COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL _______________ JAARVERSLAG 2006-2007
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
INHOUDSTAFEL
VOORWOORD
6
DEEL I. DE COHERENTE UITWERKING EN COÖRDINATIE VAN HET STRAFRECHTELIJK BELEID (art. 143bis §2,1° Ger.w.) HOOFDSTUK 1 – GROOT-BANDITISME EN TERRORISME
9
1. Inleiding 2. Algemeen 3. Inhoudelijk
9 9 9
HOOFDSTUK 2 – RESIDUEN EN VOEDSELVEILIGHEID
13
1. Het ontwikkelen van materiedeskundigheid 2. Het bevorderen van de multidisciplinaire samenwerking 3. Het streven naar uniformiteit binnen opsporings- en vervolgingsdaden
14 15 15
HOOFDSTUK 3 – ECONOMISCHE, FINANCIELE EN FISCALE CRIMINALITEIT
17
HOOFDSTUK 4 – LEEFMILIEU
20
1. 2. 3. 4. 5.
20 22 23 24 24
Inleidende beschouwingen Waals Gewest Vlaams Gewest Federaal niveau Internationaal
HOOFDSTUK 5 – VERKEERSVEILIGHEID
25
1. 2. 3. 4. 5. 6.
25 25 26 27 27 27
Vergaderingen van de expertisecel Omzendbrieven Adviezen in naam van het College Vertegenwoordiging van het College op vergaderingen of in werkgroepen Varia Opleidingen
HOOFDSTUK 6 – MENSENHANDEL EN MENSENSMOKKEL
27
HOOFDSTUK 7 – VERDOVENDE MIDDELEN
29
1. Algemeen 2. Overzicht van de activiteiten 3. Vooruitzichten
29 29 30
HOOFDSTUK 8 – MILITAIR STRAFRECHT EN RELATIES MET DE KRIJGSMACHT
31
2
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 9 – BEMIDDELING IN STRAFZAKEN EN BPR-JUSTITIEHUIZEN
32
1. Algemeen 2. Informeel netwerk “Bemiddeling in strafzaken” 3. Werkgroep “BPR-Justitiehuizen”
32 32 33
HOOFDSTUK 10 – JEUGDBESCHERMING
34
HOOFDSTUK 11 – SLACHTOFFERONTHAAL
38
1. Vergaderingen van de verbindingsmagistraten van de parketten-generaal 2. Vertegenwoordiging van het College bij officiële instanties en binnen verschillende werkgroepen 3. Deelname aan het N.I.C.C.-onderzoek betreffende de evaluatie van het slachtofferbeleid en studiedag van 14 mei 2007 4. Opleiding van magistraten
38 38 39 39
HOOFDSTUK 12 – INTRAFAMILIAAL GEWELD EN EXTRAFAMILIALE KINDERMISHANDELING
39
HOOFDSTUK 13 – INFORMATIEHUISHOUDING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
40
DEEL II. DE GOEDE ALGEMENE EN GECOÖRDINEERDE WERKING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE (art. 143bis §2,2° Ger.w.) HOOFDSTUK 1 – EXPERTISENETWERK “STRAFRECHTELIJK BELEID – STRAFRECHTSPLEGING”
43
1. Luik “Strafrechtelijk beleid” 2. Luik “Strafrechtspleging”
43 43
HOOFDSTUK 2 – SOCIAAL STRAFRECHT – STRIJD TEGEN DE SOCIALE FRAUDE
45
HOOFDSTUK 3 – STRAFUITVOERINGSRECHTBANKEN
46
1. Werkzaamheden vóór de inwerkingtreding van de wet 2. Werkzaamheden sinds de inwerkingtreding van de wet 3. Opgeloste problemen sinds de inwerkingtreding van de wet
46 48 49
HOOFDSTUK 4 – VAST BUREAU WERKLASTMETING
51
HOOFDSTUK 5 – EXPERTISENETWERK “POLITIE”
51
HOOFDSTUK 6 – COMMISSIE VOOR DE MODERNISERING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE 54 EN DE ALGEMENE RAAD VAN DE PARTNERS VAN DE RECHTERLIJKE ORDE HOOFDSTUK 7 – PROJECT WEBSITE O.M. - “OMPTRANET”
55
HOOFDSTUK 8 – GERECHTSKOSTEN IN STRAFZAKEN
56
HOOFDSTUK 9 – VERDELING VAN DE PARKETJURISTEN EN REFERENDARISSEN
58
3
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 10 – VERDELING VAN DE GERECHTELIJK STAGIAIRS
59
1. Onthaalcapaciteit 2. Verdeling 3. Benoemingen
59 59 60
DEEL III. OVERZICHT VAN DE ACTIVITEITEN VAN HET COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL 62
HOOFDSTUK 1 – VERGADERINGEN 1. De maandelijkse vergaderingen van het College van Procureurs-generaal 2. De vergaderingen van het College van Procureurs-generaal onder het voorzitterschap van de minister van Justitie 3. Het overleg tussen het College van Procureurs-generaal en het Bureau van de Raad van Procureurs des Konings 4. Het overleg tussen het College van Procureurs-generaal en het Bureau van de Raad van Arbeidsauditeurs 5. Het overleg tussen het College van Procureurs-generaal en de commissarisgeneraal van de Federale Politie
62 62 62 63 63
HOOFDSTUK 2 – OMZENDBRIEVEN
64
HOOFDSTUK 3 – ADVIEZEN
65
HOOFDSTUK 4 – PARLEMENTAIRE VRAGEN
66
DEEL IV. BETREKKINGEN MET HET FEDERAAL PARKET HOOFDSTUK 1 – ADVIEZEN MET BETREKKING TOT DE KANDIDATEN VOOR HET AMBT VAN FEDERAAL MAGISTAAT
69
HOOFDSTUK 2 – EVALUATIE VAN DE FEDERALE PROCUREUR EN DE WERKING VAN HET FEDERAAL PARKET 69
DEEL V. BETREKKINGEN MET EUROJUST 71
4
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL VI. RAPPORTAGE ART. 47undecies Sv. 1. Artikel 47undecies, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering: geseponeerde dossiers – punt VII.5.1 COL 13/2006 2. Artikel 47undecies, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering: fase van de uitvoering – punt VII.5.2 COL 13/2006 en punt III.1 COL 14/2007 3. Artikel 47undecies, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering: informanten gemachtigd om strafbare feiten te plegen – punt VII.5.3 COL 13/2006 en punt III.2 COL 14/2007
74 76 77
DEEL VII. OMKADERING VAN HET COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL HOOFDSTUK 1 - SECRETARIAAT
79
1. Beheer van de archieven van de opgeheven militaire rechtscolleges 2. Kwalificatieboeken – Kwalificatiecodes
80 82
HOOFDSTUK 2 – DIENST STATISTISCH ANALISTEN
83
1. 2. 3. 4. 5. 6.
83 83 83 84 85 85
Strafrechtelijke databanken Jaarstatistiek van het openbaar ministerie, correctionele rechtbanken Ondersteuning aan het openbaar ministerie Externe aanvragen tot statistieken Omkadering en ondersteuning van statistische projecten van andere diensten Evolutie van het team van statistisch analisten
HOOFDSTUK 3 – VAST BUREAU WERKLASTMETING
86
DEEL VIII. BIJLAGEN 1. Beleidsplan van het openbaar ministerie 2. Overzichtslijst parlementaire vragen 3. Evaluatieverslag van de federale procureur en de werking van het Federaal Parket
5
88 104 107
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
VOORWOORD
Overeenkomstig artikel 143bis, §7 van het Gerechtelijk Wetboek brengt het College van Procureurs-generaal jaarlijks verslag uit over zijn activiteiten aan de minister van Justitie. Dit jaarverslag heeft betrekking op het gerechtelijk jaar 2006-2007 en poogt de activiteiten van het College op een zo volledig mogelijke manier te weerspiegelen. Het eerste deel behandelt de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid inzake de belangrijkste vormen van criminaliteit. De oprichting van de expertisenetwerken binnen het openbaar ministerie is opnieuw een buitengewoon efficiënt instrument gebleken met het oog op de voorbereiding van het strafrechtelijk beleid en de coördinatie tussen de verschillende geledingen van het openbaar ministerie, de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid en de FOD Justitie. Het College heeft eveneens een blauwdruk voor de omzendbrieven goedgekeurd met het oog op een gemeenschappelijke methodologie voor de redactie ervan. Deel twee heeft betrekking op de wijze waarop het College zich heeft ingezet voor de goede algemene werking en de coördinatie van het openbaar ministerie. Het project “Werklastmeting” werd voortgezet en de praktische toepassing ervan werd in alle rechtsgebieden van de hoven van beroep opgestart. Parallel hiermee werd ook de Omptranetsite van het openbaar ministerie operationeel en deze website is intussen reeds uitgegroeid tot een essentieel instrument in de communicatie tussen alle leden van het openbaar ministerie. In het derde deel wordt een overzicht gegeven van alle vergaderingen van het College, de verspreide omzendbrieven, de uitgebrachte adviezen evenals de antwoorden op parlementaire vragen. Het is eveneens aangewezen te vermelden dat het College op 27 april 2007 te Ophain voor de eerste maal een seminarie heeft georganiseerd waarop de belangrijkste verantwoordelijken van het openbaar ministerie werden samengebracht. Deze bijeenkomst heeft de mogelijkheid geboden op een diepgaande manier over het optreden van het openbaar ministerie na te denken, evenals over de communicatie en organisatie. Tijdens dit seminarie werden ook de grote lijnen geschetst van het document “De modernisering van Justitie: een doelstelling voor het openbaar ministerie”, dat op 25 juni 2007 aan de heer Didier Reynders werd bezorgd, die door de koning als informateur was aangewezen met het oog op de vorming van een regering. Ten slotte heeft het College zijn overlegvergaderingen met de Federale Politie, enerzijds, en de Bureaus van de Raden van Procureurs des Konings en Arbeidsauditeurs, anderzijds, verder gezet en nog geïntensifieerd, teneinde de samenhang binnen het openbaar ministerie nog meer te versterken. De andere delen hebben betrekking op het door het College uitgeoefende toezicht op het Federaal Parket, de evaluatie van het Belgische lid van Eurojust, de evaluatie en de statistische gegevens inzake de bijzondere opsporingsmethoden en de ondersteuning van het College door de verschillende diensten van het Secretariaat. De doorgedreven inspanningen van alle geledingen van het openbaar ministerie hebben de mogelijkheid geboden een gemeenschappelijk beleidsplan voor de gehele organisatie van het openbaar ministerie op te stellen. De belangrijkste doelstelling uit dit plan is de strijd tegen de gerechtelijke achterstand en de bewaking van de doorlooptijden van de dossiers.
6
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Niettemin heeft het College vooropgesteld dat, als noodzakelijke voorwaarden waaraan moet worden voldaan om deze doelstelling te bereiken, een betere samenwerking met de minister van Justitie moet worden bewerkstelligd, dat het absoluut noodzakelijk is dat nieuwe werkingsmiddelen worden toegekend, in het bijzonder voor de oprichting van een gestructureerd gemeenschappelijk secretariaat, en dat bovendien ook aanzienlijke initiatieven dienen te worden genomen ter verbetering van de wetgeving. Het openbaar ministerie geeft duidelijk uiting aan de ambitie om de eigen structuur in handen te nemen en de grote lijnen van de noodzakelijke hervorming voor te stellen, en dit om nog beter ten dienste van de gemeenschap te kunnen staan. C. Visart de Bocarmé, Procureur-generaal bij het hof van beroep te Luik, Voorzitter van het College van Procureurs-generaal van 1.09.2006 tot 31.08.2007
7
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL I. DE COHERENTE UITWERKING EN COÖRDINATIE VAN HET STRAFRECHTELIJK BELEID (art. 143bis §2,1° Ger.w.)
8
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 1- GROOT-BANDITISME EN TERRORISME
1. Inleiding In het kader van enkele prioritaire onderwerpen van strafrechtelijk beleid werd in het najaar van 2001 het expertisenetwerk “Groot-banditisme en Terrorisme” opgestart. Het expertisenetwerk bestaat uit leden van het openbaar ministerie, de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, de Geïntegreerde Politie en de Veiligheid van de Staat. De procureur-generaal te Gent die instaat voor het algemene beheer van het expertisenetwerk, wordt ondersteund door een coördinatieteam dat samengesteld is uit magistraten van de vijf parketten-generaal en het Federaal Parket en een vertegenwoordiger van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid. Inmiddels kreeg dit expertisenetwerk een wettelijke verankering door de wet van 12 april 2004 houdende verticale integratie van het openbaar ministerie. 2. Algemeen Het expertisenetwerk heeft meegewerkt aan het seminarie te Ophain d.d. 27 april 2007 en heeft voor deze aangelegenheid een overzicht opgesteld van de prioriteiten, van de gewenste wetgevende initiatieven en van de visie m.b.t. de werking van de expertisenetwerken. Op 21 mei 2007 vond de vergadering van het coördinatieteam van het expertisenetwerk plaats. 3. Inhoudelijk Het expertisenetwerk kent een aantal concrete projecten, waarvan de belangrijkste evoluties hierna kort worden samengevat. Project 1 – Informantenwerking In de loop van 2006 en 2007 werd het toezichtonderzoek van het Comité P inzake informantenwerking voortgezet. De Dienst Enquêtes van het Comité P heeft contact opgenomen met een aantal BOM-magistraten om kennis te nemen van hun beschouwingen. Het protocolakkoord met de Dienst Vreemdelingenzaken inzake informantenwerking voorziet in een jaarlijkse evaluatie. Deze evaluatie vond in 2007 plaats: uit het verslag blijkt dat er geen fundamentele problemen te melden zijn en dat de samenwerking tussen de verschillende diensten vlot verloopt. Project 2 – Bijzondere opsporingsmethoden Het expertisenetwerk werd door het kabinet-Justitie betrokken bij de verdediging voor het Grondwettelijk Hof van de diverse beroepen tot vernietiging van de reparatiewet ‘BOM’ van 27 december 2005. Na het arrest nr. 105/2007 d.d. 19 juli 2007, waarbij een beperkte vernietiging werd uitgesproken, werden bij memo 278 d.d. 23 juli 2007 voorlopige instructies gegeven in het licht van de gevolgen van dit arrest (in afwachting van een addendum aan COL 13/2006).
9
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Daarnaast was het expertisenetwerk, zoals gebruikelijk, actief betrokken bij volgende traditionele jaarlijkse seminaries: de BTS-dag (Bijzondere Technieken/Techniques Spéciales) met de BTS-officieren, de LIB’s, de BOM-magistraten, leden van het Federaal Parket, van de parketten-generaal en van de centrale directies van de Federale Politie, die plaatsvond te Brussel op 15 december 2006 een waarbij in het bijzonder aandacht werd besteed aan de BTS-Codex, een praktijkhandboek voor politie en magistratuur bij het toepassen van bijzondere opsporingsmethoden; het opleidingsseminarie inzake “het uitwisselen van beroepservaringen tussen parketmagistraten gespecialiseerd in het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden”, dat plaatsvond te Brussel op 11 en 12 mei 2007, met onder meer aandacht voor de jurisprudentie van de kamers van inbeschuldigingstelling inzake de wettigheidscontrole op gebied van BOM. Het expertisenetwerk organiseerde de vergaderingen van de zogenaamde “Millenniumcommissie”, die, in uitvoering van artikel 47quinquies § 4 Wetboek van Strafvordering, ten behoeve van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken de omkaderende en organisatorische maatregelen voorstelt die noodzakelijk zijn om de anonimiteit en de veiligheid van de met de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden belaste politieambtenaren te vrijwaren. Er werd vergaderd op 15 september 2006, 24 november 2006, 2 maart 2007 en 8 juni 2007. Binnen de “Millenniumcommissie” werd ook de nieuwe ministeriële omzendbrief geredigeerd betreffende de aanwending van de bijzondere fondsen die door de FOD Justitie aan de politiediensten ter beschikking worden gesteld (in werking getreden op 1 augustus 2007). De werkzaamheden van de permanente begeleidingscommissie “LEXPO” werden verder gezet, die zich buigt over concrete cases, rechtspraak en veel gestelde vragen inzake de bijzondere opsporingsmethoden, en dit om het professionalisme op het terrein te verhogen en te komen tot het ontwikkelen van ‘best practices’ en het permanent updaten van een BTScodex. Er werd vergaderd op 20 oktober 2006, 30 oktober 2006, 16 maart 2007 en 15 juni 2007. De verslagen van deze vergaderingen, inclusief de politionele onderrichtingen en de FAQ’s, werden binnen het expertisenetwerk verspreid. Het expertisenetwerk heeft meegewerkt aan het beantwoorden van een EU-vragenlijst kaderend in een initiatief ter bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten inzake de undercoveragenten. Het expertisenetwerk heeft meegewerkt aan een gedachtewisseling betreffende een aanpassing van de zgn. taplijst van artikel 90ter Sv., onder meer toepasselijk op een aantal bijzondere opsporingsmethoden. Een laatste vergadering vond plaats op 28 september 2006, waarbij een voorstel aan de minister van Justitie kon worden voorgelegd. Ten slotte heeft het expertisenetwerk deelgenomen aan enkele vergaderingen inzake de herziening van de rapportageplicht in uitvoering van artikel 90decies Sv. en bijgedragen aan de totstandkoming van het jaarrapport in toepassing van dit artikel. De bestaande gemeenschappelijke omzendbrief van het College van Procureurs-generaal in dit verband werd vervangen door COL 17/2006 d.d. 21 september 2006. Project 3 – Anonieme getuigen Met het oog op de toepassing van artikel 86ter Sv. en het uitvoerings-K.B. van 20 maart 2003 kon het materiaal voor het verhoor van anonieme getuigen uiteindelijk geleverd en op punt gesteld worden met het oog op de operationele aanwending ervan. Middels een memo werd een nota verspreid die één en ander toelicht.
10
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Project 5 – Bescherming bedreigde getuigen De procureur-generaal te Gent en de federale procureur maken deel uit van de Getuigenbeschermingscommissie die bevoegd is voor het toekennen, wijzigen en intrekken van beschermingsmaatregelen en financiële hulpmaatregelen. Vergaderd werd op 7 november, 24 november en 18 december 2006 en op 29 januari, 1 maart, 26 maart, 2 mei en 3 juli 2007. Daarnaast werd binnen de Getuigenbeschermingsdienst een voorontwerp uitgewerkt ter aanpassing van de wetgeving inzake de bedreigde getuigen, in het bijzonder met betrekking tot de volledige identiteitswijziging met een absolute beveiliging, de controle van de aan de beschermde getuige opgelegde voorwaarden, het mogelijk maken van de getuigenbescherming voor de bedreigde getuige die zelf in verdenking werd gesteld. Project 8 – Partnership Een lid van het expertisenetwerk maakt deel uit van het Federaal Overlegplatform Partnership (samenwerkingsverband tussen de Lokale en Federale Politie, het Federaal Parket, het College van Procureurs-generaal, de banken, de Post en de distributieondernemingen inzake de aanpak van diefstallen gewapenderhand – DGH). Er werd vergaderd op 18 oktober 2006 en 24 april 2007. Daarbij kwamen o.m. aan bod: het criminaliteitsbeeld van de diefstallen gewapenderhand, een studie over het profiel van de daders en het recidivisme, de aanpak van de Tiger Kidnapping en de videobewaking. Project 9 – Terrorisme Het expertisenetwerk is door de procureur-generaal Gent en de federale procureur vertegenwoordigd in het College voor Inlichting en Veiligheid (C.I.V.), dat toeziet op de gecoördineerde uitvoering van de beslissingen van het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid, dat de politiek inzake inlichtingen en inzake de bescherming van gevoelige informatie vaststelt. Het C.I.V. vergaderde op 6 september 2006, 21 september 2006, 25 oktober 2006, 14 december 2006, 30 januari 2007, 27 februari 2007, 6 maart 2007, 23 april 2007, 2 mei 2007, 20 juli 2007 en 26 juli 2007, waarbij o.m. volgende onderwerpen aan bod kwamen: de implementatie van het OCAD, het uitwerken van een actieplan ‘wetenschappelijk en economisch potentieel’, het wetsontwerp ‘bijzondere inlichtingenmethodes’, de maritieme beveiliging en de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, het K.B. ‘bijzondere maatregelen financiering terrorisme’. I.v.m. de onderwerpen die op het C.I.V. aan bod kwamen, kregen binnen het expertisenetwerk een bijzondere aandacht: de redactie van een addendum aan de COL Terrorisme, m.b.t. de gespecialiseerde onderzoeksrechters (COL 18/2006 d.d. 16 oktober 2006); de redactie van een addendum aan de COL Terrorisme, m.b.t. het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (COL 2/2007 d.d. 24 januari 2007); de verspreiding per memo van twee ressortelijke circulaires tot toelichting van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen en de wet van 5 februari 2007 betreffende de maritieme beveiliging; de redactie van een uitgebreid advies over het voorontwerp van wet betreffende de methodes voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;
11
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
de verspreiding van een memo ter toelichting van het koninklijk besluit van 28 december 2006 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen de financiering van het terrorisme. Het expertisenetwerk heeft meegewerkt aan opleidingen en studiedagen: reflectiedag “Terrorisme” te Brussel op 29 januari 2007 voor gespecialiseerde magistraten en politiemensen; twee voorbereidende vergaderingen (26 april 2007 en 6 juli 2007) voor een EU-seminarie “Internationale Samenwerking in de strijd tegen het terrorisme” (vond plaats van 24 tot 26 oktober 2007). Op basis van een beslissing van het College voor Inlichting en Veiligheid werd binnen het expertisenetwerk een juridische werkgroep opgericht die zich buigt over de wettelijke mogelijkheden en beperkingen inzake internetrecherche. Deze werkgroep “Internetrecherche” kwam samen op 11 oktober 2006, 30 oktober 2006, 17 november 2006, 7 december 2006, 9 januari 2007, 1 februari 2007, 14 maart 2007, 24 mei 2007 en 28-29 augustus 2007. Conform het uitgewerkte standpunt van de werkgroep werd binnen het expertisenetwerk een memo verspreid waarbij de juridische grond aangewezen wordt voor de onderschepping en kennisname van e-mailberichten en waarbij een overzicht gegeven wordt van de opsporingsautoriteiten op het internet, gerangschikt naar de graad van intrusie in het privéleven van de burger en met de aanduiding of deze al dan niet toegestaan zijn in de proactieve / reactieve fase. Project 10 – Documentatie De referentiemagistraten “Groot-Banditisme en Terrorisme” werden regelmatig via memo’s op de hoogte gebracht van gestelde vragen, evoluties in de wetgeving, richtlijnen, belangrijke rechtspraak, … in de materies die hen aanbelangen. In de periode van 1 september 2006 tot en met 30 augustus 2007 werden in totaal 29 memo’s verspreid. Project 13 – Jaarrapport Georganiseerde Criminaliteit Het expertisenetwerk werkt via het begeleidingscomité mee aan de totstandkoming van de tweejaarlijkse jaarrapporten ‘Georganiseerde Criminaliteit in België’. Het laatste jaarrapport werd per memo d.d. 27 september 2006 verspreid. Het is een omvangrijk werkstuk met niet alleen aandacht voor het criminaliteitsbeeld op zich (omgevingsanalyse, organisatiestructuur, contrastrategieën, illegale en legale markten, impact), doch ook voor de aanpak van deze criminaliteit (verloop van de onderzoeken en overheidsmaatregelen) en met een aantal conclusies en aanbevelingen, zowel op methodologisch als op operationeel vlak. Een nieuwe omzendbrief inzake de georganiseerde criminaliteit werd verspreid. COL 19/2006 d.d. 4 december 2006 heeft niet alleen aandacht voor het jaarrapport ‘Georganiseerde criminaliteit' (op basis van een criminologische definitie), doch verschaft ook toelichting bij de strafrechtelijke definitie van criminele organisatie. De bijdrage van het openbaar ministerie aan het jaarrapport, die in het verleden onvoldoende werd nagekomen, wordt in de omzendbrief sterk benadrukt.
12
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Project 14 – Proactieve recherche Het expertisenetwerk nam de aanvang van de redactie van een nieuwe omzendbrief van het College van Procureurs-generaal ter actualisering van COL 4/2000 betreffende de proactieve recherche. Project 20 – Inbraken door rondtrekkende daders Het expertisenetwerk werd betrokken bij en nam deel aan de onder leiding van het Federaal Parket gehouden vergaderingen d.d. 2 oktober 2006, 31 januari 2007 en 28 februari 2008 van de werkgroep “Juridische problemen en informatieflux”. Daarnaast participeerde het expertisenetwerk ook aan een aantal vergaderingen eind 2006 – begin 2007 o.l.v. de veiligheidsadviseur van de eerste minister, die hebben geleid tot het regeringsdocument van 22 maart 2007 ‘De aanpak van rondtrekkende dadergroeperingen, een actualisatie’. Het expertisenetwerk nam ook actief deel aan het colloquium ‘Rondtrekkende Dadergroepen’ op 12 september 2006 te Brussel. Het expertisenetwerk verleende ook zijn medewerking aan studies m.b.t. dit fenomeen, waarvan de resultaten per memo verspreid werden. Ten slotte startte het expertisenetwerk de werkzaamheden ter redactie van een omzendbrief van het College van Procureurs-generaal betreffende de rondtrekkende dadergroepen. HOOFDSTUK 2 – RESIDUEN EN VOEDSELVEILIGHEID
Het expertisenetwerk “Residuen en Voedselveiligheid” (hierna: RVV) is sedert zijn oprichting op 16 april 2002 actief in fenomenen die betrekking hebben op de illegale zwendel in groeistimulatoren, hormonen en dopingproducten, op farmaceutische inbreuken en op inbreuken op de voedselveiligheid in de ruimste zin van het woord. De algemene opdracht van het expertisenetwerk RVV (waarin naast de referentiemagistratenRVV heel wat externe adviseurs waaronder DSB/FGP/FAVV/FAGG, Douane, etc. zetelen) bestaat erin beleidsondersteunend werk te leveren ten behoeve van het College van Procureurs-generaal en in te staan voor de informatie- en documentatiedoorstroming tussen de leden van het expertisenetwerk. De realisatie van de ondersteunings- en uitwisselingsopdracht heeft geleid tot verdere coördinatie en uniformiteit van het strafrechtelijk beleid in de betrokken misdrijffenomenen onder de leiding van de heer Sabbe, thans procureur des konings te Gent. De huidige hoofdcoördinator nam pas op 1 maart 2007 de leiding van het netwerk RVV over. Zoals in het verleden reeds het geval was, bleef het RVV ook in 2006-2007 zijn opdrachten in concreto toespitsen op drie prioritaire doelstellingen: het ontwikkelen van materiedeskundigheid in hoofde van al haar leden. Deze materiedeskundigheid moet dienen als hefboom om de beleidsvoorbereidende en ondersteunende taken ten behoeve van het College van Procureurs-generaal op een constructieve wijze te realiseren; het verder bevorderen van de multidisciplinaire samenwerking tussen de leden van het netwerk en tussen de diensten die zij vertegenwoordigen;
13
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
het streven naar uniformiteit binnen de opsporings- en vervolgingsdaden van het openbaar ministerie; 1. Het ontwikkelen van materiedeskundigheid Er werd gestreefd naar de aanpak van de misdrijffenomenen in hun totaliteit. Eerder dan te gaan inwerken op de verschillende symptomen van de misdrijffenomenen, die zich uiteraard vooral manifesteren op de laagste echelons, werden stappen ondernomen om een totaalbeeld van de misdrijfstructuur te verwerven teneinde tussen te komen op een hoger niveau in de misdrijfketen. Daartoe is een kennis van en een inzicht in de misdrijfconfiguratie essentieel. In eerste instantie werd dan ook gestreefd naar expertise op de verschillende niveaus van het handhavingsbeleid. Daartoe werden meerdere initiatieven genomen: De wetswijzigingen die betrekking hebben op de fenomenen inzake aanwending van illegale groeistimulatoren, hormonen, doping, farmaceutische misdrijven en inbreuken op de voedselveiligheid werden ter kennis gebracht en toegelicht aan de leden van het expertisenetwerk (als voorbeeld geldt de ressortelijke omzendbrief van 9 juni 2006 inzake geneesmiddelen en farmaceutische producten (wet van 1 mei 2006 houdende herziening van de farmaceutische wetgeving) die werd verspreid door de procureur-generaal te Gent en overgenomen in de overige rechtsgebieden). Een centralisatie, analyse en verspreiding van alle relevante rechtspraak en rechtsleer. De juridische argumentaties van de diverse rechtscolleges met betrekking tot de materie van de residuen en voedselveiligheid worden nauwgezet bijgehouden en gecentraliseerd. Alle voor de materie relevante vonnissen en arresten worden stelselmatig ter kennis gebracht van de leden van het expertisenetwerk, zowel met het oog op de uitbouw van verdere materiedeskundigheid als omwille van feedback. In de schoot van het parket-generaal te Gent wordt alle voor het expertisenetwerk RVV relevante documentatie bijgehouden, teneinde te worden uitgewisseld of op eerste verzoek ter beschikking te worden gesteld van de leden. Alle relevante informatie en documentatie van het expertisenetwerk RVV werden gepubliceerd op Omptranet. In het kader van de uitbouw van een multidisciplinaire opleiding voor politie en magistraten werd een analyse van de opleidingsbehoeften voorbereid. In het kader van de opleiding van de magistraten heeft de vorige hoofdcoördinator in het raam van de cursus sportrecht in februari 2007 over de dopingproblematiek gedoceerd. Er werden adviezen verstrekt inzake het nieuwe dopingdecreet van de Vlaamse Gemeenschap. Er werd informatie verstrekt en medewerking dopingproblematiek van RTBF, ZDF en ZEMBLA.
14
verleend
aan
reportages
over
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
2. Het bevorderen van de multidisciplinaire samenwerking De misdrijffenomenen residuen en voedselveiligheid – sensu lato – vergen een multidisciplinaire aanpak omwille van hun verregaande technisch-wetenschappelijke inhoud en moeilijkheidsgraad. De werkzaamheden van de verschillende betrokken diensten moeten zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd en het is eveneens noodzakelijk om een informatie-uitwisseling en –doorstroming te realiseren. Volgende initiatieven werden daartoe genomen: Op verschillende niveaus werden beleidsmatige en operationele overlegplatforms in stand gehouden of opgestart, en dit zowel nationaal als internationaal. In concreto waren er twee- à driemaandelijkse vergaderingen van de Interdepartementale Coördinatiecel voor de Controle op de Voedselveiligheid, wekelijkse of tweewekelijkse vergaderingen van de Multidisciplinaire Hormonencel, tweemaandelijkse vergaderingen van de Multidisciplinaire Fraudebestrijdingscel voor de Veiligheid van de Voedselketen, driemaandelijkse vergaderingen van het overlegplatform FAVV-Justitie-Politie, zonder daarnaast de ettelijke operationele dossiergebonden vergaderingen uit het oog te verliezen. Daar waar de hoofdcoördinator van het expertisenetwerk zelf instaat voor het leiden of bijwonen van de voormelde vergaderingen, dient evenzeer aandacht te worden besteed aan een aantal initiatieven op arrondissementeel niveau die door de hoofdcoördinator van het expertisenetwerk zoveel mogelijk werden bijgewoond en/of ondersteund. Binnen het expertisenetwerk werd alle relevante informatie aan de leden toegezonden door middel van memo’s die verspreid worden via de elektronische snelweg. Dankzij de release van Omptranet kan deze informatie-uitwisseling, minstens wat de leden van het openbaar ministerie betreft, nu via deze website gebeuren. De overige leden van het expertisenetwerk RVV ontvangen alle relevante informatie verder per memo via e-mail. De wetenschappelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op het illegale gebruik van groeistimulatoren evolueren razendsnel. De bevoegde onderzoekslaboratoria doen alle moeite om de wetenschappelijke ontwikkelingen op de voet te volgen. Via overleg met de verantwoordelijken van de laboratoria kon het expertisenetwerk zijn leden nauwgezet op de hoogte houden van de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen. Dit overleg strekte zich tevens uit tot laboratoria buiten de landsgrenzen. Er werd een draaiboek voor multidisciplinaire samenwerking opgemaakt en verspreid, evenals een overzicht van de bijzondere bevoegdheden in het kader van het fenomeen RVV. Op een bijeenkomst, die begin februari 2007 op de Multidisciplinaire Hormonencel samen met het Nederlandse Platform voor Hormonen werd georganiseerd, werden de optimalisering van de informatiedoorstroming en de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen in beide landen voorgesteld. 3. Het streven naar uniformiteit binnen opsporings- en vervolgingsdaden In het licht van de gelijkberechtiging van alle rechtsonderhorigen wordt zoveel mogelijk gestreefd naar een uniformiteit van de opsporings- en vervolgingsdaden van het openbaar ministerie.
15
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Om remediërend te kunnen optreden tegen het gebruik van verboden groeistimulatoren in de fokkerij en de vetmesting heeft, zoals voor het eerst in 1997, van 23 tot 25 juni 2004 te Ittre tussen alle betrokken diensten een nieuwe reflectieronde plaatsgevonden. Vertrekkende van een analyse van de bestaande problemen kwamen de deelnemers tot het formuleren van een belangrijk aantal aanbevelingen. De conclusies en aanbevelingen van Ittre II werden op 04 februari 2005 samen met een samenvattende nota aan de Ministerraad voorgelegd. Bij beslissing van dezelfde datum bevestigde de Ministerraad dat de strijd tegen de illegale groeistimulatoren voor de regering een prioriteit blijft, nam ze akte van de aanbevelingen van Ittre II, verzocht ze de betrokken ministers deze aanbevelingen in concrete voorstellen om te zetten en belaste ze de Interdepartementale Coördinatiecel voor de Controle op de Voedselveiligheid ermee tegen eind 2005 verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen. In de loop van 2005 werd een belangrijk aantal van de aanbevelingen gerealiseerd. Dit komt ongetwijfeld de slagkracht en de uniformiteit van de handhaving ten goede. In december 2005 maakte de vroegere hoofdcoördinator een eerste opvolgingsverslagIttre II over aan mevrouw de minister van Justitie. Op 30 maart 2007 werd dit verslag, samen met een samenvattende nota en de vraag tot herbevestiging dat de strijd tegen de illegale groeistimulatoren een prioriteit blijft, aan de Ministerraad voorgelegd. Formulieren, kwalificaties van misdrijven, modellen van proces-verbaal, vorderingen en dagvaardingen worden verzameld en op Omptranet ter beschikking gesteld van de leden van het expertisenetwerk. Aldus wordt gestreefd naar, enerzijds, uniformiteit en, anderzijds, tijdswinst voor de gebruikers nu zij kunnen terugvallen op documentatie die reeds de toets van de degelijkheid heeft doorstaan. In diverse belangrijke dossiers met internationale en bovenarrondissementele impact gebeurde een coördinatie van de opsporingen in functie van verdere vervolging en de vervolging zelf. Naast het klassiek gekende fenomeen van illegale groeistimulatoren in de vetmesting werden steeds meer vaststellingen gedaan van inbreuken inzake humane doping. De politionele en justitiële beeldvorming en de coördinatie van opsporing en vervolging moet in belangrijke mate leiden tot het in kaart brengen van de hoofdverantwoordelijken van de illegale handel in verboden substanties. Er werden projecten opgestart teneinde de producten op de illegale markt beter te kunnen vatten. Zo werd er meegewerkt aan de voorbereiding van een productcatalogus voor douane, politie- en inspectiediensten. Het belangrijkste doel van deze productcatalogus bestaat erin een signaal te geven aan degenen die weinig vertrouwd zijn met substanties en geneesmiddelen maar toch beslissingen in deze materies dienen te nemen (bijvoorbeeld inbeslagnames…). Er werd eveneens onderzocht welke de mogelijkheden zijn om over te gaan tot opsporingen via Internet nu blijkt dat het Internet vaak misbruikt wordt voor de handel in hormonale producten.
16
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 3 – ECONOMISCHE, FINANCIELE EN FISCALE CRIMINALITEIT
Het expertisenetwerk “Economische, Financiële en Fiscale Delinquentie” heeft tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 zijn activiteiten voortgezet in het verlengde van de werkzaamheden die werden aangevat sedert de oprichting van de door de bijstandsmagistraat inzake economische, financiële en fiscale delinquentie voorgezeten werkgroep. De werkzaamheden van het netwerk kaderen in de ondersteuning aan het College van Procureurs-generaal en in de overtuiging de strijd tegen de financiële criminaliteit te verbeteren ten behoeve van het hele openbaar ministerie. *
*
*
Het coördinatieteam is samengesteld uit minstens één magistraat van elk parket-generaal, uit een federaal magistraat en een vertegenwoordiger van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid en van het C.O.I.V. In functie van de agenda worden eveneens andere deelnemers op de vergaderingen van het coördinatieteam uitgenodigd, bijvoorbeeld de voorzitter van de C.F.I. of de directeur ECOFIN-DJF van de Federale Politie. Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 hebben enkele herschikkingen binnen het expertisenetwerk de goede organisatie van de werkzaamheden ervan enigszins verstoord. Zo werden praktisch alle leden van het coördinatieteam vervangen. De heer advocaat-generaal Alain Winants, hoofdcoördinator van het netwerk, werd bij koninklijk besluit van 26 oktober 2006 aangesteld als administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat. De heer advocaat-generaal Jean Lotz werd door de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel aangewezen om de heer Winants vanaf november 2006 op te volgen. In maart 2007 werd de heer Patrick De Wolf, substituut-procureur-generaal, aangewezen als adjuncthoofdcoördinator. Ten slotte kan het coördinatieteam sinds het midden van de maand maart 2007 rekenen op ondersteuning door de heer Patrick Robert, jurist bij het Secretariaat van het College van Procureurs-generaal. *
*
*
Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 werden zes vergaderingen van het coördinatieteam georganiseerd in de lokalen van het College van Procureurs-generaal, respectievelijk op 17 november 2006, 12 januari 2007, 26 januari 2007, 9 februari 2007, 16 maart 2007 en 1 juni 2007. In grote lijnen werden tijdens deze vergaderingen volgende thema’s besproken: Ontwerpprotocol “Grote fraude”/Financiën-Justitie Reeds gedurende enkele gerechtelijke jaren lagen de onderhandelingen over dit protocol stil. Op 20 december 2006 bezorgde de Staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, een nota aan het College van Procureurs-generaal inzake een ontwerp van samenwerkingsprotocol aangaande de strijd tegen mechanismen van grote en georganiseerde fiscale fraude met een internationale dimensie en tegen systemen van complexe fiscale fraude. Dit document werd voorgelegd aan het coördinatieteam van het expertisenetwerk dat op 12 februari 2007 een nota t.b.v. het College van Procureurs-generaal opstelde. Volgens de coördinatoren van het netwerk was het aangewezen het principe van een verhoogde vorm van samenwerking te aanvaarden tussen het openbaar ministerie, de Federale Politie en de
17
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
fiscale administraties, maar zou deze samenwerking niettemin dienen te worden geconcretiseerd d.m.v. een adequaat wettelijk kader, en dit meer bepaald inzake de oprichting van en de toegang tot een gemeenschappelijke databank, het statuut van de fiscaal assistenten die ter beschikking worden gesteld van de ondersteuningscel en de wijziging van artikel 29, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen de informatiedoorstroming tussen al deze actoren mogelijk zou maken. Tijdens de vergadering van 27 februari 2007 van het College van Procureurs-generaal werden de conclusies van het expertisenetwerk bestudeerd (agendapunt 15). Er werd vervolgens op 13 maart 2007 een brief in die zin aan mevrouw de minister van Justitie gericht t.a.v. de heer staatssecretaris voor Financiën. Op 10 mei 2007 bezorgde de Staatssecretaris aan het College het door de vier voogdijministers ondertekende samenwerkingsprotocol, dat volledig identiek was met de tekstversie die ter onderzoek aan het netwerk werd voorgelegd. In het protocol werd verkeerdelijk aangegeven dat het op 27 februari 2007 werd goedgekeurd door het College van Procureurs-generaal. Op 5 juni 2007 stuurde de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel dan ook in naam van het College van Procureurs-generaal een brief aan de minister van Justitie, ter attentie van de staatssecretaris voor Financiën, waarin deze bewering categoriek werd ontkend. In deze brief werd uiting gegeven aan de verbazing van het College van Procureurs-generaal dat dit protocol volledig identiek was met de aan het College voorgelegde tekst en dus geenszins rekening hield met het aangetekende voorbehoud. Derhalve kon dit samenwerkingsprotocol tot op heden nog niet worden toegepast, zodanig dat nog niet werd overgegaan tot, enerzijds, de benoeming van de fiscaal assistenten door de minister van Financiën en, anderzijds, de uitbreiding van hun kader, hetgeen met de inwerkingtreding van het protocol dient gepaard te gaan. Problematiek van de fiscaal assistenten Leden van het coördinatieteam zijn tussenbeide gekomen bij de FOD Financiën teneinde de uitbreiding te versnellen van het kader van de fiscaal assistenten die worden gedetacheerd bij de parketten en auditoraten en bij de Federale Politie. Deze uitbreiding werd uiteindelijk gerealiseerd bij koninklijk besluit van 21 januari 2007 (B.S. van 2.02.2007). De heer Lotz, hoofdcoördinator, heeft hiertoe en met het oog op de oproep tot de kandidaten op 9 januari 2007 vergaderd met de administrateur-generaal van de Algemene Administratie Belastingen en Invorderingen. De heer De Wolf, adjunct-hoofdcoördinator, had zichzelf als contactpersoon voorgesteld voor de oproep tot de kandidaten, die zowel in het Belgisch Staatsblad van 25 april 2007 als van 7 mei 2007 werd gepubliceerd. Voorbereiding van het seminarie van het College van Procureurs-generaal van 27 april 2007 Het coördinatieteam heeft een aantal belangrijke acties vooropgesteld die in de toekomst door het netwerk zullen dienen ondernomen te worden en heeft aanbevelingen geformuleerd inzake de voorbereiding van het memorandum dat het College t.b.v. de toekomstige regering zou opstellen. Zo werd voorgesteld om volgende aangelegenheden in dit memorandum op te nemen: de modernisering van de artikelen 42, 43 (inbeslagname en verbeurdverklaring) en 505, lid 3 van het Strafwetboek (witwassen), de verbetering van de tenuitvoerlegging van en de controle op de beroepsverboden, de mogelijkheid om een wettelijk kader te voorzien voor de samenwerkingsprotocollen, de wijziging van artikel 5 van het Strafwetboek (strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen) en op gebied van strafrechtelijk beleid, het optrekken van de penale geldboeten voor misdrijven met een financiële of fiscale connotatie, de opheffing van artikel 457, § 2 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 92, en ten slotte het
18
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
voorzien in de wettelijke mogelijkheid voor het openbaar ministerie om in financiële zaken een minnelijke schikking voor te stellen, zelfs wanneer reeds een onderzoek werd geopend. Al deze voorgestelde punten werden ook daadwerkelijk integraal opgenomen in het memorandum van het openbaar ministerie van mei 2007. Toegang tot gerechtelijke dossiers voor de fiscale administraties Na contact te hebben opgenomen met de Administratie van de Bijzondere Belastingsinspectie hebben de coördinatoren van het expertisenetwerk de krachtlijnen vastgelegd inzake de toepassing van artikel 96 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 dat het vroegere artikel 125 van het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken vervangt. De “uitdrukkelijke” toestemming van de procureur-generaal of de federale procureur blijft dus noodzakelijk krachtens artikel 327, § 1, lid 2 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 92. De leden van het coördinatieteam hebben dit gemeenschappelijke standpunt ter kennis van de referentiemagistraten van hun rechtsgebied gebracht en dit standpunt zal overigens ook worden opgenomen in omzendbrief COL 13/2007 van het College. *
*
*
De andere reflectiepunten die door het expertisenetwerk “ECOFINFISC” werden behandeld, maar die pas tijdens het volgende gerechtelijk jaar tot concrete gevolgen hebben geleid, kunnen als volgt worden samengevat: De problematiek van het fenomeen ‘namaak’ en de interactie tussen de parketten met de diensten van de FOD Economie werden doorlopend bestudeerd alvorens de wet van 15 mei 2007 werd goedgekeurd die de bestraffing van dit fenomeen regelt. De actualisering van de memories van de faillissementscuratoren werd eveneens voortgezet. De aangiften aan de C.F.I. (Cel voor Financiële Informatieverwerking) en de bescherming van de bronnen en de aangevers werden tot een goed einde gebracht dankzij de bijdrage van de voorzitter van de Cel. Vooraleer de wet van 10 mei 2007 tot wijziging van artikel 505 van het Strafwetboek werd goedgekeurd, had het coördinatieteam zich meer in het bijzonder gebogen over de uitvoering van de straffen inzake verbeurdverklaringen ingeval van witwassen van geld. Ook de manier waarop de veroordelingsstatistieken op gebied van witwassen, die niet zijn gebaseerd op aangiften aan de C.F.I., kunnen worden verfijnd, werd door het netwerk behandeld, en dit met het oog op de praktische omzetting van de aanbevelingen die de F.A.G. had geformuleerd inzake de evaluaties die betrekking hebben op witwaspraktijken. Het expertisenetwerk heeft op- en aanmerkingen geformuleerd inzake de ontwerpomzendbrief van de FOD Financiën betreffende de corruptie van de fiscale ambtenaren. De minister van Justitie had verzocht om dit document, dat door een interdisciplinaire werkgroep werd opgesteld, aan een onderzoek te onderwerpen. Overigens was het eveneens noodzakelijk dat meerdere leden van het coördinatieteam deelnamen aan de vergaderingen die de evaluatie van België door de O.E.S.O. dienen vooraf te gaan en die op 10 en 11 oktober 2007 in Parijs zullen worden georganiseerd. Thema van deze vergaderingen was de praktische omzetting van de aanbevelingen inzake de strijd tegen de corruptie. Ten slotte werd ook het principe van samenwerking met de Raad van Procureurs des Konings bekrachtigd tijdens de vergadering van het coördinatieteam van het expertisenetwerk van 1 juni 2007. * * *
19
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
De hoofdcoördinator heeft tijdens het referentiejaar werkvergaderingen gehouden met vertegenwoordigers van het Instituut van de Accountants en de Belastingsconsulenten, FEBELFIN (Federatie voor de Belgische Financiële Sector) en de C.B.F.A. (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) en heeft eveneens contacten onderhouden met OLAF. *
*
*
Als conclusie kan worden gesteld dat de prioriteiten uit de op 30 maart 2004 door de Ministerraad goedgekeurde Kadernota Integrale Veiligheid van 30-31 maart 2004 werden nageleefd. Bovendien lagen de activiteiten van het netwerk gedurende het gerechtelijk jaar 2006-2007 in het verlengde van de werkzaamheden die voorheen werden ontwikkeld, en dit ondanks het feit dat vrijwel alle leden van het coördinatieteam werden vervangen. Het valt te betreuren dat het protocol “Grote fraude”/Financiën-Justitie niet in de praktijk kon worden omgezet bij afwezigheid van een wettelijk kader, dat nochtans door het expertisenetwerk “ECOFINFISC” werd voorgesteld. Het is eveneens betreurenswaardig dat de uitbreiding van het kader van de fiscaal assistenten in 2007 zonder gunstig gevolg is gebleven, aangezien de FOD Financiën deze ambtenaren, die t.b.v. het openbaar ministerie en de Federale Politie (C.D.G.E.F.I.D.) zouden worden gedetacheerd, pas in juni 2008 zou aanwijzen. De doelstellingen van het expertisenetwerk voor het gerechtelijk jaar 2007-2008 zullen hoofdzakelijk betrekking hebben op de behandeling en de analyse van de fenomenen corruptie, namaak en witwassen van geld in het kader van ernstige en georganiseerde fiscale fraude, en er zullen ook richtlijnen ter zake worden opgesteld. HOOFDSTUK 4 – LEEFMILIEU
1. Inleidende beschouwingen In het kader van de opdrachten die hem door artikel 2-3° van het koninklijk besluit van 6 mei 1997 worden toevertrouwd, heeft de procureur-generaal te Brussel zijn substituut, Mevrouw. K. Desaegher, met deze opdracht belast. Teneinde de contacten tussen de vijf parketten-generaal te optimaliseren, werd in 2006 beslist de vergaderingen te centraliseren, zodat de vijf referentiemagistraten elkaar toch fysiek zouden kunnen ontmoeten, zelfs al werden voornamelijk regionale standpunten besproken. In het voorjaar van 2006 werd de principiële beslissing tot de uitbouw van een expertisenetwerk binnen het College van Procureurs-generaal genomen. Er is immers geen twijfel mogelijk dat een bijzondere vorm van bijstand inzake milieu en stedenbouw noodzakelijk is. De procureur-generaal te Brussel heeft als portefeuillehouder vastgesteld dat dit echter enkel mogelijk is indien daartoe over de nodige middelen kan worden beschikt. Zodra hieraan is voldaan, kan de nodige structuur worden uitgebouwd teneinde tegemoet te komen aan de bestaande noden.
20
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Het expertisenetwerk kende een opstart door de samenstelling van een coördinatieteam dat maandelijks, afwisselend inzake leefmilieu en stedenbouw, samenkomt. Het expertisenetwerk kon gedurende dit gerechtelijk jaar enkel rekenen op punctuele ondersteuning door het Secretariaat van het College, en dit in het kader van de verslaggeving. Het ontbreekt de huidige stafdienst van het College aan de nodige middelen om het netwerk in de mogelijkheid te stellen projecten te ontwikkelen. Men kan hierbij denken aan de adviserende rol van het netwerk, de informatiedoorstroming tussen de parketten en parketten-generaal,… Op 1 juni 2007 werd de wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (p. 29680). Artikel 4 van deze wet voorziet in een nieuwe steundienst voor het College en beide Raden. Het netwerk heeft zijn behoeftenstudie aan de voorzitter van het College bezorgd teneinde adequate ondersteuning van zijn activiteiten te krijgen. De noden van het netwerk omhelzen verschillende aspecten van de werking ervan: de juridische voorbereiding van adviezen, nota’s e.d.m.; de vertaling van de voor het netwerk relevante teksten en het gecentraliseerde beheer van de informatiestromen, in het bijzonder via Omptranet. Deze studie werd opgenomen in het globale plan dat aan de minister van Justitie werd bezorgd. Vergaderingen: Het expertisenetwerk kwam tijdens het referentiejaar elf maal samen, namelijk op: 13.09.2006, 29.01.2007, 12.02.2007, 22.03.2007, 28.03.2007, 17.04.2007, 18.04.2007, 27.04.2007, 22.05.2007, 23.05.2007 en 19.06.2007. Volgende vergaderingen waren overlegvergaderingen met diverse instanties die verder nog aan bod zullen komen: op 29.01.2007 met de “DGATLP” en 22.03.2007 met de “DGRNE”. Op 27.04.2007 werd het expertisenetwerk, via zijn hoofdcoördinator, vertegenwoordigd op het seminarie van het openbaar ministerie, dat werd georganiseerd door het College. Naast de specifieke vragen heeft het netwerk bijzondere aandacht besteed aan de relaties tussen het openbaar ministerie en andere belangrijke actoren op gebied van leefmilieu en stedenbouw. Een niet-exhaustieve lijst van verschillende overlegvergaderingen: • • • •
17.04.2007: overleg met de gespecialiseerde diensten van de Federale Politie inzake de detectie van de afvalstromen; 18.04.2007: overleg tussen het expertisenetwerk en Brussels Instituut voor Milieubeheer; 22.05.2007: onderzoek naar de mogelijkheid tot het opstarten van uitwisselingsprogramma’s met de Verenigde Staten van Amerika en Canada; 23.05.2007: overlegvergadering in het kader van MARPOL en overleg met de Inspectie Dierenwelzijn inzake de inbeslagname van dieren.
Behoudens het overleg met andere actoren heeft het expertisenetwerk zich ook, onder meer, gebogen over andere problemen, bijvoorbeeld de mogelijkheid tot informatie-uitwisseling tussen de milieu-inspectiediensten en de politiediensten, de verdere uitwerking van de Kadernota Integrale Veiligheid, de beheersing van de gerechtskosten bij inbeslagname (in samenwerking met de dienst Gerechtskosten van de FOD Justitie), de totstandkoming van de uniforme tarifering van de minnelijke schikkingen en de voorbereiding van antwoorden op parlementaire vragen die ingevolge het koninklijk besluit van 06 mei 1997 aan de procureurgeneraal te Brussel als portefeuillehouder werden bezorgd. Voor twee projecten werd besloten over te gaan tot de oprichting van een ad-hocwerkgroep, namelijk voor de totstandkoming van een kwalificatieboek ‘leefmilieu – stedenbouw’ en voor
21
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
het project inzake de uniformering van de minnelijke schikkingen. Deze laatste werkgroep zal zijn conclusies overmaken aan de gelijknamige werkgroep van het expertisenetwerk “Strafrechtspleging” die zich over dezelfde problematiek buigt, maar met een algemene draagwijdte. Het komt eveneens regelmatig voor dat het expertisenetwerk met een probleem wordt geconfronteerd waarbij een algemeen antwoord zich opdringt, opdat een expertisenetwerk geen afwijkende standpunten zou innemen en zo de coherentie van het strafrechtelijk beleid in het gedrang zou brengen. Zo werd het onderzoek rond de mogelijkheid tot informatie-uitwisseling tussen inspectiediensten en politiediensten aan het expertisenetwerk “Politie” voorgelegd, daar dit raakt aan de toepassing van artikel 44 van de wet op het politieambt. Hetzelfde netwerk werd eveneens gevraagd duidelijkheid te scheppen in het statuut van bij gewestelijke administraties gedetacheerde politieambtenaren. Teneinde de vergaderingen meer te stroomlijnen heeft het netwerk op 22 mei beslist om het coördinatieteam vanaf het volgende gerechtelijk jaar op te splitsen in een coördinatieteam met als specialisatie ‘leefmilieu’ en een coördinatieteam dat alle stedenbouwkundige ontwikkelingen zal opvolgen. In de lijn van deze beslissing zal elk team vier maal per jaar samenkomen, om de andere maand. Tweemaal per jaar zal een overleg tussen de twee coördinatieteams worden georganiseerd. Het expertisenetwerk heeft, met het oog op de versterking van de internationale contacten, eveneens beslist dat de hoofdcoördinator hiervoor zal instaan. Dhr. Carolus zal optreden als plaatsvervanger en staat daarnaast in voor de contacten met de VS en Canada. De leden van het netwerk zullen, voor zover de activiteiten van hun korps dit mogelijk maken, het Belgische openbaar ministerie vertegenwoordigen op de belangrijkste congressen. Doelstellingen en betrachtingen: Vooreerst tracht het coördinatieteam oplossingen te bieden voor relevante problemen die zich op het terrein stellen: deze problemen worden ter kennis gebracht door de magistraten of door de betrokken politiediensten en administraties. Ook wordt getracht via contacten met de diverse administraties en politiediensten een zo efficiënt mogelijke samenwerking te bewerkstelligen. Een van de voornaamste problemen is het ontbreken van een kwalificatieboek. Het coördinatieteam zal trachten hiervoor een oplossing te bieden, ondanks een acuut gebrek aan juridische en administratieve ondersteuning. 2. Waals Gewest OVERLEG: Het overleg met de “DGRNE” De “Direction Générale des Ressources Naturelles et de l’Environnement” is één van de acht algemene directies van het ministerie van het Waals Gewest en staat in voor het beleid inzake het behoud van de natuur en het milieu, het bodembeheer en het beheer en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen zoals waters en bossen. Vanaf begin 2001 heeft de coördinerende magistraat van het parket-generaal Brussel, in onderlinge overeenstemming en in perfecte samenspraak met zijn ambtgenoten van de parketten-generaal Luik en Bergen, het initiatief genomen om dit bilaterale overleg op een duurzame, permanente en systematische manier opnieuw op te starten en het een nieuw elan te geven in het raam van zijn coördinatieopdracht, er zich evenwel van bewust zijnde
22
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
dat deze werkmethode mogelijk kon leiden tot initiatieven die zich zouden uitstrekken over het gehele Waals Gewest. Er werden vervolgens halfjaarlijkse vergaderingen georganiseerd. Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 hebben de magistraten en de vertegenwoordigers van de “DGRNE” elkaar ontmoet op 19 oktober 2006 en 22 maart 2007. De punten die tijdens deze vergaderingen worden besproken, geven trouwens vaak aanleiding tot een voortgezet schriftelijk overleg, hetgeen de mogelijkheid biedt oplossingen uit te werken of meningen en standpunten uit te wisselen. Het overleg met de “DGATLP” Het nieuwe Waalse decreet ‘relatif à la constatation, la recherche, la poursuite et la répression des infractions en matière d’environnement’ is inmiddels in werking getreden. Er werden op 4 mei 2006 en 29 januari 2007 overlegvergaderingen belegd tussen de magistraten en de ‘Direction générale de l'Aménagement de Territoire, du Logement et du Patrimoine’. Deze overlegvergaderingen stellen de magistraten in de mogelijkheid om geïnformeerd te blijven over de opvolging van gedwongen tenuitvoerleggingen van gerechtelijke beslissingen. ADVIEZEN: “URP” Bij het begin van het jaar 2006 werden de drie referentiemagistraten ‘leefmilieu’ van de parketten-generaal Brussel, Luik en Bergen uitgenodigd om een informatiesessie bij te wonen die werd georganiseerd door de huidige directeur van de “UAB” (Unité Anti-Braconnage), die door minister Lutgen werd belast met de reflectie omtrent de oprichting van een nieuwe politie-eenheid in de schoot van het Waals Gewest. De idee die ter gelegenheid van deze sessie werd ontwikkeld, bestond in de oprichting van een “Unité de Répression des Pollutions” (URP). Het zou hier een interne eenheid binnen de “DGRNE” betreffen die zou dienen in te staan voor de beteugeling van de zwaarste milieumisdrijven, waarbij de onderliggende moeilijkheid echter bestaat in de definitie van ‘de zwaarste misdrijven’. Deze nieuwe eenheid zou bestaan uit agenten van de Federale Politie en agenten van de huidige “DPE”. De tweede nieuwigheid die tijdens deze vergadering werd voorgesteld, betreft de oprichting, binnen de “DGRNE”, van een eenheid van strafrechtelijk beleid die de “URP” en de “UAB” zou overkoepelen en waarvan de leiding zou worden toevertrouwd aan de huidige directeur van de “UAB”. Dit project werd doorgekoppeld naar de procureurs-generaal te Brussel, Luik en Bergen en is nog steeds actueel.
3. Vlaams Gewest Overlegorgaan: Tijdens een vergadering van het College van Procureurs-generaal van 12 oktober 1993 werd beslist tot een geregeld overleg tussen vertegenwoordigers van de parketten-generaal en van de gewestelijke administraties. Na een voorbereidende vergadering op het Ministerie van Justitie op 14 december 1993 werd besloten tot de oprichting van een gestructureerd overlegplatform, dat later de “Commissie Vervolgingsbeleid” zou worden genoemd, en waar
23
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
prioriteiten zouden worden vastgelegd en werkafspraken zouden worden gemaakt tussen ambtenaren en parketten. De Commissie Vervolgingsbeleid voor het Vlaams Gewest kwam tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 niet meer samen, gelet op het op til zijnde milieuhandhavingsdecreet. Het is nu net dit decreet dat voorziet in een nieuw op te richten orgaan, de Hoge Raad voor Milieuhandhaving, die enerzijds de taken van de Vlaamse Commissie Vervolgingsbeleid zou overnemen, doch, anderzijds, ook adviezen zal verstrekken aan de Vlaamse regering en handhavingsprotocollen en een jaarlijks milieuhandhavingsrapport zou opstellen. De samenstelling zou ook wezenlijk verschillen van de Vlaamse Commissie Vervolgingsbeleid. 4. Federaal niveau Overlegorgaan: In de context van een eventuele oprichting van een Federale Commissie Vervolgingsbeleid stelde mevrouw Cindy Renard van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid een zeer uitgebreide nota op teneinde het kader te schetsen van het Belgische publiek recht en de bevoegdheidsverdeling. De idee van een Federale Commissie Vervolgingsbeleid ontstond naar het voorbeeld van de Commissie Vervolgingsbeleid van het Vlaams Gewest en de overlegvergaderingen magistraten – “DGRNE” – “DGATLP” (Waals Gewest). Een federale coördinatiestructuur zou een overlegplatform dienen te zijn voor alle federale milieubevoegdheden. Er werd een positief advies verstrekt. CITES De hoofdcoördinator van het expertisenetwerk werd aangeduid als vertegenwoordiger van het openbaar ministerie bij de Toezichtsgroep CITES. Substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent, dhr. Fr. Clarysse, werd aangeduid als plaatsvervangend lid. 5. Internationaal U.S.A. De goede contacten die reeds door de h. C. Vandewal met de Amerikaanse Ambassade werden gelegd, werden onderhouden door middel van vergaderingen in het kader van een mogelijke samenwerking, met name een gedachtewisseling inzake de aanpak van de leefmilieucriminaliteit en meer in het bijzonder aangaande de Noordzee. Québec Er werden contacten gelegd tussen de leden van het coördinatieteam en leefmilieuspecialisten van Québec met het oog op de organisatie van een videoconferentie op 26 september 2007. Hierbij zal de basis worden gelegd voor een toekomstige samenwerking en doorgedreven uitwisseling tussen de Belgische magistraten en hun collega’s uit Québec.
24
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
North Sea Network Het expertisenetwerk heeft deelgenomen aan de vergadering die terzake te Londen werd georganiseerd, met de bedoeling een vorm van continuïteit te bewerkstelligen teneinde een goede samenwerking te kunnen garanderen. HOOFDSTUK 5 – VERKEERSVEILIGHEID
1. Vergaderingen van de expertisecel De expertisecel heeft vergaderd op 11 december 2006, 21 mei en 26 juni 2007. Tijdens de vergadering van 11 december 2006 heeft de Federale Politie haar actieplan inzake verkeersveiligheid 2007 voorgesteld, waarna het College een ambtshalve advies heeft uitgebracht dat vervolgens op 21 december 2007 werd goedgekeurd. Tijdens de vergadering van 21 mei 2007 heeft de Federale Politie haar actieplan 2007, ditmaal in het kader van het Verkeersveiligheidsfonds, uiteengezet. Tijdens de vergadering van 26 juni 2007 werden onder meer volgende punten behandeld: het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, dat een nieuwe catalogus voor de onmiddellijke inningen invoert en waarvan de inwerkingtreding een herziening van omzendbrief COL 10/2001 noodzakelijk maakte; het koninklijk besluit van 1 september 2006 houdende invoering van de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die ingeschreven zijn in België of in het buitenland; de wet van 26 maart 2007 tot invoering van de mogelijkheid tot onmiddellijke inning bij verkeersovertredingen begaan door militairen, en dientengevolge de aanpassing van omzendbrief COL 4/2007; de wet van 21 april 2007 ten gevolge waarvan de rechter verplicht wordt het verval van het recht tot sturen uit te spreken ingeval de overtreder sinds minder dan twee jaar houder van een rijbewijs is en wanneer hij een veroordeling oplegt wegens een overtreding die tot een verval van het recht tot sturen kan leiden; de moeilijkheden inzake de procedure tot betaling van de onmiddellijke inningen via De Post. 2. Omzendbrieven COL 16/2006 – Vaststellings- en vervolgingsbeleid inzake verkeersmisdrijven gepleegd door bestuurders van prioritaire voertuigen en voertuigen in opdracht – 6 september 2006. COL 11/2007 – Opsporings- en vervolgingsbeleid betreffende de inbreuken op de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten, gepleegd door bestuurders die sinds minder dan twee jaar houder zijn van een rijbewijs B – “jonge bestuurders” - 27 augustus 2007.
25
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
AANPASSING COL 10/2006 – Uniforme tarifering van geldsommen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen – 27 augustus 2007. AANPASSING COL 11/2006 – Strafrechtelijk beleid inzake de opsporing van snelheidsovertredingen en de richting te geven aan de vervolging ervan – 27 augustus 2007. 3. Adviezen uitgebracht in naam van het College 31 augustus 2006:
Advies inzake diverse wetsvoorstellen – Bestraffing van vluchtmisdrijven – Rijopleiding.
6 september 2006:
Advies inzake de ontwerp-K.B.’s betreffende de ladingbeveiliging.
24 oktober 2006:
Advies inzake de ijking van de ademanalysetoestellen.
21 december 2006:
Advies inzake het Verkeersveiligheidsplan 2007 van de Federale Politie.
21 december 2006:
Advies inzake het voorontwerp van wet en koninklijk besluit betreffende de verkeersvereenvoudiging.
24 februari 2007:
Advies inzake de interventies na ongevallen – Draaiboek.
31 mei 2007:
Advies inzake de “Boetecatalogus” voor het wegvervoer.
1 juni 2007:
Advies inzake het gevolg van het toevallige onderlinge afwijken van het rijbewijsnummer en het nummer van de bestuurderskaart van de transporteur.
22 juin 2007:
Advies inzake een ontwerp-K.B. tot wijziging van het K.B. van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk.
26
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
4. Vertegenwoordiging van het College op vergaderingen of binnen werkgroepen Assuralia – CIV. • Elektronische behandeling van de vragen van verzekeringsbedrijven. Stuurcomité P.I.O.-project – PolOffice – Wegverkeer (regelmatige vergaderingen hoofdzakelijk gewijd aan de toepassing van de procedure voor de betaling van onmiddellijke inningen d.m.v. elektronische overschrijving via de Post). Federale Commissie Verkeersveiligheid. B.I.V.V. Federale Overheidsdienst Mobiliteit. • Vervoer over de weg. • Goederenvervoer. • Identificatie van buitenlandse overtreders – Belgisch-Franse samenwerking. Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid – Minister van Justitie. • Verkeersslachtoffers. 5. Varia Leden van de expertisecel hebben ook tijdens dit referentiejaar hun expertise ter beschikking van zowel de minister van Justitie als de minister van Mobiliteit gesteld, met het oog op de inwerkingtreding van de nieuwe procedures inzake enerzijds de vervallenverklaring van het recht tot sturen en anderzijds de elektronische betaling van de onmiddellijke inningen. Twee leden van de expertisecel werden op 24 februari 2007 gehoord door de Commissie voor de Infrastructuur van de Kamer in het kader van de evaluatie van de wetten en reglementeringen inzake verkeersveiligheid. 6. Opleidingen Vertegenwoordigers van de expertisecel hebben deelgenomen aan een opleiding “Verkeersveiligheid en verkeersrecht” die t.b.v. van de leden van de griffies en de politieparketten werd georganiseerd. HOOFDSTUK 6 – MENSENHANDEL EN MENSENSMOKKEL
1. Het expertisenetwerk “Mensenhandel en –smokkel” en, meer in het bijzonder, het coördinatieteam hebben zich gedurende dit gerechtelijke jaar gewijd aan de uitwisseling van informatie en aan de reflectie omtrent de materies die verband houden met mensenhandel en –smokkel. Eén van de essentiële opdrachten van het team bestaat er immers in een meerwaarde te bieden in het dagelijks werk van de magistraten die op het terrein actief zijn.
27
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
2. Het coördinatieteam van het expertisenetwerk heeft in de loop van het voorbije gerechtelijk jaar vier maal vergaderd, nl. op 29 september 2006, 10 november 2006, 31 januari 2007 en 18 april 2007. Op 19 december 2006 heeft het expertisenetwerk een plenaire vergadering georganiseerd. Volgende thema’s en aangelegenheden werden tijdens de vergaderingen van het coördinatieteam behandeld: Uitwerking van de nieuwe COL die COL 10/04 diende te vervangen na de inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers, die op 2 september 2005 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd. Deze omzendbrief werd later COL 1/07. In het kader van deze werkzaamheden was het onder meer nodig een nieuwe indicatorenlijst voor feiten van mensenhandel op te stellen; Inhoud en opvolging van de kwantitatieve en kwalitatieve evaluaties. Er werd hiertoe een werkvergadering met de statistisch analisten van het College gehouden; Organisatie van de plenaire vergadering; Ontmoeting met de directeur-generaal consulaire zaken van de FOD Buitenlandse Zaken, die de wens uitgesproken had een systeem uit te werken dat de mogelijkheid zou bieden binnen de ambassades en consulaten verzamelde informatie aan de gerechtelijke overheden te bezorgen, wanneer deze informatie misdrijven aan het licht zou brengen of aanwijzingen voor strafrechtelijke misdrijven zou bevatten. Er werd aan de FOD Buitenlandse Zaken gevraagd om een inventaris op te stellen van alle dossiertypes evenals van de hoeveelheid dossiers die eventueel aan de gerechtelijke overheden zouden kunnen worden bezorgd. De FOD Buitenlandse Zaken werd eveneens uitgenodigd om deel te nemen aan de werkgroep “Schijnhuwelijken”; Tenuitvoerlegging van beslissingen prostitutiedoeleinden worden gebruikt;
tot
sluiting
van
inrichtingen
die
voor
Evolutie van de werkgroep “Mensenhandel”; Voorbereiding van de studiedag van het College van 27 april 2007; Uitwerking van de boomstructuur van de rechtspraak die op het Omptranet zal dienen te worden gepubliceerd. De plenaire vergadering werd gewijd aan een uiteenzetting van de wijzigingen die werden aangebracht aan de omzendbrief betreffende de opsporing en de vervolging van feiten van mensenhandel, evenals aan de wijziging van de wet van 15 december 1980 en de gevolgen hiervan voor de procedure tot toekenning van het statuut van slachtoffers van mensenhandel of –smokkel. 3. Andere bijdragen: Studiedag van het College van Procureurs-generaal van 27 april 2007;
28
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Deelname aan de werkzaamheden van de Europese Commissie (1 seminarie en 1 vergadering) en van het C.O.I.V. (1 vergadering); Werkzaamheden van de Koning Boudewijnstichting (1 vergadering). 4. Het coördinatieteam heeft eveneens bijgedragen tot de opleiding van de magistraten door deel te nemen aan het specifieke opleidingsprogramma dat onder het toezicht van de Hoge Raad voor de Justitie werd aangeboden. 5. Het coördinatieteam heeft eveneens de werkzaamheden opgevolgd van de structuren die krachtens het K.B. van 16 mei 2004 betreffende de bestrijding van de mensensmokkel en mensenhandel werden opgericht (2 vergaderingen van de Interdepartementale Coördinatiecel en 1 vergadering van het IAMM). HOOFDSTUK 7 – VERDOVENDE MIDDELEN
1. Algemeen De materie van de verdovende middelen is één van de aangelegenheden die door het koninklijk besluit van 6 mei 1997 betreffende de specifieke taken van de leden van het College van Procureurs-generaal aan de procureur-generaal te Luik werden toegekend. Er werd vervolgens een expertisenetwerk “Verdovende Middelen” opgericht en het College van Procureurs-generaal heeft de oprichting ervan bekrachtigd tijdens de vergadering van 20 december 2005. De materie van de verdovende middelen is zeer ruim, wordt gekenmerkt door haar multidisciplinaire karakter en ligt zeer gevoelig op politiek vlak. Het coördinatieteam van het expertisenetwerk “Verdovende Middelen” heeft zijn activiteiten op vijf thema’s toegespitst: de opvolging van de actualiteit vanuit de invalshoek van de weerslag ervan op de activiteiten van het openbaar ministerie op gebied van verdovende middelen; de verspreiding van informatie aan de leden van het openbaar ministerie; de begeleiding, de ondersteuning en de opvolging van het wetenschappelijk onderzoek; het overleg met alle andere instellingen, administraties, overheden, verenigingen en diensten die op één of andere manier betrokken zijn bij de problematiek van de verdovende middelen; de structurele reflectie over initiatieven die dienen in het vooruitzicht te worden gesteld en vervolgens gerealiseerd, met name op gebied van strafrechtelijk beleid in de ruime zin en het vervolgingsbeleid in het bijzonder. 2. Overzicht van de activiteiten Het coördinatieteam is gedurende het gerechtelijk jaar 2006-2007 drie maal samengekomen en is een forum voor de uitwisseling van informatie, reflectie en overleg tussen de verschillende betrokken partners.
29
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Tijdens deze drie vergaderingen heeft het coördinatieteam onder andere volgende aangelegenheden behandeld: de integratie en de ontwikkeling van de pagina’s van het expertisenetwerk op Omptranet; omzendbrief COL 7/2007 inzake drugstoerisme (reflectie, voorstel aan het College van Procureurs-generaal en goedkeuring); de begeleiding, de opvolging en de bekrachtiging van wetenschappelijke studies (effecten van alternatieve maatregelen op druggebruikers, profilering van de productieresidus van synthetische drugs, enz.); de bijdrage van het expertisenetwerk “Verdovende Middelen” aan het memorandum van het openbaar ministerie; de reflectie over en de voorstelling van een door het College goedgekeurde nota inzake het gebruik van de “Bodyscan” - vraag tot wetgevende interventie; de opvolging en de evaluatie van verschillende pilootprojecten (“Proefzorg” te Gent, “Strategisch drugsadviseur” te Luik – het samenwerkingsakkoord tussen het Luikse parket en het Luikse Drugsobservatorium (“Observatoire des drogues”); de inschatting van de opbrengst van een cannabisplantage (methode voorgesteld door de Federale Politie); de voorbereiding van de eerste plenaire vergadering van het expertisenetwerk; de aanvatting van de reflectie inzake de problematiek van het drugsgebruik in de gevangenissen die, samen met een omzendbrief t.b.v. de directie van de penitentiaire inrichtingen, zou dienen te leiden tot een omzendbrief van het College van Procureursgeneraal. 3. Vooruitzichten Overeenkomstig de vijf hiervoor aangehaalde actiepolen voorziet het coördinatieteam: de voorbereiding en de praktische organisatie van de eerste algemene vergadering van het netwerk (in afwachting van een budget); de afronding van de ontwerpomzendbrief “drugsgebruik in de gevangenissen”; het verzoek tot wetgevende tussenkomst dat aan de volgende minister van Justitie zal worden gericht teneinde de politiediensten en de penitentiaire inrichtingen in de mogelijkheid te stellen de “Bodyscan” in gebruik te nemen; de reflectie inzake het ontwerp van Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan; de begeleiding, opvolging en bekrachtiging van lopende en toekomstige wetenschappelijke studies (“GEOCAN”, waarvan de doelstelling bestaat in de opmaak van een geografisch overzicht van de cannabisproductie, “DODONBEL” [verzameling van alle ‘good en bad practices’ op gebied van de drugsproblematiek], onderzoek naar de detectie van cocaïne en benzoylecgonine [actief bestanddeel van cocaïne] in het Belgische rivierwater, enz.); de publicatie op het Omptranet van de wetgeving inzake de verdovende middelen; de opvolging van verschillende pilootprojecten (“Strategisch drugsadviseur” te Luik, “Proefzorg” en “Drug court” te Gent enz.).
30
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 8 – MILITAIR STRAFRECHT EN RELATIES MET DE KRIJGSMACHT
Het expertisenetwerk “Militair Strafrecht” heeft tijdens de referentieperiode een omzendbrief voorbereid inzake “Wegverkeer bij het leger”, die op 2 februari 2007 door het College werd goedgekeurd (COL 4/2007). Deze omzendbrief behandelde onder meer, vanuit een praktisch oogpunt, het militair rijbewijs en de mogelijkheid waarover de rechters beschikken om het verval van het recht tot het besturen van een voertuig uit te spreken, evenals de middelen die ter beschikking van het openbaar ministerie staan teneinde de onmiddellijke intrekking van het militair rijbewijs te bevelen. Een ander hoofdstuk had betrekking op de onmiddellijk inning die op dat ogenblik onmogelijk was krachtens artikel 65, § 8, van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer. Aangezien de wet van 26 maart 2007 deze uitzondering afgeschaft had, heeft de omzendbrief op 1 juli 2007 het voorwerp van een corrigendum uitgemaakt. Het voorontwerp van deze omzendbrief werd voorgesteld tijdens de plenaire vergadering van het expertisenetwerk op 30 november 2006. De besprekingen die ter zake werden gevoerd met de referentiemagistraten van de politieparketten van de verschillende arrondissementen hebben bijgedragen tot de verfijning van de praktische richtlijnen op gebied van onmiddellijke intrekking van het rijbewijs. Ten gevolge van een vraag van de heer federale procureur D. Bernard heeft een werkgroep, waaraan vertegenwoordigers van de kabinetten van de ministers van Justitie en Defensie, de federale procureur, leden van het expertisenetwerk, officieren van de generale staf en de directeur van de DJMM (Dienst Gerechtelijke Politie in Militair Milieu) hebben deelgenomen, een ontwerpomzendbrief opgesteld met betrekking tot het zenden van magistraten om troepen in het buitenland te vergezellen. Dit document werd nadien de ”Gemeenschappelijke
omzendbrief van de minister van Justitie, de minister van Landsverdediging en de minister van Binnenlandse Zaken met betrekking tot het zenden van magistraten van het openbaar ministerie om Belgische militaire troepen in het buitenland te vergezellen, alsmede de gelijktijdige zending van federale politieagenten” van 8 juni 2007 (B.S. van 6 juli 2007, pg. 37312 tot 37316).
Ten slotte is de heer F. Rabaey, parallel met het kwalificatieboek betreffende de misdrijven uit het Strafwetboek, begonnen met de opmaak van een nieuw kwalificatieboek inzake militair strafrecht. Op basis van het kwalificatieboek dat binnen de militaire rechtscolleges werd gebruikt, wordt hiervoor een boomstructuur opgebouwd die een onderscheid maakt tussen de verschillende hypotheses en omstandigheden die eigen zijn aan elke tenlastelegging uit het Militair Strafwetboek en die zal kunnen worden gebruikt middels een informaticatoepassing. In de loop van het referentiejaar werden de kwalificaties betreffende volgende tenlasteleggingen gerealiseerd: postverlating, insubordinatie en desertie. Het expertisenetwerk is uitermate verheugd dat het de magistraten van het openbaar ministerie een volledig en gebruiksvriendelijk instrument ter beschikking kan stellen in het kader van het militair strafrecht, dat een uiterst technische materie is. De aangenomen methodologie kan door elke magistraat worden aangewend zonder dat hiervoor een diepgaande kennis van deze rechtstak noodzakelijk is.
31
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 9 – BEMIDDELING IN STRAFZAKEN EN BPR JUSTITIEHUIZEN
1. Algemeen Naast de domeingebonden werkgroep en het informeel netwerk “Bemiddeling in Strafzaken” werd op 16 november 2006, na een ontmoeting van het College van Procureurs-generaal met de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Justitie en de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Justitiehuizen, een specifieke werkgroep opgericht om de diverse problemen te bespreken die het gevolg zijn van de BPR-justitiehuizen, en dit teneinde het College te kunnen adviseren met het oog op het nemen van de nodige beleidsbeslissingen die, uitgewerkt in richtlijnen, de samenwerking tussen de justitiehuizen en het openbaar ministerie moeten regelen. 2. Informeel netwerk “Bemiddeling in Strafzaken” In de loop van het jaar 2006-2007 werden twee vergaderingen belegd (op 23 november 2006 en op 23 maart 2007) waarop voornamelijk hiernavolgende thema’s en onderwerpen werden besproken en opgevolgd: de invoering (in het Wetboek van Strafvordering) van bepalingen inzake bemiddeling (wet van 22 juni 2005); de BPR-justitiehuizen met betrekking tot het kernproces bemiddeling in strafzaken; het jaarverslag 2007 (over 2006). 2.1 Bespreking per onderwerp 2.1.1 De wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake bemiddeling in het Wetboek van Strafvordering Deze wet, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 juli 2005, trad in werking op (uiterlijk) 31 januari 2006. Voornamelijk de informatietaak, die ingevolge artikel 553 §2 Sv. aan de gerechtelijke instanties wordt opgelegd, werd besproken. Op 9 oktober 2006 heeft de procureur-generaal te Antwerpen hierover een brief gericht aan de minister van Justitie, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de oprichting van een werkgroep, samengesteld uit alle betrokken partijen, en dit met het oog op het formuleren van concrete voorstellen inzake de aangewezen wijze om te voldoen aan de informatieplicht tijdens de verschillende stadia van de gerechtelijke procedure en de strafuitvoering. De werkgroep werkte aan een algemene brochure inzake bemiddeling, de aanpassing van de bestaande brochures met de vermelding van de mogelijkheid tot bemiddeling (vb. de brochure “U bent gedagvaard”) en de bepaling van een aantal sleutelmomenten in de gerechtelijke procedure waarin partijen moeten worden verwittigd (vb. bij klachtneerlegging, bij oproepingen voor de zitting ten gronde, …). De werkzaamheden van deze werkgroep moeten in 2008 tot concrete resultaten leiden. Wat de verschillende documenten in de strafprocedure betreft, werd de tekst afgerond die daarin over herstelbemiddeling zou moeten opgenomen worden. Het is aangewezen deze documenten te uniformeren. 2.1.2
BPR-justitiehuizen, kernproces bemiddeling in strafzaken
Er werden specifieke afspraken gemaakt inzake problemen die zich naar aanleiding van de BPR stellen op gebied van bemiddeling in strafzaken. Het principe dat de magistraat een expliciet mandaat aan de justitieassistent geeft, met aanduiding van een maatregel, werd
32
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
positief geëvalueerd omdat zo de strafvordering terug meer in handen van de parketmagistraten komt. Er werden afspraken gemaakt over de raadpleging van het dossier door de justitieassistenten en ook de problemen van de administratie in verband met de bemiddelingszittingen werden besproken (de BPR voorziet, anders dan wat in de meeste arrondissementen in de praktijk gebeurt, dat deze administratie door de parketadministratie dient te gebeuren). 2.1.3
Het jaarverslag “Bemiddeling in Strafzaken”
Net als de vorige jaren werd een Federaal Jaarrapport 2006 (over 2005) opgesteld i.v.m. de analyse van de toepassing van de procedure voor de bemiddeling in strafzaken. Dit jaarrapport werd na voorbereiding en bespreking binnen de werkgroep door het College van Procureurs-generaal goedgekeurd en voor verdere informatie en kennisgeving ter beschikking gesteld van alle betrokkenen, waaronder de minister van Justitie, de Dienst Justitiehuizen, de parketten-generaal, parketten, de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Justitie, …. Bij gebrek aan attachés kon de Dienst Justitiehuizen de bijstandsfunctie van het justitiehuis ten aanzien van de procureurs-generaal bij het uitvoeren van de evaluatie, de coördinatie en het toezicht op de toepassing van het strafrechtelijk beleid voor de bemiddeling in strafzaken, in 2006-2007 niet volwaardig uitoefenen. Voor 2007 zal geen Federaal Jaarrapport (over 2006) kunnen opgesteld worden bij gebrek aan attachés. Enkel voor het rechtsgebied Brussel zal een jaarrapport 2007 worden opgesteld. 3. Werkgroep “BPR-Justitiehuizen” Deze BPR-justitiehuizen (Business Process Reengineering) beoogt: een nieuw besturingsmodel en een nieuwe organisatiestructuur van de justitiehuizen de identificatie en optimalisatie van de kernprocessen de uittekening van de ondersteunende processen. Bij het openbaar ministerie bestond het gevoel dat het als opdrachtgever niet of alleszins onvoldoende betrokken was bij het totstandkomen van deze hervorming die nochtans een impact heeft op het strafrechtelijk beleid. Op de vergadering van het College van 21 september 2006 werd beslist om de heer A. Bourlet en mevrouw A. Devos (Directeur-generaal Justitiehuizen) uit te nodigen voor de bespreking van de BPR op de vergadering van het College van 16 november 2006. Op deze vergadering werd een presentatie gegeven van de respectievelijke BPR-processen in het algemeen en van de zeven kernprocessen (deeldomeinen, d.w.z.: bemiddeling in strafzaken, maatschappelijke enquêtes en beknopte voorlichtingsverslagen, begeleidingen, autonome werkstraf, eerste lijnswerking, slachtofferonthaal en burgerrechtelijke opdrachten) in het bijzonder. In navolging van deze bespreking en van de verstrekte toelichtingen werd beslist tot de oprichting van een structuur of aanspreekpunt voor het tussen het openbaar ministerie en de justitiehuizen noodzakelijke overleg, binnen de context van de implementatie van de BPRjustitiehuizen. Vanuit voormelde context (en behoeften) werd het derhalve aangewezen geacht om een werkgroep op te richten o.l.v. het parket-generaal Antwerpen, met vertegenwoordigers van elk parket-generaal, maar ook met een vertegenwoordiging van de Raad van Procureurs des
33
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Konings (de procureurs des konings van Mechelen en Doornik in het kader van de pilootprojecten), van het Federaal Parket en van de justitiehuizen. Bedoeling van deze werkgroep is om, aan de hand van de aldaar besproken kernproblemen en kernprioriteiten, voorstellen te formuleren aan het College van Procureurs-generaal met het oog op de ter zake te nemen beleidsbeslissingen en het verstrekken van richtlijnen die voor het openbaar ministerie als opdrachtgever (ketenpartner) van belang zijn bij de realisatie van de verdere samenwerking met de justitiehuizen. Deze werkgroep kwam een eerste maal samen op 23 februari 2007 en nadien werd ongeveer maandelijks vergaderd. Voornamelijk het kernproces slachtofferonthaal, de ondersteuning van de procureursgeneraal door attachés en de overlegstructuren (zie wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen) werden besproken. De ontwerpen inzake overlegstructuren dienen in 2008 tot effectieve koninklijke besluiten te leiden. Het kernproces slachtofferonthaal, zal samen met een nieuw ontwerp van omzendbrief over het onthaal van slachtoffers op de parketten en rechtbanken (uitgewerkt in het informeel expertisenetwerk “Slachtofferbeleid” maar waarin een BPR-conforme werkwijze georganiseerd wordt) afgerond worden. Een ontwerp van akkoord over de ondersteuning aan de parketten-generaal zal in het najaar 2008 ter goedkeuring aan het College worden voorgelegd. Na bespreking van de andere kernprocessen en inwerkingtreding van de overlegstructuren zal de werkgroep waarschijnlijk in de loop van 2009 haar werkzaamheden kunnen afronden. HOOFDSTUK 10 – JEUGDBESCHERMING
In de loop van het gerechtelijk jaar 2006-2007 is het informele expertisenetwerk “Jeugdbescherming” vier maal 1 samengekomen onder het voorzitterschap van een lid van het parket-generaal Brussel, waarbij volgende aangelegenheden werden bestudeerd: Aanwerving van criminologen voor de afdelingen “Gezin-Jeugd” van de parketten Het expertisenetwerk heeft beide coördinatrices van de criminologen bij de afdelingen “GezinJeugd” van de parketten onthaald die voortaan aan de vergaderingen van het netwerk deelnemen. Zij maken deel uit van het parket-generaal Brussel dat binnen het College van Procureurs-generaal instaat voor specifieke opdrachten inzake jeugdbescherming. De beslissing van de minister van Justitie om criminologen aan te werven ter versterking van de afdelingen “Gezin-Jeugd” biedt de parketten een specifieke meerwaarde omwille van de pluridisciplinaire opleiding van deze criminologen. Hun bijdrage tot de verwezenlijking van de opdrachten van het openbaar ministerie op gebied van jeugdbescherming biedt de magistraten bijkomende verduidelijking met het oog op een goede oriëntering van de dossiers, en dit zowel op algemeen vlak (bijvoorbeeld door structurele contacten te leggen met de verschillende diensten van de medische en psychosociale sector, de diensten voor bijstand, de schoolwereld enz.), als bij het onderzoek van individuele dossiers. De omzendbrieven inzake de functiebeschrijvingen van de bij de afdelingen “Gezin-Jeugd” van de parketten aangeworven criminologen, die werden verspreid door respectievelijk de procureur-generaal te Antwerpen (7 september 2006), de procureur-generaal te Brussel (5 1
Op 22 september 2006, 15 december 2006, 23 februari 2007 en 8 juni 2007.
34
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
september 2006 – deze tekst werd eveneens verspreid bij dienstbrief door de procureurgeneraal te Gent van 13 september 2006), de procureur-generaal te Luik (7 september 2006) en de procureur-generaal te Bergen (14 september 2006), hebben deze functie enigszins verduidelijkt. Teneinde de rol van de criminologen uit te klaren, werden, in samenwerking met het Directoraat-generaal Justitiehuizen, op 27 februari 2007 (in het Frans) en op 2 maart 2007 (in het Nederlands) twee ontmoetingsdagen gehouden met als doel professionele ervaringen uit te wisselen inzake de methodologie die wordt gehanteerd bij de onderzoeksgesprekken. Gedurende het ganse gerechtelijk jaar heeft het expertisenetwerk zich gewijd aan de definitie van de functie van de criminologen, meer bepaald op gebied van de herinnering aan de wet en de waarschuwingsbrief en inzake hun opdrachten in het kader van spijbelgedrag. De geografische verdeling van de criminologen, hun logistieke noden en de aanwervingsprocedures werden eveneens ter sprake gebracht. De criminologencoördinatrices hebben hun rapport voorgesteld tijdens de vergadering van het expertisenetwerk van 15 december 2006. Onder meer op basis van deze reflectie heeft het expertisenetwerk omzendbrief COL 8/2007 van 1 juli 2007 opgesteld inzake de functiebeschrijvingen van de bij de afdelingen “GezinJeugd” van de parketten aangeworven criminologen. De territoriale bevoegdheid van het openbaar ministerie bij de jeugdrechtbank in het kader van de toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke Het parket-generaal Brussel heeft een omzendbrief opgesteld die werd verspreid door alle procureurs-generaal binnen hun respectievelijk rechtsgebied en die eveneens werd bezorgd aan de eerste voorzitters van de hoven van beroep t.a.v. de jeugdrechters en de jeugdrechters van de hoven van beroep. Deze omzendbrief klaart de territoriale bevoegdheid van het openbaar ministerie bij de jeugdrechtbank uit in het kader van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, wat betreft de minderjarigen of de meerderjarigen die het voorwerp van een jeugdbeschermingsmaatregel uitmaken. De hervorming van de wet van 8 april 1965 Het expertisenetwerk heeft diverse aspecten bestudeerd van de geleidelijke inwerkingtreding van de verschillende gedeelten van de twee wetten tot hervorming van de wet van 8 april 1965 en enkele leden van het netwerk hebben deelgenomen aan de ter zake georganiseerde opleidingen. Op vraag van de minister van Justitie heeft een lid van het expertisenetwerk deelgenomen aan de uitwerking van een ontwerpomzendbrief voor de politiediensten waarin bepaalde aspecten van de hervorming worden toegelicht die nieuwe interventiemodi impliceren: • de verplichting om de ouders en de personen die de minderjarige in rechte of in feite “in bewaring hebben” in te lichten wanneer deze minderjarige van zijn vrijheid wordt beroofd (art. 48bis van de gewijzigde wet van 8 april 1965); • de controle op het verbod om op bepaalde plaatsen te komen of met bepaalde personen om te gaan (artikel 37, § 2bis, 7° van dezelfde wet); • de controle op het huisarrest (artikel 37, § 2bis, 9° van dezelfde wet). Het kabinet van de minister heeft dit ontwerp niettemin niet kunnen afronden. De gemeenschappelijke omzendbrieven van de procureurs-generaal van 20 april 2006, waarvan de tekst door het expertisenetwerk werd opgesteld, blijven dus van toepassing.
35
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Enkele leden van het expertisenetwerk hebben eveneens deelgenomen aan verschillende vergaderingen op de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid met het oog op de voorbereiding van een nieuwe ministeriële omzendbrief inzake de tweede en derde fase van de hervorming. Het expertisenetwerk heeft een nota opgesteld inzake de omzendbrieven m.b.t. de uithandengeving en de bemiddeling. Leden van het expertisenetwerk hebben een nota t.a.v. de minister van Justitie opgesteld waarin concrete voorstellen worden geformuleerd met het oog op de goedkeuring van “herstelbepalingen” die in twee wetten houdende diverse bepalingen zouden dienen te worden ingevoegd. Het expertisenetwerk heeft een ressortelijke omzendbrief opgesteld inzake de implicaties van de wet van 13 april 2005 op gebied van burgerlijke belangen en deze omzendbrief werd op 30 november 2006 verspreid. Wet van 18 juli 2006 tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting en inzake de reglementering op gebied van de gedwongen tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huisvesting Het expertisenetwerk heeft onderzocht of het al dan niet opportuun is een omzendbrief t.b.v. de parketten op te stellen inzake de inwerkingtreding van de wet van 18 juli 2006 tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting en inzake de reglementering op gebied van de gedwongen tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huisvesting. Het expertisenetwerk heeft de referentiemagistraten een advies bezorgd inzake de bevoegdheid op gebied van tenuitvoerlegging in dossiers die voor de jeugdkamer van het hof van beroep te Brussel worden vastgesteld. “Steaming” Het expertisenetwerk heeft de minister van Justitie ingelicht over de manier waarop dit fenomeen momenteel door de parketten wordt behandeld. Op vraag van de minister heeft het netwerk vervolgens eenvormige definities uitgewerkt voor de concepten “steaming” en “stadsbendes” en erop toegezien dat de procureurs des konings de politiediensten voor deze fenomenen zouden sensibiliseren in het raam van het arrondissementele overleg. Spijbelgedrag Het expertisenetwerk heeft de initiatieven onderzocht die zowel binnen de Franse als de Vlaamse Gemeenschap werden ondernomen, en meer in het bijzonder de pilootprojecten die in sommige gerechtelijke arrondissementen werden opgestart, bijvoorbeeld in Antwerpen. Een lid van het netwerk heeft deelgenomen aan een vergadering die op het kabinet van de minister van Justitie aan deze problematiek werd gewijd. Tenlasteneming van psychiatrische gevallen Het expertisenetwerk heeft informatie verzameld over de werkmethodes die de parketten van eerste aanleg hanteren bij de tenlasteneming van psychiatrische gevallen. De aandacht van de minister van Justitie werd gevestigd op de noodzaak om voldoende onthaalcapaciteit ter zake te voorzien. Het expertisenetwerk heeft hierover verschillende nota’s opgesteld, meer bepaald over de toelatingsvoorwaarden voor jongeren tot het psychiatrisch centrum Titeca.
36
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Protocol “tot regeling van de samenwerking tussen Child Focus en de gerechtelijke overheden, de FOD Justitie en de FOD Buitenlandse Zaken inzake de internationale ouderontvoeringen en het grensoverschrijdende bezoekrecht” De drie protocollen werden ondertekend tijdens de vergadering van het College van Procureurs-generaal onder het voorzitterschap van de minister van Justitie op 26 april 2007. Deze protocollen werden door alle procureurs-generaal afzonderlijk binnen hun rechtsgebied verspreid. Hervorming van de adoptiewetgeving Het expertisenetwerk heeft een overlegvergadering ter zake met de Gemeenschappen georganiseerd. Voorstelling van de analyse van de eerste door het N.I.C.C. verzamelde statistieken inzake de instroom van zaken bij de jeugdparketten De leden van het expertisenetwerk hebben aan twee vergaderingen deelgenomen tijdens dewelke de analyse van de eerste door het N.I.C.C. verzamelde statistieken inzake de instroom van zaken bij de jeugdparketten (voor het jaar 2005) evenals de wijzigingen die met ingang van 1 januari 2007 aan het informaticasysteem inzake de parketbeslissingen werden aangebracht, aan de magistraten en de systeembeheerders werden voorgesteld. Voorbereiding van het seminarie van het College van Procureurs-generaal van 27 april 2007 Het expertisenetwerk heeft een nota opgesteld inzake de wetsaanpassingen die zouden dienen te worden gerealiseerd op gebied van jeugdbescherming evenals over alle ter zake te nemen initiatieven, en dit met het oog op de redactie van het Memorandum dat het openbaar ministerie aan de informateur van de koning en de formateur van de nieuwe federale regering heeft bezorgd. Familieverlating en niet-uitvoering van korte straffen Rekening houdend met de bezorgdheid van het expertisenetwerk heeft het College van Procureurs-generaal de aandacht van de minister van Justitie op deze problematiek gevestigd, waarbij aangedrongen werd op het feit dat aan andere gevoelige misdrijven bijzondere aandacht dient te worden besteed, zoals doding door onvoorzichtigheid in het kader van een verkeersongeval. Het expertisenetwerk ”Jeugdbescherming” heeft beslist zijn werkzaamheden en reflectie verder te zetten tijdens het volgende gerechtelijk jaar en zal zich eveneens buigen over elke nieuwe kwestie die aanleiding geeft tot de coördinatie van de acties, tot reflectie of het innemen van een gemeenschappelijk standpunt. Naast de regelmatige vergaderingen zullen de leden van de werkgroep permanent met elkaar in contact blijven met name dankzij het gebruik van de elektronische post en het Omptranet. De werkgroep zal de mogelijkheid onderzoeken om aan het College van Procureurs-generaal voor te stellen het informele netwerk in een officieel expertisenetwerk om te vormen in de zin van artikel 143bis, § 3, lid 4 van het Gerechtelijk Wetboek.
37
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 11 – SLACHTOFFERONTHAAL
1. Vergaderingen van de verbindingsmagistraten van de parketten-generaal De verbindingsmagistraten ‘Slachtofferonthaal’ van de vijf parketten-generaal hebben vijf vergaderingen gehouden met de attachés (leden van de Dienst Justitiehuizen), die hen bijstaan bij het uitwerken en het toepassen van het slachtofferbeleid, en met vertegenwoordigers van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden van de FOD Justitie. Het doel van de vergaderingen van de werkgroep bestaat erin actuele aangelegenheden te onderzoeken en oplossingen uit te werken voor problemen die zich bij de parketten en rechtbanken hebben voorgedaan op gebied van slachtofferonthaal. De werkgroep, die sinds een tiental jaar vergadert, werd nog niet officieel tot een expertisenetwerk omgevormd (de beslissing om officieel een expertisenetwerk “Slachtofferbeleid” op te richten zou pas op 25 juni 2008 worden genomen). De belangrijkste thema’s die tijdens deze vijf vergaderingen werden aangesneden, waren: de problematiek van de informatie aan de slachtoffers op het niveau van de politie en in de loop van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek; de voortzetting van de redactie van nieuwe richtlijnen inzake het onthaal van slachtoffers op de parketten en de rechtbanken en inzake de laatste eerbetuiging; de opvolging van de BPR-Justitiehuizen en de impact ervan op het beleid inzake het onthaal van slachtoffers op de parketten en de rechtbanken; de plaats van het slachtoffer in de strafuitvoering: inwerkingtreding van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten; de opvolging van het aan het N.I.C.C. toevertrouwde onderzoek inzake de evaluatie van de voorzieningen die werden getroffen ten aanzien van de slachtoffers van misdrijven; de toepassing van omzendbrief COL 4/2006 betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld, wat de informatie aan de slachtoffers betreft inzake de beslissingen die werden genomen t.o.v. de daders en de voorwaarden die in hun belang werden opgelegd de nieuwe omzendbrief inzake de politionele slachtofferbejegening GPI 58; de opvolging van de werkzaamheden van het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid. 2. Vertegenwoordiging van het College bij officiële instanties en binnen verschillende werkgroepen De verbindingsmagistraat van het parket-generaal Brussel, aan wie de materie van het slachtofferonthaal bij koninklijk besluit van 6 mei 1997 werd toevertrouwd, heeft het College van Procureurs-generaal vertegenwoordigd op de vergaderingen van het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid. Hij heeft, wat de rechten van de slachtoffers betreft, eveneens deelgenomen aan de werkzaamheden in het kader van de inwerkingtreding van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten. Deze werkgroep heeft meer in het bijzonder het luik van COL 6/2007 (inzake de strafuitvoeringsrechtbanken) uitgewerkt dat betrekking heeft op de slachtoffers evenals de modelbrieven voor de kennisgeving van de vaststelling van de zaak voor de correctionele rechtbank (art. 182 van het Wetboek van Strafvordering) en de kennisgeving, door de griffie,
38
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
van de rechten van de burgerlijke partij in het kader van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf (art. 195 Wetboek van Strafvordering). De verbindingsmagistraat heeft het College eveneens vertegenwoordigd bij werkgroepen die werden gewijd aan: de informatie t.b.v. de slachtoffers in alle stadia van de rechtspleging de redactie van de nieuwe ministeriële richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op de parketten en rechtbanken 3. Deelname aan het N.I.C.C.-onderzoek betreffende de evaluatie van het slachtofferbeleid en studiedag op 14 mei 2007 De verbindingsmagistraat van het parket-generaal Brussel heeft het College eveneens vertegenwoordigd in het begeleidingscomité van het door het N.I.C.C. gevoerde onderzoek inzake de evaluatie van de voorzieningen die werden getroffen ten aanzien van de slachtoffers van misdrijven. Op 14 mei 2007 heeft hij hiertoe het voorzitterschap waargenomen van de studiedag die werd gewijd aan de informatie-uitwisseling en de reflectie tussen de verbindingsmagistraten ‘Slachtofferonthaal’ van de parketten en parkettengeneraal. Tijdens deze studiedag werden de resultaten van het N.I.C.C.-onderzoek voorgesteld en samen met de leden van de Diensten voor Slachtofferonthaal, de Diensten voor Politionele Slachtofferbejegening en de Diensten voor Slachtofferhulp van de Gewesten en Gemeenschappen, die eveneens op deze studiedag werden uitgenodigd, hebben de verbindingsmagistraten reflectie gevoerd over de lessen die uit de vaststellingen van dit onderzoek kunnen worden getrokken en over de vooruitzichten op gebied van slachtofferbeleid. 4. Opleiding van magistraten Ten slotte hebben twee verbindingsmagistraten het slachtofferbeleid en de plaats van het slachtoffer in de gerechtelijke procedure en de strafuitvoering voorgesteld naar aanleiding van de opleiding van de Franstalige en Nederlandstalige magistraten en gerechtelijke stagiairs die aan dit onderwerp werd gewijd. HOOFDSTUK 12 – INTRAFAMILIAAL KINDERMISHANDELING
GEWELD
EN
EXTRAFAMILIALE
De gemeenschappelijke omzendbrief COL 4/2006 van de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld, die op 3 april 2006 in werking is getreden, voorziet in punt X dat het College van Procureurs-generaal deze omzendbrief in samenwerking met de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid zal evalueren. De werkgroep die werd opgericht om deze omzendbrief op te stellen, werd door het College met deze evaluatie belast aan de hand van minimaal één jaarlijkse vergadering. De werkgroep dient aan de minister en het College alle nuttige voorstellen te formuleren teneinde de omzendbrief te wijzigen of aan te vullen. Deze evaluatie dient meer in het bijzonder betrekking te hebben op de afstemming van de middelen die ter beschikking van de parketten, de politiediensten en de justitiehuizen worden gesteld teneinde het in de gemeenschappelijke omzendbrief uitgewerkte interventiemodel (materiële en menselijke capaciteit en mogelijkheden tot tenlasteneming van de daders en slachtoffers van partnergeweld) in de praktijk om te zetten.
39
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Een verslag inzake de toepassing van de gemeenschappelijke omzendbrief dient voor het eerst op het einde van 2007 te worden opgesteld, en vervolgens dient deze verslaggeving op tweejaarlijkse basis te gebeuren. De werkgroep heeft het wenselijk geacht de procureurs-generaal te Bergen en Gent bij de reflectie te betrekken, evenals het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen en het Directoraat-generaal Justitiehuizen. Hierbij werd een werkmethode voor de evaluatie afgesproken. Zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve evaluatie heeft tijdens het gerechtelijk jaar 20062007 het voorwerp van op regelmatige basis georganiseerde vergaderingen van de werkgroep uitgemaakt. Zo hebben de statistisch analisten-coördinatoren van het College van Procureurs-generaal en de vertegenwoordiger van de Federale Politie een bijdrage geleverd met het oog op de verzameling van statistische gegevens teneinde: na te gaan of de richtlijnen inzake de registratie en de identificatie werden nageleefd; de opvolging van de door de parketten geregistreerde zaken te evalueren. De Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid heeft dan weer ingestaan voor de studie van de arrondissementele actieplannen van de parketten en van de samenwerkingsprotocollen die met de politiezones werden afgesloten. Deze analyse heeft de DSB de mogelijkheid geboden een evaluatievragenlijst op te stellen die vervolgens aan elk parket en elke politiezone werd bezorgd. De DSB dient de antwoorden op deze vragenlijsten nog te analyseren. Het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen heeft de VZW Engender opgedragen een permanent instrument voor de evaluatie van de toepassing van de omzendbrief uit te werken en binnen de werkgroep werd afgesproken dat de werkzaamheden van de DSB en de VZW Engender elkaar zouden dienen aan te vullen, teneinde een rationele aanpak te garanderen. Het ligt in de bedoeling van de werkgroep een kwaliteitsvol instrument voor te stellen dat de mogelijkheid moet bieden relevante voorstellen te formuleren, hetgeen vereist dat ter zake ook enigszins afstand wordt genomen. Zo is het interessant gebleken over statistieken te beschikken inzake een zo ruim mogelijke periode. Tot slot mogen ook de middelen die nodig zijn voor de evaluatie van de omzendbrief geenszins uit het oog worden verloren, evenmin als de complexe aard en de omvang ervan. Overigens heeft de werkgroep ook een opleiding georganiseerd en is het de bedoeling dat in de toekomst de referentiepersonen ter zake zouden worden aangemoedigd voor de opvolging ervan in te staan. Er werd eveneens nagedacht over het uniforme gebruik van een medisch typeattest. HOOFDSTUK 13 – INFORMATIEHUISHOUDING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
Op 21 maart 2007 werd door het College van Procureurs-generaal het oprichtingsprotocol van het expertisenetwerk “Informatiehuishouding van het Openbaar Ministerie” (IHOM) goedgekeurd. In het oprichtingsprotocol werd de noodzaak tot de creatie van dit expertisenetwerk als volgt aangegeven : “De informatiehuishouding van het openbaar ministerie, via het Omptranet, is een functionele prioriteit van een moderne professionele organisatie zoals het openbaar ministerie.
40
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Rekening houdend met de noodzaak om op een intensieve manier in een adequate begeleiding van de verdere ontwikkeling en evolutie van het intranet van het openbaar ministerie te voorzien, acht het College van Procureurs-generaal het onontbeerlijk een instantie op te richten die belast zal worden met de informatiehuishouding van het openbaar ministerie en, meer in het bijzonder, met de ondersteuning van de verdere ontwikkeling van Omptranet.” De opdracht van dit expertisenetwerk werd daarbij als volgt omschreven : “Het expertisenetwerk inzake informatiehuishouding zal, onder meer door de uitwerking van concrete projecten, de website van het openbaar ministerie Omptranet verder uitbouwen ten behoeve van alle magistraten en de personeelsleden van het openbaar ministerie en in het bijzonder ten behoeve van het College van Procureurs-generaal onder het beheer van de procureur-generaal te Gent. De werkzaamheden van het expertisenetwerk kaderen daarbij in de verdere ontwikkeling van de informatiehuishouding van het openbaar ministerie, de voorbereiding van partnerships met de Federale en Lokale politie, inspectiediensten en federale overheidsdiensten, andere dan de FOD Justitie.” Dat de opdracht van het expertisenetwerk ruimer is dan enkel de verdere uitbouw van Omptranet, kan blijken uit de belangstelling die aan de dag werd gelegd voor het project ‘JustScan’ van de FOD Justitie (digitalisering van papieren (straf)dossiers: uitgaande van de ervaringen die met dit systeem zullen worden opgedaan, kan gedacht worden aan een gedigitaliseerde documentatiehuishouding voor het hele openbaar ministerie). In het gerechtelijk jaar 2006-2007 kwam het coördinatieteam van het expertisenetwerk IHOM een eerste keer bijeen op 20 juni 2007. Daarnaast werden een aantal projecten of voorstellen via e-mail uitgewerkt.
41
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL II. DE GOEDE ALGEMENE EN GECOÖRDINEERDE WERKING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE (art. 143bis §2,2° Ger.w.)
42
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 1 – EXPERTISENETWERK “STRAFRECHTELIJK BELEID – STRAFRECHTSPLEGING”
1. Luik “Strafrechtelijk beleid” In het voorbije jaar legde het functioneel expertisenetwerk “Strafrechtelijk Beleid” in samenwerking met de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid en de academische wereld de laatste bouwstenen van de eerste beleidscyclus die de uitbouw van een globaal concept strafrechtelijk beleid begeleidde. Hierbij kunnen de onderzoeken in opdracht van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid vermeld worden: Handleiding van een meet- en opvolgingssysteem voor de strafrechtelijke keten 2 Evaluatieonderzoek van een kwaliteitsmeting binnen het parket 3 Naar een parketbeleidsplan voor de parketten van eerste aanleg 4 In de loop van 2006-2007 kwamen tal van projecten inzake de organisatieontwikkeling en de werking van het openbaar ministerie in een finale fase, waardoor het mogelijk was bij het aantreden van het op 1 april 2007 nieuw samengestelde College op 21 juni 2007 een “Beleidsplan van het Openbaar Ministerie” voor te stellen dat goedgekeurd werd door alle geledingen van het OM: het College van Procureurs-generaal, de Raden van Procureurs des Konings en Arbeidsauditeurs en de federale procureur. In dit plan werd een unieke topprioriteit geformuleerd, met name de strijd tegen de gerechtelijke achterstand, en werden een aantal organisatorische initiatieven aangekondigd die verder uitgewerkt zullen worden in de loop van het gerechtelijk jaar 2007-2008. Het plan wordt hierna bij het jaarverslag gevoegd. 2. Luik “Strafrechtspleging” Het expertisenetwerk “Strafrechtspleging” behandelde tijdens het gerechtelijk jaar 2006 – 2007 meerdere onderwerpen. Sommige onderwerpen konden schriftelijk afgehandeld worden, andere werden besproken tijdens de vergaderingen van het coördinatieteam die gehouden werden op 6 februari en 29 mei 2007. Hierna volgt een overzicht van de behandelde agendapunten: Het opnemen van telefoongesprekken of berichten door gerechtsdeurwaarders • Werd behandeld op de vergadering van 29 mei 2007. De gedeeltelijke anonimiteit van getuigen en klagers en de vermelding van dienstadres werd besproken. De circulaire nr. 12/2006 – 8/2006 van 16 november 2006 van de procureur-generaal te Antwerpen werd ter beschikking gesteld ter verspreiding in andere rechtsgebieden.
2 “Meet- en opvolgingsinstrument voor de strafrechtelijke keten – Handleiding”, Paul Ponsaers, Els Enhus, Evelien Van den Herrewegen en Natascha Vandevoorde, Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid – Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, uitgegeven door Politeia, gepubliceerd in 2006. 3 “Kwaliteit onderzocht – Evaluatieonderzoek van een kwaliteitsmeting binnen het parket”, Elke Devroe en Saaske De Keulenaer, Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, uitgegeven door Story Publishers, gepubliceerd in 2008. 4 “Naar een parketbeleidsplan voor de parketten van eerste aanleg”, Stefan Thomaes en Elke Devroe, Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, uitgegeven door Maklu, gepubliceerd in 2008.
43
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Met betrekking tot de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, inzonderheid de bepalingen tot wijziging van: • het Wetboek van Strafvordering • de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis • de bepalingen van de wetten van 23 december 2005 en van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, respectievelijk verschenen in het B.S. van 30 december 2005 en van 28 juli 2006, die de basiswet wijzigen • het koninklijk besluit van 28 december 2006 verschenen in het B.S. van 4 januari 2007 werden meerdere vergaderingen belegd, en werd de circulaire nr. 1/2007 – 1/2007 van 12 januari 2007 van de procureur-generaal te Antwerpen meegedeeld en in meerdere rechtsgebieden verspreid. Op vraag van de minister van Justitie om advies met betrekking tot de problematiek van de toegang tot privé-gegevens van gevangenispersoneel door gedetineerden die klacht indienen, werd omzendbrief nr. COL 9/2007 van 1 juli 2007 van het College van Procureurs-generaal voorbereid. Met betrekking tot de problematiek van de audiovisuele opname van het verhoor en het gebruik van DVD en de pilootprojecten ‘videoverhoor volwassenen’ werd omzendbrief nr. COL 10/2007 van 1 juli 2007 van het College van Procureurs-generaal voorbereid. De wet van 1 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de heropening van de rechtspleging in strafzaken werd behandeld op de vergadering van 29 mei 2007. Dit agendapunt werd door de leden van het netwerk verder schriftelijk afgehandeld en er werd een ontwerp van omzendbrief opgesteld en goedgekeurd. Op 22 november 2007 werd deze omzendbrief onder nr. COL 12/2007 verspreid. Het K.B. van 27 april 2007 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten werd behandeld en er werd, gelet op de veelvuldige moeilijkheden waartoe dit besluit aanleiding gaf, een ad-hocwerkgroep opgericht onder leiding van advocaat-generaal Paul Kenis. Deze werkgroep, die kon rekenen op de medewerking van mevrouw S. Morel, juriste bij het Secretariaat van het College, bereidde een ontwerp van circulaire voor die door het expertisenetwerk en door het College werd goedgekeurd en werd verspreid onder nummer COL 13/2007 van 10 december 2007. Bovendien werd briefwisseling gevoerd met de FOD Justitie en de beleidscel van de minister van Justitie teneinde een reparatie van dit besluit en van de programmawet van 27 december 2006 voor te bereiden. Het expertisenetwerk “Strafrechtspleging” werd onder meer door de FOD Justitie om advies gevraagd gelet op de voorbereiding van een Europese kaderrichtlijn die de omzetting zou verwezenlijken van richtlijn 95/46/EC met het oog op de bescherming van privacy in het kader van politionele of gerechtelijke rechtshulp in strafzaken, en inzonderheid van de III° pijler. Het expertisenetwerk bereidde ter zake het advies voor van het College van Procureursgeneraal van 27 februari 2007 ter attentie van de minister van Justitie en de FOD Justitie. Dit advies behandelt: • het ontwerp van kaderbesluit van 4 oktober 2005 van de Europese Commissie inzake de bescherming ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van politionele of gerechtelijke rechtshulp in strafzaken 5
5
Proposal for a Council Framework Decision on the protection of personal data processed in the framework of police and judicial co-operation in criminal matters; doc. 11547/3/06 REV 3 CRIMORG 124 DROIPEN 44 ENFOPOL 146 DATAPROTECT 26 COMIX 642.
44
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
• •
de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens de coherentie met het strafprocesrecht
Op vraag van de Hoge Raad voor de Justitie werd een aanbeveling opgesteld inzake het recht op inzage van het strafdossier met toepassing van artikel 216bis Sv. Op vraag van de Hoge Raad voor de Justitie werd een aanbeveling opgesteld inzake de procedure van artikel 216bis Sv., meer bepaald de problematiek van de mogelijkheid tot inzage van de flitsfoto’s. Opmaak van een coherent strafrechtelijk beleid inzake de minnelijke schikkingen. • Naar aanleiding van het managementswerk van substituut Deleu te Kortrijk werd vastgesteld dat binnen het rechtsgebied van het hof van beroep te Gent zeer veel afwijkingen bestaan op de richtlijnen die de procureursgeneraal gezamenlijk tussen 1984 en 1986 hebben uitgevaardigd. Aangezien deze richtlijnen gezamenlijk werden uitgevaardigd, bleek het wenselijk ze op nationaal niveau te evalueren. Binnen het expertisenetwerk werd bijgevolg besloten een ad-hocwerkgroep op te richten bestaande uit vertegenwoordigers van de parketten-generaal en van de parketten. Deze werkgroep vatte haar werkzaamheden aan. Veiligheid van magistraten en onderzoekers in dossiers van terrorisme en zware georganiseerde criminaliteit. Een eerste bespreking werd gehouden binnen het coördinatieteam van het expertisenetwerk. Gelet op de nauwe samenhang van deze materie met enerzijds de bijzondere opsporingsmethoden en anderzijds de anonimiteit van getuigen, werd beslist dit onderwerp op te schorten tot het aantreden van een nieuwe regering. Bevel tot medebrenging • Het expertisenetwerk heeft zich meerdere malen gebogen over de nood aan het uitvaardigen van een bevel tot medebrenging sinds de wet van 12 maart 1998. Gelet op de bestaande verschillende werkwijzen werd dit punt nog niet definitief beslecht.
HOOFDSTUK 2 – SOCIAAL STRAFRECHT – STRIJD TEGEN DE SOCIALE FRAUDE
Krachtens artikel 143bis van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 5, 6° van het koninklijk besluit betreffende de specifieke taken van de leden van het College van Procureurs-generaal behoort het sociaal recht, en meer in het bijzonder de sociale criminaliteit en de fraude op de sociale wetgeving, tot de bevoegdheid van de procureur-generaal te Luik. De artikels 309 tot 327 van de programmawet van 27 december 2006 (B.S. van 28 december 2006) hebben de wet van 3 mei 2003 houdende oprichting van de Federale Raad voor de Strijd tegen de Illegale Arbeid en de Sociale Fraude, het Federale Coördinatiecomité en de Arrondissementscellen opgeheven en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst inzake de Strijd tegen Sociale Fraude en Illegale Arbeid, de Arrondissementscellen en de Partnerschapscommissie in het leven geroepen. De procureur-generaal te Luik zetelt in de twee essentiële organen van de S.I.O.D., namelijk de Algemene Raad van de Partners en het Federaal Aansturingsbureau. Ook een lid van het arbeidsauditoraat-generaal Luik zetelt in dit Bureau.
45
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Tijdens de in dit jaarverslag behandelde referentieperiode heeft de procureur-generaal deelgenomen aan twee vergaderingen van de Federale Raad voor de Strijd tegen de Illegale Arbeid en aan vier vergaderingen van de S.I.O.D. In het kader van het Nationaal Veiligheidsplan 2004-2007, waarvan één van de doelstellingen de strijd tegen de sociale fraude is, heeft het College van Procureurs-generaal tijdens deze referentieperiode twee omzendbrieven verspreid: de eerste omzendbrief (COL 13/2005) betreft de informatie-uitwisseling tussen de parketten, auditoraten en sociale inspectiediensten en de tweede, die gemeenschappelijk met mevrouw de minister van Justitie werd uitgevaardigd, heeft betrekking op het strafrechtelijk beleid van de auditoraten (COL 3/2007). Het essentiële doel van deze omzendbrief bestaat erin de vervolgingen te uniformeren en om met ingang van 1 januari 2007 de dossiers inzake de vijf door de regering op 30 maart 2004 vastgelegde prioriteiten op een correctie, identieke en ondubbelzinnige manier door alle auditoraten te doen registreren (registratiesysteem “Laurence”). HOOFDSTUK 3 – STRAFUITVOERINGSRECHTBANKEN
1. Werkzaamheden voor de inwerkingtreding van de wet In het vooruitzicht van de inwerkingtreding van de wet van 17 mei 2006 houdende oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken en deze betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsrechtbanken beslist het College van Procureursgeneraal tijdens zijn eerste vergadering van de maand september 2006 om een voorlopige lijst op te stellen waarin de juridisch te voorziene moeilijkheden en de praktisch-organisatorische problemen worden opgesomd die zich vrij snel zullen manifesteren zodra de wetten in werking zijn getreden. Tevens wordt afgesproken om deze aangelegenheid – prioritair – te bespreken op de eerstvolgende bijeenkomst met de minister van Justitie. Op 16 oktober 2006 overhandigt de procureur-generaal te Antwerpen aan mevrouw Onkelinx de schematische lijst met vragen die een dringende oplossing vergen, opdat de strafuitvoeringsrechtbanken op een enigszins behoorlijke wijze van start zouden kunnen gaan. Mevrouw de minister, die in tussentijd door de groep van magistraten die heeft deel genomen aan de eerste opleidings- en vormingssessie in kennis is gesteld van de te verwachten problemen, deelt mee dat mevrouw L. Bovy op geregelde tijdstippen informele vergaderingen zal organiseren met het oog op het zoeken naar pragmatische oplossingen. De eerste bijeenkomst heeft plaats op 20 oktober 2006 en wordt voorgezeten door mevrouw L. Bovy in haar hoedanigheid van directrice van de cel beleidsvoorbereiding. De heer St. Davreux staat haar bij in deze materie. Naast magistraten van de zittende en staande magistratuur (in hoofdzaak zij die reeds werkzaam zijn binnen de Commissies Voorwaardelijke Invrijheidstelling) is eveneens een uitgebreide delegatie aanwezig van de topverantwoordelijken van de FOD Justitie. Door mevrouw L. Bovy wordt meegedeeld dat de totaliteit van de strafuitvoeringsrechtbanken opgetrokken wordt tot negen entiteiten en dat de wet in werking zal treden op 1 februari 2007. Weliswaar is het de bedoeling om de wet slechts gedeeltelijk in voege te laten treden; ze zal namelijk enkel van toepassing zijn op veroordeelden tot een effectieve uitvoerbare straf van meer dan drie jaar. Gelet op de mededeling van de uitbreiding tot negen strafuitvoeringsrechtbanken peilt mevrouw L. Bovy naar de meest objectieve en neutrale verdeelsleutel. Het meest
46
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
logische criterium lijkt de gevangenispopulatie te zijn die tot meer dan drie jaar is veroordeeld, en omdat de Franstalige gevangenisbevolking 55% bedraagt, wordt als principe aangenomen dat vijf strafuitvoeringsrechtbanken kunnen toegekend worden aan Franstalige zijde, tegenover vier strafuitvoeringsrechtbanken aan Nederlandstalige zijde. Aan welke strafuitvoeringsrechtbanken nu de bijkomende kamers zullen toegevoegd worden, is een probleem dat niet tijdens de vergadering kan beslecht worden. De voorzitters van de Nederlandstalige Commissies Voorwaardelijke Invrijheidsstelling zullen pogen een gemeenschappelijk voorstel te formuleren. Vervolgens wordt geïnformeerd naar het aantal kandidaten. Daar nog niet kan bevestigd worden of zich al dan niet een voldoende aantal kandidaten heeft aangemeld, deelt mevrouw L. Bovy mee dat, in negatief geval, een nieuwe oproep zal gelanceerd worden. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om het standpunt van de vergadering te vragen omtrent de anciënniteitvereiste van tien jaar. Er wordt geopperd dat eventueel een anciënniteit van vijf jaar zou kunnen volstaan, mits hieraan toegevoegd wordt dat alleszins gedurende deze vijf jaar uitsluitend in het domein van het strafrecht een functie is uitgeoefend. Als vertegenwoordiger van het College benadrukt de procureur-generaal te Antwerpen het standpunt van het College dat van oordeel is dat de minimumvereiste van tien jaar dient behouden te blijven (maturiteit is de absolute prioriteit). Vervolgens worden door mevrouw L. Bovy en de heer St. Davreux mededelingen gedaan die verband houden met in voorbereiding zijnde wetaanpassingen en koninklijke besluiten, met het oplossinggerichte zoeken van vervangingen van magistraten, griffiers en administratieve medewerkers, met lokale huisvestingsproblemen die binnen de kortste tijd moeten opgelost worden enz., enz., enz. … Het is niet onbelangrijk te vermelden dat tijdens deze vergadering overeengekomen is om de zittingen in de gevangenissen te laten plaatsvinden. Voor degenen die zich onder elektronisch toezicht bevinden en in zaken waarin zich slachtoffers zouden aanmelden, werd de voorkeur uitgedrukt om zittingszalen van de rechtbanken te gebruiken. Op alle volgende vergaderingen van het College wordt als vast agendapunt de problematiek van de strafuitvoeringsrechtbanken genoteerd. Door de procureur-generaal te Antwerpen wordt verslag uitgebracht op 16 november 2006, op 21 december 2006 en op 17 januari 2007. Dit verslag behelst telkens een uiteenzetting omtrent de bijeenkomsten die mevrouw L. Bovy organiseert, alsook de wijzigingen die in de programmawet worden aangebracht met het oog op een functioneel betere werking van de strafuitvoeringsrechtbanken, of nadere uitleg over de in voorbereiding zijnde koninklijke besluiten (voorzover uiteraard informatie mee te delen is). Zo is bijvoorbeeld de anciënniteitvereiste teruggebracht van tien naar vijf jaar, wordt een nieuwe oproep tot kandidaten aangekondigd en wordt in de maand december 2006 een tweede opleidings- en vormingssessie georganiseerd. De problematiek van de vervanging van magistraten wordt verder onderzocht, waarbij zeer gericht naar praktische oplossingen wordt gezocht, hoewel men zich bewust is van het feit dat deze niet van blijvende aard zullen zijn. De problematiek van de slachtoffers wordt eveneens aangesneden waarbij overeengekomen wordt een gemengde werkgroep op te richten onder voorzitterschap van het parket-generaal te Brussel. Er wordt akte genomen van de algemene wens van
47
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
de parketten van eerste aanleg om op maximale wijze rekening te houden met de werklast die de nieuwe wetgeving voor de administratieve diensten meebrengt. Er wordt beslist dat het College een omzendbrief zal uitvaardigen waarin het niet de bedoeling is de wet uit te leggen (hiervoor dienen de opleidingssessies) maar waarin bepaalde punten verduidelijkt worden die aanleiding geven tot interpretatieproblemen (zoals het onderscheid tussen opvolging en controle of de toegang tot gegevens in SURTAP). Vermits zich ook problemen voordoen in het kader van de samenwerking met de Justitiehuizen, zal getracht worden een modus vivendi af te spreken met mevrouw A. Devos, toen nog wnd. directeur-generaal van de Justitiehuizen. 2. Werkzaamheden sinds de inwerkingtreding van de wet Op de vergadering van 21 maart 2007 keurt het College van Procureurs-generaal de tekst van de omzendbrief goed. Op 31 maart 2007 wordt deze als COL 6/2007 officieel verspreid. De omzendbrief omvat richtlijnen met betrekking tot de verplichting voor het openbaar ministerie om een degelijke uiteenzetting te maken van de feiten waarvoor de veroordeling is uitgesproken, verstrekt verduidelijkingen omtrent de rechten van de slachtoffers, inclusief het begrip “slachtoffer”, licht de begrippen “opvolging en controle” inhoudsgewijs toe en verduidelijkt hoe het bevel tot voorlopige aanhouding bij nietnaleving van de strafuitvoeringsmodaliteiten procedureel maar ook pragmatisch dient geregeld te worden. Daar het te voorzien is dat de wetgeving houdende de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken nog diverse malen zal worden gewijzigd, aangevuld en aangepast, wordt benadrukt dat de COL 6/2007 op permanente wijze zal onderworpen worden aan bijsturing en/of actualisering. Tevens bepaalt de wet (in het nog niet in werking getreden artikel 98bis) dat op federaal en lokaal niveau overlegstructuren zullen opgericht worden. Deze overlegstructuren zullen er met name moeten voor zorgen dat de instanties die zijn betrokken bij de uitvoering van de nieuwe wetten op coherente wijze kunnen samenwerken. In afwachting van de oprichting van betreffend(e) overlegplatform(en) heeft mevrouw Onkelinx de heer St. Davreux aangeduid als voorzitter van een (alzo genoemd) officiële werkgroep die de rol van bijstandscomité dient waar te nemen. Dit begeleidingscomité is weliswaar verschillende malen bijeengekomen, maar heeft nooit een officieel karakter gekregen. Hoewel door alle aanwezigen werd aangedrongen op een proces-verbaal van de vergadering, werd bovendien slechts een zeer summiere nota van de besproken agendapunten opgesteld (uitgezonderd voor de vergadering van 20 april 2007). Op 2 maart 2007 komt het begeleidingscomité voor de eerste maal samen. De heer St. Davreux stelt zich voor als voorzitter en deelt mee dat het in eerste instantie de bedoeling is om naar aanleiding van een rondvraag van alle aanwezigen te vernemen welke de eerste voorlopige ervaringen zijn sinds de wet op 1 februari 2007 in voege is getreden.
48
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Uiteraard heeft wel elke deelnemer één of ander gebrek of mankement qua organisatie te vermelden, doch belangrijker is het om aan te stippen dat duidelijk naar voor komt dat de Justitiehuizen nog niet klaar zijn om hun nieuwe takenpakket op zich te nemen (bv. bezorgen van oude dossiers aan de strafuitvoeringsrechtbanken, afbakening van bevoegdheden tussen de Directoraten-generaal Justitiehuizen en Penitentiaire Instellingen). Tot slot van deze eerste vergadering deelt de heer St. Davreux mee dat de finaliteit van dit begeleidingscomité ertoe strekt: • de werkzaamheden van de werkgroep onder leiding van mevrouw L. Bovy verder te zetten • problemen te bespreken en oplossingen te vinden; het comité zal daartoe uitgebreid worden tot Justitiehuizen, gevangenisdirecties, D.S.B., Forum Slachtofferonthaal, … Op 20 april 2007 komt het begeleidingscomité een tweede maal bijeen. De heer St. Davreux moet toegeven dat de vergadering een uitsluitend informeel karakter heeft zolang er geen duidelijkheid is op het vlak van de vertegenwoordiging (niemand weet exact in welke hoedanigheid de aanwezige leden deelnemen aan de vergadering). De heer St. Davreux zegt dat de opdracht is gegeven om een koninklijk besluit voor te bereiden tot oprichting van het begeleidingscomité (of andere benaming ?). De onderwerpen die tijdens deze bijeenkomst aan bod zijn gekomen, kaderen allen in specifieke en/of lokaal moeilijke situaties. Wat enigszins nuttigheidshalve kan vermeld worden, is de mededeling dat mevrouw Onkelinx de opdracht tot werklastmeting van de strafuitvoeringsrechtbanken heeft gegeven aan het N.I.C.C. In functie van de resultaten van deze opdracht zal het mogelijk worden een positief gevolg te geven aan de vragen tot bijkomende personeelsondersteuning. 3. Opgeloste problemen sinds de inwerkingtreding van de wet Een eerste probleem dat vrij vlug aan de oppervlakte komt bij de toepassing van de nieuwe wetten houdt verband met informatie, of beter gezegd, het gebrek hieraan. De magistraten van het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbanken hebben namelijk geen toegang tot informatie die ingevoerd wordt in het informaticasysteem van de verschillende parketten van het land. Dit betekent dat bij voorbereiding van adviezen inzake voorwaardelijke invrijheidstelling het voor hen onmogelijk is na te gaan of de veroordeelde nog ergens te lande in aanmerking komt voor een vervolging. Eenzelfde probleemsituatie doet zich uiteraard ook voor wanneer de voorwaardelijk in vrijheidgestelde zich niet gehouden heeft aan de opgelegde modaliteiten waardoor hij opnieuw voor de strafuitvoeringsrechtbank zal dienen te verschijnen. In principe heeft het College van Procureurs-generaal er geen bezwaar tegen dat een zo ruim mogelijke toegankelijkheid zou op punt gesteld worden, doch hiervoor wenst het College vanwege de Raden van Procureurs des Konings en Arbeidsauditeurs te vernemen of met dit principe van algemene toegankelijkheid tot alle informatiegegevens van de lokale databanken kan akkoord gegaan worden.
49
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Op 10 mei 2007 worden hiervoor zowel de voorzitter van de Raad van Procureurs des Konings als de voorzitter van de Raad van Arbeidsauditeurs aangeschreven. In afwachting van hun antwoorden stelt de procureur-generaal te Brussel het College de vraag of het niet tijd wordt om de aangelegenheid van de toegang tot REA-databanken vanuit een ruimer perspectief te benaderen waarmee hij in feite bedoelt dat te allen tijde alle parketten toegang moeten kunnen hebben tot alle lokale databanken. Op 24 mei 2007 beslist het College dat de bedenkingen die destijds zijn geformuleerd door de zogenaamde werkgroep “het geheugen van het rechtsgebied” opnieuw zullen bestudeerd worden. Mogelijks houden deze overwegingen nuttige elementen in ter oplossing van de vraag tot een algemene (onvoorwaardelijke) toegankelijkheid. Het College drukt thans reeds als basisidee uit dat de raadpleging vooralsnog dient beperkt te worden tot vormen van zware criminaliteit. Een tweede probleem dat eveneens vrij snel aan bod is gekomen, betreft de door de wet opgelegde verplichte kennisgevingen aan de Algemene Nationale Gegevensbank. Teneinde de signaleringen in de gegevensbank zo spoedig mogelijk te realiseren wordt binnen het College van Procureurs-generaal overeengekomen dat één zelfde typeformulier over het hele land zal aangewend worden. Op 1 juli 2007 worden de nodige instructies verspreid via een addendum aan COL 6/2007. Een derde probleem dat van bij de aanvang van de werking van strafuitvoeringsrechtbanken opdook, heeft betrekking op de relatie met de justitieassistent die afhankelijk van de plek waar hij/zij werkzaam is in meer of mindere mate in kennis gesteld wordt van het verloop van het dossier van de in vrijheidgestelde. Teneinde aan deze ongelijkheid van behandeling een einde te maken heeft het College van Procureurs-generaal beslist dwingende richtlijnen uit te vaardigen, waardoor het dossier ter beschikking van de justitieassistent moet kunnen worden gesteld. Op 1 juli 2007 worden deze instructies eveneens verspreid in het hierboven vermelde addendum aan COL 6/2007. Een vierde probleem betrof de discussie omtrent de al dan niet openbaarheid van de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank. Het Hof van Cassatie heeft klaarheid gebracht door voorheen genomen beslissingen die niet in openbare zitting waren uitgesproken te verbreken. Het onderwerp heeft deel uitgemaakt van een bespreking ter gelegenheid van de vergadering van het College met de minister van Justitie op 26 april 2007. In dit verband hebben trouwens de procureurs-generaal te Gent en Luik de minister erop attent gemaakt dat de organisatie van de zittingen van de strafuitvoeringsrechtbank tot haar bevoegdheid behoort, in die zin dat de minister van Justitie behoort ervoor te zorgen dat de noodzakelijke middelen voorhanden zijn voor de overbrenging van gedetineerden. De minister antwoordt hierop dat zij deze opdracht aan het veiligheidskorps zal toevertrouwen.
50
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 4 – VAST BUREAU WERKLASTMETING
In januari 2004 ging het project “Werklastmeting” van start. Dit project had de doelstelling een werklastmeetinstrument voor het openbaar ministerie op te zetten. In opdracht van de minister van Justitie en met de medewerking en begeleiding van het openbaar ministerie werkte de privé-partner De Witte & Morel – Möbius daartoe een werklastmeetinstrument en bijhorend informaticatool uit. Een begeleidingscomité en een Vast Bureau Werklastmeting, onder voorzitterschap van advocaat-generaal M. Boute, stonden in voor de voortgang van het project in samenwerking met de privé-partner die een onderhoudscontract behoudt. Sinds het gerechtelijk jaar 2006-2007 heeft substituut-generaal H. Vanderlinden de verantwoordelijkheden van advocaat-generaal M. Boute overgenomen en werd het Vast Bureau Werklastmeting volledig operationeel met een multidisciplinair team van 5 medewerkers of 3,5 voltijdse equivalenten (afgekort als VTE): − een magistraat (0,5 VTE); − een human resources manager (1 VTE); − een statistisch analist (1 VTE); − een secretaris-hoofd van dienst (0,5 VTE); − een secretaris (0,5 VTE). Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 is er onder meer een SWOT-analyse uitgevoerd die de sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen bij de verdere ontwikkeling en implementatie van de werkzaamheden van het Vast Bureau Werklastmeting in beeld bracht. Op basis van deze analyse is overgegaan tot het opstellen van een beleidsplan voor de periode 2007-2014. De timing van dit beleidsplan loopt zoveel mogelijk parallel met de mandaatperiode van de korpschefs die in april 2007 in functie traden. Voorts werden de bestaande functionaliteiten van het instrument gevalideerd, voorstellen tot verbeteringen geformuleerd en veranderingen aangebracht aan de applicatie. Naar aanleiding daarvan werd ook de gelegenheid te baat genomen om het instrument aan te vullen met enkele analysetools. Zo werden, onder andere, een accesdatabank en een testapplicatie voor eigen gebruik ontwikkeld. Voor het rapporteren van de werklastmeting werd het kader inzake analyse en rapportage op punt gesteld. In de loop van het eerste deel van het jaar 2007 werd overgegaan tot het opstellen van een eerste rapport ‘Werklastmeting’ voor de politieparketten van het Rijk, en dit met betrekking tot de jaren 2004, 2005 en 2006. Ten slotte werd ook veel aandacht geschonken aan de opleiding over de opzet en methodiek van de werklastmeting, alsook aan de presentatie en communicatie van de eerste resultaten aan de betrokken korpschefs. Deze ontmoetingsmomenten konden rekenen op grote belangstelling en werden als zeer positief geëvalueerd. HOOFDSTUK 5 – EXPERTISENETWERK “POLITIE”
In de loop van het gerechtelijk jaar 2006-2007 heeft het expertisenetwerk "Politie" twee maal vergaderd, namelijk op 26 september 2006 en op 24 januari 2007. Tijdens deze referentieperiode heeft het coördinatieteam van het expertisenetwerk zich meer in het bijzonder aan volgende dossiers gewijd: Artikel 95 WGP Op 26 september 2006 heeft directeur-generaal Van Thielen een uiteenzetting gehouden over de actuele situatie, en dit op basis van een door zijn diensten opgestelde nota. Aangezien dit
51
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
dossier eveneens werd behandeld binnen de werkgroep “Gerechtelijke Pijler”, werd beslist dat een nieuwe versie van de nota, die zou worden aangepast in functie van de bespreking door voornoemde werkgroep, later aan het netwerk zou worden voorgelegd. Videoverhoor van minderjarigen Het expertisenetwerk heeft de heer advocaat-generaal P. Rans uitgenodigd in verband met de synthese van de gesprekken met de procureurs des konings en de evaluatie van de Federale Politie. Het netwerk is tot volgende conclusies gekomen: • noodzaak van een betere coördinatie en samenwerking op het terrein, • de verwachtingen van het OM ter zake zullen worden onderzocht, • op vraag van de hoofdcoördinator zal de werkgroep van de jeugdmagistraten bij de parketten-generaal overgaan tot de actualisering van deze conclusies en enkele aanbevelingen formuleren. Opvolging van COL 2/2002 Op 26 september 2006 is het netwerk, na evaluatie, tot de conclusie gekomen dat het overlegmodel uit deze omzendbrief algemene ingang heeft gevonden en doorgaans goed functioneert. Het was niettemin aangewezen meer duidelijkheid te scheppen inzake de manier waarop dit overleg functioneert, wie erbij betrokken is en welke andere overlegmechanismen er bestaan. De Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid is overgegaan tot een algemene analyse van de verslagen van het arrondissementeel rechercheoverleg. De coördinatoren ondervragen zelf de parketten van hun rechtsgebied teneinde de meerwaarde en de verwachtingen inzake de door de parketten-generaal op te stellen syntheseverslagen na te gaan. Wat het specifieke probleem van de taakverdeling betreft, had de minister van Justitie beslist om de omzendbrief niet te wijzigen zolang de resultaten van de capaciteitsstudies niet bekend waren. Het netwerk heeft eveneens de capaciteitsproblemen in het kader van financiële onderzoeken ter sprake gebracht. Politionele gegevens uit de ANG (strijd tegen de voertuigcriminaliteit) Na de uiteenzetting die de Federale Politie ter zake heeft gegeven, heeft het expertisenetwerk beslist dat het aangewezen is de voorkeur te geven aan het protocol dat met de douane werd afgesloten en zich meer te buigen over de problematiek van de privéorganisaties. Het netwerk heeft deze bespreking overgedragen aan de werkgroep "Artikel 44" en alle leden werden bovendien uitgenodigd om schriftelijk hun opmerkingen over deze problematiek mee te delen. Opvolging van werkgroepen •
Werkgroep “Artikel 44”
Het netwerk heeft op enkele coördinatieproblemen gewezen die zich tussen de verschillende subwerkgroepen stellen, maar heeft niettemin ook kunnen vaststellen dat een grote vooruitgang in de werkzaamheden werd geboekt. Het resultaat hiervan was dat een eerste ontwerpversie van koninklijk besluit aan het netwerk werd bezorgd. De leden van het netwerk werden vervolgens op 24 januari uitgenodigd om hun laatste opmerkingen te formuleren inzake het ontwerp van verslag aan de koning bij het K.B. tot regeling van de werking van de projecten en programma’s.
52
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
•
Werkgroep-Carels
Het expertisenetwerk heeft de werkzaamheden van deze werkgroep opgevolgd dankzij de verslaggeving door procureur des konings Romijn. Het netwerk zal ook in de toekomst alle verdere ontwikkelingen blijven opvolgen. •
Werkgroep “Partnership Politie-magistratuur”
De definitieve documenten (balans en fundamentele principes) worden verwacht vóór het einde van het gerechtelijk jaar 2007. •
Werkgroep “MFO-1”
De verslagen van de werkgroep worden ter beschikking van de leden van het coördinatieteam gesteld. Mevrouw de substituut Devroede heeft aan het netwerk verslag uitgebracht over de vooruitgang van de werkzaamheden van de werkgroep. Het probleem van de overbrenging van minderjarigen werd ter sprake gebracht en het netwerk heeft beslist deze aangelegenheid voor te leggen aan de werkgroep “Gerechtelijke Pijler”. Controleorgaan van het Politionele Informatiebeheer Het expertisenetwerk heeft het syntheserapport 2005 bestudeerd. Er werd een oplossing gevonden voor het specifieke probleem van de digitale fototheek. Het netwerk heeft zijn tijdelijke steun aan dit dossier toegezegd. Het expertisenetwerk heeft eveneens de aandacht gevestigd op de problematiek van de opleidingen. Vereenvoudiging van de administratieve taken Het expertisenetwerk heeft de richtlijnen geanalyseerd die in het B.S. van 29 december 2006 werden gepubliceerd. Reorganisatie van de Federale Politie Het expertisenetwerk heeft een stand van zaken in deze materie opgemaakt. Wat de wet van 20 juni 2006 betreft, heeft het netwerk de aangebrachte wijzigingen en de impact van de nieuwe bepalingen onderzocht. Er werd inzake het labopersoneel (CALOG B) een stand van zaken gevraagd aan de werkgroep "Gerechtelijke Pijler". Wat de rol van de Dirco betreft, heeft het expertisenetwerk beslist de richtlijn van 29 maart 2000 en de bijlage aan te passen in functie van de herstructurering van de Federale Politie.
53
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 6 – COMMISSIE VOOR DE MODERNISERING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE EN DE ALGEMENE RAAD VAN DE PARTNERS VAN DE RECHTERLIJKE ORDE
Reeds heel wat jaren wordt gesproken over thema’s als schaalvergroting, geïntegreerde parketwerking en verzelfstandiging van het beheer van de rechterlijke organisatie. In 2005 en 2006 heeft de regering daartoe twee Themisplannen goedgekeurd. Van deze plannen is de uitvoering echter beperkt gebleven. Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 werden de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de Partners van de Rechterlijke Orde opgericht. De Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde werd opgericht bij wet van 20 juli 2006 (Belgisch Staatsblad van 1 september 2006, blz. 43773). Deze Commissieis belast met alle acties die de modernisering van het beheer van de rechterlijke orde tot doel hebben. Naast de Commissie werd ook een Algemene Raad van de Partners van de Rechterlijke Orde opgericht, die ermee belast werd aan de Commissie initiatieven ter bevordering van de modernisering van de justitie voor te stellen. De Algemene Raad werd geïnstalleerd op 20 juni 2007. Het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd in deze Algemene Raad van de Partners van de Rechterlijke Orde. Het College van Procureurs-generaal heeft twee personen aangeduid die in de Raad zetelen, nl. Frank Schins, procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent, en Cédric Visart de Bocarmé, procureurs-generaal bij het hof van beroep te Luik. De heer Visart de Bocarmé is binnen de Algemene Raad van de Partners tevens verkozen als ondervoorzitter. Verder werden de heren Jean-Claude Elslander, procureur des Konings te Nijvel, en Ivo Carmen, procureur des Konings te Leuven, als lid aangewezen door de Raad van Procureurs des Konings. Ook de heer Stefaan D'Halleweyn, arbeidsauditeur te Antwerpen, en de heer Guy Millet, arbeidsauditeur te Bergen zijn uitgenodigde leden van de Algemene Raad van de Partners. Na de oprichting van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de Partners van de Rechterlijke Orde werd de precieze invulling van de opdracht van deze nieuwe organen verduidelijkt. De minister van Justitie ziet de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde als een consultingbureau dat specifiek op de gerechtelijke organisatie is gericht. Een recent protocolakkoord van 4 juni 2008 werd daartoe afgesloten tussen de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de minister van Justitie. In dit protocol werd bekrachtigd dat de Commissie een belangrijke opdracht heeft in het transparant maken en het optimaliseren van de rechterlijke orde. De Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde neemt vier opdrachten op zich. De eerste twee opdrachten betreffen het personeelsbeheer. Ten eerste is er een project ter ontwikkeling en implementatie van een werklastmetingsinstrument bij de zetel. De (uitgebreide) vaste vergadering van korpschefs van de zetel is verantwoordelijk voor het proces van werklastmeting en over de resultaten ervan. Ten tweede is er het project ter opstelling van functiebeschrijvingen voor het gerechtspersoneel van niveau A & B, in uitvoering van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot de bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie. De FOD Justitie staat voor dit project in. De andere twee opdrachten betreffen het beheer van de middelen en het gaat hier om een project ter verbetering van het beheer van de gerechtskosten. De FOD Justitie staat ook voor dit project in. Het vierde en laatste project draagt bij tot de financiële transparantie van de realisaties van de rechterlijke orde. Voor dit laatste project is de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde begonnen met het project JUSTPAX bij de vredegerechten.
54
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 7 – PROJECT WEBSITE O.M. - “OMPTRANET”
Nadat kort vóór de gerechtelijke vakantie 2006 de intranetsite officieel was gelanceerd door een voorstelling aan de toenmalige minister van Justitie en nadat een opleiding t.b.v. de lokale ‘content managers’ was georganiseerd, kon Omptranet bij de aanvang van het gerechtelijk jaar 2006-2007 voorgoed van start gaan. In dit aanvangsjaar werden, samengevat, volgende zaken ingepast of uitgebreid in Omptranet: uitbouw van de lokale intranetsites van de parketten en de auditoraten: deze sites zijn in principe enkel toegankelijk voor de magistraten en de personeelsleden van de eigen instantie; op deze manier kan informatie worden gedeeld die van strikt lokaal belang is. creatie van een databank ‘Laurence’: ingevolge een eerdere regeringsbeslissing, waardoor een telling van de activiteiten van de arbeidsauditoraten noodzakelijk werd inzake de zogenaamde 5 nationale prioritaire sectoren, werd binnen Omptranet een databank gecreëerd die tot doel heeft de stand van zaken in de dossiers inzake deze prioritaire sectoren bij te houden, zodat statistische metingen mogelijk worden. Omptranet was hiervoor het aangewezen instrument gezien de zo goed als onbestaande informatisering van een aantal arbeidsauditoraten (die geen toegang hebben tot bvb. een REA/TPI-systeem). De creatie van ‘Laurence’ verliep in nauw overleg met de portefeuillehouder inzake sociaal strafrecht (PG Luik) en de Raad van Arbeidsauditeurs. Door de ingebruikname van ‘Laurence’ zouden de eerste betrouwbare statistieken voor het jaar 2007 reeds per 15 januari 2008 kunnen beschikbaar zijn. alle circulaires van het College van Procureurs-generaal vanaf 1997 en de meeste ressortelijke circulaires werden opgenomen in Omptranet; een zoekfunctie op deze pagina’s moet de opzoekingen vergemakkelijken; door het C.O.I.V. werd een gedeelte van de inhoud, die voordien via zijn internetsite toegankelijk was, ondergebracht in Omptranet; vanaf dat moment konden ook interne vertrouwelijke documenten worden gepubliceerd; de kwalificatieboeken ‘Gemeen Strafrecht’ (een gedeelte van de in totaal 15.000 tenlasteleggingsfiches) en ‘Residuen en Voedselveiligheid’ (integraal) werden gepubliceerd; diverse expertisenetwerken voegden inhoud toe, zowel informatie voor intern gebruik binnen het expertisenetwerk als juridische informatie (modellen, rechtspraak of verwijzingen naar rechtspraak, verwijzingen naar rechtsleer …); vullen van de databank ‘vertalers/tolken’, zodat een overzicht kan worden gegeven van de beschikbare vertalers of tolken in heel België. Hier dient te worden opgemerkt dat zowel in het najaar van 2006 als in het voorjaar van 2007 de lokale ‘content managers’ telkens per provincie werden bezocht, teneinde hen van de verdere ontwikkelingen van Omptranet op de hoogte te houden en hen vertrouwd te maken met de nieuwe functionaliteiten. Het spreekt voor zich dat deze road-shows (een twintigtal in totaal) een aanzienlijke werklast hebben betekend voor de 3 leden van het Omptranet-team. De verhoogde belangstelling voor Omptranet bleek uit de cijfers: daar waar in december 2006 bijna 44.000 ‘pageviews’ werden geteld, was dit cijfer bij het einde van het gerechtelijk
55
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
jaar 2006-2007 opgelopen tot ruim 82.000. Zonder dat hiervan concrete gegevens (konden) worden bijgehouden, kan ook met zekerheid worden gesteld dat de informatisering van de informatiehuishouding een gunstig effect heeft gehad op de administratieve werklast van de parketten en de auditoraten en op de uitgaven voor de verzendingen (post, fax) die sterk konden worden gereduceerd (circulaires, documenten ter voorbereiding van vergaderingen enz.). Uiteraard is ook voor de magistraten het Omptranet een nuttig werkinstrument bij de consultatie van omzendbrieven, kwalificaties, fora voor de uitwisseling van ervaringen enz. Niettegenstaande deze positieve vaststelling moet worden vermeld dat, daar waar de ‘algemene’ inhoud en de inhoud van de lokale intranetsites (zie jaarverslag 2005-2006, p. 63 - 64) bijzonder goed werd bijgehouden, de inhoud van het juridische gedeelte slechts in enkele domeinen naar wens kon worden toegevoegd. Een verklaring hiervoor is dat het, bij gebrek aan voldoende ondersteuning, voor de individuele magistraten die moeten beslissen over het toevoegen van inhoud zeer moeilijk is hiervoor, naast hun andere werkzaamheden, de nodige tijd te vinden, laat staan dat zij zelf deze inhoud zouden kunnen toevoegen. HOOFDSTUK 8 – GERECHTSKOSTEN IN STRAFZAKEN
De wetten van 1 juni 1849 “op de herziening van de tarieven in strafzaken” en van 16 juni 1919 “waarbij de regering machtiging wordt verleend om aan de bepalingen betreffende de gerechtskosten in strafzaken, in burgerlijke zaken en in handelszaken wijzigingen toe te brengen” waren de basis voor onder meer heel wat koninklijke besluiten inzake gerechtskosten. Bij arrest van 30 oktober 2006 heeft de Raad van State het ministerieel besluit van 18 of 26 februari 2002 “tot vaststelling van het normaal bedrag van de honoraria van personen opgeroepen in strafzaken wegens hun kunde of hun beroep” vernietigd. De Raad van State stelde dat de bevoegdheidsverklaring vermeld in (de aanhef van) het koninklijk besluit niet volstaat om de talrijke artikelen van het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, die beschikkingen inzake de strafvordering bevatten, te rechtvaardigen. Een globale hervorming van die materie drong zich op teneinde alle procedureregels in het Wetboek van Strafvordering op te nemen, in het bijzonder die inzake de beslagen, het deskundigenonderzoek en de strafuitvoering. Het Wetboek van Strafvordering zou de definitie van “gerechtskosten” en de essentiële beginselen die de materie beheersen moeten bevatten. De wet zou dan de koning machtigen, binnen de hierboven vermelde grenzen, de nodige uitvoeringsbesluiten te nemen en in het bijzonder de tarieven en de praktische modaliteiten van de betaling van de gerechtskosten. De wetten van 1 juni 1849 en van 16 juni 1919 zouden dan kunnen opgeheven worden, zo stelde de Raad van State. In afwachting van nieuwe wettelijke en reglementaire bepalingen gaf de minister van Justitie bij omzendbrieven van 18 december 2006 6 en 12 februari 2007 7 tijdelijke richtlijnen. Op 27 november 2006 legde de regering een ontwerp van programmawet (II) neer bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
6 7
Ministeriële omzendbrief nr. 90 Ministeriële omzendbrief nr. 90bis
56
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Volgens de memorie van toelichting 8 zijn de bepalingen vrij kort en verlenen ze enkel een wettelijke grondslag aan de gerechtskosten ten laste van het budget van de FOD Justitie en aan de Commissie voor de Gerechtskosten. Naast andere opmerkingen had de Raad van State geadviseerd dat het begrip “gerechtskosten” zou gedefinieerd worden en dat de machtiging waarin door artikel 6 van het voorontwerp wordt voorzien te ver gaat in zoverre daarmee de koning de mogelijkheid geboden wordt om, zonder nadere precisering, “een lijst van gerechtskosten” te bepalen 9. Daarom voorzag de regering dat het nieuwe koninklijk besluit bij wet zou bekrachtigd worden 10. Artikel 6 van de programmawet (II) van 27 december 2006 bepaalde: “De Koning neemt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een algemeen reglement aan inzake de gerechtskosten in strafzaken houdende bepaling van een lijst van gerechtskosten, de tarifering en de betalings- en inningsprocedure ervan. De besluiten die genomen worden in toepassing van het vorig lid worden bij wet bekrachtigd binnen twaalf maanden volgend op de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad”. Artikel 7 van voornoemde programmawet (II) heeft de wetten van 1 juni 1849 en van 16 juni 1919 opgeheven. Daarover wordt in de memorie van toelichting enkel vermeld: “Dit artikel strekt tot opheffing van de vorige wetsbepalingen” 11. Blijkbaar had niemand er aandacht aan besteed dat die wetten heel wat bepalingen bevatten inzake andere materies dan gerechtskosten. Zo bepaalde artikel 10 van de wet van 1 juni 1849 dat “geneesheren, heelmeesteres, officieren van gezondheid, veeartsen en deskundigen die, zulks kunnende, in de gevallen voorzien door de wet op het tarief in lijfstraffelijke zaken, geweigerd of verwaarloosd hebben de onderzoeken, de dienst of de werken waartoe zij wettelijk zullen aangezocht geweest zijn, te doen, gestraft worden met een geldboete”. Artikel 15 regelde de vrijwillige verschijning van partijen voor de correctionele rechtbank en artikel 16 bood aan het openbaar ministerie de mogelijkheid leden van de politie en gevangenisdirecteurs te gelasten met de betekening van akten. Het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken gaf met terugwerkende kracht tot 8 januari 2007 vrij gebrekkig uitvoering aan die wetsbepaling, waarbij de regering het advies van de Raad van State nr. 42 730/2 niet geheel in acht nam. In dat koninklijk besluit werd onder meer de inhoud van de bepaling van artikel 16 van de wet van 1 juni 1849 overgenomen zonder enige wettelijke basis. Dadelijk na de publicatie van voormeld koninklijk besluit op 25 mei 2007 schreef de voorzitter van het College van Procureurs-generaal de minister van Justitie aan teneinde te wijzen op bepalingen die in de praktijk bijzonder ernstige problemen doen ontstaan, zowel wat de gerechtskosten sensu stricto betreft als inzake de machtigingen tot het verlenen tot inzage en afschrift van strafdossiers.
8
Parlementaire Stukken Kamer D 51 2774/1 p.3 idem p.21 en 22 10 idem p.11 en Parlementaire Stukken Senaat 3-1987/4 p.7 en 11 11 Parlementaire stukken Kamer DOC 51 2774/1 p.11 9
57
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Het College besteedde hieraan aandacht, onder meer op de vergadering van 5 juni 2007, en bereidde een omzendbrief voor waarin uitleg gegeven werd over het koninklijk besluit en aanbevelingen betreffende de toepassing ervan 12. HOOFDSTUK 9 – VERDELING VAN DE PARKETJURISTEN EN REFERENDARISSEN
Op 7 juli 2006 werd met de beleidscel-Justitie afgesproken dat Franstalige parketjuristen die hun functie verlaten niet meer vervangen worden in hun oorspronkelijke plaats maar dat deze plaatsen overgeheveld zouden worden naar een Nederlandstalig parket. Deze 8 plaatsen werden verdeeld over de rechtsgebieden Antwerpen en Gent, nadat 6 plaatsen van parketjurist werden overgeheveld naar die van referendaris. Het protocol tussen de procureur-generaal te Brussel en de minister van Justitie betreffende de parketjuristen op het Brusselse parket eindigde op 1 oktober 2006. De procureur-generaal te Brussel wenste dat het in het protocol voorziene aantal gehandhaafd blijft. Bovendien werd vastgesteld dat de wervingsreserve uitgeput is en de vraag werd gesteld om een selectiecomité te mogen organiseren. De voorzitter van het College meldde volgende afspraken met de heren Cheruy en Hubin: de procureurs-generaal, respectievelijk de eerste voorzitters, zullen worden verwittigd wanneer een plaats van parketjurist respectievelijk referendaris openvalt; nieuwe plaatsen zullen worden gepubliceerd, er zal worden onderzocht waar precies de noden zijn, zowel bij de parketten als bij de zetels, en dit in het belang van een evenwichtige en realistische verdeling. De voorzitter van het College drong erop aan om meer mobiliteit te voorzien in de contracten van parketjuristen, zodat zij kunnen aangeworven worden voor een bepaald rechtsgebied en binnen dit rechtsgebied worden ingezet naargelang van de noden. Hij hoopte tevens op een realistische verdeling. Bovendien stelde hij voor om juristen aan de parketten-generaal toe te wijzen. De heer Janssens, kabinetschef, deelde het College mee dat dit mogelijk is, maar vroeg op zijn beurt te worden ingelicht over de noden, de specialisatie, de werklast enz. Hij deelde ook mee dat nieuwe contractuele aanwervingen mogelijk zijn middels een jury binnen het ressort. De procureur-generaal te Antwerpen betreurde het feit dat de parketten zich steeds moeten verantwoorden en hun noden moeten aantonen om juristen toegewezen te krijgen, terwijl de zetel veel gemakkelijker referendarissen krijgt. Mevrouw de minister, L. Onkelinx, was voorstander van een gelijke verdeling van de juristen en de referendarissen. De heer Hubin werd eraan herinnerd dat deze parketjuristen niet aan het openbaar ministerie dienden te worden onttrokken. Het was met het oog op de schuldbemiddeling in de arbeidshoven en –rechtbanken dat de meeste referendarissen werden gevraagd. Er werd aan de FOD Justitie gevraagd dat de benoeming van de juristen per provincie of Gewest zou gebeuren om de mobiliteit te garanderen. De zetel en het openbaar ministerie hebben een functieprofiel bezorgd. Het openbaar ministerie zal eveneens motiveren waarvoor de parketjuristen worden ingeschakeld en zo hun aantal rechtvaardigen. Daartoe zullen de procureurs-generaal de medewerking van de procureurs des konings vragen.
12
later omzendbrief COL 13/2007 van 10 december 2007
58
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
De idee van de minister om gegradueerden in de rechten aan te werven werd besproken maar het College wees erop dat deze gegradueerden de juristen niet mogen vervangen. De piste van de gegradueerden dient dus niet te worden verlaten, maar is een bijkomende optie. De voorzitter van het College stelde voor dat het College en de Raad hierover in contact zouden blijven. Nota rechtsgebied hof van beroep Antwerpen: In het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen vond op 15 en 16 januari 2007 een selectietest plaats met het oog op contractuele aanwerving van parketjuristen. Dit resulteerde in 8 contractuele aanwervingen van parketjuristen die laureaat waren van deze test. __________ Gelet op de verkiezingen en de moeilijkheden om een nieuwe regering samen te stellen en rekening houdend met het examen voor parketjuristen en referendarissen dat door de Hoge Raad werd gepland voor het najaar van 2007, werden in het verder verloop van 2007 m.b.t. dit dossier geen verdere stappen meer ondernomen. HOOFDSTUK 10 – VERDELING VAN DE GERECHTELIJKE STAGIAIRS (aanvang stage 1/10/2007)
1. Onthaalcapaciteit
De Federale Overheidsdienst Justitie verzoekt op 30 mei 2007 het College van Procureursgeneraal om per rechtsgebied een lijst over te maken van de onthaalcapaciteit van de parketten en auditoraten. De vacante plaatsen voor stagiairs werden als volgt vastgesteld: 23 Nederlandstaligen en 17 Franstaligen (K.B. 27/04/2007 – B.S. 16/05/2007) Niettemin leverde het examen (zittijd 2006-2007) slechts 12 Nederlandstalige en 16 Franstalige laureaten op. De procureur-generaal te Antwerpen verzoekt bij brief van 7 juni 2007, gericht aan zijn ambtgenoten, de maximale onthaalcapaciteit van de parketten en arbeidsauditoraten per arrondissement mee te delen. Verder kan opgemerkt worden dat de stagiairs hun standplaats mogen kiezen uit de parketten en arbeidsauditoraten waar er voor hen onthaalcapaciteit is, met als gevolg dat het mogelijk is dat de stagiairs niet echt geplaatst worden daar waar de nood aan personele middelen het hoogst is. 2. Verdeling Op de vergadering van het College van Procureurs-generaal van 21 juni 2007 werd de verdeling (16 Nederlandstalige en 17 Franstalige kandidaten) per rechtsgebied van het hof van beroep overeengekomen, waarna deze door de voorzitter van het College op 22 juni 2007 werd meegedeeld aan de minister van Justitie:
59
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Nederlandstaligen
Franstaligen
Antwerpen: Gent: Brussel:
Luik: Bergen: Brussel:
6 5 5
7 4 6
Op 6 juli 2007 maakt de procureur-generaal te Antwerpen aan de minister van Justitie de volgende verdeling per arrondissement over na rondvraag bij de ambtgenoten: Antwerpen: 6
Gent: 5
Antwerpen: 4 Turnhout: 1 Hasselt: 1
Gent: 1 Dendermonde: 1 Brugge: 1 Kortrijk: 1 Oudenaarde en/of Ieper: 1
Brussel: 5 NL + 6 FR
Luik: 7
Brussel: NL 4 Brussel: FR 5 Leuven: NL 1 Nijvel: FR 1
Luik: 2 Hoei: 2 Verviers: 1 Namen: 1 Dinant: 1 Aarlen: 1
Bergen: 4 Bergen: 1 (parket) Doornik: 2 (1 voor het parket en 1 voor het auditoraat) Charleroi: 1 (parket)
3. Benoemingen Het parket-generaal te Antwerpen ontvangt op 3 augustus 2007 de ministeriële besluiten van de gerechtelijke stagiairs die op 1 oktober 2007 hun stage zullen aanvangen. De benoemingen verschijnen in het Belgisch Staatsblad d.d. 3 september 2007.
60
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL III. OVERZICHT VAN DE ACTIVITEITEN VAN HET COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL
61
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 1 – VERGADERINGEN
1. De maandelijkse vergaderingen van het College van Procureurs-generaal Het College van Procureurs-generaal kwam tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007, met toepassing van art. 143bis, §5 Ger.w., elf maal samen. Deze vergaderingen vonden onder het voorzitterschap van de procureur-generaal te Luik plaats op 21 september 2006, 13 oktober 2006, 13 november 2006, 21 december 2006, 17 januari 2007, 27 februari 2007, 21 maart 2007, 24 april 2007, 24 mei 2007, 5 juni 2007 en 21 juni 2007. De federale procureur nam telkens deel aan de vergaderingen van het College, behoudens wat de besprekingen betrof aangaande de evaluatie van het Federaal Parket en de hoorzittingen en beraadslagingen over de kandidaten voor het ambt van federaal magistraat. Op 3 oktober 2006 vond overleg plaats tussen de hoofdcoördinatoren van de expertisenetwerken en de voorzitter van het College met het oog op het garanderen van de coherente werking van de netwerken en het College. Op 27 april 2007 vond te Ophain het seminarie van het College plaats waaraan de federale procureur, de hoofdcoördinatoren van de expertisenetwerken, de voorzitters van de Raden van Procureurs des Konings en Arbeidsauditeurs en de adviseur-generaal van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid deelnamen. Naar aanleiding van dit seminarie werd later een beleidsplan van het openbaar ministerie opgesteld (cf. Deel II. Hoofdstuk 1 – luik “Strafrechtelijk beleid”). 2. De vergaderingen van het College van Procureurs-generaal onder het voorzitterschap van de minister van Justitie Het College kwam drie keer bijeen onder het voorzitterschap van de minister van Justitie. Deze vergaderingen vonden plaats op 16 oktober 2006, 18 januari 2007 en 26 april 2007. Deze vergaderingen worden, naast de minister, het College en de federale procureur, ook bijgewoond door de kabinetschef, adviseurs van de minister, de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Justitie, de adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid en de directeur-generaal van de Dienst Wetgeving. 3. Het overleg tussen het College van Procureurs-generaal en het Bureau van de Raad van Procureurs des Konings De verhouding tussen het College van Procureurs-generaal en de Raad van Procureurs des Konings wordt in hoofdzaak geregeld door art. 150bis Ger.w. 13 Het College en het Bureau van deze Raad komen op geregelde tijdstippen bijeen teneinde overleg te plegen “over de harmonisatie en uniforme toepassing van de regels en over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van het openbaar ministerie.” 14 Er vonden twee overlegvergaderingen met het Bureau van de Raad van Procureurs des Konings plaats. Deze overlegvergaderingen vonden onder het voorzitterschap van de procureur-generaal te Luik - voorzitter van het College plaats op 16 november 2006 en 24 mei 2007.
13 14
Ingevoegd bij art. 12 van de wet van 22 december 1998 (B.S. 10 februari 1999). Art. 150bis, tweede lid Ger. w.
62
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
4. Het overleg tussen het College van Procureurs-generaal en het Bureau van de Raad van Arbeidsauditeurs De verhouding tussen het College van Procureurs-generaal en de Raad van Arbeidsauditeurs wordt in hoofdzaak geregeld door art. 152bis Ger.w. 15 Het College en het Bureau van deze Raad komen op geregelde tijdstippen bijeen teneinde overleg te plegen “over de harmonisatie en uniforme toepassing van de regels en over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van de arbeidsauditoraten.” 16 Er vonden twee overlegvergaderingen met het Bureau van de Raad van Arbeidsauditeurs plaats. Deze overlegvergaderingen vonden onder het voorzitterschap van de procureur-generaal te Luik - voorzitter van het College - plaats op 21 december 2006 en 21 juni 2007. 5. Het overleg tussen het College van Procureurs-generaal en de Commissarisgeneraal van de Federale Politie
Driemaandelijks vindt overleg plaats tussen het College van Procureurs-generaal, de federale procureur en de commissaris-generaal (en de directeurs-generaal) van de Federale Politie. Dit overleg heeft voornamelijk tot doel om op basis van informatie-uitwisseling de initiatieven van politie en magistratuur op het vlak van het beleid op elkaar af te stemmen. Dit jaar vond dit overleg plaats op 13 oktober 2006, 19 januari 2007, 27 maart 2007 en 5 juni 2007.
15 16
Ingevoegd bij art. 10 van de wet van 12 april 2004 (B.S. 05 mei 2004). Art. 152bis, tweede lid Ger. w.
63
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 2 – OMZENDBRIEVEN
Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 heeft het College van Procureurs-generaal, op grond van art. 143bis, §2, 1° Ger.w., 17 omzendbrieven (“COL”) verspreid.
Volgnr.
Datum
Onderwerp
COL 16/2006
06/09/2006
Vaststellings- en vervolgingsbeleid inzake verkeersmisdrijven gepleegd door bestuurders van prioritaire voertuigen en voertuigen in opdracht.
COL 17/2006
21/09/2006
Rapportageplicht in uitvoering van artikel 90decies Wetboek van Strafvordering.
COL 18/2006
16/10/2006
Gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal betreffende de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme – COL 9/2005 – Addendum m.b.t. de gespecialiseerde onderzoeksrechters.
COL 19/2006
04/12/2006
Criminele organisatie – Georganiseerde criminaliteit Bijdrage openbaar ministerie aan het Jaarrapport Georganiseerde Criminaliteit in België.
COL 01/2007
17/01/2007
Mensenhandel - Ministeriële richtlijn inzake het opsporingsen vervolgingsbeleid betreffende mensenhandel.
COL 02/2007
18/01/2007
Gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal betreffende het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse Addendum COL 9/2005.
COL 03/2007
18/01/2007
Gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal inzake het strafrechtelijk beleid van de auditoraten.
COL 04/2007
02/02/2007
Wegverkeer bij het leger.
COL 05/2007
14/03/2007
Gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal betreffende de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken Tenuitvoerlegging van beslissingen tot inbeslagneming.
COL 06/2007
27/03/2007
Strafuitvoeringsrechtbanken.
COL 07/2007
21/06/2007
Verdovende middelen “drugstoeristen”.
COL 08/2007
01/07/2007
Functiebeschrijving van de parketcriminologen aangeworven bij de afdelingen “Jeugd en Gezin”.
COL 09/2007
01/07/2007
Toegang tot privé-gegevens van gevangenispersoneel door gedetineerden die klacht indienen.
64
-
Vervolgingsbeleid
t.a.v.
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
COL 10/2007
01/07/2007
Audiovisuele opname van het verhoor.
COL 11/2007
27/08/2007
Opsporings- en vervolgingsbeleid – Wegverkeer – “Jonge bestuurders”.
COL 10/2006
27/08/2007
Uniforme tarifering van geldsommen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen – Wegverkeer - Uniforme tarifering van de minnelijke schikkingen.
27/08/2007
Strafrechtelijk beleid inzake de opsporing van snelheidsovertredingen en de richting te geven aan de vervolging ervan - Snelheid.
Herzien op 27/08/2007 COL 11/2006 Herzien op 27/08/2007
HOOFDSTUK 3 – ADVIEZEN
Gedurende het gerechtelijk jaar 2006-2007 werd in volgende materies advies uitgebracht aan de minister van Justitie. Oprichting van het Bureau voor Euregionale Samenwerking (BES) Voorontwerp van wet inzake de methodes voor gegevensverzameling door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Voorontwerp van wet tot hervorming van de wetgeving op gebied van de bestraffing van discriminatie Artikel 7, eerste lid, 2° van het Kieswetboek. Arrest nr. 187/2005 van 14 december 2005 van het Arbitragehof Efficiëntere inning van de penale boetes Elektronische aangifte Ademanalysetoestelllen – Goedkeuring – Ijking Wijzigingen aan de wetten van 8 april 1965 en 1 maart 2002 inzake jeugddelinquentie, evenals aan het Gerechtelijk Wetboek Werkgroep “Partnergeweld” - Aanwijzing van een parketmagistraat Voorontwerp van wet houdende diverse bepalingen inzake jeugddelinquentie Ontwerp “Boetecatalogus voor vervoer over de weg” Samenwerkingsprotocol aangaande de strijd tegen mechanismen van grote en georganiseerde fiscale fraude met een internationale dimensie en tegen systemen van complexe fiscale fraude Hervorming van de wetgeving op de jeugdbescherming – Controle op het uitgaansverbod en verplichting om de ouders in te lichten ingeval van vrijheidsberoving van een minderjarige
65
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Toezicht, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, op de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen van openbaar nut, de privé-stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk Cannabisbezit – Interpretatie van de gemeenschappelijke richtlijn van 25/01/2005 van de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis Evaluatie van Paul Van Thielen, directeur-generaal van de Gerechtelijke Politie Verzegeling door de sociale-inspectiediensten Opvolging van de aanbevelingen van het Rekenhof Advies over twee kandidaten voor het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (C.O.I.V.) HOOFDSTUK 4 – PARLEMENTAIRE VRAGEN
1. Het College van Procureurs-generaal stond tijdens het gerechtelijk jaar 2006 – 2007 in voor het verzamelen, ten behoeve van de minister van Justitie, van de elementen van antwoord op 82 parlementaire vragen (33 mondelinge en 49 schriftelijke). Dit aantal ligt beduidend lager dan vorig gerechtelijk jaar (151). Het Secretariaat stuurde aldus, ingevolge de toepassing van het K.B. van 6 mei 1997 betreffende de specifieke taken van de leden van het College, aan de procureurs-generaal te Antwerpen, Brussel, Gent, Bergen en Luik respectievelijk 19, 22, 11, 19 en 11 parlementaire vragen door. De parlementaire vragen werden systematisch ter beoordeling voorgelegd aan de coördinatoren van de statistisch analisten bij het College. Voor 44 van deze vragen hebben zij dan ook een nota opgesteld ten behoeve van de bevoegde procureur-generaal waarin zij toelichtten of zij al dan niet in staat waren om statistisch materiaal aan te leveren of extracties te maken. Voor 11 van deze parlementaire vragen hebben de statistisch analisten de nodige cijfergegevens ter beantwoording aangereikt. 2. Verscheidene (7) parlementaire vragen handelden verkeersveiligheid: o.m. verkeersinbreuken begaan met verkeersboetes, drugsgebruik in het verkeer, het verkeersongevallen en het vorderen van een arts voor het
over het wegverkeer en de prioritaire voertuigen en de hoge aanstellen van deskundigen in nemen van het bloedstaal.
Zeven parlementaire vragen hadden betrekking op het leefmilieu en het dierenwelzijn, vb. het justitiële beleid inzake leefmilieu en natuurbehoud, rituele slachtingen en stroperij, hanengevechten en doping bij dieren. Meermaals werden ook vragen beantwoord over het beleid inzake schijnhuwelijken, gedwongen huwelijken, eremoorden en bloedwraak (6).
66
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Volgende onderwerpen kwamen eveneens aan bod: de internet- en computercriminaliteit (5) met vragen over racisme op het internet, film- en softwarepiraterij, strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de providers naast vragen i.v.m. financiële en economische criminaliteit (4) zoals vragen over de “ontnemingsofficier” en de “speciale vermogenstraceerder” (procedures in Nederland) en over de bestemming van in beslag genomen misdaadgeld. Het College heeft ook een vraag behandeld met betrekking tot de hedendaagse criminele fenomenen “gay-bashing” en “treinsurfen”. 3. Meer dan 70 % van deze parlementaire vragen konden op het niveau van het College (de tijd die verstrijkt tussen het doorsturen van de vraag door het Secretariaat aan de bevoegde procureur-generaal en het bezorgen van de elementen van antwoord door deze laatste aan de betrokken diensten, ten behoeve van de minister van Justitie) binnen één maand worden afgehandeld. In ongeveer 10% van de vragen werden de elementen van antwoord nog dezelfde dag aangereikt. Slechts in uitzonderlijke gevallen vergde het beantwoorden van een vraag meer dan drie maanden tijd. De overzichtslijst van alle parlementaire vragen die gedurende dit gerechtelijk jaar werden behandeld, werd als bijlage bij dit jaarverslag gevoegd. (cf. bijlage 2)
67
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL IV. BETREKKINGEN MET HET FEDERAAL PARKET
68
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 1 – ADVIEZEN MET BETREKKING TOT DE KANDIDATEN VOOR HET AMBT VAN FEDERAAL MAGISTRAAT
In het Belgisch Staatsblad van 13 december 2006 werd een vacature bekendgemaakt voor het ambt van federaal magistraat. De kandidaten werden door het College van Procureursgeneraal gehoord op 27 februari 2007. Op 21 maart 2007 zond het College, overeenkomstig artikel 259sexies Ger.w., de gemotiveerde adviezen over de kandidaten toe aan de minister van Justitie. Op 14 februari 2007 verschenen in het Belgisch Staatsblad nog twee vacatures (waarvan een ter vervanging van deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 oktober 2006) voor het ambt van federaal magistraat. Op 5 juni 2007 werd de kandidaat voor deze functie door het College gehoord en het advies aan de minister van Justitie verzonden. HOOFDSTUK 2 – EVALUATIE VAN DE FEDERALE PROCUREUR EN DE WERKING VAN HET FEDERAAL PARKET
In artikel 143bis, §3, lid 3 van het Gerechtelijk Wetboek wordt bepaald dat het College van Procureurs-generaal - op basis van onder meer de rapporten van de federale procureur en nadat deze werd gehoord – de wijze waarop de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid door de federale procureur worden uitgevoerd, de wijze waarop deze zijn bevoegdheden uitoefent en de werking van het Federaal Parket evalueert. Het College nam kennis van het activiteitenverslag van het Federaal Parket over de periode van 1 januari tot 31 december 2006 en hoorde de federale procureur hieromtrent op zijn vergadering van 9 mei 2007. Bij brief van de voorzitter van het College van 19 mei 2008 werd het evaluatieverslag over de federale procureur en de werking van het Federaal Parket aan de minister van Justitie toegezonden. Dit verslag wordt, overeenkomstig artikel 143bis §3, lid 3 Ger.w., als bijlage bij onderhavig jaarrapport gevoegd. (cf. bijlage 3)
69
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL V. BETREKKINGEN MET EUROJUST
70
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
1. De wet van 21 juni 2004 tot omzetting van het besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken voorziet in de evaluatie van het Belgische lid bij Eurojust door het College van Procureurs-generaal. Artikel 9 van de wet bepaalt dat deze evaluatie geschiedt o.a. op grond van de verslagen van het Belgische lid en na betrokkene te hebben gehoord en dat de evaluatie opgenomen wordt in het jaarverslag van het College van Procureurs-generaal. Het Belgische lid, mevrouw Michèle Coninsx, werd gehoord op de vergadering van het College van Procureurs-generaal van 9 mei 2008, waarbij zij een uitstekende presentatie gegeven heeft van haar activiteiten. 2. Conform de richtlijnen opgenomen in de COL 15/2004 betreffende Eurojust ontving het College steeds correct, tijdig en voldoende uitgebreid de tweemaandelijkse activiteitenverslagen. Daarenboven ontving de procureur-generaal te Gent, bevoegd voor de internationale samenwerking, steevast kopie van de correspondentie in de operationele dossiers tussen het Belgische lid bij Eurojust en de Belgische gerechtelijke overheden, zodat er een zicht is op de omvang en de kwaliteit van de tussenkomsten van het Belgische lid. Ten slotte zijn er ook persoonlijke contacten met mevrouw Coninsx, zoals in de nationale overleggroep “Internationale samenwerking in strafzaken” (het functioneren van Eurojust staat systematisch op de agenda van deze overleggroep en mevrouw Coninsx tracht altijd aanwezig te zijn), als in de vergaderingen van Eurojust in Den Haag waaraan Belgische magistraten deelnemen. 3. Op basis van de diverse beoordelingselementen evalueert het College van Procureursgeneraal de wijze waarop M. Coninsx zich inschrijft in het Belgisch strafrechtelijk beleid als positief. Ook de manier waarop zij haar bevoegdheden uitoefent met inachtneming van de taken en doelstellingen van Eurojust kan als positief worden bestempeld. 3.1 Mevrouw Coninsx getuigt alvast van een voldoende juridische kennis op het vlak van de internationale samenwerking, en dit zeker op het niveau van de Europese Unie. 3.2 Haar tussenkomsten in concrete dossiers getuigen van inzet, snelheid, efficiëntie en zeer vlotte meertaligheid. Ook de strategische en coördinatievergaderingen worden door haar degelijk voorbereid en geleid. Haar relatie en samenwerking met het Federaal Parket is zeer geslaagd te noemen. Via haar directe tussenkomsten bij haar collega’s slaagt zij erin om de afhandeling van internationale rogatoire commissies en Europese aanhoudingsmandaten te versnellen.
71
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
3.3 Meer in het bijzonder op gebied van terrorisme heeft M. Coninsx binnen Eurojust de leiding en wordt zij door de federale procureur terecht aangezien als een autoriteit in deze materie. 3.4 Mevrouw Coninsx levert ook een positieve bijdrage aan opleidingen, en dit zowel intern, b.v. de basisopleiding ‘Internationale samenwerking’, waar zij de rol en bevoegdheden van Eurojust helder uiteenzet, als bij internationale seminaries, b.v. inzake de samenwerking in strafzaken tussen België en Nederland. 4. Tevens dient vastgesteld dat wat België betreft er een aanzienlijke toename is van het aantal dossiers waarin Eurojust tussenkomt, niet alleen inzake de dossiers met België als aangezochte Staat, maar ook met België als verzoekende Staat. Dit toont aan dat M. Coninsx de Belgische magistraten gesensibiliseerd en overtuigd heeft van het belang en het nut van de tussenkomst van Eurojust. Niettegenstaande deze stijgende werklast heeft M. Coninsx tot op heden geen bijstand gekregen van een assistent of tweede Belgisch lid. 5. Ten slotte wijst het College van Procureurs-generaal erop dat de minister van Justitie begin 2007 het mandaat van M.Coninsx verlengd heeft voor een periode van 5 jaar na gunstig advies van de federale procureur en de procureur-generaal te Gent.
72
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL VI. RAPPORTAGE ART. 47undecies Sv.
73
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Kalenderjaar 2007 1. Artikel 47undecies, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering: geseponeerde dossiers – punt VII.5.1 COL 13/2006 Luik: Namen: 2 geseponeerde dossiers met observatie (mensenhandel en/of -smokkel en handel in gestolen voertuigen) - Luik: 5 geseponeerde dossiers met observatie (diefstal met geweld, verduistering, georganiseerde criminaliteit, wapens en opsporing – verdacht gedrag in het kader van een eventuele criminele organisatie (voorbereiding van een tiger-kidnapping)) - Hoei: 1 geseponeerd dossier met observatie (garagediefstal) - Marche-en-Famenne: 3 geseponeerde dossiers met observatie (1 wegens diefstal en 2 wegens drugs) - Eupen: geen enkel geseponeerd dossier - Neufchâteau: geen enkel geseponeerd dossier - Dinant: 1 geseponeerd dossier met observatie (zware diefstal) - Aarlen: geen enkel geseponeerd dossier - Verviers: geen enkel geseponeerd dossier De dossiers werden geseponeerd omdat geen misdrijf werd vastgesteld, wegens onvoldoende bezwaren, ontoereikende identificatie van de dader of omdat de redelijke termijn was overschreden. Er werd geen enkele onregelmatigheid vastgesteld. -
Bergen: -
Doornik: geen enkel geseponeerd dossier Bergen: geen enkel geseponeerd dossier Charleroi: 12 geseponeerde dossiers met observatie (4 wegens vereniging van misdadigers, 2 wegens criminele organisatie, 1 wegens heling, 1 wegens diefstal met geweld, 1 wegens oplichting, 1 wegens opzettelijke brandstichting zonder verwondingen en 2 wegens inbreuken op de drugswet). Brussel:
Leuven: 1 geseponeerd dossier met observatie wegens inbreuken op de faillissementswetgeving, oplichting en witwassen - Nijvel: geen enkel geseponeerd dossier - Brussel: 17 geseponeerde dossiers met observatie (5 wegens vereniging van misdadigers en diefstal met geweld, 1 wegens vereniging van misdadigers en diefstallen met braak, 1 wegens inbreuken op de drugswetgeving in vereniging, 1 wegens vereniging van misdadigers, diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving, 1 wegens vereniging van misdadigers, diefstal en heling, 1 wegens vereniging van misdadigers en inbreuken op de wapenwetgeving, 1 wegens criminele organisatie en diefstal met braak, 1 wegens vereniging van misdadigers, heling, valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken, 2 wegens criminele organisatie, 1 wegens vereniging van misdadigers, 1 wegens belaging en 1 wegens handel in verboden wapens). De redenen voor de seponeringen waren quasi altijd dat er geen of onvoldoende resultaat werd bereikt (de techniek en de andere onderzoeksdaden leverden geen of onvoldoende bezwaren op tegen de target – de target kon niet worden geïdentificeerd – de observatie werd niet uitgevoerd – het geplande feit werd uiteindelijk niet gepleegd – de technische apparatuur werkte onvoldoende – de target werd ondertussen aangehouden wegens andere feiten – de dader is overleden) of dat er wel misdrijven werden vastgesteld, maar dat deze vaststellingen buiten het kader van de uitvoering van de bijzondere opsporingsmethoden gebeurden en er dientengevolge voor deze feiten afzonderlijke dossiers werden opgesteld. -
74
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
In één geval werd de betrokkene naar aanleiding van de observatie geïdentificeerd en verhoord. Het bleek dat het een geesteszieke betrof die evenwel geen kwade bedoelingen had. In één geval werden tijdens de observaties drie nieuwe feiten vastgesteld, waarvoor aanvankelijke processen-verbaal werden opgesteld en overgegaan werd tot interceptie van de minderjarige daders. Naar aanleiding van dit dossier dient de aandacht gevestigd op het ontbreken van een afdoend wettelijk kader (inclusief wettigheidscontrole) voor de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden in dossiers waarin zeer sterke vermoedens bestaan dat de daders minderjarigen zijn. Bovendien werd in één dossier vastgesteld dat de target de DSU opgemerkt had en deze zelf aan het volgen was. Het nazicht toont aan dat de wettelijke bepalingen worden nageleefd en dat met name het open en het vertrouwelijk dossier correct worden ingevuld. In één dossier werd wel vastgesteld dat de bevestiging van de verlenging(en) van de machtiging ontbrak. Dit werd besproken met de lokale procureur des konings. In dit verband dient echter ook verwezen te worden naar de vaste rechtspraak van de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling, die stelde dat het voldoende is dat het proces-verbaal dat verwijst naar de verlenging van de machtiging aan het dossier wordt toegevoegd. Antwerpen: Antwerpen: 26 dossiers met observaties geseponeerd (drugs in vereniging (3), criminele organisatie, valsheid in geschrifte en oplichting, poging tot zware diefstal en bendevorming, mededaderschap bendevorming, bendevorming, mensensmokkel in criminele organisatie (2), verdovende middelen in vereniging (3), zware diefstal, verdovende middelen, bezit en handel van verdovende middelen in vereniging (3), bezit verdovende middelen in vereniging, opzettelijke brandstichting onroerende goederen, poging tot brandstichting van roerende goederen, mededaderschap in- en uitvoer verdovende middelen, valsheid in geschrifte en oplichting, zware diefstallen / criminele organisatie / bendevorming, handel en bezit verdovende middelen en wapenhandel, valsheid in geschrifte en gebruik, vervaardiging, handel en bezit psychotrope stoffen in vereniging, uitvoer, handel en bezit van verdovende middelen in vereniging). Er werd één dossier met observatie en infiltratie geseponeerd inzake criminele organisatie en invoer / handel en bezit verdovende middelen in vereniging. - Mechelen: geen enkel geseponeerd dossier - Turnhout: 5 dossiers met observatie geseponeerd (mensenhandel (2), containerdiefstal en braak, belaging, bezit verdovende middelen (cannabis) in vereniging als leiding). - Hasselt: 7 dossiers met observatie geseponeerd (poging moord, diefstal met geweld, drughandel, diefstal met braak en verdovende middelen en psychotrope stoffen (3)). Er werd één dossier met infiltratie geseponeerd inzake internationale drughandel. - Tongeren: één dossier met observatie geseponeerd (valsheid in geschrifte, heling (autozwendel)) en één dossier met infiltratie (oorlogswapens / drugs). Over alle arrondissementen heen houden de meeste onderzoeken verband met feiten van verdovende middelen. Voor alle arrondissementen geldt dat de meeste sepots gemotiveerd werden op een technische grond zoals dader onbekend of wegens onvoldoende bewijs. In één geval van infiltratie werd de techniek stopgezet en het dossier geseponeerd omdat bleek dat een ander land (Frankrijk) op dezelfde organisatie werkte en dat land de vervolging zou instellen. -
Gent: -
Brugge: één dossier met observatie geseponeerd (vereniging van misdadigers) Veurne: geen dossier Gent: zeven dossiers met observaties geseponeerd (opzettelijke brandstichting in woningen, diefstallen door middel van braak, opzettelijke brandstichting in
75
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
appartementsgebouw, heling, drugshandel, bedreigingen en diefstallen door middel van braak), en één dossier met infiltratie (inzake drugshandel). - Dendermonde: twee dossiers met observaties geseponeerd (criminele organisatie en drugshandel). - Oudenaarde: één dossier met observatie geseponeerd (diefstallen door middel van braak). - Kortrijk: geen dossier - Ieper: drie dossiers met observaties geseponeerd (drugshandel, heling en wapenhandel, drugshandel, diefstal en heling). De redenen voor de seponeringen waren dat de bijzondere opsporingsmethoden (en de andere onderzoeksdaden) geen of onvoldoende resultaat opleverden: onvoldoende bezwaren tegen de target of dader onbekend of stopzetten van de observatie wegens onvoldoende politiecapaciteit. In het algemeen kan worden gesteld dat het nazicht aantoont dat de diverse toepasselijke wettelijke bepalingen werden nageleefd, zoals de samenstelling van het open en vertrouwelijk dossier, de subsidiariteit en proportionaliteit, evenals de motiveringsplicht. Af en toe heeft de parket bij het hof van beroep te Gent bij het nazicht wel volgende zaken vastgesteld die uiteraard aan de betrokken parketten werden gesignaleerd: - de verleende machtiging tot observatie werd verlengd, doch enkel de oorspronkelijke machtiging werd bevestigd, daar waar nochtans ook van de beslissingen tot verlenging een schriftelijke bevestiging aan het strafdossier dient te worden toegevoegd; - de bevestiging van de machtiging dateert van geruime tijd na de seponering, daar waar nochtans de schriftelijke beslissing ter bevestiging van het bestaan van de verleende machtiging tot observatie bij het dossier dient te worden gevoegd, en dit uiterlijk na het beëindigen van de observatie. 2. Artikel 47undecies, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering: fase van de uitvoering – punt VII.5.2 COL 13/2006 en punt III.1 COL 14/2007 Sinds 13 augustus 2007, datum waarop arrest 105/2007 van 19 juli 2007 van het Grondwettelijk Hof werd gepubliceerd, kunnen de bijzondere opsporingsmethodes niet langer worden gebruikt in het kader van de strafuitvoering (zie COL 13/2006, punt II 3.2). Luik: -
Namen: geen enkel dossier Luik: geen enkel dossier Hoei: geen enkel dossier Marche-en-Famenne : geen enkel dossier Eupen: geen enkel dossier Neufchâteau: geen enkel dossier Dinant: geen enkel dossier Aarlen: geen enkel dossier Verviers: geen enkel dossier Bergen:
-
Doornik: geen enkel dossier Bergen: geen enkel dossier Charleroi: er werd één enkele machtiging tot observatie verleend in het raam van een vattingsbevel van het parket van Dendermonde; de aanhouding van het target kon hierdoor echter niet worden gerealiseerd.
76
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Brussel: -
Leuven: geen enkel dossier Nijvel: geen enkel dossier Brussel: geen enkel dossier Antwerpen:
-
Antwerpen: geen enkel dossier Mechelen: geen enkel dossier Turnhout: geen enkel dossier Hasselt: geen enkel dossier Tongeren: geen enkel dossier Gent:
-
Dendermonde: geen enkel dossier Oudenaarde: geen enkel dossier Brugge: geen enkel dossier Ieper: geen enkel dossier Veurne: geen enkel dossier Gent: geen enkel dossier Kortrijk: Inlichtingen aangeleverd door een geregistreerde informant in verband met een gesignaleerde persoon (twee verschillende veroordelingen tot gevangenisstraf) werden bezorgd aan het FAST-team. Betrokkene kon worden opgespoord en gevat in het buitenland en werd aan België uitgeleverd.
3. Artikel 47undecies, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering: informanten gemachtigd om strafbare feiten te plegen – punt VII.5.3 COL 13/2006 en punt III.2 COL 14/2007 Sinds 13 augustus 2007, datum waarop arrest 105/2007 van 19 juli 2007 van het Grondwettelijk Hof werd gepubliceerd, kan niet langer een expliciete machtiging worden verleend aan een informant om strafbare feiten te plegen (zie COL 13/2006, punt V 7). Er werd tijdens de referentieperiode in geen enkel parket toepassing gemaakt van artikel 47decies § 7 Wetboek van Strafvordering. Dit toont alleszins aan dat er door de procureurs des konings geen misbruik gemaakt werd van de door de reparatiewet-BOM ingevoerde mogelijkheid om informanten te machtigen tot het plegen van strafbare feiten.
77
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL VII. OMKADERING VAN HET COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL
78
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK 1 – SECRETARIAAT
Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 heeft de enige parketjurist van het College zijn gerechtelijke stage bij de procureur des konings te Leuven aangevat, na te zijn geslaagd voor het door de Hoge Raad voor de Justitie georganiseerde vergelijkende examen. Na een grondige selectie werd door de toenmalige voorzitter van het College, Dhr. C. Visart de Bocarmé, procureur-generaal te Luik, besloten om twee kandidaten aan te werven. Eén van de kandidaten werd geselecteerd om de functie van parketjurist in te vullen, de andere kandidaat moest de vacante plaats van Franstalige adjunct-adviseur invullen. Ondanks herhaalde verzoeken van het College om de functie van directeur in te vullen, bleef deze post vacant. De komst van twee nieuwe Franstalige juristen, in combinatie met de reeds aanwezige juridische medewerkers, heeft het Secretariaat in staat gesteld om het overgrote deel van de vijftien expertisenetwerken bij het College op te volgen. Deze ondersteuning is voor de hoofdcoördinatoren momenteel niet meer weg te denken. De toename qua personeel heeft het Secretariaat in het algemeen ook in staat gesteld het hoofd te bieden aan de sterke groei van Omptranet. Niet enkel de juridische dienst kende een uitbreiding van zijn kader, ook het coördinatieteam van de statistisch analisten mocht nieuwe collega’s verwelkomen. Het toenemende belang van cijfers, ter ondersteuning van de beleidsvorming, heeft ertoe geleid dat de minister toestemde met de verdubbeling van het aantal medewerkers, zowel bij het College als bij de parketten-generaal (met uitzondering van het parket-generaal te Brussel waar reeds twee statistisch analisten aanwezig waren). Het aangaan van deze uitdagingen was dan misschien mogelijk gemaakt door de komst van nieuwe collega’s, maar had ook een aanzienlijke verhoging van de werklast van de andere diensten tot gevolg: het secretariaat, in de strikte zin van het woord, heeft op zeer korte tijd nieuwe technologieën onder de knie moeten krijgen om de vraag naar informatie via Omptranet bij te blijven, de vertalers werden geconfronteerd met een enorme toevloed aan documenten; de ondersteuning van de expertisenetwerken heeft de werklast van de twee vertalers aanzienlijk doen toenemen, de stroomversnelling waarin de ontwikkeling van de betichtingen – kwalificaties terechtkwam maakte het noodzakelijk één van de medewerkers van Defensie in te schakelen voor de toevoeging ervan op Omptranet, ten slotte moest een nieuwe werkwijze gevonden worden om de toegenomen instroom van vragen (parlementaire vragen, adviezen, vertalingen…) te beheersen. Uit dit alles kan enkel blijken dat deze dienst, een amalgaam van medewerkers met verschillende statuten en afkomstig uit verschillende instanties (parket, griffie, administratie), uit een bijzondere groep enthousiaste en bereidwillige medewerkers bestaat. De huidige verscheidenheid in de samenstelling van deze dienst is het rechtstreekse gevolg van de toenemende noden van het openbaar ministerie en is op zijn minst problematisch te noemen. Bij de afschaffing van de militaire gerechten eind 2003 heeft het College een aantal taken en personeel in uitdovend kader overgenomen. Het is precies dit kader dat zorgen dient te baren: de verdere invulling van de opdrachten zal weliswaar afnemen maar nooit volledig verdwijnen. Het personeel maakt daarentegen deel uit van het zogenaamde uitdovend kader: eenmaal een medewerker de dienst verlaat (mutatie, pensioen,…) zal dit personeelslid niet meer worden vervangen. Om deze en andere redenen, namelijk teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de toekomst, heeft de toenmalige minister van Justitie besloten het Secretariaat van het College
79
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
te hervormen door de wijziging van artikel 143ter Ger.w. middels de wet van 25 april 2007. De eerste steen voor een nieuwe ondersteuningsdienst van het College en de beide Raden werd reeds gelegd. De uitvoering van deze wet dient bij koninklijk besluit te geschieden, en dit binnen de achttien maanden na de publicatie van de wet. De volgende voorzitter van het College, dhr. Y. Liégeois, procureur-generaal te Antwerpen, zal hiertoe in het referentiejaar 2007-2008 een bijzondere werkgroep samenstellen. 1. Beheer van de archieven van de opgeheven militaire rechtscolleges In de loop van het gerechtelijk jaar 2006-2007 hebben de diensten van het Secretariaat van het College die zijn gehuisvest in het Brusselse Justitiepaleis het beheer van de archieven van de opgeheven militaire rechtscolleges waargenomen onder de verantwoordelijkheid van de door het College aangewezen magistraten van het openbaar ministerie, aan wie de bevoegdheid om toelating te verlenen voor de aflevering van “uitgiften en kopieën van de onderzoeks- en procedurestukken van de opgeheven militaire gerechten en parketten”, op grond van artikel 12 van het koninklijk besluit van 17 december 2003, werd toevertrouwd. A. Administratieve opvolging van de opheffing van de militaire rechtscolleges De administratieve archieven Het Secretariaat moet nog steeds gehoor geven aan vragen over louter materiële problemen die verband houden met de activiteiten van de militaire rechtscolleges en dient ook nog altijd vragen te behandelen betreffende het personeel dat bij deze rechtscolleges in dienst was. De gerechtelijke archieven Het Secretariaat bezorgt aan de rechtscolleges en parketten die de bevoegdheden van de opgeheven militaire rechtscolleges hebben overgenomen, de stukken van allerlei aard, die nog vaak verkeerdelijk worden gericht aan de verschillende korpschefs van deze rechtscolleges. Het Secretariaat beantwoordt eveneens de aanvragen tot inlichtingen die betrekking hebben op de dossiers die op 1 januari 2004 nog steeds in vooronderzoek of in onderzoek waren. B. Beheer van de archieven Gewone archieven Het Secretariaat voldoet aan alle aanvragen die erop gericht zijn afschriften van procedurestukken te ontvangen (uitgaande van parketten, partijen in het geding of hun advocaten,…). Het Secretariaat beantwoordt de frequente vragen tot inlichting afkomstig van de parketten (met name met betrekking tot de gerechtelijke voorgaanden of de historiek van de dossiers) of ook op regelmatige aanvragen van het departement Landsverdediging (Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid, Algemene Directie Juridische Steun en Bemiddeling), van de FOD Financiën (Rijksdienst voor Pensioenen) of de FOD Sociale Zekerheid (Dienst voor de Oorlogsslachtoffers). Bepaalde dossiers, die zonder gevolg werden geklasseerd en die opnieuw in vooronderzoek of in gerechtelijk onderzoek dienen te worden genomen, worden op vraag van de parketten tot beschikking aan deze parketten bezorgd. Dit is eveneens het geval voor de dossiers die waren afgesloten door een beslissing (vonnis of arrest) bij verstek, waartegen de veroordeelde personen binnen de buitengewone termijn verzet hebben aangetekend en die opnieuw door de gewone rechtscolleges dienen te worden gevonnist.
80
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Andere dossiers worden ter mededeling bezorgd aan de parketten of de ministeriële departementen. Hier is het van belang erop toe te zien dat deze dossiers teruggestuurd worden. Aangezien de uitvoeringsdossiers betreffende de ten uitvoer gelegde beslissingen van deze rechtscolleges worden beschouwd als gearchiveerde dossiers, zorgt het Secretariaat ervoor dat de parketten alle nuttige inlichtingen ontvangen over de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissingen en dat op het einde van de procedure tot eerherstel een naar het College gedelegeerd griffier overgaat tot de vermelding in de marge van de vonnissen of arresten. De archieven inzake incivisme Deze archieven hebben niet enkel betrekking op de bestraffing door de militaire rechtbanken van militaire, economische en politieke collaboratie met de Duitse bezetter op het einde van W.O. II, maar eveneens op de beteugeling van dit type collaboratie op het einde van W.O.I. Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 hebben meer dan 300 researchers (historici, studenten, rechthebbenden,…) de toestemming gekregen om deze dossiers te raadplegen, hetgeen overeenstemt met meer dan 1000 bezoeken tijdens dewelke bijna 3000 dossiers werden geraadpleegd. Het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA) dat door de Belgische senaat en regering werd belast met een wetenschappelijke studie met als doel de eventuele verantwoordelijkheid van de Belgische autoriteiten bij de vervolging en de deportatie van de Jodengemeenschap tijdens de nationaal-socialistische bezetting van België tijdens W.O. II vast te stellen, heeft eind december 2006 zijn werkzaamheden afgerond. Tot op deze datum werd een aanzienlijk gedeelte van de werkzaamheden van het secretariaatspersoneel dat instaat voor het beheer van de archieven ook dit jaar gewijd aan het mogelijk maken van de werkzaamheden van de onderzoekers van SOMA. Het College werd eveneens verzocht om zijn archieven open te stellen voor het Joods Museum van Deportatie en Verzet waarvan de diensten overgegaan zijn tot de digitalisering van sommige dossiers en een afschrift van hun werkzaamheden bezorgen aan de diensten van het College die op die manier beschikken over digitale kopieën van deze dossiers. Dagelijks beheer Tijdens het gerechtelijk jaar 2006-2007 heeft de dienst “Behandeling van de archieven” de werkzaamheden tot rationalisering van de gebruikte ruimte en de bewaring van de dossiers verder gezet. Verhuizing van de archieven die zich te Leuven bevinden De verhuizing van het gedeelte van de archieven dat zich in de voormalige Michottekaserne te Leuven bevindt, die dient te worden ontruimd, heeft nog steeds niet kunnen plaatsvinden. Het is aangewezen te herinneren aan het feit dat deze archieven grote historische waarde hebben, en dit vooral voor onderzoeken in het kader van W.O.II. De FOD Justitie onderzoekt nog steeds de eventuele verhuizing van deze archieven teneinde ze in optimale omstandigheden te kunnen bewaren. Nadat een eerste piste te Bergen diende te worden verlaten, werd afgesproken deze archieven naar de opslagplaats ‘Hazeldonck’ te Brussel over te brengen, waar de Algemene Rijksarchieven een ruimte ter beschikking zouden stellen.
81
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Alle betrokken partijen (FOD Justitie, Regie der Gebouwen, Algemene Rijksarchieven, College van Procureurs-generaal) hebben met deze oplossing ingestemd, maar niettemin dient eerst een nieuwe fase in de renovatie van dit gebouw te worden afgerond. Het is vooralsnog dus niet mogelijk om de archieven van de voormalige militaire rechtscolleges in dit gebouw onder te brengen. 2. Kwalificatieboeken – Kwalificatiecodes Tijdens de vergadering van het College van Procureurs-generaal van 21 september 2006 werd een overzicht gegeven van de stand van zaken van de vertaling van de kwalificaties, de aanpassing van de kwalificatiecodes en de publicatie ervan op Omptranet. Op 27 februari 2007 ging het College van Procureurs-generaal ermee akkoord het openbaar ministerie toegang te verlenen tot een gedeelte van het kwalificatieboek op Omptranet. Om overbelasting van de server te vermijden, werd beslist de beschikbare kwalificatiefiches stapsgewijs voor de gebruikers open te stellen. Dit gebeurde op donderdag 29 maart 2007 voor de parketten-generaal, de auditoraten-generaal en het parket van cassatie, op donderdag 5 april 2007 voor de parketten, op donderdag 12 april 2007 voor de auditoraten en hun administratieve diensten, op donderdag 19 april 2007 voor de administratieve diensten van de parketten en op donderdag 26 april 2007 voor alle andere gebruikers. Ingevolge het verzoek van de aantredende voorzitter van het College van Procureursgeneraal werd hem op 28 augustus 2007 een rapport met betrekking tot het project kwalificaties bezorgd. Dit rapport neemt in grote lijnen de bijdragen aan de activiteitenverslagen voor de jaren 2004 – 2005 en 2005 – 2006 over en geeft toelichting bij de ontwikkeling van de kwalificatiecodes volgens een boomstructuur, de redactie en de vertaling van de kwalificatiefiches en de publicatie van deze fiches op Omptranet. Op het moment dat het rapport aan de voorzitter werd bezorgd, waren de kwalificatiefiches die betrekking hebben op de misdrijven van Titel II, VI, VIbis, VII, VIII, IX, IXbis en X van het Strafwetboek vertaald en waren de codes ervan aangepast. De kwalificatiefiches die verband houden met de staat van faillissement en bedrieglijk onvermogen en met de misdrijven van Titel II van het Strafwetboek zouden eerstdaags aan de bevoegde magistraat van Doornik worden voorgelegd. Na goedkeuring zouden ook deze fiches op Omptranet gepubliceerd kunnen worden. Bij gebrek aan codes werden enkel de meest gebruikelijke kwalificaties in de module van Omptranet ondergebracht. Het ging om 105 thema’s waarvoor per landstaal 2650 fiches werden aangemaakt. Voor het aanmaken van deze fiches moesten 5300 codes worden vastgelegd. Wat het bijzonder strafrecht betreft, werd op verzoek van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Bergen een lijst samengesteld van alle thema’s waaronder de militaire misdrijven kunnen worden gerangschikt. De kwalificatieboeken van de voormalige militaire gerechten dienden als basis om volgens een boomstructuur de fiches met betrekking tot desertie, insubordinatie en postverlating uit te werken. Hiervoor werden per landstaal 800 fiches aangemaakt. Voor het aanmaken van deze fiches moesten 1600 codes worden vastgelegd. Bij gebrek aan tijd en middelen werden de werkzaamheden rond de overige 18 thema’s stopgezet. Ook met betrekking tot de misdrijven die door andere bijzondere wetbepalingen zijn omschreven, kon geen afdoende ondersteuning vanuit het Secretariaat van het College van Procureurs-generaal worden geboden. Alle prioriteit gaat naar de afhandeling van het gemeen strafrecht waarvoor fulltime drie personen zijn ingezet. In het rapport wordt dan ook gesuggereerd om bij het vastleggen van een kader voor het personeel van het College
82
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
van Procureurs-generaal een meer realistische ondersteuning voor het project kwalificaties in overweging te nemen. HOOFDSTUK 2 - DIENST STATISTISCH ANALISTEN
Hierna volgt een samenvatting van de activiteiten van de statistisch analisten van september 2006 tot juni 2007. 1. Strafrechtelijke databanken In de loop van het gerechtelijk jaar 2006-2007 hebben de statistisch analisten voor verschillende taken ingestaan teneinde over kwaliteitsvolle strafrechtelijke gegevens te kunnen beschikken: Correctionele parketten: -
controle van de nieuwe release 2006 van het REA/TPI-systeem; creatie van nieuwe preventiecodes; verspreiding van richtlijnen inzake de registratie van de vereenvoudigde processenverbaal; uitwerking van richtlijnen voor de registratie van de Europese aanhoudingsmandaten; uitwerking van richtlijnen voor de registratie van de bijzondere opsporingsmethoden (toepassing van artikel 90decies van het Wetboek van Strafvordering); voorbereiding, uitvoering en validatie (10 januari en 10 juli 2007) van de REA/TPIgegevens van de correctionele parketten en het Federaal Parket.
Arbeidsauditoraten: - medewerking aan de ontwikkeling van de toepassing “Laurence” met het oog op de registratie van de zaken die de regering inzake het strafrechtelijk beleid op gebied van sociaal strafrecht als prioritair ervaart; - controle van de kwaliteit van de gegevens die in “Laurence” worden geregistreerd. Parketten-generaal: - deelname aan de werkgroep die werd opgericht in het kader van de ontwikkeling van de PAGE-toepassing. 2. Jaarstatistiek van het openbaar ministerie, correctionele parketten • •
De jaarstatistiek 2006 werd opgemaakt, goedgekeurd en gepubliceerd op de website van de FOD Justitie. In dit rapport werd ook een jaarstatistiek van het Federaal Parket opgenomen. De statistisch analisten hebben, wat de correctionele parketten betreft, de bijdrage van het openbaar ministerie aan de informatiebrochure “Justitie in Cijfers” opgesteld.
3. Ondersteuning aan het openbaar ministerie Omzendbrieven van strafrechtelijk beleid De statistisch analisten leveren een specifieke bijdrage aan de verspreiding van richtlijnen van strafrechtelijk beleid door eenvormige geïnformatiseerde registratiemethodes te bevorderen die het mogelijk maken over te gaan tot een betrouwbare statistische evaluatie van het gevoerde beleid.
83
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
In dit opzicht hebben zij een bijdrage geleverd aan de actualisering van COL 10/2004 betreffende de strijd tegen mensenhandel en hebben zij richtlijnen opgesteld voor de registratie van schijnhuwelijken. Statistische ondersteuning aan de expertisenetwerken De statistisch analisten hebben statistische analyses uitgevoerd op vraag van de expertisenetwerken van het College van Procureurs-generaal: • statistische evaluatie van de omzendbrieven COL 3/2006 en 4/2006 betreffende intrafamiliaal geweld en kindermishandeling; • statistische evaluatie van het vervolgingsbeleid inzake hormonen (wet van 15/06/1985). Werklastmeting •
De statistisch analisten hebben de noodzakelijke correctionele gegevens aan het Vast
Bureau Werklastmeting van het openbaar ministerie bezorgd.
Specifieke statistische rapporten • • •
Parket-generaal Brussel: vraag om statistische gegevens in het kader van de herstructurering van het parket van de procureur des konings te Brussel Parket van de procureur des konings te Charleroi: vraag om statistieken inzake de bankvorderingen (toepassing van artikel. 90decies Sv.) Parket van de procureur des konings te Charleroi: creatie van een beheersinstrument voor de activiteit van het parket.
Bijdrage aan het beleidsplan van het openbaar ministerie •
De analisten hebben meegewerkt aan de redactie van het beleidsplan van het openbaar ministerie door er de noodzakelijke verduidelijkingen aan toe te voegen inzake de beschikbare gegevens en de meetbare indicatoren.
4. Externe aanvragen tot statistieken In de loop van het gerechtelijk jaar 2006-2007 heeft het Secretariaat van het College van Procureurs-generaal 82 parlementaire vragen ontvangen. De analisten-coördinatoren hebben 44 adviezen opgesteld waarin de mogelijkheden werden uiteengezet om deze vragen te beantwoorden. De analisten hebben uiteindelijk statistische elementen aangeleverd voor de beantwoording van 11 parlementaire vragen die alle betrekking hadden op de behandeling van correctionele zaken door de parketten van eerste aanleg. Bovendien hebben de statistische analisten verschillende vragen om statistische informatie beantwoord die afkomstig waren van instellingen of diensten extern het openbaar ministerie, bijvoorbeeld: • het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding: vraag inzake de strafrechtelijke opvolging van de strijd tegen racisme en xenofobie (vragenlijst van de EUMC); • de “Union des Villes et Communes de Wallonie”: vraag om statistieken voor het jaar 2002 teneinde opzoekingen in het systeem te kunnen uitbreiden tot de zogenaamde “uitsluitingsfactoren”; • de ambassade van het Verenigd Koninkrijk: vraag om verkrachtingsstatistieken; • de FOD Justitie, Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid: antwoord op de vragenlijst van de FAG inzake witwassen van geld; • de Federale Politie, DG “Georganiseerde Diefstal”: vraag inzake de seponeringen van eigendomsdelicten;
84
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
• • • • • •
de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid: vraag van de ambassade van de VS inzake de vervolging van feiten van mensenhandel, in het raam van het rapport van het “State Department”; het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie: vraag om statistieken inzake de bekende meerderjarige daders van correctionele misdrijven in 2005; de R.T.B.F.: vraag om statistieken m.b.t. stalking; “Probis Corporate” in het kader van een opdracht toevertrouwd door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin: vraag om statistieken inzake vervolgingen omwille van de niet-naleving van het omgangsrecht; “C.N.R.S. Rijsel” (Frankrijk): vraag inzake de toepassing van de bemiddeling in strafzaken en de pretoriaanse probatie in drugszaken; diverse verzoeken vanwege universiteiten of studenten inzake bepaalde categorieën van correctionele misdrijven.
5. Omkadering en ondersteuning van statistische projecten van andere diensten Net zoals dat tijdens de voorgaande jaren het geval was, hebben de statistisch analisten– coördinatoren hun expertise en methodologische ondersteuning ter beschikking gesteld van verschillende door andere diensten gevoerde projecten met het oog op de verbetering van de statistische kennis van de activiteiten van de gerechtelijke overheden. Zo werd bijvoorbeeld deelgenomen aan de werkgroep die werd opgericht in het kader van het onderzoek “betreffende de productie en wetenschappelijke exploitatie van statistische gegevens inzake jeugddelinquentie en jeugdbescherming” van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. De coördinatoren hebben eveneens deelgenomen aan de begeleidingscomités van de onderzoeken “de exploitatie van de bestaande databanken binnen de justitiehuizen (SIPAR)” (N.I.C.C.) en “Quetelet.net, Kritisch systeem voor integratie, digitalisering en toegang tot de Belgische strafrechtelijke statistieken” (Federale Programmatorische Overheidsdienst - Wetenschapsbeleid). De statistisch analisten hebben, net zoals de voorgaande jaren, bovendien deelgenomen aan de werkzaamheden van het begeleidingscomité “Werklastmeting van het openbaar
ministerie”.
6. Evolutie van het team van statistisch analisten In september en oktober 2006 werd het team van statistisch analisten uitgebreid met 7 nieuwe leden: • twee analisten bij het parket-generaal Antwerpen; • twee analisten bij het parket-generaal Gent; • één analist bij het parket-generaal Luik; • twee statistisch analisten-coördinatoren bij het College van Procureurs-generaal. De statistisch analisten die reeds in dienst waren, hebben de nieuwe collega’s verwelkomd en voor hen een intern opleidingsprogramma opgesteld. De nieuw aangeworven analisten hebben eveneens een opleiding inzake de SAS-software gevolgd die door een extern opleidingsbureau werd aangeboden. Nadien is het team nog aan wijzigingen onderhevig geweest, aangezien in december 2006 en februari 2007 de twee analisten die nieuw bij het parket-generaal Bergen werden aangeworven hun ontslag hebben ingediend. Zij werden respectievelijk op 1 februari en 1 juli 2007 vervangen. Op gebied van opleiding hebben de statistisch analisten kunnen deelnemen aan verschillende opleidingen van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO) die in 2007 zijn begonnen. In dit kader hebben de vier statistisch analisten-coördinatoren van het College van
85
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Procureurs-generaal op 14 en 15 juni 2007 een residentiële opleiding inzake team building kunnen volgen. Teneinde zich ten slotte te kunnen voorbereiden op de nieuwe opdrachten inzake de statistieken van de politie- en de jeugdparketten, hebben de statistisch analistencoördinatoren opleidingen georganiseerd over het juridisch kader, de procedure en de opdrachten van het openbaar ministerie ter zake. Deze opleidingen werden verstrekt door deskundigen in deze materies.
HOOFDSTUK 3 – VAST BUREAU WERKLASTMETING
Hiervoor verwijzen we naar deel II. Hoofdstuk 4.
86
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
DEEL VIII. BIJLAGEN
1. beleidsplan van het openbaar ministerie 2. overzichtslijst parlementaire vragen 3. evaluatieverslag van de federale procureur en de werking van het Federaal Parket
87
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Bijlage 1
HET BELEIDSPLAN VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
1. De beleidsvisie Het Openbaar Ministerie vervult binnen de gerechtelijke orde een eigen maatschappelijke opdracht die naast de strafrechtshandhaving ook opdrachten bevat van burgerlijke aard ondermeer in zaken van sociaal recht, in het jeugdrecht en in handelszaken. Daarbij vervoegt zich ook de opdracht om toezichthouder te zijn binnen de werking van de verscheidene gerechten en de adviesfunctie ten aanzien van de politieke overheden. Het College van Procureurs-generaal heeft binnen het Openbaar Ministerie een belangrijke bevoegdheid vanwege de Wetgever gekregen inzake de uitwerking van een coherent strafrechtelijk beleid, en inzake het toezicht op de werking van het Openbaar Ministerie. Daarnaast heeft het College een adviserende functie ten aanzien van de Minister van Justitie en, via deze Minister, de andere Leden van de Regeringen die een rechtshandhavingsbevoegdheid hebben 17. Het opstellen van het huidig beleidsplan van het Openbaar Ministerie gaat uit van het besef dat het dringend noodzakelijk is krijtlijnen uit te tekenen voor de ganse keten van het Openbaar Ministerie en de strafrechtshandhaving. In het huidig document wordt dan ook de nadruk gelegd op het strafrechtelijk optreden van het Openbaar Ministerie, onverlet het belang van de andere hoger geschetste opdrachten. Huidig beleidsplan integreert tevens de visie van het College van Procureursgeneraal en deze vertolkt door de Raden van Procureurs des Konings en Arbeidsauditeurs en door het Federaal Parket. Enkel op deze wijze kan het College van Procureurs-generaal zijn wettelijke opdrachten naar behoren vervullen en zorg dragen voor een performante en kwaliteitsvolle instelling. Het beleidsplan bepaalt de visie en deelt mee op welke wijze de missie zal worden uitgevoerd, het tekent met andere woorden de weg uit van het Openbaar Ministerie in zijn geheel. Het hoofdthema dat de visie van het Openbaar Ministerie gedurende de volgende cyclus van 7 jaar schraagt kan uitgeschreven worden in een beleidsvisie die als volgt luidt: 17
Artikel 143bis van het gerechtelijk wetboek
88
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Het Openbaar Ministerie streeft, met het oog op de handhaving van de democratische Rechtstaat, voor elk strafbaar feit een proportionele en maatschappelijk relevante gerechtelijke reactie na, binnen een maatschappelijk aanvaardbare termijn 18, en bovendien rekeninghoudend met het belang van de slachtoffers. Daartoe zal het Openbaar Ministerie objectief en loyaal zijn in zijn opsporing en vervolging, optreden à charge en à décharge, met eerbiediging van de wet en de fundamentele rechten, meer bepaald het recht op een eerlijk proces en de rechten van verdediging 19. Het zal zich inspannen om bij de verschillende rechtsmachten een efficiënte procesgang en een goede rechtsbedeling te verzekeren. Het Openbaar Ministerie wenst in het kader van deze opdracht bij te dragen in de strijd tegen de gerechtelijke achterstand en hierin een motor te zijn. 20 Deze beleidsvisie heeft gevolgen zowel op het vlak van de beleidscyclus binnen het Openbaar Ministerie, op het vlak van zijn organisatie als op de aansturing van de ganse keten. De doelstelling kan enkel gerealiseerd worden door in te werken op een aantal zogenaamde succesfactoren en organisatorische aandachtspunten. In navolgend stappenplan zal aandacht besteed worden aan volgende concrete elementen: Het kwaliteitsdenken De communicatie De implementatie van het parketbeleidsplan De strijd tegen de gerechtelijke achterstand en de doorlooptijden Het wetboek van strafvordering De volgorde van de maatregelen is zeker niet indicatief; alle punten zullen gelijktijdig moeten ingevoerd worden daar zij onderling samenhangend zijn.
De maatschappelijk aanvaardbare termijn moet alleszins korter zijn dan de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM. 19 Het past te verwijzen naar artikel 151 van de Grondwet dat de onafhankelijkheid garandeert van het Openbaar Ministerie in de uitoefening van de individuele opsporingen en vervolgingen, onverminderd het recht van de bevoegde Minister om de vervolging te bevelen en de bindende richtlijnen van strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vast te leggen. 20 Terzake kan verwezen worden naar de doelstelling geformuleerd in het kader van de Raad van Europa op 15 september 2004 “Un nouvel objectif pour les systèmes judiciaires: le traitement de chaque affaire dans un délai optimal et prévisible”, www.coe.int/CEPEJ 18
89
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
2. Het kwaliteitsdenken 2.1. Het kennisbeheer Sedert de oprichting van de expertisenetwerken, en de wettelijke verankering ervan, wordt werk gemaakt van het beheer van de kennis door de bundeling van de specialisaties doorheen de ganse instelling, waardoor zowel voor verticale (College, Raden, parketten bij de Hoven en bij de rechtbanken, Federaal parket) als voor horizontale (tussen ressorten) kenniscommunicatie gezorgd wordt. De expertisenetwerken, zowel de functionele als de domeinnetwerken die zich tot specifieke fenomenen richten, hebben niet alleen specialisatie- en documentatieopdrachten, maar werken ook beleidsvoorbereidend voor het College in samenwerking en overleg met de Raden van Procureurs des Konings en Arbeidsauditeurs en het Federaal parket. Op deze wijze is het College in staat zijn adviesbevoegdheid naar de Minister en zijn andere bevoegde collega’s te vervullen alsook het strafrechtelijk beleid uit te tekenen. In het licht van de hierboven gestelde beleidsprioriteit, zullen de expertisenetwerken geroepen worden om elk wat hun materie betreft de nodige richtlijnen uit te werken en voor te leggen aan het College opdat de doelstelling verwezenlijkt kan worden. Hiertoe zullen de hoofdcoördinatoren contacten onderhouden met het College. De expertisenetwerken hebben ook de functie van knipperlicht voor de ganse organisatie wanneer blijkt dat bepaalde specialisaties niet of onvoldoende voorhanden zijn op bepaalde niveaus. Dit punt zal verder uitgewerkt worden onder punt 4.3 organisatie van het Openbaar Ministerie. 2.2. Een transversaal samenwerkingsmodel De expertisenetwerken werden tevens opgevat als overlegplatformen waar andere partners betrokken worden. Zij beogen tevens een efficiënt evenwicht tussen de praktijk en het beleid. Schematisch voorgesteld is het samenwerkingsmodel als volgt geconcipieerd:
90
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Netwerken Openbaar Ministerie – Samenstelling
Vast coördinatieteam:
PG’s + PK’s + AA’s + Federale Procureur
o o o
Lid DSB
Ondersteuningsdiensten College en Raden Lid-Jurist van het Secretariaat + Leden Vaste Bureaus
AD HOC-leden:
AD HOC Academische wereld
AD HOC Beleidscel Justitie
AD HOC Magistraten van de zetel
Ambtenaar FOD
AD HOC Politie + Inspectiediensten en andere betrokken diensten
Vast
Extern Ad hoc
91
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Uit het schema blijkt dat de expertisenetwerken een soepele samenwerking beogen en bestaan uit een aantal vaste leden alsook uit ad hoc leden die naargelang de noodwendigheden uitgenodigd worden. Vanuit dit model kan het College de samenwerkingverbanden voorstellen of vastleggen naar de andere partners van of binnen het Openbaar Ministerie. Intern het Openbaar Ministerie bieden de netwerken de mogelijkheden om de verhoudingen tussen College van Procureurs-generaal en de Raden van Procureurs des Konings en Arbeidsauditeurs te operationaliseren, alsook het overleg en de ondersteuning van de eerstelijnsparketten te benaarstigen. Kortom, de netwerken zorgen ook, naast het kennisbeheer voor de nodige ondersteuning en cohesie en coherentie binnen het Openbaar Ministerie. Nog een kort woord over de samenstelling. Extern kan in de eerste plaats verwezen worden naar de bijzondere samenwerking met de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid. Deze Dienst is telkens vast lid van de netwerken en biedt een ondersteuning op vlak van expertise en beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek, al dan niet in eigen beheer of in samenwerking met de academische wereld. Ook neemt de Dienst vanuit de specifieke positie ten aanzien van de Minister een belangrijke schakel in de communicatie rond het strafrechtelijk beleid waar. Binnen de strafrechtsketen bieden de netwerken ook een overlegplatform met de Politie, de Inspectiediensten en andere betrokken diensten, zoals de inlichtingendiensten. Het Openbaar Ministerie wenst hiermee een efficiëntere medewerking te verlenen aan de Minister en de Wetgever door proactief op te treden naar het beleid toe. Bij de aanvang van een legislatuur is het wenselijk de bestaande knelpunten meteen voor te leggen. Daartoe hebben het College, De Raden en de expertisenetwerken documenten opgesteld houdende knelpuntennota’s, die aan de Minister van Justitie zullen worden toegezonden ten behoeve van zijn beleidsmedewerkers. De vergaderingen van het College onder voorzitterschap van de Minister dienen voorbereid en gestructureerd te worden door de materies binnen de netwerken in overleg met de Overheidsdienst en de Cel beleidsvoorbereiding (kabinet) beslissingsrijp te maken. In de rand van de laatste ontwikkelingen rond proactieve beleidswerking, wenst het College met de beleidsinstrumenten zoals opgenomen in het
92
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
samenwerkingsmodel, deel te nemen aan iedere vorm van ex-ante en ex-post 21 wetsevaluatie zodat duurzame en coherente wetgeving op het vlak van het strafrecht en de strafrechtspleging tot stand zou komen.
3. Het communicatieplan en de ondersteuning van het Openbaar Ministerie 3.1 De externe communicatie Een moderne communicatie naar de buitenwereld toe dringt zich op, zowel naar de samenleving toe als naar de rechtzoekenden (onthaal-, luister- en uitlegfunctie, …). Een gezag wordt niet langer aanvaard indien de beslissingen niet verstaan en begrepen worden. Justitie ontsnapt niet aan deze vaststelling. Het Openbaar Ministerie heeft een bevoorrechte positie om een dergelijke vertaalslag te doen, zonder dewelke het gerechtelijk apparaat zijn legitimiteit dreigt te verliezen. 3.2.De informatiedoorstroming Het Openbaar Ministerie werkt met het oog op de informatiedoorstroming op intern vlak en naar de institutionele partners toe, een communicatieplan uit om het voorgestelde samenwerkingsmodel te laten functioneren. Krachtlijn van dit communicatieplan is dat het Openbaar Ministerie door zijn structuren, in het bijzonder de expertisenetwerken en de ondersteuningsdiensten permanent aanspreekbaar is. Dit vereist dat zowel de interne als de externe communicatiekanalen vastgelegd worden en gekend zijn door alle partners van het Openbaar Ministerie, in de eerste plaats de Minister van Justitie. Als vaste hechtingspunten worden voorgesteld : • de ondersteuningsdiensten van het College en de Raden • de opbouw van het secretariaat en de ondersteuningsdiensten • een vast aanspreekpunt van het Openbaar Ministerie bij de Minister van Justitie • p.m. het omptranet.
artikel 11 van de wet van 25 april 2007 tot oprichting van een parlementair comité belast met de wetsevaluatie.
21
93
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
De ondersteuningsdiensten worden zo uitgebouwd dat geen verdere centralisatie van magistraten, die exclusief voor het College zouden werken, wat een zware hypotheek voor de werking van de parketten bij de hoven zou betekenen, vereist is. Overigens is het juist één van de sterke punten van de huidige werking dat de expertisenetwerken samengesteld zijn uit magistraten die operationele kennis hebben en houden om met terreinkennis het beleid mee gestalte te geven. 3.3. De ondersteuningsdiensten Het eerste aanspreekpunt van het Openbaar Ministerie, zowel intern Openbaar Ministerie als extern is het secretariaat waarvan de juristen de verslaggeving van de vergaderingen van het College verzorgen alsook vaste leden zijn van de expertisenetwerken. Het op te stellen communicatieplan zal de taken van het secretariaat en zijn juristen nader omschrijven, inzonderheid zullen zij een dispatching van de beleidsmateries verschaffen, een draaischijffunctie hebben binnen de gehele organisatie van het Openbaar Ministerie tussen ondermeer de respectievelijke Procureurs-generaal, expertisenetwerken, de magistraten met een gespecialiseerde opdracht toebedeeld in overleg met de Raden, de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, de FOD Justitie en de Beleidscel van de Minister van Justitie. In het kader van deze draaischijffunctie kunnen de juristen van het secretariaat eveneens een meerwaarde realiseren door juridische ondersteuning te geven aan het College, de Raden en de netwerken, en een signaalfunctie via het College en de Raden vervullen met het oog op mogelijke wetgevende initiatieven. Aangezien het secretariaat door deze opdrachten samen met de netwerken een belangrijke continuïteitsfactor vervult ten behoeve van het Openbaar Ministerie, lijkt het dan ook aangewezen dat het belast wordt met de opstelling van de werkingsverslagen volgens een vast stramien en met de uitwerking van het jaarverslag. Zoals aangeduid in het memorandum, vereist een dergelijke werking een uitbreiding van het kader van juristen met een (aantal) eenheden, en dient de leiding van het secretariaat te worden ingevuld. Hierbij dient ook vermeld dat de mogelijkheid om gewezen Procureursgeneraal en korpsoversten van de eerste aanleg met bijzondere opdrachten (buiten kader) te gelasten voor het College, wat zowel een tweede continuïteitsfactor betekent als een meerwaarde in de kennisoverdracht.
94
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
3.4. De steundiensten Naast de werking van de expertisenetwerken en het secretariaat, is het van belang de transversaal ondersteunende diensten, die zowel een bijdrage leveren op het vlak van de goede werking van het Openbaar Ministerie als op het vlak van de uitwerking van het strafrechtelijk beleid, verder uit te bouwen en te structureren. Deze ondersteuning is eveneens verticaal gericht naar de parketten en auditoraten bij de Hoven van beroep en de Rechtbanken en naar het Federaal parket, zodat zij als een soort stafdienst ter beschikking van het ganse Openbaar Ministerie dienen uitgebouwd te worden. Hun aansturing kan namens het College en de Raden gebeuren door functionele netwerken die alle gebruikers van de parketten en auditoraten groeperen. Op het huidig ogenblik is er voorzien in een vast bureau werklastmeting en zijn vier coördinatoren statistisch analisten gehecht aan het College. Gelet op hun specifieke ondersteunende rol en in het licht van de hieronder in het vooruitzicht gestelde beleidscyclus, lijkt het aangewezen dat een zelfde structuur uitgetekend zou worden voor de statistiek en dat een vast bureau statistiek zou opgericht worden. Tot slot met het oog op een permanente verankering van de kwaliteitszorg en de kwaliteitsontwikkeling lijkt het noodzakelijk dat een derde vast bureau zou worden gevormd, namelijk het vast bureau voor de kwaliteitszorg dat eveneens ten dienste staat van de ganse parketorganisatie. Volledigheidshalve dient dan ook nog maar eens, meer in het bijzonder wat de uitwerking van de kwaliteitszorg betreft, naar de ondersteunende rol van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid verwezen te worden, die alhoewel geen deel uitmakend van het College, toch een belangrijke functionele band heeft met het Openbaar Ministerie. In het licht van de modernisering van Justitie zouden overigens in deze stafdiensten andere initiatieven eigen aan het Openbaar Ministerie inzake verzelfstandiging kunnen geplaatst worden. Dit levert volgend schema op.
95
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Minister van Justitie Kabinet Verbindingsmagistraat
D S B
7. College van Procureurs-generaal
• Raad van Procureurs des Konings Arbeidsauditeurs
Raad van
Expertisenetwerken
o
Voorzitter van het College
Gemeenschappelijke ondersteuningsdienst
1.1
Secretariaat
Ondersteuning expertisenetwerken Vaste Bureaus (3) Specifieke opdrachten CPG (archieven, mil gerechten,…)
96
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
3.5. Het permanent aanspreekpunt voor de Minister van Justitie: de verbindingsmagistraat Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat ter bevordering van de communicatie met de Minister van Justitie en de Beleidscel (kabinet) en met het oog op een proactieve samenwerking zoals hierboven geschetst, gedacht kan worden aan het afvaardigen van een magistraat van het Openbaar Ministerie naar de Beleidscel. Deze verbindingsmagistraat zou als taak hebben enerzijds de Minister te adviseren over de weg die best wordt gevolgd wanneer initiatieven in de ruimste zin van het woord worden genomen die verband houden met het Openbaar Ministerie, en zou anderzijds binnen de Beleidscel alle aangelegenheden volgen die belang hebben voor de Minister en het Openbaar Ministerie en daarover aan het College, de Raden en beleidsstructuren rapporteren. 3.6. Het Omptranet De inspanningen die geleid hebben tot een geïnformatiseerd communicatiekanaal eigen aan het Openbaar Ministerie, intern en naar de buitenwereld toe, zullen onverdroten verder gezet worden ter optimalisering van de informatiedoorstroming.
4. De implementatie van het parketbeleidsplan 4.1. Het parketbeleidsplan Nu het College van Procureurs-generaal verkozen heeft een beleidsplan op te stellen met opgave van een absolute prioriteit en dwingende richtlijn voor het ganse Openbaar Ministerie, met name het bewerkstelligen van een maatschappelijk aanvaardbare termijn waarbinnen strafrechtelijke feiten behandeld zullen worden, lijkt het aangewezen dat ieder parket of auditoraat bij een Hof of bij een rechtbank op zijn beurt een parketbeleidsplan zou opstellen met opgave van de concrete maatregelen die ondernomen zullen worden ter bewerkstelliging van deze doelstelling. Deze plannen zullen richtlijnen bevatten inzake de beveiliging van de scharnierfuncties van het Openbaar Ministerie, inzake de doorlooptijden en zullen het case management in samenwerking met de politie implementeren. Aangezien deze maatregelen nauw samenhangen met de kwaliteitszorg, zullen de plannen hieraan de nodige aandacht besteden.
97
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
De Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid zal trouwens een canvas op grond van het kwaliteitsmodel voor het Openbaar Ministerie (DSB – Instituut voor de Overheid – Solvay Business School) voorstellen. Op deze wijze zal tevens doorheen het ganse Openbaar Ministerie een beleidscyclus ingeleid worden die zal toelaten ten gepaste tijde over te gaan tot de evaluatie van het gevoerde beleid. Het Openbaar Ministerie stelt voor om deze evaluatie alsook de uitwerking van te ondernemen acties die voortvloeien uit het geëvalueerde beleid, op te nemen in de jaarverslagen van het College op grond van artikel 143bis § 7 van het gerechtelijk wetboek. De korpsoversten bij de rechtbanken van eerste aanleg, zullen aan dit beleidsplan ter bestrijding van de gerechtelijke achterstand, de eigen arrondissementele prioriteiten kunnen koppelen. Het Openbaar Ministerie verbindt er zich toe te werken in een meetbare setting op basis van indicatoren ondersteund door cijfergegevens. Op deze manier lijkt het in de toekomst mogelijk om de toebedeling van een gedeelte van de middelen te koppelen aan vooraf vastgelegde doelstellingen. Op 15 maart 2007 stelde de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid in samenwerking met het expertisenetwerk strafrechtelijk beleid – strafrechtspleging immers de resultaten voor van het door de Dienst gevoerde wetenschappelijk onderzoek naar de introductie van een parketbeleidsplan in de beleidscyclus van het Openbaar Ministerie. Deze onderzoeksgegevens kunnen bijdragen tot het opstellen van dergelijke plannen. 4.2. De vervolgingsprioriteiten De uitvoering van de topprioriteit, die het voorwerp uitmaakt van dit beleidsplan, met name de bestrijding van de gerechtelijke achterstand en het herstel van een goed werkende strafketen, is de kernvoorwaarde voor het realiseren van vervolgingsprioriteiten. Het vraagstuk van de prioriteitenstelling in het ene of gene fenomeen of tussen fenomenen, vindt in de huidige visie een oplossing: ieder misdrijf van welke aard ook, vereist immers een optreden van het Openbaar Ministerie, doch de manier van dit optreden kan in het belang van de rechtszekerheid, in zekere mate uniform worden voorgeschreven en dit zonder afbreuk te doen aan de beoordeling van de individuele zaak.
98
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Uit de lezing van de beleidsvisie blijkt overigens dat, wil men de behandeling binnen een maatschappelijk aanvaardbare termijn realiseren, er keuzen moeten gemaakt worden over de manier van de afhandeling, in functie van de gelimiteerde capaciteit van de hoven en rechtbanken. De richtlijnen van strafrechtelijk beleid dienen te voorzien in een beteugeling die proportioneel evenredig is met het misdrijf, die maatschappelijk relevant is en waarbij aandacht wordt besteed aan het aangedane leed of schade. De uitwerking van een coherent strafrechtelijk beleid vereist daarenboven ook dat het Openbaar Ministerie nauwe betrekkingen onderhoudt met alle autoriteiten, weze het op het federale, regionale of lokale niveau. De domeinnetwerken nemen onder andere hiertoe de nodige initiatieven, om na overleg met de ganse lijn van het Openbaar Ministerie, voorstellen te doen aan het College. Het College van Procureurs-generaal zal zich bovendien beraden de nodige voorstellen de lege ferenda te doen met het oog op de verruiming van de alternatieve mogelijkheden van behandeling buiten de strikt gerechtelijke beoordeling om. Het is van belang te benadrukken dat het optreden van Openbaar Ministerie zich niet kan beperken tot de zichtbare kant van de criminaliteit. Het moet ook kunnen beschikken over de nodige expertise en onderzoeksmogelijkheden om de minder zichtbare criminaliteit aan te pakken die door het georganiseerd en complex karakter zware schade toe richt aan de samenleving. 4.3. De kwaliteitszorg door het herbekijken van de opdrachten en organisatie van het Openbaar Ministerie Derde component ter verwezenlijking van de beleidsvisie lijkt de verhoging van de performantie van het Openbaar Ministerie te zijn door verdere specialisatie getoetst aan de structuren en organisatie van de parketten. Het Openbaar Ministerie neemt zich voor een seminarie te organiseren waarin alle actoren betrokken worden naast het College en de Raden van Procureurs des Konings en Arbeidsauditeurs en het Federaal parket, zoals de Commissie voor de Modernisering voor de Justitie, de Hoge Raad voor de Justitie en de Minister van Justitie, ten einde na te gaan welke maatregelen kunnen genomen worden om het Openbaar Ministerie en de gerechtelijke overheid dusdanig te organiseren en te structureren om de voorradige specialisatie te maximaliseren en ter beschikking te stellen, en om de doorlooptijden te bewaken. Vanuit de invalshoek van de organisatie zou het tevens passen :
99
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
- te evolueren naar een beheersautonomie voor alle geledingen van het Openbaar Ministerie; - eigentijdse verdeelmechanismen te ontwikkelen met het oog op de toebedeling van de middelen; - het statuut van de korpsoversten en hun medewerkers te bekijken vanuit het perspectief van het kwaliteitsmanagement, zowel op het vlak van de werving, de continuiteit, het leadership et het kennisbeheer; - een betere afstemming te benaarstigen van het geheel der taken en opdrachten onder de verschillende personeelscategorieën; een optimalisering van de personele middelen binnen het Openbaar Ministerie vereist een responsabilisering bij de uitvoering van de geheelheid van taken opdat de magistraten zich nog meer zouden kunnen toeleggen op opdrachten die een meerwaarde genereren.
5. De bewaking van de doorlooptijden – Strijd tegen de gerechtelijke achterstand 5.1. Het aflijnen van het gerechtelijk onderzoek Er is noodzaak toe te zien op de adiëring van de onderzoeksrechter. Hiertoe dienen de volgende elementen in acht genomen te worden: a) Het Openbaar Ministerie stelt zich als doel het gerechtelijk onderzoek te beperken tot zaken waarin dit proportioneel en maatschappelijk verantwoord is. b) Er dient toegezien te worden op de omvang van de saisine van de onderzoeksrechter door deze scherp en duidelijk te omschrijven en te beperken zodat het gerechtelijk onderzoek niet kan uitdeinen. Er zal een toezicht op de uitbreiding van het gerechtelijk onderzoek moeten georganiseerd worden. c) Een draaiboek beheersing van het gerechtelijk onderzoek wordt opgesteld (streefdatum 2007) en biedt alle aspecten nodig voor het beheersen van het gerechtelijk onderzoek. d) De praktijk van het case management. Het parket is slechts één schakel in de keten. Onverminderd wat hierboven werd geschetst, kunnen nu reeds maatregelen genomen worden in overleg met de partners in de keten. Het plan van het Openbaar Ministerie is om samen met de Onderzoeksrechters en de Politie te streven naar de introductie van het case management opdat duidelijke afspraken zouden ingebouwd worden over de tijd en de capaciteit om belangwekkende onderzoeken binnen een aanvaardbare termijn af te ronden.
100
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
In concreto komen ondermeer complexe onderzoeken zoals criminele zaken, financiële en economische misdrijven en zaken van georganiseerde criminaliteit, van rondtrekkende dadergroeperingen en van terrorisme die maatschappelijk ontwrichtend zijn, hiervoor in aanmerking. e) Met betrekking tot de samenwerking met de lokale politie en de recherche capaciteit kan gedacht worden aan de intensifiëring van de interzonale samenwerking. Ook inzake kennisoverdracht, van belang voor de behandeling van de hierboven geciteerde zaken, zullen maatregelen genomen worden. Hierbij dient ook in overweging genomen te worden om de bevoegdheden van het Openbaar Ministerie ten aanzien van de lokale politie uit te breiden met het oog op de uitvoering van een effectief beleid inzake de opsporingen en de vaststellingen van misdrijven en op de optimalisering van de recherchecapaciteit. f) De gerechtelijke onderzoeken zullen opgevolgd worden door de parketmagistraten met het oog op het tijdig vorderen bij afsluiting en mededeling van het onderzoek, en met het oog op de tijdige vatting van de Kamer van inbeschuldigingstelling binnen het kader van de procedure voorzien in artikel 136 bis van het wetboek van strafvordering. 5.2. Bewaken doorlooptijden ganse strafrechtsketen Op ieder echelon van de strafrechtsketen en van het Openbaar Ministerie zullen maatregelen genomen worden ter bewaking van de doorlooptijden. De slagkracht van het Openbaar Ministerie hangt natuurlijk af van de middelen die door de andere partners van de keten worden ter beschikking gesteld (zo ondermeer door de politie,inspectiediensten e.a.). Zo zich hierin gebreken voordoen, zal het Openbaar Ministerie deze signaleren aan de bevoegde overheden. Voor het overige kan verwezen worden naar punt 4.1 van het parketbeleidsplan. 5.3. Inbreng steundienst statistiek Reeds hierboven werd de noodzaak onderlijnd om te voorzien in een beleidsplan of stappenplan ter bestrijding van de achterstand, en dit op ieder echelon van het Openbaar Ministerie. Het opstellen van een dergelijk plan kan enkel wanneer een duidelijk inzicht verschaft wordt over het probleem, waar het zich situeert en onder welke vorm.
101
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Het Openbaar Ministerie zal om dit te verwezenlijken de statistisch analisten opdracht geven bij absolute prioriteit hun werkzaamheden te richten op het tot stand komen van een beeldvorming over de doorlooptijden en dit per parket/auditoraat of parket-generaal/auditoraat-generaal. Bijzondere aandacht dient tevens geboden te worden aan het in kaart brengen van de doorlooptijden van de gerechtelijke onderzoeken met het oog op de ondersteuning van de hoger vermelde initiatieven. 5.4. Middelen en vast bureau voor de werklastmeting De doelstelling van het Openbaar Ministerie om de strijd tegen de gerechtelijke achterstand binnen een periode van 7 jaar te winnen vereist een crisismanagement waarbij middelen worden toebedeeld in functie van de vooropgestelde topprioriteit. Naast de uitwerking van het instrument van de werklastmeting door het Vast Bureau Werklastmeting met het oog op de verdeling van de personele middelen, vraagt het Openbaar Ministerie dat ter ondersteuning van de scharnierfuncties zoals hoger geschetst, beroep kan gedaan worden op de aanstelling van juristen te berekenen per ressort, per arrondissement. Dit contingent 22 van juristen wordt onafhankelijk van de toebedeling van de referendarissen toegewezen aan het Openbaar Ministerie. Uiteraard kan een gelijkaardige toewijzing van referendarissen overwogen worden met het oog op het creëren van ruimte voor de Onderzoeksrechters en voor het case management.
6. Tegenhanger op het vlak van de wetgeving Complementair aan de inspanningen van het Openbaar Ministerie om de strafrechtketen te verbeteren, kunnen de lege ferenda wetswijzigingen vereist zijn. Het College van Procureurs-generaal zal de Minister van Justitie en het Parlement daar waar nodig advies verlenen ten einde voorstellen te doen tot verbetering van de rechtsplegingswetten en de wetten die de organisatie van het Openbaar Ministerie betreffen. Het Openbaar Ministerie wenst om deze reden medewerking te verlenen aan een nieuwe commissie die zou worden opgericht ter herziening van het strafprocesrecht 23. Artikel 18 van de wet van 25 april 2007 voorziet in een contigent van 35 % van het aantal magistraten van het ressort. 23 Terzake kan verwezen worden naar het memorandum 22
102
JAARVERSLAG 2006-2007
_______________________________________________________________________________________________
Het Openbaar Ministerie vestigt tevens de aandacht op de noodzaak van een wetboek sociaal strafrecht.
103
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
Bijlage 2 Lijst parlementaire vragen Nr QPV 1012 1109 1118 1121 1123 1125 1134 1140 1142 1145 1151 1153 1158 1167 1174 1180 1182 1183 1186 1188 1190 1191 1196 1204 1209 1218 1219 1220 1229 1236 1237 1238
Datum QPV
Naam parlementair
Trefwoord
29/01/2007 4/09/2006 26/09/2006 3/10/2006 18/10/2006 19/10/2006 30/10/2006 8/11/2006 8/11/2006 13/11/2006 20/11/2006 20/11/2006 21/11/2006 30/11/2006 5/12/2006 11/12/2006 11/12/2006 11/12/2006 13/12/2006 13/12/2006 14/12/2006 15/12/2006 18/12/2006 28/12/2006 8/01/2007 16/01/2007 17/01/2007 22/01/2007 29/01/2007 9/02/2007 9/02/2007 12/02/2007
B. R. K. H. G. A. M. B. G. S. M. G. C. M. D. G. S. S. H. H. H. H. B. B. B. K. P. H. G. G. H. F.
Rituele slachtingen-Abattages rituels Film- en gamepiraterij Extreem-rechtse groeperingen Opzettelijke brandstichting-Incendie volontaire Treinsurfen-Surf de train Hypothecaire kredieten-gedwongen verkoop huizen Beteugeling dronkenschap Preken in moskeeën Ontslag peetvader Luikse maffia uit gevangenis Geneesheren-Nalatigheid Destruction de documents parquet Bruxelles Voorlopige hechtenis-Détention préventive Responsabilité fournisseurs d'info sur internet Ladingdiefstallen-Preventiecode Het justitiële beleid milieu en natuurbehoud Opgefokte bromfietsen-Vélomoteurs trafiqués Ontnemingsofficier Speciale vermogenstraceerder Lokale mandatarissen-Fouten tijdens mandaat Klachten tegen politiepersoneel Inbreuken op Vlaams en Waals bosdecreet Hanengevechten Opstand gevangenis Ittre Misdaadgeld-Bestemming Traagheid van justitie in strafzaken Rituele slachtingen-Abattages rituels Verjaring strafdossier in Gent Schending beroepsgeheim-Violation secret profess Fraude met gas-,water- en elektriciteitstellers Verkeersexperten-Experts en matière de circulation Loi sur les jeux de hasard et la loterie nationale Centra voor illegalen-Centre pour illégaux
Schoofs Deseyn T'Sijen Dierickx De Padt Turtelboom Chevalier Laeremans Annemans Neel Wathelet De Padt Burgeon Taeman Douifi De Padt Neel Neel Dierickx Dierickx Dierickx Vautmans Wiaux Laeremans Laeremans Buntinck De Crem Dierickx De Padt De Padt Dierickx De Man
104
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
12477 1252 12578 1264 12718 1277 1281 12831 12878 12933 13098 13099 13348 13349 13578 14823 14850 15189 3-1938 3-2023 3-2078 3-2171 3-2175 3-2222 3-2267 3-2277 3-5834 3-5855 3-5863 3-6349 3-6424 3-6492 3-6497 3-6554 3-6573 3-6751 3-6752 3-6809
11/09/2006 26/02/2007 3/10/2006 6/03/2007 18/10/2006 26/03/2007 2/04/2007 30/10/2006 6/11/2006 7/11/2006 16/11/2006 16/11/2006 4/12/2006 4/12/2006 21/12/2006 22/03/2007 23/03/2007 23/04/2007 29/11/2006 20/12/2006 25/01/2007 27/02/2007 1/03/2007 15/03/2007 29/03/2007 5/04/2007 7/09/2006 14/09/2006 21/09/2006 7/12/2006 15/12/2006 28/12/2006 28/12/2006 8/01/2007 9/01/2007 24/01/2007 24/01/2007 30/01/2007
B. S. S. S. D. H. S. C. S. S. D. D. Z. Z. B. Z. E. M. A. M. S. L. F. S. S. S. H. J. S. H. A. S. S. A. S. S. H. H.
Dreze Lahaye-Battheu Lahaye-Battheu Lahaye-Battheu Casaer Dierickx Neel Marinower Verherstraeten Lahaye-Battheu Casaer Casaer Genot Genot Schoofs Genot Libert Wathelet Van dermeersch Hermans Anseeuw Willems Talhaoui Noreilde Anseeuw Anseeuw Vandenberghe Steverlynck Anseeuw Vandenberghe Van dermeersch Anseeuw Noreilde Van dermeersch de Bethune de Bethune Vandenberghe Vandenberghe
TV-inbelspelen-Jeux télévisés Schijnhuwelijken-Mariages de complaisance Fraude FOD Justitie Jeugdrechtbanken-Gescheiden ouders Drugsgebruik in het verkeer Drukpersmisdrijven-Politieke misdrijven NMBS- Antwerpen Dam-Losgemaakte wagon Huisarrest-Assignation à domicile Toepassing COL 8/2005 i.v.m. omgangsrecht Omgangsrecht - COL 8/2005-APO-VPV Strijd tegen vrouwenhandel-Overlijden D. Trioen Werklastmeting-Mesure de charge de travail Maltraitance en centre fermé Vottem Cannabis Eremoorden Traitement des détenteurs de Cannabis Véhicules d'urgence Experts psychologues Beschadigen van automobielen en tags Illegale hormonen Racisme op internet Eer- en bloedwraak-Crimes d'honneur Schijnhuwelijken-Mariages simulés Vervolgen van bijzitters verkiezingen Sepot verkrachtingszaken Softwarepiraterij-Gamepiraterij Economische spionage Erfloze nalatenschappen Kwakzalverij,wonderdokters, maraboets Internetadressen-Domeinnamen-Geschillenbeslechting Terrorisme-Ontneming Belgische nationaliteit Bijzondere opsporingsmethodes Ziekenhuizen-criminaliteit Ambulanciers-Hoge boeten-Prioritaire voertuigen Schijnhuwelijken-Mariages de complaisance Nationaliteitsverwerving Immatriculation des véhicules Doping bij dieren
105
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
3-7624 6177 913593 913890 913927 914360 914525 914923 914967 929 ??? ???
13/03/2007 27/10/2006 30/12/2006 25/01/2007 29/01/2007 26/02/2007 6/03/2007 29/03/2007 6/04/2007 9/09/2006 30/11/2006 ???
S. Anseeuw H. Vandenberghe B. Laeremans W. Muls N. Lanjri J. Van Den Bergh V. Deom C. Marinower M. Verhaegen M. Gerkens S. Anseeuw ???
Stroperij Illegale alcoholstokerijen Verkrachtingen-Viols Gay-bashing Gedwongen huwelijken-Mariages forcés Vorderen arts voor bloedproef Agressie treinen-Agressions trains-Tolérance zéro Jeugdcriminologen Vogelgriepvirus in Zaventem Hormonen in Belgisch rundsvlees Valse diploma's Mariage civil devant précéder la bénédiction nuptiale
106
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
Bijlage 3
EVALUATIE FEDERALE PROCUREUR (1 januari tot 31 december 2006) 1. INLEIDING. Krachtens artikel 143bis § 3, derde lid Gerechtelijk Wetboek evalueert het College van Procureurs-generaal op basis van onder meer de rapporten van de federale procureur en na deze laatste te hebben gehoord, de wijze waarop de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid door de federale procureur worden uitgevoerd, de wijze waarop hij zijn bevoegdheden uitoefent alsmede de werking van het Federaal Parket. Het dient te worden benadrukt dat het enkel gaat om een globale evaluatie vermits het College niet mag tussenkomen in de individuele dossiers van de federale procureur en daarover dus geen controle heeft. Het College nam kennis van het jaarverslag van de federale procureur voor de periode van 1 januari tot 31 december 2006. Het College hoorde federale procureur J. Delmulle op de vergadering van 9 mei 2008. Het College houdt ook rekening met de eigen ervaringen van de procureurs-generaal inzake het functioneren van het Federaal Parket.
2. KADER EN PARKET.
ORGANISATIE
VAN
H ET
FEDERAAL
Het College van Procureurs-generaal herinnert andermaal aan het reeds voorheen ingenomen standpunt met betrekking tot het wettelijk taalstelsel van de federale magistraten: de federale magistraten die wettelijk tweetalig zijn zouden ook moeten kunnen zetelen op de zittingen met een ander taalstelsel van hun diploma. Het artikel dat inhoudt dat minstens één federale magistraat de kennis van de Duitse taal moet bewijzen zou wel kunnen behouden worden, doch met dien verstande dat bij gebreke aan invulling ervan een plaats in overtal zou gecreëerd worden (éénzelfde denkpiste zou kunnen 107
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
worden overwogen voor andere Duitstalige plaatsen zoals in het parket-generaal van Luik). Het College van Procureurs-generaal kan ook de aanbeveling van de federale procureur onderschrijven om te voorzien in federale “adjunctprocureurs” (vergelijkbaar met de eerste substituten van de parketten of de advocaten-generaal van de parketten-generaal). Ten slotte kan het College van Procureurs-generaal zich aansluiten bij de vraag van de federale procureur tot wijziging van artikel 259sexies Ger. Wb.: het mandaat van de federale magistraten zou onbeperkt moeten kunnen verlengd worden na een positieve evaluatie, teneinde zekerheid te bieden en expertiseverlies tegen te gaan.
3. UITOEFENING VAN DE STRAFVORDERING. De federale procureur heeft in de referentieperiode beslist de strafvordering zelf uit te oefenen in 340 strafdossiers. Dit vormt weliswaar een lichte daling ten opzichte van de vorige referentieperiode, maar vormt nog steeds een hoog cijfer in het licht van de zwaarwichtigheid van de dossiers, het beperkte kader van het Federaal Parket en de vele andere belangrijke en complexe taken. Door de lokale parketten werden aan het College van Procureursgeneraal geen incidenten gesignaleerd met betrekking tot de beslissingen van de federale procureur om de aangemelde dossiers al dan niet te federaliseren. Het College herinnert wel aan zijn opmerking die werd geformuleerd in het vorige evaluatieverslag van het Federaal Parket, namelijk dat er nood is aan de aanpassing van het informaticasysteem van het Federaal Parket, zodat er ook gegevens zouden beschikbaar zijn over het aantal dossiers waarin de federale procureur dringende maatregelen heeft genomen die noodzakelijk zijn met het oog op de uitoefening van de strafvordering zolang de procureur des konings zijn wettelijke bevoegdheid niet heeft uitgeoefend (cfr. punt 3.3).
4. COÖRDINATIE VAN DE STRAFVORDERING. De federale procureur heeft afdoende inspanningen geleverd op het vlak van de coördinatie van de strafvordering en daartoe vergaderingen belegd, zowel op eigen initiatief als op vraag van de parketten. Om een volledig zicht hierop te hebben, pleit het College van Procureurs-generaal er wel voor dat naast de initiële
108
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
vergaderingen ook de nakomende vergaderingen zouden worden gehouden, en dat de gegevens zouden worden bijgehouden met betrekking tot de coördinatievergaderingen die tot de uitoefening van de strafvordering door het Federaal Parket hebben geleid (cfr. punt 4.1.2). Tevens is het positief te noemen dat de vergaderingen geoptimaliseerd werden door een aangepaste coördinatietechniek zoals beschreven in punt 4.3.
5. HET VERGEMAKKELIJKEN VAN DE INTERNATIONALE SAMENWERKING. Het Federaal Parket heeft een bijzondere kennis en ervaring uitgebouwd op het vlak van de internationale samenwerking. Dit veruitwendigt zich niet alleen in de ondersteuning die aan de parketten wordt gegeven, maar ook in de inzet en geleverde inspanningen als bijstand op beleidsmatig vlak. Zo heeft de procureur-generaal te Gent, in het bijzonder belast met de internationale betrekkingen, slechts goede ervaringen met de medewerking van de gespecialiseerde federale magistraten aan de overleggroep ‘Internationale Samenwerking in Strafzaken’, aan de werkgroep ‘Europees Aanhoudingsmandaat’, aan specifieke werkgroepen, zoals de werkgroep die werd opgericht ter herziening van de COL 2/2000 betreffende de internationale politiesamenwerking met een gerechtelijke finaliteit. Evenzeer kan steeds een beroep gedaan worden op het Federaal Parket voor medewerkingen aan opleidingen, zowel intern in België als op internationaal niveau, als voor de medewerking aan Europese initiatieven zoals inzake de Eurojustseminaries, de Analitical Work Files van Europol, het fungeren als contactpunt voor het Europees Justitieel Netwerk, het beantwoorden van E.U.-vragenlijsten, enz. Voor het overige dient vastgesteld dat het Federaal Parket nauwgezet zijn verplichtingen nakomt inzake te verlenen adviezen, evaluaties en verslaggeving, zoals voorgeschreven in diverse wetten en omzendbrieven. Het College formuleert nog enkele overwegingen met betrekking tot volgende specifieke punten: 5.1:
Er is nood aan een aangepast informaticasysteem voor het Federaal Parket – het REA/TPI-systeem is niet in staat om de diverse taken in het kader van de internationale samenwerking te verwerken.
109
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
b
5.3.2.a.3: Het College stelt vast dat het Federaal Parket de kennisgevingsplicht aan de FOD Justitie (artikel 7 § 3 van de wet van 9 december 2004) correct naleeft. Dit is belangrijk opdat de centrale administratie een globaal zicht zou hebben op alle inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken en in staat zou zijn om alle gegevens in dit verband te genereren.
b
5.4.3.a.:
Het kan moeilijk betwist worden dat er in de praktijk nood is aan een aanpassing van artikel 11 van de uitleveringswet van 15 maart 1874 met het oog op een gecentraliseerde tenuitvoerlegging van de buitenlandse verzoeken tot huiszoeking / inbeslagname. De federale procureur vestigt daar terecht andermaal de aandacht op en het College herinnert aan de in het vorige evaluatieverslag gemaakte vergelijking met de inbeslagname op basis van een verzoek gestoeld op het beginsel van de wederzijdse erkenning binnen de Europese Unie waar wel een centralisatie mogelijk is indien de uitvoering zich uitstrekt over verschillende arrondissementen.
b
5.7.4.a.:
De federale procureur bepleit andermaal de aanstelling van een verbindingsofficier van de Federale Politie voor het Verenigd Koninkrijk. Het College heeft dit ondersteund en de procureurgeneraal te Gent heeft dit schriftelijk bepleit bij de minister van Justitie. Gelet op de hoge kosten en het beperkte budget realiseert het College zich wel dat dit dient bekeken in het geheel van alle verbindingsofficieren in de wereld en de evaluatie van het bestaande netwerk.
6. TOEZICHT POLITIE.
OP DE WERKING VAN DE
FEDERALE
Het luik van het rapport dat is gewijd aan de uitoefening, door de federale procureur, van diens specifieke taken op gebied van toezicht op de algemene en bijzondere werking van de Federale Politie alsmede het toezicht op de Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Corruptie, geeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen vanwege het College.
7. BIJZONDERE OPDRACHTEN. 110
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
. .
Getuigenbeschermingscommissie. Als voorzitter van de Getuigenbeschermingscommissie heeft de federale procureur in de praktijk gezorgd voor een degelijke voorbereiding van de vergaderingen en een goede werking van de Commissie. Bovendien heeft hij weldoordacht in een aantal dossiers voorlopige beschermingsmaatregelen toegekend, die door de Commissie in de grote meerderheid van de gevallen werden bevestigd. Zoals reeds aangegeven in het vorig verslag werden op basis van de ervaringen in de praktijk een aantal wettelijke onvolkomenheden en lacunes vastgesteld. In het jaarverslag van de federale procureur wordt een goed overzicht gegeven van het binnen een aparte werkgroep uitgewerkte en door de Commissie goedgekeurde voorstel tot wijziging / aanvulling van de wet van 7 juli 2002. Het College ondersteunt volledig de aanbeveling van de federale procureur om op basis van dit voorstel een wetsontwerp in te dienen.
. .
Bijzondere opsporingsmethoden. Het Federaal Parket heeft een belangrijke verantwoordelijkheid in deze materie. Niet alleen in concrete dossiers (sommige methoden behoeven de instemming van de federale procureur – de federale procureur zetelt verplicht in een aantal opvolgingscommissies), maar ook in nationale rapportageplichten: zo duidt omzendbrief COL 17/2006 de federale procureur aan als de meest aangewezen persoon om de volledige gegevens aan te leveren inzake de toepassing van alle bijzondere opsporingsmethoden. Het College stelt terzake vast dat bij de redactie van het jaarrapport inzake artikel 90decies Wetboek van Strafvordering de federale procureur zich zo goed mogelijk van deze taak kwijt, hoewel hij niet door alle parketten even volledig wordt geïnformeerd. Ook de andere bijzondere controles die bij richtlijnen aan het Federaal Parket zijn opgedragen, zoals de controle en het toezicht op het gebruik van de fictieve identiteiten alsmede op de aanwending van de bijzondere fondsen die door de FOD Justitie aan de politiediensten worden ter beschikking gesteld, werden nauwgezet nagekomen. Tenslotte benadrukt het College dat het Federaal Parket ook een actieve en gewaardeerde bijdrage leverde aan diverse andere initiatieven in deze materie, zoals de jaarlijkse BTS-dag en het BOM-seminarie, de vergaderingen van de “Millenniumcommissie” 111
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
die zich buigt over de noodzakelijke maatregelen voor de anonimiteit en veiligheid van de politieambtenaren, de vergaderingen van de “LEXPO-commissie” die zich buigt over concrete gevallen, rechtspraak en FAQ’s.
. .
Andere bijzondere opdrachten. Zoals aangegeven op pagina’s 64 en 65 van het jaarverslag komt de federale procureur zijn veelvuldige bij wet of bij omzendbrieven voorgeschreven opdrachten correct na.
. .
(Inter)nationale proactieve recherche. Zoals voorgeschreven heeft de federale procureur waar nodig het voorafgaande oordeel van het College gevraagd of een mogelijk nationaal proactief onderzoek wel degelijk kadert in de strafrechtelijke prioriteiten. De federale procureur heeft in 2006 19 nationale proactieve onderzoeken opgevolgd en heeft niet nagelaten de procureurgeneraal te Gent over de evolutie ervan verslag uit te brengen.
8. UITVOERING VAN HET STRAFRECHTELIJK BELEID IN HET KADER VAN ZIJN EXCLUSIEVE BEVOEGDHEDEN. . .
Ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht. De wet van 5 augustus 2003 betreffende ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht kent een exclusieve bevoegdheid toe aan de federale procureur inzake de uitoefening van de strafvordering. Omzendbrief COL 16/2003 vaardigt bijzondere richtlijnen uit voor de federale procureur. Het College stelt vast dat een federaal magistraat erin geslaagd is een zeer goede kennis in deze moeilijke materie (ingewikkelde wetgeving, verschillende wetswijzigingen, vernietigingen door het Grondwettelijk Hof, …) op te bouwen en de concrete dossiers in 2006 in de mate van de mogelijkheden degelijk behandeld heeft.
. .
Misdrijven door militairen in het buitenland gepleegd in vredestijd.
112
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
In de loop van de referentieperiode (1 januari tot 31 december 2006) werden op basis van artikel 144quinquies van het Gerechtelijk Wetboek 146 dossiers aan het Federaal Parket voorgelegd. Op basis van dit artikel is de federale procureur bevoegd om kennis te nemen van feiten die door Belgische militairen (en de leden van het burgerpersoneel die gemachtigd zijn hen te vergezellen) worden gepleegd tijdens militaire missies in het buitenland. Dit aantal dossiers vertegenwoordigt meer dan twee vijfde (43%) van het totale aantal zaken waarin het Federaal Parket de strafvordering zelf heeft uitgeoefend (146 dossiers op 340). Het is belangrijk om te benadrukken dat met toepassing van artikel 144quinquies Ger.w. de processen-verbaal van de Federale Politie, de aangiften van de militaire overheid, enz. rechtstreeks aan de federale procureur worden voorgelegd, terwijl in het raam van de bevoegdheden die hem door artikel 144ter van hetzelfde wetboek worden toegekend, de federale procureur dient te beslissen om al dan niet zaken te behandelen die het voorwerp van een “kennisgeving” vanwege de lokale parketten uitmaken. Zelfs al zijn de zaken waarin de federale procureur op basis van artikel 144quinquies Ger. w. de strafvordering zelf heeft uitgeoefend grosso modo minder “zwaarwichtig” dan zijn andere bevoegdheden (ongeveer 1 zaak op 5 heeft betrekking op verkeersinbreuken), dan nog is het aangewezen om aan te stippen dat de door de militairen gepleegde feiten in 15 verschillende landen plaatsvonden die soms zeer verafgelegen of moeilijk toegankelijk zijn, zoals Azerbeidzjan, Oezbekistan, Kaapverdië of Somalië, hetgeen de behandeling ervan ten zeerste bemoeilijkt. Bovendien hebben sommige van deze dossiers betrekking op ongevallen met dodelijke slachtoffers bij de lokale bevolking (bijvoorbeeld: het neerstorten van een vliegtuig zonder piloot met twee doden tot gevolg in Congo), hetgeen ervoor zorgt dat deze dossiers op diplomatisch vlak zeer delicaat zijn. De federale procureur benadrukt de noodzaak om een gespecialiseerde politiedienst te behouden (de Gerechtelijke Directie in Militair Milieu (DJMM)) die afhangt van de gerechtelijke directeur-generaal van de Federale Politie, of deze zelfs nog te versterken teneinde de onderzoeken in militair milieu in het buitenland te kunnen voeren. De federale procureur stelt de vraag of het mogelijk is een permanente aanwezigheid van een dienst met de bevoegdheid van gerechtelijke politie te garanderen bij de in het buitenland ontplooide troepen, teneinde de opsporing en vaststelling van misdrijven
113
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
gepleegd door leden van de Belgische strijdkrachten in het buitenland mogelijk te maken. Vanuit dezelfde optiek benadrukt de federale procureur het belang om occasioneel een magistraat ter plaatse te sturen. Het kan hier zowel een magistraat van het Federaal Parket betreffen alsook een magistraat die op basis van artikel 309bis Ger. w. gemachtigd is de troepen in het buitenland te vergezellen. Ten slotte meent de federale wetswijzigingen wenselijk zouden zijn: -
-
procureur
dat
volgende
teneinde de onderzoeksrechter die beslist zich naar het buitenland te begeven de mogelijkheid te bieden om op een geldige manier een aanhoudingsbevel uit te vaardigen (probleem van de termijn van 24 uur); om de “verwijzing naar de korpstucht” opnieuw mogelijk te maken.
Het College van Procureurs-generaal heeft dit laatste voorstel opgenomen in het overzicht van de wetten die bij de hoven en rechtbanken toepassings- of interpretatiemoeilijkheden hebben gesteld in de loop van het gerechtelijk jaar 2006-2007. Dit document werd op 25 oktober 2007 in het parlement neergelegd. * *
*
Het College stelt vast dat de federale procureur de opdrachten die hem door artikel 144quinquies van het Gerechtelijk Wetboek worden toevertrouwd correct heeft vervuld. Het College deelt eveneens de bezorgdheid van de federale procureur omtrent de opsporing en vaststelling van misdrijven die eventueel door leden van de Belgische strijdkrachten in het buitenland zouden worden gepleegd, en dit bij gebrek aan een permanente aanwezigheid van politieambtenaren in de zin van de wet van 5 augustus 1992.
9. DE UITVOERING VAN HET STRAFRECHTELIJK BELEID IN HET KADER VAN ZIJN ANDERE BEVOEGDHEDEN. . .
De strijd tegen het terrorisme. In de belangrijke en prioritaire strijd tegen het terrorisme vervult het Federaal Parket een cruciale rol. Het College oordeelt dat het Federaal Parket zijn diverse taken en bevoegdheden in deze materie naar behoren uitoefent.
114
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
Niettegenstaande het geen exclusieve bevoegdheid van het Federaal Parket betreft, is het de facto de federale procureur die de verantwoordelijkheid draagt voor de opsporing en vervolging van terroristische misdrijven en de uitoefening van de strafvordering. In 2006 werden niet minder dan 106 federale dossiers inzake terrorisme geopend. Uit de aan de procureurgeneraal te Gent ter informatie en ter verspreiding binnen het expertisenetwerk GBT overgemaakte uitspraken in de belangrijke processen (GICM – hof van beroep Brussel van 15 september 2006; DHKPC – hof van beroep Gent van 7 november 2006), in het bijzonder de door de federale procureur ingediende conclusies, blijkt dat hij een weldoordachte en grondig uitgediepte uitleg gegeven heeft aan de strafbaarstelling van de terroristische groep. Naast de uitoefening van de strafvordering in de concrete federale dossiers inzake terrorisme voert de federale procureur ook nauwgezet de diverse taken uit die hem zijn opgedragen in omzendbrief COL 9/2005 betreffende de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme, zoals de door hem geleide periodieke coördinatievergaderingen met alle betrokkenen met het oog op een optimale samenwerking en informatie-uitwisseling, de vereiste kennisgevingen aan Eurojust, de samenwerking met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de wekelijkse verspreiding van de monitor die een accuraat overzicht geeft van alle door het Federaal Parket behandelde terrorismedossiers. Het College houdt er bovendien aan te beklemtonen dat de federale procureur ook een substantiële bijdrage levert aan verschillende beleidsmatige activiteiten, bijvoorbeeld binnen het expertisenetwerk GBT, het College voor Inlichting en Veiligheid en de werkgroep “Internetrecherche”, alsmede bij de redactie van wetten (bvb. de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging), omzendbrieven (bvb. de COL 18/2006 betreffende de gespecialiseerde onderzoeksrechter ‘terrorisme’) en adviezen (bvb. over het voorontwerp van wet betreffende de methodes voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingenen veiligheidsdiensten). Ten slotte herinnert het College aan het reeds voorheen ingenomen standpunt dat er nood is aan wetgevende initiatieven omtrent de beveiliging / afscherming van politiemensen / magistraten alsmede omtrent dwangmaatregelen in de proactieve fase (cfr. punt 9.1.8.a Jaarverslag).
Ò.
De strijd tegen de georganiseerde criminaliteit.
115
JAARVERSLAG 2006-2007 _______________________________________________________________________________________________
Het actieplan van de eenheid “Georganiseerde Criminaliteit” van het Federaal Parket werd in de loop van 2006 uitgebreid toegelicht aan de parketten-generaal, parketten en onderzoeksrechters. Het is een overtuigend document en het College kan zich aansluiten bij de prioriteiten die hierin worden omschreven. Specifiek wat de rondtrekkende dadergroeperingen betreft, stelt het College vast dat het Federaal Parket gestart is met een aantal noodzakelijke initiatieven op internationaal vlak. Specifiek wat de internationale drugshandel betreft, stelt het College vast dat het Federaal Parket meer dan voorheen inspanningen geleverd heeft in de aanpak van dit fenomeen.
10. DE
WERKING VAN HET FEDERAAL PARKET IN HET KADER VAN DE UITOEFENING VAN DE STRAFVORDERING. Het aantal door de procureurs des konings aangemelde dossiers is in verhouding tot het vorig jaar niet gestegen. Toch heeft het Federaal Parket een inspanning geleverd door alle parketten dienaangaande te sensibiliseren, met alvast een bescheiden gunstig gevolg wat de rondtrekkende dadergroeperingen betreft. Wat het aantal door de federale procureur doorgevoerde delegaties betreft, is het aantal in vergelijking met het vorige jaar nauwelijks gestegen (134 t.o.v. 126). Een meer doorgedreven gebruik van de delegaties is naar het oordeel van het College overigens onvermijdbaar, zeker in het licht van de vele verplaatsingen naar de zittingen.
11. CONCLUSIE. Het Federaal Parket heeft vele niet-eenvoudige taken en verantwoordelijkheden, zowel in concrete dossiers als inzake beleidsondersteuning. In bepaalde materies heeft dit Parket een unieke deskundigheid opgebouwd. Met een beperkt en niet volledig ingevuld kader zet het Federaal Parket zich volgehouden in, legt het goede resultaten voor en beantwoordt het meer en meer aan de verwachtingen van de magistraten van het openbaar ministerie.
116