Concept-verslag van de raadsbrede vergadering van de raadscommissie Middelen & Veiligheid d.d. 16 juni 2011
Aanwezig Voorzitter Commissiegriffier Commissieleden
: mw E. Muller : S. Jokhan : mw M.D. Arnhem, PvdA; H. Boldewijn, PvdA; mw A.A. Carr, PvdA; mw W. Eckhardt-Angna, PvdA; T.A.J. Geenen, PvdA; M.M. Idsinga, PvdA; mw B.R. Kwayie, PvdA; mw A. Osei, PvdA; L.N. Parsan, PvdA; mw C.T.M. de Boer, D66/OZO; M. Eggink, D66/OZO; W. Mos, D66/OZO; O. Obahiagbon, D66/OZO; R.H. Ristie, D66/OZO; A. Bottse, VVD; E. Meyer, VVD; I.W. Leeuwin, GL; H. Viel, GL; mw Y.C. Jaspers, NSS; mw A. Saranjam, NSS; mw E.A.R.M. van den Brink, SP; mw F. Lap, SP; H.W. de Boer, CDA; L.H.M. Grijpma, CDA; H.M. Res, CDA; M.A. Butt, CU; J.H. Olsen, CU; Portefeuillehouders : M. La Rose, E. Jaensch, U. Vyent, mw M. Dalgliesh Verslag : mw I. Wierda (Public Support) ___________________________________________________________________________
1.
Opening
De voorzitter opent de vergadering om 19.25 uur.
2.
Het Zomerfestival 2011
De voorzitter vraagt de leden of de geheimhouding van de ingebrachte notitie d.d. 16 juni 2011 van kracht moet blijven of moet worden opgeheven. Na een korte inventarisatieronde wordt vooralsnog gekozen voor geheimhouding. Door het handhaven van de geheimhouding wordt de vergadering niet uitgezonden via Internet. Aan het eind van de discussie zal de keuze voor geheimhouding opnieuw worden voorgelegd. De voorzitter geeft portefeuillehouder La Rose de gelegenheid om de voorliggende notitie toe te lichten. De heer La Rose geeft aan dat het DB op 29 maart jl. opdracht heeft gekregen er voor zorg te dragen dat het festival in 2011 en de daaropvolgende jaren door de autonome entiteit met een sluitende begroting wordt uitgevoerd. Een evaluatie over het festival 2010 heeft eerder plaatsgevonden, met name de ambities rond de evenementen en festivals, zoals men die in dit stadsdeel zou willen hebben. Uit de evaluatie 2010 is gebleken dat men zeer ontevreden was gezien het hoge ambitieniveau dat men heeft voor het festival dat een visitekaartje moet zijn voor stadsdeel Zuidoost. Het Kwakoefestival heeft een lange geschiedenis en is omgeven met veel emotie en daarom moet getracht worden daar zo zakelijk mogelijk mee om te gaan. Het DB heeft daarom voorgesteld een regiefase in te bouwen om partijen te interesseren en tevens in de gelegenheid te stellen mee te helpen met de organisatie en tevens voor het ontwikkelen van een meerjarenperspectief. Deskundigheid is door het DB ingevuld door de heer Stiekema bij dit proces te betrekken. Vervolgens is de heer La Rose namens het DB met diverse partijen in gesprek gegaan over de uitvoering van het festival en welke krachten gebundeld moeten worden voor een duurzame realisatie voor de toekomst. Toetsing bij commerciële en niet-commerciële partijen heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd om deze te betrekken in een consortium. Sponsoren zien potentie in het Kwakoefestival in zijn huidige vorm, maar zijn terughoudend om hun naam hieraan te verbinden. Uiteindelijk is hij erin geslaagd om met een aantal partijen die in Zuidoost verankerd zijn en daarnaast de opdracht hebben om talent- en cultuurontwikkeling bij elkaar te brengen, in deze opdracht te stappen. De samenwerkende partijen hebben een bestuur nodig, een rechtspersoon, omdat zij geen van allen bereid zijn de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Vorming van een bestuur is een 2e stap in de regie-
rol geweest. Dat heeft ertoe geleid dat drie stevige persoonlijkheden uit de samenleving met elkaar in gesprek zijn gegaan, die bereid waren tot bestuurlijke leiding. Ze hebben daarbij gebruik gemaakt van het Plan van Aanpak van de heer Stiekema dat u ter beschikking is gesteld. Vervolgens hebben ze de financiën in kaart gebracht voor een festival zoals men die zou willen uitvoeren. Regelmatig hebben ze de resultaten aan de portefeuillehouder teruggekoppeld. Uit een eerdere notitie (april 2011) met een tussentijdse financiële stand van zaken bleek dat het geen gemakkelijke opgave was vanwege potentiële sponsoren die erg terughoudend waren om hun naam aan dit festival te verbinden. De organisatie realiseerde zich dat de opdracht voor dit festival: - zo sober mogelijk moet worden uitgevoerd; - zo risicoloos mogelijk moet worden uitgevoerd; en dat - er een solide basis gelegd moet worden voor de komende jaren. De organisatie heeft op Hemelvaartsdag in een overleg met hem aangegeven startklaar te zijn. Een voorlopige vergunning was reeds aangevraagd, maar deze kan alleen worden afgegeven als er vervolgstappen worden gemaakt en aan een legitiem rechtspersoon. Daarop heeft de organisatie aangegeven dat zij klaarstond met een rechtspersoon, voor het bespreken van de onderlinge verhoudingen en met een concept voor een festival in 2011. Hij heeft drie vragen gekregen van de organisatie vanwege een aantal onzekerheden. Men heeft verzocht om een politieke toets mbt de vraag of zij de vrijheid hebben om uit drie zelfgeformuleerde varianten te kunnen kiezen namelijk: 1. Een festival van 5 weekenden conform het oude format; 2. Een sterk afgeslankt festival conform format van 2 á 3 weekenden); 3. een variant waarin men het risico in 2011 niet aangaat omdat het te riskant is en waarbij men het stadsdeel wil adviseren om dit jaar geen festival te houden en de organisatie de mogelijkheid te geven een solide festival voor te bereiden voor 2012. De voorstellen hebben alle drie een maatschappelijke impact en risico’s. De vraag die hem door de organisatie is voorgelegd is: ‘toets als er gekozen wordt uit één van genoemde drie varianten wat de politieke response zal zijn’. Het DB heeft dit gezamenlijk besproken en heeft geconcludeerd dat alle drie de varianten zowel voor- als nadelen hebben. Het DB heeft de organisatie daarop gevraagd de risico’s uit te rekenen als men een festival organiseert volgens het bekende format. De organisatie heeft daar een begrotingsmodel voor opgemaakt met een minimaal risico, waarbij werd aangegeven dat als men lager gaat men opnieuw tegen onverantwoorde risico’s zal oplopen en er sprake zal zijn van een uitgekleed festival waarbij begrip en vertrouwen van de gemeenschap nodig is. Als men zou kiezen voor variant 1 (5 weekenden) zit men met een financieel probleem dat niet autonoom kan worden opgelost. De organisatie beschikt niet over voldoende liquiditeit om voorlopende kosten te kunnen betalen. Leveranciers willen nu vooruit betaald worden door de opgedane ervaring in 2010. De organisatie heeft een concept liquiditeitsbegroting opgemaakt waaruit blijkt dat men ongeveer 250.000 euro vooraf nodig heeft voor de opstart van het festival. De organisatie heeft het DB gevraagd om op de toegezegde middelen (50.000 euro van stadsdeel Zuidoost en 100.000 euro van de Centrale Stad) een voorschot te geven. De 2e vraag was om een lening te verstrekken voor de andere 100.000 euro om het totale bedrag van 250.000 euro te kunnen realiseren. Het DB heeft de organisatie laten weten dit terug te moeten rapporteren op het eind van de regiefase en ook in de rol als vergunningverlener. Het DB heeft aangegeven de vraag mee te willen nemen en aan de raad voor te leggen hoe men denkt over twee mogelijke alternatieven namelijk: 1. een zeer afgeslankt festival van 2 of 3 weekenden of 2. het festival annuleren voor 2011. Het DB wil deze financiële overweging voorleggen aan de fracties. Men realiseert zich dat er iets te zeggen valt voor een vorm van continuïteit tav een festival dat al zesendertig keer achter elkaar heeft plaatsgevonden en nu een keer moet overslaan. Dat brengt maatschappelijke commotie en ongeloof met zich mee. Aan de andere kant biedt het de organisatie de mogelijkheid om zich in alle rust te kunnen voorbereiden op een festival in 2012. Hij vraagt de raad om het DB te helpen een beslissing te nemen. De voorzitter dankt de heer La Rose voor zijn betoog en geeft de fracties de gelegenheid te reageren. Mevrouw Van den Brink, SP heeft met interesse de 3 opties vernomen en stelt voor de ambitie bij te stellen door een toegangsbijdrage van 1 euro per persoon bij de ingang te vragen, al dan niet op vrijwillige basis. Gezien het aantal bezoekers kan de organisatie daarmee een heel eind in de goede richting komen.
2
De heer Meyer, VVD benadrukt dat het stadsdeel voor een keuze/een dilemma staat. Als hij kijkt naar de 1e optie, om geen festival te organiseren, dan is hij van mening dat gezien de inspanningen die geleverd zijn, met name vanuit het stadsdeel en de organisatie en de positiviteit die er omheen hangt om aan de slag te gaan, dat de beslissing van geen festival, eerder genomen had moeten worden, bv op het vergunningsmoment. De heer Mos, D66/OZO vindt zijn mening eigenaardig. Híj is van mening dat ondanks dat het minder goed uit dreigt te pakken men toch door moet gaan. De heer Meyer is tav de 2e variant, een festival in afgeslankte vorm, van mening dat als je voor een lager ambitieniveau gaat, men nu beschikt over een organisatie die plannen heeft ingediend voor een hoger niveau. Wat als het stadsdeel opteert voor een afgeslankt festival? Blijft over de 3e variant. De VVD is er geen voorstander van dat de overheid als bankier optreedt. Gezien de voorgeschiedenis en de belangen die er liggen voor de gemeenschap, de uitstraling en het imago van Zuidoost, is de VVD niet meteen bereid om goedkeuring te geven voor het verstrekken van een lening, maar men is wel bereidt hiernaar te kijken op grond van drie punten namelijk: 1. Een sluitende begroting; 2. Vernemen of deze begroting ook deugdelijk en reëel is; 3. Van de afdeling Financiën een risicoanalyse ontvangen om zeker te zijn van terugbetaling van een eventuele kredietverlening (beslissing te nemen bij de komende raadsvergadering op 21 juni 2011), anders kan men beter overgaan tot subsidiëren. Om inkomsten te genereren dienen standhouders vooraf aan hun betalingsverplichting te voldoen. Daarnaast dient men het financiële beheer, het kasbeheer en de budgetbewaking bij een bank of accountant onder te brengen. Als het stadsdeel een krediet gaat verstrekken dan dienen er ook een aantal waarborgen gevraagd te worden vanwege het financieel beheer (bijvoorbeeld vooraf kijken wat aan eigen middelen gegenereerd kan worden). De heer Parsan, PvdA benadrukt dat wanneer standhouders vooraf aan hun betalingsverplichting moeten voldoen dit tot nog toe onhaalbaar is gebleken. Wat als dit niet gebeurt? De heer Meyer wil dit voorstel meegeven aan het DB voor een serieuze uitvoering daarvan. Staangelden in één keer ontvangen kan desnoods ook door de helft van de staangelden vooraf en de helft achteraf te innen. Het moet een normale gang van zaken worden dat staanplaatsen vooraf betaald worden in de toekomst. De heer Mos vraagt wie gaat beoordelen of de begroting reëel is, gezien de eerdere begroting waarin voor een paar ton aan sponsorgelden was opgenomen, wat achteraf niet reëel bleek te zijn. De heer Meyer geeft aan dat men dit van de portefeuillehouder moet vernemen. Ook de afdeling Financiën van de CS kan bij consultatie een goed oordeel geven of een toetsing doen of de begroting reëel is, getoetst aan ervaringcijfers van voorgaande jaren. Deze situatie is anders dan vorig jaar ondanks de reële inschatting uit voorgaande jaren. De heer Wirnkar, PvdA vraagt voor welk bedrag hij een risicoanalyse wil en of dat ook voor alle calamiteiten die zouden kunnen plaatsvinden geldt of alleen om de eindbalans van het festival. Uitgaande van de notitie en dat de begroting reëel en sluitend is, zijn er geen zorgen. De heer Mos merkt op dat de portefeuillehouder vertelde dat hij op Hemelvaartsdag op 2 juni jl. gesproken heeft met het consortium. Hij vindt het jammer om nu pas de resultaten te vernemen. Omdat nu op korte termijn besloten moest worden, dienden andere punten te wijken. Vooraf kon men geen overleg voeren met de belangrijkste man in zijn fractie en daarom wil hij een schorsing voor zijn termijn. Hij leest in het kort een aantal citaten voor uit het stuk dat ontvangen is voor de vergadering en geeft aansluitend zijn mening hierover. Hij verzoekt de voorzitter om schorsing om te overleggen met de fractievoorzitter. De voorzitter staat de gevraagde schorsing niet toe. Het stuk is ter informatie, er hoeft geen besluit genomen te worden. Men kan zijn eigen mening verkondigen. De heer Meyer vraagt of het wel mogelijk is om na de eerste termijn een korte schorsing te houden om ruggespraak te houden. De heer Parsan verwijst naar de rapportage waaruit is op te maken hoe het proces verlopen is. Het proces van een festival waarvan de PvdA van mening is dat die in stand moet worden gehouden en waartoe middels een motie kracht is bijgezet. Hij wil toch even terug om eea in een goed perspectief te plaatsen tov de vorige periode.
3
Dit festival is een jaarlijks terugkerend evenement en in de vorige periode heeft men dit festival ook jaarlijks meegemaakt en op verschillende momenten geëvalueerd. De portefeuillehouder heeft eerder genoemd ‘zakelijkheid’. Ook in de vorige periode was met name het woord ‘zakelijkheid’ de leidraad, want ook toen is geopperd dat als het gaat om extra financiering van het zomerfestival (maar ook van andere festivals) dat het stadsdeel daar uitermate terughoudend in moet zijn om publieke middelen daarvoor in te zetten. Vanuit dat principe/uitgangspunt heeft de PvdA gezegd dat het zomerfestival in stand moet worden gehouden en dus ook geprofessionaliseerd moet worden. Op basis daarvan is een notitie ingediend, en die notitie is door de meerderheid van de raad onderschreven, waardoor het een raadsnotitie is geworden. Een professionaliseringsslag wat men in een groter verband moet zien. Het festival moet behouden blijven, maar dient in een groeimodel geplaatst te worden, waarbij het stadsdeel op tijd met partijen die het mogelijk kunnen organiseren in gesprek moet gaan om keuzes te kunnen maken. De partij die uiteindelijk de vergunning zal krijgen dient dan ook aan te geven hoe het festival georganiseerd moet gaan worden. Hij vraagt of de tijdsfactor een rol heeft gespeeld met betrekking tot het gevraagde. In het stuk wordt gesproken over het stadsdeel die de regie zou nemen. Hij neemt aan dat de portefeuillehouder dat op een andere manier bedoeld dan hier over regievoering wordt gesproken. Hij is erg benieuwd naar de invulling daarvan. Ook tav het woord ‘regievoering’ neemt hij aan dat de portefeuillehouder iets anders bedoelt dan nu hierover wordt gesproken. Volgens hem ligt dat toch iets anders dan je geneigd bent te denken vanuit de stadsdeelorganisatie. Het is niet gering de weg die is afgelegd, een niet te onderschatte weg met heel veel pieken en dalen en momenten van ‘hoe gaan we nu verder’. Er wordt nu om een bedrag gevraagd dat niet gering is. De heer Mos wil een voorbeeld mbt ‘pieken en dalen’. De heer Parsan bedoelt sponsoren en partijen die een rol moeten spelen, maar die het op cruciale momenten hebben laten afweten. Dit festival bestaat bij de gratie van onder andere die partijen. De heer Meyer heeft het eerder over varianten gehad. Hij wil het echter hebben over de manier waarop men aan het bedrag komt. Het bedrag is niet gering en moet ook gezien worden in termen van de bezuinigingsoperatie die het stadsdeel nu aan het doorvoeren is. Aan het begin van de Kadernota is gezegd dat dit pijn gaat doen. Het diepte punt is in 2012 en 2013, waardoor men prudent moet omgaan met de middelen waarover men beschikt. Hij is erg benieuwd hoe de portefeuillehouder Financiën dit voorstel vertaalt vanuit het uitgangspunt dat: 1. stadsdeel Zuidoost met een bezuinigingsoperatie bezig is die fors is en die majeure momenten kent waar het stadsdeel nu langzaam naar toe gaat; 2. je publieke middelen inzet voor het zomerfestival; 3. de afweging die gemaakt wordt ook een afweging is die zijn goedkeuring draagt, en wat zijn motieven zijn om akkoord te gaan met dit voorstel. De heer Meyer merkt op dat de heer Parsan het verhaal brengt alsof het geld gegeven wordt aan de organisatie. Alsof het stadsdeel tot kredietverlening overgaat, terwijl duidelijk in de stukken staat, dat die kredietverstrekking voor de voorfinanciering is bedoeld en dat het geld voordat het festival is afgerond (eind augustus) weer terugbetaald moet zijn. De heer Parsan geeft aan dat als je publieke middelen inzet, je er altijd vanuit moet gaan dat je niet de beste scenario’s voor ogen moet hebben maar een ‘borstkas scenario’. Je moet voorbereid zijn op het moment dat het krediet wordt aangesproken, wordt ingezet en niet terugbetaald kan worden, en dat je de gemeenschap moet laten weten dat er een risico is genomen. Het risico is bewust en moedwillig beargumenteerd, maar geconstateerd moet worden dat de financiën niet terugbetaald kunnen worden, waardoor er een verliespost is ontstaan. Het zomerfestival kennende moest er vroeger geld worden bijgelegd vanwege toezeggingen die waren gedaan, maar niet waren nagekomen. Een risicoanalyse is slechts een analyse, het risico is weldegelijk aanwezig. Ook moet de vraag gesteld worden of het wel bij een ton blijft. Traditiegetrouw kent dit festival altijd een nacalculatie. De vraag is dan ook of het festival gedekt is, of de rekeningen die straks worden ingediend ook betaald kunnen worden. De heer Grijpma, CDA geeft hem een compliment, omdat hij in tegenstelling tot de heer Meyer eerlijk zegt dat het geld vermoedelijk gewoon weg zal zijn. Dat vindt hij heel realistisch opgemerkt. De heer Mos heeft een vraag aan de heer Parsan, die in het verlengde ligt van de opmerking van de heer Grijpma. De heer Parsan schetst een hoog risicogehalte tav dit festival gelet op het verleden, maar ook de weersomstandigheden. Hij vraagt of 14% onvoorzien (risico) een reëel percentage is en of het risico niet erg krap begroot is. De heer Parsan geeft aan dat dat waar zou kunnen zijn. Om een begroting te kunnen beoordelen en het risico, de post ‘onvoorzien’, in beeld te krijgen moet men op zijn minst een begroting in cijfers tonen. Hij 4
heeft een somber beeld geschetst van risico’s die er wellicht zijn, maar dat hoeft niet zo te zijn. Dat geldt ook voor die 14%. Als de heer Mos stelt dat zijn sombere betoog aangeeft dat het mis kan gaan, dan moet hij ook twijfels hebben zonder de rest van de begroting te kennen. De inzet van publieke middelen is een afweging die buitengewoon gewetensvol moet plaatsvinden. In de vorige periode is in de raad gezegd dat de nieuwe zakelijkheid voorrang heeft op de manier waarop men met de middelen omgaat. Die nieuwe zakelijkheid hoort hij ook de portefeuillehouder uitspreken. Wat nog meer van belang is is hoe je op dit moment met geld van het volk omgaat. Als het gaat om hoe je de middelen uiteindelijk inzet, voor een bibliotheek of festival, dan is in deze raad de keuze heel snel gemaakt. Zijn vraag aan de portefeuillehouder is daarom: hoe hij de afweging heeft gemaakt om tot dit voorstel te komen. Hij wil van het hele DB weten hoe men uiteindelijk tot die afweging is gekomen vanuit de gemeenschappelijke benadering van de Kadernota. Wat is de afweging van het DB geweest om middelen in te zetten voor een festival met een hoog risicogehalte dat mogelijk een verliespost wordt en hoe verhoudt dit zich tot de uitgangspunten die men destijds heeft bepaald bij het vaststellen van de Kadernota. De heer Leeuwin, GL merkt op dat portefeuillehouder La Rose 3 varianten heeft aangegeven met de bijbehorende financiële risico’s. Hij heeft de heer Parsan niets horen zeggen over de genoemde varianten en daarom vraagt hij wat de PvdA vindt van de voorgestelde risico’s en varianten die nu op tafel liggen en wat op dit moment haar visie is. De heer Parsan geeft aan dat de motie die is ingediend bekrachtigd dat de raad het festival gerealiseerd wil zien met de beschikbare middelen van de festivalhouders en met de 50.000 euro die is uitgetrokken om het festival te professionaliseren. De heer Leeuwin geeft aan dat dit niet het antwoord is dat hij wilde horen. Het DB geeft drie varianten en hij is van mening dat het stadsdeel in een rare situatie terecht is gekomen, daar men nu bezig had moeten zijn met de opbouw van de tenten voor het zomerfestival. Hij wil een aantal zaken benadrukken en wat algemene opmerkingen maken, om daarna in te gaan op de drie voorgestelde varianten en het voorlopig standpunt van GroenLinks aan te geven. GL is van mening dat het zomerfestival wél moet doorgaan. Dit festival kan men de Surinaamse gemeenschap niet onthouden. Men zal met goede argumenten moeten komen en goed de consequenties moeten afwegen richting de gemeenschap, mocht het festival niet doorgaan. Temeer omdat de raadsleden de belangen van de gemeenschap dienen. Hij wil iedereen dit in overweging meegeven. Daarnaast is het festival bestemd voor mensen die geen vakantie kunnen vieren. Het is eigenlijk een traditie geworden in Zuidoost. Ook wil hij het aspect van de festivalorganisatie aan de orde stellen. Er is haast geboden en hij benadrukt dat de raad absoluut rekening moet houden met de organisatie die aan de slag wil. Hij wijst erop dat er ook een moment kan komen dat de festivalorganisatie ermee stopt en hij vraagt of dat is wat men wil. De heer Boldewijn, PvdA hoort hem zeggen dat de bevolking van de raad verwacht dat men een festival organiseert. Hij heeft de indruk dat de heer Leeuwin dat ook bedoelt en vraagt of dit klopt. De heer Leeuwin vraagt zich af hoe de raad een festival kan organiseren. Wel zijn de raadsleden een hele belangrijke factor in het bepalen of het festival wel of niet doorgaat. De heer Boldewijn vraagt hem om aan te geven wat de rol van de raad is mbt het wel of niet doorgaan van het festival. De heer Leeuwin verwijst naar het document van het DB waarin aan de raad wordt gevraagd om een besluit te nemen zodat het festival wel of niet kan doorgaan en er wel of geen vergunning kan worden afgegeven. De voorzitter corrigeert dat het geen stuk betreft waarover een besluit genomen moet worden, want in dat geval zou er een raadsvoordracht ter besluitvorming naar de raad moeten. Dit is een stuk om de stemming van de commissieleden te peilen. De heer Leeuwin dankt de voorzitter voor haar correctie, maar is van mening dat helder is wat hier van de raadsleden wordt gevraagd. De heer Boldewijn krijgt het idee dat de heer Leeuwin geen antwoord durft te geven. Naar zijn mening geeft de heer Leeuwin aan dat de samenleving zegt dat door toedoen van de politiek er geen festival komt. Wat is volgens hem de rol van de raad tav het wel of niet doorgaan van het zomerfestival? De heer Leeuwin geeft aan dat het DB de situatie schriftelijk heeft samengevat en duidelijk heeft aangegeven dat aan de raad een verzoek wordt gedaan om een krediet mogelijk te maken, zodat de festivalorganisatie aan de slag kan. Volgens hem zijn de raadsleden aan zet en is de komst van het festival afhankelijk van de voorkeur van de raadsleden. De heer Boldewijn besluit dat als de heer Leeuwin geen antwoord wil geven het zo goed is. De heer Leeuwin gaat verder met zijn betoog. 5
GL heeft twee vragen aan het DB namelijk: 1. Dat het DB aangeeft hoeveel tijd er nog is voor de festivalorganisatie voordat men een definitief besluit neemt, voordat men ermee stopt. 2. Voorafgaand aan een eventueel besluit voor een kredietverstrekking moet er een afrekening komen voor de begroting 2012 met betrekking tot het festival. De heer La Rose heeft de vraag niet goed begrepen. De heer Leeuwin verduidelijkt dat er voor de begroting 2012 een eindafrekening van het festival moet komen. Als de portefeuillehouder dat kan toezeggen neemt GL dit als voorwaarde in de overweging mee. Men is benieuwd of het de krediettoets kan doorstaan. De heer Grijpma vraagt wat hij bedoelt met een krediettoets? De heer Leeuwin geeft aan dat als er om een krediet wordt gevraagd de kredietwaardigheid moet worden getoetst. De heer Grijpma wil weten wat het verband is. Is er een proces of procedure waar hij aan refereert? Zoals hij weet wordt er in dit huis weldegelijk gekeken naar de financiën als het gaat om een financiering van welke organisatie dan ook, gezien de geloofwaardigheid. De heer Parsan heeft een vraag omdat de heer Leeuwin refereert aan de helder omschreven voorwaarden van de heer Meyer: ‘hoe hard zijn deze condities? De heer Meyer geeft bij het aspect van vooruitbetalen aan dat een aantal eisen cruciaal zijn bij het opstellen van een deugdelijke begroting en een risicoanalyse. De heer Meyer wil de feiten heel duidelijk inzichtelijk hebben voordat hij ja of nee zegt. De heer Parsan heeft één aspect eruit getild: de standhouders zouden aan de voorkant van het proces aan hun betalingsverplichting moeten voldoen. Dat is als voorwaarde neergezet door de heer Meyer en navraag leert dat men ook daarin enigszins op een aangepaste manier daarnaar zou kunnen kijken. De krediettoets moet aan een aantal criteria voldoen en hij is benieuwd naar deze criteria. De heer Leeuwin vindt dat er kritisch gekeken moet worden naar de begroting. Er is behoefte aan een goed advies zonder dat er achteraf gezegd kan worden dat men dat niet eerder had overzien. GL wil graag van het DB, van specialisten horen dat men met de raad mee wil kijken. Tenslotte neemt de raad de besluiten, dus men moet zich wel goed laten adviseren. De heer Parsan wil voor de helderheid weten wat hij wil laten toetsen en hoe dat beeld eruit ziet. De heer Leeuwin stelt dat door de organisatie wordt aangegeven dat men aan de slag wil, maar dat men een ton mist in de begroting. Vervolgens wordt aangegeven dat die mogelijkheid er is, maar dan zegt de portefeuillehouder dat het DB graag wil dat de raad garant staat voor een krediet van een ton. Vervolgens wordt hier een discussie gevoerd over hoe zeker men is dat het stadsdeel die ton terug krijgt. Dat moet in de berekening en in de argumentatie aan de raad worden duidelijk gemaakt, om zekerheid te krijgen dat het stadsdeel dat geld terug krijgt. De heer Parsan geeft aan dat dat nou precies ook zijn punt is. Je krijgt een waarschijnlijkheidsfactor, vandaar het woord zekerheidstoetsing. Mevrouw Saranjam, NSS merkt op dat de commissie zowel voor een keuze als voor een dilemma staat. Zij vindt het jammer dat er op zo’n ad hokkerige manier kennis genomen moet worden van zo’n belangrijk onderwerp. Volgens NSS is er meer aan de hand met het zomerfestival. Het klopt niet dat de portefeuillehouder bij het afwijzen van vier organisaties de nadruk heeft gelegd op het feit dat die organisaties qua financiering niet goed zaten. Nu is de portefeuillehouder bereid om een lening van een ton te verstrekken. Het is niet de taak van het DB om een lening te verstrekken. De heer Meyer heeft terecht gezegd dat de overheid niet op de stoel moet gaan zitten van een bankier. De commissie moet nu tussen drie varianten kiezen om het festival door te laten gaan. De eerste variant is een besluit om het festival niet door te laten gaan, wat veel onrust teweeg zal brengen in stadsdeel Zuidoost. Voor de continuïteit is het beter dat het festival doorgaat (variant 2 en 3). Variant 2 is op een afgeslankte manier doorgaan en variant 3 is een lening verstrekken van een ton. NSS vindt het een zorgwekkende situatie dat sponsoren zich zeer terughoudend opstellen om hun naam te verbinden aan het festival en dat leveranciers betaling vooraf wensen voor geleverde diensten. Tenslotte vindt NSS het erg jammer dat er geen sprake is van een traditioneel cultureel Surinaams-Afrikaans Kwakoe zomerfestival. Dat wil NSS terugzien, maar men ziet dat niet terug in het voorstel van het DB en daarom heeft NSS de neiging om stop te zeggen, omdat het op deze manier niet meer het Kwakoe zomerfestival is zoals voorheen. Op deze manier vindt men het niet acceptabel. Als gekeken wordt naar de continuïteit en een betere regeling in 2012, dan kiest NSS voor variant 2. 6
De heer Grijpma geeft aan dat het DB de situatie rond het Kwakoefestival alleen maar erger heeft gemaakt. Hij vraagt of de commissie de liquiditeitsbegroting mag zien. Als het stadsdeel die extra ton niet ter beschikking stelt, komt deze dan van de centrale stad en zitten daar voorwaarden aan vast? Ten aanzien van het risico kan hij zich voorstellen dat er een plan is dat gepresenteerd is aan de financiers. Hij is benieuwd wat de redenen zijn waarom zij het niet willen financieren. Als de overheid toch iets organiseert en in het bijzondere geval dat de stadsdeelvoorzitter min of meer zijn politieke voortbestaan verbindt aan dit evenement, dan kan hij zich voorstellen dat er genoeg krediet is om het festival wel door te laten gaan. De heer Parsan vindt dit rare uitspraken en vraagt of hij die kan funderen en waar hij die op baseert. De heer Grijpma geeft aan dat die gebaseerd zijn op eerdere beraadslagingen in de commissie over dit onderwerp. Er wordt nu op het laatste moment toch om extra geld gevraagd, terwijl daarop al eerder een negatief antwoord is gegeven. Hij citeert de heer Meijer: “ze hebben zo hun best gedaan en je kunt toch geen nee meer zeggen”. Dat is naar zijn mening geen serieuze beraadslaging. De heer Meyer constateert dat dit wel een hele vrije weergave is van zijn woorden. De heer Grijpma is benieuwd of het een gat van een ton blijft of dat het gat groter wordt, of er een liquiditeitsbegroting is, welke partijen/financiers het betreft en waarom zij ja of nee hebben gezegd. De heer Stiekema is al een tijd bezig. Waarom is het succes dan zo laag? Waarom zijn er geen sponsoren die zich aan het evenement willen verbinden. De heer De Boer, CDA vraagt wat de heer Stiekema wel voor elkaar heeft gekregen en geeft aan behoorlijk teleurgesteld te zijn. Hij heeft een aantal vragen over de procedure. Nu wordt er opeens een uitzondering gemaakt voor een stichting die een ton te kort komt. Hij is van mening dat daarmee aan vorige aanvragen onrecht wordt gedaan. De heer Meyer geeft aan dat het een tijdelijk tekort betreft in de vorm van een lening. Eén en ander moet nog getoetst worden, maar het gaat om een sluitende begroting, waarbij een voorfinanciering gevraagd wordt. De heer De Boer vervolgt zijn betoog. Het betreft niet alleen een geheim, maar ook zeker een rammelend stuk, dat gebouwd is op drijfzand, gezien de sponsoren, waarvan niet zeker is of ze wel met geld over de brug komen. Ook wat betreft de leveranciers die vooraf cash willen voor hun diensten. Betalen de standhouders wel vooraf, nu dit als voorwaarde is gesteld? Volgens hem is dat nog maar de vraag. Feitelijk zijn er elk jaar extra kosten. Al 36 jaar kost het festival het stadsdeel geld en alle schulden worden feitelijk kwijtgescholden. Vorig jaar 25.000 euro voor schoonmaak van het terrein. 50.000 euro aan professionalisering valt nu onder de voorwaarden. De 100.000 euro van de centrale stad is ook niet zeker, en gezien de bezuinigingen daar ziet het er niet rooskleurig uit. Hij wil de PvdA complimenteren met de uitspraak dat er geen geld beschikbaar is voor het Kwakoefestival. De afgelopen jaren was dat totaal anders, nu draait men als een blad aan de boom om en hij vraagt zich af wat daar achter zit. En dan die lening van 100.000 euro. Het stadsdeel gaat zoals eerder is afgesproken niet meer geld geven. Het CDA is echter altijd te vinden voor een oplossing. Waarom geen 5e variant om 1 euro entree te heffen voor toegang? waarom schuift Zuidoost het festival, in afgeslankte vorm, niet 4 weken op, zodat er meer tijd is. De heer Olsen, CU geeft aan dat de weg naar Kwakoe 2011 zeker geen schoonheidsprijs verdient. Veel is al gezegd over het onderwerp. Het te lenen bedrag van 100.000 euro: er worden garanties en kredietvoorwaarden gesteld. Feit blijft dat waar het om geld uitlenen gaat, er altijd een risico aan verbonden is, in welke vorm dan ook. De CU wil de gemeenschap zeker geen Kwakoe-event onthouden, maar kiest voor een afgeslankte vorm, waarbij de organisatie zelf voor de middelen zorgt. De CU zou gaan voor optie 2, eventueel voor optie 4. Mevrouw Saranjam verwijst naar de 4e variant van mevrouw Van den Brink, het vragen van 1 of 2 euro entreegeld. Deze discussie is eerder gevoerd, waarbij werd besloten dat er geen entreegeld gevraagd wordt, omdat anders veel mensen niet meer komen. Ze is geen voorstander van variabel betalen. Zijzelf zou er niet heengaan als zij zou moeten betalen.
7
Mevrouw Van den Brink geeft aan dat zij denkt aan 1 of 2 euro entreegeld, maar onderstreept dat het op vrijwillige basis moet, zodat men al een heel eind in de goede richting komt. De Voorzitter concludeert dat alle fracties aan het woord zijn geweest en geeft het woord aan het DB. De heer La Rose geeft aan dat de organisatie gevraagd is om goed marktonderzoek te doen nadat men had aangegeven bereid te zijn deze klus aan te pakken (Hemelvaartsdag) en een toets van wat men op eigen kracht kon realiseren. Er zijn gesprekken geweest met drie bankinstellingen. Twee daarvan wilden een zekerheidsstelling. De derde bank heeft het onder de aandacht gebracht van de hoofddirectie. Die vond het te risicovol, mede door het imago dat aan het festival kleeft. Wel is verzekerd dat men vanaf 2012 serieus mee zou willen doen. Uiteindelijk heeft de organisatie getracht om zekerheden elders te krijgen, die men echter niet kon vinden voor 2011. De heer Parsan heeft aangegeven dat de wil er is om het festival in stand te houden, waarbij hij vervees naar de PvdA motie. Hij heeft ook aangegeven dat het stadsdeel goed lering moest trekken uit wat er in de afgelopen periode is gebeurd mbt het festival. Wellicht kan in deze samenstelling een nieuwe start gemaakt worden, maar dat is een afweging, waarbij het DB de raad vraagt hen daarmee te helpen. De vraag van de heer Parsan was ook of er verschil van inzicht is in de invulling van de regierol en wie nou de regie neemt. Het DB verwacht niet dat men zich gaat verenigen in een maatschappelijk doel. De heer Grijpma gaf aan dat de stadsdeelvoorzitter zijn gewicht in de weegschaal had gelegd. Dat is niet het geval. Het festival is zo belangrijk voor deze raad, dat men hem daartoe opdracht heeft gegeven met behulp van een motie. Hij benadrukt dat hij niet zíjn eigen gewicht in de weegschaal heeft gelegd, maar het gewicht van de raad. Ondanks dat is het niet gelukt om een aantal partijen over de streep te trekken. Men moet zich goed moet realiseren dat Zuidoost van het festival houdt. Het festival komt van ver en er moet een prestatie neergezet worden om het festival voor de toekomst te behouden. Het stadsdeel staat aan de basis, en bij dit soort processen heeft men nauwelijks de tijd in eigen hand. Voor resultaten die je boekt of resultaten die lang op zich laten wachten is tijd een onzekere factor. Stel dat men de organisatie meer tijd geeft. Op zich vindt hij dat interessant, maar hij realiseert zich ook dat je dan terug moet gaan naar een moment van programmering, daar het stadsdeel zichzelf heeft opgelegd dat evenemententen Zuidoost met tussenpozen van elkaar gescheiden moeten zijn. De heer Meyer heeft ook een vraag gesteld waarbij hij het had over de drie varianten en specifiek over de afgeslankte variant waar mevrouw Saranjam het ook over had. Realiseer een festival voor het beschikbare geld. Maar hoe moet hij dat rijmen met de laatste zin in de notitie, waarin staat dat er rekening gehouden moet worden met een reële mogelijkheid mbt het stichtingsbestuur. Zonder zekerheid over deze rugdekking ziet men geen mogelijkheden om het festival succesvol te organiseren. De heer La Rose kan niet namens het bestuur praten, maar weet wel dat er een gezelschap klaar staat om het festival naar een hoger niveau te tillen. Dat staat te springen om te beginnen en als het hun gegund is om in 2011 te beginnen dan zou men er heel graag willen opteren om dat wat men nu als basis heeft neergelegd de komende jaren te vervolmaken. In de notitie staat dat de organisatie zelf ook aangeeft dat zij de laatste is die rekeningen onbetaald wil laten, want dan heeft zij gefaald in haar eigen missie. Mogelijk kan men zelf besluiten of dit jaar wel of geen festival plaatsvindt. De vergunningverstrekking kent een bepaalde procedure. De organisatie was in rudimentaire vorm al aanwezig toen het stadsdeel de heer Stiekema vroeg een coördinerende rol te vervullen. Op basis van voorlopige toezeggingen van partijen heeft de heer Stiekema een voorverzoek voor de vergunning ingediend. De vergunning kan wel aan een factor worden toegekend als aan bepaalde aanvullende voorwaarden wordt voldaan, te weten: - een deugdelijke begroting - een veiligheidsplan - een milieuplan - een verkeerscirculatieplan. Die bescheiden zijn of komen één dezer dagen binnen, maar de vergunning zal pas worden afgegeven als zich een deugdelijk rechtspersoon aandient die de verantwoording neemt en de vergunning accepteert. De heer Jaensch, portefeuillehouder Financiën geeft aan dat de suggestie zou kunnen zijn dat het DB de keuze maakt voor het beschikbaar stellen van een krediet. Dat is geenszins het geval. Wat het DB hier doet is puur op basis van dit stuk de mogelijkheden en onmogelijkheden schetsen die bestaan vanuit de ontstane situatie. Op basis hiervan dient de raad zijn eigen afweging te maken, wat ook kaderstellend
8
is. Het gaat om een extra financiering bovenop de begroting. Er ligt een motie die eerder is aangenomen en op basis daarvan dient de raad ook aan te geven of men de motie blijft volgen of niet. De heer Parsan vindt dit een zeer curieuze redenering. De raad heeft het DB op pad gestuurd met een motie om uit te voeren. Hij heeft het DB niet horen zeggen dat eea onmogelijk is of niet uitvoerbaar. De motie is meegenomen en dan gaat hij ervan uit dat ook het vinden van financiële dekking voor een deugdelijke begroting een onderdeel is van het gehele proces. Wat de portefeuillehouder nu doet is het financiële vraagstuk hier neerleggen, terwijl de raad eigenlijk nu zit te wachten op het uitvoeren van de motie. Voert het DB de motie niet uit en geeft men die terug aan de raad of voert het DB de motie wel uit? Het antwoord vindt hij heel curieus, en hij vraagt dan ook om duidelijkheid hierover. De heer Jaensch geeft aan dat de raadsnotitie, door de PvdA ingediend in 2007 en door de raad overgenomen, een aantal kaders aangeeft waarbinnen het festival zou moeten worden uitgevoerd. Vervolgens is die raadsnotitie aangevuld met een motie waarin de continuïteit van het festival zou moeten worden gewaarborgd. Daartoe wordt een bedrag ter beschikking gesteld, maar als je die kaders toetst en kijkt naar wat de organisatie kan brengen, dan kom je financieel gezien tot de constatering dat dat niet aansluit op de kaders die gesteld zijn. En daar confronteert het DB de raad mee. De heer Parsan stelt dat het DB dient aan te geven hoe de motie uitgevoerd wordt. De motie is aangenomen zoals beschreven. Het DB geeft nu aan dat de financiële kaders niet haalbaar zijn. De vraag is dan: ‘is de motie uitvoerbaar of niet uitvoerbaar, zoals het DB oorspronkelijk in de raad heeft aangegeven. De heer Meyer merkt op dat de heer La Rose net het verhaal heeft verteld over de uitvoering van de motie. Volgens hem wil de heer Jaensch nu aangeven wat voor consequenties er aan zitten als de raad andere keuzes gaat maken, zoals verzocht is door de organisatie. De heer Jaensch vervolgt zijn betoog. Als je naar de begroting kijkt zoals de organisatie die presenteert, dan is die sober, maar wel sluitend. Het DB heeft de begroting getoetst en het lijkt erop dat de genoemde bedragen realistisch zijn. Maar het DB constateert ook dat als je kijkt naar de datum van aanvang van het festival (23 juli), de kosten zo zwaar voor de baten uitgaan, dat het ontverantwoord is om binnen de huidige begroting aan de slag te gaan. Het bestuur heeft aangegeven dat ook zij niet op basis daarvan zouden kunnen beginnen. Dát is de constatering. En dan is er een mogelijkheid om daar middelen bij te doen of niet. De heer Parsan vraagt hoe dat zich verhoudt tot de uitvoerbaarheid van de motie. Het DB legt de varianten hier neer terwijl dat aan hem is; Het is zijn verantwoordelijkheid. De raad gaat niet over de varianten maar over de opdracht die men aan het DB heeft gegeven om tot een zomerfestival te komen. De heer Jaensch geeft aan dat als die opdracht niet uitvoerbaar is op een wijze zoals een fractie of raadsmeerderheid dat wenst, het dan wordt teruggegeven. Het is absoluut niet ongebruikelijk voor het stadsdeel om kredieten te verstrekken die aan zeer stringente voorwaarden zijn onderworpen, onder andere voorwaarden die in 2004 zijn vastgesteld door de centrale stad. Daar zijn procedures over afgesproken. Onder andere hoe je richting de raad hiermee moet omgaan en er zijn toetsingscriteria vastgesteld voor het stellen van zekerheden en waarborgen, en ook spelregels. Als de commissie vanavond zou besluiten dit traject te willen onderzoeken, dan betekent dat nog steeds dat het DB op zeer korte termijn een toetsing moet bewerkstelligen. De heer Parsan geeft aan dat het geen antwoord is op zijn vraag. De heer Jaensch is als portefeuillehouder Financiën de bewaker van de schatkist van Zuidoost. In de aanloop tot deze periode en gezien de Kadernota heeft men met elkaar besproken dat het pijn gaat doen, maar dat het belangrijk is om de pijn samen te dragen en dat er goed naar de samenleving gecommuniceerd moet worden. De samenleving is hier ook met grote drommen naar toegekomen en heeft de raad geconfronteerd met haar bevindingen. Het inzetten van publieksmiddelen, als je kijkt naar de bezuinigingen op de bibliotheek van 6 ton, dan wil het DB een 6e daarvan inzetten op het zomerfestival. Hoe verhoudt dit zich tot de afweging die het DB om te komen tot dat besluit? Dát is de vraag die hij heeft gesteld. Het gaat niet om criteria maar om een morele afweging. De heer Jaensch stelt dat het gaat om de rol. De raad heeft die 6 ton vastgesteld. Hij heeft dat als bestuurder voorgesteld, maar de raad heeft het vastgesteld. Er wordt uitgegaan van een onjuiste aanname, nl dat het DB zou suggereren om die 100.000 euro uit te geven. Dat is niet juist. De heer Parsan stelt dat portefeuillehouder La Rose met een voorstel komt dat een DB-standpunt is. De heer Jaensch moet dat voorstel als rekenmeester van het DB financieel doorgelicht hebben om te kunnen zeggen of dit een haalbaar voorstel is. De heer Jaensch vraagt waar in de notitie staat dat dit een haalbaar voorstel is, op basis waarvan het DB een besluit neemt over een krediet. 9
De heer Meyer heeft de heer La Rose duidelijk iets horen zeggen in de strekking dat er een verzoek gekomen was van de organisatie, en dat verzoek ligt nu op tafel. De commissie hoopt nu van de portefeuillehouder te vernemen wat voor consequenties daaraan zitten. De heer Parsan geeft aan dat er een aantal scenario’s worden geschetst, die door het DB wezenlijk goed worden bevonden. Het scenario dat mevrouw Van den Brink aankaart is bewust niet gekozen door het DB, omdat in de omarmde notitie de raad duidelijk heeft gezegd dat het festival toegankelijk moet blijven voor iedereen. Dus er zijn afwegingen geweest om te komen tot een aantal scenario’s. Die afwegingen zijn uitgemond in een dekkingsverhaal of in ieder geval een kredietverstrekking om te komen tot een startpositie van het festival. De vraag is duidelijk hoe de portefeuillehouder Financiën eea heeft afgewogen; hoe hier groen licht voor is gegeven? De heer Grijpma vraagt of het naar de mening van de portefeuillehouder verantwoord is om hier minimaal 200.000 euro gemeenschapsgeld voor te gebruiken. De heer Jaensch geeft aan dat het aan de raad is om die afweging te maken en dat het aan het DB is om de informatie te geven om tot een afweging te kunnen komen en risico’s te kunnen afwegen. Als men meer informatie wil over hoe de afweging van die risico’s heeft plaatsgevonden, dan is nu het moment om dat te vragen. De heer Parsan wil de vraag anders stellen. ‘Wat was het preadvies van de portefeuillehouder geweest als de PvdA in de motie garantstellingen had opgenomen als besluit om die ton beschikbaar te stellen voor dit soort zaken?’ De heer Jaensch had dan gewezen op dit lastige traject dat eraan vast zit om een krediet aan te vragen. De heer Parsan stelt dat een preadvies luidt: “we doen het of we doen het niet, of ik raad het af, of beveel het aan”. De heer Jaensch geeft aan dat het een politieke afweging is om daar geld aan te geven. De heer Parsan doet alsof het DB een politieke afweging moet maken. De rol van het DB is om de raad te voorzien van informatie om tot een juiste afweging te kunnen komen en de risico’s te kunnen afwegen. Mevrouw Saranjam begrijpt de heer Parsan, maar kennelijk wil de portefeuillehouder hem niet begrijpen. De portefeuillehouder wil de commissie met deze notitie en de voorgestelde varianten afleiden van haar bezwaren mbt de huidige stand van zaken. NSS zou op deze manier gekozen hebben voor variant 2 en wil daar liever op een ander moment op terugkomen. De heer Jaensch heeft nog een aantal vragen te beantwoorden. Als portefeuillehouder (in de rol van bestuurder) verwijst hij naar het voorstel van mevrouw Van den Brink waarbij zij vraagt of het ook uit de opbrengsten kan van entreegelden, los van het feit dat je het festival vrij toegankelijk wilt houden en dat je in een andere categorie vergunning komt. Men suggereert dat de mensen wel zullen betalen. Het stadsdeel heeft regels voor een vergunningverlening. Daarnaast speelt mee dat het hier om een liquiditeitsprobleem gaat. Het probleem is dat de kosten voor de baten uitgaan. Je moet kabels aanleggen, water en rijplaten, en daar zit het probleem. Dus de inkomsten zitten pas later in het proces. De Voorzitter vraagt iedere fractie om in een paar zinnen aan te geven wat het fractie standpunt is. De heer Mos geeft aan dat D66/OZO het gevoel heeft dat door de raad een schijngevecht wordt gevoerd. In deze tijd van bezuinigingen is D66/OZO van mening dat men in principe geen extra financieel risico zou moeten willen lopen. Een krediet geven betekent een financieel risico, wat in deze tijd onverantwoord is. Daarom wil D66/OZO de organisatie de gelegenheid geven om in alle rust te kunnen werken aan een volwaardig festival komend jaar. Het besloten karakter van deze vergadering heeft meer te maken met het politieke schijngevecht dan met het stuk. Wil je het politieke vertrouwen bij de burgerij behouden, dan moet je dit besluit van het mogelijk niet doorgaan van het festival, in alle openbaarheid nemen en de beste plek daarvoor is in de raad. De heer Leeuwin vraagt of D66/OZO zich realiseert wat dit standpunt betekent, het festival dit jaar niet door laten gaan. Er valt dan heel wat uit te leggen richting de gemeenschap. Is dat een unaniem besluit van de gehele fractie?
10
De heer Mos geeft aan nog niet met de gehele fractie contact te hebben gehad, dus in die zin is het niet een unaniem voorstel. De uitleg van de laatste zin in de voorliggende notitie laat uitdrukkelijk open dat als er geen krediet wordt verstrekt de organisatie toch een kans ziet om een festival te organiseren. De heer Meyer geeft aan dat de VVD van harte hoopt dat er wel een festival gaat plaatsvinden en hij heeft in de eerste termijn aangegeven onder welke voorwaarden men wil kijken naar een eventuele kredietverlening. Pas als hij harde feiten heeft geeft hij zijn conclusie. De VVD houdt alle opties open. De heer Parsan heeft de heer Jaensch horen zeggen dat de route die men wil afleggen een vrij complexe weg is. Hij heeft nog net niet gezegd: “het is niet aan te bevelen”, maar zijn argumenten gingen wel die kant uit. De heer Meyer geeft aan dat de vraag vanuit de organisatie is of de raad bereid is mee te denken over een krediet als middel om de vooruitbetalingen te kunnen voldoen, om het festival vlot te kunnen trekken naar een hoger ambitieniveau. Dat is het verzoek. Daar heeft de VVD een aantal voorwaarden aan verbonden, en onder die voorwaarden wil men daar naar kijken. De VVD wil pas wel of niet akkoord gaan als zij alle informatie tot haar beschikking heeft. De heer Parsan vraagt het volgende: ‘Als blijkt dat het een moeilijk begaanbare weg is om die analyse uit te voeren gelet op de tijd en het een buitengewoon moeilijke manoeuvre is, waarvan de kans groot is dat het niet gaat lukken, wat is dan het standpunt van de VVD? De heer Meyer stelt dat als de tijd meebrengt dat er geen weloverwogen keuze gemaakt kan worden, een antwoord uitblijft omdat er niet zomaar geld ter beschikking wordt gesteld, aangezien het onzeker is of men dat terugkrijgt. De heer Grijpma heeft hem horen zeggen dat de raad niet meer terug kan en vraagt zich af wat er in de schorsing gebeurd is, waardoor hij van gedachten veranderd is. De heer Meyer heeft duidelijk aangegeven dat het stadsdeel op een plek aangekomen was in het proces, waarbij je niet bot de deur kan dichttrekken, maar reëel moet kijken naar een aantal zaken dat op tafel ligt. Hij wil met de benodigde informatie daar naar kijken en geen onverantwoorde keuzes maken. Mevrouw Saranjam verwijst naar de bijdrage van de heer Mos, dat je in deze tijd van bezuinigingen geen geld moet willen uitgeven aan een risicovolle onderneming. De hele situatie is op dit moment te onduidelijk. In het hele proces van uitvoering moet meer transparantie komen en de burgers, standhouders en organisaties moeten geïnformeerd worden. Er moet snel een besluit genomen worden vanuit het DB. Naast kritiek over de procedure en de rol van de heer Stiekema en zijn deskundigheid, gaat de voorkeur van NSS uit naar variant 2. De heer Parsan geeft aan dat de PvdA goed geluisterd heeft naar de commissieleden en de portefeuillehouder. Met betrekking tot het laatste heeft hij toch een aantal vragen die hij ter verduidelijking aan hem wil voorleggen. In aanmerking moet worden genomen dat de vergunningverlening in handen is van de burgemeester, gemandateerd op basis van een aantal toetsbare criteria. Daarnaast hoort hij de portefeuillehouder Financiën zeggen dat hij een ogenschijnlijk deugdelijke begroting ziet. Dat maakt dat men gaat twijfelen, en vandaar ook de vraag dat als men in de motie een bedrag van één ton had opgenomen, voorsorterend op dit dilemma, wat zijn preadvies dan was geweest. De portefeuillehouder heeft een aantal omtrekkende bewegingen gemaakt, die door hem niet werden begrepen, maar hij kon daaruit concluderen dat het advies richting de raad had geluid: ‘voorzichtigheid geboden’. Een deugdelijke begroting betekent dat opgenomen posten ook een dekking moeten hebben, met name inkomende middelen. Bij de standhouders is een bedrag van vier ton geprojecteerd. Hij wil graag weten wat de motivatie daarbij is. Daarnaast wil hij mbt de varianten die zijn voorgelegd aangeven dat het DB daarmee aan de slag moet overeenkomstig de spelregels en op basis daarvan een beslissing moet nemen. De portefeuillehouder geeft aan dat het een buitengewoon ingewikkelde en moeilijke manoeuvre is, die hij bij voorbaat niet adviseert. Zelf heeft hij aanwijzingen dat de tarieven die aan de standhouders worden gevraagd, buitengewoon hoog zijn. De heer Mos stelt dat de heer Parsan in zijn eerste termijn de portefeuillehouder kritisch heeft bevraagd en vraagt of hij zijn kritische opmerkingen nu stelt aan het DB of richting de financiële portefeuillehouder. Volgens hem zijn ze meer richting DB, daar een begroting er op zich heel deugdelijk uit kan zien. Het gaat om de maatschappelijke onduidelijkheden. De heer Parsan wil zich focussen op de financiële portefeuillehouder. De heer De Boer geeft aan dat het CDA liever geld uitgeeft aan scholing en armoedebestrijding en niet aan het festival. Het beleid is ook dat maatschappelijke organisaties het zelf moeten bekostigen. De 5e 11
variant, het verschuiven in tijd, is niet nieuw. Hij verwijst naar festival Latino, dat eerder voor 10 mei 2010 was gepland, en verschoven naar 10 mei 2011, met een al betaalde subsidie van 20.000 euro. Hij vraagt zich trouwens af waar dat geld is gebleven. Het zomerfestival kan dus ook verschoven worden. De heer Parsan bestrijdt de lotsverbondenheid van de stadsdeelvoorzitter. Het CDA wil dit nader uitzoeken en komt daar eventueel nog op terug. Mevrouw Van den Brink merkt op dat het uitgangspunt van het CDA toch moet zijn dat het Kwakoefestival moet doorgaan; alleen optie 1, niet de opties 2 en 3. Ten aanzien van optie 1 is de SP met de suggestie gekomen om een vrijwillige entreebijdrage te vragen, die naar verwachting 30.000 euro zal opleveren. Zij vraagt het DB iets meer te vertellen over het nieuwe bestuur en of de commissie daarop kan vertrouwen. De heer Leeuwin dankt de portefeuillehouder voor zijn uitleg over de krediettoets. Het is helder dat GL vindt dat het zomerfestival door moet gaan. Wat GL belangrijk vindt is dat als het festival niet doorgaat, het imago van stadsdeel Zuidoost beschadigd wordt. De heer Parsan vraagt een onderbouwing met betrekking tot de imagoschade. De heer Leeuwin verwijst naar de te verwachten krantenkoppen. Stadsdeel Zuidoost is vaak negatief in het nieuws, dus hij verwacht negatieve uitlatingen, omdat het stadsdeel niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen om te kijken naar de financiën, om op welke manier dan ook het festival te redden. Het gaat hier om een overgangsfase van een organisatie die nog moet beginnen en die doet een beroep op het stadsdeel. De commissie is niet eens bereid om te kijken naar financiële middelen die er zijn om de organisatie te helpen. De bal wordt gekaatst naar het DB, maar de raad neemt de besluiten. De heer Parsan stelt dat het besluit tot vergunningverlening niet door de raad genomen. De heer Leeuwin heeft het over de financiën. Met betrekking tot de imagoschade: ‘wat zullen de burgers zeggen als stadsdeel Zuidoost het festival niet kan redden om een ton?’ GL sluit zich aan bij de argumenten voor een eventueel krediet en de voorwaarden zoals de VVD die heeft gesteld. De heer Parsan merkt op dat de heer Leeuwin refereert aan condities zoals gesteld door de VVD. De portefeuillehouder heeft gewezen op de theoretische- en praktische kant, en aan de ingewikkelde manoeuvre, mede gelet op de tijd die nog rest. Is GL ook bereid om consequenties daaraan te verbinden als deze condities niet wordt toegepast? De heer Leeuwin geeft aan dat deze discussie argument op argument oproept en dat dat de zaak alleen maar onnodig vertraagt. De heer Boldewijn vraagt hem welk besluit aan de commissie is voorgelegd. De heer Leeuwin geeft aan dat er geen besluit aan de commissie is voorgelegd. Er is een voorstel op tafel gelegd, waarbij drie varianten naar voren worden gebracht. Het DB loopt tegen een aantal problemen aan en de commissie staat er niet welwillend tegenover om het DB tegemoet te komen. Belangrijk is wat er straks tegen de burgers wordt gezegd die van ver zijn gekomen en hun voorbereiding hebben getroffen. GL vindt het wél belangrijk dat het festival doorgaat en is bereid dit uit te leggen aan de gemeenschap. Hij vraagt hoeveel tijd het DB van de festivalorganisatie heeft gekregen om uiteindelijk een ‘go or no go’ te geven. De heer Parsan vraagt wat hij over heeft voor het festival? Stel dat er nu een ton wordt gevraagd en dat aan het eind van het festival blijkt dat er nog een ton te kort blijkt te zijn, geeft hij dan zijn goedkeuring? De heer Leeuwin vindt dit weer argument op argument. Waarom zou men dat nu al zeggen terwijl men dat niet zeker weet. Niemand kan hier antwoord op geven. De heer Boldewijn raakt in verwarring door de uitspraken van de heer Leeuwin en de manier waarop die zijn betoog voert. Hij stelt hier zaken waarvan wordt gedacht bij wie ligt welke verantwoordelijkheid aan de orde. De heer Leeuwin zit hier niet om de portefeuillehouder niet in de problemen te brengen. De commissie zit hier niet voor de portefeuillehouder, maar voor de samenleving. Hij vraagt of de volgorde van handelen de heer Leeuwin bekend is. De heer Leeuwin geeft aan dat de commissie hier zit als de politiek, die aan het DB de opdracht heeft gegeven om een festival te organiseren. De heer Boldewijn spreekt dit tegen. De commissie heeft het DB geen opdracht gegeven om een festival te organiseren. De heer Leeuwin geeft aan dat de commissie het DB geen opdracht heeft gegeven om een festival te organiseren, maar om dat mogelijk te maken. De heer Olsen hoort de heer Leeuwin steeds praten over twee opties: ‘go or no go’, maar er is ook nog een versoberde versie. Hij vraagt hem hoe zijn fractie hier tegenover staat. 12
De heer Leeuwin geeft aan dat zijn fractie voorstander is van een festival van vijf weken zoals stadsdeel Zuidoost gewend is, en dat GL wil kijken naar de mogelijkheden daartoe. Mevrouw Saranjam heeft bezwaar tegen de opmerking van GL, dat het de schuld van de commissie is als het festival niet doorgaat. Vanuit haar optiek ligt het dan aan het DB en niet aan de commissie of raad. Het DB had bijna zes maanden de tijd om alles te organiseren mbt middelen en organisatie. Tot nog toe is alles onduidelijk en weten raad en de burgers niet waar zij aan toe zijn. De heer Olsen ziet de krantenkoppen al voor zich over het mogelijk niet doorgaan van het Kwakoefestival, omdat dit stadsdeel onverantwoorde keuzes maakt. Daarmee wil hij ook aangeven dat het verlenen van een krediet te allen tijde verbonden is aan risico’s en dat de mogelijkheid bestaat dat het stadsdeel het geld niet terugkrijgt. Hij vindt dit een te groot risico, ook gezien de situatie rond de kredietcrisis. Dit kan de raad niet verkopen aan de burgers, gezien de bezuinigingen. De CU gaat voor variant 2. De heer Meyer hoort de heer Olsen een conclusie trekken over de risico’s en vraagt zich af waarop hij die baseert, want deze conclusie kan hij pas trekken op basis van een risicoanalyse, maar dan met argumenten die op papier staan. De heer Olsen stelt dat als de heer Meyer de kredietcrisis kent en weet waarom die is ontstaan, er wel degelijk risicoanalyses aan ten grondslag lagen, en dat het erop neer kwam dat burgers hun leningen niet meer konden terugbetalen waarvan er geen risico was ingeschat. De heer Meyer beaamt dat en is eveneens van mening dat de commissie het risico goed moet inschatten. Een risicoanalyse ontbreekt echter nog, waardoor er nog geen grond is waarop een conclusie getrokken kan worden. De heer Olsen geeft aan dat geld lenen een risico blijft. Wat als het vijf weken blijft regenen of stormen? De Voorzitter merkt op dat alle partijen zijn gehoord en geeft de heer La Rose de gelegenheid om vragen die gesteld zijn te beantwoorden. De heer La Rose dankt de commissie voor haar inbreng. Het zal uiteindelijk de festivalorganisatie zijn die besluit wat zij doet. De festivalorganisatie heeft aangegeven dat zij gezien de omstandigheden en het gesternte waaronder zij het festival voor de eerste keer moet organiseren, een aantal onzekerheden heeft die niet per se in de sfeer liggen van de financiën, maar in de sfeer van in hoeverre de raad bereid is, welk besluit de organisatie ook neemt, om daar rugdekking aan te geven. Hij denkt dat het DB in principe een goede indruk heeft gekregen van de meningen als er een besluit zou worden genomen. Het DB gaat dit overbrengen aan de organisatie. Afhankelijk van welk besluit of risico de organisatie neemt, het is aan haar om te besluiten of en wanneer zij de definitieve vergunning aanvraagt. De organisatie is misschien zeker gesteld voor een redelijk hoge mate van financiële druk, maar dat kan voor de raad nooit reden zijn om zich daaraan aan te passen. Dat begrijpt de organisatie ook en als de organisatie dat niet had begrepen dan had men de raad via het DB ook niet moeten vragen mee te denken. Uiteindelijk zal voor haar de afweging zijn: ‘het festival is geliefd en hoort bij de traditie van Zuidoost’. Aan haar is het eervolle verzoek voorgelegd of zij de verantwoordelijkheid voor het festival wil nemen en of zij het festival wil helpen naar een hoger niveau. Hij denkt dat het DB nu voldoende input heeft gekregen voor een terugkoppeling. Het zal de organisatie zijn die uiteindelijk haar eigen afweging maakt. Hij wil de commissie meegeven dat de organisatie bereid is om, al mocht het dit jaar niet lukken, de verantwoordelijkheid te blijven dragen om het festival in een aantal fases te tillen naar het niveau dat het stadsdeel voor ogen heeft. Hij stelt voor om als de organisatie besluit dit jaar geen festival te organiseren het professionaliseringsbedrag van 50.000 euro ter beschikking te stellen van de organisatie, zodat zij de mogelijkheid heeft dit te besteden ter voorbereiding op volgend jaar. Hij vraagt het nu nog niet expliciet, maar er zou een moment kunnen komen dat dat ter overweging wordt gevraagd. Mevrouw Saranjam vindt het merkwaardig dat een organisatie die nog niet bestaat en die de raad nog niet kent en die nog geen financiële begroting heeft, voor het stadsdeel gaat bepalen of er dit jaar wel of geen Kwakoefestival komt. Zij wil dit pertinent niet hebben. Het stadsdeel kiest volgend jaar zelf de organisatie die het festival mag organiseren. De heer Meyer merkt op dat mevrouw Saranjam al reageert op een vraag die wellicht in de toekomst, maar nu nog niet is gesteld. De heer La Rose is van mening dat mevrouw Saranjam dat terecht zegt. Middels de notitie is kennis gemaakt met de organisatie. Men weet ook dat het stadsdeel geen goed gesternte heeft mbt de inschrij13
vingsprocedure waar concurrerende partijen elkaar te lijf kunnen gaan in de hoop dat zij het festival mogen organiseren. De afgelopen jaren is eea niet volgens de wens van de raad verlopen. Als dat wel zo was geweest dan waren er goede festivals georganiseerd. Er zal dus een overweging gemaakt moeten worden tav de vraag: ‘willen wij in 2012 weer in een concurrerende positie komen of willen we de mogelijkheid hebben om nader kennis te maken met deze organisatie, om het plan van aanpak te verplaatsen naar richting volgend jaar?’ De heer Parsan zou graag van de portefeuillehouder willen vernemen welke beelden hij meeneemt en wat de samenvatting zou zijn van deze exercitie, die vanavond toch vrij lang heeft geduurd en hoe hij die vertaalslag gaat maken naar de mogelijke uitvoerders toe. De heer Mos heeft dezelfde vraag. De heer La Rose heeft alles aangehoord en gaat daarmee terug naar de festivalorganisatie, en dan is eigenlijk de vraag: ‘waar gaat u mee terug?’ Want er is heel veel gezegd. Er is waarschijnlijk geen meerderheid voor een krediet. De heer La Rose geeft aan dat als het DB het zo beluisterd heeft, men dan tot de conclusie moet komen dat de raad niet neigt tot het verstrekken van een krediet. Wat het DB ook gehoord heeft, is dat als er meer tijd was geweest met een goede risicoanalyse, de vraag wat fundamenteler beantwoord had kunnen worden. Het DB heeft gehoord dat de raad op zich wel sympathiek zou staan tegenover een afgeslankte variant in 2011 als een soort overbrugging naar 2012, en ook dat een deel van de raad kan leven met de situatie dat er in 2011 geen festival is. Dan is het een verdeeld beeld en de festivalorganisatie, die eigenlijk gevraagd heeft hoever zij kan gaan in het maken van keuzes, zal haar eigen oordeel moeten vellen over de terugkoppeling die op basis van dit beraad gegeven wordt.
De voorzitter vraagt of de status van geheimhouding van de notitie gehandhaafd moet blijven. De commissie besluit dat de geheimhouding opgeheven mag worden.
3.
Sluiting
De Voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 22.45 uur.
***
14