Concept Plan van aanpak Jeugdoverlast & Jeugdcriminaliteit Wijkteam Balistraat 2012
Mei 2012 Projectleider jeugd District 2 Noord wijkteam Balistraat Tiemen de Olde
1
Inleiding: In het werkgebied van het wijkteam Balistraat wonen ongeveer 13.000 jeugdigen in de leeftijd van 0 en 26 jaar. Dit is ongeveer 1/3 deel van het totaal aantal bewoners. Van deze jongeren zijn er ongeveer 4500 tussen de 13 en 23 jaar oud. Dit is de leeftijdscategorie waar de politie m.b.t. overlast en criminaliteit het meest mee te maken heeft. Binnen de huishoudens in de Indische buurt heeft 32% een laag inkomen tegen 1% van de huishoudens in het Oostelijk havengebied. Het aantal “minima-jeugdigen” in de Indische Buurt is 41% tegen een Amsterdams gemiddelde van 28%. Jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit vinden vooral in de Indische-buurt en op het Borneo-eiland plaats. Het aantal overlast gevende of criminele jongeren in het werkgebied van het wijkteam Balistraat baart zorgen. Op dit moment hebben we 346 jongeren in beeld die met regelmaat overlast veroorzaken en/of strafbare feiten plegen. Genoemde jongeren behoren niet tot een bepaalde (criminele)jeugdgroep maar trekken in wisselende samenstellingen met elkaar op. Deze jongeren beschouwen de straat als hun domein. Binnen het werkgebied van het wijkteam Balistraat wonen 32 jongeren die binnen de zogenaamde top-600 aanpak vallen. 5 (12+) jongeren vallen onder het Taskforce Jeugdcriminaliteit (TJC) van het Stadsdeel-Oost. Het overlastgevende gedrag van de jongeren bestaat vooral uit het hinderlijk en luidruchtig aanwezig zijn op straten, op pleinen, in portieken/raamkozijnen en in gemeenschappelijke ruimtes van appartementsgebouwen (w.o. boxruimtes). Niet alleen veroorzaken de jongeren tot laat in de avond/nacht geluidsoverlast, ze vervuilen voornoemde plaatsen en roepen bij bewoners, mede door nagenoemde criminele activiteiten en intimiderend gedrag, onveiligheidgevoelens op. Het criminele gedrag van de jongeren bestaat vooral uit het uitjouwen (naroepen) en beledigen van mensen, het plegen van; vernielingen, (brom)fietsdiefstallen, box- en woning inbraken, straatroven, overvallen en drugshandel. De jongeren zijn veelal van Marokkaanse afkomst en over het algemeen moeilijk aanspreekbaar op hun gedrag. Buurtbewoners durven de confrontatie met deze jeugdigen vaak niet meer aan te gaan, overlastmeldingen te doen en/of getuigenverklaringen (in strafzaken) tegen hen af te leggen. Ook in het gedrag tegenover de politie zoekt de jeugd (in groepen) steeds opnieuw naar de grenzen en overschrijdt deze met regelmaat. De jeugd rent vaak weg op het moment dat de politie contact wil/probeert te maken. Het is van groot belang dat de jeugd die niet binnen aanpak van de top-600 of het TJC vallen maar wel (ernstige) overlast veroorzaken / strafbare feiten plegen (op de juiste wijze) gecorrigeerd worden en dat de politie en haar partners elkaar hierin in woord en daad versterken. Bijna alle veelplegers en de helft van de jongeren die wegens misdrijven en overtredingen in het strafrecht terecht komen, hebben een licht verstandelijke handicap. Straf alleen is niet de oplossing. Dit kost de samenleving veel geld, het wordt niet veiliger en het gedrag van de jongere verbetert niet. Dit volgens een onderzoek van de Sociologe Marigo Teeuwen van de UvA (bron: NRC 16/4/2012).
2
Doelstelling: Het vergroten van de objectieve en subjectieve veiligheid door een duidelijke, gezamenlijke jeugdaanpak (groep, individu en gebied) namelijk:
1. Door een duidelijk, eenduidig en persoonsgericht omgangsbeleid met de jeugd, vermindert de overlast en criminaliteit welke door deze groep veroorzaakt wordt. (Bejegeningprofiel)
2. Door een gebiedsgebonden aanpak is maatwerk mogelijk en blijft een gebied leefbaar. (4 fasemodel)
3. Door vroegsignaleren van potentiële probleemjeugd, (waarschuwen/verbaliseren/muteren) wordt door een passende ketenaanpak voorkomen dat deze (Risico)groep daadwerkelijk een probleem gaat vormen.
4. Door overlastgevende/criminele jeugd te verbaliseren, aan te houden en vervolgens een passende ketenaanpak (zorg of dwang) op hen toe te passen, stopt (hun) overlast gevend- of criminele gedrag. De top 5 Oost (12+) krijgt een individuele aanpak, afgestemd met partners.
3
De reguliere aanpak: Bejegeningprofiel: (bijgevoegd) Door het wijkteam Balistraat is in 2011 een bejegeningprofiel jeugd en 4 fase model ontwikkeld en ingevoerd. Het (verplichtte) bejegeningprofiel geeft aan op welke wijze er door politieambtenaren binnen het wijkteamgebied Balistraat omgegaan dient te worden met jeugdigen. Het doel van het bejegeningprofiel is met name het aangaan en verbeteren van het contact met de jeugd teneinde onze informatiepositie te verbeteren. De informatie die verkregen wordt en van belang kan zijn, wordt middels BVH vastgelegd (punt van aandacht w.o. verwerking NSA meldingen) en wordt middels verschillende overlegvormen (J&Voverleg, Domeinoverleg en MPG-overleg) door de buurtregisseurs met het taakaccent “Jeugd” gedeeld met partners. Het delen van informatie heeft tot doel om eventuele problemen (vroeg)tijdig te signaleren en tot een passende persoonsgerichte of gebiedsgerichte ketenaapak te komen. Denk hierbij vooral ook aan de mogelijkheden/verantwoordelijkheden van het stadsdeel. 4-fase-model: (bijgevoegd) Middels het 4 fase model is vastgelegd op welke wijze er in een specifieke gebied/buurt in optreden wordt opgeschaald en wat dit voor consequenties voor specifieke medewerkers heeft. De problematiek in dat gebied bepaalt de fase en dus de op- of afschaling. De “spelregels” uit het bejegeningprofiel blijven onverminderd van kracht. De buurtregisseur is degene die het voorstel tot op- dan wel afschaling doet. Dit na advies van de likker en in afstemming met de PL jeugd. In de normaal fase (1) wordt er binnen het gehele werkgebied middels noodhulp, NSA, reguliere handhaving en toezicht en inzet van buurtregisseurs inzet gepleegd. Als uit deze reguliere inzet, aangiftes of signalen van de buurtregisseur/derden blijkt dat we mogelijk te maken hebben met een probleem, wordt er met tussenkomst van het OWMT en WTL opgeschaald naar de attentie fase (2). Tot hier ligt de regie bij de buurtregisseur (maar ook signalerend bij de Informatiespecialist.) Tijdens de attentiefase (2) wordt er middels H&T gericht gesurveilleerd binnen het vermeende probleemgebied (denk hierbij ook aan de rol van de partners). Het doel hiervan is het in kaart brengen of er inderdaad sprake is van een probleem en wie de veroorzakers van het probleem zijn. Tijdens de attentiefase kan aan eventuele probleemveroorzakers maximaal 1 maal een waarschuwing worden gegeven. Dit kan en mag maatwerk zijn. Dit gaat in nauw overleg met de betreffende buurtregisseur en het jeugdnetwerk (Afhankelijk van de soort problematiek moeten we het over de vorm van waarschuwen hebben. Ik denk o.a. aan een brief van het stadsdeel, huisbezoek SOAO/daderregisseur/buurtregisseur, mondeling waarschuwing in persoon door constaterende verbalisant, gesprek met CWTR en ouders na aanhouding, inzet Nit bij top 600 subject). Indien de waarschuwing geen effect heeft wordt er altijd (verbaliserend) opgetreden.
4
De regie in deze fase ligt bij de buurtregisseur en PL Jeugd. De buurtregisseur maakt een sfeerverbaal op m.b.t. het probleem in het gebied en houdt deze dagelijks up to date. (aantal meldingen, soort meldingen, aangiftes, veiligheidgevoel burgers etc.) Het sfeerverbaal wordt bij eventuele verbalen gevoegd. De PL-H&T voorziet na overleg in de daadwerkelijke invulling/inzet binnen het probleemgebied middels nieuwe of bestaande inzetplannen (cirkelplan, inzet Mok, tactische “L” etc.). Met betrekking tot de operationele inzet wordt een afzonderlijk Plan van aanpak opgemaakt. De capman zorgt in overleg voor inroosteren van het benodigde personeel. Tijdens het wekelijkse OWMT zorgt de capman er voor dat er een overzicht met betrekking tot het inzetbare personeel beschikbaar is. Tijdens het eerst volgende OWMT wordt n.a.v. informatie door de Informatiespecialist, Buco en Pl.s op basis van resultaten, door de WTL besloten of we in fase (2) moeten blijven, of dat er na overleg met het bestuur opgeschaald (actiefase 3), of afgeschaald moet worden (fase 1). Indien er opgeschaald wordt naar de actiefase (3), zal al het beschikbare in- en externe personeel (volgens plan gedurende 2 weken) ingezet worden in het probleemgebied. Er zal opgetreden worden volgens het Zero-tolerance concept. (vooroverleg justitie, Dima, Deo, CWTR etc.). Hierbij kan gedacht worden aan het direct aanhouden voor de APV. Het doel van fase 3 is dat er een dusdanig duidelijk signaal afgegeven wordt dat er na deze fase (met uitleg fase 4) weer naar fase 1 terug gekeerd kan worden. Ook hierover worden in na/tijdens het OWMT beslissingen genomen door de WTL n.a.v. informatie door Likker, Buco en Pl.s op basis van resultaten. De regie tijdens fase 3 ligt bij de Pl’s Jeugd en H&T.
5
Plan van aanpak AMBONPLEIN en JAVAPLANTSOENEN mei 2012. Probleem omschrijving: Uit verschillende BVH-registraties, signalen van de lokale informatiespecialist en buurtregisseurs is gebleken dat er op een plein in het werkgebied van bureau Balistraat meer (jeugd)overlast is dan normaal. Ook blijkt het aantal (prioritaire) delicten in deze buurten toe te nemen. De buurtregisseurs zullen voor 7 mei een sfeerverbaal m.b.t. het bovenstaande opmaken. Denk hierbij ook aan kwalitatieve input (boxproblematiek, intimidatie etc). De problematiek is kwantitatief misschien niet het grootst, maar wel erg hardnekkig (terugkerend) en in aard zorgelijk. Fase van optreden (4-fasemodel en borging): Vanwege de toenemende overlast en criminaliteit op een plein in het werkgebied Balistraat, is binnen het OWMT (23/04/2012) besloten om in deze gebieden per 07 mei 2012 op te schalen naar de 2e fase van het vierfasenmodel. (de attentiefase.) In de attentiefase zal middels handhaving en toezicht extra inzet binnen genoemde gebieden gepleegd worden. Dit zal zowel in burger als uniform worden gedaan. Tijdens het wekelijkse OWMT zal vastgesteld worden of de fase van optreden al dan niet moet worden aangepast en wanneer. Het doel van optreden (in deze fase): Het optreden heeft tot doel om de overlast en de toename van het aantal prioritaire delicten terug te brengen tot het niveau van: (datum/periode) NADER IN TE VULLEN. Tevens is het optreden in deze 2e fase er op gericht om de problematiek te inventariseren en de overlastveroorzakers / daders in kaart te brengen. M.a.w. het gericht verzamelen en vastleggen van informatie. (BVH.) Wijze van optreden (met partners): Binnen de attentiefase blijft het (jeugd)bejegeningprofiel van toepassing. Door gerichte inzet zal echter vaker/nadrukkelijker toezicht aanwezig zijn in deze buurten dan normaal en er zal naar omstandigheden worden gehandeld. Zonder feiten en omstandigheden die dit rechtvaardigen wordt het plein/plantsoen in deze fase niet ontruimd. Ook worden mensen zonder dat ze als verdachte kunnen worden aangemerkt niet ingesloten. Tijdens de attentiefase worden de probleemveroorzakers maximaal 1 x gewaarschuwd. Waarschuwen bij het constateren van een overtreding mag maar is niet verplicht. Meer dan 1x waarschuwen voor het zelfde feit (ook in een ander gebied) is niet toegestaan. De waarschuwingen dienen middels BVH te worden vastgelegd. Gebruik hierbij de 6
projectcode jeugd. De waarschuwingen worden in Amazone worden vastgelegd. Op deze wijze kan via integrale bevragingen eenvoudig gecontroleerd worden of er een waarschuwing gegeven is. Ook worden tijdens deze fase de buurtbewoners in kennis gesteld van het (gemeenschappelijke) optreden en het doel hiervan. Er wordt duidelijk aangegeven dat het gedrag van de overlastveroorzakers niet geaccepteerd wordt en dat het geen gehoor geven aan de waarschuwing gevolgen heeft. De gevolgen van het geen gevolg geven aan voornoemde waarschuwing zou o.a. kunnen betekenen dat er meer bekeuringen worden uitgeschreven en/of meer aanhoudingen worden verricht. Ook bestaat de mogelijkheid dat er bij onvoldoende effect in de attentiefase door het OWMT besloten zal worden om op te schalen naar de 3e fase (actiefase). In de actiefase zal er maximale inzet worden gepleegd en zal er een zero-tolerance beleid gevoerd worden. Uiteraard hopen we dat deze fase niet nodig zal zijn en dat we zo snel mogelijk terug kunnen naar de 1e fase (normaalfase.). Door de projectleiders Handhaving en Toezicht zal een operationeel plan van aanpak t.b.v. de 2e fase worden ontwikkeld. (voor 7 mei, zie tevens persoonsgerichte aanpak.) Door/namens de capaciteitsmanager zal er zo veel mogelijk capaciteit t.b.v. de aanpak worden ingepland/vrijgemaakt (communicatie met H&T, voor 7 mei) De Buurtregisseur zal in overleg met het bestuur (Stadsdeel Oost) vaststellen op welke wijze en met welke mensen (aantal + soort) het stadsdeel een bijdrage zal leveren aan bestrijden van de overlast. (aanvullen voor 7 mei) De projectleider toegevoegd aan de wijkteamleiding zal operationele afspraken maken met het NIT. OTD, DEO, CWTR, Wt-Linnaeusstraat, Wt. ’s-Gravesandeplein, Wt-IJburg en de meldkamer, zullen door de projectleider jeugd Tiemen de Olde in kennis worden gesteld. (voor 7 mei).
Persoonsgerichte aanpak. Zoals eerder gesteld zal binnen de 2e fase geïnventariseerd worden welke problematiek er op/om het genoemde plein/plantsoen precies speelt en zullen de overlastveroorzakers / daders in kaart worden gebracht. Naast geüniformeerde handhaving en toezicht zal middels observatie zicht gekregen worden op de (criminele) activiteiten van de verschillende overlastveroorzakers/daders. Door een persoonlijke aanpak. (muteren, verbaliseren, aanhoudingen met sfeerverbaal en persoonsdossiers) stopt/vermindert de overlast/criminaliteit. Genoemde inzet zal zeker m.b.t. onze top-600 subjecten directe/langdurigere resultaten op moeten leveren. Een groot voordeel van observatie boven het alleen in uniform optreden is dat overtreders uit een groep gehaald kunnen worden zonder dat deze in de anonimiteit van de groep opgaan. Dit in combinatie met het optreden in uniform. 7
Het (b)lijkt niet wenselijk om een groep personen aan te houden omdat 1 persoon uit de groep iets strafbaars gedaan zou hebben. Bewijstechnisch is dit vaak moeilijk/niet rond te krijgen. Als een bekeuring of aanhouding geen feitelijke boete/veroordeling oplevert, zal ons optreden niet geloofwaardig/effectief zijn. Verder is het zicht op de daders van de prioritaire delicten in het zelfde- maar ook andere gebieden, op dit moment onvoldoende. Dit terwijl uit niet operationeel bruikbare informatie blijkt dat de veroorzakers van de overlast tenminste voor een deel de zelfde daders zijn als die van de prioritaire delicten. Communicatie: Met betrekking tot onze werkwijze, het doel hiervan en de datum van ingang, zullen partners afzonderlijk worden benaderd. Ook zal hun eventuele (extra) inzet nader worden besproken. De collega’s binnen het wijkteam worden middels de reguliere briefing, het OWMT document en middels directe aansturing geïnformeerd/aangestuurd.
8