Concept Verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland te Apeldoorn, 1 juli 2015 Aanwezig: dhr. J.C.G.M. Berends (voorzitter), dhr. A.A.J. Baars, dhr. M.J. van Beem, mw. A.H. Bronsvoort, dhr. S.W. van ’t Erve, dhr. J.A. Gerritsen, dhr. A. van Hedel, dhr. D.H.A. van Hemmen, dhr. H. van der Hoeve, mw. H. Huijbregts-Schiedon, dhr. N.E. Joosten, mw. C.C. Leppink-Schuitema, dhr. J. van Oostrum, dhr. J.T.H.M. Penninx, dhr. H.J. van Schaik, dhr. J.W. Wiggers dhr. J.W. Scherjon (directeur brandweer), dhr. M. Assies (ambtelijk secretaris), dhr. A. Schoenmaker (directeur GHOR), mw. C.M. Sjerps (coördinerend functionaris gemeenten)
Notulist: mw. N. Knapen Afwezig: dhr. G. Berghoef, dhr. A. Hoogendoorn, dhr. H.A. Lambooij, dhr. F.A. de Lange, mw. W.R.J.M. Pijnenburg-Adriaenssen, dhr. S.P.M. de Vreeze, dhr. D. ten Brinke (GGD)
1.
Opening
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Met kennisgeving afwezig zijn mevrouw Pijnenburg en de heren Berghoef, Hoogendoorn, Lambooij, De Lange en De Vreeze. 2.
Concept verslag van de vergadering van het Algemeen Bestuur d.d. 26 maart 2015 en openbare besluitenlijst
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld, met dank aan de samensteller. Naar aanleiding van: Punt 6, Financiële gevolgen Periodiek Preventief Medisch Onderzoek: Mevrouw Leppink informeert of er al een antwoord is op haar vraag m.b.t. de extra kosten voor BAW en met name voor wie dat risico oplevert. De heer Van Schaik antwoordt dat dit antwoord er nog niet is. Er is extra overleg gezocht met de twee clusters die het betreft. De openbare besluitenlijst wordt vastgesteld. 3.
Mededelingen / mededelingen vanuit het DB / ingekomen stukken
De heer Penninx stelt punt 4 aan de orde. In de gemeenteraad van Voorst was er een motie om de systematiek te wijzigen. De heer Penninx heeft voorgesteld deze motie aan te houden en deze te bespreken op het moment dat de varianten er liggen. Het advies dat dit ter kennisneming is is te zwak. Het moet meegenomen worden bij de toekomstige discussie rondom de financiële verdeling. De heer Van Beem sluit aan bij de heer Penninx. De heer Van Schaik antwoordt dat het uitgangspunt is om de implicaties van deze input mee te nemen in het traject. De heer Van ’t Erve mist een mededeling uit het DB inzake het tijdelijk stilleggen van de reorganisatie. Hij heeft dat nu vanuit de wandelgangen moeten vernemen. De heer Van Schaik merkt op dat de OR heeft aangegeven de termijnen te willen hanteren die er voor dit soort zaken zijn, zodat er een goed en zorgvuldig traject wordt gevolgd. De OR heeft niet aangegeven voor of tegen de reorganisatie te zijn.
1
De heer Schoenmaker voegt toe dat zojuist een mail is rondgestuurd aan het personeel. De OR wil zorgvuldigheid vóór snelheid en de OR neemt de termijnen in acht die er voor staan inclusief de inzet van adviseurs. De OR heeft veel vragen gesteld, die de komende week beantwoord zullen worden. Geprobeerd wordt zo open en transparant mogelijk dat proces met de OR door te lopen. De voorbereidingen voor de reorganisatie kunnen dan ook niet doorgezet worden. In het DB van 10 september a.s. kan er pas een definitief besluit genomen worden, mits de OR vóór die tijd akkoord is. Op dit moment wordt de termijn van 1 april 2016 nog haalbaar geacht. De heer Van ’t Erve begrijpt de omstandigheden, maar had graag eerder geïnformeerd willen worden. De heer Van Hemmen heeft in de Commissie Brandweerzorg ook aangegeven dat het van buitengewoon grote betekenis is dat er eenduidig wordt gecommuniceerd namens de organisatie. Het signaal van de OR zal dan ook goed opgepakt moeten worden. De vorige vergadering zou het onderwerp “Slagkracht” op de agenda staan. Dat staat vandaag ook niet op de agenda, maar het is een belangrijk thema om verder samen uit te discussiëren. Er lijken voorschotjes genomen te worden. Zorgvuldigheid is hierbij van groot belang. De heer Schoenmaker merkt op dat de oproep van de heer Van Hemmen hem zeer ten harte gaat. De situatie van maart met een aantal negatieve adviezen van de OR was het uitgangspunt. Gisteren is bereikt dat men vanaf nu samen gaat optrekken in het traject met de OR. Toegezegd wordt dat de mail aan de organisatie ook aan het AB wordt gestuurd. Zorgvuldigheid is inderdaad van groot belang. Er kan een knip plaatsvinden m.b.t. de inhoudelijke thema’s en de effecten daarvan op personeel en organisatie. In de adviesaanvraag kan dan afgesproken worden dat er een aparte adviesaanvraag volgt op bepaalde thema’s. De voorzitter voegt toe dat het onderwerp slagkracht te maken heeft met wanneer je welke beslissing je neemt. 4.
Instellen publicatieblad
De heer Baars merkt op dat het wettelijk verplicht is te publiceren op overheid.nl. Het is dan niet nodig om daarnaast nog wat extra’s te doen. De heer Penninx merkt op dat het om digitale publicatie gaat. Dan kan op de website toch volstaan worden met een verwijzing daar naar, zonder dat daar veel personele inzet voor nodig is? De heer Schoenmaker denkt dat het ook niet de intentie is dit blad op papier uit te brengen. De heer Baars vindt het voldoende om in de verordening op te nemen dat de website overheid.nl het officiële publicatieorgaan is. De voorzitter stelt voor om na te gaan of dit klopt. Dit punt wordt aangehouden tot een volgende vergadering. 5.
Financiën
a. Jaarrekening en jaarverslag VNOG 2014 inclusief accountantsverslag: De heer Van Schaik geeft aan dat er een goed gesprek is geweest met de accountant, maar wel met de constatering dat er werk aan de winkel is. Dat zit met name op het punt
2
van inkoop, aanbesteding en rechtmatigheid. Dat soort onderwerpen komt steeds terug. Het DB is van mening dat het onderdeel “control in de organisatie” goed geborgd moet worden. Voor 2015 gaat men (door de aanbesteding) verder met een andere accountant. Daar zijn de eerste gesprekken al mee gevoerd en deze accountant heeft een iets andere werkwijze. Men is nu druk bezig om schoon schip te maken bij het overgaan van 7 verschillende clusterbegrotingen naar 1 nieuwe begroting. De heer Van Schaik geeft een soort “winstwaarschuwing” af: Het is mogelijk dat er voor 2015 straks geen goedkeurende verklaring wordt afgegeven omdat alles nu op tafel moet komen. Waar liggen de risico’s en hoe worden die opgepakt? Er zal ook worden gekeken hoe de rol van budgethouders is georganiseerd in de totale organisatie. De heer Penninx begrijpt dat er nu twee keuzes zijn: Rekken en erbij blijven en het oppakken als de nieuwe organisatie er is. Het voorstel is nu alles boven tafel halen met het risico dat er geen goedkeurende verklaring volgt. Wat zijn de voor- en nadelen van de twee keuzes? Waarom streven naar een niet-goedkeurende verklaring? De heer Van der Hoeve stelt voor om er maximaal naar te streven om die goedkeurende accountantsverklaring te krijgen. Het valt hem overigens erg tegen dat de accountant in zijn laatste jaarverslag al die punten opmerkt, terwijl hij al jaren aan het werk is voor de VNOG. De heer Van Hemmen sluit bij dat punt aan. Hij vindt dat de accountant niet als instrument gebruikt moet worden om dingen niet meer mogelijk te maken. Hij wil de aanbevelingen best bekijken, maar ook nadenken over de vraag over hoe dingen dan wel mogelijk gemaakt kunnen worden. De heer Van Schaik wijst er op dat in 2014 de behandeling van de jaarrekening is uitgesteld vanwege uitstel van de goedkeurende verklaring. Dus dat is niet nieuw. Wat nu wel nieuw is, is dat er een lijstje is met wat er gedaan moet worden. Uiteraard wordt gestreefd naar een goedkeurende verklaring, maar er zal het e.e.a. in beeld gebracht worden m.b.t. inkoopanalyse en aanbestedingen. De voorzitter verzoekt om de stappen aan te geven wat nodig is voor de goedkeurende verklaring. De heer Van Schaik denkt dat er geen keuze is. Het zou zo kunnen zijn dat er geen goedkeurende verklaring komt omdat er veel boven tafel komt wat leidt tot discussie. Een memo over de processtappen zal toegestuurd worden aan het AB. De stappen die gezet moeten worden staan in de rapportage van de accountant. Er zal een memo opgesteld worden over de wijze waarop die aanbevelingen van de accountant worden opgepakt en hoe het AB hierin wordt meegenomen. Met inachtneming van de gemaakte op- en aanmerkingen besluit het AB conform voorstel. b. Programmabegroting 2016 De heer Van Schaik merkt op dat er diverse zienswijzen zijn ontvangen. Elke gemeente die een zienswijze heeft ingediend krijgt een schriftelijke reactie wat daar mee gedaan is. Indexatie is elk jaar een punt van aandacht. In het AB van 16 december 2014 is het besluit genomen hoe om te gaan met de indexatie in deze begroting. Deze reactie gaat ook naar de gemeenten in de Achterhoek. De zienswijze van de gemeente Ermelo is overgenomen zodat het juiste jaartal wordt gehanteerd. Verder hebben de zienswijzen niet geleid tot veranderingen in de begroting omdat het opmerkingen waren die al zijn opgepakt of geen plek hebben in de begroting. M.b.t. de bezuinigingsopgave van de Achterhoek ad € 300.000 is in de Commissie Middelen en het DB aangegeven hoe daar mee om te gaan. Goed dat de Achterhoek meedenkt, maar zij kunnen dat wel zeggen over de begroting die er nu ligt, maar niet
3
over de begroting die er straks ligt omdat dat de begroting is van alle 22 gemeenten. De inbreng van de Achterhoek wordt gewoon meegenomen, maar de discussie moet dan wel gevoerd worden in zijn totaliteit. Dit wordt meegenomen in de reactie. De heer Van Beem merkt op dat in het cluster vanaf 2014 € 317.000 is bezuinigd. Een groot deel daarvan heeft betrekking op loze meldingen en is structureel. Dat gaat ook in 2015 lukken en de begroting is daarmee inmiddels verlaagd. De verwachting is dat het ook in 2016 kan. Anderen sluiten hier bij aan. De heer Van Hemmen merkt op dat hij de vorige vergadering voor het eerst tegen de voorzet voor de begroting heeft gestemd. Ook de raadscommissie heeft dit nog eens benadrukt. De zienswijze is niet gehonoreerd, dus hij stemt tegen de begroting. Mevrouw Huijbregts stelt de discussie rondom de indexering aan de orde. Waarom wordt de indexering op deze wijze toegepast? Geef dat ook in de reactie op de zienswijzen nog eens zorgvuldig aan, gerelateerd aan de landelijke trend met de werkelijke kosten. De heer Joosten merkt op dat Doetinchem en Achterhoek West niet akkoord gaat met de indexering en dus ook niet met de begroting. De heer Van Schaik merkt op dat er verschillende landelijke trends zijn m.b.t. indexering. In de beantwoording richting de gemeenten die het betreft zal de toelichting worden meegenomen. Uitgangspunt is dat dit de laatste keer is dat er discussie is over de indexatie, want in de verdeelsystematiek moet dit een plek krijgen. Als de bezuiniging van € 300.000 de loze meldingen betreft, dan is dat prima. In de brief staat niet aangegeven waar die bezuiniging van € 300.000 om gaat. Deze bezuiniging geldt dan vanaf begrotingsjaar 2016 voor 22 gemeenten. De discussie moet dan gevoerd worden, ook in het kader van slagkracht en de discussie rondom de verdeelsystematiek. Structurele effecten zijn nu niet te overzien. De heer Van Beem merkt op dat hier om een structurele verlaging van kosten gaat die zich voordoet in het cluster. Die blijft nu in de begroting, terwijl dat geld niet nodig is. De heer Van Schaik geeft aan dat dit er dan ook uit zou moeten komen in 2016. In het ambtenarenoverleg en de Commissie Middelen is hier uitgebreid bij stilgestaan. Op dit moment is het echter niet te overzien m.b.t. de financiële verwachtingen. De heer Van Beem geeft aan om deze reden en om de reden van indexatie tegen de begroting te stemmen. De heer Van Oostrum sluit daar bij aan. De heer Joosten informeert of er in 2016 nu een hogere of lagere begroting is t.o.v. 2015? Gaat de inwonerbijdrage omhoog of omlaag? De heer Van Schaik antwoordt dat per saldo de inwonerbijdrage alleen omhoog gaat met de index. De De
heer Van Beem dient een mondeling amendement in op twee punten: De begroting verlagen met € 300.000 voor 2016, voor het collectief. De indexering maximaliseren op 0,75%. heer Van Schaik ontraadt het AB beide amendementen.
Er vindt stemming plaats over het amendement Maximalisering van de indexering op 0,75%: Berkelland, Montferland, Winterswijk, Bronckhorst, Brummen en Oost Gelre zijn voor. Het amendement op indexering wordt via hoofdelijke stemming verworpen.
4
Er vindt stemming plaats over het amendement om de begroting voor 2016 met € 300.000 te verlagen. Via hoofdelijke stemming is ook dit amendement verworpen. Nadat beide amendementen verworpen zijn, is stemming over de begroting aan de orde. De heer Joosten stemt tegen de begroting. De heer Van Hemmen stemt voor de begroting, maar spreekt zijn teleurstelling uit dat het niet gelukt is om voor 2016 daadwerkelijke bezuinigingen door te voeren. Mevrouw Leppink stemt voor de begroting, maar met de eerder gemaakte opmerking. Berkelland, Doetinchem en Oost-Gelre stemmen tegen de begroting. De overige aanwezigen stemmen voor. Dit betekent dat de begroting is aangenomen. c. Uitkomsten onderzoek AEF naar verdeelsystematiek De heer Van Schaik licht toe dat de vorige AB-vergadering is afgesproken om vandaag een korte presentatie te houden rondom de verdeelsystematiek. Het AB heeft opdracht gegeven om een aantal scenario’s uit te werken. Doel van vandaag is om opmerkingen en reacties mee te geven. Er worden vandaag nog geen keuzes gemaakt. Mevrouw Bruinooge, de heer Van den Broek en de heer Van Veldhuizen van AEF zijn aanwezig ten behoeve van een presentatie. De voor- en nadelen van de verschillende verdeelmodellen worden aangegeven en de uitwerking daarvan. Voorgesteld wordt om FLO en huisvesting niet mee te nemen in de verdeling. Het BTW compensatiefonds is onderdeel van BDUR. Indexering maakt geen onderdeel uit van het advies over het verdeelmodel. Er liggen vandaag geen besluitpunten voor, maar uitgangspunten waar AEF graag een mening over hoort om door te kunnen gaan met de vervolgstappen. Model 1 is naar rato van historische kosten. Dit model heeft als belangrijkste voordeel dat er geen herverdeeleffecten zijn. Het sluit deels aan bij de keuze van het organisatieprofiel, het sluit beperkt aan bij eerdere beleidskeuzes in MOED. Belangrijkste nadeel is dat toekomstige veranderingen niet te accommoderen zijn en dat gemeenten die historisch te weinig of teveel betalen dat ook in de toekomst zullen blijven doen. Voorgesteld wordt om als peilmoment de jaarrekening 2014 te gebruiken. Hier is geen bezwaar tegen vanuit het AB. Model 2 is naar rato van het inwoneraantal. Voordeel: Dit model is het meest makkelijk om door te rekenen en het is behoorlijk stabiel. Het grote nadeel is dat het niet aansluit bij de richting van risicogericht met aandacht voor specifieke lokale risico’s. Peilmoment is het inwoneraantal voorafgaand aan het boekjaar. Hier is geen bezwaar tegen vanuit het AB. Model 3 is naar rato van het Gemeentefonds. Voordeel is dat dit in lijn is met de inkomsten van de gemeente en de systematiek geniet veel autoriteit. Het belangrijkste nadeel is dat dit model niet rekening houdt met de risicofactor bos en hei. Het sluit impliciet aan bij de keuze voor een beroepskazerne en een vrij instroomprofiel of een gekazerneerd profiel. Het houdt beperkt rekening met de gekozen ontwikkelrichting omdat het niet helemaal risicogericht is, maar ook historische elementen bevat. De heer Baars vraagt zich af hoe rekening wordt gehouden met de bijdrage die de gemeente zelfstandig – dus zonder VNOG – aan dit onderwerp levert? Geantwoord wordt dat dit een verhoudingsgetal is. De kengetallen uit het Gemeentefonds worden benut als verhoudingsgetallen. Dit vraagstuk geldt overigens voor alle modellen: Het gaat eerst
5
over de vraag wat de gemeente betaalt aan de VNOG en hoe worden de kosten gezamenlijk verdeeld? De heer Penninx merkt op dat gesteld wordt dat het model beperkt aansluit. Het rijk berekent welke risico’s wij nemen en dat is een systeem. Om hoeveel geld gaat het dan, waar het model van het rijk het niet goed doet? Geantwoord wordt dat er contact is gezocht waarom bos en hei geen deel uitmaakt van het risicoprofiel. De betreffende ambtenaar gaf aan dat dit er niet uitkwam als een dermate kosten-vermeerderende factor dat het gehonoreerd zou moeten worden in het verdeelmodel. Model 4 is qua uitwerking het meest complex. De basis is het slagkrachtmodel wat ontwikkeld is en gebruikt wordt om materieel en personeel over de regio te verdelen. Hoe meer factoren je mee wilt nemen, hoe complexer het wordt. Dit is het enige model waar je expliciet het afwijkend organisatieprofiel terug kunt laten komen. Het voorstel is om verschillen inzichtelijk te maken en indien er te grote verschillen zijn, een voorstel te doen hoe dit mee te nemen in het model. Voordeel van dit model is dat dit het best aansluit bij de gekozen ontwikkelrichting van MOED. Het houdt rekening met bos en hei en het laat duidelijk het organisatieprofiel zien. Nadelen: Juist de keuze voor MOED maakt dat je over gemeentegrenzen heen gaat werken. Met het financieel maken van het slagkrachtmodel moet je regionale inzet weer terugrekenen naar uitgaven per gemeente. Dat is een ingewikkeld aspect in dit model. Implementatie van dit model vraagt meer aannames en keuzes dan de vorige 3 modellen en maakt het daardoor meer complex. Dit model beschrijft primair de repressieve kosten. Het moet regelmatig herijkt worden, afhankelijk van nieuw materieel, nieuwe risico’s e.d. Laatste nadeel: Indien stemverhoudingen gebaseerd worden op de bijdrage die vanuit dit verdeelmodel komt, dan kan het heel interessant worden om extra tankautospuiten te willen hebben. De heer Van Hemmen merkt op dat een rekenregel voor het aantal vrijwilligers op een post niet geheel onomstreden is. De heer Penninx informeert of het ook mogelijk is om anders naar personeel te kijken dan alleen repressief? Wat zijn mogelijke alternatieven? Geantwoord wordt dat gevraagd is om op basis van de uitkomsten van slagkracht een verdeelmodel te maken. Slagkracht zegt iets over waar het materieel moet staan om optimaal tegemoet te komen aan de risico’s. Er is gekozen om ander personeel niet mee te nemen omdat je dan het risico loopt om in een soort benchmark te verzanden. Het gaat hier dus primair om het repressieve deel. Voor de uitwerking van model 4 zijn er uitspraken nodig op 3 thema’s: Voorgesteld wordt om het materiaal met een regionale functie niet toe te rekenen aan de kosten per gemeente, maar die te verdelen over de hele regio. Voorgesteld wordt om de vaste jaarlijkse kapitaallasten uit de opgave van de VNOG te hanteren. Welk aantal vrijwilligers moet gehanteerd worden? Is dat volgens de rekenregels van de VNOG of het werkelijke aantal vrijwilligers per post? Aangegeven wordt dat het hanteren van een rekenregel niet wil zeggen dat een gemeente niet de keuze heeft om meer vrijwilligers in dienst te hebben. Het betekent alleen dat de rekenregel gebruikt wordt om de verhouding te bepalen. Overigens lopen de uitkomsten van de rekenregels en het daadwerkelijke aantal vrijwilligers niet ver uiteen. Afgesproken wordt dat door AEF inzichtelijk wordt gemaakt wat mogelijk is. Er worden ook aannames gedaan en ook die zullen zichtbaar gemaakt worden.
6
De heer Van Schaik zou graag zien dat niet alleen gekeken wordt naar vrijwilligers, maar ook naar de effecten van kazernering versus vrijwilligers. Zodat in de uitwerking van het model ook het verschil tussen werken met een vrijwilligerspost versus kazerneringspost inzichtelijk wordt gemaakt. De heer Gerritsen merkt op dat als uitgangspunt bij MOED is gehanteerd dat alle posten gehandhaafd worden. De heer Van Schaik benadrukt dat hij de posten niet ter discussie wil stellen, maar dat als het gaat om de financiële verdeling, je ook moet kijken naar kazernering versus werken met vrijwilligers. De heer Penninx is bezorgd dat als er vandaag geen expliciete uitspraak wordt gedaan, er geen goede discussie komt over de voor- en nadelen van het model. De voorzitter wijst erop dat er sprake is van een aantal gevoeligheden. Dat betekent dat de discussie over de gevraagde uitspraken op een andere manier gevoerd moet worden. Dat kan nu niet even snel gebeuren. De commissie kan met de gemaakte op- en aanmerkingen nu verder gaan. Het voorstel van AEF is om op grond hiervan het model uit gaan werken. Hoe gevoelig is elk model voor specifieke keuzes, aannames, uitwerking etc. is een expliciet beoordelingscriterium voor september. Want dit model is gevoelig voor een aantal aannames. Die kunnen in beeld gebracht worden. Wil het AB een model wat gevoelig is voor aannames? Hoe ver mag dat gaan? En als die aannames er zijn, dan moeten die ook vastgesteld worden. De heer Van Hemmen vindt dat uitspraken bij dit model gecompliceerder zijn met het risico dat vanuit de uitkomst gediscussieerd wordt en niet vanuit het model. De voorzitter stelt voor om bij dit model zowel de wel-variant als niet-variant mee te pakken. Dan is niet alles dichtgetimmerd op aannames. Dat betekent dat er in september een extra versie zal zijn, een 4a en een 4b. Mevrouw Bronsvoort vraagt of voldoende duidelijk is waar we van uitgaan als het om materieel gaat? Antwoord: Slagkracht doet een aantal uitspraken waar wat gelokaliseerd moet zijn. Dat wordt als input meegenomen in het verdeelmodel, inclusief de bijbehorende kosten. De heer Van Oostrum merkt op dat in de vorige AB-vergadering het voorstel voorlag hoe om te gaan met waterwinning. Daar moet nog een besluit over genomen worden. Is dat een regionale opdracht of een lokale opdracht? De heer Van der Hoeve is blij met de discussie. AEF zegt nu dat ze er mee uit de voeten kunnen. Laat hen dan in samenspraak met de Commissie Middelen een aantal modellen uitwerken, zodat dit straks voor iedereen herkenbaar is. De voorzitter merkt op dat dit dan wel met het voorbehoud is dat er formeel nog geen beslissing is genomen m.b.t. het slagkrachtmodel. Mevrouw Bruinooge benadrukt dat AEF uit is gegaan van het slagkrachtmodel zoals het er nu ligt. Als dat gaat veranderen, dan wordt het ingewikkeld. De voorzitter merkt op dat de uitwerking van de modellen nu voortgezet kan worden met het gevaar dat het opnieuw moet als de besluitvorming heeft plaatsgevonden. Mevrouw Bruinooge merkt op dat niet inzichtelijk is te maken wat dat financieel betekent.
7
Model 5 is een hybride model, waarbij de uitgaven die repressief zijn via het slagkrachtmodel worden verdeeld en de rest via een ander model, voorstel zou zijn via het gemeentefondsmodel. Dat betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden in welk model gevoed wordt door welk programma. Tot slot zijn de modellen beoordeeld aan de hand van criteria. Er zijn 4 criteria: toekomstbestendig, rechtvaardig, transparant en administratief eenvoudig. Het ligt aan de weging van de criteria welke er als beste uit komt. Toekomstbestendig: Het historisch model is het meest stabiel. Transparant: Dat is het model op basis van het inwoneraantal en het historisch model ook. Administratief eenvoudig levert geen onderscheidend verschil op tussen model. Het meest interessant is wat rechtvaardig is. Hier valt niet op te scoren, want er zijn verschillende manieren van uitleggen. Kijkend naar het traject m.b.t. MOED lijkt het niet logisch te kiezen voor een verdeelmodel op basis van historische kosten of op basis van het inwonermodel. Eind augustus/begin september wordt er een extra AB gepland. De modellen zijn dan doorgerekend en per gemeente kan inzichtelijk gemaakt worden wat de effecten zijn. De voorzitter merkt op dat de discussie met name zit bij de modellen 4 en 5, met name door het verhaal van slagkracht. Het voorstel is om door te gaan met de uitwerking van de eerste 3 modellen en de modellen 4 en 5 af te laten hangen van de discussie over slagkracht van begin september. De heer Van der Hoeve stelt vast dat er pas beslist gaat worden als er ook inzicht is in de modellen 4 en 5? Dit wordt bevestigd. De heer Gerritsen wijst er op dat deze discussie ieder jaar gaat plaatsvinden als er wijziging is in materieel, locaties e.d. Misschien moet nu maar besloten worden om het slagkrachtmodel uit te sluiten, hoewel dit principieel absoluut het beste model is. De heer Van Beem vindt dit te snel gaan. Hij hecht er wel aan dat slagkrachtmodel toch door te laten rekenen, maar dat is inderdaad waarschijnlijk beter als slagkracht ook is vastgesteld. De heer Van der Hoeve sluit daar bij aan. Het zou de uitkomst kunnen zijn, maar dan is dat ook onomstotelijk vastgelegd. De heer Baars sluit daar bij aan. Het gaat vandaag om informatie en er vindt nog geen besluitvorming plaats. De heer Penninx sluit hier ook bij aan. Wat wordt nu het proces richting de raad? Worden zij betrokken bij de inhoudelijke discussie of pas bij de begroting? Voor wat betreft de communicatie doet de heer Penninx de suggestie dat het DB de raden c.q. de griffies informeert wat het proces en de planning is. De heer Van ’t Erve heeft het gevoel dat dit proces aan het vertragen is en hij vraagt zich af of invoering per 2017 dan nog wel reëel is? De voorzitter stelt vast dat er op 3 september a.s. (of een alternatieve datum) een extra AB-vergadering wordt gepland op grond van de slagkrachtdiscussie. De heer Van Schaik merkt op dat eerst de slagkrachtdiscussie gevoerd moet worden. Een procesvoorstel komt dan op 3 september aan bod, omdat nu niets te melden valt.
8
De voorzitter zegt toe dat er een procesvoorstel komt inclusief zorgvuldigheid, tempo en het meenemen van de raden. 6.
VNOG risicogericht
a. Consultatie organisatie – en formatieplan: Het OR-advies levert wel vertraging op, maar het organisatieplan ligt hier feitelijk ter kennisname. Eventuele opmerkingen zouden dan ook schriftelijk meegegeven kunnen worden. De heer Baars heeft drie opmerkingen: Bij punt 3, sturingsprincipes m.b.t. de inrichting, is er sprake van een enorm afschuifsysteem van afdelingshoofd naar teamhoofd. Niemand is aanspreekbaar of verantwoordelijk. Waar zijn de korte lijnen en waar nemen de leidinggevenden hun verantwoordelijkheid voor alles? De post is de basis. In het hele formatieplan wordt de combinatie van vrijwilligers en beroeps gemist en hoe dat precies georganiseerd is. Voorbeeld: Een beroeps zit in schaal x, een postcommandant zit bijvoorbeeld heel laag. Dan gaat de beroeps voor de dagen dat hij postcommandant is veel minder verdienen. Dat is niet motiverend. In het formatieplan zou expliciet aangegeven moeten worden welke taken en posten wel of niet kunnen in combinatie met de vrijwilliger inclusief motivatie. De heer Van Hemmen wil voor het hele verhaal gescreend hebben of nou echt wordt waargemaakt dat de posten de basis zijn. Dan gaat het om de bezetting, de combinatie beroeps/vrijwilliger e.d. Daarnaast moet het helder zijn wat de rol is in de relatie met het bestuur respectievelijk de bestuurder en hoe het geïmplementeerd gaat worden. Het is verstandig dat aan de voorkant zo scherp mogelijk te formuleren. De heer Schoenmaker antwoordt dat de punten die genoemd zijn in bespreking zijn en/of worden meegenomen. Dat wil niet zeggen dat dit in het organisatie- en formatieplan wordt aangepast, maar bijvoorbeeld wel in de uitwerking. Dit omdat het plan nu voorligt bij de OR. De heer Baars merkt op dat het AB dan ook niet geconsulteerd hoeft te worden als de inbreng toch niet van invloed is. Hij vindt dit geen voorbeeld voor het DB hoe om te gaan met het AB. b. Uitruk op maat middels BT/SB4: De heer Joosten merkt op dat er een besluit is genomen over de proef met snel inzetbare voertuigen. Er is discussie met de OR ontstaan. Er is een besluit genomen op basis van criteria. De heer Joosten vraagt het DB om op de kortst mogelijke termijn in goed overleg met de OR te kijken hoe de veiligheid in Doetinchem zo snel mogelijk weer op orde kan worden gebracht. Veiligheid gaat voor alles. Het is moeilijk verteerbaar dat de betreffende auto wordt stilgelegd met als gevolg oplopende opkomst- en aanrijtijden. De voorzitter zegt toe hierop terug te komen. 7.
Voortgang opdracht onderzoek beheer kazernes
De heer Penninx informeert wat de consequenties wettelijk dan wel bestuurlijk zijn? De voorzitter zegt toe dit na te laten gaan. 8.
Rondvraag
Er wordt geen gebruik gemaakt van de rondvraag.
9
9.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 13.30 uur, met dank aan allen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Noorden Oost-Gelderland op 29 oktober 2015.
Drs. J.C.G.M. Berends Voorzitter
mr. M. Assies Ambtelijk secretaris
10
Lijst van openbare besluiten van de vergadering algemeen bestuur Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland te Apeldoorn Vergadering: 3 september 2015 1. Opening 2. Verslag en openbare besluitenlijst van de vergadering d.d. 26 maart 2015 Het algemeen bestuur besluit het verslag en de openbare besluitenlijst vast te stellen. 3. Ingekomen stukken / mededelingen / mededelingen vanuit het DB De mededelingen en ingekomen stukken worden voor kennisgeving aangenomen. 4. Instellen publicatieblad Het algemeen bestuur besluit: Dit punt aan te houden tot een volgende vergadering. 5a. Jaarrekening en –verslag VNOG 2014 (incl. accountantsverslag) Het algemeen bestuur besluit:
1. In te stemmen met het jaarverslag 2014 en de jaarrekening 2014; 2. In te stemmen met de storting van het jaarrekeningresultaat 2014 ter grootte van € 1.648.011,- in de reserve rekeningresultaat 2014 (zie tabel 1). 3. In te stemmen met de in 3.1 opgenomen resultaatbestemming ten laste van de reserve jaarrekeningresultaat 2014 (zie tabel 1). 4. In te stemmen met het overhevelen van de kredieten van 2014 naar 2015 voor het bedrag van € 10.633.598,- (Bijlage 2 bij de jaarrekening); 5. Kennis te nemen van de bevindingen van de accountant. 5b. Programmabegroting Het algemeen bestuur besluit: 1. De ingediende zienswijzen van de gemeenten te betrekken bij de besluitvorming over de programmabegroting 2016 en de gemeenten individueel over de resultaten hiervan op de hoogte te stellen. 2. De programmabegroting 2016 vast te stellen. 3. De totale gemeentelijke bijdragen vast te stellen conform bijlage 2 van de programmabegroting; 4. De kredieten voor 2016 beschikbaar te stellen voor een totaalbedrag van € 6.036.223 conform bijlage 4 van de programmabegroting. 5c. Uitkomsten onderzoek AEF naar verdeelsystematiek Het algemeen bestuur besluit: De verdere uitkomsten van het onderzoek van AEF naar de verdeelsystematiek af te wachten. 6.
VNOG risicogericht a) Consultatie organisatie- en formatieplan Vastgesteld wordt dat de punten die genoemd zijn in bespreking zijn en/of worden meegenomen. b) Uitruk op maat middels BT/SB4 Het algemeen bestuur besluit:
1. de 24 incidentscenario’s die een BT/SB4 zelfstandig mag afhandelen vast te stellen; 2. de warme Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) vast te stellen; 3. voorwaarden vast te stellen waaronder een BT/SB4 de 24 vastgestelde incidentscenario’s mag afhandelen; 4. de adviesbesluiten 1, 2 en 3 aan te merken als voorgenomen besluiten en deze respectievelijk ter instemming en ter advisering aan de OR voor te leggen.
1
7. Voortgang opdracht onderzoek kazernes Het algemeen bestuur besluit: Kennis te nemen van de opdracht van het onderzoek naar een eenduidige werkwijze voor
het beheer van de kazernes.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland op 3 september 2015.
drs. J.C.G.M. Berends Voorzitter
mr. M. Assies Ambtelijk secretaris
2