Commando’s Stuurboord Bakboord Boeg Slag Boegen Slagen Eén, twee, enz.
: : : : : : :
vanuit stuurplaats gezien rechts vanuit stuurplaats gezien links roeier die het dichtst bij de punt zit roeier die het verst van de boeg zit boeg en de roeier voor de boeg slag en de roeier achter de slag elke roeier heeft een nummer; boeg is ‘1’ en dan oplopend naar de slag
Boot naar buiten brengen Alle boten worden bij het naar buiten brengen begeleid door een ‘puntje’. Een ‘puntje’ is degene die het puntje vasthoudt (niet tilt!), een goed overzicht heeft én de commando’s geeft. Bij het naar buiten brengen van een boot met een los roer wordt dit eerst op het vlot gelegd. Dan de boot naar buiten brengen. Roeiers halen de riemen en de stuur maakt de boot intussen vaarklaar (overslagen, roertje, stuurtouwtjes, landvasten, ontluchtingsstoppen). In principe wordt er over stuurboord weggevaren (dus boot over stuurboord in het water). Dit vanwege een overzichtelijke situatie op het vlot, bij het wegvaren én op het water.
Het naar buiten brengen van de boot.
“Handen aan de boorden” en uit de stelling, denk om de riggers/dollen.
7
“Op linker/rechter schouder”.
“Overslag los”.
8
“Tenen aan de rand en ver van het vlot” boot in het water.
Luchtkasten dicht en riemen brengen met bladen naar voren.
9
Kragen van de riemen achter de rand en de bolle kant van het blad op het vlot.
Eerst ‘walkant’ riem in de dol en overslag dicht.
10
Het instappen en afstellen.
“Gereed om in te stappen…”
“Een…”
11
“…twee…”
“…drie”.
12
“Overslag(en) dicht”.
Het afstellen.
13
Handen net niet langs de romp.
“Klaar om uit te zetten…”.
14
Weg varen “1 klaar, 2 klaar, enz.” “Uitzetten gelijk … nu”
De boot wordt van de kant geduwd. Riemen aan walkant slippend en met de bolle kant van de bladen de boot van de kant duwen. Voor het wegvaren moet de stuur, in samenwerking met de slag, goed de situatie op het water beoordelen.
Boot voorwaarts in beweging brengen “Slag klaar maken”
Roeiers naar de inpik met bladen plat op het water.
“Slag klaar”
Bladen nu verticaal in het water.
“Af”
Eerste haal enz.
Boot achterwaarts in beweging brengen “Strijken beide boorden … nu”
Roeiers naar de uitpik met blad/bladen in strijkstand (holle kant naar voren).
“Strijken bakboord … nu”
Strijken met oprijden.
“Strijken stuurboord … nu”
Strijken met oprijden.
Boot stil leggen “Laat … lopen”
Laat’ bij de inpik en ‘lopen’ bij de uitpik. Vervolgens bladen plat op het water.
“Houden beide boorden”
Houden met licht gebogen armen. Bladen verticaal in het water tot de boot stil ligt.
“Bedankt voor houden”
Houden met licht gebogen armen. Bladen verticaal in het water tot de boot stil ligt. Bladen plat op het water.
“Beide boorden stop!”
Noodstop met luide stem! Kan op elk moment worden gegeven.
Ronden “Rond over bakboord … nu” of “Rond over stuurboord … nu”
Roeiers naar de uitpik. Bij bakboord rond, bakboord strijkend zetten en stuurboord plat. Naar inpik en dan bladen kwartslag draaien, stuurboord nu halend bakboord plat. Vervolgens naar uitpik enz. Bij stuurboord rond, stuurboord strijkend enz.
15
Slippen “Laat … lopen”
‘Laat’ bij de inpik en ‘lopen’ bij de uitpik. Vervolgens bladen plat op het water.
“Slippen bak-, stuurof beide boorden”
Bij slippen bakboord, stuurboord veilig en bij slippen stuurboord bakboord veilig. Slippende riem(en) bij een onervaren boot licht slifferend. Slifferen is het niet watervrij houden van het “platte” blad.
Flauwe bocht “Bakboord best” of “Stuurboord sterk”
Krachtiger halen aan bak- of stuurboord. Vraag van de stuur ter ondersteuning van het nemen van een bocht.
“Bedankt voor best” of “Bedankt voor sterk”
Beide boorden weer even krachtig.
Scherpe bocht “Laat … lopen”
Beide Riemen horizontaal boven het water.
“Houden bakboord” of “Houden stuurboord”
Bak- of stuurboordriem verticaal in het water.
“Bakboord rond” of “Stuurboord rond”
Bij bakboord rond, bakboord strijkend zetten en stuurboord plat. Naar inpik en dan bladen kwartslag draaien, stuurboord nu halend en bakboord plat. Vervolgens naar uitpik enz. Bij stuurboord rond, stuurboord strijkend enz.
“Klapje bakboord” of “Klapje stuurboord”
Indien nodig om de boot meer in de juiste richting te leggen.
Passeren van een nauwe en of lage doorvaart “We naderen een (lage) brug”
Altijd zeggen. Heel onplezierig voor de roeier als er ineens een brugdek van achteren over hem heen komt.
“Sterk beide boorden”
Vooral bij een lange brug.
“Laat … lopen, slippen beide boorden”
Bij een smalle brug waar roeien niet mogelijk is en i.v.m. de stabiliteit de bladen licht slifferend.
“Liggen in de boot”
Bij een lage brug.
“Pak maar weer op” of “Boeg pakt op, 2 pakt op, enz.”
Na het passeren van de brug en vlot doorvaren om het overige verkeer niet te hinderen.
NB: Het is verstandig om de commando’s bij het passeren van een nauwe en/of lage doorvaart tijdig te geven. Bij het passeren van een doorvaart deze altijd zo naderen dat deze in zijn geheel te zien is (vrij varen) en daardoor ook het eventueel tegemoetkomend verkeer.
16
Ontwijken van obstakels “Let op riemen bakboord” of “Let op riemen stuurboord” “Hoog scheren bakboord” of “Hoog scheren stuurboord”
Bij hoog scheren wordt de riem bij de recover dieper door de boot bewogen waardoor het blad hoger boven het water.
“Hoog scheren beide boorden”
Wordt gebruikt bij hoge golven.
Aanleggen “We komen over stuurboord aan” “Light paddle” “Laat … lopen” “Stuurboord riemen hoog, bakboord klaar om te houden” “Houden bakboord” “Bedankt voor houden”
Als de boot stil ligt.
“Stuur stapt uit”
Stuur begeleidt de roeiers bij het uitstappen.
NB : Bij uitstappen wordt de bakboord riem ‘meegenomen’ en naast de, nog in de dol zittende, stuurboord riem gelegd. Overslag stuurboord los en de riemen worden per paar eerst naar binnen gebracht en weggelegd of opgehangen. De stuur maakt de boot intussen verder klaar (overslagen, roertje, stuurtouwtjes, landvasten, ontluchtingsstoppen) om de boot uit het water te kunnen halen. De roeiers zetten, zo nodig, de bokjes klaar en maken de slidings schoon. De boot kan uit het water.
17
Uitstappen, in omgekeerde volgorde van het instappen. (Voorbeelden - het naar binnen brengen van een skiff.)
“overslag open”.
Bij uitstappen wordt ‘waterkant’ riem meegenomen en naast de ‘walkant’ gelegd.
18
Neerleggen riem en overslag ‘walkant’ open en…
…riemen per paar naar binnen met het blad naar voren.
19
Luchtkasten open.
Slidings schoonmaken.
20
Plaats schraagje en boot afdrogen van beneden naar boven. (Voorbeelden - het naar binnen brengen van een C4x.)
“Handen aan de boorden”.
21
“Tillen gelijk …”
“Boven de hoofden …”
22
“… en aan de boorden”.
“Boot in de stelling”.
23