AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
INHOUD 1
2
20100410 27 juni 2011 blad 1
blz.
INLEIDING
3
1.1
Algemeen
3
1.2
Leeswijzer
4
VELDGEGEVENS & EXTERNE ADVIEZEN
4
2.1
Bodemopbouw plangebied
4
2.1.1
Bodemopbouw infiltratieproef
4
2.1.2
Bodemopbouw op diepere lagen
6
2.2
Waterstanden in omliggende watergangen
6
2.3
Bepaling grondwaterstand
7
2.3.1
Grondwaterstand Wateratlas
7
2.3.2
Grondwaterstand infiltratieproef
7
2.3.3
Peilbuizen AGEL adviseurs
7
2.3.4
TNO peilbuizen
8
2.3.5
Conclusie grondwaterstand
8
2.4
Bepaling doorlatendheid bodem
8
2.4.1
Infiltratieonderzoek
8
2.4.2
Zeefkromme
10
2.4.3
Conclusie doorlatendheid bodem
10
2.5
Neerslag en verdamping
11
2.6
Eisen en advies vanuit het waterschap
12
2.7
Veldgegevens & adviezen in tabelvorm
13
3
REALISATIE WATERPARTIJ BOVEN HET GRONDWATERNIVEAU
14
4
REALISATIE WATERPARTIJ IN HET GRONDWATERNIVEAU
15
4.1
Modelbeschrijving grondwaterverloop
15
4.1.1
Opbouw grondwatermodel
15
4.1.2
Modelranden
15
4.1.3
Veldgegevens
15
4.2
Grondwaterverloop huidige situatie
15
4.3
Grondwaterverloop met waterpartij
17
4.4
Grondwater verandering met waterpartij
18
© AGEL adviseurs bv 2011 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorgaande toestemming van AGEL adviseurs, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
5
6
20100410 27 juni 2011 blad 2
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN WATERSTROMENONDERZOEK
20
5.1
Conclusies
20
5.2
Aanbevelingen
21
GERAADPLEEGDE BRONNEN
22
BIJLAGEN 1. 2. 3. 4.
Toekomstige situatie met onderzoek locaties Boorstaten bodemopbouw infiltratieproeven Resultaten infiltratieonderzoek Resultaten SCG-zeefkromme
© AGEL adviseurs bv 2011 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorgaande toestemming van AGEL adviseurs, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
1 1.1
20100410 27 juni 2011 blad 3
INLEIDING Algemeen
ZLTO Advies heeft aan AGEL adviseurs opdracht verstrekt een watertoets uit te voeren ten behoeve van de ontwikkeling van een landgoed van ca. 10 ha. Onderdeel van deze watertoets is het „Waterstromenonderzoek‟. Dit onderzoek is opgesteld om de mogelijkheden voor de realisatie van een waterpartij in kaart te brengen. Omdat deze rapportage betrekking heeft op het „Waterstromenonderzoek‟ wordt niet specifiek verder ingegaan op de inhoud van de toekomstige ontwikkeling, de ligging van het plangebied en een beschrijving van het terrein en de waterhuishouding. Hiervoor wordt voor verwezen naar het vooronderzoek beschreven in de watertoets. Zoals reeds beschreven is er binnen het ontwerp een waterpartij gesitueerd (zie afbeelding 1). In dit waterstromenonderzoek wordt onderzocht of de naastgelegen watergangen leeglopen en/of de waterpartij op het landgoed droog komt te staan. Om dit te bepalen zijn er enkele praktijkproeven naar de waterdoorlatendheid van de bodem uitgevoerd op locatie. Onderstaand zijn deze proeven weergeven: 1. Het bepalen van de bodemopbouw met behulp van boorkernen (10 stuks); 2. Het bepalen van de aanwezige grondwaterstand doormiddel van 5 peilbuizen; 3. Het uitvoeren van de infiltratieproef op 10 locaties, conform de „constant head‟ (k-sat ) methode en de Hooghoudt methode (pompproef). Daarnaast zijn er, ten behoeve van een SCG zeefkromme bepaling, ter plaatse van het plangebied drie grondmonsters genomen. Afbeelding 1. Inrichtingsvoorstel (bron: Ontwerpburo WdBruijn)
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
1.2
20100410 27 juni 2011 blad 4
Leeswijzer
In navolging van de algemene inleiding en deze leeswijzer worden in hoofdstuk 2 de veldgegevens verkregen door bureau- en veldonderzoek en de adviezen van het waterschap over de waterpartij beschreven. Deze gegevens zijn van invloed op de resultaten van de volgende hoofdstukken. In hoofdstuk 3 wordt het effect van de waterpartij boven het grondwater bekeken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de effecten van de realisatie van de waterpartij in het grondwater beschreven. Tot slot worden in hoofdstuk 5 de relevante conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. 2
VELDGEGEVENS & EXTERNE ADVIEZEN
Om de invloed van de waterpartij op de omgeving te kunnen bepalen zijn er veldgegevens nodig. In dit hoofdstuk worden de veldgegevens verkregen door bureau- en veldonderzoek en de adviezen van het waterschap over de waterpartij beschreven. De gegevens die worden gebruikt bij de berekeningen in de hoofdstukken erna, worden in tabelvorm aan het einde van dit hoofdstuk samengevat. 2.1
Bodemopbouw plangebied
2.1.1
Bodemopbouw infiltratieproef
Voor het bepalen van de bodemopbouw zijn er op het perceel boringen uitgevoerd tot een diepte variërend van circa 0,50 tot 2,25 m-mv. De gemiddelde maaiveldhoogte bedraagt ca. 9,8 m +NAP (www.ahn.nl). De dieptes met bijbehorende locaties zijn gebaseerd op de ligging van de toekomstige waterpartij. Voor een weergave van de bijbehorende locaties wordt verwezen naar bijlage 1. Het is nog niet bekend welke diepte de waterpartij in de toekomstige situatie dient te krijgen om bij de gemiddelde laagste grondwaterstand niet droog te vallen. Middels het plaatsen van boringen op verschillende dieptes en locaties kan een zo goed mogelijk beeld van de bodemopbouw verkregen worden. Bij deze boringen ligt de nadruk op het in beeld brengen van de gesitueerde waterpartij in het plangebied. De uitkomende grond ten tijde van de boringen is visueel geanalyseerd. De bodemopbouw voor het perceel kan als volgt worden omschreven, onderscheid wordt gemaakt in de verschillende boringen. In bijlage 2 zijn de boorstaten van de visuele analyse weergegeven.
Boring ten behoeve van bepaling grondwaterstand -
Vanaf maaiveld tot 0,30 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak humeus, zwak siltig grijs zwart matig fijn zand; Vanaf 0,30 tot 1,10 m-mv bestaat de bodem uit zwak siltig, geel grijs, matig fijn zand.
Boring 1. -
Vanaf het maaiveld tot 0,30 meter beneden maaiveld (m-mv) bestaat de bodem voornamelijk uit zwak humeus, zwak siltig, grijs zwart, matig fijn zand; Vanaf 0,30 tot 0,50 m-mv bestaat de bodem uit geel grijs, matig fijn zand.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 5
Boring 2. -
Vanaf het maaiveld tot 0,30 meter beneden maaiveld is de bodem opgebouwd uit zwak humeus, zwak siltig, zwart grijs matig fijn zand; Vanaf 0,30 m-mv tot 1,00 m-mv bestaat de bodem uit zwak siltig, geel grijs, matig fijn zand.
Boring 3. -
Vanaf het maaiveld tot 0,50 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak humeus, grijs zwart matig fijn zand; Vanaf 0,50 tot 0,80 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak siltig, geel wit, matig fijn zand; Vanaf 0,80 tot 1,00 m-mv bestaat de bodem uit geel grijs, zwak siltig, matig fijn zand; Vanaf 1,00 m-mv tot 1,10 m-mv is de bodem opgebouwd uit grijs, zeer goed kneedbare leem; Vanaf 1,10 tot 2,00 m-mv is de bodem opgebouwd uit grijs zwak zandige leem.
Boring 4. -
Vanaf het maaiveld tot 0,70 meter beneden maaiveld bestaat de bodem uit zwak humeus, zwart grijs zwak siltig, matig fijn zand; Vanaf 0,70 tot 1,50 m-mv is de bodem opgebouwd uit sterk siltig, geel grijs, matig fijn zand.
Boring 5a. -
Vanaf het maaiveld tot 0,30 meter beneden maaiveld bestaat de bodem uit zwak siltig, zwak humeus, grijs zwart matig fijn zand; Vanaf 0,30 m-mv tot 1,00 m-mv is de bodem opgebouwd uit geel grijs, zwak siltig zeer fijn zand.
Boring 5b -
Vanaf het maaiveld tot 0,30 meter beneden maaiveld bestaat de bodem uit zwak siltig, zwak humeus, grijs zwart matig fijn zand; Vanaf 0,30 m-mv tot 0,50 m-mv is de bodem opgebouwd uit geel grijs, zwak siltig zeer fijn zand.
Boring 6 -
Vanaf het maaiveld tot 0,30 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak humeus, zwak siltig, zwart grijs, matig fijn zand; Vanaf 0,30 tot 0,50 m-mv bestaat de bodem uit zwak siltig, oranje bruin, matig fijn zand.
Boring 7 -
Vanaf het maaiveld tot 0,40 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak humeus, zwak siltig, zwart grijs, matig fijn zand; Vanaf 0,40 tot 1,00 m-mv is de bodem opgebouwd uit oranje bruin, matig fijn zand.
Boring 8 -
Vanaf het maaiveld tot 0,30 meter beneden maaiveld bestaat de bodem uit matig fijn, matig siltig zwak humeus, bruingrijs zand; Vanaf 0,30 m-mv tot 0,80 m-mv is de bodem opgebouwd uit matig fijn zwak siltig, licht beigegrijs zand; Van 0,80 m-mv tot 1,90 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak zandig, neutraalgrijs leem; Vanaf 1,90 m-mv tot 2,25 m-mv is de bodem opgebouwd uit matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige zand.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 6
Boring 9 -
Vanaf het maaiveld tot 0,30 meter beneden maaiveld bestaat de bodem uit matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin zand; Vanaf 0,30 m-mv tot 0,80 m-mv is de bodem opgebouwd uit matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel zand; Van 0,80 m-mv tot 1,40 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak zandig, neutraalgrijs, leem; Vanaf 1,40 m-mv tot 1,80 m-mv is de bodem opgebouwd uit matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs zand.
Boring 10 -
Vanaf het maaiveld tot 0,50 meter beneden maaiveld bestaat de bodem uit matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin zand; Vanaf 0,50 m-mv tot 1,20 m-mv is de bodem opgebouwd uit matig fijn, zwak siltig, lichtgeel zand; Van 1,20 m-mv tot 1,40 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak zandig, neutraalgrijs leem; Vanaf 1,40 m-mv tot 1,90 m-mv is de bodem opgebouwd uit matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs zand. Vanaf 1,90 m-mv tot 2,25 m-mv is de bodem opgebouwd uit zwak zandig, neutraalgrijs leem.
2.1.2
Bodemopbouw op diepere lagen
Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw op diepere lagen onder het plangebied zijn geologische en hydrologische gegevens opgevraagd bij het DINO loket. De eerste 30 meter vanaf het maaiveld van de bodem behoort tot de formatie van Boxtel. Deze formatie wordt gekenmerkt door de fijne korrelgrootte en bevat daarnaast ook silt en leem. De formatie van Boxtel wordt onderverdeeld in negen laagpakketten. Van ca. 8,5 m tot 5 m +NAP komt het lagenpakket Boxtel Liempde voor. Dit lagenpakket bestaat uit leem die door beken of smeltwater verspoeld is. Niet overal kan duidelijk onderscheid gemaakt worden in de negen laagpakketten, in dit geval noemt men de afzetting slecht bij de naam Formatie van Boxtel. Boven en onder het lagenpakket Boxtel Liempde wordt de bodem gerekend tot de formatie van Boxtel. 2.2
Waterstanden in omliggende watergangen
Het plangebied ligt binnen de gemeente Sint Oedenrode wat in het beheersgebied van Waterschap De Dommel valt. Dit waterschap heeft het beheer over de peilbepalende watergangen voor het plangebied. Dit zijn de watergangen de Beeksche Waterloop en de watergang langs de Damianenweg. Deze laatste watergang ligt tegen het plangebied en de toekomstige waterpartij aan. De Beeksche Waterloop ligt op 210 meter vanaf het begin van de toekomstige waterpartij op het landgoed. Het plangebied wordt doorkruist door een enkele watergang. Deze watergang is van belang voor de ontwatering van de percelen in het plangebied en staat in rechtstreekse verbinding met de watergang langs de Damianenweg. De doorkuisende watergang wordt in de toekomstige situatie onderbroken zodat deze niet in rechtstreekse verbinding staat met de toekomstige waterpartij op het landgoed. De betreffende watergang betreft geen leggerwatergang.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 7
De watergangen langs de Koeveringsedijk staat direct in verbinding en de watergang langs de Buntstraat indirect in verbinding met de watergang langs de Damianenweg. Deze watergangen blijven bij de realisatie van het landgoed intact. Het peil van de Beeksche Waterloop en de watergang langs de Damianenweg wordt bepaald door de stuw die is gelegen in de Beeksche Waterloop. Indirect bepaald deze stuw ook de waterpeilen in de watergangen langs de Koeveringsedijk, Buntstraat en de doorkruisende watergang. De stuw heeft volgens het Waterschap De Dommel het streefpeil van 9,55 m +NAP in de zomer en in de winter van 9,30 m +NAP. Het betreft hier geen automatische stuw waardoor de streefpeilen in de praktijk iets kunnen afwijken. 2.3
2.3.1
Bepaling grondwaterstand
Grondwaterstand Wateratlas
Volgens de wateratlas van de provincie Noord-Brabant heeft het plangebied een GHG van 0,20 tot 0,40 m-mv en een GLG van 1,20 tot 1,40 m-mv. Het grondwater onder het plangebied is beïnvloed door de landbouw. De methode voor het bepalen van de grondwaterdynamiekkaarten die gebruikt is bestaat uit twee stappen, namelijk (bron: wateratlas provincie Noord-Brabant); - Tijdreeksmodellering van grondwaterstandmeetreeksen uit diverse meetnetten (TNO, provincie en waterschappen) zodat een klimaatpresentatief beeld van de grondwaterdynamiek onstaats dat de situatie anno 2000 weerspiegelt; - Selectie van extra meetlocaties (ca. 1 per 110 hectare, in het dommelgebied meer) die tweemaal worden bemeten, eenmaal ‟s zomers en eenmaal ‟s winters. De waarnemingen zijn omgezet in een klimaatrepresentatief beeld. De op deze manier verkregen puntgegevens van de grondwaterdynamiek geven een goede indicatie van het grondwaterverloop in het plangebied.
2.3.2
Grondwaterstand infiltratieproef
Aan de hand van het infiltratieonderzoek (d.d. 22 september 2010) is de grondwaterstand vastgesteld op 1,10 m-mv, gebruik is hierbij gemaakt van al gemaakte boringen voor de infiltratieproeven conform Ksat-methode. Deze waarde kan gezien worden als een momentopname.
2.3.3
Peilbuizen AGEL adviseurs
Er zijn 5 peilbuizen geplaatst gedurende het verkennend bodemonderzoek (3 t.b.v. pompproeven, 2 t.b.v. grondwaterbemonstering). De locaties van de peilbuizen/pompproeven zijn terug te vinden in bijlage 1. De waterstanden die gemeten zijn in de peilbuizen zijn weergegeven in tabel 1. De gemeten waterstanden bevinden zich tussen ca. 9,13 en 9,23 m +NAP. Het betreft hier een momentopname waardoor de gemeten grondwaterstanden niet echt tot de GHG of GLG gerekend kunnen worden. Volgens de wateratlas van de provincie Noord-Brabant heeft het plangebied een GHG van 20 tot 40 cm-mv. De gemeten grondwaterstanden bevinden zich nagenoeg allemaal binnen deze marge. Hieruit mag geconcludeerd worden dat de metingen gedurende een GHG-waterstand was. De gemeten grondwaterstanden geven ook een indicatie in het grondwaterverloop in het veld ten opzichte van elkaar.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 8
Tabel 1. Grondwaterstanden in geplaatste peilbuizen. Peilbuis Peilbuis 1 Peilbuis 2 Peilbuis 8 Peilbuis 9 Peilbuis 10
2.3.4
Gemeten waterstand 122 cm - mv 49 cm - mv 63 cm - mv 33 cm - mv 44 cm - mv
m +NAP 9,14 9,19 9,13 9,23 9,21
TNO peilbuizen
In de omgeving van het plangebied zijn meerdere peilbuizen aanwezig. Deze peilbuizen zijn echter allemaal te gedateerd, dan wel niet betrouwbaar in verband met onderstaande punten:
2.3.5
de beperkte monitoringsduur; de afstand tot het plangebied; de aanwezigheid van invloedrijke obstakels (hoofdwaterlopen/ vuilstort) in de omgeving van het plangebied.
Conclusie grondwaterstand
Door het ontbreken van betrouwbare TNO peilbuizen is gedurende dit onderzoek geen beschikking over lange meetreeksen maar over een eenmalige meting. De eenmalige metingen gedurende de veldonderzoeken vallen qua waarden binnen de GHG waarden vanuit de wateratlas van de provincie Noord-Brabant. Om voor dit onderzoek een maatgevende grondwaterstand te hebben worden de waarden van de wateratlas van de provincie NoordBrabant gehanteerd. De maatgevende GHG voor het plangebied bedraagt 20 tot 40 cm-mv en de GLG 120 tot 140 cm-mv. 2.4
2.4.1
Bepaling doorlatendheid bodem
Infiltratieonderzoek
Om de doorlaatfactor (k-waarde) van de bodemlagen boven het grondwater (onverzadigde zone) te bepalen zijn op d.d. 22 september 2010 met het K-Sat meetinstrument een zevental in-situ testen uitgevoerd. De meetprocedure staat bekend als "constant-head", en kan tot een diepte van 2,00 m-mv worden uitgevoerd. Ten behoeve van het infiltratieonderzoek is een waterkolom met een bepaalde hoogte in het boorgat gerealiseerd, waarnaar de hoeveelheid water is gemeten die per tijdseenheid nodig was om de waterkolom op een constante hoogte te houden. De meting is doorgezet tot het benodigde debiet min of meer constant was. Aan de hand van het uitstromende debiet en een vormfactor volgens Glover is de verzadigde doorlaatfactor bepaald. Daarnaast zijn op d.d. 27 september 2010 een drietal pompproeven conform de methode van Hooghoudt in de onverzadigde zone uitgevoerd. Hiervoor wordt een peilbuis geplaatst onder de grondwaterstand waar vervolgens grondwater aan wordt onttrokken. Vervolgens wordt bijgehouden hoe lang het duurt voordat de originele grondwaterstand zich binnen de peilbuis herstelt.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 9
Onderstaand worden de verkregen waarden middels beide methoden (constant-head: boorlocatie 1 t/m 7, Hooghoudt: boorlocatie 8,9 en 10) in tabelvorm weergegeven. Voor een weergave van de berekeningsmethodiek wordt verwezen naar bijlage 3. Tabel 2. Overzicht k-waarden. Infiltratielocatie Boorlocatie Boorlocatie Boorlocatie Boorlocatie Boorlocatie Boorlocatie Boorlocatie Boorlocatie
1 2 3 4 5a 5b 6 7
Boorlocatie 8 Boorlocatie 9 Boorlocatie 10
k-waarde (m/dag) Constant-head 1,65 1,17 0,00 0,50 0,00 1,05 2,20 1,38 Hooghoudt 0,57 1,12 1,62
Diepte infiltratie (m) 0,55 1,00 1,05 0,55 1,00 0,55 0,56 1,00 2,25 1,80 2,29
De k-waarde op ca. 50 cm diepte varieert van 0,50 tot 2,20 m/dag. De afwijkende k-waarde van 0,5 m/dag komt omdat op boorlocatie 4 een sterke siltige laag is aangetroffen. Deze siltige laag loopt over naar boorlocatie 5 waar eveneens zwak siltig zand is aangetroffen. Op boorlocatie 1 en 6 is de k-waarde gemiddeld 1,93 m/dag. Vanuit de „constant-head‟ meetprocedure varieert de k-waarde op 1 meter diepte van 0 tot 1,18 m/dag. Een k-waarde van 0 m/dag duidt erop dat de meetprocedure „constant-head‟ onder het grondwater is uitgevoerd. Deze meetprocedure is hiervoor niet geschikt. Op boorlocatie 2 en 7 is de gemiddelde k-waarde 1,28 m/dag. Vanuit de „Hooghoudt‟ methode komt de gemiddelde kwaarde onder het grondwater uit op 2,11 m/dag. De gemiddelde k-waarde over het traject tot 2,00 m-mv bedraagt 1,25 m/dag. In de checklist (tabel 3) van het Waterschap De Dommel wordt een k-waarde van 0,8 of groter genoemd als goede mogelijkheid voor infiltratie. Een waarde tussen 0,4 en 0,8 duidt op een redelijke mogelijkheid voor infiltratie, een waarde van 0,4 of kleiner duidt op een slechte mogelijkheid voor infiltratie. Met een k-waarde van 1,25 m/dag kan er goed geïnfiltreerd worden. Dit houdt dus in dat de waterpartij in contact dient te staan met het grondwater om niet droog te vallen. Tabel 3. Checklist infiltratiemogelijkheden (bron: Waterschap de Dommel). k-waarde (m/24h) 0,4 < 0,4 - 0,8 > 0,8
Infiltratiekans Slecht Redelijk Goed
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
2.4.2
20100410 27 juni 2011 blad 10
Zeefkromme
Op 22 september 2010 zijn in het plangebied 3 boringen bemonsterd op verschillende dieptes. Van de opgeboorde grond van grondboring 4 is de bodemlaag vanaf het maaiveld tot 0,70 mmv bemonsterd. Dit is ook gedaan voor grondboring 6 van 0,30 tot 0,50 m-mv en voor grondboring 8 van 1,20 tot 1,40 m-mv. Door OMEGAM Laboratoria (zie bijlage 4) is een SCGzeefkromme bepaling uitgevoerd deze 3 monsters. Onderstaand zijn de verkregen waarden per monster weergegeven. Tabel 4. Resultaten SCG zeefkromme bepaling Boring Boring 4 Boring 6 Boring 8
Diepte Mv tot 0,70 m-mv 0,30 m-mv tot 0,50 m-mv 1,40 m-mv tot 1,75 m-mv
k-waarde 2,35 m/dag 1,75 m/dag 0,04 m/dag
De k-waarde van de SCG-zeefkromme voor een diepte van 1,40 tot 1,75 m-mv duidt op een zeer slecht doorlatende laag. Deze slecht doorlatende laag is op meerdere locaties op variërende diepte aangetroffen in het plangebied. Deze slecht doorlatende laag is maar enkele cm dik.
2.4.3
Conclusie doorlatendheid bodem
Uit de resultaten van het infiltratie onderzoek en de resultaten van de zeefkromme blijkt dat de doorlatendheid van de bodem tot 2,29 m-mv ter hoogte van de planontwikkeling goed is. De slecht doorlatende laag van enkele cm dik, zou theoretisch een schijngrondwaterstand tot gevolg kunnen hebben. Gezien het feit dat deze storende laag niet bij elke boring is waargenomen wordt deze schijngrondwaterstand als niet waarschijnlijk geacht. De storende laag heeft hiervoor een te klein oppervlakte en bestaat mogelijk uit lenzen. Het voorkomen van deze lenzen heeft te maken met het lagenpakket van Boxtel Liempde wat zich onder het plangebied bevindt. Leem dat verspoelt is door beken of smeltwater wordt tot dit lagenpakket gerekend. Het lokaal weggraven van de storende lenzen zal door de kleine oppervlakte nagenoeg geen effect hebben op het grondwaterverloop.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
2.5
20100410 27 juni 2011 blad 11
Neerslag en verdamping
Voor de berekeningen die nodig zijn om de invloed van de waterpartij op het grondwater te kunnen berekenen zijn neerslag- en verdampinggegevens nodig. In het Handboek Melkveehouderij December 2009 staan gemiddelde neerslag- en verdampinggegevens die worden gehanteerd bij het bepalen van vocht te korten in de landbouw. Deze gegevens zijn voor dit onderzoek goed bruikbaar omdat het een jarenlang gemiddelde over 30 jaar bedraagt. De verdampinggegevens uit dit handboek zijn berekend volgens de methode van Makkink, welke landelijk erkend worden. Tabel 5. Neerslag en verdamping plangebied Maanden
Jan. Feb. Mrt. Apr. Mei Jun. Jul. Aug. Sep. Okt. Nov. Dec. Gem. (l/z)
*1 *2 *3 *4 *5
Neerslag (N) *1
Referentiegewasverdamping (Er) *2
Gewasfactoren (f) *3
Bodem evaporatie (Es) *4
Potentiële Openwater verdamping (Ep) verdamping (Eo) *5
mm/dag 2,2 1,7 2,1 1,5 1,8 2,4 2,3 2,0 2,5 2,5 2,7 2,5 2,0
mm/dag 0,3 0,6 1,1 1,9 2,7 3,0 3,1 2,7 1,7 0,9 0,4 0,2
Maïs 0,0 0,0 0,0 0,0 0,6 1,0 1,3 1,2 1,2 0,0 0,0 0,0
Bodem 0,1 0,2 0,4 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,2 0,1
mm/dag 0,0 0,1 0,5 1,4 1,7 3,1 3,9 3,2 2,0 0,3 0,1 0,0 2,3
mm/dag 0,4 0,8 1,4 2,4 3,4 3,8 3,9 3,4 2,1 1,1 0,5 0,3 3,0
Neerslagcijfers gemiddeld per dag voor Nederland over een periode van dertig jaar (1971-2000) Referentie-gewasverdamping gemiddeld per dag in mm van vijf KNMI-stations over het klimatologische tijdvak 1971-2000 Gewasfactoren (f) per maand, gerelateerd aan de referentie-gewasverdamping (Er) De potentiële bodemevaporatie komt overeen met 0,4* de referentie-gewasverdamping (Er) Openwater verdamping = ongeveer de referentieverdamping x0,8
In bovenstaande tabel zijn in de tweede kolom de gemiddelde KNMI neerslag gegevens voor heel Nederland weergegeven. De huidige vegetatieopbouw van het plangebied bestaat momenteel voornamelijk uit maïs. In afbeelding 2 is de gemiddelde maandelijkse neerslag, gewasverdamping voor maïs (potentiële verdamping) en openwater verdamping voor Nederland weergegeven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er in de zomer een vocht te kort optreedt doordat er meer water verdampt dan er als neerslag valt.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 12
Afbeelding 2. Gemiddelde maandelijkse neerslag, gewasverdamping en openwater verdamping
De meteorologische lente/zomer loopt van 1 maart t/m 1 september. Voor deze periode zijn voor de neerslag- en verdampinggegevens de gemiddelde bepaald in tabel 5. De potentiële verdamping voor maïs is 2,3 mm/dag en de openwater verdamping 3,0 mm/dag volgens het Handboek Melkveehouderij. In deze periode valt er aan neerslag gemiddeld 2,0 mm/dag waardoor er zowel vanuit de potentiële verdamping als de openwater verdamping meer verdampt dan dat er aan neerslag valt. Vanuit de potentiële verdamping is er een vocht te kort van (2,0 – 2,3) -0,3 mm/dag en vanuit de openwater verdamping (2,0 – 3,0) -1,0 mm/dag. 2.6
Eisen en advies vanuit het waterschap
Het plangebied Landgoed De Rijt ligt binnen de gemeente Sint Oedenrode wat in het beheersdistrict van Waterschap De Dommel valt. Dit waterschap heeft het beheer over de watergangen de Beeksche Waterloop en de watergang langs de Damianenweg. Vanuit het Waterschap De Dommel is er een Planvormer Landelijk Gebied betrokken bij de ontwikkeling van Landgoed De Rijt. De planvormer heeft vanuit het Waterschap De Dommel de volgende eisen en adviezen gegeven over de realisatie van de waterpartij op het landgoed: Het waterschap ziet het wateraf- en aanvoersysteem het liefst losgekoppeld van de waterplas aangezien deze anders mee gaat fluctueren met het streefpeil in de watergangen dat in de zomer door de waterinlaat wordt bepaald; De landbouw percelen die bovenstrooms van het plangebied liggen moeten blijven kunnen afwateren; Op ecologisch vlak vindt het waterschap de poel los van de grote waterpartij het meest wenselijk; Een waterplas is gevoelig voor ontwikkeling van blauwalgen, botulisme of bacteriologische verontreiniging. De waterpartij op het landgoed heeft een beperkt maatschappelijk belang, waardoor het waterschap hier geen controle of maatregelen voor neemt mochten deze problemen zich voordoen;
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
2.7
20100410 27 juni 2011 blad 13
Om problemen te voorkomen dient het instromende water schoon te zijn met zo weinig mogelijk voedingsstoffen en organische belasting; De waterpartij dient voldoende waterdiepte te hebben in een aanzienlijk deel van de plas om het snelle opwarmen te voorkomen. Hierbij dient gedacht te worden aan een waterdiepte van 3 m in het zomerpeil; Bij de vormgeving van de waterpartij dient minimaal 1/3 van de oppervlakte voldoende flauwe oeverzone (1:3 -1:5) voor groei van waterplanten te hebben. De diepte van de flauwe oeverzone dient minder dan 2 meter te zijn; Ter vermindering van de kans op botulisme zou voor de inbreng van extra zuurstof de aanleg van een fontein of cascade kunnen worden overwogen; De waterkwaliteit verslechtert snel door bladinval. Bij het verrottingsproces wordt er zuurstof verbruikt en komen er veel voedingsstoffen in het water. Hierdoor is het verstandig hoge bomen 15 meter uit de oever te plaatsen; Bij het ontwerpen is de aanleg van natuurvriendelijke oevers met riet (helofyten), moeras, ruigte of bloemrijke (schraal)grasoevers wenselijk; Onderhoud van de waterpartij is erg belangrijk om de ophoping van voedingstoffen te beperken. De sliblaag zal moeten worden verwijderd als deze dikker wordt dan 0,5 meter. Op deze manier wordt voorkomen dat er (blauw)algen gaan groeien. Veldgegevens & adviezen in tabelvorm
Onderstaand zijn de veldgegevens uit de vorige hoofdstukken weergegeven in tabelvorm. Deze waarden worden in de berekeningen ten behoeven van de waterpartij in de volgende hoofdstukken gebruikt. De eisen en adviezen vanuit het Waterschap De Dommel worden bij de berekeningen meegenomen. Tabel 6. Veldgegevens & resultaten in tabelvorm Veldgegevens Bodemopbouw
Waterstanden in omliggende watergangen Grondwaterstand Doorlatendheid bodem Neerslag en verdamping
Waarde Gemiddeld maaiveld plangebied bedraagt 9,8 m +NAP Formatie van Boxtel welke gekenmerkt wordt door fijne korrelgrootte en bevat daarnaast ook silt en leem. 9,30 m +NAP winterpeil 9,55 m +NAP zomerpeil GHG 0,20 tot 0,40 m-mv (9,60 tot 9,40 m + NAP) GLG 1,20 tot 1,40 m-mv (8,60 tot 8,40 m +NAP) 2,05 m/dag (k-waarde achterhaald tot een diepte van 2,29 m-mv) Gemiddelde neerslag 2,0 mm/dag (meteorologische lente/zomer) 2,3 mm/dag verdamping maïs (meteorologische lente/zomer) 3,0 mm/dag openwater verdamping (meteorologische lente/zomer) -0,3 mm/dag vocht te kort maïs (2,0 -2,3 mm/dag) -1,0 mm/dag vocht te kort openwater (2,0 – 3,0 mm/dag)
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
3
20100410 27 juni 2011 blad 14
REALISATIE WATERPARTIJ BOVEN HET GRONDWATERNIVEAU
In dit hoofdstuk wordt er gekeken wat de gevolgen zijn bij het realiseren van de waterpartij boven het grondwaterniveau. Aangezien de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) zich tussen 1,20 en 1,40 m-mv bevindt is het hierbij niet mogelijk 3 meter waterdiepte onder het zomerpeil te creëren. Vanuit de wateratlas van de provincie Noord-Brabant behoort het plangebied tot een infiltratie gebied. De resultaten van het infiltratie onderzoek en de resultaten van de zeefkromme bevestigen dit. De doorlatendheid (k-waarden) van de bodem is vastgesteld op 2,05 m/dag voor het plangebied tot een diepte van 2,29 m-mv. Bij een doorlatendheid van > 0,8 m/d is de infiltratiecapaciteit van de bodem goed. Het plangebied heeft een bodem met een goede infiltratiecapaciteit. Doormiddel van de Darcy vergelijking is er berekend hoeveel debiet er aangevoerd dient te worden om de waterpartij boven het grondwater aan te leggen. De wet van Darcy is een empirische vergelijking die ontwikkeld is om de hoeveelheid water die door een watervoerend pakket stroomt te berekenen. Om de Darcy vergelijking te kunnen toepassen zijn er een paar uitgangspunten nodig. Een van de uitgangspunten is het verschil tussen het grondwater en het waterpeil. In deze Darcy vergelijking wordt er gerekend met de laagste grondwaterstand. Hierdoor wordt er inzicht verschaft in het maximaal aan te voeren debiet. De maatgevende GLG voor het plangebied bedraagt 120 tot 140 cm-mv. De waterpartij wordt tot een diepte van 100 cm-mv gegraven. Het waterpeil wat gehandhaafd wordt in de waterpartij is tot aan het gemiddelde maaiveld van 9,80 m +NAP. Hiermee heeft de waterpartij een peil van 1 meter en is daardoor gevoelig voor snelle opwarming in de zomer. De dikte van het watervoerend pakket (infiltratielaag) is in deze situatie gelijk aan het verschil van de grondwaterstand en de bodem van de waterpartij. De oppervlakte van het watervoerend pakket in deze berekening bedraagt 1 m². De Darcy vergelijking met de uitgangspunten is uitgewerkt in tabel 7. Tabel 7. Darcy vergelijking Darcy Doorlaatfactor (k) Nat oppervlak (A) Grondwaterstand (H1) Waterpeil waterpartij (H2) Delta H (ΔH) Dikte infiltratie laag (D of L) Debiet (Q)
Waarde 2,05 1,00 8,40 9,80 1,40 0,40 7,18
Eenheid m/dag m² m + NAP m + NAP m m m³/dag
Oorsprong
H1- H2 -k*A*ΔH/D
Uit de resultaten van de Darcy vergelijking blijkt dat er met een waterpeil van 1 meter in de waterpartij per vierkante meter 7,18 m³/dag aangevoerd dient te worden. De waterpartij heeft in de huidige planvorming een oppervlakte van 18.462 m². Voor de gehele waterpartij dient er (7,18 * 18.462) 132.557 m³/dag te worden aangevoerd. Met een waterpeil van een halve meter komt het aan te voeren debiet uit op (per m² = 4,61 m³/dag) 85.110 m³/dag.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
4
20100410 27 juni 2011 blad 15
REALISATIE WATERPARTIJ IN HET GRONDWATERNIVEAU
4.1
4.1.1
Modelbeschrijving grondwaterverloop
Opbouw grondwatermodel
Het verschil tussen het grondwaterverloop in de huidige situatie en met de aanleg van de waterpartij wordt aangetoond met een stationair model. Over het projectgebied is een raster van 10 bij 10 meter gelegd (bijlage 1). Een roosterpunt vertegenwoordigt het grondwaterverloop voor het stukje van 10 bij 10 meter projectgebied. Het gehele grondwatermodel beslaat 43 bij 59 roosterpunten, wat een oppervlakte van 430 bij 590 meter vertegenwoordigt. Met het stationair model wordt er per roosterpunt een stijghoogte berekend, of te wel de grondwaterstand. Het stationair model werkt volgens de Darcy vergelijking, waarbij de stijghoogte in een roosterpunt is berekend uit de stijghoogtes in de 4 omringende roosterpunten en de verdamping of neerslag op het roosterpunt.
4.1.2
Modelranden
Op de modelrand dienen vaste stijghoogtes te worden opgegeven. Deze stijghoogtes bepalen het verloop van de te berekenen roosterpunten. De vaste stijghoogtes voor het plangebied zijn de omliggende watergangen Beeksche Waterloop en de watergang langs de Damianenweg. De watergang langs de Koeveringsedijk staat direct in verbinding en de watergang langs de Buntstraat indirect in verbinding met de watergang langs de Damianenweg. Deze laatste twee watergangen behoren ook tot de modelrand. Een eis van het waterschap is dat de waterpartij niet in rechtstreekse verbinding staat met de omliggende watergangen. Hierdoor wordt het peil in de waterpartij niet bepaald door de waterstanden in de omliggende watergangen maar door het grondwaterverloop.
4.1.3
Veldgegevens
Na het invullen van de veldgegevens en resultaten zoals deze zijn vermeld in tabel 6 zijn er interatieslagen gemaakt. Met deze interatieslagen wordt de evenwichtsituatie (waterbalans) voor het modelgebied opgesteld met de opgegeven veldsituatie. In dit onderzoek worden met het model twee veldsituaties bekeken. In de eerste veldsituatie is het huidige grondwaterverloop zonder waterpartij berekend. In de andere veldsituatie is het grondwaterverloop berekend met de waterpartij. Hierna is de verandering tussen de twee veldsituaties berekend. 4.2
Grondwaterverloop huidige situatie
Hier wordt het grondwaterverloop in de huidige situatie beschreven. De volledige vegetatie bestaat uit maïs waar met een verdamping van 0,3 mm/dag. De berekening is uitgevoerd met het stationair model waarbij met de GLG gerekend is. Gedurende de GLG komt het waterpeil in de waterpartij op zijn laagste punt. Hierdoor wordt inzichtelijk of de waterpartij droog valt in de zomer. Om een goed vergelijk te kunnen maken is voor de huidige situatie ook de GLG berekend.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 16
In afbeelding 3 is het grondwaterverloop vanaf de modelranden weergegeven voor de huidige situatie. De nummers van het grondvlak komen overeen met de nummering van het raster in bijlage 1. De hoek van de Damianenweg en Koeveringsedijk ligt op rasternummer 1-1 in bijlage 1. Dit roosterpunt ligt het meest noordelijke in de 3d grafiek in afbeelding 3. Op de y-as staat de hoogte van het grondwater in m +NAP weergegeven. Het Waterschap De Dommel streeft in de zomer een waterpeil na van 9,55 m +NAP. Dit waterpeil (modelrand) in de omliggende watergangen is weergegeven in de grafiek met lichtblauw. De kleine bocht van de Beeksche Waterloop is in de grafiek terug te zien op het grondvlak (rasternummer) 12-58. Afbeelding 3. Grondwaterverloop huidige situatie
De grafiekverloop laat duidelijk zien dat de Beeksche Waterloop, de watergang langs de Damianenweg en de andere watergangen op de modelrand een infiltrerende werking hebben. Na ca. 60 meter van de infiltrerende watergangen is het grondwater op het niveau van de GLG. Dit is een kenmerk voor een bodem met een goede infiltratiecapaciteit.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 17
In de zomer is er meer verdamping dan neerslag, waardoor er een vocht te kort in de bodem ontstaat. Door het ontbreken van ondergrondse kwel en de goede doorlatendheid is het gehandhaafde waterpeil van groot belang voor de aanvoer van water. Zonder dit gehandhaafde waterpeil zou het grondwater in de zomer in het onderzoeksgebied verder wegzakken dan de huidige GLG van 8,4 m +NAP. 4.3
Grondwaterverloop met waterpartij
Hier wordt het grondwaterverloop met een waterpartij in het plangebied beschreven. De volledige vegetatie bestaat uit maïs met een verdamping van 0,3 mm/dag. De waterpartij heeft in de zomer een verdamping van 1,0 mm/dag. De berekening is uitgevoerd met het stationair model waarbij met de GLG gerekend is. Gedurende de GLG komt het waterpeil in de waterpartij op zijn laagste punt. Hierdoor wordt inzichtelijk of de waterpartij droog valt in de zomer. In afbeelding 4 is het grondwaterverloop vanaf de modelranden met een waterpartij weergegeven. De nummers van het grondvlak komen overeen met de nummering van het raster in bijlage 1. De hoek van de Damianenweg en Koeveringsedijk ligt op rasternummer 1-1 in bijlage 1. Dit roosterpunt ligt het meest noordelijke in de 3d grafiek in afbeelding 4. Op de yas staat de hoogte van het grondwater in m +NAP weergegeven. Afbeelding 4. Grondwaterverloop met waterpartij
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 18
De grafiek verloop laat hier ook duidelijk zien dat de Beeksche Waterloop, de watergang langs de Damianenweg en de andere watergangen op de modelrand een infiltrerende werking hebben. Na ca. 60 meter van de infiltrerende watergangen is het grondwater op het niveau van de GLG. 4.4
Grondwater verandering met waterpartij
Vanuit de berekeningen met het stationair model is er geen verschil tussen het grondwaterverloop met en zonder waterpartij. Dit komt omdat de bodem een goede doorlatendheid heeft en onder invloed staat van het gehandhaafde waterpeil in de omliggende watergangen. Zonder dit gehandhaafde waterpeil zou het grondwater in de zomer in het onderzoeksgebied verder wegzaken dan de huidige GLG van 8,4 m +NAP. Tussen beide situaties zit qua verdamping wel verschil. In onderstaande tabel 8 zijn de verschillen per maand berekend voor de oppervlakte van de waterpartij. In de huidige situatie bestaat het onderzoeksgebied nagenoeg helemaal uit maïs. De gemiddelde huidige verdamping (Ep) voor de locatie van de waterpartij bedraagt 25,4 m³/dag. Bij de realisatie van Landgoed De Rijt met de gesitueerde waterpartij komt de gemiddelde verdamping (Eo) op 35,8 m³/dag. De verdamping bij de realisatie van het openwater neemt gemiddeld toe met (35,8 – 25,4) 10,4 m³/dag. In afbeelding 5 is het verschil tussen maïs en openwater verdamping ((Eo)-(Ep)) per maand weergegeven. Tabel 8. Neerslag en verdamping waterpartij
Mnd Neerslag (N) *1 opp waterpartij
mm/dag m³/dag Jan. 2,2 40,6 Feb. 1,7 31,4 Mrt. 2,1 38,8 Apr. 1,5 27,7 Mei. 1,8 33,2 Jun. 2,4 44,3 Jul. 2,3 42,5 Aug. 2,0 36,9 Sep. 2,5 46,2 Okt. 2,5 46,2 Nov. 2,7 49,8 Dec. 2,5 46,2 Gem. (j) 40,3 Oppervlakte waterpartij
*1 *2 *3 *4 *5
Referentiegewasver damping (Er) *2 mm/dag 0,3 0,6 1,1 1,9 2,7 3,0 3,1 2,7 1,7 0,9 0,4 0,2
Gewas factoren (f) *3
Bodem evaporatie (Es) *4
Potentiële verdamping (Ep) opp waterpartij
Maïs 0,0 0,0 0,0 0,0 0,6 1,0 1,3 1,2 1,2 0,0 0,0 0,0
Bodem 0,1 0,2 0,4 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,2 0,1
mm/dag 0,0 0,1 0,5 1,4 1,7 3,1 3,9 3,2 2,0 0,3 0,1 0,0
m³/dag 0,66 2,66 8,94 26,66 31,57 57,23 72,49 59,82 37,66 5,98 1,18 0,30 25,4
Openwater verdamping (Eo) *5 opp. Waterpartij mm/dag m³/dag 0,4 6,92 0,8 13,85 1,4 25,39 2,4 43,85 3,4 62,31 3,8 69,23 3,9 71,54 3,4 62,31 2,1 39,23 1,1 20,77 0,5 9,23 0,3 4,62 35,8
Verschil (Eo) (Ep)
Verschil (N) (Ep)
Verschil (N) (E0)
m³/dag 6,26 11,19 16,45 17,19 30,74 12,00 -0,95 2,49 1,57 14,79 8,05 4,32 10,3
m³/dag 39,95 28,73 29,83 1,03 1,66 -12,92 -30,03 -22,89 8,49 40,17 48,67 45,86 14,9
m³/dag 33,69 17,54 13,38 -16,15 -29,08 -24,92 -29,08 -25,39 6,92 25,39 40,62 41,54 4,5
18.462 m²
Neerslagcijfers gemiddeld per dag voor Nederland over een periode van dertig jaar (1971-2000) Referentie-gewasverdamping gemiddeld per dag in mm van vijf KNMI-stations over het klimatologische tijdvak 1971-2000 Openwaterverdamping = ongeveer de referentieverdamping x0,8 De potentiele bodemevaporatie komt overeen met 0,4* de referentie-gewasverdamping (Er) Gewasfactoren (f) per maand, gerelateerd aan de referentie-gewasverdamping (Er)
Het verschil in neerslag en verdamping in de huidige situatie en de situatie met waterpartij is ook weergegeven in afbeelding 5. Duidelijk komt naar voren dat in de periode van maart t/m september een vocht te kort optreedt in de situatie met waterpartij. Het vocht te kort in de huidige situatie treedt twee maanden later in mei op.
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
20100410 27 juni 2011 blad 19
In de periode september t/m maart en in de huidige situatie t/m mei is er een neerslagoverschot. In de huidige situatie stroomt de neerslag af naar de omliggende watergangen. Op dat moment wordt het regenwater afgevoerd uit het peilgebied en dient in de periode met neerslag te kort weer te worden aangevoerd. Bij de realisatie van de waterpartij kan het neerslagoverschot worden geborgen in de waterpartij zelf. Hierdoor komt het waterpeil hoger te staan dan het grondwater. Het hogere waterpeil zal lokaal leiden tot een hogere grondwaterstand door het uitzakken van het waterpeil. Bij het bergen van het regenwater in de waterpartij hoeft in een periode met vocht te kort geen water te worden aangevoerd. De jaarlijkse gemiddelde verdamping van de waterpartij bedraagt 35,8 m³/dag en de neerslag 40,3 m³/dag. Het lokaal uitgezakte water wordt in de periode met vocht te kort weer ontrokken aan het grondwater. De waterpartij verdampt minder dan dat er als neerslag valt. Het neerslag overschot komt per jaar uit op (40,3 -35,8) 4,5 m³/dag. De realisatie van de waterpartij heeft geen invloed op het totaal aan te voeren debiet in het peilgebied. Het Waterschap De Dommel ondervindt hierdoor geen hinder van de waterpartij op Landgoed De Rijt. Afbeelding 5. Gemiddeld maandelijks verschil waterpartij
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
5
20100410 27 juni 2011 blad 20
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN WATERSTROMENONDERZOEK
De belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit deze rapportage zijn hieronder genoemd. 5.1
Conclusies
Door het ontbreken van betrouwbare TNO peilbuizen is gedurende dit onderzoek geen beschikking over lange meetreeksen maar over een eenmalige meting. De eenmalige metingen gedurende de veldonderzoeken vallen qua waarden binnen de GHG waarden vanuit de wateratlas van de provincie Noord-Brabant. De maatgevende grondwaterstand voor dit onderzoek is daardoor gelijk gesteld aan die van de wateratlas. De maatgevende GHG voor het plangebied bedraagt 9,60 tot 9,40 m +NAP en de GLG 8,60 tot 8,40m +NAP; Op basis van de verkregen k-waarden middels de infiltratieonderzoeken en de zeefkromme blijkt dat de doorlatendheid van de bodem van het plangebied goed is. De aangetroffen storende laag van enkele centimeters wijst op het voorkomen van lenzen. Het voorkomen van deze lenzen heeft te maken met het lagenpakket van Boxtel Liempde wat zich onder het plangebied bevindt. Leem dat verspoelt is door beken of smeltwater wordt tot dit lagenpakket gerekend. De storende laag bevindt zich vlak onder het maaiveld waardoor de waterpartij niet op deze storende laag gerealiseerd kan worden. Door de kleine oppervlakte van de lenzen heeft het lokaal weggraven ervan nagenoeg geen effect op het grondwaterverloop; De realisatie van de waterpartij boven het grondwaterniveau zonder dat deze droog valt is zonder externe aanvoer van water niet mogelijk. Door middel van de Darcy vergelijking is berekend welk debiet er aangevoerd dient te worden met een waterpeil van 1 meter. Bepaald is dat er per vierkante meter 7,18 m³/dag aangevoerd dient te worden. De realisatie van de waterpartij boven het grondwater is hierdoor niet mogelijk. Tevens is de waterpartij met een peil van 1 meter gevoelig voor opwarming in de zomer. Door deze snelle opwarming is de waterpartij gevoelig voor de ontwikkeling van blauwalgen, botulisme of bacteriologische verontreiniging; Vanuit de berekeningen met het stationair model blijken de watergangen Beeksche Waterloop en de watergang langs de Damianenweg een infiltrerende werking te hebben. Na ca. 60 meter vanaf de infiltrerende watergang is het grondwater op het niveau van de GLG. Dit is een kenmerk voor een bodem met een goede infiltratiecapaciteit; In de zomer is er meer verdamping dan neerslag, waardoor er een vocht te kort in de bodem ontstaat. Door het ontbreken van ondergrondse kwel en de goede doorlatendheid is het gehandhaafde waterpeil van groot belang voor de aanvoer van water. Zonder dit gehandhaafde waterpeil zou het grondwater in de zomer in het onderzoeksgebied verder wegzakken dan de huidige GLG van 8,4 m +NAP. De waterpartij heeft in de zomer een verdamping van 1,0 mm/dag tegenover de huidige gewasverdamping van 0,3 mm/dag. Uit de berekening met het stationair model waarbij de waterpartij niet in openverbinding staat met de omliggende watergangen blijkt dat er geen verschil zit in het uiteindelijke grondwaterverloop. Dit komt omdat de bodem een goede doorlatendheid heeft en onder invloed staat van het gehandhaafde waterpeil in de omliggende watergangen; Tussen de situatie met en zonder waterpartij zit qua verdamping wel verschil. De gemiddelde huidige verdamping voor de locatie van de waterpartij bedraagt 25,4 m³/dag. Bij de realisatie van Landgoed De Rijt met de gesitueerde waterpartij komt de
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
5.2
20100410 27 juni 2011 blad 21
gemiddelde verdamping op 35,8 m³/dag. De verdamping bij de realisatie van het openwater neemt gemiddeld toe met (35,8 – 25,4) 10,4 m³/dag; Bij vergelijk van het verschil in neerslag en verdamping is er in beide situaties bij het gelijk afvoeren van het regenwater een vocht te kort. Het vocht te kort in de huidige situatie treedt in de periode van mei t/m september op. In de situatie met waterpartij treedt dit vocht te kort twee maanden eerder op in maart; In de periode september t/m maart en in de huidige situatie t/m mei is er een neerslagoverschot. In de huidige situatie stroomt de neerslag af naar de omliggende watergangen waarnaar deze wordt afgevoerd. In de periode met neerslag te kort dient in de huidige situatie weer water te worden aangevoerd. Bij realisatie van de waterpartij kan het neerslagoverschot worden geborgen in de waterpartij zelf. Hierdoor komt het waterpeil hoger te staan dan het grondwater. Het hogere waterpeil zal lokaal leiden tot een hogere grondwaterstand door het uitzakken van het waterpeil. Bij het bergen van het regenwater in de waterpartij hoeft in een periode met vocht te kort geen water te worden aangevoerd. De jaarlijkse gemiddelde verdamping van de waterpartij bedraagt 35,8 m³/dag en de neerslag 40,3 m³/dag. Het lokaal uitgezakt water wordt in de periode met vocht te kort weer ontrokken aan het grondwater. De waterpartij verdampt minder dan dat er als neerslag valt. Het neerslag overschot komt per jaar uit op (40,3 – 35,8) 4,5 m³/dag. De realisatie heeft geen invloed op het totaal aan te voeren debiet in het peilgebied. Het Waterschap De Dommel ondervindt hierdoor geen hinder van de waterpartij op Landgoed De Rijt. Aanbevelingen
Op basis van deze rapportage worden de onderstaande aanbevelingen gedaan:
Een waterpartij is gevoelig voor ontwikkeling van blauwalgen, botulisme of bacteriologische verontreiniging. De waterpartij dient voldoende waterdiepte te hebben in een aanzienlijk deel van de waterpartij om het snelle opwarmen te voorkomen. Deels dient gedacht te worden aan een waterdiepte van 3 m in het zomerpeil. De GLG bevindt zich in het plangebied op 1,20 tot 1,40 m-mv. Hierdoor dient de waterpartij tot een diepte van 4,20 tot 4,40 onder het maaiveld gegraven te worden; Bij de vormgeving van de waterpartij dient minimaal 1/3 van de oppervlakte voldoende flauwe oeverzone (1:3 – 1:5) voor groei van waterplanten te hebben. De diepte van de flauwe oeverzone dient minder dan 2 meter te zijn. In het huidige ontwerp van de waterpartij is er een aftakking in het oosten gesitueerd. Bij een waterpeil van minimaal 2 meter komt deze aftakking op 3,20 tot 3,40 m-mv te liggen. De aftakking wordt op de insteek tot aan de slootbodem bij een minimaal talud van 1:3 (3,40*3) 10,20 meter breed. De totale breedte van de aftakking tot beide insteken dient minimaal 20,40 meter breed te worden. Hierbij heeft het water in de aftakking een breedte van (2*3*2) 12 meter. Bij een talud van 1:5 wordt de totale breedte tot beide insteken (3,40*5*2) 34,00 meter en heeft het water een breedte van (2*5*2) 20,00 meter. Het Waterschap De Dommel heeft voor aanleg van de waterpartij de volgende eisen; het wateraf- en aanvoersysteem van de waterpartij dient afgekoppeld te blijven van de omliggende watergangen; de landbouw percelen die bovenstrooms van het plangebied liggen moeten blijven kunnen afwateren. Het huidige ontwerp van de waterpartij voldoet aan deze eisen. Bij het aanpassen van het ontwerp dient er nog steeds aan deze eisen voldaan te worden;
AGEL adviseurs D01 Waterstromenonderzoek Koevingsedijk (Landgoed De Rijt) Te Sint Oedenrode
6 -
20100410 27 juni 2011 blad 22
Aangezien er geen gegevens voorhanden zijn aangaande de waterhuishouding binnen het vuilstort complex Vlagheide wordt aanbevolen om de invloeden van de voorgenomen planontwikkeling op het vuilstortcomplex in beeld te brengen. De waterhuishouding binnen de vuilstort kan mogelijkerwijs van invloed zijn op de waterhuishouding binnen de toekomstige ontwikkeling; De adviezen van het Waterschap De Dommel om een zo gezond mogelijk water te krijgen en te behouden dienen overwogen te worden; Ter vermindering van de kans op botulisme zou voor de inbreng van extra zuurstof de aanleg van een fontein kunnen worden overwogen; Om snelle verslechtering van de waterkwaliteit door bladinval te voorkomen, is het verstandig om hoge bomen 15 meter uit de oever te plaatsen; Het plegen van onderhoud bij een sliblaag van dikker dan 0,5 meter om de groei van (blauw)algen te voorkomen.
GERAADPLEEGDE BRONNEN Handboek Melkveehouderij, Editie 2009, Wageningen UR 2009; De vorming van het land: inleiding in de geologie en de geomorfologie, Berendsen H.J.A., Van Gorcum 2004; Inrichtingsvoorstel, Schreuder Architecten 2010; Landschapsplan, Landgoed De Rijt, WdBruijn 2010; Http://www.knmi.nl/datacentrum/, [Geraadpleegd op 12-10-2010]; Http://www.knmi.nl/cms/content/64473/verdamping_in_nederland, [Geraadpleegd op 12-10-2010]; http://atlas.brabant.nl/wateratlas/, [Geraadpleegd op 12-10-2010].
BIJLAGE 1 Toekomstige situatie met onderzoek locaties
BIJLAGE 2 Boorstaten bodemopbouw infiltratieproeven
Boring:
1
Boring:
2
Datum:
28-9-2010
Datum:
28-9-2010
Maten t.o.v. m-maaiveld
Maten t.o.v. m-maaiveld 0,00
0,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, grijszwart
0,00
0,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, grijszwart
-0,30
-0,30
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelgrijs -0,50
0,50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelgrijs 0,50
-1,00
1,00
Boring:
3
Boring:
4
Datum:
28-9-2010
Datum:
28-9-2010
Maten t.o.v. m-maaiveld
Maten t.o.v. m-maaiveld 0,00
0,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, grijszwart
-0,50
0,50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelwit
0,00
0,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwartgrijs
0,50
-0,70
Zand, matig fijn, sterk siltig, geelgrijs
-0,80
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelgrijs -1,00
1,00
-1,10
Leem, zwak zandig, grijs
1,00
Leem, zwak zandig, grijs
1,50
-1,50
1,50
-2,00
2,00
Boring:
5a
Boring:
5b
Datum:
28-9-2010
Datum:
28-9-2010
Maten t.o.v. m-maaiveld 0,00
Maten t.o.v. m-maaiveld 0,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, grijszwart
0,00
-0,30
0,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, grijszwart
-0,30
Zand, zeer fijn, zwak siltig, geelgrijs 0,50
1,00
Zand, zeer fijn, zwak siltig, geelgrijs 0,50
-0,50
-1,00
Projectnaam: Koeveringsedijk te Sint Oedenrode Projectcode: 20100410-02 Boormeester: Luc Christianen
'Getekend volgens NEN 5104'
Boring:
6
Boring:
7
Datum:
28-9-2010
Datum:
28-9-2010
Maten t.o.v. m-maaiveld
Maten t.o.v. m-maaiveld 0,00
0,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwartgrijs
0,00
0,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwartgrijs
-0,30
Zand, uiterst fijn, zwak siltig, oranjebruin -0,50
0,50
-0,40
Zand, matig fijn, zwak siltig, oranjebruin
0,50
-1,00
1,00
Boring:
8
Boring:
9
Datum:
27-9-2010
Datum:
27-9-2010
Maten t.o.v. m-maaiveld 0,00
Maten t.o.v. m-maaiveld 0,00
akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, bruingrijs, Edelmanboor
0,00
-0,30
0,00
akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
-0,30
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht beigegrijs, Edelmanboor 0,50
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel, Edelmanboor 0,50
-0,80
-0,80
Leem, zwak zandig, neutraalgrijs, Edelmanboor 1,00
Leem, zwak zandig, neutraalgrijs, Edelmanboor 1,00
-1,40
1,50
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor
1,50
-1,80 -1,90
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, Edelmanboor
2,00
-2,25
Projectnaam: Koeveringsedijk te Sint Oedenrode Projectcode: 20100410-02 Boormeester: Luc Christianen
'Getekend volgens NEN 5104'
Boring:
10
Datum:
27-9-2010
Maten t.o.v. m-maaiveld 0,00
0,50
0,00
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
-0,50
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, Edelmanboor
1,00
-1,20
Leem, zwak zandig, neutraalgrijs, Edelmanboor -1,40
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor
1,50
-1,90
Leem, zwak zandig, neutraalgrijs, Edelmanboor
2,00
-2,25
Projectnaam: Koeveringsedijk te Sint Oedenrode Projectcode: 20100410-02 Boormeester: Luc Christianen
'Getekend volgens NEN 5104'
BIJLAGE 3 Resultaten infiltratieonderzoek
K-waarde berekening Compact Constant Head Permeameter Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Boorgatnummer: 1 Datum: 22-09-2010
diepte boorgat D
diepte waterdiepte tot stabiel peil stabiel peil d H=D-d
Waarde afhankelijk van de onderzochtte diepte: 1 Constante 2 Constante 3 Constante 4 Constante druk buis druk buizen druk buizen druk buizen H1 H1+50 H1+100 H1+150
cm
cm
cm
cm
55,0
26,0
29,0
26,0
diepte boorgat D
Invoeren meetresultaten Pijlschaal Pijlschaal tijd beginpijl eindpijl begin P1 P2 t
cm
cm
cm
tijd eind t
tijdstraject
zakking waterstand delta y
volume water A cm³
delta t
cm
cm
cm
sec
sec
sec
cm
55,0 55,0 55,0 55,0 55,0 55,0 55,0
43,0 37,0 33,0 30,0 28,0 26,5 25,0
37,0 33,0 30,0 28,0 26,5 25,0 23,5
0 30 60 90 120 150 240
30 60 90 120 150 180 270
30 30 30 30 30 30 30
6,0 4,0 3,0 2,0 1,5 1,5 1,5
volume water B
volume Q
cm³
cm³/min
cm³/h
630,0 420,0 315,0 210,0 157,5 157,5 157,5
1260,0 840,0 630,0 420,0 315,0 315,0 315,0
75600 50400 37800 25200 18900 18900 18900
De meting is correct uitgevoerd als er minstens drie maal achter elkaar in een constant tijdstraject eenzelfde volume water wordt geïnfiltreerd. De zakking van de waterstand (delta y) bij een vast tijdstraject (delta t) is constant.
A=
Ksat
Sinh -1 (H/r) − (r/H) 2 + 1 + (r/H)
A CCHP
H/r
l/cm²
cm
cm/cm
cm³/h
cm/h
m/d
0,000364
29,00
8,29
18900
6,88
1,65
Volume A Volume B
*
2πH 2 H
r D H d P1 P2 delta t delta y
A
=
volume Q
straal van het boorgat (boordiameter afhankelijk) diepte van het boorgat vanaf referentieniveau "0" waterdiepte bij stabiel peil diepte tot het waterpeil stabiel peil vanaf referentieniveau "0" pijlschaal aflezing aan het begin van een tijdsinterval pijlschaal aflezing aan het eind van een tijdsinterval tijdsinterval tussen twee aflezingen pijlschaal daling waterstand in meetreservoir met pijlschaal in alleen het meetreservoir gebruikt meetreservoir en hoofdreservoir gebruikt
Ksat A *Q
K-waarde
3,5
cm cm cm cm cm cm sec cm
20
105
cm² cm²
Q
volume Q
K-waarde berekening Compact Constant Head Permeameter Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Boorgatnummer: 2 Datum: 22-09-2010
diepte boorgat D
diepte waterdiepte tot stabiel peil stabiel peil d H=D-d
cm
cm
cm
100,0
50,0
50,0
diepte boorgat D
Waarde afhankelijk van de onderzochtte diepte: 1 Constante 2 Constante 3 Constante 4 Constante druk buis druk buizen druk buizen druk buizen H1 H1+50 H1+100 H1+150 cm
cm
cm
cm
tijd eind t
tijdstraject
zakking waterstand delta y
volume water A cm³
87,0
Invoeren meetresultaten Pijlschaal Pijlschaal tijd beginpijl eindpijl begin P1 P2 t
delta t
cm
cm
cm
sec
sec
sec
cm
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
42,0 33,0 28,5 25,0 23,0 21,0 18,0 16,0 14,0 11,5 9,0
33,0 28,5 25,0 23,0 21,0 18,0 16,0 14,0 11,5 9,0 6,5
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300
30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330
30 30 30 30 30 30 30 30 30 30 30
9,0 4,5 3,5 2,0 2,0 3,0 2,0 2,0 2,5 2,5 2,5
volume water B
volume Q
cm³
cm³/min
cm³/h
945,0 472,5 367,5 210,0 210,0 315,0 210,0 210,0 262,5 262,5 262,5
1890,0 945,0 735,0 420,0 420,0 630,0 420,0 420,0 525,0 525,0 525,0
113400 56700 44100 25200 25200 37800 25200 25200 31500 31500 31500
De meting is correct uitgevoerd als er minstens drie maal achter elkaar in een constant tijdstraject eenzelfde volume water wordt geïnfiltreerd. De zakking van de waterstand (delta y) bij een vast tijdstraject (delta t) is constant.
A=
Ksat
Sinh -1 (H/r) − (r/H) 2 + 1 + (r/H)
A CCHP
H/r
l/cm²
cm
cm/cm
cm³/h
cm/h
m/d
0,000154
50,00
14,29
31500
4,86
1,17
Volume A Volume B
*
2πH 2 H
r D H d P1 P2 delta t delta y
A
=
volume Q
straal van het boorgat (boordiameter afhankelijk) diepte van het boorgat vanaf referentieniveau "0" waterdiepte bij stabiel peil diepte tot het waterpeil stabiel peil vanaf referentieniveau "0" pijlschaal aflezing aan het begin van een tijdsinterval pijlschaal aflezing aan het eind van een tijdsinterval tijdsinterval tussen twee aflezingen pijlschaal daling waterstand in meetreservoir met pijlschaal in alleen het meetreservoir gebruikt meetreservoir en hoofdreservoir gebruikt
Ksat A *Q
K-waarde
3,5
cm cm cm cm cm cm sec cm
20
105
cm² cm²
Q
volume Q
K-waarde berekening Compact Constant Head Permeameter Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Boorgatnummer: 3 Datum: 22-09-2010
diepte boorgat D
diepte waterdiepte tot stabiel peil stabiel peil d H=D-d
cm
cm
cm
105,0
85,0
20,0
diepte boorgat D
Waarde afhankelijk van de onderzochtte diepte: 1 Constante 2 Constante 3 Constante 4 Constante druk buis druk buizen druk buizen druk buizen H1 H1+50 H1+100 H1+150 cm
cm
cm
cm
tijd eind t
tijdstraject
zakking waterstand delta y
volume water A cm³
87,0
Invoeren meetresultaten Pijlschaal Pijlschaal tijd beginpijl eindpijl begin P1 P2 t
delta t
cm
cm
cm
sec
sec
sec
cm
105,0 105,0 105,0 105,0 105,0 105,0 105,0
44,0 42,0 41,0 40,5 39,7 39,7 39,7
42,0 41,0 40,5 39,7 39,7 39,7 39,7
0 30 60 90 120 150 180
30 60 90 120 150 180 210
30 30 30 30 30 30 30
2,0 1,0 0,5 0,8 0,0 0,0 0,0
volume water B
volume Q
cm³
cm³/min
cm³/h
210,0 105,0 52,5 84,0 0,0 0,0 0,0
420,0 210,0 105,0 168,0 0,0 0,0 0,0
25200 12600 6300 10080 0 0 0
De meting is correct uitgevoerd als er minstens drie maal achter elkaar in een constant tijdstraject eenzelfde volume water wordt geïnfiltreerd. De zakking van de waterstand (delta y) bij een vast tijdstraject (delta t) is constant.
A=
Ksat
Sinh -1 (H/r) − (r/H) 2 + 1 + (r/H)
A CCHP
H/r
volume Q
l/cm²
cm
cm/cm
cm³/h
cm/h
m/d
0,000638
20,00
5,71
0
0,00
0,00
Volume A Volume B
*
2πH 2 H
r D H d P1 P2 delta t delta y
A
=
straal van het boorgat (boordiameter afhankelijk) diepte van het boorgat vanaf referentieniveau "0" waterdiepte bij stabiel peil diepte tot het waterpeil stabiel peil vanaf referentieniveau "0" pijlschaal aflezing aan het begin van een tijdsinterval pijlschaal aflezing aan het eind van een tijdsinterval tijdsinterval tussen twee aflezingen pijlschaal daling waterstand in meetreservoir met pijlschaal in alleen het meetreservoir gebruikt meetreservoir en hoofdreservoir gebruikt
Ksat A *Q
K-waarde
3,5
cm cm cm cm cm cm sec cm
20
105
cm² cm²
Q
volume Q
K-waarde berekening Compact Constant Head Permeameter Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Boorgatnummer: 4 Datum: 22-09-2010
diepte boorgat D
diepte waterdiepte tot stabiel peil stabiel peil d H=D-d
Waarde afhankelijk van de onderzochtte diepte: 1 Constante 2 Constante 3 Constante 4 Constante druk buis druk buizen druk buizen druk buizen H1 H1+50 H1+100 H1+150
cm
cm
cm
cm
55,0
7,0
48,0
12,0
diepte boorgat D
Invoeren meetresultaten Pijlschaal Pijlschaal tijd beginpijl eindpijl begin P1 P2 t
cm
cm
cm
tijd eind t
tijdstraject
zakking waterstand delta y
volume water A cm³
delta t
cm
cm
cm
sec
sec
sec
cm
55,0 55,0 55,0 55,0 55,0 55,0
26,0 19,0 15,0 13,0 12,0 11,0
19,0 15,0 13,0 12,0 11,0 10,0
0 30 60 90 120 150
30 60 90 120 150 180
30 30 30 30 30 30
7,0 4,0 2,0 1,0 1,0 1,0
volume water B
volume Q
cm³
cm³/min
cm³/h
735,0 420,0 210,0 105,0 105,0 105,0
1470,0 840,0 420,0 210,0 210,0 210,0
88200 50400 25200 12600 12600 12600
De meting is correct uitgevoerd als er minstens drie maal achter elkaar in een constant tijdstraject eenzelfde volume water wordt geïnfiltreerd. De zakking van de waterstand (delta y) bij een vast tijdstraject (delta t) is constant.
A=
Ksat
Sinh -1 (H/r) − (r/H) 2 + 1 + (r/H)
A CCHP
H/r
l/cm²
cm
cm/cm
cm³/h
cm/h
m/d
0,000165
48,00
13,71
12600
2,07
0,50
Volume A Volume B
*
2πH 2 H
r D H d P1 P2 delta t delta y
A
=
volume Q
straal van het boorgat (boordiameter afhankelijk) diepte van het boorgat vanaf referentieniveau "0" waterdiepte bij stabiel peil diepte tot het waterpeil stabiel peil vanaf referentieniveau "0" pijlschaal aflezing aan het begin van een tijdsinterval pijlschaal aflezing aan het eind van een tijdsinterval tijdsinterval tussen twee aflezingen pijlschaal daling waterstand in meetreservoir met pijlschaal in alleen het meetreservoir gebruikt meetreservoir en hoofdreservoir gebruikt
Ksat A *Q
K-waarde
3,5
cm cm cm cm cm cm sec cm
20
105
cm² cm²
Q
volume Q
K-waarde berekening Compact Constant Head Permeameter Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Boorgatnummer: 5a Datum: 22-09-2010
diepte boorgat D
diepte waterdiepte tot stabiel peil stabiel peil d H=D-d
cm
cm
cm
100,0
30,0
70,0
diepte boorgat D
Waarde afhankelijk van de onderzochtte diepte: 1 Constante 2 Constante 3 Constante 4 Constante druk buis druk buizen druk buizen druk buizen H1 H1+50 H1+100 H1+150 cm
cm
cm
cm
tijd eind t
tijdstraject
zakking waterstand delta y
volume water A cm³
77,0
Invoeren meetresultaten Pijlschaal Pijlschaal tijd beginpijl eindpijl begin P1 P2 t
delta t
cm
cm
cm
sec
sec
sec
cm
100,0 100,0 100,0 100,0
44,0 43,0 43,0 43,0
43,0 43,0 43,0 43,0
0 30 60 90
30 60 90 120
30 30 30 30
1,0 0,0 0,0 0,0
volume water B
volume Q
cm³
cm³/min
cm³/h
105,0 0,0 0,0 0,0
210,0 0,0 0,0 0,0
12600 0 0 0
De meting is correct uitgevoerd als er minstens drie maal achter elkaar in een constant tijdstraject eenzelfde volume water wordt geïnfiltreerd. De zakking van de waterstand (delta y) bij een vast tijdstraject (delta t) is constant.
A=
Ksat
Sinh -1 (H/r) − (r/H) 2 + 1 + (r/H)
A CCHP
H/r
volume Q
l/cm²
cm
cm/cm
cm³/h
cm/h
m/d
0,000089
70,00
20,00
0
0,00
0,00
Volume A Volume B
*
2πH 2 H
r D H d P1 P2 delta t delta y
A
=
straal van het boorgat (boordiameter afhankelijk) diepte van het boorgat vanaf referentieniveau "0" waterdiepte bij stabiel peil diepte tot het waterpeil stabiel peil vanaf referentieniveau "0" pijlschaal aflezing aan het begin van een tijdsinterval pijlschaal aflezing aan het eind van een tijdsinterval tijdsinterval tussen twee aflezingen pijlschaal daling waterstand in meetreservoir met pijlschaal in alleen het meetreservoir gebruikt meetreservoir en hoofdreservoir gebruikt
Ksat A *Q
K-waarde
3,5
cm cm cm cm cm cm sec cm
20
105
cm² cm²
Q
volume Q
K-waarde berekening Compact Constant Head Permeameter Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Boorgatnummer: 5b Datum: 22-09-2010
diepte boorgat D
diepte waterdiepte tot stabiel peil stabiel peil d H=D-d
Waarde afhankelijk van de onderzochtte diepte: 1 Constante 2 Constante 3 Constante 4 Constante druk buis druk buizen druk buizen druk buizen H1 H1+50 H1+100 H1+150
cm
cm
cm
cm
55,0
25,0
30,0
27,0
diepte boorgat D
Invoeren meetresultaten Pijlschaal Pijlschaal tijd beginpijl eindpijl begin P1 P2 t
cm
cm
cm
tijd eind t
tijdstraject
zakking waterstand delta y
volume water A cm³
delta t
cm
cm
cm
sec
sec
sec
cm
55,0 55,0 55,0 55,0 55,0 55,0
36,0 31,5 29,5 28,0 27,0 26,0
31,5 29,5 28,0 27,0 26,0 25,0
0 30 60 90 120 150
30 60 90 120 150 180
30 30 30 30 30 30
4,5 2,0 1,5 1,0 1,0 1,0
volume water B
volume Q
cm³
cm³/min
cm³/h
472,5 210,0 157,5 105,0 105,0 105,0
945,0 420,0 315,0 210,0 210,0 210,0
56700 25200 18900 12600 12600 12600
De meting is correct uitgevoerd als er minstens drie maal achter elkaar in een constant tijdstraject eenzelfde volume water wordt geïnfiltreerd. De zakking van de waterstand (delta y) bij een vast tijdstraject (delta t) is constant.
A=
Ksat
Sinh -1 (H/r) − (r/H) 2 + 1 + (r/H)
A CCHP
H/r
l/cm²
cm
cm/cm
cm³/h
cm/h
m/d
0,000346
30,00
8,57
12600
4,36
1,05
Volume A Volume B
*
2πH 2 H
r D H d P1 P2 delta t delta y
A
=
volume Q
straal van het boorgat (boordiameter afhankelijk) diepte van het boorgat vanaf referentieniveau "0" waterdiepte bij stabiel peil diepte tot het waterpeil stabiel peil vanaf referentieniveau "0" pijlschaal aflezing aan het begin van een tijdsinterval pijlschaal aflezing aan het eind van een tijdsinterval tijdsinterval tussen twee aflezingen pijlschaal daling waterstand in meetreservoir met pijlschaal in alleen het meetreservoir gebruikt meetreservoir en hoofdreservoir gebruikt
Ksat A *Q
K-waarde
3,5
cm cm cm cm cm cm sec cm
20
105
cm² cm²
Q
volume Q
K-waarde berekening Compact Constant Head Permeameter Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Boorgatnummer: 6 Datum: 22-09-2010
diepte boorgat D
diepte waterdiepte tot stabiel peil stabiel peil d H=D-d
Waarde afhankelijk van de onderzochtte diepte: 1 Constante 2 Constante 3 Constante 4 Constante druk buis druk buizen druk buizen druk buizen H1 H1+50 H1+100 H1+150
cm
cm
cm
cm
56,0
27,0
29,0
27,0
diepte boorgat D
Invoeren meetresultaten Pijlschaal Pijlschaal tijd beginpijl eindpijl begin P1 P2 t
cm
cm
cm
tijd eind t
tijdstraject
zakking waterstand delta y
volume water A cm³
delta t
cm
cm
cm
sec
sec
sec
cm
56,0 56,0 56,0 56,0 56,0 56,0
43,0 37,0 33,0 30,0 28,0 26,0
37,0 33,0 30,0 28,0 26,0 24,0
0 30 60 90 120 150
30 60 90 120 150 180
30 30 30 30 30 30
6,0 4,0 3,0 2,0 2,0 2,0
volume water B
volume Q
cm³
cm³/min
cm³/h
630,0 420,0 315,0 210,0 210,0 210,0
1260,0 840,0 630,0 420,0 420,0 420,0
75600 50400 37800 25200 25200 25200
De meting is correct uitgevoerd als er minstens drie maal achter elkaar in een constant tijdstraject eenzelfde volume water wordt geïnfiltreerd. De zakking van de waterstand (delta y) bij een vast tijdstraject (delta t) is constant.
A=
Ksat
Sinh -1 (H/r) − (r/H) 2 + 1 + (r/H)
A CCHP
H/r
l/cm²
cm
cm/cm
cm³/h
cm/h
m/d
0,000364
29,00
8,29
25200
9,18
2,20
Volume A Volume B
*
2πH 2 H
r D H d P1 P2 delta t delta y
A
=
volume Q
straal van het boorgat (boordiameter afhankelijk) diepte van het boorgat vanaf referentieniveau "0" waterdiepte bij stabiel peil diepte tot het waterpeil stabiel peil vanaf referentieniveau "0" pijlschaal aflezing aan het begin van een tijdsinterval pijlschaal aflezing aan het eind van een tijdsinterval tijdsinterval tussen twee aflezingen pijlschaal daling waterstand in meetreservoir met pijlschaal in alleen het meetreservoir gebruikt meetreservoir en hoofdreservoir gebruikt
Ksat A *Q
K-waarde
3,5
cm cm cm cm cm cm sec cm
20
105
cm² cm²
Q
volume Q
K-waarde berekening Compact Constant Head Permeameter Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Boorgatnummer: 7 Datum: 22-09-2010
diepte boorgat D
diepte waterdiepte tot stabiel peil stabiel peil d H=D-d
cm
cm
cm
100,0
55,0
45,0
diepte boorgat D
Waarde afhankelijk van de onderzochtte diepte: 1 Constante 2 Constante 3 Constante 4 Constante druk buis druk buizen druk buizen druk buizen H1 H1+50 H1+100 H1+150 cm
cm
cm
cm
tijd eind t
tijdstraject
zakking waterstand delta y
volume water A cm³
77,0
Invoeren meetresultaten Pijlschaal Pijlschaal tijd beginpijl eindpijl begin P1 P2 t
delta t
cm
cm
cm
sec
sec
sec
cm
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
44,0 34,5 28,5 25,0 22,0 20,0 17,5 15,0
34,5 28,5 25,0 22,0 20,0 17,5 15,0 12,5
0 30 60 90 120 150 180 210
30 60 90 120 150 180 210 240
30 30 30 30 30 30 30 30
9,5 6,0 3,5 3,0 2,0 2,5 2,5 2,5
volume water B
volume Q
cm³
cm³/min
cm³/h
997,5 630,0 367,5 315,0 210,0 262,5 262,5 262,5
1995,0 1260,0 735,0 630,0 420,0 525,0 525,0 525,0
119700 75600 44100 37800 25200 31500 31500 31500
De meting is correct uitgevoerd als er minstens drie maal achter elkaar in een constant tijdstraject eenzelfde volume water wordt geïnfiltreerd. De zakking van de waterstand (delta y) bij een vast tijdstraject (delta t) is constant.
A=
Ksat
Sinh -1 (H/r) − (r/H) 2 + 1 + (r/H)
A CCHP
H/r
l/cm²
cm
cm/cm
cm³/h
cm/h
m/d
0,000183
45,00
12,86
31500
5,75
1,38
Volume A Volume B
*
2πH 2 H
r D H d P1 P2 delta t delta y
A
=
volume Q
straal van het boorgat (boordiameter afhankelijk) diepte van het boorgat vanaf referentieniveau "0" waterdiepte bij stabiel peil diepte tot het waterpeil stabiel peil vanaf referentieniveau "0" pijlschaal aflezing aan het begin van een tijdsinterval pijlschaal aflezing aan het eind van een tijdsinterval tijdsinterval tussen twee aflezingen pijlschaal daling waterstand in meetreservoir met pijlschaal in alleen het meetreservoir gebruikt meetreservoir en hoofdreservoir gebruikt
Ksat A *Q
K-waarde
3,5
cm cm cm cm cm cm sec cm
20
105
cm² cm²
Q
volume Q
Boorgatmethode (Hooghoudt) Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Landgoed de Rijt Boorgatnummer: 8 Datum: 11-okt-10 Tijd Meting (sec) (cm-mv) t0 y0 tn 0 225 0 162 120 5 220 10 218 15 215 20 214 25 211 30 207 35 205 40 203 45 201 50 199 55 197 60 195 65 194 70 190 75 188 80 186 85 184 90 182 95 180 100 178 105 177 110 176 115 175 120 174
yn 111
∆t 120
∆y 51
K 0,57
k r H y ∆y ∆t
= = = = = =
waterdoorlatendheid (m/dag) straal (halve diameter) boorgat (cm) 3,5 cm diepte boorgat onder grondwaterspiegel (cm) 162 cm afstand van de gemiddelde stijghoogte tot aan grondwaterspiegel (cm) 136,5 cm grondwaterstijging tijdens het geselecteerde tijdstraject, Y0-Yn (cm) geselecteerde tijdstraject op basis van uniforme stijgsnelheid t0-tn (sec)
G
=
grondwaterstand
63 cm-mv
Stijghoogte grondwater Tijd (sec)
Stijghoogte grondwater (cm-mv)
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
160 170 180 190 200 210 220
Stijghoogte grondwater
Boorgatmethode (Hooghoudt) Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Landgoed de Rijt Boorgatnummer: 9 Datum: 11-okt-10 Tijd Meting (sec) (cm-mv) t0 y0 0 180 0 147 5 174 10 172 15 168 20 164 25 160 30 158 35 154 40 150 45 146 50 144 55 142 60 139 65 133 70 129 75 126 80 124
tn 80
yn 91
∆t 80
∆y 56
K 1,12
k r H y ∆y ∆t
= = = = = =
waterdoorlatendheid (m/dag) straal (halve diameter) boorgat (cm) diepte boorgat onder grondwaterspiegel (cm) afstand van de gemiddelde stijghoogte tot aan grondwaterspiegel (cm) grondwaterstijging tijdens het geselecteerde tijdstraject, Y0-Yn (cm) geselecteerde tijdstraject op basis van uniforme stijgsnelheid t0-tn (sec)
G
=
grondwaterstand
3,5 cm 147 cm 119 cm
33 cm-mv
Stijghoogte grondwater Tijd (sec)
Stijghoogte grondwater (cm-mv)
0
5
10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80
120 130 140 150 160 170 180
Stijghoogte grondwater
Boorgatmethode (Hooghoudt) Opdrachtgever: ZLTO Project: 20100410 Landgoed de Rijt Boorgatnummer: 10 Datum: 11-okt-10 Tijd Meting (sec) (cm-mv) t0 y0 0 229 0 185 5 220 10 208 15 200 20 193 25 185 30 178 35 169 40 164 45 159 50 156 55 148 60 143 65 137 70 133 70 128
tn 70
yn 84
∆t 70
∆y 101
K 1,62
k r H y ∆y ∆t
= = = = = =
waterdoorlatendheid (m/dag) straal (halve diameter) boorgat (cm) diepte boorgat onder grondwaterspiegel (cm) afstand van de gemiddelde stijghoogte tot aan grondwaterspiegel (cm) grondwaterstijging tijdens het geselecteerde tijdstraject, Y0-Yn (cm) geselecteerde tijdstraject op basis van uniforme stijgsnelheid t0-tn (sec)
G
=
grondwaterstand
3,5 cm 185 cm 134,5 cm
44 cm-mv
Stijghoogte grondwater Tijd (sec)
Stijghoogte grondwater (cm-mv)
0 120 130 140 150 160 170 180 190 200 210 220 230
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
70
Stijghoogte grondwater
BIJLAGE 4 Resultaten SCG-zeefkromme
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 348440 : 20100410 Koeveringsedijk te Sint-Oedenrode : AGEL Adviseurs
Monsterreferenties 3806648 = 2010410 - Boorgat 6 3806649 = 20100410 - Boorgat 4 Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix Monstervoorbewerking S NEN5709 (steekmonster) S soort artefact S gewicht artefact Algemeen onderzoek - fysisch S droogrest S organische stof (gec. voor lutum) Q delen < 2 mm Q delen > 2 mm Fracties t.o.v. droge stof: Q grind > 2 mm Fracties t.o.v. minerale delen: Q fractie < 2 um Q fractie < 16 um Q fractie < 32 um Q fractie < 50 um Q fractie < 63 um Q fractie < 125 um Q fractie < 250 um Q fractie < 500 um Q fractie < 1000 um
: : : : :
g
22/09/2010 23/09/2010 23/09/2010 3806648 Grond uitgevoerd nvt <1
23/09/2010 23/09/2010 23/09/2010 3806649 Grond uitgevoerd nvt <1
% % % (m/m ds) % (m/m ds)
92,2 2,6 100,0 < 0,1
88,8 2,3 99,4 0,6
% (m/m ds)
< 0,1
0,3
% (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md)
2,6 4,6 6,0 9,4 11,9 44,0 91,9 99,6 100,0
2,0 4,1 5,0 7,8 9,7 40,5 90,3 98,6 99,6
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: DKVQ-RJSH-BJGE-UZAG
Ref.: 348440_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 348440 : 20100410 Koeveringsedijk te Sint-Oedenrode : AGEL Adviseurs
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Organische stof gehalte (gecorrigeerd voor lutum) Het organische stof gehalte is gecorrigeerd voor het in het analyse certificaat gerapporteerde gehalte lutum. Indien het lutum gehalte niet is gerapporteerd is de correctie uitgevoerd met een lutum gehalte van 5,4% (gemiddeld lutum gehalte Nederlandse bodem, AS 3010, prestatieblad organische stof gehalte in grond).
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: DKVQ-RJSH-BJGE-UZAG
Ref.: 348440_certificaat_v1
Bijlage 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 348440 : 20100410 Koeveringsedijk te Sint-Oedenrode : AGEL Adviseurs
Barcodeschema's Monstercode Uw referentie
monster
diepte
potnr
3806648
2010410 - Boorgat 6
2010410 - Boorgat 6 0-50
0117421DD
3806649
20100410 - Boorgat 4
20100410 - Boorgat 25-75 4
0117419DD
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: DKVQ-RJSH-BJGE-UZAG
Ref.: 348440_certificaat_v1
Bijlage 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 348440 : 20100410 Koeveringsedijk te Sint-Oedenrode : AGEL Adviseurs
Analysemethoden in Grond (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Droogrest Organische stof (gec. voor lutum)
: Conform AS3010 prestatieblad 2 : Conform AS3010 prestatieblad 3
In dit analysecertificaat zijn de met 'Q' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Delen < 2mm Delen > 2mm Grind > 2 mm Fractie < 1000 um Fractie < 125 um Fractie < 16 um Fractie < 2 um Fractie < 250 um Fractie < 32 um Fractie < 50 um Fractie < 500 um Fractie < 63 um
: : : : : : : : : : : :
Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: DKVQ-RJSH-BJGE-UZAG
Ref.: 348440_certificaat_v1
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 349058 : 20100410 Koeveringsedijk te Sint-Oedenrode : AGEL Adviseurs
Monsterreferenties 3905989 = 20100410 - Boorgat 8
Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix Monstervoorbewerking S NEN5709 (steekmonster) S soort artefact S gewicht artefact Algemeen onderzoek - fysisch S droogrest S organische stof (gec. voor lutum) Q delen < 2 mm Q delen > 2 mm Fracties t.o.v. droge stof: Q grind > 2 mm Fracties t.o.v. minerale delen: Q fractie < 2 um Q fractie < 16 um Q fractie < 32 um Q fractie < 50 um Q fractie < 63 um Q fractie < 125 um Q fractie < 250 um Q fractie < 500 um Q fractie < 1000 um
: : : : :
g
27/09/2010 29/09/2010 01/10/2010 3905989 Grond uitgevoerd nvt <1
% % % (m/m ds) % (m/m ds)
85,2 < 0,1 100,0 < 0,1
% (m/m ds)
< 0,1
% (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md) % (m/m md)
11,6 24,5 40,8 49,4 52,5 68,4 94,3 99,2 99,8
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: CORN-QHEO-ETZJ-OUSZ
Ref.: 349058_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 349058 : 20100410 Koeveringsedijk te Sint-Oedenrode : AGEL Adviseurs
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Organische stof gehalte (gecorrigeerd voor lutum) Het organische stof gehalte is gecorrigeerd voor het in het analyse certificaat gerapporteerde gehalte lutum. Indien het lutum gehalte niet is gerapporteerd is de correctie uitgevoerd met een lutum gehalte van 5,4% (gemiddeld lutum gehalte Nederlandse bodem, AS 3010, prestatieblad organische stof gehalte in grond).
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: CORN-QHEO-ETZJ-OUSZ
Ref.: 349058_certificaat_v1
Bijlage 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 349058 : 20100410 Koeveringsedijk te Sint-Oedenrode : AGEL Adviseurs
Barcodeschema's Monstercode Uw referentie
monster
3905989
20100410 - Boorgat 140-180 8
20100410 - Boorgat 8
diepte
potnr 0117426DD
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: CORN-QHEO-ETZJ-OUSZ
Ref.: 349058_certificaat_v1
Bijlage 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 349058 : 20100410 Koeveringsedijk te Sint-Oedenrode : AGEL Adviseurs
Analysemethoden in Grond (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Droogrest Organische stof (gec. voor lutum)
: Conform AS3010 prestatieblad 2 : Conform AS3010 prestatieblad 3
In dit analysecertificaat zijn de met 'Q' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Delen < 2mm Delen > 2mm Grind > 2 mm Fractie < 1000 um Fractie < 125 um Fractie < 16 um Fractie < 2 um Fractie < 250 um Fractie < 32 um Fractie < 50 um Fractie < 500 um Fractie < 63 um
: : : : : : : : : : : :
Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm Eigen methode; gebaseerd op SCG norm
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: CORN-QHEO-ETZJ-OUSZ
Ref.: 349058_certificaat_v1