Zaaknummer 00467423 Onderwerp
Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht Heusden
Collegevoorstel Feitelijke informatie Hierbij treft u een raadsvoorstel aan over de vaststelling van de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht Heusden. Alle relevante informatie leest u in dit voorstel en de daarbij horende stukken. Voorgenomen besluit Het voorstel is om bijgaand besluit vast te stellen.
1
Zaaknummer 00467423 Onderwerp
Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht Heusden BESLUIT
Het college van Heusden heeft in de vergadering van 6 juni 2016 besloten: aan de raad voor te stellen om de ‘Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Heusden’ vast te stellen.
namens het college van Heusden, de secretaris, b/a
mr. J.T.A.J. van der Ven
2
Raadsvoorstel
Zaak : 00467423
Onderwerp
Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht Heusden
Portefeuillehouder
De heer drs. J. Hamming
Datum raadsvergadering
12 juli 2016
Samenvatting De kwaliteitscriteria voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna VTH) omgevingsrecht worden niet bij wet verplicht gesteld door het Rijk. Wel zijn de gemeenten en provincies verplicht een verordening vast te stellen voor de borging van de kwaliteit van de VTH-taken in het omgevingsrecht waarvoor zij bevoegd gezag zijn. Hiervoor is een Brabantbrede verordening opgesteld. Door het vaststellen van deze verordening voldoet de gemeente Heusden aan de wet. De inhoudelijke invulling en borging op basis van deze verordening volgt later dit jaar. Aanleiding Op 14 april 2016 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo) gewijzigd waardoor deze wet de basis vormt voor een nieuwe VTH-stelsel. Door de wetswijziging moeten gemeenten en provincies in een verordening algemene regels vaststellen voor de borging van de kwaliteit van de VTH-taken in het omgevingsrecht waarvoor zij bevoegd gezag zijn. Feitelijke informatie Voorgeschiedenis Het nieuwe VTH-stelsel is vanaf 2010 door alle provincies en gemeenten samen (verplicht) opgebouwd. Het bevat een landelijk dekkend stelsel van 29 omgevingsdiensten. Deze diensten voeren een deel van de VTH-taken in het omgevingsrecht uit. Ook bevat de wet afspraken over de kwaliteitsverbetering van de taken waar de provincies en gemeenten als bevoegd gezag verantwoordelijk voor zijn. De provincies en gemeenten hebben afgesproken om conform deze wet een verordening vast te stellen waarin het kwaliteitsniveau van de VTH-taken wordt geborgd. Deze verordening vormt het kader voor de kwaliteit van de uitvoering van de Wabo-taken door de gemeenten en in opdracht daarvan handelende omgevingsdiensten. Daarmee hebben de bevoegd gezagen zelf de regie over de feitelijke invulling en worden landelijke kwaliteitscriteria niet dwingend opgelegd. In de provincie Noord-Brabant heeft een werkgroep samengesteld uit 18 gemeenten, de provincie en omgevingsdiensten de Brabantbrede Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht (hierna de verordening) opgesteld voor alle Wabo-taken. Deze verordening gaat over de inzet en kwaliteit van de medewerkers die de VTH-taken uitvoeren. Kaders (beleid en wettelijk) Het wettelijk kader voor dit voorstel vormt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.4
daarvan in het bijzonder. Overige informatie Om de werkervaring, kennis en kunde van de medewerkers te valideren is van de betrokken medewerkers van de gemeente Heusden inmiddels een ervaringsprofiel opgesteld (EVP-traject). De informatie van de profielen worden gebruikt om de nulsituatie vast te leggen. Dit is het vertrekpunt om verdere invulling te geven aan het te realiseren kwaliteitsniveau voor de taken die door onze eigen organisatie zelf worden uitgevoerd.
Raadsvoorstel
Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht Heusden
In de loop van dit jaar informeren wij u over de uitkomst van de nulsituatie. Hierbij zullen wij u een voorstel doen voor over hoe het na te streven kwaliteitsniveau binnen de gemeente kan worden bereikt. Inzet van middelen Dit voorstel heeft geen financiële gevolgen. Afweging De Wabo is geschreven vanuit een stelsel dat is gebaseerd op vertrouwen en decentralisatie. Dit betekent dat een belangrijk deel van de besluitvorming over de kwaliteit van de uitvoering decentraal plaatsvindt door de desbetreffende bevoegde gezagen. Leidend hierin is de afspraak met het kabinet dat er een landelijk kwaliteitsniveau moet worden gerealiseerd en behouden. Door het vaststellen van deze verordening geeft u invulling aan de gewenste kwaliteitsimpuls en is er een gelijk speelveld gecreëerd voor taken die door de gemeente en andere diensten worden uitgevoerd. U kunt met deze verordening zelf blijven sturen op het gewenste kwaliteitsniveau. Risico's Als achteraf blijkt dat de bevoegde gezagen het kwaliteitsniveau dat zij vastleggen in de verordening onvoldoende hebben ingevuld, kan de staatssecretaris een algemene maatregel van bestuur opleggen waarin de kwaliteitscriteria 2.1. (en haar rechtsopvolgers) alsnog in de wet worden verankerd. Procedure / vervolgstappen De verordening treedt in werking nadat die door u is vastgesteld. Vanaf 1 januari 2014 is de gemeente verplicht de algemene bindende voorschriften (zoals verordeningen) bekend te maken door publicatie in een elektronisch gemeenteblad. De gemeente doet dit via een gemeenschappelijke voorziening voor een officiële publicatie op de website www.officielebekendmakingen.nl. Uw besluit wordt verder ook bekendgemaakt op de gemeentelijke website en op de gemeentelijke informatiepagina in De Scherper. Zoals opgemerkt, komen wij zo spoedig mogelijk met een volgend voorstel over hoe het na te streven kwaliteitsniveau binnen de gemeente kan worden bereikt. Voorgenomen besluit Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.
Het college van Heusden, de secretaris,
de burgemeester,
mr. J.T.A.J. van der Ven
drs. J. Hamming
2 Zaak: 00467423
Raadsvoorstel
Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht Heusden
De raad van Heusden in zijn openbare vergadering van 12 juli 2016; gezien het voorstel van het college van 6 juni 2016; gelet op Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; gelet op de beraadslaging;
besluit: de ‘Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Heusden’ vast te stellen.
de griffier,
de voorzitter,
mw. drs. E.J.M. de Graaf
drs. J. Hamming
3 Zaak: 00467423
VERORDENING KWALITEIT VERGUNNINGVERLENING, TOEZICHT EN HANDHAVING OMGEVINGSRECHT (VTH) OMGEVINGSRECHT HEUSDEN De raad van de gemeente Heusden; overwegende dat gemeenten, provincies en de gemeenschappelijke diensten die in hun opdracht werken, zich bij de zorg voor een gezonde en veilige fysieke leefomgeving met oog voor de maatschappelijke functies daarvan, waar die zorg gestalte krijgt in de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht, voor de gezamenlijke opgave gesteld zien om in landelijk verband de kwaliteit van deze uitvoering en handhaving te bevorderen, te borgen en te beoordelen; het met het oog daarop wenselijk is om regels vast te stellen, in onderlinge afstemming op het niveau van omgevingsdiensten ODBN, OMWB en ODZOB, door de deelnemende gemeenten en provincie; het richtsnoer voor de kwaliteitsbevordering de in landelijke samenwerking opgestelde kwaliteitscriteria zijn die op basis van technische en maatschappelijke ontwikkelingen, indien daartoe aanleiding is, met betrokken partijen in landelijke afstemming zullen worden aangepast; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 juni 2016; gelet op de artikelen 5.4, eerste lid, 5.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 149 van de Gemeentewet; gehoord gedeputeerde staten; besluit vast te stellen de navolgende ‘Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Heusden’: Paragraaf 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: wet: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; betrokken wetten: de wet en de wetten, bedoeld in artikel 5.1 van de wet, voor zover bij of krachtens de genoemde wetten is bepaald dat hoofdstuk 5 van de wet van toepassing is; kwaliteitscriteria: de in landelijke samenwerking tussen bevoegde gezagen ontwikkelde en beschikbaar gestelde kwaliteitscriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving inzake de beschikbaarheid en de deskundigheid van organisaties die met de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten zijn belast; uitvoering: vergunningverlening; bodemniveau: de spelregels zoals verwoord in de ‘Handreiking bij Brabantbrede Verordening kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht’ versie 1, 10 maart 2016, opgesteld door de Brabantse werkgroep en welke breed gedragen wordt door gemeenten, provincie en omgevingsdiensten.
1
Artikel 2. Reikwijdte Deze verordening is van toepassing op de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten door of in opdracht van burgemeester en wethouders. Paragraaf 2. Kwaliteit Artikel 3. Betrokkenheid van de raad De gemeenteraad ziet toe op de hoofdlijnen van het beleid voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten in het licht van de voor de gemeente vastgestelde beleidskaders voor de fysieke leefomgeving. Artikel 4. Kwaliteitsdoelen 1. Burgemeester en wethouders beoordelen de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten in het licht van daarvoor door hen krachtens artikel 7.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht gestelde doelen. 2. De doelen, waar deze gestalte krijgen in de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten, bedoeld in artikel 2, hebben in ieder geval betrekking op: a. de dienstverlening; b. de uitvoeringskwaliteit van diensten en producten; c. de financiën. Artikel 5. Kwaliteitsborging 1. Burgemeester en wethouders stellen de kwaliteitscriteria voor de kwaliteit van uitvoering en handhaving vast, alsmede de daaruit voortvloeiende uitvoeringskaders. 2. Het kwaliteitsniveau voor uitvoering en handhaving is minimaal gelijk aan het bodemniveau voor de kwaliteit van uitvoering en handhaving. 3. Op de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten door of in opdracht van burgemeester en wethouders zijn de in het eerste lid bedoelde kwaliteitscriteria van toepassing. 4. Over de naleving van de kwaliteitscriteria doen burgemeester en wethouders jaarlijks mededeling aan de gemeenteraad. 5. Voor zover de kwaliteitscriteria niet zijn of niet konden worden nageleefd, doen burgemeester en wethouders daarvan gemotiveerd opgave. Paragraaf 3. Slotbepalingen Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking na bekendmaking. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Heusden.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Heusden op 12 juli 2016.
de griffier
de voorzitter
Mw. Drs. E.J.M. de Graaf
drs. J. Hamming
2
TOELICHTING ALGEMEEN Deze verordening regelt de kwaliteit van de door en in opdracht van het college van burgemeester en wethouders uitgevoerde vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) van het omgevingsrecht. Het algemeen deel van deze toelichting beschrijft kort de achtergrond en aanleiding van deze verordening, licht de reikwijdte daarvan toe en schetst de hoofdlijnen van de inhoud van de verordening. 1. Achtergrond en aanleiding Samen met het kabinet werken gemeenten en provincies aan het verbeteren van de uitvoering van het omgevingsrecht. De visie van het kabinet over de verbetering staat beschreven in het kabinetsstandpunt (november 2008) waarin het kabinet reageert op de analyses en voorstellen van de commissie Mans, Oosting, Lodders, d’Hondt en de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De verbeterpunten zijn terug te brengen tot drie hoofdpunten: 1. de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken; 2. het verbeteren van de afstemming strafrecht-bestuursrecht; 3. de bevoegdheidsverdeling overheden, interbestuurlijk toezicht en bestuurlijke drukte. Het IPO en de VNG hebben afspraken gemaakt met het kabinet over hoe zij gezamenlijk met de departementen werken aan het verbeteren van deze punten. Deze afspraken zijn deels vastgelegd in de Package Deal (29 september 2009). Hiertoe is een gezamenlijk programma (PumA, programma uitvoering met ambitie) opgezet, dat inmiddels is afgerond. Zo is er nu onder meer een landelijk stelsel van omgevingsdiensten, zijn de kwaliteitscriteria 2.1 voor de uitvoering van de Wabo in brede samenwerking tussen bevoegde gezagen ontwikkeld en beschikbaar gesteld en is er een landelijke handhavingsstrategie voor bestuurs- en strafrecht1. Een deel van de afspraken uit 2009 is verankerd in de voorgestelde wijziging van de Wabo (Kamerstukken II 2014/15, 33 872, nr. 2). Bij het verankeren van de afspraken in de wet zijn door de VNG en het IPO nieuwe afspraken gemaakt met het kabinet. Het nieuwe wetsvoorstel is geschreven vanuit een stelsel dat gebaseerd is op vertrouwen en decentralisatie. Dit betekent dat een belangrijk deel van de besluitvorming over de kwaliteit van de uitvoering decentraal plaatsvindt door de desbetreffende bevoegde gezagen. Leidend hierin is de afspraak met het kabinet dat er een landelijk kwaliteitsniveau moet worden gerealiseerd en behouden. Afgesproken is dat de VNG in samenwerking met het IPO op basis van de kwaliteitscriteria 2.1. (een) modelverordening(en) zal opstellen, die door alle gemeenteraden en provinciale staten kan worden vastgesteld. De hierbij door de gemeenteraad vast te stellen verordening is gebaseerd op de modelverordening, die voor gemeenten en provincies gelijkluidend door VNG en IPO is opgesteld. 2. Reikwijdte: een brede verantwoordelijkheid voor kwaliteit Deze verordening gaat uit van een brede verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies voor kwaliteit. Dat wil zeggen dat als vertrekpunt wordt genomen dat alle taken van het college van burgemeester en wethouders op grond van de Wabo en de betrokken wetten, onderwerp van de verordening vormen. Het gaat dan om thuistaken, die het college “in eigen huis” verricht, de basistaken die krachtens de wet in opdracht van het college door de omgevingsdiensten ODBN,OMWB en ODZOB worden verricht en de plustaken, die het college naast de basistaken heeft belegd bij de omgevingsdienst. Deze reikwijdte vloeit voort uit het gegeven dat waar de zorg voor een gezonde en veilige leefomgeving gestalte krijgt via vergunningverlening, het toezicht en de handhaving, de regeling van de kwaliteit van deze verrichtingen niet dient te berusten op een kunstmatig onderscheid naar de plaats waar een taak wordt verricht, of op een opsplitsing van de omgevingsvergunning, het toezicht of de handhaving. In de praktijk blijkt dat de kwaliteit van de uitvoering en handhaving afhankelijk is van de wijze waarop alle betrokken partijen bij de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving zich daarvoor inzetten door samenwerking. Hier geldt dat de ketting zo sterk is als de zwakste schakel. 1
Daarnaast is er een informatiesysteem voor toezicht en handhaving, zijn de Brzo-taken gebundeld in zes omgevingsdiensten, is het interbestuurlijk toezicht vernieuwd, zijn de taken van de provincies naar de gemeenten gedecentraliseerd en is een nieuw vereenvoudigd VTH-stelsel ontstaan.
3
Dit gegeven laat onverlet dat op dit moment verschillende snelheden bestaan in het bereiken van kwaliteit, bijvoorbeeld waar het de beschikbaarheid en deskundigheid van de betrokken organisaties betreft. Dit geldt overigens niet alleen voor de diensten van gemeenten en provincies, maar ook voor omgevingsdiensten en voor verschillende Rijksdiensten. De eisen die deze verordening aan de organisaties van gemeentebesturen en provinciebesturen en in hun opdracht de omgevingsdiensten stelt, berusten daarom op het vertrekpunt van de Kwaliteitscriteria waarvoor een begripsbepaling is opgenomen in artikel 1 van de verordening en die door de betrokken organisaties toegepast dienen te worden volgens de regel “comply or explain”. Deze verordening stelt eensluidende regels. In alle gevallen zal het college van burgemeester en wethouders, als Wabo-bevoegd gezag, op grond van artikel 7.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht beleid moeten voeren over de kwaliteit. Deze verordening regelt waarover de doelen van dit beleid ten minste moeten gaan. Deze verordening regelt bovendien dat de verrichtingen van de gemeentelijke organisaties en de omgevingsdienst, waar het de VTH-taken betreft, in het licht van die doelen worden beoordeeld. Tot slot regelt het dat de gemeenteraad, elk in het kader van het horizontale toezicht, inhoudelijk debat voert over de hoofdlijnen van het meerjarige kwaliteitsbeleid dat door het college wordt gevoerd. 2.1. Brabantbrede verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving Omgevingsrecht; basisniveau en bodemniveau Voor de ontwikkeling van de Brabantbrede Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht (verder genoemd: Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht) is een werkgroep samengesteld bestaande uit gemeenten (18), provincie en omgevingsdiensten. Het resultaat van de werkgroep is een breed gedragen Brabantbrede verordening, die ter vaststelling is aangeboden aan gemeenten en provincie. Het uitgangspunt voor de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht zijn de kwaliteitscriteria 2.1. Basisniveau (Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht) Het basisniveau voor kwaliteit op VTH-taken op Wabo-gebied voor iedere gemeente in de Provincie Noord-Brabant is de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht. Het staat gemeenten vrij om een hoger kwaliteitsniveau zoals vastgelegd in de modelverordening VNG vast te stellen. Dit basisniveau is uitgewerkt in de Handreiking bij Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht, versie 1 van 10 maart 2016. Bodemniveau (Spelregels) Indien de gemeente zich niet committeert aan het basisniveau van de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht, dan committeert de gemeente zich in ieder geval aan het bodemniveau met bijbehorende spelregels zodat een minimaal kwaliteitsniveau ontstaat. Het bodemniveau houdt in ieder geval in dat de basistaken uitgevoerd worden conform Kwaliteitscriteria 2.1. Daarnaast kan de organisatie één of meerdere Brabantbrede explainmodules toepassen en moet de organisatie de spelregels hanteren voor overige deskundigheidsgebieden (behoudens de Basistaken). Dit bodemniveau is nader toegelicht in de Handreiking bij Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht, versie 1 van 10 maart 2016. Gelijk speelveld Het kwaliteitsniveau dat door de gemeente is vastgesteld geldt ook voor externe partijen (waaronder de omgevingsdienst) die de taken voor die gemeente uitvoert. Waar in de Kwaliteitscriteria 2.1 vermeld staat dat de activiteiten door een marktpartij kunnen worden uitgevoerd, geldt de regel dat de opdrachtgever bepaalt wat het niveau voor de opdrachtnemer is. In de provincie Noord-Brabant wordt met de Brabantbrede verordening een gelijk speelveld bereikt dat ervoor zorgt dat alle basistaken in Brabant op niveau van Kwaliteitscriteria 2.1 worden uitgevoerd en dat de uniforme spelregels van toepassing zijn voor afwijking tot een bodemniveau. Om deze brabantbrede explainmodules en spelregels voor het bodemniveau toe te kunnen passen is een handreiking opgesteld. Deze handreiking geeft een toelichting op de brabantbrede explainmodules en de spelregels voor het bodemniveau.
4
3. Samenhang met veiligheid Onderwerpen die tot het bereik van de verordening behoren, kunnen onderdeel blijven uitmaken van andere thema's dan die van de fysieke leefomgeving alleen. De verordening belemmert bijvoorbeeld niet dat onderwerpen met betrekking tot fysieke veiligheid ook aan de orde kunnen komen in beoordelingen of rapportages op andere domeinen, zoals dat van de openbare orde en veiligheid binnen gemeenten, waar raakvlakken bestaan tussen bijvoorbeeld de Wabo en de Drank- en Horecawet, Bibob en andere bijzondere wetten. De eensluidende regeling van de verordening betekent ook dat voor bijvoorbeeld Brzo geen specifieke, aanvullende eisen worden gesteld. Ook hier is het relevante kader breder dan de Wabo alleen en vindt taakuitoefening plaats in samenwerking met andere bevoegde gezagen. De basis van de kwaliteitscriteria blijven ook hier de afspraken die in het kader van het Programma Uitvoering met Ambitie (PUMA) zijn gemaakt. De criteria voor de Omgevingsdiensten met Brzo-taken zijn in Nederland hetzelfde. In afstemming met de andere Brzo-bevoegde gezagen kunnen aanvullende afspraken gemaakt worden. 4. Hoofdlijnen van de kwaliteitsverordening De Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht vormt het kader voor de kwaliteit van de Wabo-taken door de gemeente en in opdracht daarvan handelende (omgevings)diensten. De verordening drukt het commitment uit van de gemeenteraden aan kwaliteit. De verordening verbindt daarmee inhoudelijke ambities voor kwaliteit aan bestaande, deels in ontwikkeling zijnde, andere kaders die door procedurele of inhoudelijke normering van vergunningverlening, toezicht en handhaving bijdragen aan deze kwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet gemeenschappelijke regelingen. Op basis van deze verordening wordt op het benodigde niveau verbinding gemaakt met deze kaders. Van deze kaders is de Wabo en daarop gebaseerde regelgeving wellicht de belangrijkste. Zo bevat artikel 7.1 e.v. van het Besluit omgevingsrecht (Bor), procedurele regels voor handhavingsbeleid door het Wabo-bevoegd gezag. Dit houdt in dat burgemeester en wethouders verplicht zijn tot het stellen van doelen, het identificeren van activiteiten ter uitvoering daaraan, de inrichting van de uitvoeringsorganisatie, het monitoren en het rapporteren daarover. Volgens het wetsvoorstel VTH gaan deze regels ook gelden voor de vergunningverlening. Het Bor wordt hiervoor gewijzigd. In de praktijk zijn bovendien verschillende kaders gebruikelijk voor het beoordelen van de kwaliteit door de omgevingsdienst (respectievelijk de eigen diensten), door burgemeester en wethouders en tot slot door de gemeenteraad. Vertrekpunt zijn de kwaliteitscriteria 2.1 (die zijn verankerd in artikel 1 en artikel 5, zie voor een toelichting het artikelsgewijs deel) en andere standaarden en methoden die door het bevoegde gezag al veel worden gehanteerd. Deze zijn ontwikkeld en worden toegepast met als doel de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving te waarborgen en te bevorderen. Of dat het geval is, moet jaarlijks worden beoordeeld door burgemeester en wethouders. Hiervoor is input nodig van de omgevingsdiensten en van de interne gemeentelijke organisatie. Burgemeester en wethouders zullen dus beoordelen "of het goed gaat" op basis van de door henzelf geformuleerde beleidsdoelen voor in ieder geval de dienstverlening, uitvoeringskwaliteit van producten en diensten of de financiën. Daarnaast zijn ook andere doelen mogelijk. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de veiligheid of de duurzaamheid (in de zin van natuur en milieukwaliteit) met inbegrip van daarvoor geselecteerde indicatoren. Uiteindelijk zal het college hierover verantwoording afleggen aan de gemeenteraad (horizontale verantwoording). De leden van de gemeenteraad vormen immers ook een eigen oordeel "of het goed gaat” in het licht van de kwaliteit van de leefomgeving. De politiek-bestuurlijke overwegingen van de leden van de gemeenteraad zullen betrekking hebben op de meerjarige hoofdlijnen van het beleid, niet op de organisatorische kwesties van bezetting die tot de competentie van de directeuren van de diensten behoort. Daarbij zal ook het verband gelegd kunnen worden tussen de strategische plannen en visies over de hoofdlijnen van het omgevingsbeleid binnen de gemeente, zoals een milieubeleidsplan, een structuurvisie of omgevingsvisies. De gemeenteraad oefent invloed uit op de formulering van doelen en indicatoren door burgemeester en wethouders en op de bijstelling daarvan zoals bijvoorbeeld welke informatie zij willen terug zien in de verantwoordingsrapportages van het college. In die zin worden de kaders voor de beoordeling van de gemeenteraad overgelaten aan het politieke debat over kwaliteit.
5
Zo ordent de verordening de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving door de betrokken actoren met elkaar te verbinden vanuit ieders competentie: de organisaties, werken onder leiding van hun directie overeenkomstig de kwaliteitscriteria 2.1 met betrekking tot deskundigheid en beschikbaarheid, en leggen rekenschap af aan het college van burgemeester en wethouders die hiervoor verantwoording afleggen aan de raden en staten; het college is, als bevoegde bestuursorganen belast met het stellen van beleidsdoelen voor de kwaliteit van de vergunningverlening, toezicht en handhaving, overeenkomstig de procesregels van het Besluit omgevingsrecht en de Regeling omgevingsrecht, in ieder geval over dienstverlening, uitvoeringskwaliteit van besluiten en financiën; de gemeenteraad oefent horizontaal toezicht uit op het college en gebruiken waar nodig de krachtens de organieke wetten de aan hun toekomende mogelijkheden met het oog op de hoofdlijnen en de continuïteit het beleid over de kwaliteit van VTH, als belangrijk onderdeel van de zorg voor een veilige en gezonde leefomgeving. 5. Doelen voor kwaliteit en kwaliteitscriteria Binnen een systeem van kwaliteit in het omgevingsrecht kan onderscheid gemaakt worden tussen inputcriteria, throughputcriteria, outputcriteria en outcomecriteria. Deze criteria zijn cyclisch met elkaar verbonden en hebben allemaal invloed op elkaar. Om bij de laatste te beginnen: outcome-criteria zeggen iets over de omgevingskwaliteit, de veiligheid en gezondheid van de fysieke leefomgeving, etc. Het gaat om het maatschappelijke effect van beleid (dus het maatschappelijke effect van de geleverde Wabo-diensten). Deze criteria/doelstellingen moeten bepaald worden in samenspel tussen bestuur en ambtelijke organisatie. Gemeenteraad en burgemeester en wethouders stellen kaders, bijvoorbeeld op basis van het collegeakkoord of het handhavingsplan. Outputcriteria zeggen iets over concrete prestaties die geleverd worden om het beleidsdoel te realiseren. In dit geval gaat het om aan de samenleving geleverde Wabo-diensten, bijvoorbeeld het aantal vergunningen, het aantal toezichtsacties, het aantal subsidies, voorlichtingen, etc. De throughputcriteria, ofwel procescriteria, beschrijft de processen die moeten leiden tot producten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Inputcriteria gaan over middelen, mensen en tijd. Voor outputcriteria en outcomecriteria zijn tot op heden nog geen concrete voorbeelden beschikbaar in tegenstelling tot throughputcriteria en inputcriteria die in kwaliteitscriteria 2.1 zijn beschreven. Het is aan elke organisatie zelf om output- en outcomecriteria te bepalen. Ervaringen uit pilots die in 2012 bij gemeenten zijn uitgevoerd hebben geleerd dat door een samenspel tussen bestuur en ambtenaren er breed gedragen resultaten kunnen ontstaan. In een aantal werksessies in 2010 met verschillende partijen en twee jaar later in bovengenoemde pilots bij gemeenten, zijn er wel onderwerpen bepaald waarop deze doelen het beste bepaald kunnen worden. Deze lijst onderwerpen is uiteraard niet limitatief, maar is een lijst waar men in bovengenoemde sessies op uit is gekomen: dienstverlening: de manier waarop (in communicatie, snelheid, service) de organisatie met belanghebbenden (aanvragers, omgeving klagers, etc.) omgaat; uitvoeringskwaliteit van producten en diensten: de mate waarin een product voldoet aan de juridische doelen (zoals geformuleerd in de relevante wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur) en bijdraagt aan de omgevingsdoelen. Ook wel aangeduid als de inhoudelijke kwaliteit; financiën: de inzet van middelen in relatie tot de kwaliteit van de geleverde diensten/producten. Bij de voorbereiding van de modelverordening is door het IPO en de VNG voortgebouwd op de ervaringen uit de pilots. 6. Impact van deze verordening: meer dan regels alleen Deze verordening is een blijvend kader voor het bevorderen, beoordelen en borgen van de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Blijvende goede verrichtingen in dit kader vergen meer dan regels alleen. Zo zullen de bestaande kwaliteitscriteria 2.1 na verloop van tijd, gelet op wijzigingen in de omringende wetgeving en met het oog op de brede reikwijdte die ze krijgen met deze verordening, een levend instrument blijven. Dat betekent dat ze op termijn in brede samenwerking met andere gemeenten en provincies en omgevingsdiensten geactualiseerd moeten worden. Hetzelfde geldt voor de doelen en de daarvoor gehanteerde indicatoren, die door bevoegde gezagen worden gebruikt.
6
7. Interbestuurlijke regeldruk, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid Deze verordening beoogt zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande rapportage en informatiestromen, op basis van het Besluit omgevingsrecht en de organieke wetgeving en introduceert geen nieuwe rapportageverplichtingen maar vereist wel extra input voor bestaande rapportages. Wel is het van groot belang dat een tijdige en transparante uitvoering van bestaande verplichtingen bijdragen aan de mogelijkheid voor de ambtelijke diensten, de bevoegde colleges en de politiek-bestuurlijke overwegingen van de gemeenteraad om ieders rol in de kwaliteitsketen te kunnen spelen. De verordening is vanuit deze bestaande competentieverdeling gericht op horizontaal toezicht. Van regeldruk voor burgers en bedrijven is geen sprake.
7
ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1 In dit artikel zijn slechts begrippen opgenomen die niet al met een begripsbepaling zijn gedefinieerd in de Wabo. Als betrokken wetten worden aangemerkt de Wabo zelf, en de wetten bedoeld in artikel 5.1 van de Wabo, voor zover bij of krachtens die wetten is bepaald dat Hoofdstuk 5 van de Wabo van toepassing is. Op de uitvoering of handhaving van een geheel andere wet, zoals bijvoorbeeld de Drank- en Horecawet, is deze verordening niet van toepassing (wat onverlet laat dat over overlappende onderwerpen elders wordt gerapporteerd, zie het algemeen deel van de toelichting). De wetten waarom het krachtens artikel 5.1 Wabo om kan gaan zijn: de Flora- en faunawet, de Kernenergiewet, de Monumentenwet 1998, de Natuurbeschermingswet 1998, de Ontgrondingenwet, de Wet bescherming Antarctica, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet en de Woningwet. Een belangrijk begrip in deze verordening is kwaliteitscriteria. De kwaliteitscriteria waar het hier om gaat zijn - thans - de alom bekende Kwaliteitscriteria voor VTH, die in brede samenwerking door de bevoegde gezagen zijn ontwikkeld en beschikbaar gesteld voor de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving, op het gebied van de beschikbaarheid en de deskundigheid van de daarmee belaste organisaties. Deze liggen aan de basis van het VTH-stelsel. Met deze begripsbepaling en de verankering in artikel 5 van de verordening liggen de Kwaliteitscriteria aan de basis van deze verordening. Voor het begrip omgevingsdienst is aangesloten bij de omgevingsdiensten waarvan melding wordt gemaakt in artikel 5.3 van de Wabo, zoals dat zal komen te luiden wanneer wetsvoorstel 33 872 tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) tot wet is verheven.2 Het begrip bodemniveau is nader gedefinieerd. Dit minimum kwaliteitsniveau voor uitvoering en handhaving is tot stand gekomen in samenwerking met gemeenten, provincie en omgevingsdiensten in Noord-Brabant en is vastgelegd in de Handreiking bij Brabantbrede Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht. Artikel 2 De reikwijdte van de verordening heeft een inhoudelijke afbakening en een afbakening naar bevoegd gezag. Ten eerste moet het gaan om de uitvoering of handhaving van de betrokken wetten. De terminologie “uitvoering en handhaving” is overgenomen uit het wetsvoorstel en wordt ook gehanteerd in het Besluit omgevingsrecht zoals dat op grond van het wetsvoorstel zal worden gewijzigd. “Uitvoering en handhaving” betekent dan vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dat wil zeggen alle taken tot uitvoering of handhaving van de Wabo en van de wetten, bedoeld in artikel 5.1 van de Wabo. Zie daarover de toelichting bij artikel 1. Ten tweede moet het gaan om de uitvoering of handhaving door of in opdracht van burgemeester en wethouders. De verordening is dus van toepassing als het gaat om de uitvoering van de betrokken wetten door burgemeester en wethouders zelf of, in opdracht van het college door een omgevingsdienst of een private partij (maar vanwege het college). Uitvoering van wetten die genoemd zijn in artikel 5.1 van de Wabo of van de Wabo zelf door andere bevoegde gezagen, zoals het provinciebestuur en andere gemeentebesturen die hun verordeningen op basis van hetzelfde model vaststellen, het waterschapsbestuur of de Minister van Infrastructuur en Milieu of de Minister van Economische Zaken, valt buiten het bereik van deze verordening. De uitvoering en handhaving van de Wet bescherming Antarctica of de Kernenergiewet wordt bijvoorbeeld niet door de besturen van gemeenten of provincies uitgeoefend en valt dus buiten deze verordening. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de Waterwet voor zover die door het Rijk of door waterschappen wordt uitgevoerd. Waar hier wordt gesproken over de uitvoering of handhaving van taken door of in opdracht van het bevoegd gezag wordt gedoeld op de uitvoering door gemeentelijke diensten en regionale uitvoeringsdiensten.
2
Kamerstukken II 2014/15, 33 872 nr. 2, zoals bijgewerkt t/m nr. 11 (tweede Nota van Wijziging d.d. 29 april 2015).
8
Artikel 3 Dit artikel is van belang in verband met de rolverdeling tussen de gemeenteraad en burgemeester en wethouders. Ingevolge de systematiek van het Besluit omgevingsrecht, is de jaarlijkse beoordeling van en rapportage over kwaliteit een taak voor het bevoegd gezag. Dat wil zeggen: burgemeester en wethouders. Bezien vanuit de Gemeentewet, is kaderstelling juist de taak van de gemeenteraad. De kaderstellende rol krijgt allereerst gestalte door de vaststelling van deze verordening als geheel. Daarnaast is het echter, gelet op de samenhang met het Besluit omgevingsrecht, van belang uitdrukking te geven aan het feit dat de gemeenteraad vooral vanuit de hoofdlijnen betrokken zijn bij het beleid en zullen toezien op de continuïteit van de kwaliteit over meerdere jaren. Het horizontale toezicht door de gemeenteraad op het (regionale) uitvoerings- en handhavingsbeleid door burgemeester en wethouders, zal daarom plaatsvinden in het licht van het strategische beleid dat op hoofdlijnen wordt gevoerd voor de fysieke leefomgeving, zoals omgevingsvisies, milieubeleidsplannen en structuurvisies. Artikel 3 richt zich tot de gemeenteraad. Indirect is het eveneens van belang voor burgemeester en wethouders, en de omgevingsdiensten die in hun opdracht werken, omdat de rol van de gemeenteraad zich juist bij de meerjarenprogrammering en hoofdlijnen laat gelden. Voor het waarmaken van deze rol, beschikt de gemeenteraad reeds over de mogelijkheden die de organieke wetgeving hen biedt en de kaders die zijn op strategisch niveau voor de fysieke leefomgeving in plannen en visies hebben vastgelegd. Om deze rol waar te kunnen maken is het vanzelfsprekend van belang dat het college de raad daartoe door tijdige informatieverstrekking in staat stelt. Dat daarvoor eveneens informatie van de omgevingsdienst van belang kan zijn, spreekt voor zich en is op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de opdrachten aan de omgevingsdiensten voldoende gewaarborgd. Artikel 4 Artikel 7.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht verplicht het bevoegd gezag (lees: burgemeester en wethouders) om beleid te formuleren voor de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. De grondslag van deze bepaling (art. 5.3 Wabo) zag voorheen op een doelmatige en programmatische handhaving, maar zal op grond van de wijziging van de Wabo en het Bor door het wetsvoorstel VTH, ook gaan gelden voor uitvoering (vergunningverlening). Er is dan sprake van een uitvoeringsbeleid en handhavingsbeleid, waarover onderlinge afstemming plaats dient te vinden tussen de bevoegde gezagen op het niveau van de omgevingsdienst. Welk beleid moet worden geformuleerd laat het Bor inhoudelijk open. Dit artikel strekt ertoe een inhoudelijke ambitie te geven aan de procesverplichting om kwaliteitsbeleid te vormen. Ten eerste door voor te schrijven dat burgemeester en wethouders naar de kwaliteit van de uitvoering en handhaving kijken in het licht van het geformuleerde (regionale) beleid, waarbij de doelen van dat beleid betrekking moeten hebben op een aantal voorgeschreven inhoudelijke thema's. Het gaat er daarbij telkens om die doelen te zien, niet vanuit elke mogelijke factor die daaraan kan bijdragen, maar vanuit het perspectief van de prestaties en kwaliteit van de uitvoering van de eigen organisaties. Het gaat dan in ieder geval om dienstverlening, uitvoeringskwaliteit van producten en diensten en om financiën. In paragraaf 4 van deze toelichting is de herkomst van de in dit artikel gehanteerde begrippen toegelicht. Er is voor gekozen in deze verordening geen voorschriften te geven over de te gebruiken indicatoren. Dat is in de eerste plaats een taak voor de bevoegde gezagen, die daarmee in de praktijk al ruime ervaring hebben. Artikel 5 Dit artikel geeft een verankering aan de kwaliteitscriteria (zie ook de toelichting bij artikel 1, waarin een begripsbepaling voor kwaliteitscriteria is opgenomen). Lid 1 is opgenomen zodat het college van burgemeester en wethouders de rechtsopvolgers van de kwaliteitscriteria 2.1 expliciet van toepassing moet verklaren. Het strekt ertoe te regelen dat van die kwaliteitscriteria voor de uitvoering van VTHtaken in de praktijk gebruik gemaakt wordt. Het gaat immers om criteria waaraan zorgvuldig en met grote deskundigheid is gewerkt door de betrokken bevoegde gezagen. Van belang is dat deze criteria relevante input leveren voor de kwaliteit. Dat geeft vanzelfsprekend geen garantie dat de doelen die
9
door het college zijn gesteld op grond van artikel 3 ook zonder meer in alle gevallen worden gehaald. Het bereiken van deze doelen zal immers niet alleen afhankelijk zijn van de goede verrichtingen van de uitvoerende organisaties. Van de naleving van de kwaliteitscriteria zal daarom jaarlijks mededeling gedaan moeten worden aan de gemeenteraad. Het gaat hier om een belangrijke inhoudelijke mededelingsplicht die kan worden meegenomen in bestaande jaarlijkse rapportages, in de op grond van het Besluit omgevingsrecht op te stellen documenten. Omgekeerd wil het evenmin zeggen dat, als de criteria (nog) niet in alle relevante taken worden toegepast, dat de kwaliteit per definitie te wensen zal overlaten. In dit geval zal echter wel gemotiveerd moeten worden waarom de criteria niet toegepast zijn of konden worden en hoe wel voor de gestelde kwaliteit wordt gezorgd. De kwaliteitscriteria zijn derhalve een cruciaal richtsnoer waarvoor geldt: pas toe of leg uit, “comply or explain”. In de provincie Noord-Brabant is binnen een werkgroep, bestaande uit gemeenten (18), provincie en omgevingsdiensten. Brabantbrede explainmodules uitgewerkt (zie toelichting bij artikel 1 en de Handreiking en explainmodules). Daarbij is ook een bodemniveau opgesteld. Dit is een minimumniveau voor de kwaliteit van uitvoering en handhaving in Noord-Brabant en dit minimum kwaliteitsniveau is verankerd in lid 2 van artikel 5. Dit om in de provincie Noord-Brabant voor alle drie de omgevingsdiensten een gelijk speelveld voor de uitvoering van de basistaken te realiseren (conform kwaliteitscriteria 2.1) en voor de overige taken is in ieder geval een bodemniveau gerealiseerd. Artikel 6 Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening. Het is, gelet op de aard van de gestelde regels, niet nodig om in deze verordening in overgangsrecht te voorzien.
10
HANDREIKING BIJ BRABANTBREDE VERORDENING KWALITEIT VERGUNNINGVERLENING, TOEZICHT EN HANDHAVING OMGEVINGSRECHT
Kwaliteitscriteria voor kritieke massa voor vergunningverlening toezicht & handhaving Versie 1, 10 maart 2016
Inhoudsopgave 1. Procesgang Brabantbrede Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht ............................................................................. 1 2.
Toepassing Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht ........................................ 5
3.
Brabantbrede spelregels en explainmodules .............................................................. 6
4.
Explainmodules deskundigheidsgebieden Juridisch ................................................ 9
5.
Explainmodules deskundigheidsgebied accent Bouw ........................................... 10
Bijlage Format Brabantbrede Explainmodules
1.
Procesgang Brabantbrede Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht
Voor de ontwikkeling van de Brabantbrede Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht (verder genoemd: Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht) is een werkgroep samengesteld bestaande uit gemeenten (18), provincie en omgevingsdiensten. Het geplande resultaat van de werkgroep is een algemeen geaccepteerde Brabantbrede verordening, die ter vaststelling wordt aangeboden aan gemeenten en provincie. De planning is dat gemeenten en provincie de Brabantbrede verordening per 1 juli 2016 kunnen vaststellen. Dit hoofdstuk van deze handreiking geeft de procesgang weer van het ontwikkelen van de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht. Er wordt teruggekeken op het sinds de zomervakantie 2015 gevoerde proces, de bereikte resultaten en de genomen stappen. Terugblik en doelen Brabantbrede verordening Al enkele jaren heeft de provincie Noord-Brabant vanuit haar coördinatierol gemeenten en omgevingsdiensten geïnformeerd over de ontwikkelingen betreffende de Wet VTH. Eind 2014 is na onderhandeling met de Staatssecretaris Milieu overeengekomen dat VNG en IPO een landelijke modelverordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht zouden opstellen. Deze modelverordening is per juli 2015 opgeleverd. In juni 2015 zijn tijdens regionale bijeenkomsten gemeenten bijgepraat over de opzet van de modelverordening. In deze regionale overleggen hebben de Brabantse gemeenten aan de provincie gevraagd om het proces van totstandkoming van de Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht te begeleiden. Op basis van dit verzoek is een ambtelijke werkgroep samengesteld waarbij het animo van gemeenten om aan de werkgroep deel te nemen groot was. Deze werkgroep heeft de ambitie uitgesproken om te komen tot een Brabantbrede VerordeningKwaliteit VTH Omgevingsrecht op alle Wabo-taken. De inzet is om een kwaliteitsimpuls te geven aan de uitvoering van de VTH-taken. Verder is het creëren van een gelijk speelveld een te realiseren doel. Dat is de reden dat een Brabantbrede aanpak is ingericht. De Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht ziet overigens alleen toe op de kritieke massa van de Kwaliteitscriteria 2.1 (Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de Wabo) (verder genoemd: Kwaliteitscriteria 2.1). Bereikte resultaten In september 2015 is de werkgroep van start gegaan. Eind december 2015 zijn via een memo de procesgang, planning en beoogde en tot dan toe behaalde resultaten met betrekking tot de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht naar betrokkenen van gemeenten (wethouders en medewerkers), provincie en omgevingsdiensten gecommuniceerd. Brabantbrede doorkijk Kwaliteitscriteria 2.1. Verder is gewerkt aan de ambitie om te komen tot een Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht (voor alle Wabo-taken). Hiertoe zijn de deskundigheidsgebieden in kaart gebracht die Brabantbreed extra aandacht verdienen. Dit is gebeurd op basis van een Brabantbrede doorkijk (een inventarisatie van alle zelfevaluatie(tool)s, de geconsolideerde rapportage van provincie Noord-Brabant en de aangeleverde verbeterplannen van de Brabantse gemeenten). Dit geeft een globaal overzicht van de wijze waarop de Brabantse gemeenten voldoen aan de Kwaliteitscriteria 2.1.
1
De tussentijdse conclusie van de Brabantbrede doorkijk is dat het merendeel van de Brabantse gemeenten en de provincie voldoen aan de Kwaliteitscriteria 2.1. Dit wil zeggen óf de organisatie voldoet óf de organisatie zorgt middels samenwerking of andere werkwijze dat ze alsnog voldoet. Prioriteitensessie op thema Na het inzoomen op de deskundigheidsgebieden die extra aandacht verdienen, heeft er een verkennende prioriteitensessie op thema (generieke en specialistische taakvelden op Juridisch, Bouw, Milieu en RO) plaatsgevonden. In deze sessie heeft de werkgroep de volgende vragen beantwoord: Welk deskundigheidsgebieden vormen een knelpunt (= kwalitatief goed te organiseren) voor de organisatie en welk deskundigheidgebieden zijn belangrijk (= hoog risico)? De deskundigheidsgebieden die ’heel belangrijk’ en als’ knelpunt’ werden ervaren zijn benoemd als deskundigheidsgebieden waarvoor een ‘explain’ opgesteld zou worden; de zogenoemde “explainmodules”. Explainmodules; 7 stuks Dit betekent dat de in de Kwaliteitscriteria 2.1 geformuleerde normen betreffende kritieke massa (werkervaring, frequentie, opleiding, aanvullende kennis en aantal medewerkers) nader zijn beoordeeld op de problematiek waarmee de organisatie in de praktijk wordt geconfronteerd. Op basis van deze beoordeling is er een verklaring gegeven waarom met behoud van de kwaliteitsdoelen afgeweken is van eventuele elementen van kritieke massa zoals vastgelegd bij het deskundigheidsgebied in de Kwaliteitscriteria 2.1. Het resultaat van deze sessie heeft voor een Brabantbrede “explain” in Bouwfysica, Constructieve Veiligheid, Bouwakoestiek, Sloop en Asbest, Behandelen juridische aspecten Behandelen juridische aspecten Behandelen juridische aspecten
een zevental deskundigheidsgebieden opgeleverd die aanmerking zijn gekomen:
VV, HH, en Afwijkingsbesluiten
Deze deskundigheidsgebieden zijn door een subwerkggroep nader geanalyseerd en van Brabantbrede ‘explainmodules’ voorzien. Hieronder voor de volledigheid, in relatie tot het totaal aan deskundigheidsgebieden, schematisch weergegeven:
2
Generieke deskundigheden
Vergunningverlening 2 Vergunningverlening
3 Vergunningverlening
bouwen en ruimtelijke ordening
Milieu klasse I en II
Algemeen 1 Casemanag en
Toezicht en handhaving 4 Toezicht en handh. bouwen en ruimte. ordening
klasse III
5 Toezicht en handh. milieu klasse I en II
6 Toezicht en handh. bodem
klasse III
7 Toezicht en handhavi ng groene wetten
Specialistische deskundigheden Accent ‘juridisch’
Accent ‘bouwen’
Accent ‘milieu’
18 Afvalwater
8 Behandelen Juridische aspecten vv
9 Behandelen Juridische aspecten hh
10 Behandelen Juridische aspecten afwijkingsbesluit
11 Ketentoezicht
12 Buitengewone opsporing milieu, welzijn en infrastructuur
13 Bouwfysica
14 Brandveilig heid
15 Constructieve veiligheid
16 Bouwakoest.
17 Sloop en asbest
19 Bodem, water en bouwstof.
20 Externe veiligheid
21 Geluid
22 Groen en ecologie
23 Luchtkwaliteit
24 Stedenb. en inrichting openbare ruimte
25 Exploitatie en planeconomie
26 Cultuurhistorie
Accent ‘ruimtelijke ordening’
Legenda Basistaak: conform de eisen van Kwaliteitscriteria 2.1 Conform de eisen van Kwaliteitscriteria 2.1 Explainmodules
De deskundigheidsgebieden Vergunningverlening Milieu klasse III, Toezicht en handhaving Milieu klasse III, Ketentoezicht en Luchtkwaliteit zijn basistaken. Hiervoor geldt dat de criteria die aan dat deskundigheidsgebied zijn gesteld conform de eisen van Kwaliteitscriteria 2.1 zijn.
3
Hoorplicht Middels de afstemming die door de Brabantse werkgroep is verricht, met als resultaat de opgestelde Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht, is materieel voldaan aan de plicht om Gedeputeerde Staten over de Verordening te horen (artikel 5.4. lid 1 onder b). Indien de Brabantse gemeenten de Brabantbrede Verordening overnemen, is het de inzet dat de Provincie dit aanmerkt als voldaan aan de wettelijke hoorplicht. Nadat deze beoogde werkwijze aan GS is voorgelegd zal het resultaat hiervan in de Provinciale aanbiedingsbrief worden verwoord en gemeld of aan de wettelijke hoorplicht is voldaan. Deze mogelijkheid geldt alleen voor gemeenten die de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht volgen. Andere vormen van Verordeningen op basis van het wetsvoorstel vergunningverlening, toezicht en handhaving, dienen aan GS te worden voorgelegd.
4
2. Toepassing Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht Het uitgangspunt voor de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht zijn de kwaliteitscriteria 2.1. Basisniveau (Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht) Het basisniveau voor kwaliteit op VTH-taken op Wabo-gebied voor iedere gemeente in de Provincie Noord-Brabant is de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht. Het staat gemeente vrij om een hoger kwaliteitsniveau zoals vastgelegd in de modelverordening VNG vast te stellen. Bodemniveau (Spelregels) Indien de gemeente zich niet commiteert aan het basisniveau van de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht, dan commiteert de gemeente zich in ieder geval aan het bodemniveau met bijbehorende spelregels zodat een minimaal kwaliteitsniveau ontstaat. Het bodemniveau houdt in ieder geval in dat de basistaken uitgevoerd worden conform Kwaliteitscriteria 2.1 . Daarnaast kan de organisatie één of meerdere Brabantbrede explainmodules toepassen en moet de organisatie de spelregels hanteren voor overige deskundigheidsgebieden (behoudens de Basistaken). Gelijk speelveld Het kwaliteitsniveau dat door de gemeente is vastgesteld geldt ook tenminste als minimum voor externe partijen (waaronder de omgevingsdienst) die de taken voor die gemeente uitvoert. Waar in de Kwaliteitscriteria 2.1 vermeld staat dat de acitiviteiten door een externe partij kunnen worden uitgevoerd, geldt de regel dat de opdrachtgever bepaalt wat het niveau voor de opdrachtnemer is. In de provincie Noord-Brabant wordt met de Brabantbrede verordening een gelijk speelveld bereikt dat ervoor zorgt dat alle basistaken in Brabant op niveau van Kwaliteitscriteria 2.1 worden uitgevoerd en dat de uniforme spelregels van toepassing zijn voor afwijking tot een bodemniveau. Hoe pas je de spelregels en explainmodules toe?
stap 1 stap 2 stap 3
• Bekijk voor je eigen gemeente (lokaal gezien) welke deskundigheidsgebieden je wil/moet explainen (omdat je niet voldoet aan KC 2.1.) N.B. Basistaken zijn conform Kwaliteitscriteria 2.1.
• Betreft dit een deskundigheidsgebied dat een Brabantbrede 'explainmodule' heeft? Gebruik bij voorkeur dan de Brabantbrede explain (dan sta je sterker)
• Betreft dit een ander deskundigheidsgebied (die geen Brabantbrede explainmodule heeft)? Gebruik dan de spelregels (bodemniveau van Brabant) en formuleer op basis daarvan je maatwerk-explain voor je gemeente
5
3.
Brabantbrede spelregels en explainmodules
3.1. Spelregels (bodemniveau) De Kwaliteitscriteria 2.1 zijn opgebouwd uit 26 deskundigheidsgebieden. De werkgroep heeft spelregels geformuleerd als bodemniveau voor de deskundigheidsgebieden die niet aangemerkt zijn als basistaak. Aan deze spelregels voldoen ook de explainmodules die beschreven worden in paragraaf 3.2. De spelregels zijn:
Het minimaal Aantal werknemers met de omschreven deskundigheid waarover men moet kunnen beschikken om de noodzakelijke deskundigheid te kunnen borgen is altijd 2. De gedachte achter deze spelregel is dat minder dan 2 personen de organisatie te kwetsbaar maakt. Het wordt aan de organisatie overgelaten hoe het minimale aantal medewerkers met de omschreven deskundigheid wordt geborgd. De minimale basisFrequentie (Het aantal keren dat een bepaalde activiteit moet zijn uitgevoerd voordat deze activiteit 100% zelfstandig kan worden uitgevoerd) is tenminste 1/3 van een fte. Tot het moment dat deze activiteit 100% zelfstandig kan worden uitgevoerd, vindt begeleiding plaats door medewerkers die wel voldoen. De minimale Opleiding (Het minimale denkniveau, uitgedrukt in termen van relevante MBO, HBO opleiding) is gerelateerd aan het onderscheid eenvoudig en complex. Voor het behandelen van eenvoudige situaties geldt een MBO werk- en denkniveau en voor het behandelen van complexe situaties geldt een HBO werk- en denkniveau. Dit geldt voor de deskundigheidsgebieden waarbij dit onderscheid in de Kwaliteitscriteria 2.1 wordt gemaakt. Het minimale Kennisniveau houdt in dat de organisatie een actualisatieplicht heeft ten opzichte van de medewerker om het kennisniveau op peil te houden indien nieuwe regelgeving dat vereist. Het minimale aantal jaren relevante werkErvaring die men nodig heeft om de activiteit 100% zelfstandig uit te kunnen voeren is conform Kwaliteitscriteria 2.1 behoudens de deskundigheidsgebieden waaraan een eis van 5 jaar is gesteld. De 5 jaar ervaringseis wordt vervangen door een eis van 3 jaar.
Naast spelregels per factor zijn door de werkgroep algemene uitgangspunten overgenomen vanuit de Kwaliteitscriteria VTH 2.1 die ook als spelregel gelden: Complex versus eenvoudig Indien voldaan wordt aan de deskundigheidseisen voor complexere activiteiten, dan wordt automatisch voldaan aan de deskundigheidseisen voor dezelfde eenvoudige activiteiten. Het bevoegd gezag bepaalt zelf welke situaties complex zijn en welke situaties eenvoudig. Een medewerker op HBO-niveau beoordeelt bij de intake per geval of er sprake is van een complexe of eenvoudige situatie. Voor een beschrijving van complex versus niet-complex zie paragraaf 3.2.6 van de Kwaliteitscriteria 2.1 (vanaf pagina 13). Indien het bevoegd gezag kan aantonen dat complexe zaken niet aan de orde zijn, kan worden volstaan met de kritieke massa voor eenvoudige situaties. Indien er geen complexe situaties van toepassing zijn waarbinnen activiteiten behorende bij de deskundigheidsgebieden vergunningverlening en toezicht en handhaving bouw worden uitgevoerd, dan kunnen de activiteiten worden uitgevoerd door medewerkers op mbo+ niveau. Voldoen aan kritieke massa betekent niet dat alle medewerkers moeten voldoen. Het bevoegd gezag dient te voldoen aan de criteria ongeacht waar de activiteiten worden uitgevoerd. Per deskundigheidsgebied worden verschillende activiteiten benoemd.
6
In sommige gevallen gelden voor de activiteiten binnen één deskundigheidsgebied verschillende eisen voor kritieke massa. In de praktijk betekent dit dat activiteiten binnnen een specifiek deskundigheidsgebied door verschillende personen kunnen worden uitgevoerd en dat de organisatie dan alsnog voldoet. Met andere woorden, het is mogelijk dat drie van de vier activiteiten van één deskundigheidsgebied door medewerker A, B of C wordt uitgevoerd en de overige activiteit door medewerker D. Een voorbeeld hiervan is beschreven bij de deskundigheidsgebieden 8. Behandelen juridische aspecten vergunningverlening (pagina 66 Kwaliteitscriteria 2.1), 9. Behandelen juridische aspecten handhaving (pagina 67 Kwaliteitscriteria 2.1) en 10. Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten (pagina 68 Kwaliteitscriteria 2.1). Integrale afweging en gebiedskennis Voor het realiseren van kwaliteit op het terrein van vergunningverlening en handhaving is integrale afweging en gebiedskennis ook heel belangrijk. Deze twee aspecten zijn aanvullend gesteld. Voor het leveren van kwaliteit op het terrein van vergunningverlening, toezicht en handhaving dienen vraagstukken integraal te worden afgewogen. Dit maakt dat een bredere afweging dan de afweging binnen het werkveld van vergunningverlening, toezicht en handhaving nodig is om kwaliteit te leveren richting het openbaar bestuur. Dit
geldt voor de integrale afweging binnen de VTH-taken (zoals tussen de activiteiten op het gebied van ruimtelijke ordening, bouwen en milieu), als breder dan dat; alle aspecten waarmee het bevoegd gezag te maken heeft, dienen in de integrale afweging te worden betrokken. Denk hierbij aan sociale of culturele afwegingen. Ook dienen in de integrale afweging de specifieke eigenschappen van het gebied en de lokale omstandigheden te worden betrokken. Voor de uitvoering van de integrale afweging dienen medewerkers op het terrein van casemanagement, regie, coördinatie en accountmanagement, over competenties en opleidingsniveau te beschikken die deze integrale afweging mogelijk maken. Ter illustratie van een integrale afweging te maken op gemeentelijk niveau geldt de beoordeling van lokaal geurbeleid, bouwen in een stankcirkel van een veehouderijbedrijf en de realisatie van een mantelzorgwoning. 3.2. Explainmodules Het vertrekpunt voor het ontwikkelen van de 7 explainmodules zijn de Kwaliteitscriteria 2.1. Met de kwaliteitscriteria voor kritieke massa kan een antwoord gegeven worden op de vraag of een organisatie en haar medewerkers in principe in staat zijn om de taken en onderliggende operationele activiteiten uit te voeren, gegeven de minimaal benodigde deskundigheid voor de uitvoering van deze taken en de continuïteit daarvan. De 7 deskundigheidgebieden zijn per factor doorlopen, te weten de factoren: Aantal, Frequentie, Opleiding, Ervaring en Kennis. Voor de volledigheid de definities die voor de factoren gebruikt worden:
7
Deskundigheid • Opleiding: de minimale basisopleiding en een indicatie van de aard en de omvang van de benodigde aanvullende opleidingen waarmee de kennis is te verkrijgen. • Werkervaring: het minimale aantal jaren relevante werkervaring die men nodig heeft om de taak zelfstandig uit te kunnen voeren. • Aanvullende kennis: de minimaal benodigde basiskennis en diepgaande kennis voor de zelfstandige uitvoering van de taak, in aanvulling op de opleidingen. Continuïteit • Frequentie: de minimale frequentie per jaar waarmee een taak zelfstandig moet worden uitgevoerd om de deskundigheid te behouden. • Aantal: het minimale aantal medewerkers met de omschreven deskundigheid en frequentie waarover de organisatie moet kunnen beschikken om de noodzakelijke deskundigheid te kunnen borgen. • Borging: de omgeving waar deze activiteiten uitgevoerd moeten worden (binnen de overheid of uitbesteed) en de mogelijkheden die er zijn om in te huren. Voor de explainmodules is onderstaand format ontwikkeld. Dit format is ingevuld ingevuld aan de hand van de spelregels en Brabantse explain en is een bijlage bij de verordening.
8
4.
Explainmodules deskundigheidsgebieden Juridisch
4.1.
Deskundigheidsgebieden 8. Behandelen juridische aspecten vergunningverlening en 9.Behandelen juridische aspecten handhaving De deskundigheidsgebieden 8. ‘Behandelen juridische aspecten vergunningverlening’ en 9. ‘Behandelen juridische aspecten handhaving’ zijn samengevoegd tot 1 deskundigheidsgebied. Organisaties die de activiteiten van deze deskundigheidsgebieden uitvoeren binnen zowel het domein bouwen en milieu, kunnen voldoen met 3 medewerkers die ieder 1/3 Fte daaraan besteden. De betreffende 3 medewerkers dienen te voldoen aan zowel de eisen voor deskundigheidsgebied 8. ‘Behandelen juridische aspecten vergunningverlening’ als aan 9. ‘Behandelen juridische aspecten handhaving’. De eis van functiescheiding op dossier- dan wel objectniveau is op deze drie medewerkers van toepassing. Dit betekent dat degene die bij de desbetreffende vergunning is betrokken niet degene mag zijn die ook de handhaving doet op hetzelfde dossier. In de praktijk wordt, in sommige gevallen, voor het voldoen aan bovenstaand vereiste door de gemeente gebruik gemaakt van een ander organisatieonderdeel zoals bijvoorbeeld Juridische Zaken voor het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures (activiteit 4). De gemeente kan dan nog steeds voldoen indien in de gemeente voor het voeren van procedures (activiteit 4) en degene die de procedures uitvoert minimaal 5 procedures op jaarbasis doorloopt. 4.2.
Deskundigheidsgebied 10. Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten De activiteiten 1, 2, 3 en 4 van het deskundigheidsgebied 10. ‘Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten’ kennen een overlap met de activiteiten 2 en 3 van deskundigheidsgebied 2. ‘Vergunningverlening Bouwen en RO’. Als voldaan wordt aan activiteiten 2 en 3 van deskundigheidsgebied 2. ‘Vergunningverlening Bouwen en RO’ dan wordt voor wat betreft de frequentie waarmee de taak uitgevoerd dient te worden, ook aan deskundigheidsgebied 10. ‘Behandelen Juridische aspecten afwijkingsbesluiten’ voldaan. Dit betekent dat de gemeente wel dient te voldoen aan alle criteria van deskundigheidsgebied 2 (activiteiten 2 en 3) en dat deze activiteiten ook bij dezelfde persoon moeten zijn belegd. De gedachte hierachter is dat het in de praktijk vaak mogelijk is om generieke en specialistische deskundigheidsgebieden te combineren binnen 1 persoon, waarbij de frequentie-eisen per activiteit genuanceerd bekeken kunnen worden. Met andere woorden 1 persoon kan (delen) van meerdere deskundigheidsgebieden beoordelen en daarbij is het mogelijk om generieke deskundigheidsgebieden (zoals vergunningverlening Bouwen en RO) te combineren met specialistische deskundigheidsgebieden (zoals behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluit). Voor activiteit 5 geldt dezelfde eis als bij behandelen juridische aspecten vergunningverlening en handhaving. Indien in de gemeente voor het voeren van procedures van een ander organisatieonderdeel (bijvoorbeeld Juridische Zaken) gebruik wordt gemaakt dan is dit toegestaan mits degene die de procedures uitvoert minimaal 5 procedures op jaarbasis doorloopt.
9
5.
Explainmodules deskundigheidsgebied accent Bouw
5.1. Deskundigheidsgebieden 13. Bouwfysica en 16. Bouwakoestiek De activiteiten die behoren bij de deskundigheidsgebieden 13. ‘Bouwfysica’ en 16. ‘Bouwakoestiek’ kennen geen onderverdeling meer, maar worden binnen het betreffende deskundigheidsgebied volledig samengevoegd. Dit betekent dat voor deskundigheidsgebied 13. ‘Bouwfysica’ alle 10 de activiteiten worden samengevoegd en dat voor deskundigheidsgebied 16. ‘Bouwakoestiek’ alle 4 de activiteiten worden samengevoegd. 5.2. Deskundigheidsgebied 15. Constructieve veiligheid Om de kwaliteit te waarborgen is bij het deskundigheidsgebied 15. ‘Constructieve veiligheid’ ervoor gekozen om de frequentie-eis 2/3 fte aan te passen naar 1/2 fte. 5.3. Deskundigheidsgebied 17. Sloop en asbest Voor het deskundigheidsgebied 17. ‘Sloop en Asbest’ geldt dat er aan de frequentie-eis is voldaan indien de organisatie volledig voldoet aan alle criteria van deskundigheidsgebied 2. ‘Vergunningverlening Bouwen en RO, activiteit 4’ en deskundigheidsgebied 4. ‘Toezicht en Handhaving Bouwen en RO’.
10
Explainmodules verordening vergunning, toezicht en handhaving omgevingsrecht Noord-Brabant 8. Behandelen juridische aspecten vergunningverlening 9. Behandelen juridische aspecten handhaving Onderstaande activiteiten moeten binnen de overheid uitgevoerd worden. Het betreffen kernactiviteiten van de Wabo die bij het bevoegd gezag thuishoren Activiteit 8.1 9.1 8.2 en 9.2 8.3 9.3 8.4 en 9.5 9.4 9.6 9.7
(procedureel) beoordelen van vergunningaanvragen. (procedureel) beoordelen van handhavingsverzoeken en gedoogbeschikkingen. Adviseren over diverse juridische vraagstukken op het terrein van het omgevingsrecht. Adviseren dan wel opstellen van (gedoog) beschikkingen ten aanzien van (complexe) aanvragen op grond van de Wabo. Behandelen en begeleiden van handhavingsprocedures. Behandelen van bezwaar- en beroepschriften, verzoeken voorlopige voorziening en zienswijzen, opstellen verweerschriften en pleitnota’s en vertegenwoordigen van het bevoegd gezag bij de behandeling hiervan. Opstellen van beschikkingen ten aanzien van (complexe) handhavingszaken en het doen van aanschrijvingen in het kader van bouw, RO en milieu. Invorderen van geldschulden. Coördineren flankerend beleid / strafrechtelijk en bestuursrechtelijke acties door boa.
Eisen aan medewerkers die deze activiteiten uitvoeren Opleiding Basisopleiding • Relevante HBO Aanvullende opleidingen • Basiscursus Wm • Basiscursus Wro • Basiscursus bouwbesluit • Basiscursus Nb-wet • Verdiepingscursus Awb • Verdiepingscursus omgevingsrecht
Werkervaring 1 jaar voor activiteiten 8.1 en 9.1 en 8.2 en 9.2 3 jaar voor activiteiten 8.3 t/m 9.7
Aanvullende kennis Actualisatieplicht (zie spelregel Kennisniveau)
Frequentie Besteden 1/3 fte aan deze activiteiten en/of doorlopen minimaal 5 procedures (reageren op bezwaar of beroep tot en met het * bepleiten dan wel commissie)
Eisen aan organisaties die deze activiteiten uitvoeren Minimaal 3 medewerkers met 3 jaar werkervaring die voldoen aan bovengenoemde criteria Explain Brabant De eis van functiescheiding (vergunningverlening en handhaving) op dossier- dan wel objectniveau is op deze drie medewerkers van toepassing. * Activiteit 8.4 en 9.5 kan elders in de organisatie worden georganiseerd mits degene die de procedures uitvoert minimaal 5 procedures op jaarbasis doorloopt
11
Explainmodules verordening vergunning, toezicht en handhaving omgevingsrecht Noord-Brabant
10. Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten Onderstaande activiteiten moeten binnen de overheid uitgevoerd worden. Het betreffen kernactiviteiten van de Wabo die bij het bevoegd gezag thuishoren. Een medewerker op HBO-niveau beoordeelt bij de intake per geval of er sprake is van een complexe of eenvoudige situatie Activiteit 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
Toetsen van een aanvraag aan het bestemmings- of inpassingplan en het beoordelen van ontheffingsmogelijkheden. Beoordelen wel/niet meewerken aan een initiatief en planologische medewerking. Maken van een keuze voor het geëigende juridische /planologische instrument per initiatief (afwijkingsbesluit of een andere planvorm / besluit op basis van de Wabo of Wro) Voorbereiden, motiveren, opstellen en laten nemen van een afwijkingsbesluit Doorlopen van bezwaar-, en beroepsprocedures (inclusief RvS) naar aanleiding van een afwijkingsbesluit
Eisen aan medewerkers die deze .. activiteiten uitvoeren Opleiding Basisopleiding • Relevante HBO Aanvullende opleidingen • Basiscursus Omgevingsrecht • Basiscursus Wro • Verdiepingscursus praktische toepassing omgevingsrecht
Werkervaring 3 jaar
Aanvullende kennis Actualisatieplicht
Frequentie Besteden 1/3 fte aan deze activiteit
en/of
(zie spelregel Kennisniveau)
en / of
15 toetsingen en/of beoordelingen per jaar
Aan de frequentie eis is voldaan indien de organisatie volledig voldoet aan alle criteria van deskundigheidsgebied “2 Vergunningverlening Bouwen en RO, activiteiten 2 en 3”
(zie spelregel werkErvaring)
Eisen aan organisaties die deze 5 activiteiten uitvoeren Minimaal 2 medewerkers die voldoen aan de criteria Explain Brabant Complex dekt eenvoudig: medewerkers die complexe taken uitvoeren kunnen ook de eenvoudige taken uitvoeren
12
Explainmodules verordening vergunning, toezicht en handhaving omgevingsrecht Noord-Brabant 13. Bouwfysica Onderstaande activiteiten 1 t/m 10 kunnen worden uitbesteed aan een marktpartij, mits de uitbestedende overheidsorganisatie beschikt over het deskundigheidsgebied “2 . Vergunningverlening bouwen en ruimtelijke ordening” of “4. toezicht en handhaving bouwen en ruimtelijke ordening”. Een medewerker op HBO-niveau beoordeelt bij de intake per geval of er sprake is van een complexe of eenvoudige situatie Activiteit 13.1 13.2 13.3 13.4 13.5 13.6 13.7 13.8 13.9 13.10
Bespreken bevindingen met architect en/of adviesbureau. Toetsen tekeningen en berekeningen daglichttoetreding. Toetsen tekeningen en berekeningen rookgasafvoer. Controleren door visuele inspecties tijdens uitvoering van de bouw. Controleren door uitvoering controlemetingen geluid, ventilatie, luchtdichtheid. Toetsen uitgangspunten, tekeningen en berekeningen ventilatie. Beoordelen bouwplan op samenhang tussen alle bouwfysische aspecten. Toetsen tekeningen en berekeningen geluidwering. Toetsen bouwkundige details koudebruggen. Toetsen uitgangspunten en berekeningen EPC en luchtdoorlatendheid.
Eisen aan medewerkers die deze 10 activiteiten uitvoeren Opleiding Alleen eenvoudige situaties Basisopleiding • Relevante MBO Aanvullende opleidingen • Verdiepingscursus Bouwbesluit • Verdiepingscursus BWT1 • Basiscursus opstellen geluidmodellen • Basiscursus Wm, Wro en ArcGIS
Werkervaring
Aanvullende kennis
Frequentie
1 jaar activiteiten 13.1 t/m 13.5 2 jaar activiteit 13.6 t/m 13.10
Actualisatieplicht
Besteden 1/3 fte aan de activiteiten 13.1 t/m 13.5 (eenvoudig)
Opleiding Een of meerdere complexe situaties Basisopleiding • Relevante HBO
Werkervaring
Aanvullende kennis
Frequentie
3 jaar toetsing en controle
Actualisatieplicht
Besteden 1/3 fte aan deze activiteiten
(zie spelregel Kennisniveau)
(zie spelregel basisfrequentie)
(zie spelregel Kennisniveau)
Aanvullende opleidingen • Zie eenvoudige situaties • Post HBO Bouwfysica * • Verdiepingscursus opstellen geluidsmodellen • Verdiepingscursus Wm, Wro en
13
Explainmodules verordening vergunning, toezicht en handhaving omgevingsrecht Noord-Brabant •
ArcGIS Specialistische opleiding bouwakoestiek (Post HBO)
Eisen aan organisaties die deze 10 activiteiten uitvoeren Alleen eenvoudige situaties Een of meerdere complexe situaties
Minimaal 2 medewerkers die voldoen aan de criteria Minimaal 2 medewerkers die voldoen aan de criteria voor complexe situaties
Explain Brabant Complex dekt eenvoudig: medewerkers die complexe taken uitvoeren kunnen ook de eenvoudige taken uitvoeren (zie spelregel minimale opleiding)
14
Explainmodules verordening vergunning, toezicht en handhaving omgevingsrecht Noord-Brabant 15. Constructieve veiligheid Onderstaande activiteiten 1 t/m 6 kunnen uitbesteed worden aan een marktpartij mits de uitbestedende overheidsorganisatie beschikt over het deskundigheidsgebied „2. Vergunningverlening bouwen en ruimtelijke ordening‟ en „4. Toezicht en handhaving bouwen en ruimtelijke ordening‟. Een medewerker op HBO-niveau beoordeelt bij de intake per geval of er sprake is van een complexe of eenvoudige situatie. Activiteit 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Controleren constructietekeningen en berekeningen op constructieve veiligheid en bruikbaarheid. Beoordelen bouwmaterialen. Toetsen van de gehele constructie van een bouwaanvraag. Bespreken en vastleggen van bevindingen over de gehanteerde rekenmethode en schematisering met het raadgevend ingenieursbureau dat de bouwconstructie heeft ontworpen. Inspecteren op uitvoering complexe constructieve zaken. Inspecteren op constructies in de gebruiksfase.
Opleiding Alleen eenvoudige situaties Basisopleiding • Relevante HBO Aanvullende opleidingen • Verdiepingscursus Bouwbesluit • Specialistische opleiding beton-, staal-, of houtconstructeur op HBO-niveau
Werkervaring
Aanvullende kennis
Frequentie
Actualisatieplicht
Besteden 1/2 fte aan de activiteiten
Opleiding Een of meerdere complexe situaties Basisopleiding • Relevante HBO
Werkervaring
Aanvullende kennis
Frequentie
3 jaar
Actualisatieplicht
Besteden 1/2 fte aan deze activiteiten
3 jaar (zie spelregel Kennisniveau)
(zie spelregel Kennisniveau) Aanvullende opleiding(en) • Zie eenvoudige situaties
Explain Brabant Complex dekt eenvoudig: medewerkers die complexe taken uitvoeren kunnen ook de eenvoudige taken uitvoeren (zie spelregel minimale opleiding)
15
Explainmodules verordening vergunning, toezicht en handhaving omgevingsrecht Noord-Brabant 16. Bouwakoestiek Onderstaande activiteiten 1 t/m 4 kunnen uitbesteed worden aan een marktpartij mits de uitbestedende overheidsorganisatie beschikt over minimaal één medewerker met de deskundigheid nodig voor activiteit 1. Een medewerker op HBO-niveau beoordeelt bij de intake per geval of er sprake is van een complexe of eenvoudige situatie.
Activiteit 16.1 16.2
16.3 16.4
16.5
Controleren aan de hand van meting of de norm wordt gehaald Beoordelen van een aanvraag door middel van: a. de effecten van verschillende bouwkundige oplossingen op de geluidwering van de gevel beoordelen en een ingediende berekening interpreteren en controleren. b. de geluidwering van constructies tussen woningen beoordelen en toetsen aan het Bouwbesluit. c. de nagalm in een gemeenschappelijke ruimte bepalen. Toezicht uitvoeren op de akoestische aspecten van het bouwplan. Beoordelen bouwlawaai en trillinghinder: a. beoordelen ontheffing aanvraag b. beoordelen of onderzoek nodig is, het (laten) uitvoeren van onderzoek en beoordelen onderzoek c. ondersteunen bij toezicht en handhaving Beoordelen noodzakelijkheid ontheffing bouwlawaai en trillinghinder
Eisen aan medewerkers die deze 5 activiteiten uitvoeren Opleiding Alleen eenvoudige situaties Basisopleiding • Relevante MBO Aanvullende opleidingen • Verdiepingscursus Bouwbesluit • Verdiepingscursus BWT1 • Basiscursus opstellen geluidmodellen • Basiscursus Wm, Wro en ArcGIS
Werkervaring
Aanvullende kennis
Frequentie
2 jaar activiteit 16.1 3 jaar activiteiten 16.2 t-m 16.5
Actualisatieplicht
Besteden 1/3 fte aan de activiteiten 16.1 t/m 16.5 (eenvoudig)
Opleiding Een of meerdere complexe situaties Basisopleiding • Relevante HBO
Werkervaring
Aanvullende kennis
Frequentie
3 jaar toetsing en controle
Actualisatieplicht
Besteden 1/3 fte aan deze activiteiten
(zie spelregel Kennisniveau)
(zie spelregel basisfrequentie)
(zie spelregel Kennisniveau)
Aanvullende opleidingen • Zie eenvoudige situaties • Post HBO Bouwfysica * • Verdiepingscursus opstellen geluidsmodellen • Verdiepingscursus Wm, Wro en ArcGIS
16
Explainmodules verordening vergunning, toezicht en handhaving omgevingsrecht Noord-Brabant •
Specialistische opleiding bouwakoestiek (Post HBO)
Eisen aan organisaties die deze 5 activiteiten uitvoeren Alleen eenvoudige situaties Een of meerdere complexe situaties
Minimaal 2 medewerkers die voldoen aan de criteria Minimaal 2 medewerkers die voldoen aan de criteria voor complexe situaties
Explain Brabant Complex dekt eenvoudig: medewerkers die complexe taken uitvoeren kunnen ook de eenvoudige taken uitvoeren (zie spelregel minimale opleiding)
17
Explainmodules verordening vergunning, toezicht en handhaving omgevingsrecht Noord-Brabant 17. Sloop en asbest Onderstaande activiteiten kunnen ook uitbesteed worden aan een marktpartij mits de uitbestedende overheidsorganisatie beschikt over het deskundigheidsgebied “4. Toezicht en handhaving bouwen en ruimtelijke ordening‟. Activiteit 1. 1. Beoordelen (bij een aanvraag) of er een sloopveiligheidsplan benodigd is en het beoordelen van een sloopveiligheidsplan. 2. 2. Nemen van materiaalmonsters op locatie (niet zijnde asbest). 3. 3. Beoordelen van sloop aanvragen en meldingen. 4. 4. Toezicht op de sloop o.a. beoordelen vrijgavemeting, veiligheid, ondergrondse tanks. 5. 5. Toezicht op mobiele brekers. 6. 6. Toezicht op sloopmeldingen, onderdeel asbestverwijdering. 7. 7. Beoordelen asbestinventarisatie. 8. 8. Toezicht op omgang met asbest (na akkoord sloop afvalstoffen).
Eisen aan medewerkers die deze 8 activiteiten uitvoeren 9.
Opleiding
10. Werkervaring
11. Relevante MBO 12. 1 jaar 13. Aanvullende opleidingen: 14. Specialistische opleiding asbestdeskundige
Aanvullende kennis
Frequentie
Actualisatieplicht
Besteden 1/3 fte aan deze activiteit
(zie spelregel Kennisniveau)
en / of
conform SC570 Aan de frequentie eis is voldaan indien de organisatie volledig voldoet aan alle criteria van deskundigheidsgebied “2 Vergunningverlening Bouwen en RO, activiteit 4” en deskundigheidsgebied “4 Toezicht en Handhaving Bouwen en RO”. Eisen aan organisaties die deze 8 activiteiten uitvoeren Explain Brabant voor zover het basistaken betreft zijn de kwaliteitscriteria 2.1. van toepassing
18