De bank in de samenleving
Jaarverslag 2000 BELGISCHE VERENIGING VAN BANKEN
2000
WOORD VOORAF
2
DE BANK IN DE SAMENLEVING
5
Euro: 2001, een cruciaal jaar
5
Eerste stap naar uitbreiding van de aanvullende pensioenen
8
Het bankwezen ten dienste van de particulieren
9
De betaalsystemen: vitaal voor de nieuwe economie
13
De banken en de informatie- en communicatietechnologie
17
Nimmer aflatende aandacht voor preventief optreden tegen criminaliteit
19
De banken en de fiscaliteit
20
Het menselijk kapitaal in de banksector
22
De banken en de financiële markten
25
De prudentiële controle op de banken
27
24
DE BEDRIJVIGHEID EN DE RESULTATEN VAN DE BANKEN
29
KENCIJFERS VAN DE BELGISCHE BANKSECTOR
37
DE ORGANEN VAN DE VERENIGING
41
DE LEDEN
43
INHOUDSTAFEL
44
1
Z
OALS te voorzien is de millenniumbug uitgebleven. De vrees voor de Y2K-bug bleek ongegrond, rekening houdend met de buitengewone voorzorgsmaatregelen die de banken Geen hadden genomen ter millenniumbug voorkoming van schadelijke storingen in de verwerkingssystemen voor betalingen of marktverrichtingen. Eenmaal 1 januari 2000 voorbij, konden de banken alle middelen inzetten voor de echte uitdagingen in de komende jaren.
2
D
E eerstvolgende belangrijke afspraak is 1 januari 2002, datum van de invoering van de euromuntstukken en -biljetten. De nieuwe Europese munt zal op die datum werkelijkheid zijn geworden voor de zowat 300 miljoen inwoners van de eurozone. Maar op die datum, hoeft het nog geEuro: inspanning zegd, zal het te laat zonder voorgaande zijn om de voorbereiding aan te vatten. 2001 wordt dus een cruciaal jaar: alle economische sectoren zullen zich op deze totale omschakeling op de euro moeten voorbereiden en het publiek zal zich er heel het jaar door geleidelijk voor moeten opmaken. Dit zal vanwege de Europese en nationale autoriteiten en alle economische sectoren en in het bijzonder de banken een inspanning zonder voorgaande vergen uit het oogpunt van zowel logistiek als communicatie. Vanaf 1 juli 2001 zullen de banken de rekeningen beginnen omzetten in euro.
O
P langere termijn is de vergrijzing van de bevolking de grootste uitdaging waar de westerse landen voor zullen staan. Omdat zijn rol er onder meer in bestaat het spaargeld van de burgers te laten opbrengen, volgt de banksector deze problematiek op de voet. Welke nodige maatregelen men ook neemt om de op solidariteit berustende eerste pijler van de wettelijke pensioenen te financieren, hij zal niet kunnen waarborgen dat steeds meer werknemers op het ogenblik van hun pensionering hun inkomen behouden boven een relatief lage bovengrens. Dit is overigens een probleem waar niet alleen België mee te kampen heeft en waar de Europese Commissie al lang haar bezorgdheid over uitspreekt. De uitbouw van de op kapitalisatie berustende tweede en derde pijler (aanvullende pensioenen) beantwoordt dus aan een belangrijke vraag. Met de goedkeuring van een plan daartoe Aanvullende pensioenen: heeft de regering eerste stap van de regering erkend dat de uitin de goede richting bouw van de tweede pijler een prioriteit is. De voorgestelde maatregelen zijn een stap in de goede richting. Maar ook met het nu voorliggende plan zullen nog niet alle werknemers op gelijke voorwaarden kunnen toetreden tot aanvullende pensioenstelsels want er is bijvoorbeeld in niets voorzien voor werknemers wier onderneming geen pensioenplan heeft of voor zelfstandigen en vrije beroepen. Ook moeten er nog verduidelijkingen komen met het oog op gelijke concurrentievoorwaarden tussen alle bestaande aanvullende pensioenstelsels.
D
IT jaar bleef de BVB voluit meewerken aan de Commissie onder voorzitterschap van de heer Buysse die klaarheid moet brengen over het lot van de in de loop van de Tweede Wereldoorlog ontvreemde bezittingen van de joodse gemeenschap. Banken die Joodse tegoeden: nog archieven bede waarheid achterhalen zitten, hebben die opengesteld voor de onderzoekers van de Commissie. De Eerste Minister heeft voorgesteld dat de opgespoorde sommen worden gestort in een Fonds ter vergoeding van de slachtoffers die zich zouden aanmelden. Het overschot zou dienen ter financiering van projecten van algemeen belang. De banksector heeft zich volmondig akkoord verklaard met dit voorstel.
D
E banksector wordt nog steeds regelmatig geconfronteerd met initiatieven vanuit het Parlement of de regering die ertoe strekken de consumenten beter te beschermen. De sector heeft zich steeds bereid verklaard om de dialoog aan te gaan met alle betrokken partijen om te zoeken naar een oplossing voor de concrete problemen die zich kunnen voordoen. De banksector heeft trouwens zelf een gedragscode opgesteld waarin de algemene principes van een correcte en harmonieuze relatie met de parConsumentenbescherming: ticuliere cliënten de dialoog blijft open zijn opgenomen. Door de bemiddeling van de Ombudsman, die een nog grotere bekendheid heeft verworven, kan een oplossing worden gevonden in tal van geschillen, wat uiteindelijk alle partijen ten goede komt. Dankzij zijn optreden kunnen de banken nagaan waar er problemen zijn in de betrekkingen met de cliënten en hoe ze kunnen worden verholpen.
Er zijn concrete voorstellen gedaan, meer bepaald op het gebied van de borgen of dat van de debetrente bij kredietopeningen. Ondanks zijn terughoudendheid heeft de sector constructief meegewerkt aan het ontwerp voor de oprichting van een positieve centrale voor kredieten aan particulieren. Bepaalde initiatieven zijn naar zijn oordeel echter moeilijk aanvaardbaar op bepaalde punten. Dat geldt onder meer voor het ontwerp betreffende de elektronische geldoverdrachten, waarvan verscheidene bepalingen fraude in de hand kunnen werken.
D
E jongste maanden heeft de BVB voort werk gemaakt van een eenvormige toepassing van de circulaires van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in verband met de bijzondere mechanismen en de Fiscaliteit: voorkomen dat de invoering van een interpretatie van de regels als concurrentie-element wordt preventiebeleid bij uitgespeeld de banken met betrekking tot verschillende aangelegenheden. Het ligt in de bedoeling de gelijkheid van concurrentie te vrijwaren door te voorkomen dat de toepassing of interpretatie van de belastingregels in twijfelgevallen als concurrentie-element wordt uitgespeeld.
Guido Ravoet
Karel De Boeck
Directeur-generaal
Voorzitter
3
planning 1 januari 2001
31 december 2001
H start van nieuw boekjaar, bij voorkeur met een bankboekhouding in euro (advies van de CBF)
H einde van de eurocheque-waarborg
H verkoop van nieuwe bankproducten in euro geleidelijk invoeren
4
H start bijzondere promotiecampagnes voor elektronische betalingen (zoveel mogelijk elektronisch betalen = eventuele cashproblemen bij de invoer van de chartale euro ondervangen)
1 juli 2001 H geleidelijke omschakeling van de globale bankrelatie naar euro (o.m. rekeningen) H banken moeten alle producten in euro kunnen aanbieden (advies van de CBF) H geleidelijke invoer van euro op andere vlakken (meetapparaten, facturen, ...)
1 september 2001 H start van de bevoorrading van de bankkantoren met eurocash (= frontloading)
Van 15 oktober tot 15 november 2001 H spaarpotactie: wie een bankrekening heeft kan opgepotte Belgische frank-muntstukken (verpakt in speciale etuis) storten om piekbelasting in 2002 te vermijden
Vanaf 1 december 2001 H handelaars kunnen zich bij hun bank bevoorraden met eurostarterkits (euromuntstukken) voor 240 EUR en liassen van eurobiljetten van 5, 10 en 20 EUR om over voldoende wisselgeld te beschikken vanaf 1 januari 2002
Vanaf 15 december 2001 H consumenten kunnen bij banken, De Post, … minikits afhalen met 29 euromuntstukken voor 12,40 EUR. Zo kunnen ze wennen aan de nieuwe muntstukken en ze gebruiken voor betalingen vanaf 1 januari 2002
H einde van girale IN-munteenheden; zij mogen niet meer worden gebruikt voor nieuwe scripturale verrichtingen (boekhouding, facturen, overschrijvingen, cheques…)
1 januari 2002 H start periode van dubbele geldcirculatie; het publiek wordt gevraagd om het resterende zakgeld in Belgische frank uit te geven volgens hun gewone bestedingspatroon; handelaars geven bij voorkeur weer in euro H geldautomaten verdelen voortaan uitsluitend nog eurobiljetten
Van 1 januari tot 28 februari 2002 Conform de Europese Aanbeveling, H kosteloze omwisseling van een huishoudbedrag, voor niet-cliënten H voor cliënten, gratis en onbeperkte omwisseling van biljetten en muntstukken (voor grote bedragen, na afspraak met hun bankkantoor)
28 februari 2002 H de Belgische frank verliest om middernacht zijn wettelijke betaalkracht (winkeliers zijn niet meer verplicht om BEF-cash te aanvaarden)
31 december 2002 H einde van het storten van biljetten op rekening
31 december 2004 H Nationale Bank aanvaardt na deze datum geen BEF-muntstukken meer
Eeuwig H Nationale Bank aanvaardt BEF-biljetten
DE BANK IN DE SAMENLEVING
2001, EEN CRUCIAAL JAAR
Voorbereiding in volle gang
Wie regelmatig beurstransacties verricht, is al met de euro vertrouwd maar voor de meeste Europese burgers is de eenheidsmunt nog verre toekomst. 1 januari 2002, de vooropgestelde datum waarop de euro een volwaardige munt wordt, nadert nochtans met rasse schreden. De banksector gaat naarstig voort met het voorbereidend werk, in nauwe samenwerking met het Commissariaat-generaal voor de euro. Een goede coördinatie tussen de autoriteiten en alle betrokken economische sectoren - en eigenlijk zijn alle sectoren dat - is volstrekt noodzakelijk, meer nog dan bij de invoering van de girale euro op 1 januari 1999. Het welslagen van deze operatie vereist niet alleen een feilloze voorbereiding op logistiek vlak, maar ook een communicatie-inspanning zonder voorgaande vanwege alle betrokken actoren, zowel openbare als privé en zowel Europese als nationale. Dat houdt ook in dat heel de bevolking van de eurozone zich vereenzelvigt met de onbetwistbare voordelen voor de Europese economie uit het oogpunt van efficiëntie, groei en werkgelegenheid.
Omzetting van rekeningen:
cember 2001, al wat verband houdt met hun cliëntenrelaties (allerlei rekeningen, contracten, formulieren, kredieten, Protonkaarten, enz.) om te zetten in euro. Als ze op die datum klaar willen zijn, zullen ze er lang op voorhand werk van moeten maken. Al op 1 juli 2001 zullen de banken geleidelijk de rekeningen in euro beginnen omzetten. Voor de cliënten verandert er niet veel aangezien zij op hun uittreksels nog altijd de tegenwaarde in Belgische frank van de verrichtingen zullen kunnen zien. Voordien werden de verrichtingen geboekt in Belgische frank (behalve voor wie de omzetting in euro al aanvroeg), met vermelding van de tegenwaarde in euro; maar vanaf 1 juli 2001 zullen ze in euro worden geboekt met ter informatie de tegenwaarde in Belgische frank. Betalingen in Belgische frank zijn nog steeds mogelijk. Met deze vervroegde omzetting van rekeningen
zouden de cliënten ook stilaan kunnen wennen aan de nieuwe munteenheid. Andere sectoren zullen hun steentje bijdragen aan deze geleidelijke invoering. Zo zijn verscheidene diensten van openbaar nut (telefoonoperatoren, elektriciteitsproducenten, enz.) van plan vanaf 1 juli overschrijvingsformulieren in euro i.p.v. Belgische frank bij hun facturen te voegen. Van 1 juli 2001 af zullen ook allerlei meetapparaten (benzinepompen, taximeters, enz.) kunnen worden omgezet in euro. 5 Cashomwisseling: logistieke operatie zonder voorgaande
De cashomwisseling is een grote uitdaging op logistiek vlak. In amper twee maanden moeten alle muntstukken en biljetten in Belgische frank vervangen zijn door euromuntstukken en -biljetten.
Het jaar 2001 zal helemaal in het teken staan van de aanloop naar deze logistiek niet te onderschatten omzettingsoperatie.
Voor België alleen al komt het erop neer dat 2,7 miljard muntstukken uit omloop worden genomen en 2 miljard nieuwe in omloop worden gebracht. Voor biljetten komt dit uit op ± 550 miljard BEF (13,63 miljard EUR).
Voor de banken is het materieel onmogelijk om ineens, op 31 de-
Om de belangrijkste actoren de gelegenheid te geven zich voor te be-
onmogelijk ineens
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
reiden zullen de muntstukken en biljetten vervroegd worden verspreid voor de kredietinstellingen en de beroepshandelaars. Laatstgenoemden zullen muntstukkenkits ter waarde van 240 EUR kunnen krijgen en een voorraad biljetten van 5, 10 en 20 EUR kunnen inslaan. De Europese Centrale Bank (ECB) heeft de vervroegde verspreiding van biljetten onder particulieren echter categorisch geweigerd en werd daarin door de Ecofin-Raad bijgetreden. Er mag maar een beperkt bedrag aan muntstukken worden afgegeven. In België kunnen particulieren vanaf 15 december 2001 voor 500 BEF een «kit» van 12,40 EUR (29 muntstukken) kopen.
6
De vrij starre houding van de ECB tegenover de vervroegde bevoorrading van het publiek met euromuntstukken en -biljetten maakt een aantal waarnemers beducht voor ernstige complicaties tijdens de eerste dagen van 2002. Om die te voorkomen zullen de scenario’s grondig moeten worden doorgenomen samen met alle betrokken partijen. Iedereen is ervan overtuigd dat de Belgische frank zo snel mogelijk moet worden vervangen door de euro. Hoewel beide in omloop zullen zijn tot 28 februari 2002 (datum waarop de Belgische frank geen wettig betaalmiddel meer is), zullen daarom vanaf 1 januari 2002 geen Belgische franken meer worden verdeeld door biljettenverdelers en aan bankbalies. De omwisseling van muntstukken en biljetten is voor de banken een zeer grote last. Het is dus logisch dat de overheid haar deel van de kosten voor haar rekening neemt, met name voor het transport van de
Eurokosten voor de banken: 26,5 miljard BEF
In 1997 organiseerde de BVB een eerste enquête die uitkwam op een kostenraming van meer dan 21 miljard BEF. Dit jaar deed de Vereniging deze oefening nog eens over en peilde ze naar de direct nodige en onvermijdelijke kosten om de overschakeling tot een goed einde te brengen. Verbeterings- en opportuniteitskosten(1) werden buiten beschouwing gelaten omdat ze moeilijk af te bakenen en te becijferen vallen. De totale kosten over de hele omschakelingsperiode (1997-2002) worden op basis van de jongste enquête voor het geheel van de Belgische banksector geraamd op 26,5 miljard BEF. Binnen dat globale cijfer wordt de omzetting van Belgische frank in tastbaar eurogeld geraamd op 4 miljard BEF (exclusief het transport van de euro's en de intrekking van de Belgische franken). De nieuwe raming ligt dus ruim 5 miljard BEF boven de peiling van 1997. Het is duidelijk dat de invoeringskosten, buiten de cash-conversiekosten, vooral betrekking hebben op de aanpassing van computersystemen en software (ruim 60% van de eurokosten). De tweede grootste component (ruim 25%) is de externe communicatie: informatie van de cliënten, incl. hun daadwerkelijke begeleiding, vooral in het kantorennet. Opleiding (incl. communicatie en informatie binnen de bank) is goed voor circa 8%. Bij dat alles vormen de personeelskosten de hoofdmoot: meer dan 90% van de totale eurokosten, buiten de cashomwisseling. Uit de cijfers blijkt ook dat circa 62% van de kosten reeds werd gemaakt in de jaren 1997-1999 (andermaal excl. kosten voor de cashomwisseling). Zowat 38% gaat dus naar de inspanningen die nog moeten komen. Koninginnenstuk daarvan is de komst van de muntstukken en biljetten in euro, die niet in deze spreidingscijfers vervat zijn. (1)
Respectievelijk kosten gemaakt om zich commercieel beter te positioneren in de nieuwe euro-omgeving, en het nadeel dat men heeft wanneer andere projecten vertraging oplopen door de prioriteit die aan de euro moet worden gegeven.
euro’s en de intrekking van de Belgische franken. Van 1 januari 2002 tot 28 februari 2002 kunnen de cliënten, conform de Europese aanbeveling, biljetten gratis omwisselen, ongeacht het bedrag. Voor grote bedragen echter zullen de banken een voorafgaande kennisgeving kunnen vragen. Concreet zal een grensbedrag enkel gelden voor wie nog altijd geen bankrekening heeft. Na 28 februari 2002 zullen de banken stortingen van biljetten in Belgische frank blijven aanvaarden, en dit tot 31 december 2002. Daarna kunnen die biljetten zonder limietdatum bij de Nationale Bank worden omgewisseld. Muntstukken
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
worden nog tot 31 december 2004 aanvaard bij de NBB. Gelet op de massa te verwerken muntstukken loopt van 15 oktober 2001 tot 15 november 2001 een «spaarpotactie». Bankcliënten kunnen tijdens die periode hun opgepotte muntstukken op hun rekening storten. Daarvoor moeten zij gebruik maken van «clips» met een vast aantal muntstukken. Zo hoopt men buiten de kritieke periode een groot deel van de muntstukken in omloop weg te kunnen werken.
Met de hulp van de autoriteiten zullen de banken tijdens heel die voorbereidingsperiode een intensieve promotiecampagne voeren voor elektronische betalingen. Dankzij een intensiever gebruik daarvan zou het aantal cashverrichtingen moeten afnemen en zou het omzettingswerk dan ook drastisch verlichten. Met het dienstenaanbod van de banken en van Banksys kan grotendeels worden voldaan aan alle betalingsbehoeften, zowel voor grote als voor kleine bedragen.
Europese Commissie neemt een op verzoek van de Nationale Bank gesloten cliëntgerichte overeenkomst op de korrel
Begin juli stuurde de Europese Commissie aan de BVB en een dertigtal banken, alsook aan een aantal beursvennootschappen en wisselkantoren een «mededeling van punten van bezwaar» waarin ze hen verwijt een overeenkomst voor de tarifering van het wisselen van eurozonebiljetten te hebben gesloten. Krachtens artikel 52 van de ESCBstatuten moeten de verschillende nationale centrale banken bankbiljetten van een ander eurozoneland a pari aankopen en repatriëren. Gelet op de tijdelijke aard van die maatregel (tot begin 2002) nam de Nationale Bank van België die aankoop en repatriëring voor banken, wisselkantoren en beursvennootschappen liever niet op zich maar liet ze die taak aan deze professionals zelf over.
z
z
minimumbehandelingsprovisie van niet meer dan 100 BEF per verrichting; bijkomende behandelingsprovisie van niet meer dan 50 BEF per verrichting.
leeuwendeel uitmaken van de kosten. De BVB reageerde positief op het voorstel van de Nationale Bank, op voorwaarde dat de NBB aangifte deed van het akkoord bij de Europese Commissie en alle bepalingen liet goedkeuren door laatstgenoemde. De Nationale Bank begon daartoe besprekingen met de Commissie. Volgens de Nationale Bank heeft de Europese Commissie op geen enkel ogenblik in de loop van die besprekingen haar aandacht erop gevestigd dat het akkoord in kwestie problemen kon opleveren.
De behandelingsprovisie dekt de dienstverlening door de banken (personeelskosten, opslag, verzekeringen, transport, ...). Sinds de invoering van de euro bestaat het wisselrisico stricto sensu niet meer. Bedoeling van dit akkoord, dat door de minister van Financiën volmondig werd goedgekeurd, was het wisselen van de biljetten in kwestie efficiënter te laten verlopen en de wisselkosten voor de cliënten te beperken. Het akkoord moest dus ook bijdragen tot een goed imago van de euro in de publieke opinie, een van de hoofdzorgen van de Europese Commissie.
Het is dus volmaakt duidelijk dat de Europese Commissie van meet af aan op de hoogte was van dit akkoord. De Belgische banken stellen dan ook met verstomming vast dat ze worden terechtgewezen voor een akkoord dat met - en op verzoek van - de autoriteiten werd gesloten en dat bijdraagt tot het welslagen van de euro door de wisselkosten voor de cliënten te verlagen.
Het feit dat de in België toegepaste provisies tot de laagste in de eurozone behoren toont wel aan dat de doelstellingen van die overeenkomst zijn bereikt en dat de Belgische consumenten niet zijn benadeeld, wel integendeel. De provisies daalden gemiddeld met 35% (behalve voor kleine bedragen, vanwege de hoge vaste kosten), veel meer dus dan de kostendaling bij de invoering van de euro. Enkel de vrij lage kosten verbonden aan het valutarisico en aan de repatriëring zijn weggevallen, in tegenstelling tot de kosten voor behandeling, transport, verzekeringen, enz., die het
Eind oktober stuurden de BVB en de betrokken banken via hun advocaten een gedetailleerd antwoord aan de Commissie. Om alle discussie in de toekomst te vermijden werd de overeenkomst opgezegd. De NBB koopt van nu af aan de eurozonebiljetten a pari aan, ook van professionnals, in haar zetels te Aalst, Antwerpen, Brussel en Luik. Vroeger konden die alleen in de zetel te Aalst terecht, particulieren enkel in de zetels te Antwerpen, Brussel en Luik.
Biljettenwisssel: provisie (in %) voor een bedrag gelijk aan 100
Daarom stelde ze hen een overeenkomst voor: ze zou hen vergoeden als ze zelf voor de repatriëring zorgen en de behandelingsprovisie beperken ten voordele van de cliënteel. De overeenkomst stelt de volgende tariferingslimieten vast: z
maximumbehandelingsprovisie van 1,5%;
P
B
I
D
E
EI
A
NL
SU
L
F
Bron: Institut européen Interrégional de la Consommation (IEIC) (BVB-grafiek)
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
7
EERSTE STAP NAAR UITBREIDING VAN DE AANVULLENDE PENSIOENEN Het voorstel van de minister van Begroting enkele maanden geleden een «zilverfonds» oprichten om de demografische schok op te vangen komt tegemoet aan een bekommernis van de hele bevolking en heeft de grote verdienste het probleem als reëel te onderkennen.
Een echte reserve?
8
De manier waarop dit fonds wordt georganiseerd en gespijsd en de beleggingsregels zijn uiteraard essentieel voor de doeltreffendheid van het instrument. Sommige van de geplande formules zouden in werkelijkheid geen echte «reserve» aanleggen. Dat zou het geval zijn mocht dit fonds alleen in effecten van de overheidsschuld belegd zijn. Men mag ook niet geloven dat met de oprichting van zo’n fonds alle problemen rond de financiering van de toekomstige pensioenen van de baan zouden zijn. Het onevenwicht tussen werkenden en niet-werkenden blijft hoe dan ook toenemen, wat verdere structurele hervormingen binnen de eerste pijler (wettelijke pensioenen) en de uitbouw van de tweede en derde pijler (pensioenenregelingen op bedrijfsniveau) vereist. De banksector is altijd voor het behoud van een solide eerste pijler geweest. Maar men moet erkennen dat de wettelijke pensioenen alsmaar minder toereikend zullen blijken om voor alle werkenden het behoud van hun levenspeil te waarborgen bij hun pensioen. Die realiteit werd trouwens onder ogen gezien door de regering, die
vorige zomer de krachtlijnen van een hervorming van de tweede pijler heeft goedgekeurd. Men kan zich alleen maar verheugen dat eindelijk initiatieven worden genomen in die zin, vermits het probleem dringend is en de tweede pijler in België relatief zwak staat. Het valt echter te vrezen dat in sommige gevallen de getrokken krijtlijnen de bedrijven en burgers van dit land behandelen als waren ze onbekwaam om bepaalde keuzes te maken en bepaalde redelijke risico’s op zich te nemen.
Aanbod verruimen voor de tweede pijler
Een raak voorbeeld daarvan is het opleggen van een gewaarborgd minimumrendement aan alle aanvullendpensioenstelsels, die met vaste bijdragen inbegrepen, en zelfs aan alle bestaande stelsels. Die aanpak gaat ten koste van het rendement voor zowel werkgevers als werknemers en ontzegt de Belgische economie een belangrijke bron van voor investeringen, groei en werkgelegenheid bevorderlijk risicokapitaal. Ook de prioriteit voor de sectorfondsen is een verontrustende eigenaardigheid in de regeringsvoorstellen aangezien ze een bedrijf minder vrijheid laat al naargelang de specifieke bedrijfstoestand. Een ander betwistbaar aspect van het ontwerp zijn de verscherpte solidariteitseisen waaraan sommige, met name fiscale voordelen gekoppeld zouden zijn, aangezien die solidariteit al in zeer grote mate in het kader van de eerste pijler is georganiseerd. De wettelijke pensioenen voor een toenemend aantal werk-nemers bij hun pensionering zijn immers maar een schamele tegenprestatie voor de bijdragen die zij over heel hun loopbaan hebben gestort. Ook mogen de gevolgen van solidariteit op het niveau
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
van de tweede pijler voor de gezonde bedrijven in sommige sectoren niet uit het oog worden verloren.
Toegankelijk voor al wie werkt
Voor bedrijven die niet meedoen aan een sectorstelsel, stelt de regering voor het koninklijk besluit van 14 mei 1969, dat ze als het alternatief bij uitstek naar voren schuift, van onder het stof te halen. In geen geval kan de banksector aanvaarden dat één product - in casu een verzekeringsproduct - een monopolie krijgt en dat de bedrijven geen echte keuze hebben tussen een formule van groepsverzekering en een formule van individueel of collectief pensioenfonds. Multiondernemingenpensioenfondsen bestaan immers al. Sedert de wet van 12 december 1997 kunnen ze op een soepelere manier worden opgericht, maar het wachten is nog steeds op het uitvoeringsbesluit van die wet waarbij eindelijk uitvoering kan worden gegeven aan dit parlementair besluit. De banken zien niet in waarom naast het door het koninklijk besluit van 1969 ingestelde stelsel de voor KMO’s even transparante en even goedkope formule van de multiondernemingenpensioenfondsen niet op dezelfde voorwaarden zou worden toegelaten. Hiermee zou de wil van de wetgever alleen maar in acht worden genomen. Ten slotte betreurt de BVB dat in het regeerakkoord verscheidene categorieën van werkenden schromelijk «over het hoofd zijn gezien»: niet alleen de werknemers in ondernemingen die zich niet bij een sector- of bedrijfsplan willen aansluiten, maar ook alle zelfstandigen en vrije beroepen, die van de tweede pijler uitgesloten blijven. De BVB vraagt daarom met aandrang dat voor al die groepen van werkenden naar een oplossing wordt gezocht, logischerwijze in het kader van de derde pijler.
HET BANKWEZEN TEN DIENSTE VAN DE PARTICULIEREN Verkoop op afstand van financiële diensten: naar een Europese harmonisatie
Multikanaaldistributie: minder traditionele kantoren, meer elektronisch bankieren
Diensten aan particulieren maken bij veel banken een zeer groot deel van de activiteit uit. Het dienstenaanbod voor betalingen, sparen, beleggingen of krediet wordt alsmaar gediversifieerder. Terzelfder tijd dienen de banken hun distributiekanalen grondig te herzien om beter in te spelen op de behoeften van hun cliënteel en de mogelijkheden die de nieuwe technologieën bieden. Eind 1999 telde de Belgische banksector meer dan 13.400 verkooppunten. Dat grote aantal geeft aan hoezeer de banken erop staan nauwe banden te onderhouden met hun cliënten. Niettemin daalt het cijfer van jaar tot jaar door toedoen van de ontwikkeling van de andere distributiekanalen en de rationalisaties na de bankenfusies. De bankverrichtingen buiten de kantoren om blijven inderdaad in stijgende lijn gaan. In het voorbije jaar werden 558 nieuwe self-banking units geopend en 1.091 bankautomaten geïnstalleerd. Daarnaast neemt het dienstenaanbod voor telefoon-, PCen internetbankieren constant toe.
De ontwikkeling van elektronisch en internetbankieren zal zich de komende jaren noodzakelijkerwijze vertalen in een vermenigvuldiging van grensoverschrijdende verrichtingen. Daarom boog de Europese Commissie zich over het vraagstuk van de verkoop op afstand. Hiervoor bestaat al een Europese richtlijn, maar onder meer door toedoen van de Europese Bankfederatie zijn de financiële diensten ervan uitgesloten. De BVB had er destijds voor gepleit de financiële diensten op te nemen in deze algemene richtlijn, in de mening dat de financiële diensten aan dezelfde algemene voorwaarden moeten voldoen als de overige producten en diensten.
mers alleen maar hoge kosten veroorzaken voor dienstverleners en verwarring wekken bij de consument. Het gebruik van het internet voor de aan- of verkoop van financiële diensten veegt de geografische barrières volledig weg. Het behoud van verschillende wetgevingen is niet langer gerechtvaardigd wanneer de Europese reglementering alle consumenten een hoog beschermingsniveau waarborgt. De BVB kan daarom enkel betreuren dat België een van de enige landen is die nog tegen de maximale harmonisatie gekant zijn.
Onder impuls van het Franse voorzitterschap bereidt de Europese Commissie momenteel een ontwerprichtlijn over de verkoop op afstand van financiële diensten voor. Het huidige ontwerp voorziet in een maximale harmonisatie, wat betekent dat de lidstaten hun eigen financiële dienstverleners geen strengere voorwaarden zullen kunnen opleggen dan die van de richtlijn.
9
De BVB heeft altijd al voor die maximale harmonisatie gepleit, in de mening dat dit de enige manier is om echt één markt voor financiële diensten tot stand te brengen. Het bestaan van zo’n vijftien verschillende wetgevingen ter zake kan im-
Bankverkooppunten: aantal en aard Einde periode
1998
1999
Evolutie
Kantoren
7.129
6.975
-154
61,9%
63,3%
waarvan uitgerust met self-banking units Gevolmachtigde agenten TOTAAL
7.029
6.469
-560
14.158
13.444
-714
Bron: BVB-berekeningen op basis van enquêtes bij de banken.
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
De regels die de banken moeten volgen in hun relaties met de particuliere cliënten, staan in de Gedragscode van de BVB(*), die zeven basisbeginselen inhoudt: 1. openheid en duidelijke informatie 2. dialoog 3. discretie en vertrouwelijkheid 4. vaardigheid en bekwaamheid 5. veiligheid en betrouwbaarheid 6. integriteit van het banksysteem 7. oplossen van problemen (*)
De code is o.a. op de BVB-webstek (www.abb-bvb.be) beschikbaar.
Deontologie: tal van initiatieven
10
De laatste jaren nam de BVB menig initiatief op deontologisch gebied. Bedoeling is een algemeen kader uit te tekenen met het oog op correcte relaties tussen banken en cliënten. Zelfregulering is daarbij een nuttige aanvulling op de geldende reglementering en biedt vaak beter aangepaste en soepelere oplossingen dan onnodig gedetailleerde wetten. Alle banken-leden van de BVB die diensten aanbieden aan particulieren, hebben zich verbonden tot naleving van de gedragscode. De Ombudsman ziet toe op de toepassing van de gedragscode en steunt in zeer grote mate op de code in zijn besluitvorming. Uit een rondvraag is evenwel gebleken dat de code nog niet genoeg bekend is bij het publiek en de bankcliënten, ondanks de grote ruchtbaarheid die aan de aanneming van de code is gegeven. Daarom heeft het Directiecomité de bankenleden aanbevolen acties te ondernemen om de code beter bekend te maken en een exemplaar mee te geven telkens als een rekening wordt geopend. De BVB bekijkt momenteel of het wenselijk is de code aan te vullen met nieuwe bepalingen voor de beursmarkten en de ontwikkeling van elektronisch bankieren. Naast die algemene code zijn de laatste jaren andere teksten uitgewerkt op het gebied van deontologie. Zo werd een gedragscode voor de valutadata opgesteld,
alsook een charter inzake de basisbankdiensten opdat iedere in België gedomicilieerde over een bankrekening kan beschikken voor een billijke prijs (de meeste banken bieden de dienst aan voor minder dan 400 BEF).
Voorts werd een gedragscode opgesteld met regels die de banken moeten volgen in hun relaties met kredietbemiddelaars, met de bedoeling te voorkomen dat minder scrupuleuze individuen hun cliënten tot overmatige schuldenlast kunnen drijven. De BVB is ook toegetreden tot de door de Europese Commissie erkende - gedragscode van de Europese Federatie voor Hypothecair Krediet.
Consumentenkrediet: een resem wetsvoorstellen
In afwachting van een grondigere herziening van de wet van 1991 op het consumentenkrediet die nog in voorbereiding is, blijven de parlementaire initiatieven talrijk op dit gebied. Een van die voorstellen wil een maximumrente vaststellen voor niet onder de wet op het consumentenkrediet vallende debetsaldi (kredietopeningen van minder dan 50.000 BEF gedurende minder dan drie maanden). De voorgestelde maximumrente bedraagt 12%, terwijl nu de banken gemiddeld 15% rente toepassen. De sector heeft geen bezwaar tegen een maximumrente voor kasfaciliteiten lager dan 50.000 BEF, zoals al het geval is voor overschrijdingen die onder de wet vallen, maar meent dat die rente marktconform moet zijn. Ook moeten de banken de mogelijkheid behouden om hogere renten vast te
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
stellen voor debetsaldi boven de toegelaten limiet, die een speciale bewaking vereisen doordat er meer risico’s aan verbonden zijn. Voorts herhaalden de BVB en de Beroepsvereniging van het krediet (BVK) hun voorstellen met het oog op een automatische methode om maximale jaarlijkse kostenpercentages (JKP) vast te stellen voor alle consumentenkredieten die onder de wet vallen. In navolging van het Franse systeem zou een rente van meer dan 33% boven de gemiddelde marktrente worden beschouwd als woekerrente. Een ander, al door de Senaat maar nog niet door de Kamer aangenomen wetsvoorstel dient ter voorkoming van buitensporige nalatigheidsintresten en boeterenten. Op dit punt was de reglementering inderdaad nodig aan herziening toe. In zijn oorspronkelijke versie was dit voorstel moeilijk te aanvaarden voor de sector omdat hij in sommige gevallen de hoge geschilkosten niet meer kon recupereren. In het uiteindelijk door de Senaat aangenomen ontwerp wordt gelukkig rekening gehouden met een groot aantal bekommernissen van de BVB, die hoopt dat het moeizaam verworven evenwicht niet zal worden verbroken bij de bespreking in de Kamer. In totaal liggen een twintigtal wetsontwerpen of -voorstellen voor op het gebied van krediet aan particulieren, onder meer wat betreft de reclame, de incassobureaus, de collectieve schuldenregeling, het Fonds voor overmatige schuldenlast, enz. De banksector is altijd bereid om naar passende oplossingen te zoeken voor de problemen die zich voordoen. Maar men moet voor ogen houden dat de weg van de regelgeving niet de enige weg is. Belangrijk is dat er wordt toegezien op de samenhang. De toe-
Evolutie van het consumentenkr ediet consumentenkrediet Einde periode
Totaal uitstaand bedrag
(*)
Leningen op afbetaling
Verkopen op afbetaling
Leasing
Kredietopeningen (**)
bedrag en vooral de informatieverstrekking aan de kandidaatkredietnemer.
In miljoenen EUR 1995
9.321
6.708
840
15
1.758
1996
9.532
6.730
860
12
1.929
1997
10.151
7.288
868
12
1.983
voor kredieten aan
1998
11.180
8.076
964
20
2.119
particulieren
1999
11.957
8.633
1.061
23
2.240
Bron: BVB-berekeningen op gegevens NIS. (*) Onder de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (enkel voor particulieren) vallende overeenkomsten; bij alle kredietgevers gesloten overeenkomsten. (**) Van toegestane kredietopeningen in rekening-courant opgenomen bedragen.
vloed van initiatieven noopt de bankiers tot continue aanpassingen van hun computersystemen, waarvan de kosten niet te onderschatten zijn.
Hypothecair krediet: Europese gedragscode
De reglementering op hypothecair krediet onderging dit jaar geen grote wijzigingen in ons land. Op Europees niveau bereikten de beroepsorganisaties en de consumenten een consensus over een ontwerp van gedragscode. Deze tekst, die vooral tot doel heeft dat de kredietnemers juist en volledig worden geïnformeerd, zou binnenkort door de Europese Commissie moe-
ten worden overgenomen in de vorm van een aanbeveling. Dit is de aangewezen benadering omdat zo een starre reglementering wordt voorkomen en dezelfde doelstellingen haalbaar zijn. De praktische draagwijdte ervan is relatief beperkt in ons land doordat onze wetgeving een van de strengste van heel de Unie is. Anderzijds baart de verkoop van hypothecaire kredieten gekoppeld aan tak 23 de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV) zorgen. Daarbij betaalt de kredietnemer elk jaar intresten, maar het gedeelte ter aflossing van de hoofdsom wordt in een effectenbeleggingsfonds gestort. Hij kan zo in aanmerking komen voor meerwaarden, waardoor de leningkosten normaal kunnen worden verlicht. Dit voor sommige categorieën van kredietnemers voordelige systeem houdt echter meer risico’s in dan een klassieke lening. De BVB en de BVK hebben zich tegenover de CDV verbonden zich te houden aan een aantal minimumeisen betreffende de keuze van de jaarlijkse aflossingsrente, het lening-
Opgenomen hypothecaire kredieten, naar bestemming 1998 1999 (Bedrag, in miljarden BEF) Aankoop
Groei, 1999/1998 (in %)
186,5
226,9
21,7
Bouw
75,5
105,8
40,1
Verbouwing
29,6
41,7
40,9
Aankoop + verbouwing
45,3
52,9
16,8
Andere onroerende bestemming
36,4
61,6
69,2
Herfinanciering van een bestaand krediet
124,4
221,9
78,4
Totaal
497,7
710,8
42,8
Totaal, zonder herfinancieringen
373,3
488,9
31,0
Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB.
Positieve centrale
Hoewel een positieve centrale voor kredieten aan particulieren volgens de BVB maar zeer gedeeltelijk zou bijdragen aan de bestrijding van de overmatige schuldenlast, heeft ze ten slotte aanvaard mee te werken aan haar oprichting, waartoe de huidige meerderheid heeft besloten. Ook gaat ze ermee akkoord dat de centrale een onderkomen vindt bij de Nationale Bank, op voorwaarde evenwel dat de gebruikers van de centrale mee het beheer kunnen controleren en erop kunnen toezien dat de kosten van de centrale binnen de perken blijven. Aangezien de kredietgevers de centrale spijzen, financieren en gebruiken, is het normaal dat zij er op zijn minst over een blokkeringsminderheid beschikken. Men mag immers niet vergeten dat zulke centrales, in de meeste landen waar ze bestaan, door de privé-sector worden beheerd. Betreurenswaardig is dat het nu voorliggende wetsontwerp niet de mogelijkheid biedt van een link tussen dit nieuwe positieve bestand en het centraal bestand van berichten van beslag. Dit is nochtans een fundamenteel instrument om de solvabiliteit van de kredietnemer na te trekken. Het is belangrijker te weten dat op de goederen van een kredietnemer beslag is gelegd dan bijvoorbeeld dat hij bij een andere bank een lening is aangegaan om een auto of televisie aan te schaffen. Als die toegangsmogelijkheid niet wordt verschaft, zal de centrale in de strijd tegen de overmatige schuldenlast aan doelmatigheid inboeten. Het ontwerp voorziet in de verplichting voor de kredietnemers om de centrale te raadplegen voordat een krediet wordt verstrekt. De sancties staan hoegenaamd niet in verhouding tot het nagestreefde doel. Bij inbreuk kan de rechter ambtshalve
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
11
de kredietnemer namelijk niet alleen geheel of gedeeltelijk ontheffen van nalatigheidsintresten, maar ook van de totale kredietkosten, en dit zelfs voor kredietnemers die niet in financiële moeilijkheden zouden verkeren. Die bepaling gaat te ver, temeer omdat het ontwerp al in zware geldboeten voorziet bij nietraadpleging van het bestand.
Borgtocht: legitieme
Vereniging van de Leden van de Beurs besloten na onderling overleg dat de Ombudsman vanaf 1 juni 2000 naast de klachten van de particuliere cliënten van de banksector ook die van de particuliere cliënten van de beursvennootschappen zal behandelen. Ook met de Belgische Vereniging van Vermogensbeheerders en Beleggingsadviseurs kwam de BVB overeen om de klachten van hun privé-cliënten te laten behandelen door de Ombudsman en dit vanaf 1 september 2000.
schillen tussen banken en hun particuliere cliënteel te regelen. Hij heeft ruimschoots bewezen hoe doeltreffend hij is, niet alleen doordat op een pragmatische en vrij goedkope manier oplossingen worden gevonden voor geschillen, maar ook doordat de banken hierdoor de gelegenheid krijgen hun diensten nog te verbeteren.
Meerderheid van klachten over roerende waarden
Van de in 1999 onderzochte klachten werd in 47% van de gevallen een positieve oplossing voor de cliënt gevonden. Deze bestond uit een financiële tussenkomst tot herstel van de financiële schade of het verlenen van het gevraagde. In 45% van de gevallen was de klacht ongegrond.
bekommernis
12
Het Parlement en de minister van Justitie hebben verscheidene initiatieven genomen om borgstellers beter te informeren en tegen misbruiken te beschermen. Hoewel de banksector de bekommernissen van de indieners van die initiatieven deelt, meent hij toch dat het voordeel van de borgstelling is dat ze soepel, niet te duur en betrouwbaar is, wat in menig geval de kredietverlening makkelijker maakt. De BVB kwam daarom met tegenvoorstellen die in een afdoende bescherming van de borgen voorzien. Behalve een heldere en gestandaardiseerde informatie van alle partijen worden verscheidene alternatieven overwogen. Ze zijn momenteel in studie en moeten met de politieke kringen worden doorgesproken.
Ombudsman: ruimere bevoegdheid
In 1999 ontving de Ombudsman 1.352 verzoeken tot tussenkomst van bankcliënten. Dit waren er 210 meer dan het jaar voordien.
Waar de vorige jaren klachten rond de kredietverlening steeds het sterkst in aantal waren (hypothecaire lening, consumptiekrediet, borgstelling, registratie bij de negatieve centrale van particulieren bij de Nationale Bank,…), blijkt uit de gegevens van het eerste semester 2000 dat een overgrote meerderheid van klachten betrekking heeft op de verrichtingen met en de levensloop van roerende waarden. Vooral de opdrachten tot aankoop en verkoop van effecten geven aanleiding tot een klacht bij de Ombudsman. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de toenemende belangstelling van de particuliere spaarders voor de beurs en andere roerende beleggingen. Klachten in verband met het betalingsverkeer en het sparen vormen het tweede klachtenblok in de rij. De dienst Ombudsman, die een tiental jaren terug werd opgericht, heeft als taak te bemiddelen om ge-
De derde belangrijkste bron van klachten vindt haar oorsprong in de kredietverlening in de ruime zin van het woord.
Wanneer het onderzoek van een klacht uitmondt in een patsituatie waarbij beide partijen versies van de feiten hanteren die lijnrecht tegenover elkaar staan, en wanneer hiervoor elk bewijs ontbreekt (bv. mondelinge afspraken), kan de Ombudsman geen standpunt innemen. Niettemin zal hij aan de betrokken partijen de analyse van het onderzoek bezorgen maar zonder een advies te verlenen. Sinds 1 september 1998 is een «Ombudscollege» belast met het verlenen van advies over geschillen die hun door de Ombudsman (en door hem alleen) worden voorgelegd. Meestal gaat het over ingewikkelde gevallen of gevallen die een princiepsbeslissing vereisten.
Eind juli 2000 waren er reeds 1.015 verzoeken van cliënten van banken, spaarbanken en beursvennootschappen ingediend. In vergelijking met het jaar 1999 betekent dit een aangroei voor dezelfde periode met 173 dossiers. De bevoegdheid van de Ombudsman werd dit jaar tot tweemaal toe uitgebreid. De BVB, Brussels Exchanges (BXS) en de Belgische
Ondertekening van het protocol tot uitbreiding van de bevoegdheid van de Ombudsman met Brussels Exchanges (O. Lefebvre) en de BVLB (M. de Villenfagne). In het midden, G. Ravoet, Directeur-generaal van de BVB). Achteraan de Ombudsman, P. Caeyers (r.), in gesprek met P. Drogné, nieuw lid van het Ombudscollege.
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
De samenwerking tussen het Ombudscollege en de Ombudsman is zeer goed te noemen. Het Ombudscollege vergaderde elke maand en in totaal werden een twintigtal adviezen gegeven.
goedingen zijn uitgekeerd, ofwel rechtstreeks aan de eigenaars of hun rechthebbenden, ofwel aan de bank van oorsprong. Een groot deel van de tegoeden blijkt niet te zijn vergoed maar afgedragen aan de Schatkist.
Wetsvoorstel over de Geschillencommissie: het principe van de subsidiariteit
Opdat het opsporingswerk van de Studiecommissie vlot kan verlopen hebben de betrokken banken niet alleen toegang gegeven tot hun archieven, maar de onderzoekers ook de nuttige gegevens bezorgd aan de hand waarvan zij de eigenaars van joodse tegoeden moeten kunnen identificeren.
In de Kamer werd een wetsvoorstel ingediend dat een buitengerechtelijke klachtencommissie wil oprichten binnen de Raad voor het Verbruik. Die commissie zou bevoegd worden voor alle klachten van consumenten in verband met sectoren die geen door de wet erkende ombudsdienst hebben. Bedrijven zoals de NMBS en De Post hebben wel een bij wet erkende ombudsdienst en worden in het wetsontwerp dus niet geviseerd. De nieuwe klachtencommissie zou daarentegen wel bevoegd zijn voor o.a. de banksector en dit terwijl de banken reeds over een efficiënte en algemeen bekende ombudsdienst beschikken. De BVB dringt er dan ook op aan dat het principe van de subsidiariteit wordt toegepast: enkel wanneer er geen mogelijkheid tot één of andere buitengerechtelijke afhandeling van het probleem is, zou de commissie bevoegd zijn.
Joodse tegoeden: samenwerking met de Studiecommissie gaat door
In oktober 1999 bezorgde de Studiecommissie (onder voorzitterschap van baron Buysse) die klaarheid moest brengen over de tijdens de Tweede Wereldoorlog ontvreemde tegoeden van de joodse gemeenschap van België de regering een tweede tussentijds verslag, waarin een overzicht wordt gegeven van de lopende onderzoeken bij de financiële sector. Voor de geïdentificeerde rekeningen zal de Commissie uitzoeken of na de oorlog ver-
Eind september 2000 kondigde de Eerste Minister de oprichting van een Fonds voor de vergoeding van tijdens de Tweede Wereldoorlog ontvreemde joodse tegoeden aan. Het fonds zal op basis van concrete dossiers worden gespijsd door geldoverdracht door de overheid, de financiële sector en de verzekeringsmaatschappijen en zal waar nodig overgaan tot individuele vergoedingen aan rechthebbenden die kunnen worden geïdentificeerd en opgespoord. Nadat de dotatie voor individuele vergoedingen is opgebruikt, zal het saldo van het Fonds het beginkapitaal vormen van een stichting die zal ijveren voor de goede zaak, in overleg met de vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap. De voorliggende oplossing is conform de voorstellen die de banksector aan de Commissie had gedaan. Zowel in België als in de Verenigde Staten wordt de Belgische banksector geprezen om zijn actieve medewerking aan de werkzaamheden van de Studiecommissie.
«Dit nooit meer!»
DE BETAALSYSTEMEN: VITAAL VOOR DE NIEUWE ECONOMIE Toenemend gebruik van elektronische betaalmiddelen
Ook dit jaar hebben de trends die reeds sedert jaren merkbaar zijn op het gebied van betalingen, zich voort ontwikkeld. Het gebruik van elektronische betaalmiddelen blijft toenemen. Hun succes wordt vooral verklaard door de hoge veiligheidsgraad, de toepassingsmogelijkheden en de gebruiksvriendelijkheid. In bepaande risicogebieden gaven handelaars zelfs te verstaan dat ze de voorkeur zouden geven aan elektronische betalingen om zo de risico’s verbonden aan cashgeld uit de weg te gaan. In de toekomst zouden elektronische betalingen nog aan betekenis winnen omdat de ontwikkeling ervan de invoering van de euromuntstukken en -biljetten vanaf 1 januari 2002 nog zal vergemakkelijken. De overschrijving blijft het meest gebruikte betaalmiddel. Met de cheque gaat het verder bergaf en die trend zou nog meer tot uiting kunnen komen vanaf 1 januari 2002, wanneer de eurochequewaarborg zal wegvallen gezien de kosten en de gebrekkige veiligheid van dit betaalmiddel. Wie naar het buitenland reist, heeft steeds minder aan een eurocheque, aangezien krediet- en debetkaarten (Maestro) een volwaardig alternatief bieden.
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
13
TRENDS IN HET BET ALINGSVERKEER BETALINGSVERKEER (aantal verrichtingen) CHEQUES
(*)
BETAALTERMINALS
kredietkaarten (**)
DOMICILIËRINGEN
(*)
OVERSCHRIJVINGEN (*) en STORTINGEN (*) (**)
Eerste helft
Evolutie
Evolutie
1999
2000
t o v 99
t o v 90
20.663.115
17.080.946
-17,3%
-68%
150.425.442 14.221.000
179.458.081 16.368.500
+19,3% +15,1%
+432,1% -
21.953.926
25.544.256
+16,4%
-
46.474.338
48.759.026
+4,9%
+127,9%
210.082.306
204.510.227
-2,7%
+44,3%
(**)
debetkaarten
PROTON
Eerste helft
Uitsluitend interbancaire verrichtingen. Interbancair en intrabancair geldverkeer.
Elektronisch geld: fraude niet in de hand werken
14
Algemeen beschouwd zijn elektronische betalingen veel veiliger dan cashbetalingen en zijn ze zowel voor particulieren als voor handelaars veel gebruiksvriendelijker. Wel dient elke betrokken partij haar verantwoordelijkheid te nemen. Enerzijds moet de gebruiker worden beschermd tegen de ernstige gevolgen van fraude of misbruik, maar anderzijds moet ook grove nalatigheid worden tegengegaan. De Europese aanbeveling van 30 juli 1997 betreffende de verrichtingen die worden uitgevoerd met behulp van elektronische betaalmiddelen, streeft naar een evenwicht tussen de rechten en plichten van de emittent en de kaarthouder. Jammer genoeg wordt daarmee geen rekening gehouden in het wetsontwerp tot omzetting van die aanbeveling, dat de Ministerraad in juni 2000 heeft goedgekeurd.
Volgens dat ontwerp zou een cliënt over een termijn van 14 werkdagen beschikken om aangifte te doen van het verlies of de diefstal van zijn elektronisch middel voor geldoverschrijving. Zijn aansprakelijkheid blijft beperkt tot 150 EUR, tot op het ogenblik waarop aangifte van het verlies of de diefstal wordt gedaan, tenzij de emittent het bewijs levert dat de kaarthouder zich schuldig heeft gemaakt aan grove nalatigheid. Volgens het wetsontwerp is daarvan sprake wanneer iemand zijn persoonlijk identificatienummer op een gemakkelijk herkenbare manier neerschrijft op het betaalmiddel, of op een voorwerp of document dat samen daarmee wordt bewaard of meegenomen. De banksector is van oordeel dat beide bepalingen fraude in de hand kunnen werken en de cliënten minder bewust maken van hun aansprakelijkheid. Het zal voor de banken inderdaad bijzonder moeilijk zoniet onmogelijk zijn om het bewijs van grove nalatigheid aan te brengen. Daarenboven is dat begrip veel rui-
NEEN!
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
mer dan alleen maar het optekenen van de geheime code. Wie bijvoorbeeld zijn kaart achterlaat in een geparkeerde auto, maakt zich eveneens schuldig aan grove nalatigheid. De termijn van 14 werkdagen is overigens veel te lang, want op die manier krijgt de dief ruimschoots de tijd om misbruik te maken van bv. de gestolen betaalkaart. Er zou op zijn minst moeten worden bepaald dat de cliënt verplicht is onmiddellijk na de diefstal aangifte te doen. Dat staat trouwens uitdrukkelijk vermeld in de Europese aanbeveling.
De circulaire cheque: voorbijgestreefd en weinig betrouwbaar betaalmiddel
Circulaire cheques worden nog vaak gebruikt om sociale uitkeringen uit te betalen (pensioenen, gezinstoelagen, vakantiegeld, enz.). De ervaring toont echter aan dat met dit weinig betrouwbare betaalmiddel vaak wordt gefraudeerd. Verscheidene jaren lang reeds voert de banksector actie om het gebruik ervan zoveel mogelijk te beperken in afwachting dat de circulaire cheque volledig wordt afgeschaft. In het meest voorkomende geval van fraude verdwijnt de cheque vooraleer hij bij de rechthebbende terechtkomt en wordt hij verzilverd met behulp van een vervalst identiteitsbewijs, meestal een verblijfsvergunning voor buitenlanders die in België verblijven. Zo’n document biedt inderdaad niet dezelfde kenmerken qua veiligheid als een Belgische identiteitskaart. Sedert de belangrijkste banken in België het charter inzake een basisbankdienst hebben ondertekend, zou de uitbetaling van sociale uitkeringen op een rekening geen moeilijkheden meer mogen opleveren. Op grond van dat charter heeft elke in België wonende persoon, tegen een schappelijke prijs (doorgaans minder dan 400 BEF per jaar), recht op een basis-bankdienst met inbegrip van de mogelijkheid om een rekening te openen, geld
erop te storten en ervan af te halen en regelmatig rekeninguittreksels te ontvangen. Ter aanmoediging van de storting op een bankrekening hebben de banken zich ertoe verbonden die mogelijkheid systematisch onder de aandacht te brengen van hen die circulaire cheques verzilveren. Tevens werd het protocol inzake circulaire cheques gewijzigd om het aantal mogelijkheden tot fraude te verminderen: de verplichting tot contante uitbetaling geldt alleen nog voor de banken die de cheque hebben uitgegeven. Herhaaldelijk verzoeken de banken de uitbetalende instellingen maatregelen te nemen om hun aangeslotenen zoveel mogelijk ertoe aan zetten geen uitbetaling via circulaire cheques meer te vragen. De banken die alle courante controles hebben verricht, kunnen in geen geval aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fraudegevallen. Er dient ten slotte te worden op gewezen dat bij fraude de uitbetalende instelling niet vrij is van haar schuld ten opzichte van de begunstigde. Het louter toesturen van een cheque kan inderdaad niet als betaling worden beschouwd. De autoriteiten dienen hoe dan ook hun deel van de verantwoordelijkheid te nemen voor de bestrijding van de fraude en ervoor te zorgen dat de identiteitsbewijzen voldoende tegen diefstal zijn beschermd (blanco identiteitskaarten).
Tarifering: kosteloosheid is een utopie
Zoals vermeld in het jaarverslag 1999 van de BVB, blijft tarifering een heikel punt zowel in politieke kringen als in de publieke opinie. Het grote publiek kan moeilijk begrijpen waarom nu moet worden betaald voor iets dat vroeger kosteloos was, en nog minder waarom men soms moet «betalen om te betalen». Nochtans zijn de banken wel genoodzaakt rekening te houden
met een aantal ontwikkelingen die zich de jongste jaren op dat gebied hebben voorgedaan. Voorheen konden betalingsverrichtingen nog als een aanhangsel van een rekening worden beschouwd, vermits het ging om relatief geringe aantallen. Thans zijn ze uitgegroeid tot een volwaardige dienst met een toegevoegde waarde die aanzienlijke investeringen alsook het gebruik van spitstechnologie vergt. Een efficiënt, snel, betrouwbaar en veilig betalingssysteem is vandaag bepalend voor de goede werking van een moderne economie alsook onontbeerlijk voor de ontwikkeling van de informatie-economie. De banken leveren daarvoor aanzienlijke inspanningen qua menselijk kapitaal en financiële middelen, waarbij aan alle economische spelers een grote toegevoegde waarde wordt geboden. Vandaar dat logischerwijze elkeen de kosten moet dragen die overeenstemmen met die toegevoegde waarde van de betaaldiensten. Tevens wordt het wegens de toegenomen concurrentie op nationaal, Europees en internationaal gebied, alsmaar moeilijker om kruissubsidiëring toe te passen. Het is niet meer mogelijk het tekort op bepaalde producten goed te maken met de winst op andere, want elk product moet zelf concurrerend zijn. Volgens de banksector zijn kosteloze betaaldiensten onverantwoord. Kosteloosheid bestaat trouwens in feite niet, want aan die diensten hangt een prijskaartje. Waar het echt om gaat, is de vraag wie de kosten moet betalen. De meest logische en billijke oplossing is uiteraard dat de kosten verbonden aan een dienst worden gedragen door de begunstigde. Andere oplossingen kunnen alleen maar scheeftrekkingen tot gevolg hebben. Een vergelijking met de meeste andere Europese landen toont aan dat de door de Belgische banken aangeboden betaaldiensten niet alleen erg efficiënt zijn, maar ook relatief goedkoop. Heden ten dage behoort een bankrekening ongetwijfeld tot de elementen die nodig zijn om normaal
in de samenleving te kunnen fungeren. Maar het is niet omdat een product onmisbaar is dat het daarom kosteloos moet worden aangeboden. Dat geldt voor elke basisbehoefte, of het nu gaat om brood, telefoon, huisvesting of kleding. De BVB is zich bewust van haar verantwoordelijkheid en heeft trouwens een charter betreffende de basis-bankdienst uitgewerkt op basis waarvan elke in België wonende persoon tegen een schappelijke prijs (minder dan 400 BEF per jaar) een bankrekening zonder speciale voorwaarden kan openen, met daarbij het recht om betalingen uit te voeren, geld af te halen en regelmatig rekeninguittreksels te krijgen.
Grensoverschrijdende betalingen: talrijke initiatieven
In het kader van de invoering van de euro staat de Europese banksector onder sterke druk om grensoverschrijdende betalingen goedkoper te maken. Zowel de politici als de consumentenverenigingen kunnen het moeilijk begrijpen dat er in een eengemaakte muntzone nog aanzienlijke verschillen blijven bestaan tussen de tarieven voor betalingen op nationaal niveau en die voor internationale betalingen. Dat verschil wordt verklaard onder meer doordat er nog geen eenvormig verrekeningssysteem bestaat voor de eurozone als geheel. Tot nu toe is het percentage grensoverschrijdende betalingen (nauwelijks 3% van het totaal aantal betalingen) onvoldoende groot om de erg grote investeringen te verantwoorden die een dergelijke infrastructuur zou vergen. De banken hebben evenwel tal van initiatieven genomen om grensoverschrijdende betalingen beter te doen verlopen: z
standaarden voor betalingen van het Straight Through Processingtype (STP), d.w.z. betalingen waarbij geen manuele verwerking meer komt kijken nadat de gegevens zijn ingetoetst;
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
15
z
uniformering van de structuur van de rekeningnummers dankzij de invoering van het International Bank Account Number (IBAN), dat een vlotte identificatie mogelijk moet maken van de rekeninghouders en van de instellingen waar hun rekeningen zijn geopend (een dergelijk systeem bestaat reeds sedert 1970 op nationaal niveau);
z
ingebruikneming van de International Payment Instruction (IPI), waarbij de BVB actief was betrokken. Met de IPI wordt het mogelijk op één formulier alle gegevens voor de uitvoering van een betaling bijeen te brengen;
z
ontwikkeling van het «STEP1»systeem van de Euro Banking Association (EBA), dat sedert 20 november 2000 in gebruik is genomen en borg staat voor een goedkopere en snellere verwerking van grensoverschrijdende betalingen via het S.W.I.F.T.netwerk;
z
besprekingen over een «Multilateral Interchange Fee», waarbij het gaat om één interbancaire vergoeding voor grensoverschrijdende betalingen. Ook al gaat het niet om een akkoord inzake cliëntentarieven, waarvoor de concurrentie geenszins mag worden beperkt, toch zal die overeenkomst gezien de concurrentieregels door de Europese Commissie moeten worden goedgekeurd.
16
Vanaf 2002 zullen betalingen voor een bedrag onder 12.500 EUR niet meer hoeven te worden aangegeven voor de betalingsbalans, waardoor de procedure eveneens zal worden vereenvoudigd.
IBAN
De Europese richtlijn van februari 1997 betreffende de grensoverschrijdende overschrijvingen is omgezet in de wet van 9 januari 2000. De wet trad in werking de dag waarop ze in het Staatsblad werd gepubliceerd (9 februari 2000). De Belgische banken hebben echter niet gewacht op de Belgische wet om de verschillende bepalingen van de richtlijn toe te passen, en de BVB publiceerde een informatiebrochure voor het grote publiek. In november 1999 hield de Europese Commissie een enquête teneinde een overzicht van de situatie te verkrijgen. De score van de Belgische banken was één van de hoogste: de termijnen zijn korter dan die waarin de richtlijn voorziet, de kosten liggen onder het gemiddelde en waar er sprake was van dubbele aanrekening, kon worden aangetoond dat het ging om onjuiste instructies van de buitenlandse banken. In november 2000 zou de Europese Commissie een nieuwe enquête houden om te zien waar vooruitgang is geboekt.
De ECB is zich bewust van die vooruitgang, maar spoort niettemin in haar verslag van september 2000 de Europese banksector ten stelligste aan spoed te zetten achter de toepassing van die maatregelen. Momenteel ligt het echter niet in de bedoeling van de ECB om een operationele rol te spelen op het gebied van grensoverschrijdende betalingen. Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
DE BANKEN EN DE INFORMATIEEN COMMUNICATIETECHNOLOGIE De overgang naar het jaar 2000: nuttige voorzorgsmaatregelen, maar ongegronde vrees
De overgang naar het jaar 2000 verliep in de banksector, net zoals in de overige sectoren trouwens, zonder incidenten, enkele nauwelijks noemenswaardige problemen niet te na gesproken. Die overgang naar het jaar 2000 was minutieus voorbereid door alle kredietinstellingen, die zich op dat gebied geen enkel risico konden veroorloven. In haar communicatie terzake heeft de BVB steeds oog gehad voor een grote mate aan transparantie, waarbij de maatregelen in detail werden beschreven, maar tevens ervoor werd gezorgd dat het grote publiek geen reden tot nodeloze ongerustheid had. In dergelijke omstandigheden kan het inderdaad dat niet het probleem zelf maar een paniekreactie daarop aan de oorsprong ligt van eventuele moeilijkheden. De aanpassing aan het jaar 2000 bood de banken de gelegenheid om hun informaticasysteem in zijn geheel te herzien en eventueel nieuwe investeringen te doen die hoe dan ook zouden hebben plaatsgevonden, maar die nu werden vervroegd.
De banken staan centraal in de informatie-economie
De informatiemaatschappij behelst veel meer dan het bankwezen, maar het is duidelijk dat de kredietinstellingen sedert meer dan dertig jaar daarbij een centrale rol spelen. Ze bekleden in dat opzicht immers een strategische plaats, als beheerders van de betalingssystemen en op grond van hun uitgebreide ervaring
op het gebied van alles wat met informatieverwerking te maken heeft. Weliswaar volgt de BVB alle dossiers op dat gebied van dichtbij, maar bepaalde gemeenschappelijke bankdochtermaatschappijen, onder meer BANKSYS en ISABEL, spelen daarbij ook een belangrijke rol, respectievelijk bij het beheer van betaalkaarten en -terminals en bij de oprichting van een gemeenschappelijk forum voor communicatie tussen de banken en hun professionele cliënten. Zo’n forum is onmisbaar voor de ontwikkeling van de elektronische handel, dankzij de oplossingen die het aanreikt voor veilige uitwisseling van informatie.
houden met de specifieke kenmerken van dat nieuwe distributiekanaal, iets wat volstrekt mogelijk is zonder afbreuk te doen aan het doel van de circulaire. Voor een kredietinstelling is het bijvoorbeeld perfect mogelijk haar cliënten te identificeren, zonder dat daarvoor vooraf een «face-to-face» contact nodig is, als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, bijvoorbeeld identificatie door een andere kredietinstelling in de Europese Unie. Bij verrichtingen die op initiatief van een cliënt worden uitgevoerd, is het voor een financiële tussenpersoon bijzonder moeilijk te weten te komen met wie men te doen heeft, zoals nochtans volgens een strikte interpretatie van de reglementering zou moeten gebeuren, omdat men daarop geen zicht heeft. Een doeltreffende informatie omtrent de risico’s bij sommige beleggingsverrichtingen zou moeten volstaan.
Internetbankieren:
Elektronische
cliëntenbescherming
handtekening: een kernfactor in de
De meeste banken hebben hun aanbod aan diensten via Internet de jongste jaren sterk ontwikkeld. Die diensten zijn overigens niet meer dan een verlengstuk van de systemen voor afstandsverrichtingen die reeds sedert lang bestaan, zowel voor gewone informatieverstrekking als voor de uitvoering van betalings- of beursverrichtingen. Uiteraard heeft de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) zich daarover gebogen en in een circulaire de aandacht van de betrokken financiële instellingen gevestigd op de maatregelen die dienen te worden genomen voor de beveiliging van de verrichtingen alsook de bescherming van de beleggers, en om te voorkomen dat langs die weg geld wordt witgewassen. De BVB heeft de CBF verzocht rekening te
informatiemaatschappij
Uiteraard zijn de technische en juridische ontwikkelingen inzake de elektronische handtekening uiterst belangrijk voor de informatiemaatschappij. Eind 1999 werd in de Kamer een wetsontwerp ingediend tot regeling van de werking van de dienstverleners op het gebied van certifiëring (waaronder ISABEL).
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
17
Op Europees gebied is er reeds een richtlijn terzake goedgekeurd. De Staat en de gemeenten voelen zich geroepen om in de toekomst een belangrijke rol te spelen op het gebied van de elektronische handtekening, aangezien het op basis van het rijksregister, dat zij beheren, mogelijk zou moeten zijn een elektronische identiteit te geven aan al wie daarom verzoekt. De rol van de overheid op dat gebied moet echter wel duidelijk worden omschreven. Er zal rekening moeten worden gehouden met de vereisten inzake «e-government» en er dient te worden voorkomen dat de ontwikkeling van privé-instellingen daardoor wordt afgeremd. Bij de onderhandelingen tussen de Belgische regering en de Europese Gemeenschap op dat gebied gaf deze laatste duidelijk te kennen dat zij wenst dat het Belgische systeem voldoende open blijft. 18
Telecommunicatie: een onontbeerlijk instrument
Reeds vaak heeft de BVB erop gewezen dat de ontwikkeling van een degelijk telecommunicatienet essentieel is voor de ontwikkeling van de informatie-economie. De banken spelen trouwens een erg actieve rol in de Belgische vereniging van telecommunicatiegebruikers (BELTUG). Bijzondere aandacht dient te gaan naar de ontwikkelingen inzake draadloze communicatie, meer bepaald de GSM-toestellen van de tweede en derde generatie, omdat ze een groot aantal mogelijkheden bieden voor bancaire en financiële verrichtingen. Met betrekking tot UMTS (derde generatie) heeft de BVB erop aangedrongen dat de toekenning van de licenties niet alleen op de veilingen wordt gebaseerd. Het gevaar bestaat immers dat onrealistische aanbiedingen leiden tot erg hoge prijzen met alle gevolgen vandien voor de consumenten, wat zeker niet zou bijdragen tot de ontwikkeling van het elektronisch bankieren en, in het algemeen, de informatie-economie. De regering heeft daarover echter anders beslist. Ten slotte volgt de banksector in het algemeen van nabij alle ontwikkelingen inzake de liberalisering van de telecommunicatie op de Europese markt. Het is uitermate belangrijk dat België op dat gebied in geen enkel opzicht achterop geraakt in vergelijking met de buurlanden.
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
NIMMER AFLATENDE AANDACHT VOOR PREVENTIEF OPTREDEN TEGEN CRIMINALITEIT
Witwassen: zich toespitsen op de zwaarste misdrijven
De nationale, Europese en internationale overheid blijft aandacht besteden aan de strijd tegen het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en de banksector sluit zich daar volledig bij aan. Onlangs heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn tot wijziging van de richtlijn van 1991 ter voorkoming van witwassen. Met dat voorstel wordt in de eerste plaats beoogd de lijst van de betrokken economische actoren en financiële instellingen alsook die van de criminele activiteiten in kwestie uit te breiden. Alle zware misdrijven, d.w.z. misdrijven waarop een zware gevangenisstraf staat, zouden aldus aan die lijst worden toegevoegd. Zowel de Europese Bankfederatie als de BVB hebben grote twijfels omtrent die uitbreiding, die de verplichting inzake kennisgeving alsmede de aansprakelijkheid van de banksector dreigt te verzwaren en tot gevolg zou kunnen hebben dat het kennisgevingssysteem veel minder efficiënt om niet te zeggen onproductief wordt. Voor een doeltreffende bestrijding van de ernstige vormen van criminaliteit moet men zich inderdaad toespitsen op de zwaarste misdrijven, zoniet dreigen
de diensten die de dossiers moeten onderzoeken, te worden bedolven onder een lawine van kennisgevingen en niet meer in staat te zijn die efficiënt te verwerken.
Efficiënt overleg met de overheid
Nog steeds in de context van de strijd tegen de criminaliteit bestaat er een permanent overleg tussen enerzijds de rijkswacht en de gerechtelijke diensten en anderzijds de instellingen die het slachtoffer van een hold-up kunnen worden. In 1998 werd een overlegplatform opgericht. Die samenwerking resulteerde in een aantal verwezenlijkingen die het mogelijk moeten maken overvallers gemakkelijker te identificeren, de verantwoordelijke politiediensten te alarmeren en in geval van agressie passende maatregelen te nemen om de slachtoffers te beschermen en het onderzoek vlotter te doen verlopen. Bij de omwisseling naar euromuntstukken en -biljetten zal bijzondere aandacht aan de veiligheid worden besteed, gezien het groot aantal transporten dat dan zal moeten plaatsvinden en het volume aan cashgeld dat zal moeten worden opgeslagen. Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
19
DE BANKEN EN DE FISCALITEIT Hervorming van de personenbelasting: een stap in de goede richting
20
Gezien de grote fiscale druk in België, vooral op het inkomen uit arbeid, blijft de door de minister van Financiën voorgestelde hervorming van de inkomstenbelasting een prioritair aandachtspunt voor de regering, zoals de Eerste Minister nogmaals heeft beklemtoond in zijn algemene beleidsverklaring van 17 oktober, ook al diende de toepassing ervan te worden uitgesteld wegens een krappere begrotingsmarge dan voorzien. De in het vooruitzicht gestelde hervorming is een stap in de goede richting. Voor de in België gevestigde banken en in het algemeen voor alle ondernemingen die een beroep doen op personeel met hoge beroepskwalificaties, is een vermindering van de totale fiscale druk en van de marginale aanslagvoeten erg belangrijk, als men een belangrijk financieel centrum in België wenst te behouden en verder te ontwikkelen. Zelfs nadat die belastinghervoming is ingevoerd, zal België nog steeds achterop blijven, want ook de buurlanden hebben op dat gebied niet stilgezeten. Het is dus niet meer dan een eerste stap.
In zijn huidige vorm is het plan tot hervorming trouwens onvolledig, omdat er nog geen duidelijkheid heerst omtrent de aftrekmogelijkheden voor spaarproducten op lange termijn. In dat verband wacht de minister op het advies van de Hoge Raad voor Financiën. Dat neemt niet weg dat het gaat om een belangrijk element, want voor een groot aantal Belgen is langetermijnsparen absoluut noodzakelijk om hun levenspeil op het ogenblik van hun pensionering te kunnen behouden. Ook op dat gebied loopt België nog ver achterop vergeleken met de buurlanden. Ook in het vlak van de vennootschapsbelasting blijft er nog veel werk voor de boeg: uiteraard is een verlaging van de aanslagvoet alsook een vereenvoudiging van de vermindering- of aftrekstelsels een goede zaak, maar ook op dat gebied mag niet uit het oog worden verloren dat de Belgische ondernemingen alles wel beschouwd benadeeld zijn en dat het principe van de «begrotingsneutraliteit» nauwelijks volstaat. Belastingconcurrentie blijft hoe dan ook een reëel gegeven in het Europa van vandaag.
De Europese belastingharmonisatie is er nog lang niet
Tijdens de topontmoeting in Feira in juni hebben de ministers van Financiën van de Europese Unie eindelijk een akkoord bereikt over een harmonisatie van de belasting op inkomsten uit intrest. Het ligt niet in de bedoeling de intrestbelasting in haar geheel binnen de Unie te harmoniseren, maar wel te zorgen voor een minimumbelasting op inkomsten uit intrest die in een lidstaat worden uitbetaald aan natuurlijke personen die in een andere lidstaat verblijven. Er is voorzien in een overgangsregeling die zeven jaar duurt en op Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
basis waarvan de leden een keuze zullen kunnen maken tussen de toepassing van een informatiesysteem of een stelsel van inhouding aan de bron. België, Luxemburg en Oostenrijk hebben reeds gekozen voor het laatste. Wanneer de overgangsperiode ten einde loopt, in het beste geval rond 2010, zal alleen nog het informatiestelsel overblijven. Weliswaar is dit een belangrijke doorbraak na al die jaren waarin het dossier in het slop zat, maar er blijven nog tal van hindernissen vooraleer die harmonisatie een feit zal zijn. Dat dossier zal verder worden behandeld in het kader van de «Package Deal» van december 1997, die via een fiscale gedragscode onder meer voorzag in de afschaffing van de als oneerlijk beschouwde stelsels. Tevens zullen onderhandelingen moeten worden aangeknoopt met de Verenigde Staten en de Europese landen die geen lid zijn van de Europese Unie, om een kapitaalvlucht uit de Unie als gevolg van die harmonisatie te voorkomen. Tegelijk zullen de lidstaten alles in het werk moeten stellen voor een toepassing van die maatregelen in de ondergeschikte of aangesloten gebieden (Kanaaleilanden, enz.). Als aan die voorwaarden is voldaan en als snel een akkoord over een ontwerp van tekst voor een richtlijn kan worden gesloten, zullen de nieuwe regels van toepassing zijn op de rente die vanaf 2003 wordt uitbetaald. Zowel de BVB als de Europese Bankfederatie gaan akkoord met het streefdoel, maar zien aandachtig erop toe dat het nieuwe systeem voor de banken niet leidt tot overdreven administratieve lasten en dat het geen kapitaalvlucht naar landen buiten de Unie veroorzaakt. Wat is immers het nut van een belastingharmonisatie als daardoor een aanzienlijk deel van de belastinggrondslag verdwijnt?
Bijzondere mechanismen en voorkoming van belastingfraude
Na de werkzaamheden met het oog op de invoering van de circulaires van de Commissie voor het Banken Financiewezen eind 1997 inzake de bijzondere mechanismen en de voorkoming van belastingfraude, heeft de BVB haar werkzaamheden op dat gebied voortgezet. Het gaat om een werk van lange adem dat erg technisch is, en erop gericht is strikt gelijke concurrentievoorwaarden voor de sector in zijn geheel te creëren, waardoor het mogelijk wordt onderlinge concurrentie tussen financiële instellingen op basis van een interpretatie van de belastingwetgeving te voorkomen. Er zijn contacten geweest met andere beroepsverenigingen om ervoor te zorgen dat de gelijke concurrentievoorwaarden gelden voor alle financiële bemiddelaars.
naar behoren en anderzijds respect voor de persoonlijke levenssfeer van de burger. Dat punt werd nogmaals ter sprake gebracht bij de indiening van een wetsvoorstel dat ertoe strekt de ambtenaren belast met de inning van de belasting automatisch toegang te geven tot de gegevens met betrekking tot de cliënten. Als dat wetsvoorstel wordt aangenomen, dreigen de maatregelen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in belastingaangelegenheden te worden uitgehold, vermits de belastingadministraties wellicht die kans te baat zullen nemen voor een uitwisseling van alle gegevens waarover zij beschikken. Vooraleer een dergelijke bepaling wordt goedgekeurd, moet men zich eerst ernstig beraden over de mogelijke gevolgen.
Qualified Intermediary: geen afwijking van de discretieplicht
Discretie is voor bankiers een plicht
De BVB heeft herhaaldelijk erop gewezen dat er in België geen echt bankgeheim bestaat. In tegenstelling tot wat in andere landen bestaat, is het bankgeheim niet beschermd door enigerlei strafrechtelijke sanctie. Tevens mogen alle gegevens betreffende de cliëntenrekeningen vrij worden ingekeken in geval van een gerechtelijk onderzoek en als er aanwijzingen inzake fraude zijn, heeft de belastingadministratie recht op inzage, mits een bijzondere procedure in acht wordt genomen.
Zoals de meeste Europese banken, hebben de Belgische banken met de Amerikaanse belastingadministratie een overeenkomst gesloten in het kader van het Belgisch-Amerikaans dubbelbelastingverdrag. Belgische banken die het statuut van qualified intermediary wensen te verkrijgen, moeten zich ertoe verbinden enerzijds hun cliënten correct te identificeren - voor ons land is dat niets nieuws - en anderzijds de Amerikaanse belastingadministratie in te lichten omtrent die identiteit, enkel wanneer het Amerikaanse belastingplichtigen betreft.
Die kennisgeving loopt enigszins gelijk met die waarvan sprake is in de laatste fase van de toepassing van de beslissing die de Europese ministers van Financiën in Feira hebben genomen. Zoals hierboven vermeld, zullen de banken in de Europese Unie vanaf 2010 inderdaad de verplichting hebben tot bekendmaking van de inkomsten uit intrest die zijn uitbetaald aan natuurlijke personen gevestigd in andere lidstaten. Er bestaat geen enkele reden waarom men van de Belgische banken zou eisen dat ze hetzelfde doen voor inkomsten die aan Belgische ingezetenen worden uitbetaald. In België is de roerende voorheffing inderdaad bevrijdend, wat betekent dat, behalve in enkele zeldzame gevallen, wordt aangenomen dat de roerende inkomsten er definitief zijn belast. Tevens zou het voor het Belgisch financieel centrum erg nadelig zijn mocht nu al een Europese maatregel worden toegepast waarvan de doeltreffendheid staat of valt met een gelijktijdige toepassing, niet alleen in alle landen van de Unie maar ook in de belangrijkste financiële centra buiten haar grenzen. De overeenkomst die werd gesloten, kan in geen enkel opzicht worden beschouwd als een afwijking van de discretieplicht. Voor dergelijke kennisgevingen is immers de voorafgaande toestemming van de begunstigden nodig. De banken die zijn gevestigd in landen die zich strikt aan het bankgeheim houden, meer bepaald die in Zwitserland en in het Groot-Hertogdom Luxemburg, hebben trouwens eveneens gelijkaardige akkoorden gesloten met de Amerikaanse overheid zonder bijzondere opmerkingen van hun kant.
Uiteraard heeft een bankier een discretieplicht die zijn aansprakelijkheid impliceert. Die discretieplicht wordt ook erkend in de belastingwet, die stelt dat men alleen om ernstige redenen toegang kan krijgen tot de persoonlijke gegevens betreffende de cliënten. Er dient inderdaad een evenwicht tussen twee vereisten te worden gevonden: enerzijds een belastinginning Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
21
HET MENSELIJK KAPITAAL IN DE BANKSECTOR Meer dan 5 200 aanwervingen, maar honderden betrekkingen vacant
Per 1 januari 2000 bedroeg het totale personeelsbestand in de banksector 75.324 eenheden (- 1,5% in vergelijking met vorig jaar). Die lichte daling heeft geenszins afbreuk gedaan aan de vraag naar nieuwe arbeidskrachten, vermits 5.200 nieuwe medewerkers door de banken in dienst zijn genomen.
22
Sedert enkele jaren blijft het totale werkgelegenheidscijfer in de sector relatief stabiel. De oorzaak voor de lichte daling in de jongste twee jaren ligt gedeeltelijk bij de stopzetting van de activiteiten van bepaalde banken, vooral van Japanse oorsprong. Ze is echter ook een gevolg van natuurlijke afvloeiingen, vrijwillig ontslag en eindeloopbaanstelsels. Tevens dient te worden opgemerkt dat verscheidene honderden betrekkingen in de banken vacant blijven. Er is een relatieve aangroei in de categorieën «uitvoerend personeel» en «arbeiders», maar de categorieën «directieleden» en «kaderleden» bleven op peil. Het percentage vrouwelijke werknemers bleef stijgen en bedraagt nu 43,3%. In dat opzicht moet worden vermeld dat het percentage vrouwen in kader- of directiefuncties gestegen is respectievelijk van 19% tot 24,9% en van 11,5% tot 17% tussen 1994 en 1999. Overeenkomstig de akkoorden die terzake zijn gesloten, blijft het aantal deeltijdse werknemers toenemen sedert een aantal jaren. Het cijfer bedraagt 16% van de werknemers
Werkgelegenheid in de banksector, per categorie 1997
1998
1999
Vrouwen
41,7%
42,6%
43,3%
Mannen
58,3%
57,4%
56,7%
Directie
4,1%
4,0%
3,7%
Kaderleden
35,4%
36,7%
34,8%
Uitvoerend personeel
58,7%
57,8%
59,9%
1,7%
1,4%
1,6%
Arbeiders Bron: BVB, berekeningen op basis van het PC 310.
en meer dan 17% van het totale personeelsbestand. De gemiddelde leeftijd van een personeelslid in de banksector bedraagt 41,5 jaar en de gemiddelde anciënniteit 18 jaar. 75% van de nieuwe medewerkers heeft een universitair diploma of een diploma hoger onderwijs; voor het totale personeelsbestand bedraagt dit cijfer 55%. Vorig jaar waren er in de banksector 1.713 arbeidsovereenkomsten voor eerste werkervaring of RVA-stagiairs en werden meer dan 4.500 studentenovereenkomsten aangeboden.
Eindelijk een sectorovereenkomst
Op 9 december 1999 werden in het Paritair Comité voor de banken (PC 310) verscheidene sectorCAO’s gesloten. Die overeenkomsten zijn het resultaat van langdurige en moeizame onderhandelingen die een aanvang namen in januari 1999. Ze gelden voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2001. Naast een raamovereenkomst zijn er diverse overeenkomsten over specifieke punten. Er zijn zeven krachtlijnen.
Aantal werknemers in de banksector 1995
76.541
1996
76.112
1997
77.028
1998
76.432
1999
75.324
Bron: BVB.
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
Koopkracht Koopkracht: elke werknemer van een bank die behoort tot het PC 310, zal zijn koopkracht verhoogd zien. Die verhoging krijgt vorm in een jaarlijkse premie of in een aanpassing van de loonschalen en de reële lonen. Arbeidsduur: een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst behandelt de invoering van een arbeidsduur van 35 uur per week. Dat is echter maar een gemiddelde, omdat men zich baseert op een arbeidsnorm op sectorniveau van 1.620,6 uur per jaar. Uiterlijk op 1 januari 2001 dienen alle banken deze norm in acht te nemen. Voorts bepaalt het akkoord dat elke bank uiterlijk 31 december 2000 een passend systeem voor de registratie van de aanwezigheid van de werknemers moet opstarten. De technische en praktische aspecten daarvan zullen op ondernemingsniveau worden vastgelegd. Het grote struikelblok bij de sectoronderhandelingen bleek ten slotte het zaterdagwerk te zijn. Een drieledig compromis kwam uit te bus: z
die problematiek zou binnen tien maanden door een paritaire werkgroep worden onderzocht. Die termijn is inmiddels verstreken; de werkgeversdelegatie onderzoekt nu of een ingrijpende
wijziging van het regime voor het zaterdagwerk nodig is; z
de vakbondsorganisaties verbonden zich ertoe geen klachten in te dienen die de uitvoering van bestaande ondernemingsakkoorden inzake zaterdagwerk zouden verhinderen;
z
de werkgevers zegden toe om het aantal op zaterdag geopende kantoren in de toekomst te verminderen.
Arbeidsorganisatie: de modernisering van de arbeidsorganisatie en de vermindering van de werkdruk waren twee hoofdbekommernissen van de vakbondsorganisaties. Dit thema werd opgesplitst in twee delen: z
z
Stress-sectorenquête: er zal op sectorniveau een eenvormige, neutrale en gestructureerde enquête worden gehouden met de bedoeling alle elementen van werkdruk, stress en gebrekkige werkorganisatie op te sporen. De praktische uitwerking wordt op dit ogenblik in een paritaire werkgroep onderzocht. De resultaten van die enquête en de daaruit voortvloeiende initiatieven dienen zowel op het niveau van de individuele banken (comités voor preventie en bescherming) als op sectorniveau (Paritair Subcomité voor de tewerkstelling) te worden besproken. Nieuwe arbeidsstelsels: het traditionele arbeidsstelsel van de vijfdagenweek beantwoordt niet noodzakelijk meer aan de economische realiteit of aan de behoeften van de bankcliënten. Na paritair overleg kan elke onderneming vanaf nu haar werknemers de mogelijkheid bieden hun wekelijkse arbeidstijd te presteren volgens een nieuwe arbeidstijdregeling. Vele mogelijkheden liggen open: de vierdagenweek, een systeem waarbij men afwisselend vier en vijf dagen per week werkt, of nog andere systemen.
Beroepsopleiding: dit punt heeft drie grote onderdelen: ten eerste werd de sectorregeling voor de risicogroepen verlengd voor het jaar 2000. Voorts wordt tijdens de periode 2000-2001 aan 500 jongeren een aanvullende opleiding aangeboden, waarna men hen een voltijdse werkervaring gedurende zes maanden voorstelt. Onmiddellijk nadat het sectorakkoord was gesloten, werd onder meer door het Departement Opleiding van de BVB werk gemaakt van de praktische uitvoering van dit opleidings/ tewerkstellingsplan voor laaggeschoolde jongeren (niveau hogere humaniora of A2) zonder beroepservaring. Tientallen jongeren hebben ondertussen reeds een opleiding kunnen genieten. Belangrijk is nog dat ernaar wordt gestreefd om minstens 35% van die jongeren definitief in dienst te nemen. Ten slotte bevat het akkoord een verbintenis van de banken om jaarlijks op ondernemingsniveau minstens tweemaal zoveel opleidingsdagen te organiseren als er personeelsleden in dienst zijn (berekend in voltijdsequivalenten). Zoveel mogelijk werknemers zouden daarvoor in aanmerking moeten kunnen komen.
Opleiding: belangrijker dan ooit
Beloftevolle start voor het «jongerenplan» Een belangrijk deel van het sectorakkoord wordt gevormd door de verbintenis van de sector om aan 500 laaggeschoolde jongeren (niveau hogere humaniora of A2) een theoretische opleiding te bieden gevolgd door zes maanden beroepservaring met de kans op een vaste betrekking in de banksector. Dit programma is beloftevol van start gegaan. Aan dit initiatief van de sociale partners in de banksector verlenen ook de VDAB, het IBFFP en FOREM hun medewerking.
Bevoegdheid van het PC 310: in het akkoord werd afgesproken om te onderhandelen over de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de banken. Die besprekingen verlopen zeer moeilijk en zijn op dit ogenblik nog niet beëindigd.
Voor de eerste sessie hebben zich 106 gegadigden ingeschreven. Die volgden van 21 augustus tot 27 oktober 2000 een opleiding gericht op informatica, talen, communicatieve en commerciële vaardigheden en bancaire kennis.
Conventioneel brugpensioen: het conventioneel brugpensioen in de banksector (vanaf 58 jaar) werd verlengd voor de periode van 1 januari 2000 tot 31 december 2002.
Een tweede sessie ging van start op 6 november 2000 en is helemaal volgeboekt. De derde en de vierde sessie starten eind februari en half mei 2001.
Deeltijds werk en loopbaanonderbreking: de CAO voorziet voorts nog in de verlenging, tot 31 december 2001, van de CAO van 30 juni 1997 betreffende deeltijds werk en loopbaanonderbreking. De inspanningen om het deeltijds werk in de banksector te doen toenemen tot 20% van het personeel worden hierdoor voortgezet.
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
23
Meer «in company» opleidingsprogramma’s in België De opleidingsactiviteiten van de BVB kenden ook dit jaar een groei. Het aantal «in company» opleidingsprogramma’s is sterk toegenomen, van 1.062 mandagen in 1999 naar 2.910 in 2000. De resultaten wijzen andermaal op de nadruk die de banken leggen op enerzijds de kwaliteit van het menselijk kapitaal en anderzijds de groeiende opleidingsbehoeften als gevolg van de ontwikkeling van de nieuwe technologieën. In het BVBcursussenaanbod tonen nieuwe producten zoals «Internet: concepten en technieken» en «De virtuele onderneming: het e-business bedrijfsmodel» die trend duidelijk aan.
24
Naast de klassieke seminaries en bancaire trainingen zijn een aantal nieuwe lijnen in het aanbod verschenen zoals het Jongerenbanenplan van de banksector en de Strategic Think Tank-conferenties. Het doel van die STT-conferenties is de leden te informeren over de jongste ontwikkelingen en hen voor te bereiden op de nieuwe uitdagingen in deze snel evoluerende sector.
De «Belgian Bankers Academy»: ervaring in meer dan 30 landen De vereniging zonder winstoogmerk Belgian Bankers Academy (hierna de Academy genoemd), een dochteronderneming van de BVB, zorgt hoofdzakelijk voor opleiding en adviesverstrekking in internationale projecten, zowel voor leden van de BVB als voor niet-leden. De Academy sluit volledig aan bij de doelstellingen van de BVB wat betreft opleiding en consultingactiviteiten. Haar uitstraling en haar groeiend netwerk van buitenlandse connecties levert een positief kruisbestuivingseffect op voor de BVB-leden. De Academy draagt aldus bij tot het imago en de reputatie van de Belgische banksector, niet alleen op Europees niveau maar ook op wereldniveau. De Academy kan bogen op haar ervaring in meer dan 30 verschillende landen. In de loop der jaren heeft zij zich gespecialiseerd onder meer in de uitwerking en aanpassing van banktechnische en financiële opleidingen en simulatiemodellen die aansluiten bij een lokale economische en bancaire realiteit en die de overgang naar moderne internationale normen en praktijken moeten bespoedigen. De afgelopen twee jaar waagde de Academy zich eveneens met succes op het pad van de zuivere consultancy-opdrachten voor commerciële en centrale banken, KMO’s en ministeries van Financiën.
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
Om haar doelstellingen te verwezenlijken doet de Academy hoofzakelijk een beroep op een 200tal free-lance experts uit de Belgische banksector. De Academy is vooral actief in de opkomende landen, waar ze van de Europese Commissie de opdracht kreeg te zorgen voor de coördinatie van de gespecialiseerde opleidingsactiviteiten in het kader van de Phare en Tacis programma’s. Haar activiteit lag in het jaar 2000 vooral in Hongarije, Turkmenistan, Litouwen, Letland, Slovakije, Egypte, Bosnië, Georgië en Jemen.
DE BANKEN EN DE FINANCIËLE MARKTEN Euronext: behoefte aan harmonisatie van regelgeving en toezicht
te heersen inzake het belastingstelsel voor aandelenleningen of andere gelijkaardige transacties zoals repo’s en collateral. Ook al konden op dat gebied pasklare oplossingen worden gevonden, eens te meer blijkt uit de oprichting van Euronext dat er een behoefte bestaat aan een eenvormige Europese structuur voor het toezicht op de financiële markten. Dat is trouwens de innige wens van de groep van wijzen die wordt voorgezeten door de heer Lamfalussy, voormalig voorzitter van het Europees Monetair Instituut, die van de Raad van de Europese Unie de opdracht heeft gekregen verslag uit te brengen over de voorwaarden voor een efficiënte werking van de financiële markten binnen de Unie.
Strijd tegen het
hoogte te brengen van hun bevindingen in dat opzicht. Ze heeft hetzelfde verzoek gericht aan de beursvennootschappen, vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs. De BVB heeft dan ook de aandacht van haar leden op dat toezicht gevestigd en hen gevraagd de gegevens betreffende de gespecialiseerde CBF-dienst in hun kantorennet te verspreiden. De overige nietbancaire financiële instellingen hebben eveneens daarin toegestemd. De CBF was na enkele maanden tevreden met het verloop van die samenwerking. Ze heeft tevens een «bladzijde voor de spaarder» op haar website (www.cbf.be) geplaatst, waar spaarders terecht kunnen voor informatie over de voorzorgen die ze moeten nemen als ze door weinig gekende financiële bemiddelaars worden aangesproken.
onwettig aanbieden
Net zoals vorig jaar bij de oprichting van Brussels Exchanges (BXS), was de BVB verheugd over de fusie tussen de beurzen van Amsterdam, Brussel en Parijs onder de noemer Euronext. Op die manier was België reeds in een erg vroeg stadium betrokken bij de consolidatie van het Europees beurslandschap. Vanzelfsprekend is de oprichting van Euronext een gedroomde gelegenheid voor een Europese en grensoverschrijdende harmonisatie van een aantal nationale regels en gebruiken. Thema’s die daarbij aan bod kunnen komen, zijn het misbruik van voorkennis, corporate governance, het openbaar bod tot aankoop, de wederzijdse erkenning van de prospectussen, de oprichting van vennootschappen op Europees niveau, enz. Euroclear (dat het statuut van bank heeft aangenomen en lid van de BVB is geworden) zal de verrekening en het back office van Euronext op zich nemen. Het spreekt vanzelf dat die aanwijzing positief is voor de plaats die het Belgisch financieel centrum als back office-specialist bekleedt. In dat verband dient ook volledige klaarheid
van financiële diensten
Eén van de taken van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen op het gebied van het toezicht op de financiële markten en de bescherming van het spaarwezen bestaat erin het onwettig aanbieden of leveren van financiële producten en diensten in België te voorkomen of te doen stopzetten. Dat toezicht
moet ook worden uitgeoefend op ondernemingen die zich bevinden buiten de «perimeter» van de door de CBF rechtstreeks gecontroleerde ondernemingen. De Commissie heeft aan de BVB gevraagd dat alle banken voortaan systematisch met haar samenwerken door haar op de
Autonomie van de ICBs: verder overleg gewenst
Op 18 mei van dit jaar publiceerde de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) de finale versie van haar circulaire inzake de autonomie van de ICB’s. Ondanks de constructieve voorstellen van zowel de BVB als de Belgische Vereniging van Instellingen voor Collectieve Belegging (BVICB) werd in deze circulaire onvoldoende rekening gehouden met de opmerkingen van de sector, de periode voor inwerkingtreding uitgezonderd. Men kan niet ontkennen dat de toepassing van de circulaire zware problemen met zich brengt voor diverse (voornamelijk kleinere) banken en andere financiële instellingen. Kort na het verschijnen van de circulaire werd door een niet-bancaire financiële instelling een beroep tot vernietiging en schorsing ingediend bij de Raad van State. Zolang er geen uitspraak is van de Raad van State
Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
25
over dit beroep, is de juridische situatie van de sector dan ook onzeker. De BVB blijft voorstander van een voortzetting van het overleg met de toezichthouder. Zij zal dan ook het komende werkingsjaar blijven ijveren voor een oplossing in samenspraak met de toezichthouder voor de banken die problemen hebben met de toepassing van de circulaire.
International Accountancy Standards: voorzichtig blijven
26
Op 13 juni publiceerde de Europese Commissie een Mededeling waarin zij aankondigde dat, met ingang van 2005, alle Europese beursgenoteerde ondernemingen hun geconsolideerde jaarrekeningen dienen op te stellen volgens de IAS standards. Deze standaarden worden opgesteld door het International Accounting Standards Committee, dat gevestigd is te Londen. Hoewel de BVB voorstander is van de invoering van uniforme internationale
boekhoudnormen pleit zij ook voor voorzichtigheid. In het bijzonder de invoering van een fair value-concept voor financiële instrumenten zal een belangrijke invloed hebben op de banksector en kan ook prudentiële gevolgen hebben. Op dit moment ziet de banksector wereldwijd geen heil in de aanvaarding van het IASCvoorstel inzake fair value-waardering van financiële instrumenten. De aan de gang zijnde onderhandelingen (op internationaal niveau) met het IASC dienen hier voor een oplossing te zorgen.
Tobin-taks: er bestaat geen eenvoudige oplossing voor een ingewikkeld probleem
Onlangs heeft de Senaatscommissie voor Financiën en Economische Zaken zich gebogen over verscheidene voorstellen van resolutie betreffende de invoering van een minimuminhouding op speculatieve valutatransacties. Die voorstellen voor een dergelijke inhouding gaan terug op de Amerikaanse economist James Tobin. Jarenlang reeds is er op wereldniveau sprake van de mogelijke invoering van een «Tobin-taks». Nochtans blijft het voorlopig bij een theoretische beschouwing, wat bewijst dat de zaak ingewikkelder is dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Het internationaal kapitaalverkeer is erg divers. Het is niet zo evident om een onderscheid te maken tussen wat daarin «goed» en «slecht» is. Het probleem heeft ook te maken met de belangen en de verantwoordelijkheid van de betrokken ondernemingen - de financiële markten, maar ook de landen die een beroep erop doen alsook de internationale instellingen. Voor een juiste benadering van het probleem moet men vanuit een ruimere context vertrekken, waarin vragen van fundamentelere aard moeten worden gesteld, zoals: welke kapitaalbewegingen werken destabiliserend en zijn speculatief? Welke methodes zijn voorhanden om ongewenste kapitaalstromen tegen te gaan (een
Ook op nationaal niveau is de BVB voorstander van overleg met alle betrokken partijen om deze belangrijke mijlpaal te nemen. Voornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
belastingheffing is slechts één van de vele mogelijke oplossingen)? In hoeverre zijn ze efficiënt? Bestaat er kans dat ze een averechtse uitwerking hebben of dat er snel manieren worden gevonden om aan die belasting te ontsnappen? Op welk niveau grijpt men het best in: Europees, OESO, op wereldniveau? Al die aspecten dienen te worden uitgeklaard. Tijdens de hoorzittingen in de Senaatscommissie, waaraan de BVB eveneens heeft deelgenomen, hebben de meesten die met de praktijk worden geconfronteerd, maar ook de vertegenwoordigers van de monetaire overheden gewezen op de grote praktische hinderpalen die de invoering van een dergelijke belasting in de weg staan. Sommige van de problemen waarop wordt gewezen, zijn weliswaar reëel, maar de oplossing ligt veeleer op het gebied van betere financiële informatie, een doeltreffender toezicht op de banksystemen in de opkomende landen en beter uitgebalanceerde macro-economische beleidsmaatregelen.
DE PRUDENTIËLE CONTROLE OP DE BANKEN Een harmonisatie moet er komen
De verscheidenheid aan controleautoriteiten, reglementen en cijferverslagen op prudentieel gebied weegt op de exploitatievoorwaarden van de Belgische en Europese banken die internationaal actief zijn. Dankzij een doelgerichte harmonisatie zouden erg dure overlappingen kunnen worden voorkomen. Daarvoor is eerst een Europese samenwerking nodig, maar men mag zich evenwel niet daartoe beperken, want ook op internationaal niveau worden er gesprekken gevoerd, meer bepaald wat de keuze van de boekhoudnormen betreft. Momenteel wordt die aangelegenheid door de Europese Bankfederatie onderzocht.
De Baselbesprekingen inzake de solvabiliteitscoëfficiënt
Het Akkoord van het Baselcomité dat sedert 1988 rechtstreeks aan de basis ligt van de eigenvermogensreglementeringen overal ter wereld, is niet meer aangepast aan de evolutie van de markten en evenmin aan de recente vooruitgang op het stuk van de technieken voor risicobeheer.
sector is voorstander van een stelsel dat bijdraagt tot een geleidelijke overgang van het huidige verbeterde forfaitaire stelsel naar de interne modellen waarin het vereiste eigen vermogen in diverse stadia wordt berekend. Die overgang moet vrij gebeuren en dient te worden aangemoedigd via de ontwikkeling van een kredietrisicomarkt, die dus eveneens moet worden gestimuleerd. Anderzijds moet een te sterke verhoging van het vereiste eigen vermogen worden voorkomen. Daarenboven zou het Baselcomité moeten erkennen dat de fiscaliteit, die essentieel is voor de gelijkheid van concurrentie, in de richting moet gaan van een gelijkaardige behandeling van het eigen vermogen, waarvan de samenstelling ook voor de financiële stabiliteit bepalend is. De BVB was eveneens betrokken bij de vaststelling van het standpunt van de Europese Bankfederatie, dat in grote lijnen in dezelfde richting gaat.
Baselcomité andere aanvullende werkteksten voor met het oog op een snelle raadpleging alsook zijn eigen ontwerp, dat begin 2001 zou worden verspreid. Het Comité is van oordeel dat, benevens het krediet- en marktrisico, die op specifieke wijze door eigen vermogen zijn gedekt, de diverse overige risico’s, vooral de operationele risico’s (technische, juridische risico’s, risico’s inzake informatica, fraude, enz.), ook door eigen vermogen moeten worden gedekt. Volgens de BVB zal die dekking omslachtig en weinig adequaat zijn, als het Comité vasthoudt aan de voorgestelde technieken. Er bestaan andere middelen om die risico’s te beperken, maar ze sluiten geen verfijnde methodes uit om bepaalde van die risico’s te berekenen en op dat gebied te voorzien in een realistische eigenvermogensdekking.
Na een analyse van de antwoorden, inclusief de aanvullende teksten die sedert de aanvang van de raadpleging zijn verspreid, bereidt het
27
De werkzaamheden waarmee in 1998 een aanvang is genomen, worden actief voortgezet opdat zo snel mogelijk een nieuw akkoord in werking kan treden dat rekening houdt met de ervaring die is opgedaan, en met de nieuwe vereisten inzake het internationaal financieel stelsel. Het zal echter niet vóór 2003 operationeel zijn. Begin dit jaar bracht de BVB de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) op de hoogte van haar standpunt betreffende de aftastende teksten van het Baselcomité en van de Europese Commissie. De Belgische bankVoornaamste dossiers opgevolgd door de BVB in 2000
28
DE BEDRIJVIGHEID EN DE RESULTATEN VAN DE BANKEN Dit deel behandelt de bedrijvigheid van alle in België gevestigde banken, gedurende de periode medio 1999 tot medio 2000. De resultaten hebben betrekking op het kalenderjaar 1999. Sommige cijfergegevens m.b.t. de bedrijvigheid en de resultaten van de banken kunnen worden teruggevonden in de «Kencijfers van de Belgische banksector» (blz. 37).
DE ECONOMISCHE EN FINANCIËLE OMGEVING: HERHAALDELIJKE RENTEVERHOGINGEN DOOR DE ECB De financiële en economische crisis die een aantal opkomende landen vooral in 1997 en 1998 kenden, nam in 1999 een positieve wending. De groeivooruitzichten voor de wereldeconomie verbeterden dan ook aanzienlijk. De Amerikaanse economie presteerde opnieuw zeer sterk. Om te vermijden dat die forse economische groei zou uitmonden in oplopende inflatie, heeft de Federal Reserve sedert juni 1999 haar richtinggevend tarief zes maal opgetrokken met in totaal 1,75%, tot 6,50%. Ook in de landen van de eurozone kwam in 1999 een economische opleving op gang, die in de eerste helft van 2000 nog aan snelheid won. Ondanks die sterke economische groei daalde de wisselkoers van de euro tegenover de dollar nagenoeg onafgebroken. Eind oktober 2000 was de waarde van de euro tegenover de dollar met ongeveer 30% gedaald in vergelijking met begin 1999, toen de euro werd ingevoerd. De twee belangrijkste factoren in die evolutie waren de nog steeds betere economische prestaties en het hogere renteniveau in de Verenigde Staten dan in Europa.
eurozone toenemen. Als reactie op die verhoogde inflatierisico’s heeft de Europese Centrale Bank (ECB) vanaf november 1999 haar centraal tarief in zeven stappen opgetrokken met in totaal 2,25% tot 4,75%. Die renteverhogingen weerspiegelden zich in de marktrendementen op korte termijn. De Euribor op 3 maand lag in oktober 2000 circa 2,5% hoger dan in mei 1999, toen hij een minimum van 2,6% had bereikt. De rendementen op lange termijn trokken eveneens aan, maar in mindere mate dan die op korte termijn. Grafiek 1:
De financiële markten lijken het vertrouwen te behouden dat de ECB de inflatie kan intomen. De rendementen voor OLO’s met een resterende looptijd van 10 jaar bereikten begin 2000 een hoogtepunt van 5,9%, circa 2% meer dan hun dieptepunt van begin 1999. Sindsdien zijn die rendementen opnieuw licht gedaald, tot circa 5,6% in oktober 2000. Een en ander bracht mee dat de rentecurve beduidend vlakker is geworden (grafiek 1). Niettegenstaande de wereldwijd stijgende rentetarieven, zetten de
Rentestructuur: Rendementen op korte en lange termijn op de secundaire markt van Belgische overheidseffecten (in %)
De verzwakking van de euro, die bovendien gepaard ging met stijgende olieprijzen, deed het gevaar voor oplopende inflatie in de De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
29
meeste beurzen hun opmars voort. De goede bedrijfsprestaties en de grote belangstelling voor TMTaandelen (technologie, media en telecommunicatie) speelden hierin een rol. De jongste maanden kenden de meeste beurzen een correctie, vooral ingevolge twijfels die ontstonden over het al dan niet overgewaardeerd zijn van die TMTaandelen en de aankondiging door een zeker aantal ondernemingen van minder goede resultaten dan voorzien.
De BEL 20 deed het beduidend minder goed dan de meeste overige beursindexen. In oktober 2000 bedroeg de BEL 20 ongeveer 3% minder dan midden 1999. Het beperkte gewicht van TMT-aandelen in de BEL 20 heeft in die evolutie zeker een rol gespeeld.
MEER VERRICHTINGEN MET NIET-INGEZETENEN SINDS INVOERING EURO 30
Het balanstotaal van de in België gevestigde banken klom in het jaar eindigend in juni 2000 met 6,9% tot 804,6 miljard EUR. Zowel langs de actief- als langs de passiefzijde was de toename vooral toe te schrijven aan de vermeerdering van de ver-
richtingen met niet-ingezetenen. De tendens waarbij het belang van de verrichtingen met niet-ingezetenen in het balanstotaal stijgt, tekent zich reeds lang af, maar is sinds de invoering van de euro nog sterker. Het belang van de verrichtingen in euro,
dus de eigen munt, bleef het jongste jaar vrij stabiel. Ongeveer drie vierden van de verrichtingen luidt in euro en één vierde in deviezen (grafiek 2).
Grafiek 2: Structuur van de balans Geografische structuur
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
Cambiaire structuur
INTERBANKENVERRICHTINGEN OPNIEUW EXPANSIEF Door de crisis in een aantal opkomende landen en de problemen die het Japanse financieel systeem kende, trokken in de periode midden 1997 tot midden 1999 de interbankenverrichtingen van de in België gevestigde banken samen. Nadien hernamen de verrichtingen met buitenlandse banken hun opwaartse trend. De verrichtingen tussen de in België gevestigde banken onderling bleven evenwel afnemen (grafiek 3). De consolidatiebeweging in de banksector en de invoering van de euro speelden hierin een belangrijke rol. Vóór de invoering van de euro waren de Belgische banken sterk op elkaar aangewezen voor verrichtingen in Belgische frank. Voor verrichtingen in euro kunnen ze gemakkelijker een beroep doen op buitenlandse tegenpartijen. Het nettoberoep van de in België gevestigde banken op andere bankiers lag midden 2000 lager dan het jaar voordien. Nochtans groeiden de kredietverlening en de effectenportefeuille van de banken meer dan de cliëntendeposito’s. Binnen de kredietverlening vond evenwel een verschuiving plaats van kredieten aan de overheid naar kredieten aan de privé-sector. Een dergelijke ver-
Grafiek 3:
Geografische structuur van de interbankenverrichtingen
schuiving brengt hogere eigenvermogensvereisten mee. Het tekort aan cliëntendeposito’s ter financiering van de aangroei van de kredietverlening en de effectenportefeuille werd bijgevolg opgevangen door een forse toename van het aansprakelijk vermogen en niet door een stijging van het nettoberoep op an-
dere bankiers. De stijgende tendens van het aandeel van het nettoberoep op andere bankiers in de totale deposito’s (nettoberoep op andere bankiers en cliëntendeposito’s), dat in september 1999 een hoogtepunt van 20,9% bereikte, keerde de jongste maanden dan ook om. 31
TOTALE KREDIETVERLENING: MEER DAN 600 MILJARD EUR De financieringscapaciteit van de Belgische banksector is indrukwekkend. Het totale kredietvolume aan de niet-bancaire sectoren in de vorm van uitbetalingskredieten, opgenomen verbinteniskredieten en schuldtitels, overschreed eind mei 2000 voor het eerst 600 miljard EUR (het bereikte 24.347 miljard BEF) (tabel 1). Midden 2000 daalde dat volume tot 597 miljard EUR of ruim twee en een half maal het bruto binnenlands product van België in 1999.
Tabel 1: Algemeen overzicht van de kredietverlening door de banken (in miljarden EUR)
Einde periode Uitbetalingskredieten
(*)
Opgenomen verbinteniskredieten Schuldtitels
(***)
Totaal
(**)
12.1992
12.1995
6.1999
6.2000
284,0
328,5
393,1
390,8
27,5
34,3
68,1
79,9
39,1
47,1
101,9
126,3
350,6
409,9
563,1
596,9
Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB. (*) Uitbetalingskredieten aan de Belgische privé-sector, aan het buitenland en aan de Belgische overheid. (**) Voornamelijk borgtochten, documentaire kredieten (posten buiten-balanstelling). (***) Voornamelijk obligaties van Belgische en buitenlandse privé-emittenten en van buitenlandse overheden, met uitsluiting van Belgische overheidseffecten.
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
BANKKREDIETEN AAN DE BELGISCHE ECONOMIE: STEEDS GROTER DEEL VOOR PRIVÉ-SECTOR Het totale volume uitbetalingskredieten bedroeg midden 2000 circa 391 miljard EUR. Ruim 81% van dat volume betrof kredietverlening aan de Belgische economie. 19% waren kredieten aan het buitenland. Wat de kredieten aan België betreft, stond midden 2000 ruim 60% uit aan de privé-sector, dat zijn de Belgische ondernemingen en gezinnen. Bijna 40% betrof financiering van de Belgische overheidssector, in de vorm van directe kredietverlening en via het aanhouden van al dan niet gedematerialiseerde overheidseffecten.
32
De verhouding tussen de kredieten aan de privé-sector en aan de overheid is sedert het midden van de jaren ’90 beduidend veranderd. In 1995 betrof nog 53,3% van de uitbetalingskredieten aan de Belgische economie, leningen aan de overheid; de kredieten aan de privé-sector stonden voor 46,7% (tabel 2). Vanzelfsprekend zit de economische opleving, die in 1999 op gang kwam en in de eerste helft van 2000 aan snelheid won, daar voor iets tussen. Maar een eveneens belangrijke factor is de sanering van de overheidsfinanciën, die de financieringsbehoeften uit die hoek tempert. Bovendien heeft de overheid de jongste jaren een beleid gevoerd van di-
versificatie in haar financiering, zodat een groter deel ervan verloopt buiten de directe bancaire intermediatie. De invoering van de euro ten slotte heeft meegebracht dat een groter deel van de Belgische overheidseffecten wordt opgenomen door buitenlandse beleggers. Midden 2000 werd 51,6% van de lineaire obligaties uitgegeven door de Belgische overheid aangehouden door niet-ingezetenen. Einde 1998 was dat nog maar 24,1%. Het aandeel van de schatkistcertificaten aangehouden door niet-ingezetenen in het totaal uitstaand volume schatkistcertificaten klom van 45,1% einde 1998 tot 50,3% midden 2000. Een en ander bracht mee dat de kredietverlening aan de Belgische overheid door de in België gevestigde banken in het jaar eindigend in juni 2000 met ruim 10% kromp. Die afname werd deels gecompenseerd door een sterke stijging van de schuldtitels van buitenlandse overheden. De invoering van de euro maakte het ook voor de Belgische banken gemakkelijker om hun portefeuille te diversifiëren. De kredietverlening aan de Belgische privé-sector expandeerde van midden 1999 tot midden 2000 met 6,3%. De gunstige economische conjunctuur zette de particulieren aan tot meer consumptie. In het jaar eindigend midden 2000 zouden ze 4,7% meer hebben geconsumeerd
dan het jaar voordien. Het uitstaand bedrag van de door de banken verstrekte consumptiekredieten aan de Belgische privé-sector groeide met 8,4%. Het groeitempo van de hypothecaire kredieten bedroeg 9,1%. De vraag naar hypothecaire leningen werd ondersteund door de goede economische vooruitzichten en werkgelegenheidsperspectieven, de nog steeds vrij lage rentetarieven en de scherpe rentezetting vanwege de banken. Mogelijk kan ook de opneming van hypothecaire kredieten die werden aangevraagd in de eerste helft van 1999, toen de hypothecaire rentetarieven een historisch dieptepunt hadden bereikt, de groei van die kredieten positief hebben beïnvloed. Op basis van de nationale rekeningen zou de gunstige economische conjunctuur de bedrijfsinvesteringen niet fors hebben aangezwengeld. Die investeringen lagen in het jaar eindigend midden 2000 2,8% hoger dan het jaar voordien. De matige groei van de bedrijfsinvesteringen werd weerspiegeld in de evolutie van de kredietverlening aan de Belgische ondernemingen. De leningen op termijn aan de Belgische privé-sector, die hoofdzakelijk door ondernemingen worden opgenomen, expandeerden in het jaar eindigend in juni 2000 met 6,8%. De voorschotten in rekening-courant aan de Belgische privé-sector, die
Tabel 2: Spreiding van de uitbetalingskredieten aan België tussen de privé-sector en de overheidssector (*) (**) Einde periode
Kredieten aan de privé-sector Bedrag
12.1995 12.1998 12.1999 6.2000
135,2 161,2 177,1 186,7
Jaargroei 0,5% 6,2% 9,9% 6,3%
Aandeel in het totaal 46,7% 51,9% 57,0% 60,2%
Kredieten aan de overheid Bedrag
Jaargroei
154,1 149,4 133,7 123,4
1,2% 1,5% -10,5% -10,2%
Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB. (*) (**)
Gegevens op territoriale basis (uitsluitend activiteiten via bankvestigingen op het Belgische grondgebied). Uitstaande bedragen in miljarden EUR.
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
Aandeel in het totaal 53,3% 48,1% 43,0% 39,8%
Totale kredieten aan België Bedrag 289,3 310,6 310,8 310,1
Jaargroei 0,9% 3,9% 0,1% -1,0%
eveneens voornamelijk door ondernemingen worden opgenomen, krompen met 6,4%. De vlakkere rentecurve kan er de ondernemingen toe hebben aangezet om meer gebruik te maken van financieringen op langere termijn i.p.v. voorschotten in rekening-courant.
kan ook de invoering van de euro een positief effect hebben gehad op de buitenlandse kredietverlening. De euro vergemakkelijkt immers de verrichtingen met ingezetenen van de EMU.
De kredietverlening aan het buitenland kent sinds 1996 een forse groei. Het jongste jaar expandeerden die kredieten met 12,9%. Naast het boekhoudkundig effect van de wisselkoersstijging van de dollar,
DE EFFECTENPORTEFEUILLE: STRUCTUREEL IN EXPANSIE De desintermediatie remt de kredietverlening door de banken af, maar tegelijkertijd brengt ze mee dat de banken meer en meer optreden als onrechtstreekse financiers, via het aanhouden van effecten. Het uitstaand volume aan effecten(1) bij de banken kende de jongste vijf jaar bijna een verdrievoudiging en bedroeg midden 2000 ruim 150 miljard EUR. De schuldtitels van Belgische en buitenlandse bedrijven vertegenwoordigen bijna de helft van de totale effectenportefeuille (grafiek 4). Ze expandeerden het jongste jaar met 23,3%. Door de sanering van de overheidsfinanciën in vrijwel alle landen van de Europese Unie, werd overheidsfinanciering minder rendabel en trachtten de banken, onder meer via het aanhouden van effecten, meer krediet te verstrekken aan bedrijven.
expandeerde die categorie schuldtitels met bijna 25%. De invoering van de euro begin 1999 heeft meegebracht dat de banken in de EMU hun overheidsfinanciering meer spreidden over binnenlandse en buitenlandse overheden. De reeds vermelde afname van kredieten aan de Belgische overheid in de vorm van directe kredietverlening en via het aanhouden van overheidseffecten, werd aldus gecompenseerd door een sterke stijging van de schuldtitels van buitenlandse overheden in de portefeuille van de banken. Niettegenstaande de banken sinds de wet van 22 maart 1993 vrij aanGrafiek 4:
delen mogen bezitten, met uitzondering van gekwalificeerde deelnemingen waarvoor nog bepaalde limieten gelden, vertegenwoordigden de door de banken aangehouden aandelen (2) midden 2000 slechts 2,8% van hun effectenportefeuille. Het uitstaand bedrag aan deelnemingen(2) is de jongste jaren dan weer erg expansief. De sterke opkomst van het verzekeringsbankieren, de overnames en samenwerkingsverbanden tussen banken onderling en de filialisering door de banken van een aantal financiële activiteiten, hebben bijgedragen tot deze evolutie.
Samenstelling van de effectenportefeuille van de banken midden 2000
Ruim één derde van de effectenportefeuille betreft schuldtitels van buitenlandse openbare emittenten. Niettegenstaande bovenvermelde rendabiliteitsoverwegingen
(1) (2)
De effectenportefeuille is de verzameling van de roerende waarden, exclusief de certificaten en de obligaties uitgegeven door de Belgische overheid. Onder aandelen wordt verstaan te plaatsen aandelen, te realiseren aandelen en beleggingsaandelen. Als deelnemingen worden beschouwd, de maatschappelijke rechten in andere ondernemingen die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die andere ondernemingen, een invloed uit te oefenen op de oriëntatie van het beleid van deze ondernemingen.
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
33
CLIËNTENDEPOSITO’S: LICHTE GROEIVERSNELLING Het uitstaand volume cliëntendeposito’s bij de banken klom het jongste jaar iets sneller dan het jaar voordien, namelijk met 5%, tot 379 miljard EUR. Het groeitempo van de deposito’s van ingezetenen lag lichtjes hoger dan dat van nietingezetenen.
34
De aanwas van de cliëntendeposito’s van ingezetenen trok aan van 3,6% in het jaar eindigend in juni 1999 tot 5,2% het jongste jaar. Verschillende factoren hebben een rol gespeeld in die lichte groeiversnelling. De rentetarieven, vooral die op korte termijn, lagen midden 2000 beduidend hoger dan begin 1999, waardoor de interesse voor bankdeposito’s opnieuw is toegenomen. Het financieel klimaat was minder positief. Vooral de Brusselse beurs presteerde beduidend minder goed. Toch bleef de groei van de cliëntendeposito’s van ingezetenen nog steeds matig, zeker in het licht van de oplopende inflatie. De hogere rentetarieven en het minder positief financieel klimaat konden de tendens tot desintermediatie, waarbij een verschuiving plaatsvindt van beleggingen in traditionele bankdeposito’s naar andere beleggingsvormen, niet omkeren. Het jongste jaar haalden naast de deelbewijzen van instellingen voor collectieve belegging (icb’s) ook vooral de levensverzekeringen gekoppeld aan beleggingsfondsen (tak 23-producten) voordeel uit de desintermediatietendens. De nettoinlagen bij icb’s lagen in 1999 nog steeds hoger dan de aangroei van de cliëntendeposito’s van ingezetenen bij de banken (tabel 3). Maar de netto-actiefwaarde van de icb’s
Tabel 3: Aangroei cliëntendeposito’s van ingezetenen bij de banken en netto-inlagen bij de in België verspreide ICB’s (in miljarden EUR) Aangroei cliëntendeposito’s van ingezetenen
Netto-inlagen ICB’s
1994
5,2
1,0
1995
2,7
- 0,5
1996
11,3
1,8
1997
3,7
6,8
1998
7,6
14,9
1999
12,8
16,8
Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB en BVICB.
expandeerde in de eerste helft van 2000 beduidend minder snel (+ 9,7%) dan in de eerste helft van 1999 (+ 21%). De evolutie van de netto-actiefwaarde is evenwel niet enkel het resultaat van de intekeningen, maar heeft ook te maken met het koersverloop. Wat de vorming van bankdeposito’s zelf betreft ging de voorkeur van de cliënten, niettegenstaande het opgelopen renteniveau, nog steeds uit naar liquide, afwachtende beleggingen. De rentetarieven op korte termijn liepen beduidend meer op dan die op lange termijn, waardoor de rentecurve vrij vlak werd. De voorkeur voor liquide beleggingen speelde enkel in het voordeel van de zicht- en termijndeposito’s en van de depositocertificaten (grafiek 5). De gereglementeerde spaar-
deposito’s krompen met 1,6%. De vergoeding voor die deposito’s kent een vrij stroef verloop, waardoor ze met vertraging wordt aangepast aan de evolutie van de marktrendementen. In perioden van stijgende rendementen, maakt dit de gereglementeerde spaardeposito’s minder aantrekkelijk. Gezien de rendementen op lange termijn nog steeds vrij laag zijn en de rentecurve vlakker werd, was er opnieuw weinig belangstelling voor kasbons. Het uitstaand volume kasbons daalde voor het vijfde opeenvolgende jaar. Hun aandeel in de totale cliëntendeposito’s bedroeg medio 2000 nog slechts 16,9% of minder dan de helft van in 1993. De termijndeposito’s vormen de belangrijkste categorie cliëntendeposito’s, met een aandeel van ruim 30%.
Grafiek 5: Evolutie van de belangrijkste depositocategorieën
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
BUITEN-BALANSACTIVITEITEN: FORSE INKRIMPING TERMIJNVERRICHTINGEN OP DEVIEZEN INGEVOLGE INVOERING EURO De buiten-balansactiviteiten kennen traditioneel een veel sterkere groei dan de balansverrichtingen. Het jongste jaar expandeerden ze met bijna één vierde, waardoor ze midden 2000 reeds 19 maal de omvang van het balanstotaal bedroegen (zonder de open bewaargevingen van Euroclear was dat 13 maal het balanstotaal). De open bewaargevingen vormden met 4.510 miljard EUR medio 2000 de belangrijkste categorie buitenbalanstransacties. Ruim drie vierde van de open bewaargevingen is verbonden aan transacties in het kader van Euroclear. Door het groter volume aan effecten ten gevolge van de desintermediatie en de belangstelling voor deelbewijzen van icb’s kenden de open bewaargevingen de jongste jaren een forse expansie.
verrichtingen op rente, vermits de termijnverrichtingen op valuta’s en de overige termijnverrichtingen sterk afnamen (grafiek 6). De inkrimping van de termijnverrichtingen op deviezen nam reeds in 1998 een aanvang, zodra duidelijk werd dat de EMU een feit zou worden. De invoering van de euro deed een belangrijk deel van de wisselrisico’s verdwijnen en bijgevolg ook van de indekkingsverrichtingen.
Grafiek 6:
Evolutie van de termijnverrichtingen op rente en op vreemde valuta's (index juni 1995 = 100)
De termijnverrichtingen, een andere belangrijke component van de buiten-balansverrichtingen, vertegenwoordigden in notionele(1) termen 2.460 miljard EUR medio 2000. De termijnverrichtingen expandeerden het jongste jaar met 13,6%. Die groei werd uitsluitend gestuurd door de termijn-
(1)
35
De notionele bedragen zijn de bedragen van de onderliggende waarden waarop een bepaald contract betrekking heeft.
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
MINDER INKOMSTEN, HOGERE BEDRIJFSKOSTEN MAAR TOCH RENDABILITEITSVERBETERING(1) Het rendement op eigen vermogen van de banken naar Belgisch recht klom van 8,5% in 1998 tot 9,9% in 1999 (tabel 4). De rendabiliteitsverbetering is uitsluitend toe te schrijven aan de forse vermindering van de waardecorrecties, de evolutie van het uitzonderlijk resultaat en de daling van de belastingen.
36
De inkomsten van de banken naar Belgisch recht lagen in 1999 1,8% lager dan het jaar voordien. Tengevolge van de hevige concurrentie, in het bijzonder op de kredietmarkten, kromp de intermediatiemarge verder. In tegenstelling tot de vorige jaren trokken ook de diverse inkomsten samen, vooral ingevolge de daling van de gerealiseerde meerwaarden op effecten en de verliezen die werden geleden op het stuk van de effectenhandel. De bedrijfskosten stegen in 1999 met 8,1%, waardoor de kostendruk toenam. Vooral de betaalde provisies wegens betrokken financiële diensten en de bedrijfsbelastingen stegen fors. Doordat de banken steeds meer financiële activiteiten filialiseren, betalen ze mogelijk meer provisies voor financiële diensten die deze filialen leveren. De waardecorrecties met betrekking tot de normale bankactiviteit liepen met 41% terug. Er dienden beduidend minder voorzieningen voor landenrisico’s en handelskredieten te worden aangelegd, ingevolge de positieve wending die de crisis in een aantal opkomende landen heeft genomen. Ook werden minder voorzieningen aangelegd ter dekking van reorganisatiekosten die voortvloeien
(1) (2)
Tabel 4: Rendabiliteits- en solvabiliteitsverhoudingen (in %) 1993
1998
1999
Banken naar Belgisch recht Intermediatiemarge (*) Cash flow/ingezette werkmiddelen (**) Cost/income ratio Winstmarge (ROA) Rendabiliteit van het eigen vermogen (ROE) Solvabiliteitscoëfficiënt op geconsolideerde basis (***)
1,64 0,53 71,6 0,28 8,70 11,0
1,35 0,71 63,3 0,30 8,49 11,3
1,32 0,60 69,7 0,38 9,86 11,9
Banken naar buitenlands recht Intermediatiemarge Cash flow/ingezette werkmiddelen Cost/income ratio Winstmarge (ROA)
0,29 0,21 64,6 0,17
0,55 0,23 75,4 0,27
0,73 0,47 72,2 0,24
Bron: BVB-berekeningen op basis van globalisaties van de gedetailleerde boekhoudstaten. (*)
Resultaat uit de financiële intermediatie in verhouding tot de werkmiddelen van derden.
(**)
De cash flow is het brutobedrijfsresultaat na belastingen.
(***)
1993: risk assets ratio; 1998 en 1999: berekend volgens het besluit van de CBF dd. 5.2.1995 inzake de nieuwe CAD.
uit fusies, en diende niet meer te worden geprovisioneerd voor de kredietrisico’s verbonden aan de overgang naar het jaar 2000. Onder meer dankzij de gerealiseerde meerwaarden op de verkoop van deelnemingen en een vermindering van de herstructureringskosten boekten de banken naar Belgisch recht een uitzonderlijke winst van 14 miljoen EUR. In 1998 leden ze een uitzonderlijk verlies van 451 miljoen EUR. De belastingdruk(2) liep terug onder meer doordat een aantal fiscaal vrijgestelde inkomsten, zoals gerealiseerde meerwaarden op deelnemingen en dividenden die reeds waren belast bij de vennootschap die ze uitkeerde, zeer expansief waren in 1999. Het resultaat van het boekjaar van de banken naar Belgisch recht klom met 35,7% tot 2.659 miljoen EUR.
Ingevolge de versterking van het eigen vermogen die deels was ingegeven door een toename van de kredietverlening aan de privésector, kon de risicogewogen solvabiliteitsratio in 1999 aantrekken. Aldus kwam een einde aan de aanhoudende lichte afbrokkeling van die ratio sinds 1994. De banken naar buitenlands recht realiseerden in 1999 meer inkomsten dan in 1998, en de kostendruk nam af. Die gunstige ontwikkelingen weerspiegelden zich niet in de winst van het boekjaar, die in 1999 een derde lager lag dan het jaar voordien. Dit was te wijten aan een specifieke evolutie op het stuk van de waardecorrecties m.b.t. de normale bankactiviteit.
Zie ook «De resultaten van de banken in 1999», Aspecten en Documenten nr. 207, waarvan de publicatie imminent is. Belastingen op het resultaat in verhouding tot het resultaat van het boekjaar vóór belastingen.
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
KENCIJFERS VAN DE BELGISCHE BANKSECTOR (*)
37
Deze gegevens hebben betrekking op de banksector in zijn geheel, d.w.z. alle instellingen die beantwoorden aan de Europese definitie van kredietinstelling. De Belgische Vereniging van Banken publiceert meer gedetailleerde statistieken over de banksector in een aantal brochures van de reeks «Aspecten en Documenten». Zie onder meer: «Statistisch vademecum van de banksector - 1999» (nr. 205), «De resultaten van de banken in 1999» (nr. 207) en «De banken in 1998 - individuele gegevens» (nr. 204). De website van de BVB geeft eveneens toegang tot statistische gegevens. Bedragen worden vanaf dit verslag in euro vermeld, met een verwijzing naar de Belgische frank voor het laatste jaar.
(*)
Aanhalingen zijn toegelaten mits de bron wordt vermeld: Jaarverslag van de BVB, 2000.
Kencijfers van de Belgische banksector
STRUCTUUR VAN DE BANKSECTOR Aantal banken naar Belgisch recht (1) - uit België - uit overige EU-landen - uit niet-EU-landen naar buitenlands recht - uit EU-landen - uit niet-EU-landen Totaal aantal in België gevestigde banken Vertegenwoordigingskantoren Banken aangemeld onder het Europees stelsel van vrije dienstverlening Personeelsleden
(2)
1993
1998
1999
112 39 24 15 151 42
81 52 19 10 39 25 14 120 38
75 47 22 6 44 30 14 119 35
39
273
304
76.281
76.274
76.302
7.890 1.592 11.998
7.129 4.416 8.262
6.975 4.974 7.528
2.131 2.636 34.010
1.233 5.734 54.721
1.059 6.323 58.889
321,5 261,7 248,5 570,2
379,8 337,2 324,3 704,1
360,8 309,7 336,3 697,1
9.863 1.949 18.581 30.392
12.878 1.710 18.360 32.948
n.b. n.b. n.b. n.b.
78,8 3.460 6.071
45,9 3.517 7.856
39,6 3.960 8.129
1999
(3)
38
Contactpunten Kantoren - Kantoren uitgerust met self-banking Gevolmachtigde agenten - Gevolmachtigde agenten werkzaam in kantoren van de bank Biljettenverdelers (4) Betaalterminals (5) Investeringen (6) (in miljoenen EUR) Roerende investeringen - Informatica-uitrusting Onroerende investeringen Totaal Rekeningen (7) (in duizenden) Zichtrekeningen Termijnrekeningen Gereglementeerde spaarrekeningen Totaal Betalingsverkeer Uitgewisselde cheques (8) (in miljoenen) Eurochequegarantiekaarten (in duizenden) Bancontact/Mister Cash (9) (in duizenden)
(mld BEF)
Bron: BVB. (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9)
De banken naar Belgisch recht zijn verder onderverdeeld volgens nationaliteit van de meerderheid of sterkste participatie binnen het aandeelhoudersschap. Raming voor alle banken (BVB-enquête bij de leden, aangevuld met gegevens uit de gepubliceerde rekeningen). De cijfers m.b.t. kantoren en gevolmachtigde agenten zijn afkomstig uit een BVB-enquête bij de leden. ATM’s van Bancontact/Mister Cash, alsook privatieve automaten met geldafhaling bij de banken. Vanaf 1995 ook Postomat inbegrepen. Banksys. De cijfers m.b.t. de investeringen zijn afkomstig uit een BVB-enquête bij de leden. Ramingen voor banksector in ruime zin. UCV-cijfers m.b.t. het interbancaire verkeer, genormaliseerde cheques. Debetkaarten.
Kencijfers van de Belgische banksector
14,6 12,5 13,6 28,1
DE BANKBEDRIJVIGHEID (in miljarden EUR)
(in miljarden BEF)
Einde periode
1993
1999
6.2000
6.2000
VOORNAAMSTE BALANSRUBRIEKEN Balanstotaal
562,9
770,8
804,6
32.456,3
Kredieten: Cliëntenkredieten (1) - op België - op het buitenland Kredieten a/d Belgische overheid (2) Interbankvorderingen
193,0 162,9 30,1 108,3 183,0
265,3 206,3 59,0 110,6 210,1
290,2 216,5 73,7 100,6 216,1
11.706,8 8.732,4 2.974,4 4.056,8 8.719,2
52,3
138,7
150,1
6.056,8
283,8 33,7 95,8 48,5 3,3 96,3 6,2 223,7
364,5 62,6 108,0 100,0 22,8 65,7 5,4 289,7
379,1 77,9 115,8 95,4 20,4 64,2 5,6 294,4
15.293,4 3.140,6 4.670,4 3.847,3 823,1 2.587,9 224,1 11.875,3
22,3 15,4 6,9
47,6 28,2 19,4
53,5 31,6 21,9
2.157,9 1.275,5 882,4
2.741,1 1.458,9 902,2 416,6 172,6 73,3 29,5 21,4 4,3
7.967,4 3.959,7 2.289,0 1.026,5 285,5 47,8 70,1 120,7 3,8
9.194,3 4.590,0 2.396,9 1.172,6 294,0 121,8 79,9 69,1 2,8
370.899,1 185.158,8 96.692,6 47.301,2 11.859,0 4.911,4 3.221,5 2.788,1 111,0
Effectenportefeuille Deposito’s: Cliëntendeposito’s - zichtdeposito’s - termijndeposito’s - gereglementeerde spaardeposito’s - depositocertificaten - kasbons en obligaties - overige Interbankschulden Aansprakelijk vermogen - eigen vermogen (3) - achtergestelde schulden
(3)
VOORNAAMSTE POSTEN BUITEN BALANSTELLING Toevertrouwde waarden en vorderingen waarvan: open bewaargevingen Termijnverrichtingen Waarborgen Betekende kredietlijnen Contantverrichtingen in uitvoering Opgenomen verbinteniskredieten Overige rechten en verplichtingen Vooraf gedekte opbrengsten en kosten Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB.
(1) Inclusief de vorderingen op de Belgische overheid in de vorm van directe kredietverlening. (2) Krediet aan de Belgische overheid in de vorm van obligaties en schatkistcertificaten, alsook het bij de centrale bank herfinancierbaar overheidspapier. (3) Fonds voor algemene bankrisico’s inbegrepen.
Kencijfers van de Belgische banksector
39
RESULTATEN VAN DE BANKEN
(1)
1993
1998
1999
Opbouw van de inkomsten (in miljoenen EUR) Resultaat uit de financiële intermediatie Diverse inkomsten Totaal (bankproduct)
(2)
1999 (mld BEF)
7.339,9 3.569,7 10.911,0
9.028,3 6.316,7 15.345,0
9.439,2 5.705,5 15.144,7
380,8 230,2 610,9
7.741,7 1.351,0 587,6 1.433,2
9.838,2 1.721,0 1.136,0 2.212,5
10.580,8 1.097,1 659,3 2.823,0
426,8 44,3 26,6 113,9
1,37% 0,26% 8,70% 11,00%
1,25% 0,30% 8,49% 11,30%
1,26% 0,36% 9,86% 11,90%
Aanwending bankproduct en uitzonderlijk resultaat (3) (in miljoenen EUR) Bedrijfskosten Waardecorrecties m.b.t. de normale bankactiviteit (4) Belastingen op het resultaat Resultaat van het boekjaar
Rendabiliteits- en solvabiliteitsratio’s Intermediatiemarge (5) Winstmarge (6) Rendabiliteit eigen vermogen (7) Solvabiliteitscoëfficiënt (8) Bron: BVB.
40
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)
De analyse van de resultaten van de banken is voortaan gebaseerd op de globalisaties van de gedetailleerde boekhoudstaten en heeft betrekking op de kalenderjaren. Renteresultaat, inkomsten van aandelen en van andere niet-vastrentende effecten en opbrengsten uit financiële vaste activa. Uitzonderlijk resultaat: 203 mio. in 1993; -437 mio. in 1998 en 16 mio. (0,6 mld. BEF) in 1999. Waardeverminderingen op kredieten, op beleggingspapier en -effecten, voorzieningen voor andere risico’s en kosten en toevoeging aan de voorzorgfondsen voor risico’s. Resultaat uit de financiële intermediatie in verhouding tot de werkmiddelen van derden. Resultaat van het boekjaar in verhouding tot de ingezette werkmiddelen. Alleen banken naar Belgisch recht. Gewogen risicocoëfficiënt; alleen banken naar Belgisch recht, op geconsolideerde basis (bron: CBF).
Kencijfers van de Belgische banksector
DE ORGANEN VAN DE VERENIGING
BUREAU (1) K. De Boeck, Voorzitter, Gedelegeerd Bestuurder, Lid van het Directiecomité van Fortis Bank. D. Bruneel, Ondervoorzitter, Voorzitter van de Directiecomités van de Bacob Bank en van Artesia Banking Corporation. Baron A. Philippson (2), Ondervoorzitter, Voorzitter van de Raad van Bestuur en Gedelegeerd Bestuurder van de Bank Degroof N.V. H. Servais (3), Ondervoorzitter, Voorzitter van het Directiecomité van de Bank Dewaay N.V. G. Ravoet, Lid, Directeur-generaal van de Belgische Vereniging van Banken.
DIRECTIECOMITÉ (1) P. de Bellefroid (3), Voorzitter van de afdeling zakenbanken, voorzitter van de Raad van Beheer van De Laet, Poswick & C°, Banquiers-Bankiers.
Th. Maertens de Noordhout (2), Voorzitter a.i. van de afdeling zakenbanken, gedelegeerd bestuurder, lid van het Directiecomité van de Bank Delen.
C. Henriksen, Voorzitter van de afdeling netwerkbanken, voorzitter van het Directiecomité van de Bank J. Van Breda & C°.
L. Onclin, Voorzitter van het Directiecomité van Dexia Bank België.
Chr. M. Jacobs, Voorzitter van de afdeling buitenlandse banken, Chairman of the Management Committee, Morgan Guaranty Trust Company of New York. M. Lambrechts, Voorzitter van de afdeling spaarbanken, voorzitter van het Directiecomité, HBKSpaarbank.
C. Pinte, Ondervoorzitter van de Directiecomités van Bacob Bank en van Artesia Banking Corporation. L. Vandewalle, Voorzitter van het Directiecomité van de Bank Brussel Lambert. R. Vermeiren, Voorzitter van het Directiecomité van de KBC Bank. H. Verwilst, Voorzitter van het Directiecomité van de Fortis Bank.
(1) (2) (3)
De leden van het Bureau zijn tevens leden van het Directiecomité. Tot 13 december 2000. Vanaf 13 december 2000.
De organen van de Vereniging
41
REGIONALE AFDELINGEN
42
SECRETARIAAT G. Ravoet, Directeur-generaal.
J.L. Claessens, Voorzitter van de regionale afdeling Brussel, Directeur voor de Provincie Brabant van de KBC Bank.
W. Roelant, Voorzitter van de regionale afdeling Leuven, Directeur van de zetel Leuven van de Bank Brussel Lambert.
P. Coucke, Voorzitter van de regionale afdeling Noord-West-Vlaanderen, Provinciedirecteur WestVlaanderen van de KBC Bank.
P. Roukaerts, Voorzitter van de Regionale afdeling Limburg, Provinciedirecteur Limburg en OostBelgië bij KBC Bank.
C. Dawir, Voorzitter van de regionale afdeling Namur-Luxembourg, Directeur retail van de zone Namur-Luxembourg van Fortis Bank.
L. Truyens, Voorzitter van de regionale afdeling Zuid-West-Vlaanderen, Directeur van de zetel Kortrijk van de Bank Brussel Lambert.
M. Dumortier, Voorzitter van de regionale afdeling Hainaut Occidental, Directeur van de zetels Tournai en Centre-Hainaut van de Bank Brussel Lambert.
C. Van Tilborgh, Voorzitter van de regionale afdeling Oost-Vlaanderen, Provinciedirecteur OostVlaanderen van de KBC Bank.
Ph. Gusbin, Voorzitter van de regionale afdeling Charleroi, Directeur van de zetel Charleroi van de Bank Brussel Lambert. M. Mikolajczak, Voorzitter van de regionale afdeling Liège - Verviers, Directeur entreprises van de zone Liège - Namur Luxembourg van Fortis Bank. J.-M. Moreau, Voorzitter van de regionale afdeling Mons-La LouvièreNivelles, Directeur retail van de zone Mons-Tournai van Fortis Bank.
G. Verlodt, Voorzitter van de regionale afdeling Antwerpen, Directeur van de zetel Antwerpen van de Bank Brussel Lambert.
W. Abelshausen, Directeur van het Sociaal Departement. J. Bellefroid, Directeur van het Departement Opleiding. D. Mareels, Directeur van het Fiscaal Departement. G. Martin, Directeur van het Economisch en Studiedepartement. F. Sweerts, Directeur van het Juridisch Departement. J. Van den Nieuwenhof, Directeur van het Departement Organisatie en Bancaire Informatica. P. Wouters, Hoofd van het Departement Administratie. J. Zeegers, Secretaris-generaal, Hoofd van het Departement Communicatie.
OMBUDSMAN (1)
P. Caeyers , Ombudsman.
OMBUDSCOLLEGE P. Blondeel, Voorzitter, Raadsheer, Hof van Beroep te Brussel. P. Drogné, Lid, Bestuurder-Directeur, Belgische Vereniging van de leden van de Beurs. Baron H. Simonart, Lid, Ere-Secretaris-generaal, Generale Bank. A. Van Oevelen, Lid, Gewoon Hoogleraar, Rechtsfaculteiten U.I.A. en UFSIA. (1)
De organen van de Vereniging
De Ombudsman is ook lid van het Ombudscollege.
LEDEN
(1)
Banken rechtstreeks
3. Spaarbanken
vertegenwoordigd
Antwerps Beroepskrediet; ARFIN Krediet Spaarbank; Belgische Zee- en Binnenvaart Kredietmaatschappij Creditmar; BHW Bausparkasse; Centea; De Vaderlandsche Spaarbank; DIPO; Eural; HBK-Spaarbank; Mauretus Spaarbank; Record Bank; Upar; VDK Spaarbank; Westkrediet Spaarbank.
in het Directiecomité
BACOB BANK (BACOB) Bank Brussel Lambert (BBL) Dexia Bank België Fortis Bank KBC Bank
Gespecialiseerde afdelingen
1. Netwerkbanken AGF Belgium Bank; Antwerpse Diamantbank; Axa Bank Belgium; Bank van Brabant; Bank J. Van Breda & C°; Bank van De Post; Bank van Limburg; Bank Nagelmackers 1747; Bankunie; Banque CPH; Beroepskrediet; Belgolaise Bank; CBC Banque; Citibank Belgium; Europabank; Europeloan Bank; Fortis Bank Asia HK; Groep Landbouwkrediet; RealBank. 2. Zakenbanken Artesia Bank; Bank Corluy, Effectenbankiers; Bank Degroof; Bank Delen; Bank De Maertelaere; Bank Dewaay; De Laet, Poswick & C°, Banquiers-Bankiers; Dierickx, Leys & Cie; F. van Lanschot Bankiers (België); HBM Bank; Kempen & Co België; Parfibank; Private Kas Bank; TradeGo; van de Put & C° Effectenbank.
4. Buitenlandse banken (bijkantoren en dochtermaatschappijen) Aachener Bank; ABN AMRO Bank N.V. Belgian Branch; Banca Monte Paschi Belgio; Banco Bilbao Vizcaya Argentaria; Banco Santander Central Hispano; Bank of America National Trust and Savings Association – Belgium; Bank of Baroda; The Bank of New York; The Bank of TokyoMitsubishi, Ltd; Banque Chaabi du Maroc; Banque Commerciale du Maroc; Banque Européenne pour l’Amérique latine (BEAL); BCH Benelux; BNP Paribas; BNP Paribas Securities Services – Succ. de Bruxelles; Byblos Bank Belgium; The Chase Manhattan Bank – Belgium; Citibank International plc; Commerzbank Aktiengesellschaft; Commerzbank Belgium; Crédit Agricole Indosuez; Crédit Commercial de France (CCF); Crédit Lyonnais – Succ. de Bruxelles; DePfa Bank; Deutsche Bank Aktiengesellschaft; Deutsche Bank N.V.; DHB Bank; Dresdner Bank; Euroclear Bank; FCE Bank PLC; Finansbank (Holland); Habib Bank Limited; HSBC Bank plc; Lloyds TSB Bank PLC; Morgan Guaranty Trust Company of New York; NIB Capital Bank; Ogaki Kyoritsu
Bank (Europe); Rabobank International Antwerp Branch; Robeco Groep; The Sakura Bank Limited; San Paolo – IMI Bank; The Sanwa Bank Limited; Schretlen & Co; Shizuoka Bank (Europe); Société Générale; State Bank of India; State Street Bank Europe; The Sumitomo Bank, Limited; Theodoor Gilissen Bankiers; Triodos Bank; United Taiwan Bank; Volkswagen Bank; Wafabank; Westdeutsche Landesbank Girozentrale.
Geassocieerde vertegenwoordigingskantoren
Banca Commerciale Italiana; Banca Intesa; Banca Nazionale del Lavoro; Banca Popolare di Novara; Banca di Roma; Banco di Napoli; Banco di Sardegna; Bank Jugra; Confederacion Espanola de Cajas de Ahorros; Groupe des Banques C.I.C.; Helaba Luxembourg Landesbank Hessen-Thüringen International S.A.; Istituto Centrale delle Banche Popolare Italiane; Mediocredito Centrale; Turkiye Halk Bankasi; UniCredito Italiano.
(1)
Op 20 november 2000.
De leden
43
WOORD VOORAF
................................................................................................................
2
DE BANK IN DE SAMENLEVING ......................................................................................... 5 Euro: 2001, een cruciaal jaar .......................................................................................... 5 Voorbereiding in volle gang Omzetting van rekeningen: onmogelijk ineens Cashomwisseling: logistieke operatie zonder voorgaande Eurokosten voor de banken: 26,5 miljard BEF Europese Commissie neemt een op verzoek van de Nationale Bank gesloten cliëntgericht akkoord op de korrel Eerste stap naar uitbreiding van de aanvullende pensioenen ......................................
8
Een echte reserve? Aanbod verruimen voor de tweede pijler Toegankelijk voor al wie werkt Het bankwezen ten dienste van de particulieren .........................................................
9
Multikanaaldistributie: minder traditionele kantoren, meer elektronisch bankieren Verkoop op afstand van financiële diensten: naar een Europese harmonisatie Deontologie: tal van initiatieven Consumentenkrediet: een resem wetsvoorstellen Hypothecair krediet: Europese gedragscode Positieve centrale voor kredieten aan particulieren Borgtocht: legitieme bekommernis Ombudsman: ruimere bevoegdheid Joodse tegoeden: samenwerking met de Studiecommissie gaat door De betaalsystemen: vitaal voor de nieuwe economie .................................................
13
Toenemend gebruik van elektronische betaalmiddelen Elektronisch geld: fraude niet in de hand werken De circulaire cheque: voorbijgestreefd en weinig betrouwbaar betaalmiddel Tarifering: kosteloosheid is een utopie Grensoverschrijdende betalingen: talrijke initiatieven De banken en de informatie- en communicatietechnologie ......................................
44
17
De overgang naar het jaar 2000: nuttige voorzorgsmaatregelen, maar ongegronde vrees De banken staan centraal in de informatie-economie Internetbankieren: cliëntenbescherming Elektronische handtekening: een kernfactor in de informatiemaatschappij Telecommunicatie: een onontbeerlijk instrument Nimmer aflatende aandacht voor preventief optreden tegen criminaliteit ..............
19
Witwassen: zich toespitsen op de zwaarste misdrijven Efficiënt overleg met de overheid De banken en de fiscaliteit ..........................................................................................
20
Hervorming van de personenbelasting: een stap in de goede richting De Europese belastingharmonisatie is er nog lang niet Bijzondere mechanismen en voorkoming van belastingfraude Discretie is voor bankiers een plicht Qualified Intermediary: geen afwijking van de discretieplicht Het menselijk kapitaal in de banksector .....................................................................
22
Meer dan 5.200 aanwervingen, maar honderden betrekkingen vacant Eindelijk een sectorovereenkomst Opleiding: belangrijker dan ooit De banken en de financiële markten ..........................................................................
25
Euronext: behoefte aan harmonisatie van regelgeving en toezicht Strijd tegen het onwettig aanbieden van financiële diensten Autonomie van de ICB’s: verder overleg gewenst International Accountancy Standards: voorzichtig blijven Tobin-taks: er bestaat geen eenvoudige oplossing voor een ingewikkeld probleem De prudentiële controle op de banken .......................................................................
27
Een harmonisatie moet er komen De Baselbesprekingen inzake de solvabiliteitscoëfficiënt
DE BEDRIJVIGHEID EN DE RESULTATEN VAN DE BANKEN
.............................................
29
De economische en financiële omgeving: herhaaldelijke renteverhogingen door de ECB Meer verrichtingen met niet-ingezetenen sinds invoering euro Interbankenverrichtingen opnieuw expansief Total kredietverlening: meer dan 600 miljard EUR Bankkredieten aan de Belgische economie: steeds groter deel voor privé-sector De effectenportefeuille: structureel in expansie Cliëntendeposito’s: lichte groeiversnelling Buiten-balansactiviteiten: forse inkrimping termijnverrichtingen op deviezen ingevolge invoering euro Minder inkomsten, hogere bedrijfskosten maar toch rendabiliteitsverbetering
KENCIJFERS VAN DE BELGISCHE BANKSECTOR
..............................................................
37
Structuur van de banksector De bankbedrijvigheid Resultaten van de banken
DE ORGANEN VAN DE VERENIGING ................................................................................ 41 LEDEN ................................................................................................................................ 43
BELGISCHE VERENIGING VAN BANKEN Ravensteinstraat 36, bus 5 - 1000 Brussel Tel.: 02-507 68 11 B.T.W. BE536.067.827 Bankrekening nummer 210-0046684-79
D / 2000 / 1197 / 25
Verantwoordelijke uitgever: Guido Ravoet, Ravensteinstraat 36 - 1000 Brussel
BELGISCHE VERENIGING VAN BANKEN Ravensteinstraat 36 1000 Brussel Tel.: 02-507 68 11 e-mail:
[email protected]