Verschenen in: DE KLEINE MEIJERIJ, jrg. 47 (1996), nummer l l
DE BOUW VAN HUIZE VINCENTIUS TE UDENHOUT door Frans van lersel In 1995 vierde "Stichting Vincentius " in Udenhout haar 70-jarig bestaan. Ter gelegenheid van dit jubileum organiseerde deze stichting gedurende 1995 diverse activiteiten. Een van deze activiteiten was de uitgave van een herdenkingsboekje, uitgegeven door "Heemcentrum 't Schoor" te Udenhout.(1) Ten behoeve van deze uitgave raadpleegde de schrijver diverse historische stukken. De verzamelde gegevens betreffende de bouw van het Vincentiuscomplex zijn in dit artikel bijeen gebracht. De zusters van de Choorstraat We gaan in gedachten bijna 200 jaar terug in de historie van de stad 's Hertogenbosch. Op last van Keizer Napoleon wordt in de parochie van St. Jacob aan de Hinthamerstraat in 1803 pastoor Molemakers uit de stad verbannen.(2) Zijn kapelaan Jacobus Heeren neemt zoveel mogelijk de zielzorg van hem over en wordt later benoemd tot pastoor. Hij begrijpt maar al te goed dat hij voorzichtig moet zijn met zijn parochiewerk, want anders moet ook hij via de Hinthamerpoort de stad verlaten. Vermomd in een wit molenaarspak doorkruist hij de stad en probeert naast de geestelijke ook de materiële ellende onder zijn parochianen te lenigen. Op zijn rondgang door de sloppen en stegen van Den Bosch leert hij de ellende van een stad in al haar gedaanten kennen. Maar niets treft hem meer dan het lot van de kinderen, die of hun vader of hun moeder verloren hebben. Immers de volle wezen kunnen in het Stadsweeshuis worden opgenomen, maar de hulpbehoevende half-wezen waren aan hun lot overgelaten. Zij leven er zonder behoorlijk toezicht, zonder leiding en ook zonder leerplichtwet. Het is een treurige toestand; er heerst onder hen een 'zedelijke verwildering'.(3) De kapelaan zoekt naar middelen om een eind te maken aan deze sociale nood. Tijdens zijn pastoraat ontplooit hij met medewerking van een groot aantal gegoede burgers uit die stad allerlei activiteiten in zijn parochie. Daarvoor huurt hij onder meer in 1917 een oud herenhuis in de Choorstraat. Enkele jaren fungeert dat gebouw als een sociaal centrum voor zijn parochie, geleid door een aantal jongere vrouwen. Op 7 juli 1820 sticht pastoor Heeren de zustercongregatie der "Dochters van Maria en Joseph" met het algemene doel: de verzorging van de misdeelden in een stadsparochie van Den Bosch. De zusters worden 'tijdelijk' ondergebracht in het gehuurde huis aan de Choorstraat. Het begrip tijdelijk is hier erg rekbaar, want de zusters zitten daar nog steeds. Dit huis wordt later het moederhuis van de nieuwe zustercongregatie; de bewoners van het huis staan daarom in de volksmond al spoedig bekend als de zusters van de Choorstraat. De zusters richten zich aanvankelijk op de verzorging van armen en geestelijk verwaarloosde kinderen. In de loop van de volgende decennia gaat hun zorg uit naar onderwijs, zowel binnen als buiten de grenzen van de stad, onder meer het BLO-werk (Buitengewoon Lager Onderwijs) aan, zoals de literatuur uit die dagen dit aangeeft, 'doofstommen en achterlijken'. Daarbij ontstaan intensieve contacten met het doofstommeninstituut dat gevestigd is in het gehucht Halder onder St.-Michielsgestel. Het feit dat pastoor Heeren zitting heeft in de Commissie van Beheer der Doofstommen zal wel niet vreemd zijn geweest aan het werk van de zusters. (4) Het begin in Halder De directeur van het doofstommeninstituut, Mgr. Hermus, koestert rond de eeuwwisseling plannen tot oprichting van een school voor achterlijke kinderen. Het kwam immers herhaaldelijk voor, dat zijn instituut spraak-missende kinderen, die als leerlingen bij het instituut werden aangeboden, moest afwijzen, omdat hun stomheid niet aan doofheid te wijten was, maar aan achterlijkheid. In 1912 komen de plannen in een stadium van voorlopige realisering. Mgr. Hermus weet te bewerkstelligen, dat de jonge congregatie in de buurt van St.Michielsgestel een internaat voor achterlijke meisjes gaat openen. Deze congregatie heeft daar ook het al bekende doofstommeninstituut in handen. Na veel verwikkelingen wordt in een leegstaande vleugel van het voormalige Instituut voor Doofstommen 'OudHerlaer' te Halder op 2 januari 1925 begonnen met BLO-onderwijs in internaatsverband aan geestelijk gehandicapten. Het gebouw is voor het nieuwe doel slechts een noodvoorziening, zodat wordt gezocht naar een beter onderkomen. In de buurt van het huidige Doofstommeninstituut wordt een terrein aangekocht waarop een geheel nieuwe inrichting voor achterlijken zou verrijzen. De bouw wordt gepland op het landgoed 'Zegewerp', eerder eigendom van de familie Van Lanschot, gelegen aan de weg St.MichielsgestelBoxtel. De inrichting zou breed van opzet zijn en zou niet onderdoen voor het Doofstommeninstituut.(5) Verhuizing naar Udenhout Onverwacht komt er een ommekeer in de uitvoering van de plannen. Op 't Kruispunt in Udenhout woont in een eenvoudig landhuis met mansardedak (gebroken zij schilden) de heer Willem van lersel, een rijke burgemeesterszoon, eigenaar van uitgestrekte bezittingen en een voorbeeldig katholiek. Hij is al tijdens zijn © Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
leven een groot weldoener van armen en missionarissen. Hij overlijdt op 30 maart 1924 op 59-jarige leeftijd. Bij testament vermaakt deze ongehuwde man zijn woonhuis met bijbehorende tuinen, gronden, kwekerij en watertoren aan, de op het tijdstip van overlijden van de erflater residerende bisschop van Den Bosch, onder voorwaarde dat de bisschop zijn gronden voor een liefdadig doel zal bestemmen. De bisschop geeft het aanbod door aan de Congregatie van de Dochters van Maria en Joseph, de zusters van de Choorstraat. De zusters aanvaarden de schenking en gaan direct aan de slag om op de gronden van mijnheer Willem 'Huize Vincentius' te bouwen. De op 2 januari 1925 in Oud-Herlaer gestarte BLO-school wordt op l september 1925 overgeplaatst naar het huis van wijlen Willem van lersel. De kiem was gelegd voor een volledig centraal onderwijsinstituut, berekend voor ongeveer 300 achterlijke meisjes. Een zuster schreef: "En zo stonden wij op een zonnigen morgen van deze week voor een eenvoudig landhuis, waar boven den gevel de simpele woorden stonden geschreven: Huize Sint Vincentius". De naam Vincentius is direct afgeleid van de heilige Vincentius a Paulo, de patroon van liefdadigheidsverenigingen en ziekenhuizen. De conclusie van het bovenstaande is: een planologisch toeval bracht 'Vincentius' naar Udenhout. Problemen met de gronden De vestiging van 'Huize Vincentius' op de geschonken terreinen gaat gepaard met de nodige moeilijkheden. Al spoedig komen er problemen over het olografisch testament van "mijnheer Willem".(6) Zijn woning en de gronden worden bij legaat vermaakt aan een stichting, door de bisschop aan te wijzen. Door de erflater wordt daarbij geen rechtspersoon als erfgenaam aangewezen. Deze formele fout geeft aanleiding tot een slepende rechtbankprocedure met enkele teleurgestelde erfgenamen. Uiteindelijk wordt het legaat toch rechtsgeldig verklaard. Pas later blijkt dat het verworven bezit niet gunstig was gelegen, tenminste niet voor het bestemde doel. Een laan, behorende tot het familiegoed van kasteel de Strijdhoef, sluit het complex gronden af van de naastgelegen verkeersweg, de Schoorstraat. Bovendien bestaan de terreinen uit leemachtige gronden, die slecht te ontwateren zijn, een eigenschap die voor Udenhoutse grond niet zo vreemd is. Ook ligt in 1925 het dorp zelf nog vrij geïsoleerd vanwege het ontbreken van een busverbinding en van comfortabele wegen naar het dorp. Eerst in de loop van de jaren na de vestiging van het internaat worden deze problemen opgelost. Zo wordt in 1946 met de familie Le Mire overeenstemming bereikt over de aankoop van de laan naar het kasteel. Daardoor wordt een behoorlijk stuk grond ter breedte van ongeveer 10 m als voorterrein verkregen. Het goede nieuws wordt alom bekend gemaakt. In de krant van 20 februari 1946 staat: "De kasteeldreef behoort nu aan Huize Vincentius". Het isolement van het dorp werd verbroken toen een geregelde autobusdienst naar Tilburg en Den Bosch tot stand kwam. Door aankoop van enige andere belendende percelen wordt het terrein gecompleteerd tot een afgesloten geheel van ongeveer 10 ha. Dank zij moderne ontwateringsmogelijkheden in de vorm van drainage is men in de loop der jaren in staat op het complex recreatieterreinen aan te leggen in de vorm van speel- en sportterreinen. Door uitvoering van het inrichtingsplan voor de tuin uit 1930 zijn brede wandellanen op het complex aangelegd. De wandellanen doorkruisen het geheel, omlijsten de groenteen fruittuinen en verbinden het hoofdgebouw met de achtergelegen boerderij. Zo wordt het nuttige met het aangename tot één geheel verenigd. Na 1960 is er op het complex veel bijgebouwd, maar het lanenstramien bleef behouden. De bouw van "Huize Vincentius" Als in augustus 1925 het internaat van St. Michielsgestel naar Udenhout verhuist, moet er nog veel gebeuren, voordat het woonhuis van Van lersel geschikt is. Het huis wordt omgetoverd tot internaat waarbij de pronkkamer tijdelijk een knusse kapel wordt. Er zit groei in de jonge stichting. In korte tijd is het aantal leerlingen gestegen van 23 naar 60, zodat "Huize Vincentius" al functioneerde voordat het gebouwencomplex was gerealiseerd. Men is nodig toe aan vergroting van ruimte. De algemeen overste Zuster M.Simplicia overtuigt het bestuur van de orde dat er hoognodig gebouwd moet worden. Na verkregen toestemmming gaat zij weldra met haar architect de heer J. van Halteren op papier aan het bouwen. Er wordt na lang beraad besloten tot paviljoenbouw. Deze bouwwijze maakt een uitstekende groepering van de verpleegden mogelijk. Spoedig komt dan een uitgewerkt bouwplan van Architectenbureau J.J.M, van Halteren te 's Hertogenbosch van de tekentafel. De gemeente verleent alle medewerking voor versnelde goedkeuring. Planologische belemmeringen kende de gemeente niet. De subsidieaanvraag wordt ingediend, maar de goedkeuring voor een bijdrage wil maar niet vlotten. Ten einde raad besluiten de zusters in 1927 op eigen kosten te beginnen met twee gelijke en gelijkvormige paviljoens aan de kant van het woonhuis. De gebouwen zijn daarbij bijna op de rand van het verworven grondbezit geprojecteerd omdat de wat verderop gelegen appelboomgaard niet mocht worden gerooid. De architect protesteert heftig, maar zonder succes. De bouw wordt tussen 1927 en 1928 uitgevoerd door aannemersbedrijf Gebr. van Lieshout uit Utrecht. Alle bouwstoffen zoals stenen en hout worden met paard en kar aangevoerd, want vrachtwagens zijn er nauwelijks. Het bouwen verloopt vlot, zodat reeds in 1927 een der twee paviljoens in gebruik genomen kan worden. Het derde paviljoen wordt aansluitend gebouwd, zodat in 1929 al drie paviljoens gereed zijn. Elk © Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
woonpaviljoen is berekend op 50 leerlingen die samen een eigen gemeenschap vormen. Dit komt ook tot uiting in de bouwwijze, omdat elke eenheid eigen eet-, speel- en slaapzalen heeft. Dat geldt ook voor een keuken en een badinrichting. Op de eerste verdieping kunnen de kinderen onderwijs ontvangen. Aan de achterzijde van de paviljoens loopt alleen op de begane grond een verbindingsgang. Vanuit de verbindingsgang kan men via trappenhuizen de paviljoens bereiken. Het ontbreken van gangen op de hoger gelegen etages benadrukt het idee van gesloten gemeenschappen. Ongeveer gelijktijdig met de bouw van het eerste paviljoen wordt een nieuwe boerderij gebouwd achter de bestaande tuinmanswoning aan de Groenstraat. De bouw krijgt maar liefst een lengte van 36 m. En op de plaats van de voormalige buitenmanege van mijnheer Willem wordt een ziekenpaviljoen gebouwd. Het voormalige woonhuis wordt dan ingericht als woning voor de zusters, met een overdekte verbindingsgang van het zusterverblijf naar het ziekenpaviljoen en naar de nieuwe woonpaviljoens. Het ziekenpaviljoen en de verbindingsgang zijn in 1986 gesloopt om plaats te maken voor twee nieuwe groepshuizen. Het ontwerp Het complete ontwerp van architect Van Halteren bestaat uit een hoofdbouw in het midden van het complex, aan weerszijden geflankeerd door drie paviljoens, met een hoogte van 13 m. Daardoor ontstaat aan de zijde van de Schoorstraat een langgerekt front. Een toeschouwer verwacht misschien een groot internaat, maar wordt door deze lengte een beetje misleid. De oorzaak ligt in de plaatselijke omstandigheden. Het grondplan van het gebouw was op de groei ontworpen. Aangezien niet was te voorzien hoe het later zou gaan, is voor een bouwtype gekozen, dat het midden houdt tussen een paviljoensysteem en aaneengesloten bouw. De paviljoenbouw biedt grote voordelen: het model centraliseert de belangen van leiding en administratie, en groepeert de verpleegden. Zo heeft iedere groep haar eigen eet-, speel-, kleedkamer, eigen slaapzaal en badinrichting. Maar ook een eigen tuin en speelplaats, eigen lokalen voor handwerk- en huishoudonderwijs. In de hoofdbouw werd ruimte gemaakt voor het onderbrengen van een eigen zusterklooster binnen Vincentius. De paviljoens zijn aan elkaar geschakeld en flexibel ingedeeld. Bij eventuele uitbreiding zouden de lokalen voor een andere bestemming geschikt gemaakt kunnen worden. De klaslokalen bij voorbeeld moeten later als speelzalenen slaapkamers benut kunnen worden. Voor wie met deze gegevens het gebouw van buiten bekijkt, begrijpt 'het waarom' van deze manier van bouwen. De technische voorzieningen, zoals verwarming en lichtinstallatie zijn in het sousterrain van het eerste paviljoen ondergebracht. De weggewerkte installaties zijn verouderd en hebben bij de latere uitbreidingen geen behoorlijke kansen gekregen, zoals bij centraalbouw reeds vanaf het begin mogelijk geweest zou zijn. De nadelen in de ruimteverdeling zijn helaas niet met eenvoudige ingrepen te verbeteren. Gaarne offerde men toen het minder fraaie van de lang gerekte smalle blokken op aan het voordeel, dat alle dagverblijven aan de zonzijde liggen en dat de verbindingsgangen de scherpe noordenwind afschermen. In 1929 verrijst het imposante hoofdgebouw, waarvan op zaterdag 16 juni 1928 de eerste steen gelegd wordt door Mgr. Diepen, de bisschop van Den Bosch. Rechts van het hoofdgebouw waren al drie paviljoens gereed gekomen, die tot dat moment als eentonige bouwblokken in het kale veld lagen. De bedoeling van de architect was, ter voltooiing van de gewenste symmetrie, ook links van de hoofdbouw drie paviljoens op te richten. Langs de Schoorstraat zou een machtig voorfront moeten ontstaan, een werk van maatschappelijke betekenis. Als we nu voor het hoofdgebouw taan komen we aan de kant van kasteel De Strijdhoef echter twee paviljoens tekort. Het bouwplan is dus niet volgens de oorspronkelijke opzet uitgevoerd.(8) Opvallend zijn de in het hoofdgebouw, in volledige harmonie met de telkens naar voren springende paviljoens. De kleuren van de muren en het houtwerk getuigen van een fijne smaak. Ook de natuurstenen witte bollen aan de voet van de torens vallen op. De architect vond deze zo sierlijk dat hij eigen woonhuis in Den Bosch met deze bollen verfraaide.(9) Van de statige hoofdbouw met zijn vijf bouwlagen valt allereerst de sierlijke middentoren op. Deze toren wordt vergezeld door vier halfronde torens, waarvan twee de ingang flankeren en de andere twee de grenzen van de middenbouw vormen. De vier uitspringende torens hebben op elke bouwlaag vensteers die op vierkante ogen lijken. In de middentoren heeft de architect behalve een groots uurwerk een waterreservoir ondergebracht, omdat in die tijd in Udenhout nog geen waterleiding was aangelegd. In feite is het ontbrekenvan een openbaar waterleidingnet de reden dat de hoofdbouw zo hoog is. De watertoren was nodig en moest uit symmetrieoverwegingen ingepast worden.9) De toren met een hoogte van 35,50 m wordt gecompleteerd met een welluidend angelusklokje. Het fraaie uurwerk en de angelusklok zijn beide in februari 1928 bij testament aan Huize Vincentius geschonken door een der werkers van het eerste uur, Zr Ludwina (Anna Vessies) uit Beverwijk. Nog meer bouwactiviteiten © Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
Nadat het hoofdgebouw en de vier paviljoens gereed waren, hielden de bouwactiviteiten van Vincentius niet op. De kapel, die eerst was ondergebracht in het huis van Mijnheer Willem, verhuisde naar een der lokalen van het tweede paviljoen. In 1935 werd een geheel nieuwe kapel in gebruik genomen, gebouwd op het terrein achter het hoofdgebouw. De kapel, voorzien van een toren met een hoogte van 27 m, is met overdekte gangen verbonden met de hoofdbouw, zodat de zusters en de leerlingen niet via de open lucht naar de kapel behoefden te gaan. De ruimte tussen de kapel en de hoofdbouw is later omgetoverd tot een smaakvolle binnentuin voor de zusters om op eigenwijze te genieten van de Udenhoutse zon. De architect De architect van Huize Vincentuis is de heer J.J.M, van Halteren, op 14 april 1893 geboren te Amsterdam. In 1919 gaat hij als werkend architect studeren in Den Haag. In 1920 behaalde hij aan de Haagse Tekencursus de acte M.O.tekenen. Daarna is hij werkzaam op de architectenbureaux van bekende Amsterdamse architecten als Jan Stuyt, Jos Cuypers en P.J. Bekkers. Deze architecten waren representanten van de zogenaamde Amsterdamse School een nieuwe stijl in de bouwkunst uit de jaren 1910-1930, die zich kenmerkte door een sierlijke manier van bouwen. De versoberde versie hiervan is in de voorgevel van Vincentius waar te nemen: grote bovenramen, kleine onderramen, aandacht voor symmetrie en het weglaten van storende details. In 1923 vestigt van Halteren zich als architect in Den Bosch, waar hij zich associeert met architect W. van Aalst. Deze associatie duurt tot 1925 en dan neemt de jonge Van Halteren het architectenbureau volledig over en gaat onder eigen naam door. De tekeningen van de hoofdbouw van Vincentius staan een paar jaar later nog op naam van Bureau van Aalst, doch de handtekening is van J.J.M.van Halteren. Hij krijgt diverse opdrachten uit de kring van religieuze organisaties en woningbouwverenigingen. Van 1926 tot 1936 is hij intensief betrokken bij het ontwerpen van de gebouwen van Huize Vincentius. Vanaf 1925 breng hij diverse grote werken tot stand, o.a. inrichtingen voor opvoeding en onderwijs, kloosters en verzorgingshuizen, maar ook kerken. Behalve "Huize Vincentius" zijn op te sommen de Psychiatrische Inrichting "Huize Sint Anna" te Venray, diverse paviljoens van het psychiatrisch centrum "Huize Voorburg" te Vught, het ziekenhuis te Deurne, het ziekenhuis te Veghel, het klooster van de paters van S.V.D. te Deurne, de kapel van de Zusters Franciscanessen te Veghel, de kerken van Tiel, Wamel, Volkel en Wijbosch. Voor het psychiatrisch ziekenhuis "Coudewater"te Rosmalen bouwt hij het keukengebouw. Ook in Eindhoven staan veel bouwwerken van zijn hand. De N.V. Philips liet in die tijd op verschillende plaatsen in de lichtstad gezellenhuizen bouwen voor huisvesting van alleenstaande werknemers. Aan de Don Boscolaan nrs. l a- 5 staat nog het voorfront van een gezellenhuis, gebouwd in 1929, voorzien van een kapel, een keuken en een leeszaal. Het gebouw telt vijf verdiepingen; de bovenste vier waren ingericht als slaapzalen. In Udenhout staan nog twee andere gebouwen, ontworpen door architect van Halteren. Pal tegenover de ingang van Huize Vincentius bouwde hij een landhuis en in de Groenstraat een villa. In 1954 komt zijn zoon, J.J.M, van Halteren in de directie van het bureau. In 1960 wordt de directie uitgebreid met zijn schoonzoon Ir. O. van Roggen. Na een werkzaam leven draagt de architect vanaf 1969 het bureau langzaam aan anderen over. Hij trekt zich terug uit het zakenleven, doch gaat nog niet rusten. Hij wordt gevraagd voor het bestuur van de Stichting ter bevordering van Kunst, Techniek en Ambacht in Den Bosch. Op 16 januari 1973 overlijdt architect van Halteren op de leeftijd van 79 jaar. In zijn werkzame leven onderhield de heer van Halteren de opgebouwde relaties met zijn klanten. Hij was de vraagbaak voor de dikwijls in gesloten gemeenschappen wonende opdrachtgevers. Hij bewaakte de financiële belangen van zijn klanten en ging daarbij fikse ruzies met bouwaannemers niet uit de weg. Hij deed alles voor de nonnen. Ook aannemer Van Lieshout, die de grote bouwwerken van 'Vincentius' uitvoerde, was niet altijd genegen in te gaan op de financiële meerwerk-voorstellen van de architect. Volgens zijn kinderen was vader meer een zakenman dan een architect.(9) Latere bouwactiviteiten In de jaren zestig bestaat behoefte aan een school op het buitenterrein van het internaat. In 1963 komt het eerste schoolgebouw (de Mariaschool) gereed. Ook verrijst er in dat jaar een gymnastieklokaal met een zwembad. En precies tien jaar later wordt de St.Jozefschool in gebruik genomen. Nadat in 1986 de oude verbindingsgang tussen het huidige rectoraat en het eerste paviljoen was gesloopt, worden daar twee groepshuizen opgetrokken. In 1990 komen op het terrein nog twee andere groepshuizen gereed. Duidelijk is dat het gebruik van terrein en gebouwen aan veranderingen onderhevig is. Toekomstplannen 'Vincentius' presenteerde in 1995 haar toekomstvisie op moderne vormen van zorgverledicap. Ongetwijfeld vraagt dit aanpassingen aan de bouwkundige voorzieningen op het'Vincentiuscomplex'. Als de vier woonpaviljoens ter weerszijden van het hoofdgebouw daarbij moeten worden geamoveerd, zal een zeer dominant element uit het straatbeeld van Udenning voor mensen met een verstandelijke han- hout verdwijnen. © Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
1. Stichting Heemcentrum 't Schoor, 70 jaar Vincentius, 1995. 2. Archief Huize Vincentius, verslag 1925-1950, p.15 e.v.. 3. Tijdschrift voor R.K. Buitengewoon Lager Onderwijs, 6e jaargang nr.7, juli 1930, pag. 163 t/m 171 4. Katholiek Nederland, Encyclopaedie, Deel II, onder redactie van Prof. W.Nolet. Uitgave 1932, A'dam Ten Hagen Drukk, pag 240-248. 5. Archief Huize Vincentius, verslag 1925-1937. 6. Gijn, Max van, "Zusters en leken op Vincentius", 1992. 7. Brabantse Illustratie, tweede jaarg. no. 12, 20 juni 1928, pag 202. 8. R.K.Tljdschrift voor Kerk, School, Armenwezen en Kinderbescherming, jaarg. 1930-1931, afl.22, 22 mei 1931. 9. Roggen-Van Halteren, Mevr.J.,interview 5 april 1995.
© Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008