SPEECH/06/507
Peter Mandelson EU-commissaris voor Handel
De concurrentiepositie van Europa in de wereld
Churchill-lezing: Auswärtige Amt, Berlijn Berlijn, 18 september 2006, 11.30 uur
EU-commissaris voor handel, Peter Mandelson, kondigt in deze toespraak aan dat de Europese Commissie zich bij haar evaluatie van het EU-handelsbeleid in oktober zal concentreren op de toegankelijkheid van Europa voor invoer en dat zij zich "actiever" zal inzetten voor de openstelling van markten en een eerlijke behandeling van Europese bedrijven in het buitenland, met name in de grote opkomende markten van Brazilië en in Azië. Tijdens de jaarlijkse Churchill-lezing, op 18 september 2006 in Berlijn, heeft commissaris Mandelson verklaard dat het handelsbeleid een integraal deel moet zijn van de EU-strategie voor economische hervorming: "Handel is de drijfveer voor economische verandering. Ons huidige handelsbeleid vormt het punt waar ons intern en extern beleid samenkomen. Naarmate de scheidslijn tussen onze interne en externe maatregelen door de mondialisering vervaagt, moeten we de instrumenten van het EU-handelsbeleid aan de nieuwe uitdagingen aanpassen, zodat meer banen en kansen kunnen worden geschapen en onze partners op onze gerechtvaardigde verzoek op hun beurt hun markt openstellen, waarvan zij ook zelf de voordelen zullen ondervinden…. we hebben een sterke, open economie nodig om de belastingbasis te behouden waarmee we het sociale model, dat een integraal deel vormt van het Europese leven, moeten betalen. En handel vormt de grondslag voor een concurrerende economie". Commissaris Mandelson zegt verder dat een centraal argument bij de evaluatie van het handelsbeleid in oktober zal zijn dat de Europese Unie moet voortbouwen op haar inzet voor een multilateraal handelssysteem in het kader van de WTO, en een nieuwe generatie bilaterale vrijhandelsakkoorden met belangrijke groeimarkten moet sluiten. Hoewel Europa volgens hem een uitstekende concurrentiepositie heeft op de mondiale exportmarkten, verliezen de Europese bedrijven terrein op het gebied van hightechproducten en de snelst groeiende markten. "Onze bedrijven doen het goed in landen waar de vraag gelijk blijft, maar in snel groeiende regio's, vooral in Azië, zou het beter kunnen." Hij stelt verder: "De WTO moet de basis blijven voor mondiale liberalisering. Europa zal het multilateralisme niet vaarwel zeggen. Dat neemt echter niet weg dat we verder moeten gaan dan de huidige bilaterale vrijhandelsakkoorden van de EU en ons sterk moeten maken voor nieuwe vrijhandelsakkoorden met groeimarkten, met name in Azië, zodat deze meer worden opengesteld en eerlijker handelsvoorwaarden gaan gelden. Hij wijst er met nadruk op dat vrijhandelsakkoorden kunnen voortbouwen op de multilaterale liberalisering in het kader van de WTO, door zich ook te richten op gebieden als diensten, overheidsopdrachten, het concurrentiebeleid en harmonisatie van de regelgeving. Dit zijn gebieden die direct verband houden met belangrijke sterke punten van het EU-handelsbeleid die nog niet ten volle aan bod komen in WTO-regels en -normen. Hij stelt ook dat de EU nieuwe initiatieven zal voorstellen om intellectuele-eigendomsrechten beter te beschermen, de instrumenten van de EU voor de bescherming van haar handel, zoals antidumpingmaatregelen, te evalueren en eventueel te hervormen en de EU-handelsstrategie ten opzichte van China grondig te herijken. Het strategiedocument 'Europa als wereldspeler' zal op 4 oktober 2006 door de Europese Commissie worden aangenomen.
2
Het drama en de triomf van Europa "Ik zou tot u willen spreken over het drama van Europa". Zo begon Winston Churchill zijn beroemde rede in Zürich, morgen zestig jaar geleden. Churchill sprak over en tot een verwoest continent. "Europeanen", zei hij, "kijken met verbijstering naar hun verwoeste steden en huizen en speuren de duistere horizon af naar nieuwe gevaren". Die donkere dagen liggen ver achter ons. En we weten waaraan we dat te danken hebben. In zijn rede sprak Churchill over de politieke visie die het naoorlogse Europa heeft bepaald. Deze toespraak laat op dramatische wijze zien wat wij als Europeanen in zes decennia aan wederopbouw en verzoening bereikt hebben. Men vergeet gemakkelijk hoe onwaarschijnlijk deze visie van Europa toen moet hebben geleken. "De wederopstand van de Europese familie moet zijn gebaseerd op een partnerschap tussen Frankrijk en Duitsland", vertelde hij zijn toehoorders. "Een wederopleving van Europa is onmogelijk zonder de geestelijke grootheid van Duitsland." Dat was in 1946. Frankrijk was nauwelijks een jaar bevrijd van de Duitse bezetting. Duitsland zelf was verwoest en zou spoedig door de Koude Oorlog worden verdeeld. Mensen die toen de leeftijd hadden die ik nu heb en die op die dag naar Churchill luisterden, hadden twee wereldoorlogen meegemaakt. Het idee van een partnerschap tussen Duitsland en Frankrijk moet zo ongeveer een hersenspinsel hebben geleken. Toch kunnen we na zestig jaar geduldige samenwerking, na de wederopbouw en hereniging van Duitsland en een efficiënte "Frans-Duitse motor" van een vreedzame Europese triomf spreken.
Een veranderende wereld Churchill zag de Europese Unie als een middel om Europa tegen broederoorlogen te beschermen. In 2006 is die vredeswinst voor ons bijna een vanzelfsprekendheid geworden. Ten dele komt dat omdat we vergeten zijn wat een Europese oorlog is en ten dele omdat vele uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien meer op mondiaal dan op Europees niveau spelen. Ik wil hier wat verder op deze uitdagingen ingaan. Op de rol van de EU bij de toenemende mondialisering en op ons antwoord op die mondialisering. De huidige veranderingen in de economische en politieke orde in de wereld doen in betekenis niet onder voor het einde van de Koude Oorlog. Dat einde werd gesymboliseerd door de val van de Berlijnse muur. Nu staat vermoedelijk de skyline van Shangai, Mumbai en Kuala Lumpur symbool. Mondiale economische integratie is geen nieuw fenomeen. Ook in het verleden hebben economieën zich tot reusachtige mondiale exportmachines omgevormd – Groot-Brittannië, Duitsland, de VS. Maar de verandering nu is sneller, ingrijpender en breder. En het potentiële effect ervan op de politiek, de samenleving en het milieu is ongekend. In de afgelopen vijftien jaar heeft een groep opkomende economieën – met name China en India, maar ook Brazilië en andere landen – een spectaculaire ontwikkeling doorgemaakt. Twintig jaar geleden deden we nagenoeg geen zaken met China – onze handel met dat land was statistisch te verwaarlozen. Nu is China onze grootste leverancier van industrieproducten.
3
De huidige verandering geeft de wereldhandel een geheel ander aanzien. Europese ondernemingen besteden steeds meer complexe productiebewerkingen en diensten uit, waardoor de toeleveringsketens steeds langer worden en zich over de hele wereld uitstrekken. Het is lang niet altijd meer zo dat een Europees product een in Europa vervaardigd product is. Er wordt veel gepraat over goedkope uitvoer uit China, maar meestal is die uitvoer afkomstig van niet-Chinese bedrijven of hun partners en dochterondernemingen in China. De producten worden dan door Europese ondernemingen ingevoerd, die deze aan Europese consumenten doorverkopen. Deze verandering in de wereldeconomie is vooral ook een kans. Een kans voor groei en een drijfveer voor ontwikkeling in de armere landen, waarbij dan weer nieuwe markten ontstaan. Honderden miljoenen mensen in ontwikkelingslanden zijn hierdoor al uit de armoede geholpen. En Europeanen hebben honderden miljarden euro's bespaard door goedkopere goederen, een goedkopere industriële input en een lagere inflatie, waarbij het bespaarde geld weer elders in de economie kon worden geïnvesteerd. Daardoor zijn er meer banen bijgekomen dan verdwenen, ook in Europa. Tegelijk echter neemt de concurrentie op het gebied van markten en grondstoffen toe. Daardoor komen de hulpbronnen in de wereld, en niet in de laatste plaats ons klimaat, enorm onder druk te staan. Ook raken traditionele industrieën en beroepen hierdoor in de knel, met name in de Europese industriële sectoren met geringe toegevoegde waarde. Bovenal leidt de verandering echter tot angst en bezorgdheid. Angst voor verandering is waarschijnlijk het meest typische kenmerk van de moderne Europese politiek. Angst ligt aan elk groot debat ten grondslag – of het nu gaat over immigratie, handel of sociale hervorming. En de politieke verleiding om aan die angst toe te geven wordt steeds groter. De openheid die de basis vormt voor onze economie, onze samenleving en onze waarden, staat onder druk. We kunnen een steeds feller debat verwachten over de keuze tussen openheid en isolatie, tussen engagement en afzondering, tussen optimisme en pessimisme. Afzondering is geen optie. We kunnen ons niet onder de dekens verstoppen en wachten tot de storm voorbij is. We hebben een sterke, open economie nodig om de belastingbasis te behouden waarmee we het sociale model, dat een integraal deel vormt van het Europese leven, moeten betalen. Sterke economieën op wereldschaal zijn economieën die open en concurrerend zijn. En de grondslag voor een concurrerende economie is de handel. Een positieve agenda is de enige levensvatbare strategie. We moeten een evenwicht vinden tussen economische groei en een duurzaam milieubeleid. We moeten het roer overnemen van de pessimisten en een positieve politieke houding ten opzichte van de mondialisering aannemen, met als uitgangspunt dat verandering niet schadelijk hoeft te zijn maar ook voordelen kan bieden, en dat we de mondialisering door ons gemeenschappelijk optreden vorm kunnen geven. De Europese Unie als antwoord op de mondialisering. Europa beschikt in dit verband al over een doeltreffend instrument: de Europese Unie. De belangrijkste verdienste van de Europese interne markt – met 450 miljoen consumenten nummer één in de wereld – is dat Europese bedrijven beter voorbereid zijn op de wereldmarkt en er beter kunnen concurreren. Daarom moeten we de interne markt niet ondermijnen maar versterken, enerzijds door verdere integratie en anderzijds door verdere uitbreiding.
4
Europa is 's werelds grootste exporteur van industrieproducten en diensten. Duitsland, met zijn gediversifieerde middenstandsstructuur en investeringen in innovatie en producten met hoge toegevoegde waarde, is de grootste exporteur van Europa. In vele sectoren staat Europa nog altijd voor innovatie, klasse en uitstekend design. Maar dat betekent niet dat alles koek en ei is in onze Unie. Onze instellingen hebben zich goed door de uitbreiding geslagen. Maar ze zijn beter geëigend voor het afgelopen decennium dan voor de toekomst. Het instrumentarium van een EU van twaalf lidstaten is niet geschikt voor een EU van vijfentwintig, en binnenkort zevenentwintig, lidstaten. De behoefte aan een nieuw institutioneel akkoord kan niet los worden gezien van de algemenere uitdagingen waarvoor Europa zich gesteld ziet. We moeten beter uitgerust zijn met verbeterde regels. Het Duitse voorzitterschap van de EU volgend jaar zal er in belangrijke mate toe kunnen bijdragen dat op dit punt vooruitgang wordt geboekt. Net als de instellingen moeten worden hervormd, zo moeten ook de economische grondslagen voor ons succes worden gemoderniseerd. We investeren niet genoeg in onderzoek en ontwikkeling of in onderwijs. We verliezen terrein op het gebied van de meest geavanceerde hightechproducten. Onze bedrijven doen het goed in landen waar de vraag gelijk blijft, maar in snel groeiende regio's, vooral in Azië, zou het beter kunnen. We weten wat er gedaan moet worden. We weten dat Europa niet een race naar de bodem maar een race naar de top voor zich heeft. Dat betekent diversificatie, specialisatie, innovatie en investering in onderwijs en onderzoek. Dat betekent dat we ervoor moeten zorgen dat onze interne regels beter zijn afgestemd op de internationale uitdagingen. Dat betekent ook, zoals ik al heb gezegd, een sterkere interne markt. Onze prioriteiten moeten beter tot uiting komen in onze bestedingen als Europese Unie en het is de taak van de Commissie daarbij voor te gaan en hiervoor ideeën aan te reiken. Ook moeten de sociale stelsels van Europa worden gemoderniseerd – ze moeten worden aangepast aan een flexibeler, gevarieerder en langere loopbaan. Degenen die bij de mondialisering aan het kortste eind trekken, moeten worden geholpen door moderne bijstandsregelingen en onderwijs- en scholingssystemen. Op een continent met een solide traditie van sociale bescherming is dat niet alleen nodig voor de sociale rechtvaardigheid, maar ook om het politieke debat voor verandering te winnen. We moeten daarbij echter de werknemers beschermen, niet individuele banen of bedrijven, en we mogen onvermijdelijke veranderingen niet tegenhouden. Anders dreigt stagnatie.
De WTO en Doha Er is hierbij zowel een interne als een externe dimensie. Naast onze hervormingen in Europa moeten we ook invloed uitoefenen op de krachten die buiten de Unie de verandering sturen. Hervorming en een afwijzing van protectionisme op het thuisfront moeten vergezeld gaan van een actieve inzet voor een open en eerlijk handelssysteem op mondiaal niveau.
5
Het belangrijkste instrument om ervoor te zorgen dat de mondialisering billijke voorwaarden voor iedereen schept, is het multilaterale handelssysteem en de Doharonde. Het multilaterale systeem is de doeltreffendste en eerlijkste manier om de handel uit te breiden en te beheersen. Het geeft de zwakkeren meer inspraak en stelt de handel in dienst van de ontwikkeling. Door internationale regels is het voor bedrijven gemakkelijker zaken te doen en ontstaat een multiplicatoreffect. Het multilaterale handelssysteem vormt de basis voor alle bilaterale handelsbetrekkingen van Europa. Europa zal het multilateralisme niet vaarwel zeggen. Daarom zijn wij bereid een grote bijdrage te leveren – groter dan anderen – om de lopende ronde tot een succes te maken. En daarom is het voor mij zo'n punt van zorg dat de onderhandelingen in juli zijn afgebroken. Een punt van zorg, want het gaat hierbij niet alleen om een gemiste kans voor groei in de wereld en voor ontwikkeling. Dat is op zich al ernstig genoeg. Er bestaat echter ook het risico dat een van de belangrijkste pijlers van het multilaterale systeem ernstig wordt ondermijnd tenzij we de onderhandelingen snel weer vlot trekken. De Europese Unie heeft een centrale rol gespeeld bij de vooruitgang in de onderhandelingen. Onze eensgezindheid en flexibiliteit waren ongeëvenaard. We hebben het voortouw genomen bij compromissen die nodig waren om de discussie op moeilijke momenten op gang te houden. Niettemin bevinden we ons nu in een impasse. Natuurlijk zijn er vele stukjes nodig voor een gezamenlijk slotakkoord. Op het ogenblik heeft de Verenigde Staten echter het cruciale stukje in handen, namelijk de toezegging om de landbouwwet uit 2002 aanzienlijk te wijzigen en deze qua inhoud en reikwijdte op één lijn te brengen met de hervorming die Europa sinds 2003 bezig is in te voeren. Ik heb begrip voor de politieke factoren die de handelingsruimte van de Verenigde Staten beperken en ik snap dat het voor hen belangrijk is dat anderen ook voldoende bijdragen. De EU en VS hebben beide enorm belang bij deze ronde. Niemand verwacht dat de landbouwwet volledig wordt teruggedraaid of wordt herschreven. Maar er is een reële stap in de goede richting nodig om de onderhandelingen weer vlot te trekken. Afgezien van de VS en de toezeggingen van de rest van ons op het gebied van de landbouw is het natuurlijk ook nodig dat de G20-landen met een verreikender aanbod voor de beperking van de rechten op industrieproducten komen, zodat buitenlandse exporteurs werkelijk toegang tot nieuwe markten krijgen. We moeten hierover constructief samenwerken. We moeten elkaar helpen vooruitgang te boeken – als partners die hetzelfde doel nastreven.
De grote uitdagingen voor Europa Om groei en werkgelegenheid in de EU te bereiken en ervoor te zorgen dat de economische verandering zo veel mogelijk aan allen ten goede komt, kunnen we bij ons streven naar opheffing van de vele handelsbelemmeringen van de 21e eeuw voortbouwen op het werk van de WTO. We moeten daartoe welvaart en capaciteitsopbouw door middel van bestaande en verbeterde programma's opnieuw als onze doelstellingen onderschrijven en onze betrokkenheid verder vergroten naarmate onze economische macht toeneemt. Op die manier zullen we ons wat ons internationale concurrentievermogen betreft op de toekomst en niet op het verleden richten.
6
De belangrijkste opkomende economieën volgen elk hun eigen weg. Elk moet aan zijn eigen uitdagingen het hoofd bieden. Maar snelle integratie in het wereldhandelssysteem houdt voor al deze landen de mogelijkheid van vooruitgang in. Ze komen ook in een fase waarin er– terecht – meer van hen verwacht wordt. China is waarschijnlijk de grootste uitdaging en tegelijk ook kans voor Europa in verband met de economische mondialisering – de bron van een groot deel van de wereldgroei en ook van de concurrentiedruk waaraan we zijn blootgesteld. Intern ziet China zich voor enorme uitdagingen gesteld bij zijn pogingen zijn groei in stand te houden, de dringende sociale problemen in het land op te lossen en aan de groeiverwachtingen van de wereld te voldoen. We moeten China helpen aan deze uitdagingen het hoofd te bieden en volledig in de wereldeconomie te integreren. Anders zal de geschiedenis ons ongelijk geven. We kunnen dat echter alleen op basis van wederkerigheid doen. We kunnen het politieke debat voor openheid alleen winnen als duidelijk is dat China op zijn beurt doet wat ervan verlangd wordt. Dat het handelsbelemmeringen wegneemt en zijn markt geleidelijk voor anderen openstelt. Dat het de bescherming van intellectuele eigendom verbetert. Dat het niet toegeeft aan de druk van een economisch nationalisme dat van een China-eerst-optiek uitgaat. En dat het vorderingen maakt op het gebied van bestuur, aansprakelijkheid, transparantie en eerbiediging van de mensenrechten. Het huidige beeld is gemengd. De Europese Commissie zal dieper hierop ingaan in haar China-strategie die zij vóór eind oktober zal voorleggen. Europa moet dus haar betrokkenheid bij China en andere opkomende economieën vergroten. We moeten kansen scheppen voor het Europese bedrijfsleven en helpen de mondiale liberaliseringsdynamiek in stand te houden. Hervormers in de opkomende economieën die de buitenlandse handel als drukmiddel willen gebruiken om positieve veranderingen in hun land teweeg te brengen, moeten worden gesteund. Die steun is gewoon nodig omdat de Europeanen van degenen met wie zij handel drijven dezelfde openheid verwachten als zij zelf bieden. Die openheid is niet meer een kwestie van douanetarieven alleen. De ernstigste belemmeringen voor de Europese handel bevinden zich steeds vaker binnen de grenzen, in het land zelf. Een ontoereikende bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en octrooien. Markten die gesloten zijn voor diensten en investeringen. Oneerlijke staatssteun die tot prijs- en concurrentieverstoringen leidt. Markten voor overheidsopdrachten die in tegenstelling tot die in Europa gesloten blijven voor eerlijke concurrentie. We moeten ook kijken naar de instrumenten waarover we beschikken om oneerlijke handel te bestrijden. Om meer steun voor eerlijke handel te krijgen, moeten we alle gevallen van oneerlijke handel aanpakken. Maar door verschuivingen in de wereldeconomie rijzen er een aantal lastige problemen in verband met de aanpak van handelsverstoringen. Om banen te behouden en concurrerend te blijven, besteden veel Europese producenten productiebewerkingen uit. Fabrikanten in de Unie ondervinden steeds meer concurrentie van Europese distributeurs die buiten de EU produceren. We kunnen alleen op deze veranderingen inspelen, als we erop kunnen vertrouwen dat onze handelsbeschermingsinstrumenten en het gebruik dat we ervan maken aan de nieuwe mondiale realiteit zijn aangepast. Mijn ervaring in de afgelopen maanden wijst erop dat Europa verlamd kan raken door tegenstrijdige belangen, tenzij we erin slagen overeenstemming over het gebruik van deze noodzakelijke instrumenten te bereiken.
7
Het extern concurrentievermogen Handel is de drijfveer voor economische verandering. Ons huidige handelsbeleid is het punt waar ons intern en extern beleid samenkomen. Naarmate de scheidslijn tussen onze interne en externe maatregelen vervaagt, moeten we de instrumenten van het EU-handelsbeleid aan de nieuwe uitdagingen aanpassen, zodat meer banen en kansen kunnen worden geschapen en onze partners op ons gerechtvaardigd verzoek op hun beurt hun markt openstellen, waarvan zij ook zelf de voordelen zullen ondervinden. Begin oktober zal ik de Europese Commissie, de lidstaten en het Europees Parlement voorstellen onze strategie betreffende ons extern concurrentievermogen met het oog op de veranderende wereldeconomie te vernieuwen. Wat bedoelen we met de externe aspecten van het concurrentievermogen? We bedoelen daarmee dat concurrerende Europese bedrijven, gesteund door het juiste interne beleid, toegang moeten hebben tot de wereldmarkt en er veilig zaken moeten kunnen doen. Dat is ons doel. Zowel een concurrentievoordeel als een afzetmarkt zijn vereist om succes te hebben. De WTO moet de basis blijven voor mondiale liberalisering. Dat zal de kern van onze strategie blijven. Dat neemt echter niet weg dat we verder moeten gaan dan de huidige bilaterale vrijhandelsakkoorden van de EU en ons sterk moeten maken voor nieuwe vrijhandelsakkoorden met groeimarkten, met name in Azië, zodat deze markten meer worden opengesteld en er onder eerlijker voorwaarden handel kan worden gedreven. In de komende maanden zullen we uiteenzetten hoe we onze instrumenten zullen aanpassen en vernieuwen om markten verder open te stellen. Daarbij zullen we ons vermogen aanscherpen om nieuwe handelsbelemmeringen op belangrijke markten en in belangrijke sectoren op te sporen en te verwijderen, of het daarbij nu gaat om concurrentieregels, overheidsopdrachten, intellectuele-eigendomsrechten of beperkingen van de handel in energiegoederen. Ook zullen we het klimaat niet uit het oog verliezen, want groei kan alleen duurzaam zijn als de toenemende problemen in verband met de klimaatverandering worden aangepakt. Naast deze nieuwe agenda voor economische mondialisering moeten we ervoor zorgen dat onze meest fundamentele handelsrelatie, die een hoeksteen van de wereldeconomie is, namelijk onze betrekkingen met de VS, wordt versterkt door een steeds grotere convergentie van de regels. We moeten blijven streven naar stabilisatie van het Europese werelddeel door onze handelsbanden met nabijgelegen landen, met name Rusland en Oekraïne, nauwer aan te halen. En bovenal moeten we ervoor zorgen dat de handel in dienst van de ontwikkeling blijft staan – door vooruitgang in verband met de ontwikkelingsdimensie van het Dohaoverleg of door economische partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Op deze manier kan de mondialisering op lange termijn een nuttig effect hebben en voor billijkheid zorgen. Dit is een ambitieuze agenda, die nauwe samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten, het Europese bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld vereist. We zullen niet alles bereiken. We moeten echter op duidelijker en realistische wijze onze koers bepalen, zodat onze lidstaten en alle Europese burgers het gevoel hebben dat zij ertoe doen, en we moeten hun angst voor het veranderende economische landschap in de wereld wegnemen.
8
Conclusie En daarmee ben ik weer terug bij het begin. Ik heb het vandaag gehad over enkele van de grootste uitdagingen waarvoor Europa zich gesteld ziet. Maar ik heb er ook op gewezen dat we de middelen om die uitdagingen aan te kunnen al grotendeels in handen hebben. Bovenal beschikken we over iets waarover Winston Churchill alleen maar kon dromen – de Europese Unie. Als overtuigd Europeaan – zowel instinctief als uit ervaring – geloof ik dat elke diagnose van de staat van Europa moet worden afgewogen tegen de visie van september 1946. Met onze Unie kunnen we ons gelukkig prijzen –zij is een van de beste redenen om onze toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. Het is onze taak om de visie van Churchill, een gemeenschappelijke Europese toekomst, aan te passen aan het huidige mondiale tijdperk. Dat verlangen onze burgers van ons en dat moeten we samen bereiken.
9