1
Colofon Publicatie Institute for the History of Art, Architecture and Urbanism, TU Delft Redactie oorspronkelijke uitgave Otakar Máčel, Sander Woertman en Catharina van Esch Herziene uitgave, januari 2011 Charlotte van Wijk Redactieadres Faculteit Bouwkunde Julianalaan 134, Delft Distributie via Blackboard 2
Handleiding Scripties
Inhoud I. Algemene bureaucratische informatie 5 II. Algemene inhoudelijke informatie 5 III. Begeleiding 6 IV. Fasering van het proces 7 V. Uitvoering en indeling van een scriptie 8 VI. Het vinden van literatuur 8 VII. Het vinden van primaire bronnen 10 VIII. Noten, citaten en literatuuropgaven 10 3
4
I. Algemene bureaucratische informatie
ontwerp, waar eigen opvattingen, eigen keuzes en voorkeuren kunnen of moeten worden uitgedragen, veronderstelt dit werkstuk de positie van een waarnemer, die van een objectiverende en kritische houding ten opzichte van het onderwerp blijk moet geven.
Vanaf september 2003 is de scriptie Geschiedenis een verplicht onderdeel van het Masters curriculum van de afstudeerrichting Architectuur. De scriptie behoort tot het tweede semester. Voor alle richtingen binnen Architectuur geld dezelfde vakcode AR2A010.
De thematiek van de scriptie kan op het gebied van de architectuur, stedenbouw, beeldende kunst, design, fotografie, film of literatuur liggen. Bij de laatste thematiek wordt een samenhang met het ‘bouwen’ verondersteld. Het onderwerp kan uiteenlopend zijn. Het kan een monografi sche studie over een architect of een kunstenaar zijn, waarbij bij bekende personen een toespitsing op bepaald aspect, tijd enzovoorts ge wenst is. Dit omdat er al genoeg (in het alge meen) over zo’n persoon geschreven is. Het kan een typologisch onderwerp zijn - over een soort gebouw. Liefst niet door de eeuwen heen, maar toegespitst tot een bepaalde tijdperk, of aspect. Het kan ook een topografisch-territoriaal onderwerp zijn, al of niet in combinatie met andere aspecten. Tenslotte kan het ook een abstract onderwerp zijn; ritme schaal, verhoudingsleer, ornament, eclecticisme, monumentaliteit en zo voort.
De omvang: De scriptie ter waarde van zes ECTS moet bestaan uit 15 tot 25 bladzijden pure tekst, 15 is het minimum. Per pagina gaat het ongeveer om 600 woorden of 4 duizend tekens. Een bovengrens wordt niet echt gesteld, maar het is de bedoeling, dat u de scriptie-taak binnen bepaalde grenzen vervult. Een ervaren schrijver heeft ooit opgemerkt: “In der Besc hränkung zeigt sich der Meister”. Mies van der Rohe heeft het later nog korter gezegd, maar toen had hij het niet over het schrijven. De scriptie is een individuele verplichting, maar het is toegestaan om deze te schrijven met zijn tweeën. In zo’n geval krijgen beide auteurs hetzelfde cijfer. Scriptiewerkplaatsen: Soms word door de staf een onderwerp aangeboden, dat in een groep wordt bestudeerd. Het voordeel van zo’n werkplaats is dat je nu niet alleen, maar met een aantal studenten onder begeleiding van een docent aan het zelfde onderwerp of thema werkt. Tijdens de periode komt een groep meestal wekelijks bij elkaar. Op deze wijze kun je gemakkelijk kennis, materiaal en of informatie met elkaar uitwisselen. De uiteindelijke scriptie wordt wél zelfstandig geschreven. Meer informatie over deze werkplaatsen krijgen de studenten tijdens het inleidende college over het maken van een scriptie. Verder kun je deze informatie vinden op Blackboard, waar eventuele scriptiewerkplaatsen worden aangekondigd.
‘Last but not least’: bij de scriptie wordt niet de ont dekking van Amerika verwacht. Een degelijke literatuurstudie over het onderwerp is al heel wat. Aard van de tekst: De scriptie Geschiedenis is een vakkundig bericht over het gedane onderzoek, het is vergelijkbaar met een uitgebreid artikel in de vakpers. De argumentatie moet verifieerbaar zijn en de redactionele opzet moet logisch zijn. De auteur moet blijk geven van een kritische en objectiverende houding ten opzichte van het onderwerp. Voor eigen argumentatie en inzichten geldt de zelfde houding als die ten opzichten van de literatuur en andere bronnenmaterialen Een verantwoorde keuze van afbeeldingen, indien van toepassing, hoort bij de tekst.
II. Algemene inhoudelijke informatie
Op grond van het voorgaande wordt verwacht, dat de scriptieschrijver het volgende bereikt:
Onderwerp: Bij de scriptie Geschiedenis gaat het in de ruime zin om het ontwerpen, maar dan als waarneming, beoordeling ervan in plaats van het maken van een ontwerp. In principe gaat het om hetzelfde vakgebied, maar om een andere houding. In tegenstelling bijvoorbeeld tot een toelichting tot een eigen
- kennis van relevante literatuur over het onderwerp; - kritische houding ten opzichte van de literatuur en de bronnen; - grondige kennis van het onderwerp zelf; - adequate opbouw van de scriptie; - correct taalgebruik; - correcte wijze van vermelden van de bronnen en de literatuur en het gebruik van eind- of voetnoten.
tegenoverliggende pagina: Caravaggio, De heilige Mattheus, bezig met het schrijven van zijn scriptie, oftewel evangelie. 1602
5
III. Begeleiding
wkundige onderwerpen Cor Wagenaar en Reinout Rutte en over het overige, wat dan architectuurge schiedenis wordt genoemd, Herman van Bergeijk, Hans van Dijk en Charlotte van Wijk. De scriptiecoördinatoren hebben een spreekuur, waar u kunt overleggen over het onderwerp en over een geschikte docent. Ook de overige vakdocenten hebben of een spreekuur, of u kunt met hen een afspraak maken. Details aangaande de beschikbaarheid van docenten zijn te vinden op Blackboard. Natuurlijk kunt u ook andere personen raadplegen, maar er is als regel altijd één docent voor de begeleiding en de beoordeling verantwoordelijk.
De begeleiding van de scriptie Geschiedenis is de taak van de staf van de leerstoel Architectuur- en Stedebouwgeschiede nis. Het werk wordt gecoördineerd door de scriptie coördinatoren. Bij de afstudeerrichting Architectuur zijn dat: Herman van Bergeijk voor Urban Architecture en Restauratie & Renovatie en Hans van Dijk voor Interieur. Voor de stedenbouwscriptie kunt zich wenden tot Reinout Rutte of Cor Wagenaar. In principe is de taakverdeling binnen de leerstoel zoda nig, dat over onderwerpen van beeldende kunst Everhart Korthals Altes gaat, over stedenbou-
Voorbeeld van een scriptie
6
IV. Fasering van het proces:
bijdrage in deze context.
1: Het kiezen van een scriptie onderwerp. De keuze van een scriptie-onderwerp wordt in eerste instantie gemaakt op basis van een persoonlijke belangstelling voor een bepaald thema uit de architectuur-, kunst-, of stedebouwgeschiedenis, maar het is ook toegestaan om over een onderwerp te schrijven dat meer is toegesneden op de architectuurtheorie of architectuurkritiek. Een andere mogelijkheid is het doen van een bouwhistorisch onderzoek. Indien een scriptiewerkplaats wordt aangeboden doror een van de docenten, is het mogelijk om binnen dat kader tot de keuze van een onderwerp te komen.
5: Zodra de fase van het literatuur- en of bronnenonderzoek is voltooid en je op grond hiervan in staat bent de kennis te ordenen, volgt een onderhoud over de opbouw van de scriptie. Als dit goed verloopt, kun je beginnen met het uiteindelijke uitwerken van de scriptie. Net als bij een artikel in een tijdschrift handelt een scriptie over een onderwerp en is het géén verslag over het eigen leerproces; een scriptie is een onderzoeksverslag dat thematisch gericht is, keuzen over wat wel en niet bij de scriptie hoort, dienen dan ook aan de hand van die thema’s gemaakt te worden. 6: De voltooide scriptie lever je bij je begeleider in en er wordt een afspraak gemaakt voor de beoordeling. De scriptie wordt bewaard in het archief van het werkverband Geschiedenis, het auteursrecht blijft bij de schrijver.
2: Begeleiding bij het schrijven van een scriptie. Voor de begeleiding bij de scripties kan men zich direct wenden tot de desbetreffende vakdocent of tot de scriptie coördinator, bij wie over de juiste begeleiding nader overlegd kan worden. Op Blackboard staat een overzicht van de docenten en hun onderwerpen. Natuurlijk kunnen ook andere personen om advies geraadpleegd worden, maar er is als regel altijd een docent voor de begeleiding en beoordeling verantwoordelijk.
Let op: Het hele proces dient binnen een semester te worden afgerond, waarbij rekening moet worden gehouden met de tijd die de docent nodig heeft om het werkstuk te lezen en van een cijfer te voorzien. De scriptie moet daarom uiterlijk een maand voor het einde van het semester worden ingeleverd. Sommige studenten geven er de voorkeur aan de scriptie bijvoorbeeld in de zomervakantie te schrijven; hou er in dat geval rekening mee dat docenten wel eens afwezig kunnen zijn, en dat je uiterlijk bij de P2 het cijfer moet hebben.
3: Het gekozen onderwerp van de scriptie moet door de begeleider worden goedgekeurd; 4: Als je onderwerp is goedgekeurd begin je met het verzamelen en het bestuderen van het materiaal, waarbij het verstandig is om in het begin vooral in de breedte te zoeken om zo toekomstige keuzen mogelijk te maken. Het schrijven over een bepaald thema veronderstelt zelfs een meervoud van het materiaal dat uiteindelijk in de scriptie zal worden gebruikt. Bij het maken van aantekeningen, scans of kopieën is het verstandig hun herkomst direct op te schrijven. Het later opzoeken kost vaak -en zoals uit ervaring blijkt -onnodig veel tijd. Een goede ordening -zowel thematisch als chronologisch -van het verkregen materiaal vergemakkelijkt zijn latere bewerking. Omdat de literatuur de verzamelde kennis van het vakgebied tot nu toe omvat, is een literatuurstudie vrijwel altijd de eerste stap in het onderzoek. Bij de presentatie van het onderzoek (de scriptie) hoort uit redactioneel oogpunt een hoofdstuk over de literatuurstudie aan het begin. Dit kan (een deel van) je inleiding vormen. De schrijver presenteert dus aan het begin van de scriptie de huidige staat van de kennis over het onderwerp en plaatst zijn eigen
7
V. Uitvoering en indeling van een scriptie
zodat zij terug te vinden zijn;
De tekst van de scriptie moet getypt worden en niet al te vaak (per bladzijde!) door afbeeldingen onderbroken worden. Afbeeldingen moeten worden voorzien van een bijschrift en de bron moet worden vermeld. Bouwkundige tekeningen moeten worden voorzien van een schaalaanduiding en eventueel orientatie. De scriptie dient op A4 formaat en voorzien van een ringbandje te worden ingeleverd bij de docent.
7. De bijlagen als surplus van het opstel. In de
De indeling moet beantwoorden aan de volgende punten:
Voor afwijkende vormen van scripties, bij voorbeeld een deel tekst en een deel bewegende beelden, dient men zich voor overleg te voegen bij de begelei dende docent.
bijlagen komt materiaal dat van belang is maar bij plaatsing in de tekst deze te veel zou onderbreken. Dit kunnen kopieën zijn van bepaald bronnenmateriaal, een extra toelichting op een detail van de schrijver of uit de literatuur, etc. Ook kunnen illustraties in de bijlagen worden opgenomen als zij niet in de tekst zijn geplaatst (wel altijd met onderschrift of nummer).
1. De titelpagina met de titel van de scriptie, de
naam, het emailadres, de studierichting en het studentnummer van de auteur en de datum;
VI. Het vinden van literatuur
2. De inhoudsopgave met een ondertitel die kort
De nodige literatuur -afhankelijk van het onderwerp -kan men vinden in de bibliotheek van Bouwkunde, de Centrale Bibliotheek van de TU-Delft, de Koninklijke Bibliotheek, alle andere openbare bibliotheken en uiteraard op het Internet. Wanneer een bepaald boek niet in de Bouwkunde bibliotheek aanwezig is, kan het via de website van de bibliotheek worden aangevraagd. Voor eventuele informatie hierover wordt doorverwezen naar de balie van de bibliotheek. Voor tijdschriftartikelen geef je opdracht tot het maken van fotokopieën van het desbetreffende artikel daar de tijdschriften zelf niet uitgeleend kunnen worden. Voor deze service wordt wel een klein geldbedrag gevraagd.
de inhoud en de trefwoorden uit het betreffende hoofdstuk weergeeft;
3. Een voorwoord {facultatief) waarin de auteur
in het kort zijn beweegredenen voor de onderwerpkeuze uiteenzet of zijn woorden van dank uitspreekt. Dit is iets anders dan de inleiding die juist een integraal deel van de scriptie zelf is; een inleiding in de problematiek;
4. Het eigenlijke opstel dat in een aantal hoofdstukken is ingedeeld eventueel voorzien van illustraties. Het is belangrijk nog op te merken, dat de scriptie Geschiedenis geen karakter van een rapport heeft, maar een samenhangend en verhalend be toog dient te zijn. Dus geen doorgenummerde korte stukjes tekst achter elkaar, maar een opstel in enkele hoofdstukken. Eventuele onderverdeling kan door nieuwe alinea’s of met tussenkopjes gemaakt worden;
Het is ook mogelijk om het scriptie-archief van het Werkverband Geschiedenis te raadplegen. Overleg hiervoor met je docent. Het zoeken naar de nodige literatuur gaat het gemakkelijkst door gebruik te maken van een van de standaard bibliografieën. Een bibliografie is een literatuuroverzicht, gerangschikt naar onderwerp. Op het gebied van de architectuur- , kunst en stedebouwgeschiedenis bestaan verscheidene bibliografieën. Ze verschillen van elkaar door de onderwerpen en de literatuur (soort boek of tijdschrift) die voor de samenstelling van de bibliografie is gebruikt. Hierna volgt een beknopte lijst -gesorteerd per vakgebied - van de op de faculteit aanwezige bibliografieën.
5. De noten kunnen op dezelfde pagina geplaatst
worden (voetnoten) of aan het einde van de tekst {eindnoten). Het gebruik van noten is de verantwoording t.a.v. een bepaalde mededeling, zodat de lezer het desgewenst kan terugvinden. De noten kunnen ook gebruikt worden voor een kort commentaar die in de lopende tekst storend zou werken (zie verder ‘bronvermelding);
6. Een literatuurlijst met de geraadpleegde literatuur en bronnenmateriaal.Deze lijst kan alfabetisch of chronologisch (soms thematisch) geordend worden. Specifiek bronnenmateriaal (archieven, etc.) moeten met hun vindplaats apart vermeld worden (zie verder ‘toelichting literatuur’). Internetbronnen moeten met hun internetadres opgegeven worden,
Bibliografieën voor Architectuurgeschiedenis: ABSIS ABSIS is een gedigitaliseerde database (bibliografie) gericht op Nederlandse en Belgische architectuur, stedebouw en bouwtechniek. Het zwaartepunt ligt op architectuur. Het gaat hierbij om: 8
-werk van Nederlandse en Belgische architecten waar ook ter wereld; -in Nederland en België al dan niet gerealiseerde ontwerpen op het gebied van architectuur, stedebouw, landschap en restauratie. Ontsluiting (opzoekbaar) op: Architect, Plaats, Jaar, Type project, Titelwoorden en Trefwoorden.
in de bibliotheek aanwezig zijn.
De in de database opgenomen gegevens zijn afkomstig uit de ca. 300 binnen- en buitenlandse tijdschriften die in de bouwkunde bibliotheek aanwezig zijn. Dit is een belangrijk uitgangspunt: de gegevens zijn daarmee voor zowel studenten als de staf in de bouwkundebibliotheek terug te vinden. Op het terrein van de Nederlandse en Belgische onderwerpen kan ABSIS gezien worden als een goede aanvulling op de API en Iconda bibliografieën. ABSIS begint vanaf 1989.
Design Book Review Er zijn ook tijdschriften die alleen gespecialiseerd zijn in boekbesprekingen, zoals ‘Design Book Review’ (1987-1997) en ‘Journal für Kunstgeschichte’ (vanaf 1999).
Verder zijn er verschillende bibliografieën die gespecialiseerd zijn, bijvoorbeeld naar land en tijd, zoals: ‘Bibliographie zur Architektur im 19.Jahrhundert’ die de Duitstalige tijdschriften tussen 1798 en 1918 betreft, of ‘Soviet Architecture 1917-1962’ etc.
Bibliografieën voor Kunst- en Architectuurgeschiedenis Sommige bibliografieën zijn vanuit kunsthistorisch oogpunt samengesteld en omvatten dus zowel literatuur over de architectuur als over de beeldende kunst.
Een voorloper van de ABSIS is het DLO(Dienst Literatuur Onderzoek)-systeem. Dit systeem bestaat uit de kaarten die in de bouwkundebibliotheek in de kaartenbakken staan. Het bevat informatie uit Nederlandse tijdschriften - heel sporadisch ook buitenlandse - uit de periode 1945-1982. Je kunt zoeken op auteur, plaats en soort gebouw.
Het Repertorium Het Repertorium betreffende de Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst is een uitgave van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige bond. Het bevat artikelen over archeologie, architectuur- en kunstgeschiedenis en monumentenzorg uit de periode 1901-1970. De afzonderlijke delen hebben ook een topografische ingang en zijn voorzien van een index. Naast de vaktijdschriften is ook de regionale literatuur geëxcerpeerd. Meer dan de helft van de gegevens betreft architectuur.
Verder beschikt de bouwkunde bibliotheek nog over de volgende bibliografieën: API (Architectural Publication Index) API is een Engelse bibliografie over bouwkunde, uitgegeven door het RIBA. Deze ontsluit architectuurtijdschriften en boeken in internationale context. Ten opzichte van ABSIS is de keuze algemener, d.w.z. dat van de nederlandstalige tijdschriften alleen de Archis en De Architect aanwezig zijn. Ook de selectie lijkt nogal willekeurig en is erg Angelsaksisch georiënteerd. Ontsluiting op architect (auteur) en onderwerp.
RILA Het Repertoire International de la literature de I’ Art (RlLA) is een Engelstalige publicatie van de Paul Getty Foundation. Het bestaat sinds 1975 en behandelt architectuurhistorische en kunsthistorische literatuur. RILA is in de bibliotheek in boekvorm aanwezig {helaas niet volledig).
ICONDA ICONDA is een Duitse bouwkundige bibliografie (IRB, Stuttgart) met het zwaartepunt op bouwtechniek en civiele techniek. Vindbaar ook via het internet. ICONDA begint vanaf 1976. verder biedt het een internationale keuze van tijdschriften, boeken, rapporten en congresverslagen. Ontsluiting op architect (auteur) en onderwerp.
Art Index De Art Index: een kunsthistorische bibliografie uit de Verenigde Staten. In deze index zijn tijdschriften, boeken en catalogi vanaf 1922 opgenomen. let op, alleen de Centrale Bibliotheek van de TU Delft beschikt over de Art index. Bibliografieën voor Stedebouwgeschiedenis: Het DLO-systeem Alle bibliografieën over architectuur bevatten gegevens over stedebouw, het DLO-systeem echter in het bijzonder. Ook de overige bibliografieën over kunst- en architectuurgeschiedenis vermelden historisch gerichte stedebouwkundige studies.
Daarnaast kan men nog raadplegen: Avery Index De Avery Index is een Amerikaanse bibliografie en in de bouwkunde bibliotheek in boekvorm aanwezig. De Avery Index richt zich op architectuur en ontsluit internationale architectuur tijdschriften en boeken. Het accent ligt op Amerikaanse publicaties met als bijkomend nadeel dat veel van deze publicaties niet
9
The History of Urban and Regional Planning Bijzondere vermelding verdient de publicatie van A. Sutcliffe, The History of Urban and Regional
Planning: An Annotated Bibliography, London, 1981.
VIII. Noten, citaten en literatuuropgaven
Bibliografie van de stedebouwgeschiedenis van Nederland Specifiek voor de Nederlandse stadsgeschiedenis is de bibliografie van C. van Herwijnen: Bibliografie van de stedebouwgeschiedenis van Nederland, Leiden, 1978. Verder zijn er verschillende bibliografieën in de bibliotheek aanwezig.
Noten worden gebruikt voor verwijzing naar bronnen, naar literatuur, om de plaats van een citaat aan te geven en om een opmerking te plaatsen die de tekst te veel zou onderbreken. Citaten worden tussen aanhalingstekens geplaatst en van een noot voorzien waaruit blijkt wat de oorspronkelijke plaats van herkomst is. Het overschrijven of vertalen van stukken uit de literatuur zonder bronvermelding alsof het eigen tekst is, is bedrog en kan leiden tot ongeldig verklaring van de scriptie. Citaten moeten in de oorspronkelijke taal of in het Nederlands worden weergegeven.
Internet Op internet is een keur aan zoekmachines te raadplegen, zoals google en wikipedia, maar denk er aan dat deze informatie vaak niet gecontroleerd, en dus wellicht niet correct is. Het is niet verstandig om informatie hiervan over te nemen zonder het te verifieren met behulp van een primaire bron, of eventueel gezaghebbende secundaire bronnen. Beter is het om via internet te zoeken binnen gespecialiseerde omgevingen, zoals het Collectie Informatiesysteem van het NAi. Zo vind je direct primaire en secundaire bronnen. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft, naast een aantal andere handige ingangen naar Europese informatie, een zeer groot aantal Historische Kranten uit Nederland ontsloten via haar website. Dit zijn slechts twee voorbeelden, maar het is altijd een goed idee om op internet te zoeken naar een architectuurinstituut, of een (universiteits)bibliotheek, in de omgeving van je onderzoeksobject.
Bronvermelding Vermeld bij een boek altijd: de auteur, de titel (cursief), de plaats en het jaar van uitgave tussen haakjes. Bij een citaat ook het pagina nummer. Een aantal voorbeelden: Leonardo Benevolo, Die sozialen Ursprunge des modernen Stadtebaus (Gutersloh, 1971) Bij meervoudige aanhaling van hetzelfde boek wordt in de voetnoten de titelomschrijving bekort Leonardo Benevolo, Idem, p. 37. Indien meer boeken van Benevolo aangehaald worden dan:
VII. Het vinden van primaire bronnen
L. Benevolo, 1971, Ibidem, p. 37.
Op het gebied van architectuur kan je bij primaire bronnen denken aan brieven van de ontwerper, tekeningen uit het archief van de ontwerper, historische foto’s, maar ook het gebouw zelf. Als een gebouw dat je onderzoekt nog bestaat is een bezoek altijd aan te bevelen. Voor de papieren bronnen geldt, dat als de ontwerper zelf niet meer actief is en het bureau niet meer bestaat, een gemeentearchief nog informatie kan opleveren. Het NAi beheert daarnaast een groot aantal archieven van Nederlandse architecten, niet alleen ouder materiaal, maar ook bijvoorbeeld dat van Rem Koolhaas. Via de website van het NAi is te zien om welke archieven het gaat.
Bij een tijdschrift: auteur, titel, tijdschrift (vet) , jaargang, jaar, nummerpagina nummers: Rudi Fuchs, Het cultureel besef van de bouwkunde opleiding. De Omslag, 1992, 2e jrg. nr. 5, pp. 10-14. Bij meervoudige aanhaling: Rudi Fuchs, De Omslag, Idem. pp. 18-22. Indien er meer artikelen van dezelfde auteur in het tijdschrift voorkomen komen de jaargang en het nummer er nog bij.
10