ile Kempenaer
Advocaten
Aan de heer President van de Arrondissementsrechtbank Arnhem Aantekeningen en produkties ter voorbereiding op het Kort Geding d.d. 27 mei 1998 te 12.30 uur overgelegd door Mr H.A. Wiggers
Inzake: ICC EN IMEX/BELASTINGDIENST
GROTE
ONDERNEMINGEN
1.
Op 12 januari 1998 heeft International Computer Components B.V. (ICC) bij de Belastingdienst/Grote Ondernemingen (BGO) te Arnhem een verzoek om teruggave van omzetbelasting (BTW) tot een bedrag van f 21.322,- gedaan over het tijdvak december 1997.
2.
Op 20 maart 1998 heeft IMEX Distribution B.V. (IMEX) bij de BGO een verzoek om teruggave van BTW tot een bedrag van f 658.192,75 gedaan over het tijdvak februari 1998.
3.
Op 17 april 1998 heeft IMEX bij de BGO een verzoek om te. ruggave van BTW tot een bedrag van f 230.618,- gedaan over het tijdvak maart 1998.
4.
Alle hiervoor genoemde verzoeken om teruggaven van BTW werden tijdig ingediend. De bedragen waarover teruggave wordt verzocht zijn tussen IMEX, ICC en de BGO niet in geschil.
5.
Middels een brief gedateerd 23 maart 1998 deelt de Inspecteur, de teamleider de heer/mevrouw mr. C.A. Geraedts, aan ICC Holding de redenen mee waarom ICC en IMEX zeer frequent door de Belastingdienst en de FIOD zijn of zullen worden bezocht. De brief heeft betrekking op ICC en IMEX omdat ICC Holding nimmer is gecontroleerd. De Inspecteur verzoekt begrip van ICC en IMEX (Produktie 1) .
1 "
De Kempenaer
Advocaten
Op de laatste alinea van pagina I deelt de Inspecteur mee dat tot op dat moment geen enkele aanleiding bestaat tot enige verdenking van ICC en/of IMEX bij frauduleuze activiteiten. Op dat moment hebben al heel veel bezoeken en onderzoeken van de Belastingdienst en de FIOD plaatsgevonden. 6.
Bij beschikking
van 6 mei
1998 heeft de BGO, de heer drs.
H. Stapelkamp namens de Inspecteur (Produktie 2), meegedeeld dat de teruggaven BTW niet zullen worden verleend. De daaropvolgende beschikkingen zijn gedateerd 7 mei 1998. 7.
Aan de accountant van ICC en IMEX, de heer B.H.W. Rothengatter RA en aan de heer H.J.M. Smit, is omstreeks 20 april jl. door de heer H.G. Hassing van de BGO naar aanleiding van een ingesteld boekenonderzoek meegedeeld dat het ingestelde onderzoek geen reden tot weigering van teruggaven BTW gaf. Aan de heer Rothengatter werd door de heer Hassing meegedeeld dat op dat moment geen redenen tot weigering tot teruggave aanwezig waren. De gehele administraties van ICC en IMEX werden aangaande de heffing van BTW gecontroleerd (Produktie 3).
8.
Omdat eind april de teruggaven nog niet waren verleend en financiële problemen voor ICC en IMEX ontstonden, informeerde de heer Rothengatter bij de heer Hassing naar de reden waarom. Dezelfde dag, 27 april jl. zond de heer Hassing een telefax aan de heer Rothengatter (Produktie
4) 9.
.
De heer Hassing deelt mee dat de aangifte van IMEX over februari 1998 "door een administratieve fout ten onrechte niet in het aangifteverwerkende proces ingevoerd" is. Een onbegrijpelijke mededeling wanneer wordt bedacht dat de heer Hassing een boekenonderzoek heeft ingesteld om de hiervoor genoemde aangiften waarop BTW werd teruggevraagd op juistheid te toetsen. De aangiften zijn dan immers al administratief bij de Belastingdienst bekend.
2
D~e Kempenaer
Advocaten
Vervolgens wordt geconstateerd dat IMEX administratief uitstel tot het doen van aangifte zou zijn verleend. Normaal wordt uitstel schriftelijk bevestigd. Dit is niet gebeurd. Bovendien, als wordt geconstateerd dat de aangifte "ten onrechte niet in het aangifteverwerkende proces is ingevoerd", hoeft geen uitstel te worden verleend: de aangifte is dan immers al ingediend.
De heer Hassing zoekt redenen te verklaren waarom de teruggaven nog niet zijn verleend. Bovenal is geen zorgvuldige motivering gegeven waarbij de grote belangen van IMEX en ICC in overweging worden genomen. Belangen welke de Inspecteur zich volledig bewust is. 10.
De (suppletie)aangifte van ICC over december 1997 kon naar de mededeling van de heer Hassing nog niet worden afgewerkt omdat zijn onderzoek nog niet volledig was afgerond. Voor ICC was dit een verrassing. De heer Hassing had immers bij het beëindigen van zijn onderzoek meegedeeld dat alles in orde was. Een openbaar verslag dat de heer Hassing naar het inmiddels afgesloten boekenonderzoek heeft moeten maken hebben ICC en IMEX nog niet ontvangen.
11.
De verrassing wordt groot wanneer de heer Hassing meedeelt dat (Produktie 3, vierde alinea laatste volzin): "Omdat er serieuze aanwijzingen zijn dat IMEX B.V. en ICC B.V. betrokken zijn bij een zogenaamde carrouselfraude heeft de FIOD mij verzocht de gevraagde teruggave vooralsnog niet te verlenen." Dit is de enige reden
tot weigering
van de teruggaven.
Telefonisch aan ICC en IMEX deelde de heer Hassing mee dat hij geen verantwoording kon nemen voor mogelijke onjuiste mededelingen van de FIOD: Toch neemt de Inspecteur alleen op grond van mededelingen van de FIOD (Produktie 2) het standpunt in dat sprake -zou zijn van schijnhandelingen en weigert hij mee te werken aan teruggave van 3
De Kempenaer
Advocaten
BTW. De Inspecteur neemt hiermee de volle verantwoordelijkheid voor de gevolgen van mogelijke onjuiste informatie van de FIOD, althans informatie die zijn standpunt niet kunnen dragen. Dit terwijl de Inspecteur, Produktie 1, laatste zin, heeft meegedeeld dat het optreden van de FIOD niet tot de competentie van de Inspecteur behoort. Feiten waarom schijnhandelingen zouden hebben plaatsgevonden worden niet gegeven.
12.
Op 28 april jl. heb ik contact gezocht met de heer J.H.G. van MierIo van de FIOD te Haarlem. De heer Van MierIo is coördinator carrouselfraude. Hij deelde mij mee dat ICC en/of IMEX verdacht werden van actieve deelname aan een carrouselfraude. Over een schijnhandeling Trading werd niet gesproken. Op diezelfde
dag had ik overleg
met Tupamaros
met de heer Hassing.
Naar aanleiding van beide gesprekken heb ik schriftelijk naar de beide heren dezelfde dag per telefax gereageerd (Produkties 5 en 6).
13. Met de heer drs. H. Stapelkamp (Inspecteur) had ik, mede .
naar aanleiding van mijn telefax van 28 april, op 29 april jl. telefonisch overleg. De heer Stapelkamp kon mij op die dag geen feiten geven waarop de weigeringen tot teruggaven van BTW waren gebaseerd. De Inspecteur beschikte op dat moment nog niet over die feiten. De FIOD had verzocht geen teruggaven te verlenen. De Inspecteur nam dit aan, zonder zich te informeren over de feiten waarop een gemotiveerd standpunt kon worden ingenomen. De weigering tot teruggave werd wederom niet gemotiveerd. Met de belangen van IMEX en ICC werd wederom in het geheel geen rekening gehouden.
14. Omdat de verdenking
van IMEX en ICC van betrokkenheid bij carrouselfraude mij nog steeds volstrekt ongeloofwaardig overkwam en ik uitging van goede gemotiveerde feiten tot weigering van teruggave door d~ Inspecteur, heb ik besloten nog niet in rechte te treden eR de door de heer Sta-
4
De Kempenaer
Advocaten
pelkamp toegezegde gemotiveerde beslissing op 4 mei af te wachten. Als correctie op de brief van 27 april (Produktie 2) werd meegedeeld dat geen sprake was van verdenking van IMEX en ICC, maar IMEX en/of ICC.
15. Op 4 mei werd geen reactie ontvangen.
Om toch enig inzicht te krijgen en niet onnodig in rechte te treden, is contact gezocht met mr. M.A.C. van Elk, klantcoördinator van ICC en IMEX bij de BGO. Deze deelde mee een andere reden te hebben om de teruggaven van BTW te weigeren. De door ICC Holding B.V. te betalen vennootschapsbelasting zou met de terug te geven BTW aan ICC en IMEX kunnen worden verrekend. Een onjuiste reden, hetgeen ik per telefax van 6 mei 1998 om ! 9.00 uur (Produktie 7, blad 2, derde alinea) heb bevestigd. Eveneens heb ik toen mijn zienswijze nogmaals aan de Inspecteur bevestigd. De heren Stapelkamp en Hassing waren op 4 mei afwezig en op 5 mei was de BGO gesloten.
16.
,
17.
Mijn conclusie is dat redenen worden gezocht de ondernemingen van ICC en IMEX bewust stil te leggen en schijnhandelingen met Tupamaros Trading aannemelijk te maken. Van enige (begin van een) serieuze actieve betrokkenheid van ICC en IMEX bij carrouselfraude is nog steeds niets gebleken. Deze conclusie meende en meen ik ook te kunnen trekken uit een uitvoerig telefonisch onderhoud dat ik met de heer Van MierIo van de FIOD heb gehad. Deze deelde mij mee dat het bewust beleid is van het Ministerie van Financiën om de branche waarin ICC en IMEX actief zijn stil te leggen. Jaren probeert het Ministerie van Financiën (Belastingdienst en FIOD) de handel in computercomponenten te saneren van malafide deelnemers. Ook de als Produktie 1 overlegde brief bevestigt deze aanname. Een goede zaak. ICC en IMEX steunen deze acties volledig. Zij dreigen daar nu zonder enige grond de dupe van te worden. Het kan op grond van de betrokken belangen niet zo zijn dat de goeden (ICC en IMEX) onder de kwaden moeten lijden.
De heer en mevrouw Smit, meerdere malen door de Bela-
5
[je Kempenaer
Advocaten
stingdienst en/of FIOD ondervraagd zijn volledig veld geslagen, hetgeen zij mij in een verklaring bevestigd (Produktie 8).
uit het hebben
18.
Aan de Inspecteur is tot woensdag 6 mei 1998 12.00 uur de tijd gegeven een deugdelijk gemotiveerd besluit te nemen. Om 11.30 uur die dag deelt de heer Stapelkamp mij mee dat de beschikking voor verzending gereed ligt. Om 15.06 uur die dag, bijna vier uren later, ontving ik per telefax de motivering van de beschikkingen tot weigering van teruggave van de heer Stapelkamp (Produktie 2). Een volstrekt onvoldoende motivering.
19.
IMEX en ICC zouden naar de mening van de Inspecteur hebben geweten, danwel hadden kunnen weten, dat de leverancier, Tupamaros Trading, terzake de leveranties aan ICC en IMEX geen BTW zou afdragen. IMEX en ICC zijn met stomheid geslagen.
20.
ICC heeft in december 1997 geen zaken met Tupamaros Trading gedaan. De motivering kan daarom geen betrekking hebben op ICC. Voorzover de motivering wel betrekking heeft op ICC, is deze evident onvoldoende gemotiveerd en .
wordt deze alleen maar gebruikt om een reden tot weigering van teruggave te zoeken. In de motivering wordt niet aangegeven ten aanzien van welke andere leveranciers teruggave van BTW zou kunnen worden geweigerd. Gesproken wordt alleen over Tupamaros Trading. ALLE inkoopfakturen van IMEX zijn op verzoek van de Inspecteur bij de betreffende aangiften aan de Inspecteur toegezonden of daar afgeg~ven. Alle relevante informatie was bij de Inspecteur bij het redigeren van zijn motivering van 6 mei jl. aanwezig. De administraties zijn met betrekking tot de heffing van BTW volledig gecontroleerd.
21.
Reeds sinds december 1996 bestaat een intensief overleg met de Inspecteur/Belastingdienst, eerst de eenheid Ondernemingen en later de eenheid Grote Ondernemingen. Zoals bij de Inspecteur bekend w~s het doel te voorkomen dat ICC en IMEX in een carrouselfraude betrokken zouden
6
()e
Kempenaer
Advocaten
kunnen raken. Juist omdat de Inspecteur het fenomeen carrouselfraude aan ICC en IMEX bekend heeft gemaakt, uit publikaties en eigen informatie dit risico bleek, werd intensief contact onderhouden. Uitvoerig is gesproken met de heren H. Hummel, P.A.G. Peters, Van Heel, E.I.A. Teunissen en Gerritsen. Het beleid van IMEX en ICC bij het mogelijk accepteren van nieuwe leveranciers werd besproken. Diverse malen is door de Inspecteur aan IMEX en ICC meegedeeld dat zij niet meer konden doen dan zij thans deden. Instructies van de Inspecteur werden altijd opgevolgd. Op aanraden van de Inspecteur vinden alleen betalingen per bank plaats. De administraties van IMEX en ICC zijn herhaaldelijk gekopieerd en gecontroleerd.
22.
In 1996 heeft de heer E.I.A. Teunissen een uitvoerig onderzoek naar de betrokkenheid van ICC bij een carrouselfraude ingesteld. Hij heeft in zijn verslag naar aanleiding van het onderzoek gemotiveerd aangegeven dat ICC niet als deelnemer aan een vermeende fraude kon worden aangemerkt. ICC wist toen op grond van feiten wat de situatie was en had zich zonodig adequaat kunnen verdedigen. Thans is van een op feiten gebaseerd standpunt van de Inspecteur is geen sprake. Met de belangen van Ice en .
IMEX wordt in het geheel geen rekening gehouden.
23.
Ten aanzien van Tupamaros Trading kan het volgende worden opgemerkt. Conform de met de Inspecteur besproken procedure is de leverancier bij de Kamer van Koophandel gecontroleerd en is bij de Inspecteur nagevraagd of het BTWnummer akkoord was (Produktie 9). De informatie gaf geen red~n geen overeenkomsten te sluiten en niet te laten leveren. Bij de Belastingdienst was namens de Inspecteur meestal contact met de heer Holtslag, daarvoor herhaaldelijk met de heer Hummel.
24.
Op 6 mei jl. (Produktie 10) heeft de heer Van Elk nogmaals meegedeeld dat verificatie van BTW-nummers nuttig blijft omdat dit de positie van ICC en IMEX bij een problematische leverancier zou ve~sterken (tweede alinea). De heer Van Elk reageert op een telefax van de heer Smit
7
O"e Kempenaer
Advocaten
die door mededelingen van administratief personeel van de Belastingdienst nogal in verwarring was geraakt (Produktie 11). Tupamaros Trading is geverifieerd, veelvuldig was contact met de Inspecteur. Van een versterking van de positie van IMEX blijkt echter niets. De Inspecteur stelt simpel dat sprake is van schijnhandelingen met Tupamaros Trading, zonder dit deugdelijk te motiveren of überhaupt te motiveren.
25.
Op en omstreeks 20 maart jl. was de heer Hasping samen met zijn collega mevrouw Van den Aardweg bezig met een boekenonderzoek bij IMEX en ICC. Dit boekenonderzoek was bij brief van 18 maart 1998 aangekondigd (Produktie 12). Niet alleen IMEX werd gecontroleerd, ook ICC. Mevrouw Van den Aardweg was persoonlijk bij gesprekken aanwezig waarbij de heer Maes zaken deed met Tupamaros Trading. Niet werd meegedeeld dat Tupamaros Trading niet aan zijn verplichtingen voldeed, noch dat die partner risicovol was. Na verificatie conform de met de Inspecteur afgesproken procedure, mochten ICC en IMEX aannemen dat Tupamaros Trading betrouwbaar was. Gezien de houding van IMEX en ICC naar de Belastingdienst had op zijn minst een mededeling kunnen worden gedaan dat Tupamaros Trading risicovol .
was, zonder enige geheimhoudingsplicht te schenden. Als wordt gekozen voor stilzwijgen, moet de Belastingdienst niet later simpel IMEX, en misschien ook wel ICC, aldus volledig proberen geheel te ruïneren. Blijkens berichten uit vakbladen en mededelingen van de FIOD is sprake van een landelijke actie van de Belastingdienst en de FIOD.
26.
Ten ,aanzien van Tupamaros Trading heeft de directeur van IMEX, de heer P. Maes, op 23 april 1998 met de heer Leeuwendaal van de FIOD contact gezocht om te vragen of Tupamaros Trading wel een betrouwbare partner was. Hij ondernam deze actie omdat de chauffeur/bezorger van de produkten van Tupamaros Trading hem had meegedeeld dat zijn werkgever problemen met de FIOD' (Produktie 13). Van de heer Leeuwendaal werd niet vernomen geen zaken meer te doen. IMEX heeft zekerheidshal~e daarna geen zaken meer gedaan met Tupamaros Trading.
8
De Kempenaer Advocaten
27. Het is zeer wrang te moeten constateren dat door de heer Stapelkamp de mededelingen en vragen van de heer Maes inzake Tupamaros Trading aan de FIOD worden gezien als een "doorzichtige poging om je huid te redden". Zo deelde hij mij telefonisch mee. De openheid naar de Belastingdienst door IMEX en ICC wordt nu kennelijk simpel tegen hen gebruikt, beter: misbruikt. De mededeling van de heer Van Elk (Produktie 7) dat verificatie van BTW-nummers de positie versterkt, is in deze context voor IMEX en ICC onbegrijpelijk. 28.
Van een bewustheid bij IMEX, ICC en Tupamaros Trading om door de transacties slechts de BTW te "verdienen" door deze niet te voldoen, is niets gebleken. Geen sprake is van schijnhandelingen. Van een oogmerk tot het verdienen van BTW is niet gebleken. ICC en IMEX zijn zich nergens van bewust.
IMEX heeft met de transacties geen BTW verdiend, noch .
anderszins
door BTW voordeel
genoten.
Terzake
de door
IMEX en ICC geleverde goederen is altijd de wettelijk verschuldigde BTW op aangifte voldaan. ICC heeft in de periodes op de aangiften waarover de teruggave wordt geweigerd geen BTW teruggevraagd die door Tupamaros Trading in rekening is gebracht. IMEX of ICC hebben de door Tupamaros Trading te leveren goederen daadwerkelijk geleverd gekregen (Produktie 13). De heer G. Kers, chauffeur/bezorger van Tupamaros Trading, is bereid, zonodig onder ede te verklaren de goederen daadwerkelijk bij IMEX of ICC te hebben afgeleverd. Offertes van Tupamaros Trading zijn, omdat de prijs te hoog was, geweigerd (Produktie 14). De geleverde goederen waarvan IMEX de BTW heeft teruggevraagd werden gekocht voor een normale prijs. De goederen werden doorverkocht
9
De Kempenaer Advocaten
en, na aflevering door Tupamaros Trading, door IMEX of ICC verkocht aan en afgeleverd bij derden. IMEX en ICC onderhandelden zelfstandig met de afnemers over de prijs. Anders dan als leverancier hadden IMEX en ICC geen enkele relatie met Tupamaros Trading. Van de inkoop en doorverkoop door IMEX en ICC van goederen betrokken van Tupamaros Trading zullen ter voorbereiding van de mondelinge behandeling als Produktie 11 de betreffende documenten worden overgelegd. Gekocht en verkocht werden waardevolle computerprocessoren. Civielrechtelijk zijn de goederen daadwerkelijk door Tupamaros Trading aan ICC of IMEX ge-
leverd. Van schijnhandelingen zoals bedoeld in de arresten van de Hoge Raad 6 maart 1991, nummers 25009 en 26030, onder andere gepubliceerd in BNB 1992 nummers 219 en 220, is geen sprake. Zeker naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 29 oktober 1997, nummer 32395 (onder andere gepubliceerd in Vakstudie Nieuws 1997, pagina 4411 e.v.) is geen sprake van een schijnhandeling. Voornoemde jurisprudentie is als Produktie 15 bijgevoegd. Op grond van deze jurisprudentie is alleen een positieve wetenschap van schijntransacties een grond om teruggave van BTW te .
weigeren. Het kunnen weten van schijnhandelingen is niet voldoende voor een weigering tot teruggave. IMEX en ICC zijn te goeder trouw. Zij hebben zonder meer recht op teruggave. De Inspecteur heeft door zijn handelwijze onjuiste beschikkingen genomen. Geen sprake is van schijnhandelingen.
29.
IME~ heeft thans alleen maar schulden. Onder"andere aan ICC Holding van ongeveer f 600.000,-. ICC Holding moet binnenkort f 710.220,- vennootschapsbelasting betalen (Produktie 16). Deze belasting zou moeten worden betaald uit de betaling door IMEX welke zou kunnen worden voldaan uit de teruggaven BTW. ICC Holding B.V. komt hierdoor in betalingsmoeilijkheden. Omdat de Inspecteur ten onrech~e teruggave van BTW weigert moeten op zeer korte termijn àe twee werknemers wor-
10
Ile Kempenaer
Advocaten
den ontslagen (Produktie 17). Wegens het opzeggen van (lease)overeenkomsten zullen aanzienlijke boetes moeten worden betaald. IMEX zal naar alle waarschijnlijkheid failleren.
Ook kunnen thans door IMEX geen en door ICC veel minder transacties worden gedaan. Dit betekent een winstderving van in totaliteit ongeveer f 200.000,- per maand. 30.
De Inspecteur heeft geen enkel relevant feit. gegeven op grond waarvan de beslissing tot weigering van teruggave zou kunnen worden geweigerd. Feiten die schijnhandelingen aannemelijk maken zijn niet bekend. Beleid in een dergelijke situatie is dat teruggave kan worden verleend en zonodig na een latere controle een naheffingsaanslag wordt opgelegd. De heer Hassing had de teruggaven al toegezegd. IMEX en ICC hebben altijd intensief met de Inspecteur gecorrespondeerd, zich ingespannen om te voorkomen in een carrouselfraude terecht te komen en de Inspecteur geïnformeerd wanneer zij meenden dat vreemde transacties werden aangeboden. De onrechtmatige weigering tot terug. gave van omzetbelasting is onbegrijpelijk en een misplaatste straf.
31.
Een procedure bij de belastingkamer van het Gerechtshof neemt teveel tijd. Of de Inspecteur wil meewerken aan een verkorte procedure conform artikel 18c Wet Administratieve Rechtspraak Belastingzaken is onzeker. De heer Stapelkamp heeft wat dit betreft een voorbehoud gemaakt. Bovendien moet eerst nog de bezwaarfase worden doorlopen. Overigens zou een verkorte procedure bij de belastingkamer van het Gerechtshof naar inschatting nog enige weken duren. De medewerker van de Griffie van de Belastingkamer van het Gerechtshof te Arnhem, de heer Schoonheid, heeft mij niet kunnen aangeven op welke termijn een behandeling zou kunnen plaatsvinden. De verwachting is dat een versnelde procedure toch zeker en~ele maanden zal duren. Inmiddels heb ik de Voorzitter van.de Belastingkamer
11
...
De Kempenaer
Advocaten
schriftelijk verzocht mij te informeren over het tijdsbeslag van een versnelde procedure. Met het aanvragen van ontslag voor de werknemers kan niet worden gewacht. De te lijden schade zou onevenredige hoogte krijgen wanneer de versnelde procedure bij het Gerechtshof zou moeten worden gevolgd. IMEX en ICC hebben groot belang bij een eerdere rechterlijke beslissing, temeer waar een eerdere spoedvoorziening niet voorligt. Bovendien is een civiel-rechtelijke vraag aan de orde. Aan de orde is een situatie dat de Inspecteur een volstrekt onjuist, ondeugdelijk en/of onvolledig gemotiveerd een onjuiste beschikking neemt. Dit blijkt uit het voorgaande, welke administratieve gegevens volledig door de BGO zijn gecontroleerd. IMEX en ICC hebben groot belang bij een spoedige voorziening. De Inspecteur heeft welbewust het risico genomen een onjuiste beslissing te nemen, welke hij heeft genomen. De hoogte van de teruggevraagde BTW is tussen partijen niet in geschil. Als geen sprake is van een schijnhandeling dient de teruggevraagde BTW zonder meer te worden teruggegeven. Aan de orde is de civiel-rechtelijke vraag of sprake is van een schijnhandeling op grond waarvan de Inspecteur zijn medewerking aan de teruggave van de teruggevraagde BTW mag kan weigeren. Wanneer op het moment van het nemen van de beschikking op 7 mei 1998 geen sprake is van schijnhandelingen met Tupamaros Trading, dient te Inspecteur zonder meer mee te werken aan teruggave van de op aangifte teruggevraagde BTW. De Inspecteur, in het bijzonder de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Financiën), 'zijn aansprakelijk te houden voor alle schade door IMEX en ICC geleden dan wel nog te lijden.
12
" Ite Kempenaer
Advocaten
32.
IMEX en ICC vragen U Edelachtbare de Inspecteur te veroordelen de teruggevraagde BTW te (laten) betalen. Geen sprake is van een schijnhandeling. Sprake is van een flagrante strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Ook is sprake van misbruik van recht. Bevoegdheden worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze zijn gegeven. De Inspecteur heeft de belangen van IMEX en ICC bij het nemen van zijn beschikkingen niet voldoende in zijn afwegingen betrokken.
33.
Voorzover
U Edelachtbare
bent de gevraagde de Inspecteur te seren van een zo lastingkamer van en ICC te lijden Arnhem,
19 mei 1998.
mr. H.A. Wiggers
Heer de President
niet bereid
voorziening te verlenen, verzoek ik u veroordelen mee te werken aan het realispoedig mogelijke rechtsgang bij de behet Gerechtshof te Arnhem. De door IMEX schade zal hierdoor veel groter worden.