colofon Publicatie Institute for the History of Art, Architecture and Urbanism, TU Delft Redactie oorspronkelijke uitgave Otakar Máčel, Sander Woertman en Catharina van Esch Herziene uitgave, November 2008 Charlotte van Wijk
Redactieadres Faculteit Bouwkunde, West 1+ Julianalaan 134, 2628 BL, Delft
Distributie via Blackboard
Handleiding Scripties
I. Algemene bureaucratische informatie
II. Algemene inhoudelijke informatie
Vanaf september 2003 is de scriptie Geschiedenis een verplicht onderdeel van het Masters curriculum van de afstudeerrichting Architectuur in het derde semester. Voor alle richtingen binnen Architectuur geld dezelfde vakcode AR3A151.
Bij de scriptie Geschiedenis gaat het in de ruime zin om het ontwerpen, maar dan als waarneming, beoordeling ervan in plaats van het maken. In principe gaat het om hetzelfde vakgebied maar om een andere houding. In tegenstelling bij voorbeeld tot een toelichting tot een eigen ontwerp, waar eigen opvattingen, eigen keuzes en voorkeuren kunnen of moeten worden uitgedragen, veronderstelt dit werkstuk een positie van een waarnemer, die van een objectiverende en kritische houding ten opzichte van het onderwerp blijk moet geven. De scriptie Geschiedenis is een vakkundig bericht over het gedane onderzoek, het is vergelijkbaar met een uitgebreid artikel in de vakpers. De argumentatie moet verifieerbaar zijn en de redactionele opzet moet logisch zijn. Voor eigen argumentatie en inzichten geldt de zelfde houding als die ten opzichten van de literatuur en andere bronnenmaterialen Een verantwoorde keuze ervan afbeeldingen, indien van toepassing, hoort bij de tekst. Op grond van het voorgaande wordt verwacht, dat de scriptieschrijver het volgende bereikt: - kennis van relevante literatuur over het onderwerp; - grondige kennis van het onderwerp zelf; - adequate opbouw van de scriptie; - kritische houding ten opzichte van de literatuur en de bronnen; - correct taalgebruik; - correcte wijze van vermelden van de bronnen en de literatuur en het gebruik van de eind- of voetnoten.
De scriptie is een individuele verplichting, maar het is toegestaan om deze te schrijven met zijn tweeën. In zo’n geval krijgen beide auteurs hetzelfde cijfer. De scriptie werkplaats: Soms word door de staf een onderwerp aangeboden, dat in een groep wordt bestudeerd. Het voordeel van een werkplaats is dat je nu niet alleen, maar met een aantal studenten onder begeleiding van een docent aan het zelfde onderwerp of thema werkt. Tijdens de beginperiode komt een groep meestal wekelijks bij elkaar. Op deze wijze kun je gemakkelijk kennis, materiaal en of informatie met elkaar uitwisselen. De uiteindelijke scriptie wordt wél zelfstandig geschreven. Meer informatie over deze werkplaatsen krijgen de studenten tijdens het inleidende college over het maken van een scriptie. Verder kun je deze informatie ook vinden op blackboard, waar de verschillende mogelijkheden worden aangekondigd. De omvang: De scriptie ter waarde van zes europunten (ofwel ECTS) moet bestaan uit 15 tot 25 bladzijden pure tekst, 15 is het minimum. Per pagina gaat het ongeveer om 600 woorden of 4 duizend tekens. Een bovengrens wordt niet echt gesteld, maar het is de bedoeling, dat u de scriptie-taak binnen bepaalde grenzen vervult. Een ervaren schrijver heeft ooit opgemerkt: “In der Beschränkung zeigt sich der Meister”. Mies van der Rohe heeft het later nog korter gezegd, maar toen had hij het niet over het schrijven. Voor afwijkende vormen van scripties, bij voorbeeld een deel tekst en een deel bewegende beelden, dient men zich voor overleg te voegen bij de begeleidende docent.
De auteur moet blijk geven van een kritische en objectiverende houding ten opzichte van het onderwerp, is de argumentatie verifieerbaar en moet het artikel in redactioneel opzicht logisch geordend zijn. Voor eigen inzichten en vondsten geldt de zelfde houding als die ten opzichte van de literatuur en andere bronmaterialen. Een verantwoorde keuze van afbeeldingen, indien van toepassing, hoort bij de tekst. Het is belangrijk nog op te merken, dat de scriptie Geschiedenis geen karakter van een rapport heeft, maar een samenhangend en verhalend betoog dient te zijn. Dus geen doorgenummerde korte stukjes tekst achter elkaar, maar een opstel in enkele hoofdstukken. Eventuele onderverdeling kan door nieuwe alinea’s of met tussenkopjes gemaakt worden.
tegenoverliggende pagina: Caravaggio, De heilige Mattheus, bezig met het schrijven van zijn scriptie, oftewel evangelie. 1602
De thematiek van de scriptie kan op het gebied van de architectuur, stedenbouw, beeldende kunst, design en fotografie, film en literatuur liggen. Bij de
laatste thematiek wordt een samenhang met het ‘bouwen’ verondersteld. De onderwerpen kunnen uiteenlopend zijn. Het kan een monografische studie over een architect of een kunstenaar zijn, waarbij bij de bekende personen een toespitsing op bepaald aspect, tijd enzovoorts gewenst is. Dit omdat er al genoeg (in het algemeen over zo’n persoon geschreven is. Het kan een typologisch onderwerp zijn - over een soort gebouw. Liefst niet door de eeuwen heen, maar toegespitst tot een bepaalde tijdperk, of aspect.
In principe is de taakverdeling binnen de leerstoel zodanig, dat over onderwerpen van beeldende kunst Everhart Korthals Altes gaat, over de stedebouwkundige onderwerpen prof. Franziska Bollerey, Cor Wagenaar en Reinout Rutte en over het overige wat dan architectuurgeschiedenis wordt genoemd, Herman van Bergeijk en Hans van Dijk.
De scriptie coördinatoren hebben een spreekuur, waar u kunt overleggen over het onderwerp en over een geschikte docent. Ook de overige vakdocenten hebben of een spreekuur, of kunt u met hun een afspraak maken. Natuurlijk kunt u ook andere Het kan ook een topografisch-territoriaal onderwerp personen raadplegen, maar er is als regel altijd één docent voor de begeleiding en de beoordeling zijn, al of niet in combinatie met andere aspecten. Tenslotte kan het ook een abstract onderwerp zijn; verantwoordelijk. ritme schaal, verhoudingsleer, ornament, eclectiPer 1 september 2008 neemt Dr. Otakar Máčel geen cisme, monumentaliteit en zo voort. nieuwe studenten meer aan voor het begeleiden van ‘Last but not least’: bij de scriptie wordt niet de wederontdekking van Amerika verwacht. Een degelijke literatuurstudie over het onderwerp is al heel wat.
III. Begeleiding De begeleiding van de scriptie Geschiedenis is de taak van de staf van de leerstoel Architectuur- en Stedebouwgeschiedenis. Het werk wordt gecoördineerd door de scriptie coördinatoren. Bij de afstudeerrichting Architectuur zijn dat: Herman van Bergeijk voor Urban Architecture en Restauratie & Renovatie, en Hans van Dijk voor Interieur. Voor de stedenbouwscriptie kunt zich wenden tot Reinout Rutte of Cor Wagenaar.
de scripties. De studenten die al aan hun scriptie zijn begonnen worden tot aan de voltooiing van de scriptie nog begeleid. Een afspraak voor de begeleiding dient dan via de e-mail te worden gemaakt. (
[email protected]) Er wordt echter een uitzondering gemaakt voor studenten die de volgende onderwerpen kiezen; Architectuur en Fotografie, Architectuur en Film, Architectuur en Literatuur, Avant-garde uit voormalig Oost-Europa, Design, Nederlandse stadhuizen uit de 20ste eeuw en de architect Kropholler. Voor deze laatste drie onderwerpen kan ook contact worden gezocht met Charlotte van Wijk (
[email protected]).
Voorbeeld van een scriptie
Bij de totstandkoming van de scriptie zijn 5: Zodra de fase van het literatuur- en of bronnenonderzoek is voltooid de volgende stappen van belang: 1: Het kiezen van een scriptie onderwerp. De keuze van een scriptie-onderwerp wordt in eerste instantie gemaakt op basis van een persoonlijke belangstelling voor een bepaald thema uit de architectuur-, kunst-, of stedebouwgeschiedenis, maar het is ook toegestaan om over een onderwerp te schrijven dat meer is toegesneden op de architectuurtheorie of architectuurkritiek. Een andere mogelijkheid is het doen van een bouwhistorisch onderzoek. De scriptie werkplaatsen Uit ervaring weten we dat het kiezen van een geschikt scriptieonderwerp voor veel studenten een moeilijke opgave is. Vandaar dat het van tijd tot tijd ook mogelijk is om met een zogenaamde scriptie werkplaats mee te doen. Zie hiervoor ook hoofdstuk I van deze handleiding. 2: Begeleiding bij het schrijven van een scriptie. Voor de begeleiding bij de scripties kan men zich direct wenden tot de desbetreffende vakdocent of scriptiecoördinator, bij wie over de juiste begeleiding nader overlegd kan worden. Natuurlijk kunnen ook andere personen geraadpleegd worden, maar er is als regel altijd één docent voor de begeleiding en beoordeling verantwoordelijk. 3: Het gekozen onderwerp van de scriptie moet door de begeleider worden goedgekeurd; 4: Als je onderwerp is goedgekeurd begin je met het verzamelen en het bestuderen van het materiaal, waarbij het verstandig is om in het begin vooral in de breedte te zoeken om zo toekomstige keuzen mogelijk te maken. Het schrijven over een bepaald thema veronderstelt zelfs een meervoud van het materiaal dat uiteindelijk in de scriptie zal worden gebruikt. Bij het maken van kopieën is het verstandig hun herkomst direct op te schrijven. Het later opzoeken kost vaak -en zoals uit ervaring blijkt -onnodig veel tijd. Een goede ordening -zowel thematisch als chronologisch -van het verkregen materiaal vergemakkelijkt zijn latere bewerking. Omdat de literatuur de verzamelde kennis van het vakgebied tot nu toe omvat, is een literatuurstudie vrijwel altijd de eerste stap in het onderzoek. Bij de presentatie van het onderzoek (de scriptie) hoort uit redactioneel oogpunt eerst een hoofdstuk over de literatuurstudie, de literatuurkritiek, aan het begin plaats te vinden. De schrijver presenteert dus aan het begin van de scriptie de huidige staat van de kennis over het onderwerp en plaatst zijn eigen bijdrage in deze context.
en je op grond hiervan in staat bent de kennis te ordenen, volgt een onderhoud over de opbouw van de scriptie. Als dit goed verloopt, kun je beginnen met het uiteindelijke uitwerken van de scriptie. Net als bij een artikel handelt een scriptie over een onderwerp en is het géén verslag over het eigen leerproces; een scriptie is een onderzoeksverslag dat thematisch gericht is, keuzen over wat wel en niet bij de scriptie hoort, dienen dan ook aan de hand van die thema’s gemaakt te worden. 6: De voltooide scriptie lever je bij je begeleider in en er wordt een afspraak gemaakt voor de beoordeling. Een kopie van de scriptie blijft in het archief van het werkverband Geschiedenis, het auteursrecht blijft bij de schrijver. Vanzelfsprekend doen de studenten die meedoen met een scriptie werkplaats de eerste twee fasen gezamenlijk.
Uitvoering en indeling van een scriptie De tekst van de scriptie moet getypt worden en niet al te vaak (per bladzijde!) door afbeeldingen onderbroken worden. De indeling moet beantwoorden aan de volgende punten:
I. De titelpagina met de titel van de scriptie, de naam, studierichting en het studienummer van de auteur en de datum;
2. De inhoudsopgave met een ondertitel die kort de inhoud en de trefwoorden uit het betreffende hoofdstuk weergeeft;
3. Een voorwoord {facultatief) waarin de auteur in
De nodige literatuur -afhankelijk van het onderwerp -kan men vinden in de bibliotheek van Bouwkunde en van het NAi in Rotterdam, de Centrale Bibliotheek van de TU-Delft, de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, alle andere openbare bibliotheken en uiteraard op het Internet. Wanneer een bepaald boek niet in de Bouwkunde bibliotheek aanwezig is, kan het via de website van de bibliotheek worden aangevraagd. Voor eventuele informatie hierover wordt doorverwezen naar de balie van de bibliotheek. Voor tijdschriftartikelen in bibliotheken elders in het land geef je opdracht tot het maken van fotokopieën van het desbetreffende artikel, daar de tijdschriften zelf niet uitgeleend kunnen worden. Voor deze service wordt wel een klein geldbedrag gevraagd.
het kort zijn beweegredenen voor de onderwerpkeuze uiteenzet of zijn woorden van dank uitspreekt. Dit is iets anders dan de inleiding die juist een Het zoeken naar de nodige literatuur gaat het integraal deel van de scriptie zelf is; een inleiding in gemakkelijkst door gebruik te maken van een van de problematiek; de standaard bibliografieën. Een bibliografie is een literatuuroverzicht, gerangschikt naar onderwerp. 4. Het eigenlijke opstel dat in een aantal hoofd- Op het gebied van de architectuur- , kunst- en stukken is ingedeeld eventueel voorzien van illus- stedenbouwgeschiedenis bestaan verscheidene traties; bibliografieën. Ze verschillen van elkaar door de onderwerpen en de literatuur (soort boek of 5. De noten kunnen op dezelfde pagina geplaatst tijdschrift) die voor de samenstelling van de worden (voetnoten) of aan het einde van de tekst bibliografie is gebruikt. Hierna volgt een beknopte {eindnoten). Het gebruik van noten is de verant- lijst -gesorteerd per vakgebied - van de op de woording t.a.v. een bepaalde mededeling, zodat de faculteit aanwezige bibliografieën. lezer het desgewenst kan terugvinden. De noten kunnen ook gebruikt worden voor een kort commentaar die in de lopende tekst storend zou werken (zie Bibliografieën voor Architectuurgeschiedenis: verder ‘bronvermelding); ABSIS 6. Een literatuurlijst met de geraadpleegde ABSIS is een gedigitaliseerde database (bibliografie literatuur en bronnenmateriaal. Deze lijst kan gericht op Nederlandse en Belgische architectuur, alfabetisch of chronologisch (soms thematisch) stedenbouw en bouwtechniek. Het zwaartepunt ligt geordend worden. Specifiek bronnenmateriaal op architectuur. Het gaat hierbij om: (archieven, etc.) moeten met hun vindplaats apart -werk van Nederlandse en Belgische architecten vermeld worden (zie verder ‘toelichting literatuur’). waar ook ter wereld; Internetbronnen moeten met hun internetadres -in Nederland en België al dan niet gerealiseerde ontwerpen op het gebied van architectuur, opgegeven worden, zodat zij terug te vinden zijn; stedenbouw, landschap en restauratie. Ontsluiting 7. De bijlagen als surplus van het opstel. In de (opzoekbaar) op: Architect, Plaats, Jaar, Type project, Titelwoorden en Trefwoorden. bijlagen komt materiaal dat van belang is maar bij plaatsing in de tekst deze te veel zou onderbreken. De in de database opgenomen gegevens zijn Dit kunnen kopieën zijn van bepaald bronnenmaafkomstig uit de ca. 300 binnen- en buitenlandse teriaal, een extra toelichting op een detail van de tijdschriften die in de bouwkunde bibliotheek schrijver of uit de literatuur, etc. Ook kunnen illustraaanwezig zijn. Dit is een belangrijk uitgangspunt: de ties in de bijlagen worden opgenomen als zij niet in gegevens zijn daarmee voor zowel studenten als de de tekst zijn geplaatst (wel altijd met onderschrift of staf in de bouwkundebibliotheek terug te vinden. Op nummer). het terrein van de Nederlandse en Belgische onderwerpen kan ABSIS gezien worden als een goede aanvulling op de API en Iconda bibliografieën Toelichting bij het vinden van literatuur ABSIS begint vanaf 1989.
Een voorloper van de ABSIS is het DLO (Dienst Sommige bibliografieën zijn vanuit kunsthistorisch Literatuur Onderzoek)-systeem. Dit systeem bestaat oogpunt samengesteld en omvatten dus zowel lituit de kaarten die in de bouwkundebibliotheek in de eratuur over de architectuur als over de beeldende kaartenbakken staan. Het bevat informatie uit kunst. Nederlandse tijdschriften - heel sporadisch ook Het Repertorium buitenlandse - uit de periode 1945-1982. Je kunt Het Repertorium betreffende de Nederlandse monuzoeken op auteur, plaats en soort gebouw. menten van geschiedenis en kunst is een uitgave van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Tevens beschikt de bouwkunde bibliotheek nog over bond. Het bevat artikelen over archeologie, architecde volgende bibliografieën: tuur- en kunstgeschiedenis en monumentenzorg uit de periode 1901-1970. De afzonderlijke delen hebAPI (Architectural Publication Index) ben ook een topografische ingang en zijn voorzien API is een Engelse bibliografie over bouwkunde, van een index. Naast de vaktijdschriften is ook de uitgegeven door het RIBA. Deze ontsluit de architec- regionale literatuur geëxcerpeerd. Meer dan de helft tuurtijdschriften en boeken in internationale context. van de gegevens betreft architectuur. Ten opzichte van ABSIS is de keuze algemener, d.w.z. dat van de nederlandstalige tijdschriften RILA alleen de Archis en De Architect aanwezig zijn. Ook Het Repertoire International de la literature de I’ Art de selectie lijkt nogal willekeurig en is erg (RlLA) is een Engelstalige publicatie van de Paul Angelsaksisch georiënteerd. Ontsluiting op architect Getty Foundation. Het bestaat sinds 1975 en behan(auteur) en onderwerp. delt architectuurhistorische en kunsthistorische literatuur. RILA is in de bibliotheek in boekvorm aanwezig {helaas niet volledig). ICONDA ICONDA is een Duitse bouwkundige bibliografie Art Index (IRB, Stuttgart) met het zwaartepunt op bouw- De Art Index: een kunsthistorische bibliografie uit de techniek en civiele techniek. Vindbaar ook via het Verenigde Staten. In deze index zijn tijdschriften, internet. ICONDA begint vanaf 1976. verder biedt boeken en catalogi vanaf 1922 opgenomen. let op, het een internationale keuze van tijdschriften, boek- alleen de Centrale Bibliotheek van de TU Delft besen, rapporten en congresverslagen. Ontsluiting op chikt over de Art index. architect (auteur) en onderwerp. Bibliografieën voor Stedebouwgeschiedenis: Daarnaast kan men nog raadplegen: Het DLO-systeem Alle bibliografieën over architectuur bevatten gegevens over stedebouw, het DLO-systeem echter Avery Index De Avery Index is een Amerikaanse bibliografie en in het bijzonder. Ook de overige bibliografieën over in de bouwkunde bibliotheek in boekvorm aanwezig. kunst- en architectuurgeschiedenis vermelden histoDe Avery Index richt zich op architectuur en ontsluit risch gerichte stedebouwkundige studies. internationale architectuur tijdschriften en boeken. Het accent ligt op Amerikaanse publicaties met als The History of Urban and Regional Planning bijkomend nadeel dat veel van deze publicaties niet Bijzondere vermelding verdient de publicatie van A. Sutcliffe, The History of Urban and Regional in de bibliotheek aanwezig zijn. Planning: An Annotated Bibliography, London, 1981. Andere Bibliografieën Verder zijn er verschillende bibliografieën die gespe- Bibliografie van de stedebouwgeschiedenis van cialiseerd zijn, bijvoorbeeld naar land en tijd, zoals: Nederland ‘Bibliographie zur Architektur im 19. Jahrhundert’ die Specifiek voor de Nederlandse stadsgeschiedenis is de Duitstalige tijdschriften tussen 1798 en 1918 de bibliografie van C. van Herwijnen: Bibliografie van de stedebouwgeschiedenis van Nederland, betreft, of ‘Soviet Architecture 1917-1962’ etc. Leiden, 1978. Verder zijn er verschillende bibliografieën in de bibliotheek aanwezig. Design Book Review Er zijn ook tijdschriften die alleen gespecialiseerd zijn in boekbesprekingen, zoals ‘Design Book Zoekmachines Review’ (1987-1997) en ‘Journal für Op internet is een keur aan zoekmachines te Kunstgeschichte’ (vanaf 1999). raadplegen, zoals google, wikipedia, alta vista en yahoo, maar denk er aan dat deze informatie vaak Bibliografieën voor Kunsten niet gecontroleerd is en dus wellicht niet correct Architectuurgeschiedenis weergegeven wordt. Het is dus niet verstandig om klakkeloos informatie hiervan over te nemen.
Noten, citaten en literatuuropgaven Noten worden gebruikt voor verwijzing naar bronnen naar literatuur, om de plaats van een citaat aan te geven en om een opmerking te plaatsen die de tekst te veel zou onderbreken. Citaten worden tussen aanhalingstekens geplaatst en van een noot voorzien waaruit blijkt wat de oorspronkelijke plaats van herkomst is. Het overschrijven of vertalen van stukken uit de literatuur zonder bronvermelding alsof het eigen tekst is, is bedrog en kan leiden tot ongeldig verklaring van de scriptie. Citaten moeten in de oorspronkelijke taal of in het Nederlands worden weergegeven.
Bronvermelding Vermeld bij een boek altijd: de auteur, de titel (cursief), de plaats en het jaar van uitgave tussen haakjes. Bij een citaat ook het pagina nummer. Een aantal voorbeelden: Leonardo Benevolo, Die sozialen Ursprunge des modernen Stadtebaus (Gutersloh, 1971)
Bij meervoudige aanhaling van hetzelfde boek wordt in de voetnoten de titelomschrijving bekort Leonardo Benevolo, Idem, p. 37. Indien meer boeken van Benevolo aangehaald worden dan: L. Benevolo, 1971, Ibidem, p. 37. Bij een tijdschrift: auteur, titel, tijdschrift (vet) , jaargang, jaar, nummerpagina nummers: Rudi Fuchs, Het cultureel besef van de bouwkunde opleiding. De Omslag, 1992, 2e jrg. nr. 5, pp. 10-14. Bij meervoudige aanhaling: Rudi Fuchs, De Omslag, Idem. pp. 18-22. Indien er meer artikelen van dezelfde auteur in het tijdschrift voorkomen dan komt de jaargang en het nummer er nog bij.