden. Schuldratio’s en liquiditeit Ratio’s helpen de schuldgraad inschatten om te weten hoe financieel solide de Vlaamse OCMW’s op lange termijn zijn. In verhouding tot het totale actief neemt de totale schuld in 2012 gemiddeld 42,2 % in (tabel 8), wat iets hoger is dan in 2011. De schuldratio’s liggen doorgaans het hoogst voor de OCMW’s van agglomeratiegemeenten en van gemeenten met een concentratie van economische activiteit. Ook de gemiddelde schuld per inwoner geeft een heel uiteenlopend beeld naargelang van de clustergroep. On danks de nieuwe toename blijft 389 EUR per inwoner (tegenover 347 EUR het jaar ervoor) een zeer redelijk gemiddeld bedrag. Ter vergelijking: de Vlaamse gemeen ten noteerden in 2012 een gemiddelde schuld van 1 293 EUR per inwoner. Gemeenten en OCMW’s realiseren als
lokale spelers samen nagenoeg de helft van alle over heidsinvesteringen in het land. Een laatste ratio meet de verhouding tussen de schuld en de werkingsopbreng sten. Om de schulden af te lossen zijn voor alle clusters theoretisch gezien de werkingsopbrengsten van twee jaar nodig. De liquiditeitsratio’s bepalen de capaciteit van OCMW’s om het hoofd te bieden aan hun kortetermijnverbintenissen (tabel 9). In essentie meten ze of de gefactureerde vorde ringen volstaan om de schulden op korte termijn te betalen. De current ratio van de Vlaamse OCMW’s stabiliseert in 2012 op 1,74, wat betekent dat de kortlopende schulden die de OCMW’s hebben aangegaan, kunnen worden gedekt door de liquide middelen beschikbaar op het actief. De acid test meet de liquiditeit nog strikter door de minder liquide elementen te elimineren en scoort nog beter met gemiddeld 1,94. De liquiditeit valt hiermee voor de meeste clustergroepen wat terug ten opzichte van het jaar ervoor (2,31), behalve voor de OCMW’s van landelijke gemeenten. De inningstermijn van de werkingsvorderingen vervol ledigt de analyse van de liquide middelen. Een vordering telt gemiddeld 76 dagen vooraleer betaald te worden.
15