februari 2012
Cliëntgroepen extramurale AWBZbegeleiding Deel 2: mogelijkheden voor vernieuwing TransitieBureau Begeleiding in de Wmo
In opdracht van het TransitieBureau van het ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Colofon Disclaimer: Deze rapportage is met zorgvuldigheid en met medewerking van diverse partijen samengesteld; dit sluit eventuele onvolkomenheden niet uit. Aan de inhoud kunnen daarom geen rechten worden ontleend. Auteurs
ir. Nienke van Vliet, drs. Irma Oude Avenhuis, drs. Louise Pansier, drs. Sylvia Schutte Vormgeving
Kris Kras Design
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
3
Samenvatting
4
1. Inleiding 1.1 Decentralisatie begeleiding en vernieuwing 1.2 Denkrichtingen voor vernieuwing 1.3 Relatie met stappenplan decentralisatie voor gemeenten
11 11 12 13
2. Onderzoeksaanpak 2.1 Vernieuwingsmogelijkheden 2.2 Goede voorbeelden
15
3. Vernieuwingsmogelijkheden 3.1 Sociaal netwerk/eigen kracht/zelforganiserend vermogen 3.2 Informele ondersteuning 3.3 Algemene en collectieve voorzieningen 3.4 Verbinding andere beleidsterreinen 3.5 Huisvesting 3.6 Technologie 3.7 Regionaal-/wijkniveau 3.8 Anders… 3.9 Tot slot
17 17 19 20 22 23 25 26 27 28
Bijlage 1. Cliëntgroepen
29
Bijlage 2. Matrix met innovatieve ideeën
49
Bijlage 3. Goede voorbeelden voor vernieuwingsmogelijkheden
66
3 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
15 16
TransitieBureau december 2011
Samenvatting 1 TransitieBureau, Verslag van consultatierondes met zorgaanbieders, cliënt- en patiëntorganisaties en gemeenten over aandachtspunten bij specifieke doelgroepen bij decentralisatie van extramurale begeleiding, november 2011.
In het Regeerakkoord is het voornemen beschreven om de extramurale begeleiding uit de AWBZ te decentraliseren naar de Wmo. Het TransitieBureau (VWS/VNG) heeft ons, bureau HHM, gevraagd om gemeenten hiervoor handvatten te geven. Dit in de vorm van beschrijvingen van cliëntgroepen die onder andere inzicht geven in de ondersteuningsvragen van cliënten en doelen van de extramurale begeleiding. In deel 1 van deze rapportage kunt u deze concrete en herkenbare beschrijvingen terugvinden en de daartoe gevolgde onderzoeksaanpak. We beschrijven in totaal 18 cliëntgroepen en geven inzicht in de ondersteuningsvragen en doelen van de extramurale begeleiding per groep. Deze groepen kwamen ook in consultatierondes van het TransitieBureau met zorgaanbieders, cliënt- en patiëntorganisaties en gemeenten naar voren.1 De beschrijvingen kunnen gemeenten gebruiken bij praktische beleidsvoorbereiding. Zie hieronder een weergave van deze groepen. Naast deze vraag heeft het TransitieBureau ons gevraagd om een start te maken met het zoeken naar mogelijkheden voor vernieuwing voor de extramurale begeleiding in de Wmo. Ook dit hebben we samen met cliëntenorganisaties, AWBZ-zorgaanbieders, welzijnsorganisaties, gemeenten en brancheorganisaties uit de AWBZ gedaan. Deze vernieuwingsmogelijkheden zijn mogelijkheden op beleidsmatig niveau. Het beoogt vooral handvatten te bieden aan gemeenten om deze mogelijkheden naar de specifieke omstandigheden in te vullen. In deze handreiking (deel 2) gaan we hierop in. De cliëntgroepen die nu extramurale AWBZ-begeleiding ontvangen en die wij in deel 1 van deze rapportage beschrijven, zijn: 1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) 1.1. Ouderen die door lichamelijke achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid 1.2. Ouderen die door cognitieve achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid 2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) 3. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) 3.1. Kinderen met enkelvoudige problematiek 3.2. Jeugd - Licht verstandelijk gehandicapten (J-LVG) 3.3. Verstandelijk beperkte volwassenen met enkelvoudige problematiek 3.4. Kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige complexe beperking 3.5. Kinderen en volwassenen met probleemgedrag 4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking 4.1. Kinderen en volwassenen met een auditieve handicap 4.2. Kinderen en volwassenen met een visuele handicap 4.3. Kinderen en volwassenen met een auditieve en visuele handicap 5. Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) 5.1. Mensen met ernstige fysieke/motorische beperkingen en meervoudige problemen op (bijna) alle levensgebieden 5.2. Mensen die door progressief verlopende aandoeningen meervoudige problemen ondervinden op (vrijwel) alle levensgebieden 5.3. Mensen met niet aangeboren hersenletsel met meervoudige problemen op alle levensgebieden die van tijd tot tijd zeer wisselend kan verlopen 6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) 6.1. Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (zonder noodzaak van behandeling) 6.2. Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (met noodzaak van behandeling) 7. Palliatief terminale zorg 8. Multiprobleemgezinnen
4 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Hieronder staat in tabelvorm een samenvatting van de vernieuwingsmogelijkheden per cliëntgroep die in ‘innovatiesessies’ zijn opgehaald. Door op de tekst in de cellen van de tabel te klikken, komt u vanzelf bij de uitgebreidere tekst in de rapportage. Verder is in de rapportage ook een bijlage (3) opgenomen met voorbeelden van ondersteuningsaanbod, die als ideeën kunnen dienen wanneer partijen zoeken naar andere ondersteuningsvormen voor AWBZ-begeleiding onder de Wmo.
5 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Tabel 1 – Samenvatting rapportage
Denkrichtingen
Cliëntgroep 1
Cliëntgroep 2
Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+); 1.1 Ouderen die door lichamelijke achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid 1.2 Ouderen die door cognitieve achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid
Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr);
Sociaal netwerk/eigen kracht/zelforganiserend vermogen
Versterking zelforganiserend vermogen kan in een eerder stadium plaatsvinden.
Professionele begeleiding is nodig om zelf-organiserend vermogen op te bouwen.
Informele ondersteuning
Inzet gezonde ouderen en vrijwilligers, mits waar-borging kwaliteit en belastbaarheid. Dementerenden snel ontregeld door veranderingen.
Voorlichting en scholing voor informele ondersteuners. Combinatie met professionele zorg.
Algemene en collectieve voorzieningen
Geen indicatie voor algemene voorzieningen. Wijkbudget leidt tot meer innovatie.
Goed te gebruiken bij fluctuerende problematiek. Laagdrempelig en gastvrij maken.
Verbinding andere beleidsterreinen
Welzijnsactiviteiten voor ouderen toegankelijk maken voor de meer kwetsbare groep ouderen:actief in de wijk. Kortingspas of kleine bijdrage.
(Vrijwilligers)werk en onderwijs.
Huisvesting
Levensloop geschikt bouwen in een oudere-vriendelijke omgeving. Alles op rollator-afstand.
Diverse voorbeelden om participatie van cliënten te bevorderen door innovatie bij huisvesting.
Technologie
Verbindingen op afstand. Goede introductie technologieën.
Veel mogelijkheden voor de ‘stabiele’ groepen.
Regionaal-/wijkniveau
Bundeling-budgetten. Actieve rol welzijns-instellingen.
Niveau afhankelijk van omvang groep en wens cliënt.
Inclusieve samenleving.
Anders…
Totaalconclusie
Totaal
6 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
Totaal
TransitieBureau februari 2012
Denkrichtingen
Cliëntgroep 3 Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG); 3.1 Kinderen met enkelvoudige problematiek 3.2 Jeugd - Licht verstandelijk gehandicapten (J-LVG) 3.3 Verstandelijk beperkte volwassenen met enkelvoudige problematiek
Sociaal netwerk/eigen kracht/zelforganiserend vermogen
Coaching van cliënt en gezin bij ondersteuning eigen regie en structuur.
Informele ondersteuning
Vaak meer mogelijk dan gedacht. Actief vrijwilligersbeleid.
Algemene en collectieve voorzieningen
Voorwaarden noodzakelijk; vervoer, continuïteit. Combinatie doelgroepen.
3.4 Kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige complexe beperking 3.5 Kinderen en volwassenen met ernstig probleemgedrag
• Denkrichtingen voor vernieuwing zijn mogelijk. Verbinding andere beleidsterreinen
Veel mogelijkheden door verbinding met zorg, onderwijs en verenigingen.
Huisvesting
Veel mogelijkheden, mits vervoer en tilvoorzieningen zijn geregeld.
Technologie
Technologie geen vervang voor menselijk contact. Niet iedereen heeft regievermogen/ initiatief dat nodig is bij deze innovatielijn.
Regionaal-/wijkniveau
Outreachend werken gewenst voor betrokkenheid in wijk.
Anders…
Samenwerking en samenhang. Benut verschillende invalshoeken.
Totaalconclusie
• Innovaties zoals vermeld bij de overige VG-groepen. Belangrijke aandachtspunten daarbij: meer overname regiefunctie, specifieke methoden die professionele scholing vereisen, huisvesting specifiek ingericht voor multidisciplinair, therapeutisch en deels prikkelarm aanbod.
Totaal
7 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichtingen
Cliëntgroep 4
Cliëntgroep 5
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking; 4.1 Kinderen en volwassenen met een auditieve beperking 4.2 Kinderen en volwassenen met een visuele beperking 4.3 Kinderen en volwassenen met een auditieve en visuele beperking
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG); 5.1 Mensen met ernstige fysieke/motorische beperkingen en meervoudige problemen op (bijna)alle levensgebieden 5.2 Mensen die door progressief verlopende aandoeningen meervoudige problemen ondervinden op (vrijwel) alle levensgebieden 5.3 Mensen met niet aangeboren hersenletsel met meervoudige problemen op alle levensgebieden die van tijd tot tijd zeer wisselend kan verlopen
Sociaal netwerk/eigen kracht/zelforganiserend vermogen
Het sociaal netwerk kan geïnstrueerd worden door professionele begeleiding. Sociaal netwerk is niet altijd aanwezig.
Begeleiding is nodig voor 1) praktische handelingen; 2) hulp bij achteruitgang; 3) aanbrengen van structuur; 4) voeren eigen regie; 5) systemische ondersteuning.
Informele ondersteuning
Lokale cliëntinitiatieven kunnen een bijdragen leveren. Vrijwilligersinzet slecht mogelijk door glazen stolp (auditief) en comorbiditeit (visueel).
Informele zorg kan met aandacht voor 1) gepaste afstand/ nabijheid; 2) psycho-sociale begeleiding; 3) kennis, vaste persoon, vertrouwen.
Algemene en collectieve voorzieningen
Mogelijk met aangepaste communicatiemiddelen.
Inzetbaar mits aan voor-waarden is voldaan bijvoorbeeld specifiek vervoer en prikkelarm.
Verbinding andere beleidsterreinen
(Vrijwilligers) werk (uitkering), onderwijs en sport. Signalering.
Verbinding met vervoer, onderwijs, wonen, werk, hulp bij huis-houden en sport. Signalering!
Huisvesting
Woonzorgzones Dagbesteding: combinatie van doelgroepen.
Rand-voorwaarden zoals toegankelijkheid en structuur.
Technologie
Technologie met name in revalidatieproces.
Mits maatwerk is er veel mogelijk.
Regionaal-/wijkniveau
Bovenregionaal door kleine groep.
Wijkgericht waar het kan, regionaal waar nodig.
Anders…
Ook aandacht voor deze kleine groep
Integraal. Cliënt-systeem. Voorwaardenscheppend.
Totaalconclusie
Totaal
8 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
Totaal
TransitieBureau februari 2012
Denkrichtingen
Cliëntgroep 6 Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen; 6.1 Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (zonder noodzaak van behandeling) 6.2 Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (met noodzaak van behandeling)
Sociaal netwerk/eigen kracht/zelforganiserend vermogen
Gebruik talenten van de jongeren. Hulp gezin bij acceptatie en opvoeding.
Informele ondersteuning
Informeel steunstructuur met gezagsdragers door professionals ondersteund.
Algemene en collectieve voorzieningen
Zonder behandeling: Zet talenten van jongeren in op reguliere plekken. Ad 6.2 met behandeling: Deze innovatielijn is voor deze cliënten minder bruikbaar.
Verbinding andere beleidsterreinen
Zonder behandeling: Onderwijs, cultuur, sport en recreatie. Ad 6.2 met behandeling: Jongeren vinden, signalen bij elkaar brengen en hulp en ondersteuning met elkaar verbinden.
Huisvesting
Niet besproken in innovatiesessie
Technologie
Nieuwe media: leefwereld jongeren
Regionaal-/wijkniveau
Integrale wijkgerichte aanpak met wederkerigheid
Anders…
Hulp bij acceptatie levensduren de beperking/ziekte.
Totaalconclusie
Cliëntgroep 7 Palliatief terminale zorg
• Er zijn raakvlakken met de Wmo als het gaat om mantelzorgondersteuning (begeleiding is meestal gericht op ontlasting van de mantelzorg) en inzet Vrijwillige Palliatief Terminale Zorg. • Waar het om levensvragen gaat, rol kerken, geestelijke raadslieden, Humanitas. • Dit is een zeer kwetsbare groep, waarbij participatiemogelijkheden niet meer aan de orde zijn. Innovatie langs de geformuleerde denkrichtingen is nauwelijks mogelijk.
Totaal
9 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichtingen
Cliëntgroep 8 Multiprobleemgezinnen
Sociaal netwerk/eigen kracht/zelforganiserend vermogen
Totaalconclusie van alle cliëntgroepen Sociaal netwerk/eigen kracht/ zelforganiserend vermogen
Informele ondersteuning
Totaalconclusie van alle cliëntgroepen Informele ondersteuning
Algemene en collectieve voorzieningen
Totaalconclusie van alle cliëntgroepen Algemene en collectieve voorzieningen
Verbinding andere beleidsterreinen
• Voor gemeenten zit hier een kans om het gezin als systeem te benaderen, ondersteuning tussen organisaties beter op elkaar af te stemmen en te zorgen voor een integrale aanpak.
Totaalconclusie van alle cliëntgroepen Verbinding andere beleidsterreinen
Huisvesting
Totaalconclusie van alle cliëntgroepen Huisvesting
Technologie
Totaalconclusie van alle cliëntgroepen Technologie
Regionaal-/wijkniveau
Totaalconclusie van alle cliëntgroepen Regionaal-/wijkniveau
Anders…
10 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
1. Inleiding 1.1 Decentralisatie begeleiding en vernieuwing 2 Het betreft mensen met somatische, psychogeriatrische of psychiatrische problematiek of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
In het Regeerakkoord is het voornemen beschreven om de extramurale begeleiding inclusief kortdurend verblijf en vervoer, uit de AWBZ te decentraliseren naar de Wmo. De zorg (in PGB en zorg in natura) die onder deze functie in de AWBZ wordt geleverd, is bedoeld voor mensen met een geldige grondslag2 die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie en/of probleemgedrag. Het doel van deze functie is bevordering, behoud en/of compensatie van zelfredzaamheid.
3 Regeerakkoord VVD-CDA, 30 september 2010, Vertrouwen in de zorg: de beleidsdoelstellingen van de staatssecretaris van VWS, 27 januari 2011 en Programmabrief langdurige zorg, Staatssecretaris van VWS, 1 juni 2011
De redenen voor de decentralisatie van begeleiding worden landelijk als volgt verwoord3:
• In het Regeerakkoord: “De functies dagbesteding en begeleiding kunnen het best dichtbij de cliënt geregeld worden. Zij passen daarom beter binnen de systematiek van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) dan bij de AWBZ. De gemeente kent deze mensen en hun situatie beter dan de logge zorgkantoren.”. • Door de staatssecretaris van het ministerie van VWS : “Veel van deze maatregelen hangen ook nauw samen met mijn andere doelen zoals het vergroten van de eigen kracht, de zorg dichterbij mensen brengen en maatwerk mogelijk maken.”. • In de programmabrief langdurige zorg : “De gemeente is in staat ondersteuning op maat te bieden, dichtbij, bijvoorbeeld in de eigen wijk of buurt, daar waar de burger niet zelfstandig of met hulp van de eigen omgeving kan participeren. De gemeente zal daarbij verbindingen leggen met andere gemeentelijke domeinen, zoals het beleid op het gebied van de schuldhulpverlening, de woningaanpassingen, re-integratie en bijstand of het woonbeleid.”. “Juist omdat de gemeente de burger kent en, daar waar mogelijk naast professionele ondersteuning, vrijwilligers en leerlingen via maatschappelijke stages in kan zetten voor ondersteuning is de gemeente in staat om maatwerk te leveren. Ook kunnen zij burgers aanspreken op het meer inzetten van hun eigen kracht of hun netwerk bij de ondersteuning.”.
De planning en de invulling van de decentralisatie is beschreven in de bestuurlijke afspraken van gemeenten en rijk. Gemeenten worden vanaf 2013 verantwoordelijk voor personen die voor het eerst een beroep doen op extramurale begeleiding, voor personen van wie de indicatie afloopt in 2013 en voor personen waarbij de situatie verandert en daarom een nieuwe indicatie nodig hebben. Vanaf 2014 zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle personen die in aanmerking komen voor extramurale begeleiding. De decentralisatie van de functie begeleiding (extramuraal) stelt gemeenten voor een complexe opgave. Het gaat om een aantal nieuwe doelgroepen, waarvan de ondersteuningsvragen nog niet bij gemeenten bekend zijn. Verder gaat de decentralisatie gepaard met een korting, waardoor gemeenten niet onverkort bestaande afspraken met zorgaanbieders kunnen handhaven. Bovendien worden gemeenten naast de extramurale begeleiding verantwoordelijk voor de Jeugdzorg en de Wet Werken naar Vermogen. Vernieuwing is noodzakelijk om deze nieuwe taken in samenhang op te pakken. In deze handreiking wordt een start gemaakt met het verkennen van mogelijkheden voor vernieuwing of een andere aanpak. Het Transitiebureau zal naast deze handreiking ook in overige handreikingen aan dit thema aandacht besteden.
11 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
1.2 Denkrichtingen voor vernieuwing Dit deel van de rapportage informeert gemeenten over de mogelijkheden en denkrichtingen die er zijn voor vernieuwing per cliëntgroep. Van belang hierbij zijn nog de volgende opmerkingen: • De geschetste mogelijkheden en denkrichtingen voor vernieuwing zijn globaal van aard en vormen geen blauwdruk voor de gemeenten. • De vernieuwingsmogelijkheden kunnen soms de bestaande vormen van extramurale begeleiding vervangen of preventief werken hiervoor. Uit de innovatiesessies bleek dat in veel gevallen deze mogelijkheden alleen kunnen dienen als gedeeltelijke vervanging van en/of aanvulling op de bestaande vormen van extramurale begeleiding. • Het gaat om een zeer diverse groep aan cliënten met een zware of matige beperking: een goede vraagverduidelijking per individu blijft noodzakelijk om in te schatten of de vernieuwingsmogelijkheden in het individuele geval een oplossing zijn voor de vraag. • In aanvulling op de in deze rapportage weergegeven ideeën, adviseren wij gemeenten vooral in gesprek te gaan met cliënten, cliëntenorganisaties, mantelzorgers, hulpverleners, welzijnsorganisaties en zorgaanbieders. Deze partijen hebben grotendeels geparticipeerd in dit onderzoek en hebben hiertoe ook opgeroepen. Deze vernieuwing past bij het omslag in denken dat al is ingezet in de Wmo, zoals ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’, waarin ‘ontzorgen’ van burgers centraal staat en wordt gestuurd op resultaten in plaats van voorzieningen. De noodzakelijke vernieuwing wordt versterkt en geïnitieerd in de verbinding met deze gemeentelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen spelen ook een rol bij het ontwikkelen van een visie rondom de decentralisatie van begeleiding. 4 Bron: http://www.invoeringwmo.nl/ content/welzijn-nieuwe-stijl
Welzijn Nieuwe Stijl4 Welzijn Nieuwe Stijl kent acht bakens. Deze geven richting aan de kwaliteitsontwikkeling van de welzijnssector, en zijn daarmee ook voor gemeenten in hun rol als opdrachtgever relevant. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl zijn: 1. Gericht op de vraag achter de vraag; 2. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger; 3. Direct er op af; 4. Formeel en informeel in optimale verhouding; 5. Doordachte balans van collectief en individueel; 6. Integraal werken; 7. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht; 8. Gebaseerd op ruimte voor de professional.
5 Bron: http://www.invoeringwmo.nl/ content/de-kanteling-van-devereniging-nederlandse-gemeenten
De Kanteling5 Het doel van De Kanteling is gemeenten te stimuleren om de compensatieplicht op een nieuwe wijze vorm te geven, zodat mensen met een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Een gekantelde manier van werken vergt van gemeenten én burgers een nieuwe benadering: • Gemeenten zullen meer tijd moeten nemen in het eerste gesprek met de klant. Het gesprek wordt meer vraagverhelderend, minder beoordelend. • Gemeenten én burgers moeten afstappen van de standaard voorzieningenlijst en alle mogelijkheden verkennen om een hulpvraag op te lossen. Hierbij staan behoud van regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop. • Samen met de burger wordt vastgesteld wat het resultaat van de ondersteuning moet zijn en welke oplossingen daaraan bijdragen. Het gaat dan lang niet altijd om individuele voorzieningen, ook met algemeen aanbod kan het resultaat bereikt worden.
12 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Innovatie bestaat overigens niet altijd alleen maar uit het aanbieden van iets nieuws. Het kan ook gaan om het zoeken van verbindingen of het aanbieden van bestaand aanbod aan andere doelgroepen. Bij veel cliënten die extramurale begeleiding ontvangen, geldt dat dit maar een onderdeel is van de zorg en ondersteuning, die zij ontvangen. In de beschrijvingen van de cliëntgroepen is ook aangegeven welke andere kenmerkende zorg en ondersteuning (AWBZ, Zvw, Wmo/welzijn, jeugdzorg, werk/onderwijs, justitie) cliënten ontvangen naast de extramurale begeleiding. Het is aan de gemeenten om de extramurale begeleiding in te vullen in samenwerking en goede afstemming met de rest van de ketenpartners. Ook daarin is veel efficiency en effectiviteit te behalen.
1.3 Relatie met stappenplan decentralisatie voor gemeenten 6 www.invoeringwmo.nl/stappenplan/ stappenplan.html
In een eerder stadium heeft het TransitieBureau een stappenplan6 laten ontwikkelen voor zorgaanbieders en gemeenten voor de decentralisatie van begeleiding. Het gemeentelijke stappenplan beschrijft de noodzakelijke stappen die gemeenten moeten zetten om op tijd klaar te zijn voor de decentralisatie van begeleiding. Dit stappenplan voorziet in een kritisch tijdpad. Deze rapportage over cliëntgroepen en hun vernieuwingsmogelijkheden kunnen gemeenten gebruiken in alle onderscheiden fasen van het stappenplan.
Fase 1 Inventarisatie en analyse In deze fase zal de gemeente onderzoeken welke cliënten zij in haar gemeente heeft die nu begeleiding ontvangen vanuit de AWBZ en wat de inhoud van deze begeleiding is. Deel 1 van deze rapportage kan hierin faciliteren, ook in de dialoog met zorgaanbieders (zie onder meer thema 1 en thema 4 uit de eerste fase van het stappenplan).
Fase 2 Visie en keuzen
7 Gemeenten worden vanaf 2013 verantwoordelijk voor personen die voor het eerst een beroep doen op extramurale begeleiding, voor personen van wie de indicatie afloopt in 2013 en voor personen waarbij de situatie verandert en daarom een nieuwe indicatie nodig hebben. Vanaf 2014 zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle personen die in aanmerking komen voor extramurale begeleiding
In deze fase bepaalt de gemeente onder meer welke mogelijkheden er zijn om verbinding te leggen met andere domeinen, andere decentralisaties en aan te sluiten bij bewegingen als De Kanteling en Welzijn nieuwe stijl. Zij bepalen in deze fase ook of zij onderscheid wil maken tussen de groepen van 2013 en 20147, op welke schaal de uitvoering wordt georganiseerd en voor welke groepen de bestaande ondersteuning moet worden gehandhaafd en voor welke niet. Gemeenten kunnen de ondersteuning van cliënten koppelen aan het bestaande beleid of de keuze maken om nieuw beleid te maken voor nieuwe groepen. Ook relatieopbouw met (nieuwe) aanbieders van zorg en welzijn hangt hiermee samen. De gemeente zal hierop een visie ontwikkelen en deze inhoudelijk beschrijven in een keuzenota. De uitwerkingen van de denkrichtingen voor vernieuwing kunnen gemeenten helpen in hun denkrichting om daarop aansluitend hun visie te vormen.
Fase 3 Verwerking aanpak en keuzen In fase 3 verwerkt de gemeente de gemaakte keuzes in een conceptverordening en een bestek. Het offertetraject voor zorgaanbieders zal starten. Ook in deze fase kunnen beide delen van deze rapportage behulpzaam zijn. Bijvoorbeeld door zorgaanbieders te vragen de gedefinieerde mogelijkheden tot innovatie in hun offerte te verwerken bij bepaalde cliëntgroepen.
13 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Fase 4 Implementatie In fase 4 zullen gemeenten vraagverheldering en toegang organiseren en de benodigde zorg en ondersteuning contracteren. Deze rapportage biedt aanknopingspunten voor de keuze in welke mate professionele ondersteuning moet worden ingekocht bij (bestaande) zorgaanbieders en welke andere organisaties of mogelijkheden een rol kunnen spelen bij ondersteuning in zelfredzaamheid.
14 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
2. Onderzoeksaanpak In dit hoofdstuk beschrijven wij de gevolgde onderzoeksaanpak.
2.1 Vernieuwingsmogelijkheden In oktober 2011 hebben we in totaal zes innovatiesessies gehouden om de vernieuwingsmogelijkheden die in deze handreiking worden gepresenteerd te verzamelen. Hierbij maakten we een onderscheid naar de volgende (overkoepelende) cliëntgroepen: 1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+); 2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr); 3. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG); 4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking; 5. Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG); 6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS<18jr).
Deelnemers Aan tafel zaten medewerkers van AWBZ-zorgaanbieders, welzijnsorganisaties, cliëntenorganisaties, MEE en gemeenten. We hebben deelnemers uitgenodigd die zijn aangedragen door de brancheorganisaties en deelnemers uit ons eigen netwerk. Daarnaast hebben we ‘breed’ uitgenodigd voor de innovatiesessies. We zijn op zoek gegaan naar innovatieve personen die het in zich hebben om met een andere blik naar de mogelijkheden van cliënten te kijken dan dat ‘traditionele’ zorg- en welzijnsorganisaties dat doen. Dit waren bijvoorbeeld personen die de afgelopen periode met hun innovatieve ideeën in vakbladen of tijdschriften stonden.
Denkrichtingen voor vernieuwing
8 Bron: http://www.invoeringwmo.nl/ content/welzijn-nieuwe-stijl
In tabel 2 geven we weer op welke denkrichtingen voor vernieuwing we tijdens de sessies zijn ingegaan. Deze denkrichtingen sluiten aan op ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’ in de Wmo, namelijk een paradigmaverandering die uitgaat van krachtiger burgerschap en de kracht van de lokale gemeenschap8. Tabel 2 –Denkrichtingen voor vernieuwing en omschrijving
Denkrichtingen voor vernieuwing
Omschrijving
1. Sociaal netwerk/eigen kracht/ zelforganiserend vermogen
Kan het zelforganiserend vermogen worden aangesproken om te voorzien in de behoefte aan ondersteuning/begeleiding? Wat is daarvoor nodig?
2. Informele ondersteuning
Kan een deel van de ondersteuning informeel, dus door mantelzorgers en vrijwilligers worden opgepakt? Wat is daarvoor nodig (training/ coaching/competenties)?
3. Algemene en collectieve voorzieningen
Welke algemene/collectieve voorzieningen kunnen tot resultaten van begeleiding bijdragen?
15 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichtingen voor vernieuwing
Omschrijving
4. Verbinding andere beleidsterreinen
Kan verbinding met andere beleidsterreinen als werken, onderwijs, wonen, inkomen, sport, cultuur… een antwoord bieden?
5. Huisvesting
Waar kan de ondersteuning worden georganiseerd? Hoe ziet de huisvesting eruit?
6. Technologie
Wat kan de bijdrage van technologie/ domotica zijn?
7. Regionaal-/wijkniveau
Op welk niveau moet de ondersteuning worden georganiseerd? Op regionaal of wijkniveau?
8. Anders….
Kwetsbaarheid en vernieuwing In deel 1 van de rapportage besteden we in de cliëntbeschrijvingen ook aandacht aan kwetsbaarheid van sommige cliëntgroepen. De mate van vernieuwing hangt samen met de mate van kwetsbaarheid van de gepresenteerde groepen. Illustratief hiervoor is onderstaande figuur. A Innovatie
Groot vernieuwingspotentieel
B Klein vernieuwingspotentieel Kwetsbaarheid Figuur 1 - Innovatie versus kwetsbaarheid cliëntgroep
Hoe kwetsbaarder cliënten zijn, hoe meer gevolgen dit heeft voor de mate waarin vernieuwing mogelijk is. Kwetsbaarheid wil overigens niet zeggen dat er geen vernieuwing mogelijk is. Bij bijna alle cliëntgroepen is geconcludeerd dat innovatie mogelijk is. Voor de meest kwetsbare groepen zijn alleen extra randvoorwaarden noodzakelijk om de ondersteuning anders in te vullen.
2.2 Goede voorbeelden Aan alle partijen die hebben meegewerkt aan de beschrijving van de cliëntgroepen en innovatiesessies, is ook de vraag voorgelegd om goede voorbeelden aan te dragen. Het ging om voorbeelden van ondersteuningsaanbod, die als ideeën kunnen dienen wanneer partijen zoeken naar andere ondersteuningsvormen voor AWBZ-begeleiding onder de Wmo. Daarnaast hebben wij gebruik gemaakt van voorbeelden die bij ons al bekend waren. Deze hebben we in bijlage 3 genoteerd.
16 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
3. Vernieuwingsmogelijkheden Zoals eerder toegelicht hebben we in de innovatiesessies voor de verschillende cliëntgroepen geïnventariseerd welke vernieuwingsmogelijkheden er zijn. Dit hebben we gedaan aan de hand van verschillende denkrichtingen voor vernieuwing.
9 D e cliëntgroepen palliatief terminale zorg en multiprobleemgezinnen zijn pas na de innovatiesessies apart beschreven en zijn daarom niet behandeld in de innovatiesessies. Deze twee cliëntgroepen komt u daarom niet tegen in dit hoofdstuk, maar vindt u wel terug in de achtergrondinformatie bij deze handreiking op www.invoeringwmo.nl
In dit hoofdstuk geven wij per denkrichting een conclusie van de resultaten uit de innovatiesessies over de mogelijkheden in relatie tot de cliëntgroepen uit het eerste deel van deze rapportage (een samenvatting van de cliëntgroepen is opgenomen in bijlage 1)9. Dit is gebaseerd op welke mogelijkheden de deelnemers aan de innovatiesessies zagen. Per innovatie geven de onderzoekers aan het eind van de paragraaf nog een conclusie. Zoals eerder aangegeven gaat het hier om ideeën en gedachterichtingen die globaal van aard zijn en geen blauwdruk vormen. De rapportage beoogt handvatten te bieden aan gemeenten om deze mogelijkheden naar de specifieke omstandigheden in te vullen. De vernieuwingsmogelijkheden kunnen soms de bestaande vormen van extramurale begeleiding vervangen of preventief werken. In een heel aantal gevallen echter kunnen ze alleen dienen als gedeeltelijke vervanging van en/of aanvulling op de bestaande vormen van extramurale begeleiding. Het is aan gemeenten of en hoe zij invulling geven aan de innovaties. Het gaat om een zeer diverse groep aan cliënten: een goede vraagverduidelijking per individu blijft noodzakelijk om in te schatten of de vernieuwingsmogelijkheden in het individuele geval een oplossing zijn voor de vraag. In sommige gevallen werd aangegeven dat de vernieuwingsmogelijkheden binnen de hoofdcliëntgroep niet verschilden tussen de subcliëntgroepen. Wanneer dit onderscheid wel is gemaakt, wordt dit aangegeven. Er is een achtergronddocument beschikbaar waarin een totaal conclusie over de vernieuwingsmogelijkheden bij de verschillende cliëntgroepen is weergegeven. In dat document wordt de tekst uit dit hoofdstuk op een andere manier weergegeven: per cliëntgroep op hoofdlijnen de vernieuwingsmogelijkheden en een totaal conclusie. In bijlage 2 zijn alle ideeën weergegeven die in de innovatiesessies zijn geopperd. De teksten in dit hoofdstuk zijn hiervan een verkorte en samengevoegde weergave.
3.1 Sociaal netwerk/eigen kracht/ zelforganiserend vermogen Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) Versterking van hun zelforganiserend vermogen moet in een eerder stadium plaatsvinden, dan nu vaak gebeurt. Door bijvoorbeeld een Eigen-kracht-conferentie eerder in te zetten, wordt wellicht voorkomen dat deze ouderen in een onstabiele situatie komen. Wat betreft dementerenden is ondersteuning van het zelforganiserend vermogen van hun mantelzorgers van belang.
17 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Het zelforganiserend vermogen is bij deze cliëntgroep niet vanzelfsprekend aanwezig. Het is daarom van belang dat er in eerste instantie professionele begeleiding is om het zelforganiserend vermogen op te bouwen of het proces erheen te begeleiden. Zelfhulpgroepen (voor cliënten door cliënten) zijn hierbij een mogelijkheid. Zorg ook voor een goede ondersteuning van de (jonge) mantelzorgers.
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) De ernst van de verstandelijke beperking is bepalend voor de mate waarin het zelforganiserend vermogen van kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking kan worden benut. Bij het ondersteunen van mensen met een beperking in het voeren van de eigen regie is coaching (in de vorm van levensloopbegeleiding) belangrijk. Een gezinscoach of casemanager, dicht bij de cliënt, kan hierin veel betekenen. Zowel een professional als vrijwilliger kan deze rol vervullen. Daarbij is het voor vrijwilligers van belang om indien nodig terug te kunnen vallen op kennis en deskundigheid. Wanneer een vertrouwensvolle relatie belangrijk is, moeten hulpverleners niet vaak wisselen. Ondersteun daarnaast de mantelzorgers in het systeem. Breng de draaglast en –kracht in het gezin in kaart en help bij het vinden en behouden van een balans hierin.
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Het zo zelfstandig mogelijk zijn, onder andere met hulp vanuit je netwerk, maakt onderdeel uit van de revalidatie (Zvw/AWBZ). Er vindt dan een analyse plaats van het sociale netwerk rond de cliënt, om te zien welke rol zij kunnen spelen en om te kijken of het netwerk kan worden vergroot (bijvoorbeeld door hobby, of weer naar de kerk gaan). Het sociale netwerk moet dan wel worden geïnstrueerd door professionele begeleiding. Mensen die zich dan nog melden voor begeleiding, kunnen dit blijkbaar niet (voldoende) in eigen kring oplossen.
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) De mogelijkheden voor de drie subgroepen verschillen: • Ad 5.1 ernstige fysieke/motorische beperkingen: zelforganiserend vermogen wordt vaak al maximaal ingezet. Hulp vanuit netwerk is mogelijk, maar vaste structuur, tijd en persoon zijn belangrijk om eigen regie te houden. • Ad 5.2 progressief verlopende aandoeningen: zelforganiserend vermogen neemt steeds verder af; professionele begeleiding nodig om achteruitgang van regie en mogelijkheden te vertragen en te ondersteunen bij verliesverwerking. Zaken moeten snel geregeld worden. • Ad 5.3 niet aangeboren hersenletsel: het zelforganiserend vermogen is beschadigd, de hulpvraag komt uit het netwerk en richt zich vaak ook op ondersteuning van het netwerk, naast het bieden van regie en structuur aan de cliënt. Veelal is een sociaal netwerk, door de beperkingen teloor gegaan. Ondersteun daarnaast de (jonge) mantelzorgers in het systeem om voor hen de balans te behouden in draaglast en -kracht.
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) Het gaat om jongeren (o.a. pubers). Van belang is om het accent te leggen op het toekomstperspectief en gebruik te maken van de talenten van de jongeren en hun potentieel te ontdekken. Door in te zetten op hun talenten, zal de begeleiding bij hun beperkingen om te participeren verminderen. Daarnaast is het van belang om ouders, broertjes en zusjes te helpen in de acceptatie van de stoornis van het kind (bijvoorbeeld door lotgenotencontact) en hulp bij de opvoeding.
18 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Conclusie mogelijkheden sociaal netwerk/eigen kracht/zelforganiserend vermogen We concluderen dat niet bij alle cliëntengroepen het zelforganiserend vermogen vanzelfsprekend aanwezig is. Dit betekent dat gemeenten samen met professionele organisaties dit waar mogelijk eerst moeten opbouwen, onder andere door gebruik txe maken van de talenten van de cliënten. Ook kunnen mantelzorgers veel betekenen voor cliënten, waarbij de vraag aan de gemeente is om te zorgen voor een balans tussen draaglast en –kracht. Deze mogelijkheden sluiten aan bij ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’, waarin ook wordt gezocht naar de eigen kracht van de burger.
3.2 Informele ondersteuning Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) Ouderen kunnen veel voor elkaar betekenen. Ook in de informele sfeer. De inzet van vrijwilligers kan daarin ook eenvoudig een rol spelen. Het is belangrijk om voldoende kwaliteit te waarborgen. Er zijn veel zaken waarvoor vrijwilligers kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld voor een bezoek al dan niet na een life-event (overlijden, ziekenhuisopname), levensboeken maken, ontmoetingscentra. Met name voor dementerenden kan het soms belangrijk zijn om enkel binnenshuis ondersteuning te krijgen. Activiteiten buitenshuis (zonder mantelzorgers) kunnen ontregelend werken.
Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Voor een optimale inzet van informele ondersteuners is het van belang dat zij goed zijn voorgelicht en geschoold over deze doelgroep en dat zij ondersteuning krijgen bij het uitvoeren van hun taken. Gemeenten kunnen cliëntenorganisaties vragen en faciliteren om voorlichtingen en scholing te geven. Daarnaast blijft in veel gevallen een combinatie met professionele zorg van belang. Voorbeelden die zijn genoemd: zelfhulpgroepen, lotgenotencontact, ervaringsdeskundigen als vrijwilliger, maatjesprojecten.
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) (Gespecialiseerde) vrijwilligers zijn goed in staat mensen met een verstandelijke beperking te ondersteunen, wanneer zij de ruimte krijgen van professionals. Zij moeten echter geschoold worden op een juiste attitude (afstand, wederkerigheid, regie bij cliënt). Gedragsproblematiek vraagt extra expertise. Het is van belang een actief vrijwilligersbeleid te voeren. Denk daarbij aan een actieve werving, maar investeer bijvoorbeeld ook eens in bedrijven die vrijwilligerswerk willen doen. De doelgroep zelf kan worden gestimuleerd actief te worden in een vriendenclub of zelf (onder begeleiding) vrijwilligerswerk te gaan doen. De ondersteuning vraagt echter wel continuïteit, gezien het belang van een vertrouwensvolle relatie. Denk daarom ook aan buddy’s, maatjes en lifecoaches.
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Het is moeilijk om vrijwilligers een deel van de ondersteuning over te laten nemen. Dit komt door de glazen stolp (en daardoor ontstane subcultuur bij auditief beperkten), de comorbiditeit (visueel beperkten) en de steeds veranderende en verslechterende problematiek (auditief en visueel beperkten). Mensen die zich voor begeleiding melden hebben vaak geen mantelzorgers. Lokale cliënteninitiatieven voor en door cliënten dragen wel bij aan informele ondersteuning.
19 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Informele ondersteuning kan een deel van de zorg uitvoeren, mits aan randvoorwaarden wordt voldaan: • Ad 5.1 ernstige fysieke/motorische beperkingen: ondersteuner (mantelzorger/ vrijwilliger) moet geschoold worden op juiste attitude (afstand, wederkerigheid, regie bij cliënt). • Ad 5.2 progressief verlopende aandoeningen: idem, met daarbij ook aandacht voor verlieservaring, stervensbegeleiding en rouwverwerking. • Ad 5.3 niet aangeboren hersenletsel: ondersteuner moet kennis hebben van aandoening en aanpak (tempo en dergelijke) en moet continuïteit bieden. Ondersteun daarnaast de (jonge) mantelzorgers in het systeem om voor hen de balans te behouden in draaglast en -kracht.
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) Bij jongeren is het goed om gebruik te maken van een informele steunstructuur met een netwerk van ‘gezagsdragers’ vanuit de maatschappij, zoals midden- en kleinbedrijf, bestuurder school, directeur woningcorporatie, voorzitter sport-/muziekvereniging. Gezagsdragers worden geaccepteerd door de cliënten en kunnen hen ondersteunen, aanspreken op hun gedrag en beschermen hen indien nodig. De informele steunstructuur (vrijwilligers en mantelzorgers) is gebaat bij een professionele ondersteuning vanuit een formele structuur. Conclusie mogelijkheden informele ondersteuning De inzet van informele ondersteuning door vrijwilligers en mantelzorgers uit de wijk en omgeving rondom de cliënt is bij alle cliëntgroepen mogelijk. Voor een aantal groepen geldt dat daarbij aan een aantal randvoorwaarden moet worden voldaan. Voor een goede kwaliteit van deze ondersteuning is het belangrijk dat gemeenten zorgen voor voorlichting en scholing van vrijwilligers in kennis van en attitude naar de cliënten. Daarnaast is het belangrijk dat gemeenten zorgen voor een professionele ondersteuning waarop de informele steunstructuren kunnen terugvallen. Deze mogelijkheden sluiten aan bij ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’, waarin ook wordt gezocht naar een optimale verhouding tussen formeel en informeel.
3.3 Algemene en collectieve voorzieningen Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) De bundeling van budgetten vereenvoudigt de organisatie van activiteiten voor ouderen op wijkniveau. Daarnaast kan het voor een goede aansluiting met de wijk raadzaam zijn om dagactiviteiten vanuit welzijnsinstellingen aan te bieden en niet vanuit AWBZ-instellingen. Dagactiviteiten vanuit AWBZinstellingen stigmatiseren namelijk eerder, waardoor minder doelgroepen gebruik maken van de voorziening dan als een welzijnsinstelling dit aanbiedt.
20 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Er liggen bij deze cliëntgroep zeker mogelijkheden voor deze denkrichting voor vernieuwing. Met algemene/collectieve voorzieningen kun je mogelijk de ondersteuning beter laten meebewegen met het fluctueren van hun problematiek. Zorg wel voor een laagdrempelige en gastvrije inloop, anders komen deze cliënten niet. Gebruik kwartiermakers en ervaringsdeskundigen. Voor een deel van deze doelgroep geldt bovendien dat het noodzakelijk is om eerst door professionele begeleiding en samenwerkende organisaties in de wijk en buurt naar deze voorzieningen toegeleid te worden.
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) Er liggen mogelijkheden voor mensen met een verstandelijke beperking op het gebied van algemene en collectieve voorzieningen. Daarbij gelden wel voorwaarden, zoals vervoer, toegankelijkheid en continuïteit (waarborg dat aanbod blijft). Het is een goede optie om de huidige doelgroepen van voorzieningen te combineren met nieuwe doelgroepen, zoals de combinatie van zorg en ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking (VG) en ouderen (V&V). Bijvoorbeeld ‘appeltjesoma’s’; ouderen van een dagbestedingsgroep die appels schillen op een kinderdagcentrum. Denk daarnaast bijvoorbeeld ook aan een centrale hulppost die voor meerdere doelgroepen beschikbaar is.
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Het gebruik maken van algemene en collectieve voorzieningen voor de cliënten met een visuele beperking kan alleen wanneer deze voorzieningen worden aangepast, zodat communicatie met deze mensen mogelijk is. Denk aan: formulierenbrigade en schuldhulpverlening voor cliënten met een enkelvoudige vraag en huisbezoeken van ouderenadviseurs voor de signalering van oudere cliënten met een auditieve en/of visuele beperking. De verwachting voor cliënten met een auditieve beperking is dat er zoveel (ingrijpende) aanpassingen nodig zijn aan algemene en collectieve voorzieningen, dat begeleiding op maat een beter optie is.
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Inzet van algemene en collectieve voorzieningen is mogelijk als: • Ad 5.1 ernstige fysieke/motorische beperkingen: specifiek vervoer en toegankelijkheid is geregeld. • Ad 5.2 progressief verlopende aandoeningen: idem, en moet snel geregeld kunnen worden. • Ad 5.3 niet aangeboren hersenletsel: rekening wordt gehouden met prikkelgevoeligheid, gedragsproblemen en structuur.
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) • Ad 6.1 jongeren zonder behandeling naast begeleiding: zet de talenten van jongeren in op reguliere plekken: deelname aan gewone sport, stageplekken, culturele en welzijnsactiviteiten. • Ad 6.2 jongeren met behandeling naast begeleiding: deze denkrichting voor vernieuwing is voor deze cliënten soms bruikbaar aanvullend op de individuele aanpak vanwege actieve psychiatrische problematiek en gedragsproblemen.
21 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Conclusie mogelijkheden algemene en collectieve voorzieningen Ook algemene en collectieve voorzieningen zijn voor een deel van de cliëntgroepen een (gedeeltelijke) oplossing. In sommige gevallen is het zelfs goed mogelijk om het aanbod voor doelgroepen te combineren, zoals voor cliënten met een verstandelijke beperking en ouderen. Ook is het de moeite waard te onderzoeken hoe zoveel mogelijk kan worden aangesloten op reguliere voorzieningen. Randvoorwaarden die een gemeente wel moet regelen zijn vervoer naar de voorziening, (rolstoel)toegankelijkheid en continuïteit (waarborg dat aanbod blijft). Deze mogelijkheden sluiten aan bij ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’, waarin ook wordt gezocht naar een doordachte balans van collectief en individueel en samen met de burger wordt vastgesteld wat het resultaat van de ondersteuning moet zijn en welke oplossingen daaraan bijdragen. Het gaat dan lang niet altijd om individuele voorzieningen. Ook met algemeen aanbod kan het resultaat worden bereikt.
3.4 Verbinding andere beleidsterreinen Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) Ouderen kunnen actief worden gehouden in de wijk. Aansluiting bij culturele evenementen (concerten) of een jeux des boules veldje zijn daar voorbeelden van. Fysiotherapie in het fitnesscentrum in de wijk in plaats van het revalidatiecentrum een dorp verderop is ook een goed voorbeeld van eenvoudig innoveren. Voor ouderen met alleen of een incomplete AOW kan een gemeentelijke kortingspas of een kleine bijdrage het verschil maken tussen meedoen of thuisblijven.
Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Met name de verbinding met cultuur, werk en onderwijs ziet men als mogelijkheden voor innovatie. De vraag naar begeleiding zal afnemen als cliënten een goede toeleiding naar arbeid of sociale activering hebben en doorstromen naar (betaald) werk. Er wordt met name aandacht gevraagd voor adolescenten die de overgang van school naar werk maken.
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) Samenwerking met zorg, onderwijs en (sport)verenigingen leidt tot kansen voor mensen met een verstandelijke beperking. Ditzelfde geldt voor de samenwerking met de terreinen arbeid, wonen en inkomen (waaronder schuldhulpverlening). Bij het op een zo ‘normaal’ mogelijke wijze meedoen in de samenleving is voor mensen met een verstandelijke beperking arbeidsparticipatie in winkels, horeca en bedrijven van belang. Dat heeft vaak niet alleen een waarde als gedeeltelijke arbeidsprestatie, maar kan het werkplezier en het sociale gezicht van bedrijven, clubs en organisaties verhogen. Mensen met een beperking hebben het echter wel vaak nodig dat er iemand is die hen ‘aan de hand neemt en de weg wijst’. Ook bij dit onderwerp geldt dat vervoer en toegankelijkheid voorwaarden zijn.
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Voor gemeenten is vooral een rol weggelegd om voorlichting te geven over de mogelijkheden van vrijwilligerswerk in combinatie met een uitkering. Gebruik de andere terreinen ook om problematiek te signaleren.
22 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Er zijn combinaties mogelijk in vervoer, onderwijs, wonen, hulp bij huishouden en sport. Een integrale benadering bij vraagverheldering is belangrijk, bijvoorbeeld ook rondom werk en inkomen. De meerwaarde van gemeenten ligt in het bieden van regie, zodat signalen worden opgevangen en gedeeld.
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) Ad 6.1 zonder behandeling: met name de verbinding met onderwijs, cultuur, sport en recreatie ziet men als mogelijkheden voor innovatie. Ad 6.2 met behandeling: gebruik andere beleidsterreinen vooral om de jongeren te vinden door signalen bij elkaar te brengen en dan de verschillende hulp en ondersteuning met elkaar te verbinden. Conclusie mogelijkheden verbinding andere beleidsterreinen Bij alle cliëntgroepen worden mogelijkheden gezien voor de verbinding met andere beleidsterreinen. Genoemd zijn werk, onderwijs, cultuur, sport, wonen, inkomen, vervoer en hulp bij het huishouden. De opgave aan de gemeenten in samenwerking met andere partijen is om ervoor te zorgen dat deze verbindingen ook daadwerkelijk tot stand worden gebracht. Wel gelden voor enkele groepen voorwaarden als vervoer en toegankelijkheid. Voor veel cliënten die nu begeleiding ontvangen, geldt dat dit maar een onderdeel is van de zorg en ondersteuning die zij ontvangen. In deel 1 van deze rapportage is ook aangegeven welke andere kenmerkende zorg en ondersteuning (AWBZ, Zvw, Wmo/welzijn, jeugdzorg, werk/onderwijs, justitie) cliënten ontvangen naast de begeleiding. Het is aan de gemeenten om de begeleiding in te vullen in samenwerking en goede afstemming vanuit al hun beleidsterreinen en met de rest van de ketenpartners. Daarin is veel efficiency en effectiviteit te behalen. Deze mogelijkheden sluiten aan bij ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’, waarin ook integraal werken centraal staat.
3.5 Huisvesting Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) Huisvesting is een belangrijk element betreffende het behoud van zelfstandigheid van ouderen. Kijk daarom vooruit bij nieuwe bestemmingsplannen en de bouw van voorzieningen. Wanneer deze geschikt zijn voor ouderen, bijvoorbeeld alles op rollator-afstand, kunnen zij zo lang mogelijk op zichzelf blijven wonen en minder gebruik maken van begeleiding in groepsverband.
23 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Voorbeelden bij huisvesting die zijn genoemd om de participatie van deze cliënten te bevorderen zijn: • Betrek woningcorporaties (bij signalering en voorkomen huisuitzettingen) • Zorg voor locaties waarbij ontmoeting met de ander op natuurlijke wijze gebeurt. • Zorg voor ondersteuning in de buurt van de huisvesting. • Zorg voor diversiteit in wonen en groepen die samenleven. • Gebruik maatschappelijke vastgoed breder: vastgoed van zorgaanbieders voor alle burgers en algemeen vastgoed (van gemeenten) ook specifiek voor bepaalde doelgroepen.
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) Huisvesting kent veel vernieuwingsmogelijkheden voor mensen met een beperking. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om samenwerking met woningbouwcorporaties. Denk daarnaast bijvoorbeeld ook aan een combinatie van wonen voor verschillende doelgroepen. Er zijn een aantal voorwaarden die samenhangen met huisvesting, zoals vervoer en tilvoorzieningen. Mensen met een beperking moeten er kunnen komen en zich binnen een woning/gebouw kunnen verplaatsen. Daarnaast moet huisvesting specifiek zijn ingericht voor multidisciplinair, therapeutisch en deels prikkelarm aanbod. De faciliteiten voor mensen met een beperking kunnen overigens ook van waarde zijn voor de maatschappij (gebruik maatschappelijk vastgoed), bijvoorbeeld door in de avonduren babyzwemmen in het kinderdagcentrum te organiseren. Tot slot biedt domotica kansen voor vernieuwing van zorg en ondersteuning door bij te dragen aan de zelfregie van de cliënt, zorg op afstand en het langer blijven wonen in de eigen omgeving.
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Door woonzorgzones te creëren met een inloophuis, kan de begeleiding van het inloophuis en de ontmoeting voor cliënten worden gecombineerd op voorwaarde dat dit op communicatief, mobiliteitsen technologisch gebied is aangepast (en geldt voor gemeenten met enig volume aan cliënten). Cliënten kunnen dan ook gebruik maken van elkaars kracht en psychosociale ondersteuning.
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Er zijn mogelijkheden voor andere huisvesting van begeleiding onder voorwaarde dat het toegankelijk is voor rolstoelen, dat vervoer geregeld is, dat er een professional is voor persoonlijke zorg en dat structuur en vastigheid geboden worden. Een kleine omvang van de groep is waarschijnlijk een probleem bij het organiseren van huisvesting in reguliere setting. Conclusie mogelijkheden huisvesting Adequate huisvesting zorgt ervoor dat cliënten langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Samenwerking van gemeenten met woningbouwcorporaties is hierin belangrijk. Door te zorgen voor diversiteit in bewoners, kan bovendien de “kracht van de lokale gemeenschap” worden benut (‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’). Randvoorwaarden, zodat mensen met beperkingen er ook daadwerkelijk kunnen wonen, zijn voorzieningen in de buurt en toegankelijkheid van ruimtes. Daarnaast is het verstandig om te onderzoeken of beter gebruik kan worden gemaakt van vastgoed voor dagbesteding/dagvoorzieningen, dat nu voor cliënten met beperkingen wordt gebruikt, door bijvoorbeeld deze ruimtes ook te gebruiken voor niet beperkte bewoners. Dit geldt ook andersom: algemene ruimtes gebruiken voor mensen met een beperking.
24 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
3.6 Technologie Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) Verbindingen op afstand kunnen er voor zorgen dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Ook hulpmiddelen, bijvoorbeeld om de gordijnen dicht te doen, kunnen hierbij behulpzaam zijn. Verder is het belangrijk om geen nieuwe apparaten voor ouderen te ontwikkelen, maar het gebruik van de huidige apparaten goed te introduceren. Speciaal voor dementerenden kan worden gedacht aan het ‘begrenzen’ van een gebied (zodat bekend is wanneer deze uit de veilige zone wandelen) of een Wii voor een Alzheimerpatiënt in verband met zijn bewegingsdrang, zodat men ook kan bewegen zonder dat altijd een begeleider mee moet gaan.
Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Men ziet veel mogelijkheden bij deze cliëntgroep voor deze denkrichting voor vernieuwing, zoals alarmering, e-health, telezorg en social media. In het bijzonder voor de groep die behoefte heeft aan structuur en aan het controleren van de omgevingsfactoren. In mindere mate geldt dit voor de groep die behoefte heeft aan bescherming (niet alle cliënten kunnen deze prikkels aan).
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) Deze doelgroep heeft levenslang en levensbreed ondersteuning nodig. Menselijk contact is daarom erg belangrijk. Dit is niet te vervangen door social media. Verder vraagt deze denkrichting voor vernieuwing veel regievermogen en initiatief van de verstandelijk beperkten. Dat is niet bij iedereen aanwezig. Meer mogelijkheden zijn er voor LVG-ers en autisten. Zij hebben vrij snel door hoe om te gaan met nieuwe technologieën. Voor de mensen met een ernstige verstandelijke beperking kan bij de ondersteuning van de zorg aan beeldcontact/alarmering worden gedacht.
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking De technologische oplossingen voor deze cliënten worden in het revalidatieproces al zo goed mogelijk gebruikt. Extra mogelijkheden zijn nog: lotgenotencontact en het afhandelen van eenvoudige hulpvragen via beeldtelefoon (cliënten met een auditieve beperking).
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Er zijn veel mogelijkheden, gericht op praktische handelingen in huis en op ondersteuning van geheugen en communicatie. De hulpmiddelen moeten goed uitgedacht en op maat gemaakt worden en kunnen de menselijke ondersteuning niet volledig vervangen.
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) Gebruik nieuwe social media om aan te sluiten bij de leefwereld van de jongeren.
25 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Conclusie mogelijkheden technologie Bij de meeste cliëntgroepen is veel mogelijk met technologie en veel daarvan wordt nu ook al ingezet in het voortraject/revalidatie vanuit de Zvw. De mogelijkheden kunnen wellicht nog uitgebreid worden door technologie voor een bepaalde cliëntgroep (bijvoorbeeld pictogrammen voor dagstructuur via touchscreen voor autisten) ook (na aanpassing) te gebruiken voor andere cliëntgroepen (ouderen met beperkingen).
3.7 Regionaal-/wijkniveau Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) De bundeling van budgetten vereenvoudigt de organisatie van activiteiten voor ouderen op wijkniveau. Daarnaast is het voor een goede aansluiting met de wijk raadzaam om dagactiviteiten vanuit welzijnsinstellingen aan te bieden en niet vanuit AWBZ-instellingen. Dagactiviteiten vanuit AWBZ-instellingen stigmatiseren namelijk eerder, waardoor minder doelgroepen gebruik van maken van de voorziening dan als een welzijnsinstelling dit aanbiedt. Dit geldt ook voor de overige groepen.
Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Voor deze denkrichting voor vernieuwing wordt aangegeven dat ondersteuning zowel regionaal als op wijkniveau beschikbaar moet zijn, een en ander ook afhankelijk van de omvang van de doelgroep en de wens van de cliënt en de mate van beperking/handicap. Denk hierbij aan outreachende wijkteams door verschillende professionals en voor verschillende doelgroepen (verbinding zorg en ondersteuning). Kwartiermakers kunnen hierin een rol spelen.
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) Ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking op wijkniveau kan prima. Actief de wijk ingaan en outreachend werken spelen een grote rol bij het betrekken van mensen met een beperking in de wijk. Kennen (van VG) is accepteren. Kennen en accepteren zijn voorwaarden om te betrekken. In dorpen is overigens vaak nog meer dan in wijken sprake van sociale cohesie van waaruit mensen met een verstandelijke beperking kunnen worden ondersteund. Wel is het van belang om het regionale niveau niet uit te sluiten. Hiermee gaat specifieke expertise verloren. Voor ernstig meervoudig complex gehandicapten of mensen met ernstige gedragsproblematiek is de ondersteuning waarschijnlijk niet in de wijk te organiseren. Waar in verband met deze beperkingen specifieke eisen aan huisvesting en begeleidings-klimaat worden gesteld, moet worden meegewogen voor welke schaal (wijk, stad, regio) een dergelijke voorziening efficiënt en effectief is.
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Wanneer professionele begeleiding nodig is voor deze groep, dan is deze groep te klein om op wijkniveau ondersteuning te regelen. Bovenregionaal kan deze ondersteuning waarschijnlijk het beste worden opgelost.
26 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Het gewenste/benodigde niveau is voor veel voorzieningen regionaal, omdat het op gemeentelijk niveau een (te) kleine groep is. Waar het gaat om informele zorg en integrale netwerken ligt een wijkgerichte benadering meer voor de hand. De diversiteit van de doelgroep maakt dit echter niet makkelijk.
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) Ook voor deze groep kan een integrale, wijkgerichte aanpak werken. Zorg daarbij wel voor wederkerigheid door cliënten uit deze doelgroep iets te doen te geven in de wijk en zo ook in contact te brengen met gezagsdragers in de wijk. Sluit het regionale niveau niet uit voor cliënten met specifieke problematiek.
Conclusie mogelijkheden regionaal-/wijkniveau De keuze van aanbod op regionaal of wijkniveau is mede afhankelijk van de grootte van de cliëntgroep. Dit kan erg verschillen binnen gemeenten. Indien ondersteuning in de wijk een keuze van de gemeenten is, zorg dan voor outreachende wijkteams die mensen met en zonder beperkingen met elkaar in contact brengen. Het kennen en accepteren van elkaar zijn voorwaarden om elkaar te betrekken en ondersteunen. Ook mensen met beperkingen kunnen wat terug doen voor de buurt. Deze mogelijkheden sluiten aan bij ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’, waarin ook wordt gesproken over “de kracht van de lokale gemeenschap”.
3.8 Anders… Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Geef de inclusieve samenleving vorm. Dit kan ondersteund worden door zorg te dragen voor meer contact met de ‘gewone burgers’, bijvoorbeeld door sociaal ondernemerschap en/of private partners met ‘een groot hart’.En kijk ook wat de cliënt zelf kan en wil bijdragen.
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) • Als laatste denkrichting voor vernieuwing is ‘Samenwerking en samenhang’ genoemd. De eerste lijn (bijvoorbeeld huisarts) is belangrijk als vindplaats en educatie van deze eerste lijn is daarmee erg belangrijk. • Benut verschillende invalshoeken. Op gemeentelijk niveau is dat waarschijnlijk makkelijker.
Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Gevraagd wordt om ook aandacht voor deze kleine groep te hebben. Door bijvoorbeeld een functionaris van de gemeente met deze taak te belasten, kan deze functionaris bruggen slaan voor deze cliënten: ook op andere beleidsterreinen dan de Wmo. Zet bijvoorbeeld gebarentolken in bij relevante publieksbijeenkomsten.
27 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Aandachtspunten bij de begeleiding in de Wmo zijn de integraliteit met ADL-zorg en de benadering van het cliëntsysteem als geheel. Verwachting is dat bij deze groep individuele voorzieningen nodig zijn om eigen kracht te optimaliseren en het gebruik van informele zorg, algemene en collectieve voorzieningen te vergroten.
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) Deze jongeren hebben vaak moeite te accepteren dat ze een levenslange ziekte hebben. Alle ondersteuners moeten hierop in kunnen spelen.
3.9 Tot slot Als we kijken naar de conclusies per denkrichting voor cliëntgroepen met extramurale begeleiding, dan liggen er kansen voor vernieuwing in de verbinding met andere voorzieningen op prestatievelden in de Wmo (bijvoorbeeld vervoer, welzijn en mantelzorgondersteuning) en met andere beleidsterreinen (bijvoorbeeld minimabeleid, re-integratie en (beschut) werk). Gemeenten kunnen bij uitstek de begeleiding invullen in samenwerking en goede afstemming vanuit al hun beleidsterreinen en met de rest van de ketenpartners. Ook hier zijn wij voorbeelden van tegengekomen, zoals een bedrijf dat strijk- en waswerk doet voor gezinnen die huishoudelijke ondersteuning (Wmo) nodig hebben. Bij dit strijk- en wasbedrijf werken mensen die een uitkering hebben en (nog) geen ander werk hebben gevonden (Wet Werk en Bijstand). Een dergelijke vorm kan ook gebruikt worden als actieve dagbesteding voor licht verstandelijk beperkte mensen (begeleiding) of mensen in arbeidsreintegratietrajecten. Of het voorbeeld van Marij die een verstandelijke beperking heeft en dankzij het ‘Netwerk Welzijn Versterkt’ een baan vond als ‘juf’ op school. Zie bijlage 3 voor andere voorbeelden waarin o.a. dagbesteding en –activering voor verschillende cliëntgroepen tezamen wordt aangeboden. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor gemeenten om, daar waar mogelijk naast professionele ondersteuning, de eigen kracht van mensen te laten spreken, het sociale netwerk te benutten en vrijwilligers in te zetten. Verder zijn De Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl ook de bakens voor de vernieuwingsmogelijkheden voor de begeleiding. Bij het vernieuwen van het begeleidingsaanbod kunnen gemeenten het beste aansluiten bij de ontwikkelingen die hiermee al in gang zijn gezet. Het zal bij de cliëntgroepen die extramurale begeleiding ontvangen alleen wel vaker een grotere (professionele) inspanning en de invulling van bepaalde randvoorwaarden vragen om ook daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van hun eigen kracht, hun sociale netwerk en de inzet van vrijwilligers. Maar dat die vernieuwing wel degelijk mogelijk is, laten o.a. de voorbeelden die zijn opgenomen in bijlage 3 van deze handreiking zien.
28 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Bijlage 1. Cliëntgroepen In deze bijlage vindt u een samenvatting van de beschrijvingen van de cliëntgroepen uit het eerste deel van deze rapportage. De cliëntgroepen die nu extramurale AWBZ-begeleiding ontvangen en waarvan wij in deze rapportage een samenvatting hebben opgenomen, zijn: 1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+); 1.1. Ouderen die door lichamelijke achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid 1.2. Ouderen die door cognitieve achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid 2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr); 3. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG); 3.1. Kinderen met enkelvoudige problematiek 3.2. Jeugd - Licht verstandelijk gehandicapten (J-LVG) 3.3. Verstandelijk beperkte volwassenen met enkelvoudige problematiek 3.4. Kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige complexe beperking 3.5. Kinderen en volwassenen met probleemgedrag 4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking; 4.1. Kinderen en volwassenen met een auditieve handicap 4.2. Kinderen en volwassenen met een visuele handicap 4.3. Kinderen en volwassenen met een auditieve en visuele handicap 5. Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG); 5.1. Mensen met ernstige fysieke/motorische beperkingen en meervoudige problemen op (bijna) alle levensgebieden 5.2. Mensen die door progressief verlopende aandoeningen meervoudige problemen ondervinden op (vrijwel) alle levensgebieden 5.3. Mensen met niet aangeboren hersenletsel met meervoudige problemen op alle levensgebieden die van tijd tot tijd zeer wisselend kan verlopen 6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr); 6.1. Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (zonder noodzaak van behandeling) 6.2. Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (met noodzaak van behandeling) 7. Palliatief terminale zorg 8. Multiprobleemgezinnen
10 TransitieBureau, Verslag van consultatierondes met zorgaanbieders, cliënt- en patiëntorganisaties en gemeenten over aandachtspunten bij specifieke doelgroepen bij decentralisatie van extramurale begeleiding, november 2011.
Deze groepen kwamen ook in de consultatierondes over specifieke groepen, van het TransitieBureau met zorgaanbieders, cliënt- en patiëntorganisaties en gemeenten, naar voren10. In deze bijlage vindt u per cliëntgroep een korte inhoudelijke samenvatting. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod: een algemene beschrijving, de zorg- en ondersteuningsvraag, beoogd resultaat extramurale begeleiding en huidig aanbod aan deze cliëntgroep.
29 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
1. O uderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) 1.1 Ouderen die door lichamelijke achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Oudere cliënten raken vaak door achteruitgang van hun vitaliteit (bijvoorbeeld een slechte mobiliteit, slecht horen of zien) beperkt in hun zelfredzaamheid. Deze beperkingen leiden er toe dat zij minder (zelfstandig) de deur uitgaan. Er zijn niet altijd kinderen of andere familie om de cliënten te ondersteunen of ze wonen daarvoor te ver weg. Hierdoor dreigt gevaar van vereenzaming. Vaak hebben ouderen last van bijkomende problematiek, bijvoorbeeld (niet-onderkende) depressiviteit of grote psychosociale problematiek. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Ik heb geen energie meer en voel me eenzaam. Kan ik hulp krijgen om zelfstandig te blijven wonen en om in contact te komen met andere mensen?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
De cliënt kan deelnemen aan activiteiten in wijkgebouwen, als de fysieke en psychische gesteldheid dit toelaat. Door de beperkingen kunnen zij echter vaak niet goed meedoen aan het huidige aanbod. De cliënten worden moeilijk geaccepteerd in een groep van ‘gezonde ouderen’, omdat zij vaak ander sociaal gedrag vertonen. Daarnaast is het tempo vaak te hoog en wordt er tijdens de activiteit te veel van hen verwacht (bijvoorbeeld klaverjassen) . Beweegactiviteiten als fitgym zijn belangrijk. Het gaat hierbij om valpreventie en behoud/opbouw van conditie.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Daginvulling: de cliënt heeft een regelmatige structuur in zijn dagelijkse leven en maakt gebruik van een passende dagbesteding in de vorm van dagactiviteiten. • Sociaal functioneren: de cliënt heeft een sociaal netwerk met daarbinnen goede contacten met familie, vrienden en buren opgebouwd of het netwerk van de cliënt is versterkt. • Wonen: compenseren van beperkingen waardoor de cliënt zelfstandig kan blijven wonen en leven.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Thuiszorg • Dagverzorging • Dagbehandeling • GGZ-organisaties • Instellingen voor cliënten met zintuiglijke beperkingen • Mantelzorgondersteuning • Vrijwillige thuishulp • Curator/mentorschap
30 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
1.2 Ouderen die door cognitieve achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld De cliënten in deze groep betreffen ouderen met cognitieve problemen, zoals oriëntatiestoornissen, geheugenproblemen en een verstoorde waarneming van de omgeving. Ze hebben moeite het overzicht te bewaren en de dagelijkse dingen te plannen en uit te voeren. Ze begrijpen de wereld om hen heen niet meer goed en hebben moeite om sociale contacten aan te gaan. Het betreft vaak de ‘oudere oudere’ (boven de 80 jaar). Ouderen wonen vaak nog thuis of in een complex met andere ouderen. In een ouderencomplex kan onderlinge hulp beperkt worden gegeven, het wonen in zo’n complex biedt echter wel volop mogelijkheden voor sociaal contact en vaak is er een hoog veiligheidsgevoel. Er is vaak mantelzorg (partner, kinderen, soms neven/nichten), maar overbelasting van deze persoon dreigt. Het is daarom belangrijk om de cliënt niet op zichzelf te benaderen, maar het cliëntsysteem als geheel. Binnen het cliëntsysteem hebben verschillende personen verschillende ondersteuningsbehoeften. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Cliënten hebben vaak niet in de gaten dat ze cognitief achteruitgaan. In de ogen van cliënten is hulp dan ook niet noodzakelijk. De zorg- en ondersteuningsvraag komt dan ook vaak uit de omgeving van de cliënt, bijvoorbeeld van de mantelzorger. Kan onze partner/moeder/vader hulp krijgen om gevaarlijke situaties en verwaarlozing op het gebied van gezondheid, voeding en persoonlijke verzorging te voorkomen?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
Cliënten met dementie zijn beperkt leerbaar. Aanspreken op hun mogelijkheden en zo min mogelijk confronteren met beperkingen vergroot het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid. Bewegen is een essentieel onderdeel. Het gaat hierbij om valpreventie en behoud/opbouw van conditie. Ondersteuning en het informeren van de mantelzorgers is belangrijk om de cliënt zo lang mogelijk op een voor iedereen verantwoorde manier thuis te laten wonen.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: onveilige situaties worden voorkomen. • Daginvulling: de cliënt heeft een regelmatige structuur in zijn dagelijkse leven en maakt gebruik van een passende dagbesteding in de vorm van dagactiviteiten. Cliënten worden van dagbesteding actiever en gaan makkelijker sociale contacten aan in de thuissituatie. • Financiën: op het gebied van administratie en financiën is overzicht. • Psychisch functioneren: -D e draagkracht van de mantelzorger of het steunsysteem wordt overeind gehouden. -D e cliënt neemt op tijd zijn medicatie in. Daarnaast worden tijdig signalen van onrust herkend. Dit om escalatie van de situatie te voorkomen. De oorzaken van de onrust worden gezocht, zodat er kan worden ingespeeld op de behoefte van de cliënt. • Lichamelijk zorg: de cliënt ziet er schoon en verzorgd uit en eet en drinkt iedere dag.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Thuiszorg • Dagverzorging • Dagbehandeling • GGZ-organisaties • Casemanagement • Mantelzorgondersteuning
31 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
2. V olwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Binnen de hoofdgroep volwassenen met psychiatrische problematiek, kunnen drie subgroepen worden onderscheiden: • Volwassenen met fluctuerende psychiatrische problematiek (behoefte aan bescherming); • Volwassenen met stabiele psychiatrische problematiek (behoefte aan structuur); • Volwassenen met stabiele psychiatrische problematiek (behoefte aan regulering van omgevingsfactoren). Cliënten kunnen op verschillende momenten in één van de drie groepen vallen. Daarom beschrijven we de cliëntgroep volwassenen met psychiatrische problematiek als een geheel. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Hoe kan ik een zo ‘normaal’ mogelijk leven leiden, waarbij ik word ondersteund bij het uitvoeren van de dagelijkse handelingen, dagstructurering en in sociale contacten en contacten met instanties?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
De mogelijkheden van de cliënten worden sterk bepaald door hun ziekte. Zij moeten dagelijks hun – toch al verminderde – energie steken in het omgaan daarmee. Door hun ziekte hebben zij moeite met het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk dan wel vinden van aansluiting bij reguliere maatschappelijke voorzieningen. Zij kunnen over het algemeen niet voldoen aan de eisen die noodzakelijk zijn om hierin adequaat te functioneren.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: de cliënt kan omgaan met (kleine) routinematige zaken. • Werken/daginvulling: de cliënt heeft een zinvolle dagbesteding en een gestructureerde dagindeling of de dagbesteding is de toeleiding naar (betaald) werk en een opstap naar een re-integratie traject. • Financiën: de cliënt weet hoe om te gaan met geld of wordt hierin ondersteund. De financiële problemen zijn beperkt. • Sociaal functioneren: de cliënt heeft een sociaal netwerk opgebouwd, dan wel versterkt (met daarbinnen goede contacten met familie). • Psychisch functioneren: de cliënt leert om te gaan met zijn of haar beperking en heeft een vergroot zelfvertrouwen (empowerment en eigen kracht).
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Gevraagd en ongevraagd (dagelijkse) persoonlijke begeleiding en aandacht • 24uurs begeleiding in nabijheid op afroep (achterwacht) • Inloopvoorzieningen • Recreatieve, educatieve en ontwikkelingsgerichte dagactiviteiten. Dagactiviteiten met als doel toeleiding naar werk. • Ambulante behandeling GGZ en/of verslavingszorg • (Woon)begeleiding vanuit maatschappelijke en vrouwenopvang • Somatische (thuis)zorg • Kwartiermakersprojecten • Begeleiding zelfstandig wonen • Begeleiding door cliëntenorganisaties, lotgenoten • Nazorgprogramma ex-detentie
32 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
3. K inderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) 3.1 Kinderen met enkelvoudige problematiek De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld De kinderen in deze cliëntgroep variëren van kinderen van 1, 2 jaar - waarvan de diagnose nog niet helder is en waar nog veel ontwikkeling in zit – tot jongeren van 17, 18 jaar – waar meer wordt gewerkt aan het toekomstperspectief en waar het gedrag nogal eens voor problemen zorgt. De verstandelijke beperking kan zijn gecombineerd met lichamelijke problematiek, gedragsproblematiek of bijvoorbeeld autisme of andere psychiatrische problematiek. Het gaat in deze cliëntgroep om kinderen met een matige of ernstige verstandelijke beperking die ondersteuning krijgen in de gezinssituatie (opvoedondersteuning). op een KDC en in het kader van BSO, vakantieopvang en logeren. Het merendeel van de jongeren bezoekt speciaal onderwijs, bijvoorbeeld een ZMLK school. De kinderen hebben problemen met hun concentratie. Hun aandachtsspanne is kort. Een beperkt aantal kinderen blijft met leerplichtontheffing het KDC bezoeken. Sommige kinderen hebben aanvullende AWBZ-begeleiding en verzorging op school. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Hoe kan ik een zo ‘normaal’ mogelijk leven leiden, waarbij mijn familie goed wordt ondersteund en ik mezelf maximaal kan ontwikkelen?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
Onderwijs: ‘leren’ in aangepast tempo: op school, in het kinderdagcentrum (KDC) en thuis (onderwijs is lang niet voor iedereen haalbaar). Daarnaast gaat het zowel om leren op praktisch gebied als op het gebied van sociale omgang.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Werken/daginvulling: het kind heeft een daginvulling waar hij/zij voldoening van krijgt en die aansluit bij zijn mogelijkheden, interesses en wensen op het gebied van onder andere vrijetijdsbesteding. • Sociaal functioneren: het kind heeft een sociaal netwerk, doet met andere kinderen mee in clubs of verenigingen.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Individuele begeleiding • Kinderdagcentrum • Ambulante ondersteuning • Orthopedagogische behandelcentra • Begeleiding bij de ontwikkeling in (vastgelopen) thuissituaties, schoolsituaties of in de maatschappij • Organisaties voor mensen met een verstandelijke beperking, organisaties voor autismebegeleiding
33 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
3.2 Jeugd Licht verstandelijk gehandicapten (LVG) De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Het gaat in deze cliëntgroep om LVG-jongeren. Ze hebben een beperkte sociale zelfredzaamheid, leer- en opvoedingsproblemen, gedragsproblemen en/of psychiatrische stoornissen. Voor een deel van de doelgroep speelt dit in combinatie met problemen in het gezin, zoals verwaarlozing en mishandeling. De schooluitval is hoog bij deze jongeren. Lezen, schrijven en rekenen is vaak onvoldoende om zelfstandig te kunnen functioneren. Jongeren kunnen ook naar een sociale werkplaats gaan. De jongeren hebben problemen met hun concentratie. Hun aandachtsspanne is kort. De beperking van jongeren is vaak niet op basis van uiterlijke kenmerken te herkennen. Vooral in gesprek (vaak wat diepergaand) met de jongere blijkt dat er sprake is van een lichte verstandelijke beperking. Ze zijn over het algemeen goed in sociaal wenselijk gedrag vertonen. Dit kan leiden tot problemen, bijvoorbeeld door overschatting en overvraging van de cliëntgroep. Een deel van de cliëntgroep komt vaak in aanraking met criminaliteit, alcohol en drugs, gameverslaving en seksueel misbruik. Dertig procent van de zwerfjongeren in Nederland (totaal aantal is 9000) valt in deze cliëntgroep. Vaak hebben deze cliënten op jonge leeftijd zelf ook een kind. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Hoe kan ik een zo normaal mogelijk leven leiden en deelnemen aan de maatschappij? Kan ik hulp krijgen om te leren zelfstandig te worden? Kan ik hulp krijgen om op het rechte pad te blijven?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
• Onderwijs: ‘leren’ in aangepast tempo, zowel op praktisch gebied als op het gebied van sociale omgang. • Vrijwilligerswerk. • Regulier werk/werk onder begeleiding van bijvoorbeeld een jobcoach/ sociale werkplaats. • Deelnemen aan speciale en/of reguliere clubs of verenigingen. Let wel: dag/weekritme is voor deze jongeren belangrijk. Vaak hebben ze ook behoefte aan afwisseling: wisselen nogal eens van ‘werkplek’. Ook ontmoeting is voor veel jongeren met een licht verstandelijke beperking belangrijk. Zeker als ze zelfstandig wonen is het fijn als ze gelijkgestemden kunnen ontmoeten.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: de jongere heeft een plek om te wonen in een veilige omgeving. • Werken/daginvulling: de jongere heeft een daginvulling waar hij/zij voldaan over is en die aansluit bij zijn mogelijkheden, interesses en wensen op het gebied van onder andere vrijetijdsbesteding. De jongere blijft door een regelmatige dagstructuur op het rechte pad. • Financiën: de jongere verkeert in een gezonde financiële situatie. • Lichamelijke zorg: de cliënt ziet er schoon en verzorgd uit en gaat op een verantwoorde manier om met seksuele contacten. • Sociaal functioneren: de jongere heeft een sociaal netwerk buiten de circuits op straat.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Individuele begeleiding • Trajectcoördinatie • Begeleid zelfstandig wonen • Ambulante ondersteuning • Orthopedagogische behandelcentra • Begeleiding bij de ontwikkeling in (vastgelopen) thuissituaties, schoolsituaties, (begeleide) werksituaties of in de maatschappij • Organisaties voor mensen met een verstandelijke beperking, organisaties voor autismebegeleiding • Nazorgprogramma ex-detentie • Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang
34 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
3.3 Verstandelijk beperkte volwassenen met enkelvoudige problematiek De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Cliënten hebben een lichte tot matige verstandelijke beperking. Ze wonen bij hun ouders (soms al op leeftijd), andere familie of begeleid zelfstandig. Cliënten kunnen ook een eigen gezin hebben. De cliënten pakken vaak makkelijk dingen op en staan open voor hulp (uitgezonderd enkele zorgmijders).Wel speelt bij deze cliënten zelfoverschatting een rol. Het zijn cliënten die in staat zijn een dagactiviteitencentrum te bezoeken of die een vorm van arbeid verrichten. Het kan daarbij gaan om werkzaamheden met een arbeidsmatig karakter op een locatie van een zorgaanbieder tot het gedetacheerd zijn in een normale bedrijfsomgeving. Ze werken bijvoorbeeld in plantsoenen, de supermarkt of een klussendienst. De hoeveelheid werkdruk, die de cliënten aankunnen, verschilt. Hoe meer druk ze aankunnen, hoe hoger vaak het werkniveau. Hierbij wordt er meer van cliënten verwacht dan alleen maar bezig zijn. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Hoe kan ik een zo ‘normaal’ mogelijk leven leiden, daarbij deelnemen aan de maatschappij en mezelf maximaal ontwikkelen?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
Met specifieke professionele begeleiding gericht op de cliënt en zijn sociale omgeving kan worden deelgenomen aan speciale en/of reguliere clubs en verenigingen. Ook werk onder begeleiding van bijvoorbeeld een jobcoach/sociale werkplaats/ arbeidsmatige dagbesteding/vrijwilligerswerk is mogelijk. Let wel: een goed dag/weekritme is belangrijk. Evenals het in de waarde laten van de cliënt. Ook is het belangrijk te realiseren dat cliënten vaak maar beperkt sociaal kunnen functioneren in de maatschappij.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: de cliënt is in staat in zijn/haar vertrouwde omgeving te blijven wonen (zelfredzaamheid). • Werken/daginvulling: de cliënt heeft een regelmatige structuur in zijn dagelijkse leven en maakt gebruik van een passende dagbesteding in de vorm van dagactiviteiten of werk. • Financiën: de cliënt heeft zijn geldzaken op orde. • Sociaal functioneren: de cliënt heeft een sociaal netwerk opgebouwd, dan wel versterkt (met daarbinnen goede contacten met familie, vrienden en buren).
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Thuiszorg • Begeleid zelfstandig wonen • Praktische pedagogische gezinsondersteuning bij cliënten met gezin/kinderen • Praktische gezinsondersteuning bij cliënten met gezin/kinderen • Inloop/eetavonden • Dagbesteding • Jobcoaching • Ambulante ondersteuning • Mantelzorg/ondersteuning door de omgeving
35 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
3.4 Kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige complexe beperking De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld De cliënten in deze groep zijn ernstig meervoudig complex gehandicapt. Ze hebben een ernstige tot zeer ernstige verstandelijke beperking. Daarnaast zijn ze lichamelijk beperkt. Zelfstandig voortbewegen is niet of nauwelijks mogelijk. Vaak hebben ze ondersteuning en hulpmiddelen, zoals een rolstoel, nodig. De meeste cliënten kunnen slechts liggen of met veel steun zitten. Vaak is er ook sprake van zicht- of gehoorstoornissen en epilepsie. Eet- en voedingsstoornissen komen veelvuldig voor bij deze cliënten. Vaak hebben zij luchtweginfecties. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Kunt u mij veiligheid, welbevinden en comfort bieden?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
Dagbesteding vanuit de instelling/onder begeleiding deelnemen aan passende activiteiten. Hierin bestaat een grote variatie samenhangend met de aard en ernst van de beperkingen.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Werken/daginvulling: de cliënt heeft een regelmatige structuur in zijn dagelijkse leven en maakt gebruik van een passende dagbesteding in de vorm van dagactiviteiten. • Sociaal functioneren: de cliënt kan communiceren met mensen uit zijn sociale netwerk, zoals familie, vrienden en buren. • Lichamelijke zorg: behoud en zo mogelijk ontwikkeling van restcapaciteit.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Thuiszorg • Praktische pedagogische gezinsondersteuning • Dagbesteding • Praktische gezinsondersteuning
3.5 Kinderen en volwassenen met ernstig probleemgedrag De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld De cliënten in deze groep hebben een matige of ernstige verstandelijke beperking waarbij de gedragsproblematiek voorop staat. Het kan daarbij gaan om ernstige vormen van autisme. Bij de cliënten in deze groep is sprake van een stapeling van problemen. Ze kunnen 1-op-1 begeleiding nodig hebben. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Kunt u duidelijke grenzen stellen en mijn gedrag structureren?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
Dagbesteding vanuit de instelling/onder begeleiding deelnemen aan passende activiteiten. Hierin bestaat een grote variatie samenhangend met de aard en ernst van de beperkingen.
36 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
De cliënt en zijn problematiek Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Werken/daginvulling: de cliënt heeft een regelmatige structuur in zijn dagelijkse leven en maakt gebruik van een passende dagbesteding in de vorm van dagactiviteiten. • Sociaal functioneren: de cliënt kan communiceren met mensen uit zijn sociale netwerk, zoals familie, vrienden en buren.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Thuiszorg • Praktische pedagogische gezinsondersteuning • GGZ-zorg • Dagbesteding • Praktische gezinsondersteuning
4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking 4.1 Kinderen en volwassenen met een auditieve beperking De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Vooral mensen op hogere leeftijd hebben te maken met slechthorendheid. Echter in het algemeen leidt slechthorendheid en doofheid op latere leeftijd niet tot de noodzaak voor begeleiding (wel tot noodzaak voor hulpmiddelen). Binnen de auditief gehandicapten onderscheiden we kinderen van volwassenen. Kinderen ontvangen nauwelijks of geen begeleiding, maar wel behandeling. Volwassenen met een auditieve beperking vallen uiteen in slechthorenden (inclusief plots- en laatdoven) - die alleen behandeling krijgen - en vroegdoven (inclusief ernstig vroegslechthorenden). Alleen deze laatste groep consumeert begeleiding (soms naast behandeling). Onder vroegdoven verstaan wij mensen, die doof zijn van vóór hun taalontwikkeling. Onder vroegdoven worden meegenomen de vroegslechthorenden, die wel enig restgehoor hebben, maar zo weinig, dat zij functioneel doof zijn. In hun kindertijd richt de zorg zich op de verwerving van vaardigheden om - eenmaal zelfstandig - zo goed mogelijk te functioneren binnen de horende samenleving. Die zorg is geen begeleiding, maar behandeling. Begeleiding krijgen dove kinderen van hun ouders of verzorgers. Volwassen vroegdoven behoeven veel, incidenteel of geen begeleiding. Dat is afhankelijk van het door hen bereikte niveau van functioneren (op grond van verschillen in eigen talenten en in kwaliteit van het ouderlijk nest). Volwassen vroegdoven die begeleiding behoeven, doen dat in de eerste plaats omdat ze - in volkomen doofheid opgegroeid, soms ook nog in een instituut - de complexiteit van de samenleving en de formele taal van derden zeer onvoldoende hebben leren begrijpen. De doofheid van nu hindert ze extra om zelf hun weg te vinden. Frequent of bijna voortdurend lopen ze aldus op de complexiteit van de samenleving vast. Begeleiding - altijd individueel, want gericht op behoud van regie over het eigen individuele leven - is nodig om te voorkomen, dat dat tot vereenzaming, afglijden en zelfverwaarlozing leidt (GGMD, Noorderbrug). Vroegdoven hebben zelden een netwerk van horenden, dat in een deel van de vraag kan voorzien. Vroegdoven die zich door het leven heen redelijk zelf hebben kunnen redden ervaren bij het ouder worden net als horenden - minder grip op de veranderende wereld. Er ontstaat dan alsnog een vraag naar begeleiding, die aan de oudere vroegdoven annex aan ontmoeting in groepsverband wordt geleverd (Gelderhorst). Volwassen slechthorenden (inclusief plots- en laatdoven) hebben in hun jeugd de samenleving voldoende leren begrijpen. Als zij begeleiding nodig hebben, is dat op andere grondslag (niet zintuiglijk gehandicapt). De zorg voor hen door auditieve instellingen richt zich op de beperking zelf - op compensatie van het communicatieverlies en op rouw- en verliesverwerking: allemaal behandeling.
37 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
De cliënt en zijn problematiek Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Er is vaak sprake van een vraag op het gebied van communicatie: gebarentaal, spraak afzien, contacten. Daarnaast is er een grote behoefte aan informatie op divers gebied: administratieve zaken, technische voorzieningen, participatiemogelijkheden, intermenselijke verhoudingen en maatschappelijk bewustzijn. Ondersteuning bij de zelfzorg. Behandeling/begeleiding richt zich op het zolang mogelijk behouden van de eigen regie en de zelfredzaamheid binnen de mogelijkheden die de cliënt heeft.
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
Ten aanzien van sociale redzaamheid, zelfredzaamheid en psychosociaal functioneren is er een achterstand ontstaan, omdat deze cliënten veelal zijn opgegroeid in een instituut. Doorgaans hebben deze cliënten een zeer beperkt of geen sociaal netwerk. Er is in de praktijk een glazen wand tussen doven en horenden. De vroegdove brengt de communicatie moeilijk op en de horende heeft geen notie van de kennisachterstand van de ander.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Cliënt ervaart een groter gevoel van zelfstandigheid (regie over het eigen leven) en welbevinden. • Cliënt is in staat zelfstandig te blijven wonen. Cliënt ervaart een gevoel van veiligheid en geborgenheid in eigen (woon)omgeving.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • begeleid zelfstandig wonen aan huis (GGMD, Noorderbrug) • woonbegeleiding vanuit steunpunt (GGMD, Noorderbrug) • intervalbegeleiding vanuit kantoor (GGMD) • dagrecreatie oudere doven in groep (Gelderhorst)
4.2 Kinderen en volwassenen met een visuele beperking De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld De hulpvragen van de mensen met een visuele beperking die zelfstandig leven, wonen en werken kunnen voor een belangrijk deel worden beantwoord met kortdurende revalidatie (gerichte training, interventie zodat cliënt zelfstandig verder kan). Een beperkt aantal, ongeveer 1000, doen op dit moment een beroep op de functie begeleiding bij een van de drie genoemde zorgaanbieders. Onderscheidend aan deze groep zijn vooral de volgende vier kenmerken: • Alle cliënten hebben een grondslag ZG conform de Beleidsregels AWBZ. • De impact van de visuele functiebeperking op het leven van de cliënt is er 24 uur per dag op vele gebieden. • Bij deze cliënten is veelal sprake van comorbiditeit. Dit betekent dat naast de visuele functiebeperking sprake is van één of meer bijkomende aandoeningen. • De combinatie van bovenstaande leidt tot beperkte compensatiemogelijkheden en vervolgens tot een volstrekt “nieuwe” en grotere handicap met nog minder mogelijkheden. Bovenstaande maakt dat voor deze kleine groep binnen de groep visueel gehandicapten specialistische hulp noodzakelijk is vanuit de ZG-expertise. Eveneens is gezien de comorbiditeit samenwerking met andere sectoren in de gehandicaptenzorg van wezenlijk belang. De specialistische ondersteuning richt zich op de hulpvragen die specifiek uit de beperking voortvloeien. Door deze ondersteuning (met waar aan de orde in samenhang met andere vormen van ondersteuning geleverd door bijvoorbeeld de thuiszorg) is voor de cliënt regie op eigen leven en maatschappelijke participatie mogelijk. Onderstaande uitwerking heeft betrekking op volwassenen met een visuele beperking die om zelfstandig te kunnen blijven wonen en functioneren zijn aangewezen op structurele specialistische begeleiding. Kinderen met een visuele beperking ontvangen nauwelijks of geen begeleiding maar wel behandeling.
38 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
De cliënt en zijn problematiek Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Voorbeelden hiervan zijn • Vragen op het gebied van het oefenen van activiteiten en vaardigheden op het gebied van oriëntatie en mobiliteit (oefenen van stoklooproutes, van het gebruik van een geleidestok, van het gebruik van huishoudelijke en andere apparatuur en van het aanpassen hiervan aan de visuele beperking). • Vragen naar het uitvoeren of overnemen van eenvoudige en complexe taken en bij het oplossen van praktische problemen. • Er is behoefte aan informatie en ondersteuning bij het voeren van de persoonlijke administratie (waaronder postverwerking) • Er is vraag naar oefenen om zoveel mogelijk zelf te kunnen blijven doen met behulp van gespecialiseerde hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden. • Men wil hulp bij vragen die er zijn vanuit de blindheid bij het ervoor zorgen dat alles goed geregeld is en er rekening is gehouden met de blindheid bij o.a. wonen, onderwijs, werk en het voorbereiden van gesprekken met instanties, artsen etcetera. • Er is vraag naar ondersteuning bij de gevolgen van sociaal emotionele problemen die zijn ontstaan als gevolg van de blindheid. Eveneens bij het oplossen van problemen, bij het nemen van besluiten en bij het inschatten van gevolgen. • Er is behoefte aan hulp bij het ervoor zorgdragen dat de woonomgeving, de sociale redzaamheid, de mobiliteit, de huishoudelijke en persoonlijke zorg veilig is en veilig blijft in relatie tot de visuele functiebeperking • Vraag naar aanpassing en kunnen blijven communiceren met de omgeving die visueel is ingesteld.
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
De groep cliënten waarover wij spreken heeft zeer beperkte mogelijkheden. Zij zijn uitgerevalideerd, er is veel uitgeprobeerd, het maximale resultaat is bereikt en de noodzaak en vraag naar hulp en ondersteuning blijft . De compenserende vaardigheden van deze groep is door de comorbiditeit zeer beperkt.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Resultaat is dat de cliënt binnen de mogelijkheden regie over eigen leven behoud, een gevoel van veiligheid behoudt en zelfstandig kan blijven wonen en functioneren.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Ambulante begeleiding aan huis. Activiteiten die bij dit aanbod horen worden beschreven in bovenstaande tekstblokken.
39 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
4.3 Kinderen en volwassenen met een visueel-auditieve beperking De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Er zijn diverse oorzaken van doofblindheid, waaronder verschillende syndromen die doofblindheid veroorzaken bij geboorte en/of in de loop van het leven. Daarnaast is ouderdom een grote oorzaak van visueel-auditieve beperkingen. Mensen met een visueel-auditieve beperking missen een groot deel van de communicatie en het sociale contact en ervaren problemen in oriëntatie, mobiliteit en zelfredzaamheid. Zij hebben daarom een groter risico om in een sociaal isolement terecht te komen, wat kan leiden tot depressie. Ook voor mantelzorgers is de beperking zwaar. Begeleiding vanuit de AWBZ wordt, naast hulp aan de cliënt zelf bij mobiliteit en zelfredzaamheid, vaak ingezet om de mantelzorg te ontlasten. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Er is vaak sprake van een vraag op het gebied van communicatie en contact. Daarnaast is er een grote behoefte aan informatie op divers gebied: administratieve zaken, technische voorzieningen, participatiemogelijkheden, intermenselijke verhoudingen en maatschappelijk bewustzijn. Ondersteuning bij de zelfzorg. Behandeling/begeleiding richt zich op het zolang mogelijk behouden van de eigen regie en de zelfredzaamheid binnen de mogelijkheden die de cliënt heeft.
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
De samenleving is zeer visueel en auditief ingesteld, de cliënt mist een groot deel van deze boodschappen. Volwaardig meedoen daardoor lastig.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Cliënt ervaart een groter gevoel van zelfstandigheid (regie over het eigen leven) en welbevinden. • Cliënt is in staat langer zelfstandig te blijven wonen. Cliënt ervaart een gevoel van veiligheid en geborgenheid in eigen (woon)omgeving.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
• Ambulante begeleiding aan huis en dagbesteding buitenshuis. • Activiteiten die bij dit aanbod horen worden beschreven in bovenstaande tekstblokken.
40 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
5. K inderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) 5.1 Mensen met ernstige fysieke/motorische beperkingen en meervoudige problemen op (bijna) alle levensgebieden De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld In het algemeen heeft slechts een klein deel van de mensen met lichamelijke beperkingen zorg nodig met de lichamelijke handicap als grondslag. Het merendeel van mensen met een lichamelijke of motorische beperking kan zelf de benodigde zorg aangeven en ook zelf initiëren en organiseren. De cliënten die wel begeleiding nodig hebben, hebben vaak een ernstige, complexe motorische handicap, vaak ten gevolge van een neurologische afwijking (ontstaan tijdens zwangerschap of geboorte of door een ziekte op latere leeftijd). Het gaat bijvoorbeeld om cliënten met een beenfunctieverlies, beperkte handfunctie, spierziekten, spasmen of verlammingen. Deze cliënten vinden het moeilijk om regie te voeren over hun leven en ondervinden soms ook problemen bij communicatie. Daarnaast is hun mobiliteit beperkt vanwege de motorische beperkingen. Vanwege woningaanpassingen is de cliënt vaak al bekend bij de gemeente. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Kunt u mij helpen in de praktische ondersteuning bij en het ontwikkelen/trainen van dagelijkse vaardigheden en activiteiten, waardoor ik zelfstandig kan blijven wonen en mijn dagen zinvol zijn gevuld? Kunt u mij helpen om overzicht te houden op mijn leven in alle facetten en daarin (met mijn naaste betrokkenen) voortdurend een goede balans te vinden?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
De mogelijkheden zijn afhankelijk van de aard en de mate van de handicap, in combinatie met de mate waarin de context of de randvoorwaarden op maat aanwezig (moeten) zijn. Dit kan gaan om aanpassingen in de fysieke omgeving, de mate waarin structuur en overzichtelijkheid nodig zijn en de mate waarin er een sociaal netwerk is of aangeboord kan worden.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: de cliënt heeft de benodigde hulpmiddelen en kan deze goed gebruiken. Of de cliënt heeft ondersteuning om zich in huis te redden. • Werken/daginvulling: de cliënt heeft betaald werk of vervanging voor werk. In geval van kinderen gaat het vaak om speciaal onderwijs. • Lichamelijke zorg: de cliënt ziet er schoon en verzorgd uit. De cliënt bezoekt medische hulpverleners.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Woonondersteuning • Intensieve begeleiding in thuissituatie • Dagbesteding • Werkondersteuning, werkbegeleiding
41 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
5.2 Mensen die door progressief verlopende aandoeningen meervoudige problemen ondervinden op (vrijwel) alle levensgebieden De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Deze cliënten kunnen niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen. Voor de dagstructuur en het voeren van de regie is de cliënt afhankelijk van de hulp van anderen. Deze cliënten kunnen alleen thuis blijven wonen als er een partner is, die buiten de hulpuren de benodigde ondersteuning en toezicht kan bieden. Kenmerkend bij deze cliënten is dat de beperkingen in de loop van de tijd toenemen. Hoe snel de achteruitgang verloopt, kan van aandoening tot aandoening en ook binnen een bepaalde aandoening zeer variëren. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Vaak zal de vraag komen van de partner van de cliënt. Help mij mijn man/vrouw etc. te ondersteunen en hem/haar (continu) in de gaten te houden en bij te sturen, zodat ik niet overbelast raak en kan blijven werken.
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
De mogelijkheden zijn geheel afhankelijk van de aard en de fase van de handicap. Veelal gaat het om cliënten die beperkt zijn in hun mogelijkheden en gebruik maken van gespecialiseerde dagbestedingscentra waar zowel de kennis op professioneel vlak als de voorzieningen aanwezig zijn voor een zinvolle invulling van de dag.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: de cliënt kan thuis blijven wonen. • Werken/daginvulling: de cliënt heeft een passende daginvulling. • Financiën: de cliënt heeft overzicht over zijn financiën en neemt daarin verantwoorde beslissingen. • Sociaal functioneren: mensen uit het netwerk weten hoe ze met de cliënt om moeten gaan. • Psychisch functioneren: de cliënt kan omgaan met emoties en weet waar hij met vragen terecht kan (vertrouwen opbouwen). Leren omgaan met verlieservaringen. • Organiseren, ondersteunen en faciliteren van mantelzorgers/vrijwilligers.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
• • • •
Woonondersteuning Intensieve begeleiding in thuissituatie Dagbesteding Werkondersteuning, werkbegeleiding
42 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
5.3 Mensen met niet aangeboren hersenletsel met meervoudige problemen op alle levensgebieden die van tijd tot tijd zeer wisselend kan verlopen De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Cliënten hebben weinig structuurvermogen en ziekte-inzicht en zijn daardoor moeilijk te benaderen door hulpverleners. Ze hebben beperkingen opgelopen door een gebeurtenis, zoals een ongeval of hersenbloeding, maar realiseren zich onvoldoende wat dit betekent voor hun functioneren. Dit heeft ook gevolgen voor hun sociale contacten; vanuit de omgeving wordt er soms met onbegrip op deze cliënten gereageerd (vooral als ze lichamelijk niets mankeren). Door hun leeftijdsfase staan ze volop in het leven, ze willen van alles en willen steeds wat nieuws. Door hun zorgmijdend gedrag komen ze vaak te laat in beeld; het moet eerst flink misgaan, bijvoorbeeld door huisuitzetting of schulden. Van de circa 500.000 mensen met NAH in Nederland doet slechts zo’n 11.000 een beroep op extramurale zorg bij LG-aanbieders. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Ik heb hulp nodig om overzicht te houden op allerlei aspecten van mijn leven, zoals het organiseren en plannen van mijn dagelijkse bezigheiden. Maar ik wil niet betutteld worden en zelf mijn keuzes maken.
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
De mogelijkheden zijn afhankelijk van de aard en de fase van de handicap. Veelal gaat het om cliënten die beperkt zijn in hun mogelijkheden en gebruik maken van gespecialiseerde dagbestedingscentra waar zowel de kennis op professioneel vlak als de voorzieningen aanwezig zijn om de dag met elkaar zinvol te besteden. Als de juiste context en randvoorwaarden zijn gerealiseerd, is meer mogelijk. Deze voorwaarden moeten per individuele cliënt worden afgewogen: prikkelreductie, overzichtelijkheid ruimte en hoeveelheid mensen, rekening houden met beperkt en grillig verlopend energieniveau, structuur.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: de cliënt heeft zijn woning op orde; cliënt heeft de benodigde hulpmiddelen en kan deze goed gebruiken. • Werken/daginvulling: de cliënt heeft een passende daginvulling (dit kan werk zijn of dagbesteding). • Financiën: de cliënt heeft overzicht over zijn financiën en neemt daarin verantwoorde beslissingen of wordt daarin ondersteund. • Sociaal functioneren: de cliënt heeft een sociaal netwerk en onderhoudt dit, mensen uit het netwerk weten hoe ze met de cliënt om moeten gaan. • Psychisch functioneren: de cliënt kan omgaan met emoties en weet waar hij met vragen terecht kan (vertrouwen opbouwen). • Lichamelijke zorg: de cliënt ziet er schoon en verzorgd uit, zorgt voor gezonde voeding.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
• • • • • •
Individuele begeleiding thuis Trajectbegeleiding/casemanagement Ontwikkelen vaardigheden (motorisch, cognitief, communicatief, fysiek) Dagbesteding voor structuur en zinvolle tijdsbesteding. Ondersteuning en ontlasting mantelzorg/systeem. Ondersteuning bij groter risico op gezondheidsproblemen
43 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
6. J ongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen 6.1 Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (zonder noodzaak van behandeling) De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Cliënten zijn gediagnosticeerd met of er is een vermoeden van een DSM IV aandoening, veelal voor aandoeningen uit het Autisme Spectrum Stoornis (ASS) of voor ADHD en aanverwante aandoeningen. Vaak zijn er combinaties van stoornissen op het psyche en lichamelijk vlak, zoals bij voorbeeld problemen met de motoriek, angsten, epilepsie. Het lastige voor deze cliënten is dat zij ‘net als hun leeftijdgenoten’ willen zijn, maar moeilijk kunnen accepteren dat zij beperkingen hebben waar ze mee moeten leren omgaan. Ze wonen meestal thuis bij hun ouders, vaak zijn er ook broertjes en/of zusjes in het gezin. Doordat kinderen in ontwikkeling zijn kan de aard en de intensiteit van klachten variëren. Met begeleiding kunnen de klachten ook verminderen en kan de sociale redzaamheid verbeteren. Sommige kwetsbare groepen kunnen gedurende de hele levensloop begeleiding nodig hebben. Een deel van deze gezinnen heeft een lage sociaal economische status, wat voor nog meer stress binnen het gezin kan zorgen. Een klein deel van de gezinnen kan ook als multiprobleemgezin worden aangeduid (zie het aparte cliëntprofiel voor deze groep). De nadruk in de begeleiding ligt op ondersteuning bij opvoed- en opgroeiproblemen (de psychiatrische problematiek staat niet op de voorgrond). Schoolgaande cliënten beschikken vaak over een leerling-gebonden financiering (rugzakje) voor extra ondersteuning op het regulier onderwijs. Wanneer de aandoening dusdanig is dat de schoolresultaten eronder lijden, kunnen deze cliënten een indicatie krijgen voor het speciaal onderwijs cluster 4 (stoornissen en gedragsproblemen). Naast de jeugdigen die onderdeel uitmaken van een gezin, zijn er cliënten die niet meer thuis wonen, maar op wisselende plekken verblijven (bij vrienden, familie, opvanginstellingen of op straat). Voor zwerfjongeren geldt dat een outreachende benadering nodig is, om cliënten te motiveren tot begeleiding. Zo nodig en mogelijk wordt de cliënt toegeleid naar opname in een jeugd-RIBW (leren om zelfstandig te wonen, zinvolle dagbesteding te hebben en te functioneren in de maatschappij). Na uitstroom uit de RIBW heeft de cliënt begeleiding nodig om zelfstandig te wonen. Daarbij is sprake van individuele begeleiding in een afnemende intensiteit in de loop van 1- 2 jaar. Tevens vinden groepsgewijze activiteiten plaats. Groepsactiviteiten richten zich op voorbereiding op regulier werk en participeren in sport- en welzijnsactiviteiten. Er is bij deze jongeren dus sprake van een zorgketen die wordt doorlopen, waarbij ook diagnostiek en behandeling uit de Zvw en AWBZ-zorg met verblijf aan de orde kan zijn (Verblijf met Begeleiding, soms behandeling) en deels Wmo-zorg (individuele begeleiding en groepsactiviteiten). Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Hoe kan ik een zo ‘normaal’ mogelijk leven leiden, waarbij mijn familie goed wordt ondersteund en ik mezelf maximaal kan ontwikkelen?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
Het gaat om kinderen en jongeren die graag onderdeel uit willen maken van de maatschappij, maar het gevoel hebben niet geaccepteerd te worden. Als ze erkenning krijgen hun talenten en ondersteund worden in hun beperkingen, kunnen ze (deels) meedraaien in reguliere activiteiten en voorzieningen op alle levensdomeinen (leren, recreëren, zingeving, relaties). Voor een deel van de cliënten blijven gespecialiseerde voorzieningen noodzakelijk.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: het gezin leert hoe om te gaan met de beperking van de cliënt (stabilisatie). Ook worden andere gezinsleden ontlast om overbelasting te voorkomen. Of: cliënt leert om zelfstandig te wonen. • Sociaal functioneren: de cliënt heeft een sociaal netwerk met daarbinnen goede contacten met leeftijdsgenoten en familie. • Psychisch functioneren: de cliënt leert om te gaan met zijn of haar beperking.
44 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
De cliënt en zijn problematiek Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Dagelijkse persoonlijke begeleiding • Sociale vaardigheidstraining • Zelfredzaamheidtraining • Praktische pedagogische gezinsondersteuning • Nazorgprogramma ex-detentie
6.2 Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (met noodzaak van behandeling) De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Cliënten zijn gediagnosticeerd met of er is een vermoeden van een DSM IV aandoening, veelal voor psychiatrische aandoeningen of combinaties van stoornissen zoals autisme, ADHD, schizofrenie en borderline, of lijden aan depressies, psychoses et cetera. Ook hechtingsproblematiek komt veel voor onder deze cliënten. Ze hebben psychiatrische behandeling nodig voor deze aandoeningen en/of beperkingen; een deel van de cliënten ontvangt echter geen behandeling (omdat ze dit niet willen of kunnen). De cliënten kunnen externaliserende gedragsproblemen hebben en vaak boos worden, ruzie maken etc. of zijn juist teruggetrokken en extreem verlegen of hebben zelfbeschadigend gedrag en onverantwoord middelengebruik. Doordat kinderen en jeugdigen nog volop in ontwikkeling zijn varieert hun gedrag ook onder invloed van hun groei en ontwikkeling en is ook in sterkere mate afhankelijk van hun ouders en omgeving op school dan bij volwassenen het geval is. Praktisch alle kinderen wonen thuis bij hun ouders, vaak zijn er ook broertjes en/of zusjes in het gezin met soortgelijke aandoeningen. Opname in een psychiatrische behandelkliniek is meestal kortdurend. Een deel van de gezinnen hebben een lage sociaal economische status, wat voor nog meer stress binnen het gezin kan zorgen (zie ook het profiel voor multiprobleemgezinnen). Schoolgaande cliënten beschikken vaak over een leerlinggebonden financiering (rugzakje) voor extra ondersteuning op het regulier onderwijs. Wanneer de aandoening dusdanig is dat de schoolresultaten eronder lijden, kunnen deze cliënten een indicatie krijgen voor het speciaal onderwijs cluster 4 (stoornissen en gedragsproblemen). Naast de jeugdigen die onderdeel uitmaken van een gezin, zijn er cliënten vanaf een jaar of 15 die niet meer thuis wonen, maar op wisselende plekken verblijven (bij vrienden, familie, opvanginstellingen of op straat). Bij deze groep is, naast de psychiatrische en/of LVG-problematiek, vaak sprake van middelengebruik en forensische problematiek. Het lastige voor deze cliënten is dat zij ‘net als hun leeftijdgenoten’ willen zijn, maar moeilijk kunnen accepteren dat zij beperkingen hebben waar ze mee moeten leren omgaan. Voor zwerfjongeren geldt dat een outreachende benadering nodig is, om cliënten te motiveren tot begeleiding. Zo nodig en mogelijk wordt de cliënt toegeleid naar opname in een jeugd-RIBW (leren om zelfstandig te wonen, zinvolle dagbesteding te hebben en te functioneren in de maatschappij). Ook wordt de cliënt gemotiveerd om zich te laten behandelen (psychiatrische problematiek, verslaving). Na uitstroom uit de RIBW heeft de cliënt begeleiding nodig om zelfstandig te wonen. Daarbij is sprake van individuele begeleiding in een afnemende intensiteit in de loop van 1- 2 jaar. Tevens vinden groepsgewijze activiteiten plaats (gericht op toeleiding naar regulier werk en participatie in sport- en welzijnsactiviteiten). Er is bij deze jongeren dus sprake van een zorgketen die wordt doorlopen, waarbij ook diagnostiek en behandeling uit de Zvw en AWBZ-zorg met verblijf aan de orde kan zijn (Verblijf met Begeleiding, soms behandeling) en deels Wmo-zorg (individuele begeleiding en groepsactiviteiten). Vanwege gebrekkige therapietrouw en ernstige problematiek en zorgmijdend gedrag worden deze jongeren nogal eens ‘uitbehandeld’ verklaard, zonder dat ze in staat zijn om zich zelfstandig te redden. Zij zetten zich af tegen autoriteiten, leraren en opvoeders, zoals ook gezonde jeugdigen van die leeftijd dat doen, terwijl ze juist vanwege hun ontwikkelingsachterstand extra zorg en begeleiding nodig hebben. Zij komen soms terecht in de maatschappelijke opvang. Een van de doelstellingen van de begeleiding daar, is het motiveren tot het (weer) in behandeling gaan. De begeleiding heeft deels een pedagogisch karakter. Hoewel een noodzaak tot behandeling aanwezig is en daarmee de Zvw als een voorliggende voorziening zou kunnen worden beschouwd, is eerst intensieve begeleiding nodig om cliënten te motiveren tot behandeling.
45 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
De cliënt en zijn problematiek Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Hoe kan ik een zo ‘normaal’ mogelijk leven leiden, waarbij mijn familie goed wordt ondersteund en ik mezelf maximaal kan ontwikkelen?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
De kloof tussen cliënt en maatschappij is vaak groot, zeker in het geval van zwerfjongeren en mensen in het criminele circuit. Deze jongeren kunnen op weinig sympathie rekenen vanuit de samenleving. Bovendien is het ziekte-inzicht vaak beperkt en de psychiatrische problematiek fluctueert, waardoor het lastig is om de cliënt op een bepaald niveau te houden.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: cliënt werkt toe naar zelfstandig wonen of het gezin leert hoe om te gaan met de beperking van de cliënt. Ook worden andere gezinsleden ontlast om overbelasting te voorkomen. • Sociaal functioneren: de cliënt heeft een sociaal netwerk met daarbinnen goede contacten met leeftijdsgenoten en familie. • Psychisch functioneren: de cliënt leert om te gaan met zijn of haar beperking.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Dagelijkse persoonlijke begeleiding • Sociale vaardigheidstraining • Agressiereductie training • Praktische pedagogische gezinsondersteuning • Nazorgprogramma ex-detentie
7. Palliatief terminale zorg De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld Cliënten zijn ongeneeslijk ziek, hebben een verwachte levensduur van maximaal drie maanden (in de praktijk kan dit overigens afwijken) en willen thuis sterven. Het is niet verantwoord dat de cliënt zonder toezicht alleen thuis is op het moment dat de (professioneel) zorgverlener er niet is. Naast de medische en fysieke zorg hebben cliënten (en hun naasten) vaak behoefte aan psychische begeleiding bij de acceptatie van hun ziekte en naderend sterven. Ook hebben zij behoefte aan zinvolle tijdsbesteding op de goede momenten die er zijn. Palliatief terminale zorg omvat behalve verzorging, verpleging, behandeling van pijn en andere symptomen (bijv. angst en verwardheid) ook aandacht voor psychosociale aspecten en zingeving. Zowel voor de patiënt als voor diens naasten. Er zijn vaak veel verschillende hulpverleners betrokken, waaronder verpleegkundigen, verzorgenden en huisarts en/of specialist (ouderengeneeskunde). Mantelzorgers ervaren meestal een behoorlijke belasting en vragen ondersteuning om zowel overdag als ’s nachts de waakfunctie vol te kunnen houden. De algehele situatie vraagt op tijdelijke basis 24 uur aanwezigheid, waarbij professionals de mantelzorg (en eventuele vrijwilligers) aanvullen. Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Ik bevind mij in de palliatief terminale fase van mijn ziekteproces en wil thuis sterven. Zowel voor mij als voor mijn naaste(n) is het belangrijk dat mijn sterfbed veilig en comfortabel is. Gezien het risico op complicaties, crises en overbelasting van de mantelzorg is het nodig dat een professioneel zorgverlener toezicht houdt op mijn fysieke en psychische gesteldheid en zorg verleent met als doel de best mogelijke kwaliteit van leven voor mijzelf en mijn naaste(n).
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
Cliënten bevinden zich in de laatste fase van hun leven en er is daarom geen sprake meer van werk of andere maatschappelijke participatie. Contacten en activiteiten zijn over het algemeen gericht op de eigen (intieme) kring en persoonlijke leefomgeving.
46 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
De cliënt en zijn problematiek Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Cliënt heeft een veilig en comfortabel sterfbed thuis. • Cliënt krijgt proactieve, deskundige zorg die goed wordt afgestemd met aanwezige mantelzorg/vrijwilligers. • Cliënt en zijn naasten houden overzicht op regelzaken, zoals coördinatie van de mantelzorg, afstemming met verpleging, voorbereiding op overlijden en uitvaart. • Cliënt en zijn naasten zijn in staat op basis van de hen geboden informatie en ondersteuning de voor hen juiste keuze te maken over het verloop van ziek- en sterfbed. • Mantelzorgers worden structureel ontlast van de zorg voor hun naaste en zijn in staat hun naaste te ondersteunen in zijn/haar wens om thuis te sterven. • Cliënt en mantelzorgers krijgen advies en ondersteuning in het vinden van zinvolle tijdsbesteding in de laatste levensfase. • Cliënt houdt zoveel mogelijk de regie over zijn/haar zorgsituatie in handen om de zorg af te stemmen op de wens van de cliënt en zijn naasten. • Mantelzorger is in staat op basis van de geboden zorg, informatie en begeleiding actief mee te denken met de professioneel zorgverlener. • Cliënt wordt door deskundige persoon ondersteund in de communicatie met huisarts en/of specialist.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Thuiszorg, begeleiding bij verpleging en verzorging • Terminale nachtzorg • Respijtzorg (hospice, verpleeghuis, logeerhuis) • AIV door de wijkverpleegkundige van de thuiszorg
8. Multiprobleemgezinnen De cliënt en zijn problematiek Algemeen beeld In multiprobleemgezinnen is vaak één van de volgende situaties bepalend: • Kind met beperking (zoals een psychisch of verstandelijke beperking) in een gezin met beperkte mogelijkheden/multiproblematiek. • Ouder met beperking (zoals een psychisch of verstandelijke beperking) met verantwoordelijkheden voor kind/gezin. Aansluitend hierop is vaak sprake van matige tot ernstige opvoedingsproblematiek. Bij de meeste kinderen spelen gedragsproblemen. Kinderen worden ook regelmatig overbelast met de problemen van de ouders. Er is daarbij vaak sprake van rolwisseling, omdat de kinderen de zorg voor hun ouders overnemen. Bij de ouders speelt vaak een combinatie van ziektebeelden, bijvoorbeeld een verstandelijke beperking, psychische en/of psychiatrische problematiek. Er is bij de ouders sprake van een beperkte zelfredzaamheid, beperkte opvoedkundige, sociale en praktische vaardigheden. Ouders kunnen de consequenties van hun handelen niet inschatten. Huiselijk geweld en kindermishandeling komen dan ook vaak voor bij multiprobleemgezinnen. Er is sprake van meeloopgedrag, aansluiting bij mensen uit het verkeerde circuit, problemen in het sociaal en beroepsmatig functioneren, grensoverschrijdend gedrag, kleine en grote criminaliteit en alcohol en/of middelen/ drugsgebruik (vaak samenhangend met een psychische stoornis of verstandelijke beperking). De contacten met politie en justitie in deze gezinnen zijn frequent, zowel in verband met huiselijk geweld, als ook vanwege crimineel gedrag (bijvoorbeeld weedplantages) en overlast van ontsporende tieners en adolescenten in huis. De gezinnen in deze groep kunnen ook zorgmijders zijn. Omdat gezinnen vaak al met veel hulpverleningsinstanties in aanraking zijn geweest, staan zij vaak wantrouwend tegenover hulpverleners. Door de schuldenproblematiek en/of problemen in relatie tot de directe omgeving dreigt vaak uithuiszetting. Hierdoor dreigt de meest basale levensbehoefte ‘een dak boven het hoofd hebben’ weg te vallen.
47 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
De cliënt en zijn problematiek Wat is de zorg- en ondersteuningsvraag van de cliënten en hun systeem?
Hoe kan ons gezin normaal functioneren en daarnaast een plek krijgen in de maatschappij?
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten?
• Deelnemen aan clubs en verenigingen/onderwijs/regulier werk (eventueel met begeleiding)/sociale werkplaats. • Verstandelijk beperkte ouders of ouders met psychische/ psychiatrische problematiek kunnen met hulp een verantwoorde pedagogische opvoeding geven en een veilige opvoedsituatie realiseren.
Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding?
• Wonen: het gezin is met hulp in staat het huishouden te voeren en zelfstandig te wonen. Hierbij ontstaat een stabiele situatie. • Werken/daginvulling: het gezin heeft een regelmatige structuur in haar dagelijkse leven en maakt gebruik van een passende dagbesteding in de vorm van onderwijs (leerplichtige kinderen gaan naar school), dagactiviteiten of werk. • Financiën: het gezin heeft haar geldzaken op orde, eventueel door gebruik te maken van schuldhulpverlening. • Sociaal functioneren: het gezin heeft een sociaal netwerk met daarbinnen goede contacten met familie, vrienden en buren. Het gezin beschikt daarnaast over voldoende sociale vaardigheden om maatschappelijk te participeren. • Psychisch functioneren: gezinnen kunnen omgaan met hun psychische problematiek. Er is vroegsignalering voor escalatie hiervan. Daarnaast zijn ouders in staat om kinderen een veilig, opvoedkundig verantwoord leefklimaat te bieden.
Wat wordt er in de AWBZ zoal aan aanbod geleverd op het gebied van begeleiding aan deze cliëntgroep? En door wie?
Type producten, voorzieningen, type instellingen: • Bemoeizorg (in de eerste fase) • Thuisbegeleiding via thuiszorg • Begeleid zelfstandig wonen • Praktische pedagogische gezinsondersteuning • Praktische gezinsondersteuning • Thuisbegeleiding of woonbegeleiding van maatschappelijke of vrouwenopvang • Bemoeizorg • Dagbesteding • Jobcoach
48 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Bijlage 2. Matrix met innovatieve ideeën In deze bijlage zijn alle ideeën weergegeven die in de innovatiesessies zijn geopperd.
Denkrichting voor vernieuwing 1. Zelforganiserend vermogen
Cliëntgroep 1: Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) Algemeen • Een eigen kracht conferentie werkt vaak voor ouderen niet. Ouderen willen zelf vaak niet. Bovendien is hun (instabiele) situatie veelal aan het wankelen. Wel scheelt het op welk moment de conferentie wordt ingezet. Dit zou zo vroeg mogelijk in een proces moeten gebeuren. • Presentie attitude is van belang; naast iemand staan. • Eigen kracht Wijzer Almere. Te ingewikkeld voor de oudere om zelf te doen, maar met hulp van een vrijwilliger is het mogelijk. • Gezonde ouderen opporren; sommige gemeenten sturen 65+ een brief om iets te gaan betekenen. Hierbij concrete diensten bieden en gericht op ontwikkeling van contacten. Specifiek voor dementerenden • Met name bij dementerenden is het belangrijk om ook gericht te zijn op ondersteuning van de mantelzorger om hun zelforganiserend vermogen te behouden.
2. Informele ondersteuning
Algemeen • Project ‘ versterk je netwerk’ (om zicht te krijgen op het bestaande netwerken en/of hoe dit is te realiseren/uit te breiden). • Vrijwillige Seniorencoach • Onderzoek ‘Ha buurman, ha buurvrouw!’ naar het effect van het huiskamergesprek als methodiek op informele aandacht, hulp en zorg tussen buren. • Hulp vragen is moeilijk, daarom naar mensen toegaan en een hulpvraag formuleren. Deze vraag uitzetten in de buurt. • De Kap in Apeldoorn (mantelzorgers en vrijwilligers) krijgt van de gemeente te horen wanneer er een life-event (ziekenhuisopname, overlijden) heeft plaatsgevonden bij ouderen, zodat zij naar mensen toe gaan. • Ontmoetingscentrum Dementie in Den Haag. • Wat betreft vrijwillige ontmoetingscentra / dagopvang is het belangrijk dat er bepaalde kwaliteitseisen worden gesteld om wildgroei te voorkomen. Het is echter niet e bedoeling om te veel protocollen te willen. • Maatjesprojecten voor ouderen, maar oppassen dat vrijwilligers geen dingen gaan overnemen. Aandacht voor het vinden en binden van vrijwilligers is van belang. • Levensboeken maken met ouderen/vrijwilligers. • Zorg op afroep beschikbaar via een vrijwilligersorganisatie. • Vrijwilligers in verenigingen en clubs; bij lidmaatschap ook iets terugdoen, bijvoorbeeld achter de bar staan. Kijk bij bestaande verbanden wat mensen voor de club terug kunnen doen. • Handen-in-Huis (www.handeninhuis.nl); 24-uurs vervanging van de vaste mantelzorgers van thuisverblijvende zorgbehoevenden. Student of stagiaire HBO-V week in huis zorgvrager, zodat mantelzorg op vakantie kan. • Vrijwilligers schenken koffie op de dagbesteding. • Participatie van mensen in de buurt. Alleenstaande moeders (jonge) werken op de dagbesteding. Ik werk in mijn wijk. Jonge moeders doen wat zij interessant vinden. Anderen zorgen voor hun kinderen. • Ondersteuning voor en door mantelzorgers en vrijwilligers. • Gezelschapscontact/oppas functie door Vrijwillige Thuishulp en begeleiding door Intensieve Vrijwillige Thuishulp.
49 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing
Cliëntgroep 1: Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+)
2. Informele ondersteuning
Specifiek voor dementerenden • Dagopvang kan ontregelend werken voor dementerenden. Niet voor iedereen is het goed om een oplossing buitenshuis aan te bieden. Daarom vrijwilligers in huis of in de wijk die ze goed kennen. Ook voor respijtfunctie. Een Ontmoetingscentrum Dementie of verwenmiddagen voor dementerenden en mantelzorgers samen kunnen drempelverlagend werken om buitenshuis activiteiten te ondernemen.
3. Algemene en collectieve voorzieningen
Algemeen • Er gebeurt al veel voor ouderen. Het is belangrijk om niet alles via een indicatie te regelen. Dan wordt het namelijk te individueel. • Budget voor de wijk; gemeente geeft geld aan de wijk waarmee ze alles moeten regelen. Met gescheiden financiering is het lastig om innovatieve ideeën rond te krijgen. • Sociale raadslieden die administratie voor ouderen doen. • Veel allochtone ouderen vallen vaak buiten de boot, ook omdat alles wel goed gaat naar eigen zeggen. Kijk daarom naar dagactiviteiten specifiek voor allochtonen, bijvoorbeeld indisch koken, dansen, etc.
4. Verbinding met andere beleidsterreinen
Algemeen • Er is al verbinding, bijvoorbeeld via HH. Wanneer dit wordt uitgebreid, kun je meer gaan coördineren. Ook HH in kunnen zetten als er nog een ‘gezond’ persoon in huis is. • Bij daginvulling aansluiten bij cultuur, zoals concerten. • Houdt mensen actief, bijvoorbeeld met een jeux de boules veldje in een wijk. • Fysiotherapie in een fitnesscentrum volgen en niet op een revalidatieafdeling. • Ouderen moeten vaak wel veel eigen bijdrages betalen. Voor Wmo-voorzieningen maximaal 1 eigen bijdrage afspreken. Voor individuen is dit nu al aardig geregeld. Voor het collectief nog niet. • Kortingspassen: Voor ouderen met een incomplete AOW kan zelfs de kleinste vergoeding een drempel zijn. • Gebruik het café in het casino als ontmoetingsplek voor ouderen: dit is een veilig plek, die overdag open is. Specifiek voor dementerenden: • Cultuur en muziek kunnen dementerenden vaak goed bereiken in hun leefwereld.
5. Huisvesting
Algemeen • Hou rekening met bouw van nieuwe voorzieningen en huizen. Waar ga je bouwen? Hoe ga je bouwen? • Er is een urgentie op levensloop geschikt bouwen. • Het is belangrijk om in algemene gebouwen voor ouderen een ontmoetingsruimte te maken en alles op rollator-afstand in te richten. • Ontwikkel dingen in de wijk waardoor ouderen zich hier thuis voelen. • Mantelzorgwoningen; regelgeving hieromtrent vereenvoudigen. • Voorrang bij woningtoewijzing om mantelzorgers bij zorgvragers te kunnen laten wonen. • Bij samenwonen van ouderen ontstaan er vaak problemen met uitkeringen (huishoudtoets). • Kamerverhuur / hospita. Eenzame ouderen en studenten bij elkaar in een flat zetten / onderverhuren. • Menen in een ‘zustersflat’ in een seniorenflat onderbrengen en hen daar een aantal uren inzetten voor stage. • Benutten van maatschappelijk vastgoed.
6. Technologie
Algemeen • Verbinding op afstand; skype-achtige constructies. • Geen nieuwe apparaten creëren, maar de huidige goed introduceren. • Hulpmiddelen, bijvoorbeeld om de gordijnen dicht te doen. • Mensen kunnen zelf dingen aanschaffen, maar moeten bij de hand worden genomen. • Samenwerking tussen welzijn en commercie. • Touchscreen met daarop de activiteiten die er vandaag te doen zijn in een wijk en hoe je daaraan kunt deelnemen.
50 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing
Cliëntgroep 1: Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+)
6. Technologie
Specifiek voor dementeren • Het gebied voor dementerenden ‘begrenzen’. Met een signaal laten weten wanneer een dementerende wegloopt. • GPS systeem om de weg terug te vinden. • Toezicht via camera’s. Signalering wanneer iemand buiten zijn ‘normale doen’ is, bijvoorbeeld langer dan een uur op het toilet. • Een WE voor iemand met Alzheimer, vanwege de bewegingsdrang.
7. Niveau
Algemeen • Op wijkniveau dingen organiseren en hiervoor budgetten bundelen. • Dagactiviteiten vanuit welzijnsorganisaties aanbieden, niet vanuit AWBZ-instellingen. Kijk bij dagbesteding naar de samenstelling van groepen. Bij ouderen zie je de verschillen alleen maar duidelijker worden bij het ouder worden. Maatwerk is belangrijk. Houd oog voor grenzen opvang/begeleiding bij bijvoorbeeld toenemende dementie.
8. Overig
-
Denkrichting voor vernieuwing 1. Zelforganiserend vermogen
Cliëntgroep 2: Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) • Er liggen mogelijkheden voor zelforganiserend vermogen, met name bij de groep die behoefte heeft aan structuur en aan controleren van de omgevingsfactoren. • In veel mindere mate geldt dit voor de groep die behoefte heeft aan bescherming. • Voor een groot deel van deze doelgroep is het noodzakelijk om eerst door professionele begeleiding op weg geholpen te worden en ondersteund te worden naar meer zelforganiserend vermogen (het is er dus niet per definitie). Hierna kan men met behulp van lotgenoten contacten, informele ondersteuning verder werken aan het zelforganiserend vermogen. • Outreachend werken is hierbij van belang. • Voorbeelden en suggesties die zijn genoemd, zijn: - Zelfregiecentra: voor GGZ-cliënten, door GGZ-cliënten / herstelbeweging (zelfgroepen) / lotgenotencontact / eigen kracht centra / eigen kracht conferenties. - Geluksbudget. - Werk met ervaringswerkers/deskundigen. - Laat cliënten meebeslissen over welke hulpverleners mogen komen. - Ga uit van de mogelijkheden van een burger/klant niet de beperkingen. Inventariseer zijn/haar doelen/ wensen/ talenten. - Crisiskaart (kaart die cliënt bij zich draagt, ingevuld door ervaringsdeskundige en cliënt zelf over hoe te handelen in bepaalde situaties). - Waarborg continuïteit! - Zorg voor vertegenwoordiging doelgroep in Wmo-raad en in RCO’s. - Zie trap van Herstel van Gagne. - Zie Methodine: Welke stappen heb je nodig om je probleem op te lossen? Een kaart met links hulpverleners, midden probleem, rechts cliënt. - Vernieuw de cliëntenondersteuning. Leg hier een koppeling met zelfhulp/participatiegesprek. - Lotgenotencontact voor mantelzorgers en de doelgroep. - Zorg voor opvangplaatsen (een weekendje weg) voor mantelzorgers en voor respijtzorg. - Denk ook aan jonge mantelzorgers (bijvoorbeeld Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen); ook zij hebben behoefte aan ondersteuning, ontspanning en ontmoeting.
51 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing
Cliëntgroep 2: Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr)
2. Informele ondersteuning
• Er zijn mogelijkheden voor informele ondersteuning. Deze liggen in het verlengde van het zelforganiserend vermogen. • Ook hier geldt dat de groep die bescherming behoeft hiervoor het minst in aanmerking komt. • Van belang is dat de informele ondersteuners goed zijn voorgelicht en geschoold over deze doelgroep. • Een combinatie met professionele zorg is van belang. • Ook hiervoor geldt dat voor een groot deel van deze doelgroep het noodzakelijk is om eerst door professionele begeleiding en samenwerkende organisaties in de wijk en buurt, op weg geholpen te worden en ondersteund te worden naar maatschappelijke steunsystemen en netwerken om hem heen. • Genoemd zijn onder meer: - Zelfhulpgroepen - Lotgenotencontact - Zet ervaringsdeskundigen in als vrijwilliger. - Maatjesprojecten - Wijkprojecten - Bezoek vrijwilligers voor mensen die niet op een afspraak verschijnen (bij deze doelgroep zal een aanmanende brief lang niet altijd werken). - Zorg voor VIP’s (vrijwilligers informatie punten). - Zorg voor GGZ-specifieke cliëntondersteuning; dit kan door ervaringsdeskundigen. - Presentie attitude is van belang; naast iemand staan. - Projectmatig doelen stellen: Faciliteer concrete acties voor cliënt en vrijwilliger. - ‘Versterk je netwerk’ (om zicht te krijgen op het bestaande netwerk en/of hoe dit is te realiseren/ uit te breiden). - Ondersteuning voor en door mantelzorgers.
3. Algemene en collectieve voorzieningen
• Er liggen mogelijkheden voor deze denkrichting voor vernieuwing. • Met algemene/collectieve voorzieningen kun je beter meebewegen met het fluctueren van de problematiek. Bij indicatiestelling via de AWBZ is dat veel lastiger. • Outreachend werken is van belang. • Genoemd zijn onder meer: - Wijkteams, zoals Fact: ook uit te breiden zodat het voor andere doelgroepen te gebruiken is. - Zorg voor één duidelijke voordeur, maar regel toegang niet via een CIZ-achtig orgaan. - Zorg voor een goede range van voorzieningen van beschut/beschermd naar open/uitdagend en van alleen naar samenwonen. - Zorg voor een goede combinatie van individuele aandacht en groepsactiviteiten; zorg voor een range aan voorzieningen die qua intensiteit en soort op maat per klant kan worden geboden. - Zorg voor één contactpersoon voor een cliënt. - Zorg voor gezamenlijke inkoop met verzekeraars. - Combinatie doelgroepen is mogelijk, maar zorg voor voorlichting/training over (bejegening van) deze doelgroep, bijvoorbeeld door ervaringsdeskundigen. Zorg ook voor het wegnemen van vooroordelen bij andere groepsdeelnemers. - Zorg voor zinvolle dagbesteding. - Zorg voor een laagdrempelige inloopfunctie met een signaleringsfunctie; zorg voor laagdrempelige steun- en informatiepunten (GGZ) (bijvoorbeeld met ervaringsdeskundige). - Zet kwartiermakers in. - Een deel van de groep heeft eerst begeleiding nodig om naar deze voorzieningen begeleid te worden. - Zorg voor collectieve belangenbehartiging vanuit de doelgroep (denk aan straatadvocaten). - Heb aandacht voor de allochtone doelgroep; hier is specifieke ondersteuning nodig. - Zorg voor suïcide preventie. - Zorg voor goede samenwerking tussen 1e en 2e lijn (gezamenlijke inkoop met zorgverzekeraars).
52 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing
Cliëntgroep 2: Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr)
4. Verbinding met andere beleidsterreinen
• Er liggen bij deze doelgroep veel mogelijkheden voor verbinding met andere terreinen. • Gemeenten zullen leidend moeten zijn in het bijeenbrengen van beleidsterreinen • Van belang is daarbij dat er sprake is van cliëntenparticipatie; praat met de mensen waar het over gaat en van goede voorlichting over de doelgroep. • Genoemd zijn onder meer werk en onderwijs (met name voor de cliënten met stabiele problematiek): - Via bijvoorbeeld school- of werkcoaches (ook voor vrijwilligerswer). - Zorg voor betere afstemming met toeleiding naar arbeid en doorstroming naar betaald werk. - Heb aandacht voor adolescenten. - Zorg voor betaalbare scholing. - Voorkom discontinuïteit in begeleiding / zorg voor regie op begeleiding (op school en op het werk). - Voorkom tegenstrijdige regelgeving (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk mag nu vaak van uitkerende organisatie) - Wsw instrumentarium is nu nauwelijks toegankelijk. - Zie cliëntgestuurde projecten (zie LFOS) - Zie regiecentra voor groei op participatieladder - Voorkom ontmoediging van werk dat volgens de economische maatstaf niet voldoet aan de norm. - Zorg voor preventieve steun voor overgang van school naar werk. - Heb aandacht voor preventie door voorlichting in onderwijs. Liefst door ervaringsdeskundigen. - Het intellectuele niveau van de doelgroep is zeer divers: van VG tot hoog begaafd. Zorg voor werk op niveau. • Inkomen: - Verbinding met uitkering/UWV/WWB. - Heb oog voor cliënten met een laag inkomen (kan leiden tot sociale exclusie en eenzaamheid) - Landelijk informatiesysteem schulden / zorg voor terugdringen van het aangaan van financiële verplichtingen. - Zorg voor laagdrempelige en op maat gesneden schuldsanering. - Heb oog voor de armoede (minimum inkomen 83% van de mensen met ernstige psychische beperkingen). Verbinding met armoede beleid. - Let op stapeling van maatregelen. • Welzijn Nieuwe Stijl, onder meer: - Woonsterke wijken / woonzorgwijken. - Een groot deel van aanbod/begeleiding kan samen met welzijn voor ‘kwetsbare burgers’; hiervoor is wel professionele deskundigheid voor toeleiding nodig. - Eetvoorziening met andere doelgroepen als ouderen en VG. - Zorg voor GGZ-expertise in wijk/buurtcentra • Zorg: - Intensieve samenwerking met ketenpartners is wenselijk. Streven naar integraal zorgplan GGZ/MADI/ welzijn/wonen - In behandelplan andere partijen rol geven. - Meer actie vanuit zorgaanbieders naar andere beleidsterreinen (opener opstelling). - Als cliënten in behandeling zijn bij bijv. een psychiater, zorg dan dat andere partijen ook al een rol krijgen, voor een goede overdracht in de toekomst. • Overig: - Kunst en theater. - Deelname aan sport, zowel recreatief als in competitief verband. Chronisch psychiatrische cliënten leven gemiddeld 20 jaar korter dan andere burgers door hun levensstijl.
53 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 5. Huisvesting
Cliëntgroep 2: Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) • Er liggen bij deze doelgroep mogelijkheden voor huisvesting van de locatie van waaruit ondersteuning wordt geboden. De groepen met stabiele problematiek kunnen eventueel samen. Voor de groep met fluctuerende problematiek ligt dat wat gecompliceerder. • Genoemd is: - Betrek woningcorporaties bij maatschappelijke steunsystemen. - Zorg voor locaties waarbij ontmoeting met de ander op natuurlijke wijze gebeurt. - Zorg voor specifieke aandacht en begeleiding voor zwerfjongeren. - Kan op velerlei manieren. Alhoewel een minimale schaalgrootte/omvang noodzakelijk is om rendabel en effectief te zijn. • Daarnaast zijn zaken opgemerkt over de huisvesting/woning van cliënten zelf: - Zorg voor logeervoorzieningen bijvoorbeeld voor tijdelijke crises. - De meeste mensen willen zelfstandig leven met voorzieningen en ondersteuning in de buurt. Biedt huisvesting met ondersteuning ter plekke. - Laat mensen in kleine groepen samenleven met één gezamenlijke ruimte en keuken, niet grootschalig! - Zorg voor een goed urgentiebeleid; mensen komen vaak terecht in achterstandswijken. - Zorg voor specifieke woningen/locaties voor zwerfjongeren. Dus niet samen met volwassen daklozen. - Zorg voor grotere diversiteit in wonen en voor mogelijkheden dat cliënt zelfstandig kan blijven wonen. - Gebruik maatschappelijk vastgoed (breder gebruik maatschappelijk en vastgoed zorgaanbieders voor alle burgers).
6. Technologie
• Er liggen veel mogelijkheden voor deze denkrichting voor vernieuwing. In het bijzonder voor de groep die behoefte heeft aan structuur en aan controleren van de omgevingsfactoren. • In mindere mate geldt dit voor de groep die behoefte heeft aan bescherming (niet alle cliënten kunnen deze prikkels aan). • Genoemd zijn onder meer: - Zorg voor voldoende punten in een gemeente waar men kan beschikken over computer (internet). - Mogelijkheden om directe omgeving te alarmeren via bijvoorbeeld een ‘App’. - E-health (denk aan verslavingszorg). - Telezorg / beeldscherm contact / wijkzorgpost. - Social media (twitter, facebook, sms-diensten) ook voor ontwikkeling/behoud sociale contacten. - Groupon. - E-learning
7. Niveau
• Bij deze denkrichting voor vernieuwing wordt aangegeven dat ondersteuning zowel regionaal als op wijkniveau beschikbaar moet zijn, een en ander ook afhankelijk van de omvang van de doelgroep en de wens van de cliënt en de mate van beperking/handicap. • Voor het wijkniveau zijn genoemd: - Zorg voor voorlichtingsbijeenkomsten door ervaringsdeskundigen (taboe doorbreken/anti stigma) - Zorg voor wijktafels. - Wijkteams, zoals Fact: ook uit te breiden zodat het voor andere doelgroepen te gebruiken is. - Stel kwartiermakers in elke gemeente aan. - Maak gebruik van regionale belangenbehartiging door GGZ-cliënten. - Werk aan het “wijkgevoel”; deze groep kenmerkt zich dat zij weinig met anderen doen. - Werp geen financiële belemmeringen op voor participatie op wijkniveau (bijvoorbeeld te dure koffie in wijkcentrum). Anderzijds mag van cliënten ook iets gevraagd worden (maar niet verplichtend). - Organiseer bijeenkomsten en activiteiten op wijkniveau.
54 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 8. Overig
Denkrichting voor vernieuwing
Cliëntgroep 2: Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) • De inclusieve samenleving is benoemd als 8e denkrichting voor vernieuwing die van toepassing is op deze doelgroep. Van belang zijn: - Pluriform aanbod. - Draag zorg voor contact met ‘gewone burgers’ bijv. door sociaal ondernemerschap en/of private partners met ‘een groot hart’. - Langdurig herstel en rehabilitatietrajecten. - Platformen/debatten/multiloogbijeenkomsten organiseren - Gebruik “ondersteunings”locaties ook voor gewone burgers - FACT - Morele afkeuring bespreken en verminderen. - Ondersteuning bij zingeving (bijvoorbeeld schrijfgroep voor levensverhaal) - Wederkerigheid: wat kan en wil de cliënt bijdragen.
Cliëntgroep 3: Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG)
1. Zelforganiserend vermogen
• Er liggen mogelijkheden voor zelforganiserend vermogen voor de totale doelgroep. • Bij kinderen in een KDC geldt daarbij dat er een steunstructuur is (anders was de cliënt waarschijnlijk opgenomen), maar dat ouders vaak al overbelast zijn. • Naarmate een kind groter wordt, is meer fysieke ondersteuning nodig. • Van belang is om dicht rondom een gezin te zoeken naar mogelijkheden. Coaching kan hierbij waardevol zijn; bijvoorbeeld in de vorm van een gezinscoach/ casemanager. • Verder is samenwerking tussen zorg en onderwijs relevant. Begeleiding daar naar toe is nodig: op tijd uit bed om baan of onderwijs te kunnen vervullen.
2. Informele ondersteuning
• Er liggen mogelijkheden voor deze denkrichting voor vernieuwing. De inzet van vrijwilligers is heel waardevol. Een coachende en coördinerende rol van professionals kan zorgen voor een effectief totaalaanbod. Daarbij moet de professional zijn taakopvatting aanpassen aan de huidige uitvoering. Binnen deze cliëntgroep vragen cliënten met gedragsproblemen speciale aandacht; hier zijn vaste vrijwilligers nodig. • Genoemd zijn: - Gespecialiseerde oppascentrale. Dit zou door vrijwilligers kunnen worden opgepakt. Er is wel training en coaching van vrijwilligers nodig. - Heb een goed oog voor het vinden en binden van vrijwilligers. Werf actief (ga bijvoorbeeld op markten staan). - Vraag aan de mensen die hulp nodig hebben zelf om na te denken wie deze hulp kan bieden, maar laat iemand anders vervolgens bemiddelen. - Investeer in bedrijven die een dagje vrijwilligerswerk willen doen (bijvoorbeeld ambtenaren die zwemmen met kinderen uit het KDC) - Zorg voor goede scholing, verzekering en medezeggenschap. - Heb aandacht (en ondersteuning) voor de mantelzorger (bijvoorbeeld een logeerhuis voor mantelzorgers). - Stuur goed op de houding van professionals; vrijwilligers willen en kunnen wel vaak meer dan professionals toestaan. Maar houd oog voor grenzen aan vrijwilligerswerk. - Zorg voor gespecialiseerde vrijwilligers. - Denk aan een Verklaring voor goed gedrag voor vrijwilligers! - De doelgroep zelf kan worden gestimuleerd actief te worden in een vriendenclub of zelf (onder begeleiding) vrijwilligerswerk te gaan doen.
55 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing
Cliëntgroep 3: Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG)
3. Algemene en collectieve voorzieningen
• Er liggen mogelijkheden voor deze denkrichting voor vernieuwing. Er gelden wel voorwaarden en uitzonderingen, zoals: - Vervoer. - Continuïteit (waarborg dat aanbod er is en blijft; het gaat om cliënten die levenslang en levensbreed ondersteuning nodig hebben). - Met name bij cliënten met meervoudig complexe handicaps zijn aanpassingen nodig in fysieke ruimtes en speelt een verzorgingsaspect. - Ook cliënten met gedragsproblemen vragen speciale aandacht; kijk goed naar de voorwaarden. - Ook voor LVG’ers kan het lastig zijn; hiervoor is kennis van de doelgroepen noodzakelijk. • Als optie is de combinatie van doelgroepen genoemd: - Bijvoorbeeld ouderen die appels schillen bij het KDC. - Of LVG’ers die klussen in de wijk. - Of een talentenbank waarbij mensen met een beperking anderen ondersteunen. - Honden uitlaatservices. - Communiceer nu al naar collectieve voorzieningen dat er een nieuwe doelgroep op komst is. - Huiskamerprojecten voor ouderen; dagbesteding zonder indicatie. - Groepen helpen groepen in de Wmo.
4. Verbinding met andere beleidsterreinen
• Er liggen mogelijkheden voor deze denkrichting voor vernieuwing. • Genoemd zijn: - Samenwerking zorg en onderwijs. - Samenwerking met sportverenigingen. - Maak voor invulling programma’s gebruik van bestaande voorzieningen, bijvoorbeeld weekendopvang in vakantiehuisjes. Het is wel van belang de kwaliteit niet uit het oog te verliezen. - Er zijn raakvlakken met arbeid, wonen en inkomen (waaronder schuldhulpverlening). Het gaat om het leven van mensen. Maak hierin geen onderscheid met ‘normale’ burgers, maar wees wel extra alert op een aantal zaken (bijvoorbeeld geen bandopnames/voorkeuzemenus aan de telefoon, maar liever een oud maatschappelijk werker als vrijwilliger). - Er zijn raakvlakken met welzijn. Traditioneel zijn burgers met een lage SES doelgroep van welzijn. Hier zit veel overlap met de LVG-doelgroep - Een integrale blik is essentieel. - Voorlichtingsavonden. - Werk outreachend. - Heb de mensen goed in beeld. - Zorg voor samenwerking / afstemming met AWBZ-aanbieders met dezelfde doelgroep of hetzelfde aanbod.
5. Huisvesting
• Er liggen mogelijkheden voor deze denkrichting voor vernieuwing. Daarbij gelden wel voorwaarden als tilvoorzieningen en vervoer. Daarnaast moet huisvesting specifiek zijn ingericht voor multidisciplinair, therapeutisch en deels prikkelarm aanbod. • Genoemd zijn: - Gebruik maatschappelijk vastgoed (babyzwemmen in de avonduren in het KDC, brede school) - Zorg voor (rolstoel)toegankelijkheid van bibliotheken of kerken. - Specifiek voor de LVG-doelgroep is aangegeven dat demografische omstandigheden in de wijk belangrijk zijn. LVG-ers hebben echter financieel vaak niet veel te besteden en goedkopere woningen staan vaak in een mindere buurt. LVG-ers voelen zich daar wel vaak prettig en worden er sneller geaccepteerd. - Zorg voor goede samenwerking met de woningbouwvereniging: laat bijvoorbeeld cliënten 1 jaar proberen te wonen. Als dat goed gaat; de woning laten overgaan van woningbouwvereniging op cliënt. - Een Mantelzorgwoning/woon-unit aan huis kan regie op eigen leven en zelfredzaamheid van het kind/de volwassene met een verstandelijke beperking vergroten. De zorg is dichtbij aanwezig. Voorwaarde is dat de mantelzorger (met steuncirkel en/of professionele zorg) belastbaar genoeg is.
56 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing
Cliëntgroep 3: Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG)
6. Technologie
• Er liggen mogelijkheden voor deze denkrichting voor vernieuwing. Daarbij is wel aangegeven dat deze doelgroep levenslang en levensbreed ondersteuning nodig heeft. Menselijk contact is daarom erg belangrijk. Verder vraagt deze denkrichting voor vernieuwing regievermogen en initiatief. Dat is niet bij iedereen aanwezig. • Genoemde mogelijkheden zijn: - Alarmering (voor LVG). - Beeldcontact. - Zorgcentrales vanuit zorgaanbieders (voor gehandicapten, V&V et cetera) kunnen ook worden ingezet in de WMO (o.a. cameratoezicht/wakkere wacht) - Telefoon/routeplanners. Dit vraagt maatwerk en is afhankelijk van de mogelijkheid tot regie (bijvoorbeeld hoogbegaafde autisten kunnen veel). - Online hulp voor LVG-jongeren; een samenwerkingsinitiatief van Ambiq, Driever’s Dale, MEE Friesland en Tjallingahiem. De online hulp bestaat uit 18 modules zoals oefeningen en trainingen, bijvoorbeeld in de vorm van serious games. Op elk moment van de dag kunnen cliënten via mail, chat of met webcam vragen stellen aan hun hulpverlener. - Social media. - E-learning met pictogrammen.
7. Niveau
• De ondersteuning kan op wijkniveau worden georganiseerd, maar het is van belang het regionale niveau niet uit te sluiten. Met name voor de EMCG-cliënten en cliënten met gedragsproblematiek is de ondersteuning waarschijnlijk niet dichtbij te organiseren. Voor de LVG geldt dat outreachend werken van groot belang is. • Genoemd zijn: - Wijk en buurtverenigingen. - Jongerenwerkers. - Daarbij is een signaalfunctie (straatwerker) wel van belang. Ga actief de wijk in. - Wat kan op buurt, dat daar doen. Maar sluit regionaal niet uit. - Zie voorbeeld Tilburg: project ‘Hier woon ik’. Dit is een project van MEE regio Tilburg met als doel het promoten van een goede verstandhouding tussen mensen met een beperking die in de wijk wonen en de overige wijkbewoners. Ontmoetingen en dingen samen doen zijn daarbij belangrijke aandachtspunten.
8. Overig
• Als laatste denkrichting voor vernieuwing is ‘Samenwerking en samenhang’ genoemd. De eerste lijn is belangrijk als vindplaats en educatie van deze eerste lijn is daarmee erg belangrijk. • Benut verschillende invalshoeken. Op gemeentelijk niveau is dat waarschijnlijk makkelijker.
57 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 1. Zelforganiserend vermogen
Cliëntgroep 4: Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking; Auditieve beperking: • Als er al een partner is, is die meestal ook doof. In de systemen is daarom vaak geen mantelzorg die een rol van betekenis kan spelen. Daarnaast speelt dat de relatie wederkerigheid met zich meebrengt (een partner wil partner kunnen zijn, niet vooral mantelzorger). • Een beroep kunnen doen op professionele hulp is heel belangrijk voor gevoel van veiligheid (eis: gebarentaal en kennis van doelgroep, plus vervolgens ‘complexere’ vragen als psychosociale hulpverlening, ggz-problemen). Visuele beperking: • Cliënten met Bg (ong. 1000) hebben geen sociaal netwerk, zijn beperkt sociaal redzaam, hebben niet alleen begeleiding maar ook thuiszorg en sociale voorzieningen om zelfstandig te kunnen wonen. Met pakketmaatregel is al veel ondersteuning uit de AWBZ gegaan; voor wat er nu nog is overgebleven, is specialistische kennis vereist (communicatie, mobiliteit, voeren van regie). • Het zo zelfstandig mogelijk zijn, onder andere met hulp vanuit je netwerk, maakt onderdeel uit van de revalidatie. Mensen die zich melden voor begeleiding, kunnen dit blijkbaar niet (voldoende) in eigen kring oplossen. Auditieve en visuele beperking: • Analyse van sociale netwerk rond cliënt, om te zien welke rol zij kunnen spelen en om te kijken of het netwerk kan worden vergroot (bijv. door hobby, of weer naar de kerk gaan). Sociale netwerk moet dan wel worden geïnstrueerd door professionele begeleiding, moet blijvend aandacht voor zijn (ook op langere termijn, want vaak is er sprake van een progressieve aandoening, dus als die verslechtert nemen de aangeleerde vaardigheden weer af). Ook voor bijvoorbeeld behoud van mobiliteit is begeleiding nodig.
2. Informele ondersteuning
Auditieve beperking: • Investeer in (bestaande) dovenwelzijnstichtingen (in centrumgemeenten): doven onder elkaar, ontmoetingsfunctie en informatievoorziening richting doelgroep. • ‘Hoor Friesland’: project waarbij slechthorenden huisbezoeken doen bij ouderen om doof/slechthorendheid te signaleren. (Gevaar is wel dat doven snel hun eigen problematiek projecteren op een andere dove: training/deskundigheidsbevordering en gesprekstechnieken zijn van belang) Visuele beperking: • Netwerk voor ouderen ook toegankelijk maken voor mensen met visuele beperking. Echter: dit is vaak niet haalbaar voor de mensen die nu gebruik maken van begeleiding (vanwege comorbiditeit met LG, PSY, NAH). • Vrijwilligers kunnen geschoold worden in het begeleiden van blinden bij mobiliteit. • Nederlandse Vereniging voor Blinden en Slechtzienden organiseert veel activiteiten en vrijwilligerswerk door blinden, maar: dit is niet haalbaar voor de huidige cliënten met BG, door de bijkomende problematiek. Auditieve en visuele beperking: • Vaak progressieve aandoeningen, plus verslechtering door ouderdom. Ondersteuning moet hier steeds op aangepast worden, dit is voor mantelzorgers heel lastig. Zal ook gelden als vrijwilligers het overnemen. Ondersteuning voor en door mantelzorgers.
3. Algemene en collectieve voorzieningen
Auditieve beperking: • Er zijn te veel aanpassingen nodig aan collectieve voorzieningen om een oplossing te zijn voor deze cliënten met een auditieve beperking en dan is het begeleiding op maat in plaats van een algemene voorziening. Visuele beperking: • Formulierenbrigade, schuldhulpverlening e.d. toegankelijk maken voor mensen met visuele beperking en een enkelvoudige vraag. Auditieve en visuele beperking: • Ouderenadviseurs die huisbezoeken doen voor de signalering, om mensen in beeld te krijgen (training nodig).
58 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 4. Verbinding met andere beleidsterreinen
Cliëntgroep 4: Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking; Auditieve beperking (mits voldoende volume aan cliënten): • Loopbaanbegeleiding, betaald door UWV, uitgevoerd door re-integratieadviseurs die door zorgorganisatie geschoold zijn in gebarentaal en dovencultuur. • De Verbinding: bedrijf dat is opgericht om dove mensen daarin een baan te bieden. • Begeleiding bij kinderen op school (betreft 50 kinderen, cluster 2), ondersteuning bij onderwijs. Visuele beperking: • Sommigen maken gebruik van een sportclub met aanpassingen, vaak is het van oorsprong georganiseerd vanuit intramurale instellingen wat na bezuinigingen overgenomen is door vrijwilligers. Kan alleen als er voldoende deelnemers zijn, vaak zijn er te weinig blinden/slechtzienden in een gemeente om iets te organiseren. • Ook impact van inkrimping van middelen voor Wajong en Wsw; zowel bedreiging als kans. • Sommige blinden zouden wel kunnen werken, maar doen het niet omdat ze bang zijn dat ze geen uitkering krijgen als het toch niet lukt. Gemeente kan hier stimulerende rol in nemen. • Aansluiting van deze groep blinden met slechtzienden is heel lastig, vaak wel geprobeerd in revalidatietraject maar lukt moeilijk (meestal vanwege comorbide zaken of vanwege energiebalans). Auditieve en visuele beperking: • Problematiek is groeiend, doordat mensen steeds ouder worden. Problematiek wordt vaak te laat gesignaleerd onder ouderen, vervolgens is er ook een communicatieprobleem dus het is lastig mensen te bereiken. Aandacht genereren op plekken waar veel ouderen komen. • Medici beperken zich in hun dossiervorming en aanpak vaak
5. Huisvesting
Auditieve beperking: • Woonzorgzone met inloophuis voor doven: woningbouw heeft aantal woningen voor doven gerealiseerd, zorgorganisatie levert begeleiding vanuit inloophuis: efficiencyslag voor zorg en ontmoeting voor cliënten. • Er is vrijwel geen behoefte aan dagbesteding in de extramurale sector, mensen zitten in Wsw of intramuraal. Soms aansluiting bij dagvoorziening voor ouderen mits begeleiding voor interactie. Visuele beperking: • Woonvorm met ambulante begeleiding, maakten veel gebruik van elkaars kracht, gaf hen psychosociale ondersteuning. Dit kan eventueel ook met mensen uit de wijk, maar die zijn zich minder bewust van de benodigde randvoorwaarden (hoe het huis ingericht is, welke plek dingen hebben e.d.). • Dagbesteding is vervanging voor arbeid of gericht op behoud van cognitieve vaardigheden. Dit laatste vaak gekoppeld aan een verzorgingshuis. Auditieve en visuele beperking: • Geen aanvulling op bovenstaande
6. Technologie
Auditieve beperking: • Lotgenotencontact via internet voor mantelzorgers (bijvoorbeeld horende kinderen van dove ouders). • Experimenteren met begeleiding via beeldtelefoon, om eenvoudige hulpvragen via beeld af te handelen, naast regelmatig face-to-face contact (kan kleine efficiencyslag betekenen). • Hoorimplantaten, technologie steeds verfijnder, maar dit lost niet het probleem op (ze blijven slechthorend en de ontwikkelingsachterstand is niet zomaar overbrugd. Vooral kansen bij kind/jeugd). • Communicatie met toets-invoer en computergestuurde stem/spraakherkenning Visuele beperking: • Wordt gezocht naar mogelijkheden van zorg op afstand (bijv. via skype), maar: dit is in veel gevallen niet haalbaar voor de huidige cliënt met begeleiding. • Idem voor social media via aangepaste software. Auditieve en visuele beperking: • Geen aanvulling op bovenstaande
7. Niveau
Algemeen: • Bovenregionaal, WGR-niveau is al te klein (Wet gemeentelijke regelingen)
59 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 8. Overig
Denkrichting voor vernieuwing 1. Zelforganiserend vermogen
Cliëntgroep 4: Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking; Algemeen: • Stel een aandachtsfunctionaris aan, die kennis heeft van de specifieke kenmerken van de groep (zoals de dovencultuur) • Begin met brug te slaan, doe een handreiking richting mensen met een auditieve en/of visuele beperking. Concreet voorbeeld: als je een bijeenkomst organiseert, nodig dan doven uit om op andere wijze contact op te nemen. Zet gebarentolken in bij relevante publieksbijeenkomsten.
Cliëntgroep 5: Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Subgroep 1 - ernstige fysieke/motorische beperkingen: • Begeleiding richt zich voornamelijk op de cliënt zelf. Cliënt kan alleen zelf de regie houden als zijn omgeving vaste structuur heeft en de ondersteuning hierin past (vaste agenda). • Vaste persoon is belangrijk: cliënten zijn er bij gebaat dat iemand hun huis kent en hen als persoon kent, zodat je niet voordurend alles hoeft uit te leggen. • Een partner kan deze ondersteuning bieden, maar dit past niet bij de natuurlijke verhoudingen in het gezinssysteem. Zoeken naar wat wel en niet kan. Voorkom overbelasting. • Het netwerk is vaak klein; professional zorgt ervoor dat het netwerk gevuld blijft. Subgroep 2 - progressief verlopende aandoeningen: • Verliezen steeds meer (regie, energie). Perspectief is achteruitgang. Begeleiding is gericht om achteruitgang zo traag mogelijk te laten verlopen (niet het ziektebeeld maar de mate van ondersteuning). • Rekening houden met verloop van ziekte: geen lange termijn afspraken. Procedures zo kort mogelijk. Afstemming met huisarts. • Eigen keuze van cliënt centraal (wil misschien niet een scootmobiel maar nog een keer een uitje). • Mensen aan loket moeten op de hoogte zijn van ziektebeelden en dingen snel regelen. Subgroep 3 - niet aangeboren hersenletsel: • Zelforganiserend vermogen is beschadigd, niet/nauwelijks ziekte-inzicht. Cliënt meldt zich niet zelf, hulpvraag komt vaak binnen vanuit netwerk (mantelzorg, problemen in de buurt, politie, woningbouw). Ondersteuning van cliëntsysteem is belangrijke hulpvraag. • Goede monitoring/signalering nodig, vanuit de medische kant (daar is de problematiek meestal als eerste bekend). • Kans voor signalering: de welzijnswerker vanuit de wijkgerichte aanpak (bezoek aan huis, checklistje meegeven). • Belangrijk in de ondersteuning: structuur, tempo, herhaling, vaste personen. Aandacht voor draaglast/kracht van (jonge) mantelzorgers in systeem.
60 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 2. Informele ondersteuning
Cliëntgroep 5: Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Subgroep 1 - ernstige fysieke/motorische beperkingen: • Qua praktische handelingen kan een informeel iemand veel leren. • Verlenen van begeleiding vraagt om een bepaalde houding. Een professional behoudt gepaste afstand en nabijheid, om cliënt eigen regie te geven, er ontstaat geen scheve balans. Vrijwilliger komt op andere manier bij cliënt, komt dichterbij. Bij vrijwilliger heeft cliënt eerder het gevoel teveel te vragen (wederkerigheid). Training/ deskundigheidsbevordering en coaching vrijwilligers, bewaking grenzen van belang. Subgroep 2 - progressief verlopende aandoeningen: • Aanvulling op subgroep 1: Er is ook begeleiding nodig bij langzaam doodgaan, ook voor cliëntsysteem, vraagt extra aandacht cq professionaliteit. Zeker ook bij loket, de hulpvraag moet goed in beeld worden gebracht. • Kerk kan rol spelen bij verlieservaring, rouwverwerking, stervensbegeleiding, maar behoefte is heel individueel bepaald. • Intensieve Vrijwillige Thuishulp. Subgroep 3 - niet aangeboren hersenletsel: • Herinnering aan structuur en motiveren tot activiteiten kan door vrijwilliger gedaan worden, mits aan randvoorwaarden is voldaan (tempo, vaste personen e.d.) • Er is vaak sprake van ondersteuning bij administratie en schuldhulpverlening; dit kan meer vanuit de informele zorg worden opgepakt (randvoorwaarde: kennis van aandoening en bijbehorende problematiek; vertrouwen opbouwen). Ondersteuning door en voor mantelzorgers en vrijwilligers.
3. Algemene en collectieve voorzieningen
Subgroep 1 - ernstige fysieke/motorische beperkingen: • Als je begeleiding elders gaat organiseren, moet je ook het vervoer regelen; hieraan zijn specifieke eisen verbonden. (zie ook bij huisvesting) Subgroep 2 - progressief verlopende aandoeningen: • Snelheid waarin voorzieningen kunnen worden ingezet is van belang vanwege de progressiviteit van het ziektebeeld. Subgroep 3 - niet aangeboren hersenletsel: • Dagbesteding moet heel kleinschalig georganiseerd zijn, bijvoorbeeld 2 of 4 personen in ruimte vanwege prikkelgevoeligheid. • Gedragsproblemen zijn een belemmering om mensen in reguliere plek op te vangen. • Kerk, voor bestaande ontmoetingsplekken (islamitische cultuur ligt lastiger). • Welzijnswerk. • Meestal is iemand nodig die goed de verbinding kan leggen tussen persoon met beperking en de samenleving. • Woningcorporaties nemen soms voortouw in aanpak om wijk te verbeteren. • Structuur is weer van grootste belang. • NAH café en ontmoetingscentra en/of gezamenlijke activiteiten voor mensen met NAH en hun mantelzorgers.
61 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 4. Verbinding met andere beleidsterreinen
Cliëntgroep 5: Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Subgroep 1 - ernstige fysieke/motorische beperkingen: • HH3 zou begeleidingsachtige activiteiten kunnen doen. Vanuit gedachte ‘1 gezin 1 plan’ zou andersom gezien de begeleidingsprofessional ook de huishoudelijke hulp kunnen doen. • Moet nog veel gebeuren bij gemeentelijke sociale zaken en schuldhulpverlening, hebben te weinig kennis van deze doelgroep, moeten tijd nemen aan het loket, ook voor hulpvraagverduidelijking (integraal doen). • Sport: professional ondersteunt cliënten in gebruik van reguliere sportactiviteiten (op initiatief van gemeente). Heeft positief effect op kwaliteit van bestaan waardoor mensen actiever blijven, dit voorkomt erger. • Leerlingenvervoer combineren met LG-vervoer, zodat efficiënter georganiseerd kan worden (met kanttekening van eisen aan vervoer, zie huisvesting). • Verbinding met onderwijs, bijvoorbeeld voor opzetten van cursussen, maatschappelijke stages, vrijwillige inzet van leerlingen t.b.v. cliënten (is nu vaak nog incidenteel, zou door gemeenten structureel ingezet kunnen worden). Subgroep 2 - progressief verlopende aandoeningen: • Zie subgroep 1. Subgroep 3 - niet aangeboren hersenletsel: • Werk en inkomen: cliënt zelf valt vaak uit werk. Door overbelasting van mantelzorger valt die soms ook weg uit arbeidsproces. Grote gevolgen voor inkomen, SES. Situatie dus integraal bekijken, hele systeem en alle aspecten van het leven. ‘Werken naar vermogen’ kan, maar wel echt op individuele basis. • Wonen: rondom 24-uurs voorziening ook een aantal woningen met ambulante ondersteuning faciliteren. Dit brengt de ondersteuning dichterbij de cliënt en is bovendien efficiënter. • Alert zijn op problemen met verslaving, psychiatrie (zoals depressie), heel vaak ligt er NAH onder. Goede signalering ontwikkelen door relevante partijen. • Meerwaarde van gemeente ligt in het bieden van regie, zodat signalen worden opgevangen en gedeeld
5. Huisvesting
Subgroep 1 - ernstige fysieke/motorische beperkingen: • Moet toegankelijk zijn voor rolstoelen e.d. (geen drempels, ruimte, soms bedden/douche nodig). Daarom lastig om wijkcentrum o.i.d. geschikt te maken voor LG, andersom is makkelijker (LG-dagbestedingcentra inzetten voor andere doelgroepen). • LG is bovendien een kleine groep, schaalgrootte speelt een rol, samenwerking tussen gemeenten is optie. • Moet professional aanwezig zijn voor toiletgang e.d. • Vervoer moet geregeld zijn, dit zal vaak bovenlokaal zijn, moeten gemeenten dus ook afspraken over maken onderling. • Vernieuwing van welzijn nodig, moeten gemeenten simultaan aanpakken. Soms verdienen welzijnswerkers in huiskamerproject meer dan professionals in ambulante begeleiding, dus overname van activiteiten door welzijn is niet perse goedkoper. Subgroep 2 - progressief verlopende aandoeningen: • Neemt letterlijk en figuurlijk drempels weg, want mensen hebben laag energieniveau. Focus dus ook op wat iemand nog wel kan, waar krijgt iemand energie van. Op maat oplossen! • In eerste instantie veel mogelijkheden, maar naarmate ziekte vordert nemen mogelijkheden af. Subgroep 3 - niet aangeboren hersenletsel: • Opnieuw: let op structuur en vastigheid. Een Mantelzorgwoning/woon-unit aan huis kan regie op eigen leven en zelfredzaamheid van een persoon met een lichamelijke beperking vergroten. De zorg is dichtbij aanwezig. Voorwaarde is dat de mantelzorger (met steuncirkel en/of professionele zorg) belastbaar genoeg is.
62 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 6. Technologie
Cliëntgroep 5: Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Subgroep 1 - ernstige fysieke/motorische beperkingen: • Nog een wereld te winnen: telezorg, domotica. Voorbeelden: - Gevoel van veiligheid verhogen door een hulpknop met reactie door kundig persoon. - Besturing van gordijnen, licht e.d. via oogbeweging. - Digitale agenda’s e.d. voor dagstructuur, herinneringen enz. - Spraakcommunicatie apparatuur. - Info over activiteiten in de wijk - Onderhouden van contacten. • Voorwaarde: aanpassingen moeten op maat gemaakt worden. Subgroep 2 - progressief verlopende aandoeningen: • Zie subgroep 1. Subgroep 3 - niet aangeboren hersenletsel: • Wel mogelijkheden, vooral op ondersteuning van geheugen en spraak, communicatie. Vooral voorgeprogrammeerde dingen, want cliënten kunnen zelf vaak niet de juiste keuze maken (ook niet met simpele pictogrammen).
7. Niveau
Subgroep 1 - ernstige fysieke/motorische beperkingen: • Vanwege schaalgrootte is regionale samenwerking nodig. Subgroep 2 - progressief verlopende aandoeningen: • Idem. • Behoefte is heel individueel bepaald, dus zorg gezamenlijk voor voldoende mogelijkheden in de omgeving. Subgroep 3 - niet aangeboren hersenletsel: • Wijkgericht voor het integrale netwerk. • Regionaal voor de professionele ondersteuning.
8. Overig
Algemeen: • Begeleiding is vaak integraal pakket met ADL-zorg. • Dagbesteding buitenshuis belangrijk, omdat anders veel op de partner terechtkomt, die daarmee de regie van de cliënt overneemt (omdat dat sneller gaat) • Benader de cliënt niet op zichzelf, maar het hele (gezins)systeem. • aanvliegroute is misschien eerder vanuit de punt van de piramide. Dat moet je goed inregelen, anders kom je niet eens toe aan eigen kracht, informeel en algemeen/collectief. Subgroep 1 - ernstige fysieke/motorische beperkingen: • Dagbesteding combi van LG en PSY (bestaand project van Noorderbrug/Lentis): ze helpen elkaar, cliënten trekken zich aan elkaar op. Nu worden ook wajongers aan doelgroep toegevoegd. Subgroep 2 - progressief verlopende aandoeningen: • Gemeente kan huisartsen opnemen in de structuur (netwerk, zowel op concreet individueel cliëntniveau als samenwerkingspartner). Voorwaarde is dat huisartsen beter bekend zijn met ziektebeelden (kunnen het nu vaak niet herkennen). Subgroep 3 - niet aangeboren hersenletsel: • Eenzaamheid dreigt, voor hele systeem. Hier kan wijkaanpak werken. Vaak speelt angst van de omgeving een rol (het kan iedereen gebeuren, daarom houden mensen afstand, plus de onbekendheid met de problematiek en niet zichtbare gevolgen).
63 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 1. Zelforganiserend vermogen
Cliëntgroep 6: Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS<18jr) Algemeen: • Professional moet bereid zijn een stap terug te doen en meer over te laten aan cliënt zelf en het netwerk. • Jongeren, vooral pubers, willen graag als individu gezien worden, maar je kunt niet om de ouders als bevoegd gezag heen; moet je rekening mee houden bij innovatie. Zonder noodzaak van behandeling: • Accent leggen op toekomstperspectief (dus niet op wat cliënt niet kan), het potentieel ontdekken. Deelnemen aan gewone sport, culturele en welzijnsactiviteiten, eigen talenten op reguliere plek inzetten. De zwaarte van alles wat niet kan, wordt daardoor minder. • Kunnen hun eigen vraag vaak niet bedenken, je moet outreachend bezig. Vraag naar de droom, wat wil je graag (rekeninghoudend met leeftijd). • Benaderingen uit de psychiatrie (rehabilitatie, presentie, storytelling e.d.) zijn bruikbaar. Gebruiken voor empowerment. • Concrete ideeën: - droomwebsite voor een gemeente of wijk, waar jongeren hun droom kunnen beschrijven en anderen kunnen aangeven hoe ze de jongere daarbij kunnen helpen. - iets competitiefs organiseren, iets waar ze trots op kunnen zijn (op een vlak dat ze interesseert, waar ze warm voor lopen) Met noodzaak van behandeling, aanvulling op bovenstaande: • Ouders, broers en zussen helpen in acceptatie van stoornis kind (bijv. lotgenotencontact) en hulp bij opvoeding. • De totale sociale infrastructuur op orde. • Gemeente moet proces faciliteren om projecten/producten met meerwaarde te ontdekken en te ontwikkelen. Regie nodig, zodat gebeurt wat nodig is en niet van alles ontstaat wat niet aansluit bij de behoefte.
2. Informele ondersteuning
• Formele en informele steunstructuur opzetten: - Informele structuur is een netwerk van ‘gezagsdragers’ vanuit de maatschappij, zoals MKB, bestuurder van basisschool, directeur van woningcorporatie. ‘Gezagsdrager’ nodig om de informele ondersteuning te laten werken (spreekt cliënt aan, beschermt hem indien nodig). - Vervolgens een op activiteiten gerichte aanpak, waarin ze hun talenten kunnen inzetten (of dat nu in sport, café of wat dan ook is). - Formele structuur bestaat uit professionele ondersteuning, die de structuur aanbrengt (ook de informele structuur) en daarna in de gaten houdt, die ook de lijnen onderhoudt met wijkagent e.d. Met noodknop voor mantelzorger of vrijwilliger om aan de bel te kunnen trekken als het niet gaat. - Professional moet oog hebben voor de sterke mensen in het netwerk van de cliënt en die inschakelen (wat wil jij voor je kind/neef/enz.) • Lotgenotencontact voor ouders. • Versterk je netwerk. • Maatjesprojecten. • Vriendclub.
3. Algemene en collectieve voorzieningen
Zonder noodzaak van behandeling: • Concrete ideeën: - ‘Oplaadpunt’, positieve plek waar jongeren geactiveerd worden (dus niet op de bank hangen met een colaatje en een praatje), in beweging brengen, energie kwijt kunnen. - Inzetten MKB voor stageplekken, vanuit wederkerigheid/win-winsituatie. - Buurtgericht werk (onder meer vanuit de Bij Bosshardt buurtsteunpunten): kracht van de buurt(bewoners) zelf ontsluiten in het oppakken en oplossen van problemen (eenzaamheid, isolement). Met noodzaak van behandeling: • Professionele, individuele aanpak is belangrijk. Moet je in kunnen zetten zonder dat er een diagnose en indicatie is, vanuit vertrouwen toewerken naar professionele interpretatie van de problematiek. Als het ernstiger wordt ook snel kunnen handelen (meer zorg in kunnen zetten, cliënt toe leiden naar intramuraal). • 1 cliënt 1 zorgverlener, maar wel met netwerk erachter.
64 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Denkrichting voor vernieuwing 4. Verbinding met andere beleidsterreinen
Cliëntgroep 6: Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS<18jr) Algemeen: • Betrekken van onderwijs, cultuur, recreatie, bijv. Life Goals, dutch street cup, regionale kunstfestivals. Zie ook denkrichting voor vernieuwing 1 en 2. • Maak een voorziening voor arbeidsmatige dagbesteding waar mensen erkenning vinden voor hun capaciteiten. • Gemeenten moeten in de gaten houden dat cliënten goede overgang hebben van intramuraal naar extramuraal (gemeente). Gemeente moet volledige traject zien, dus de fase van behandeling, begeleid wonen tot het moment dat ze daadwerkelijk onder de Wmo komen met hun hulpvraag. Met noodzaak van behandeling: • Je moet eerst zorgen dat je deze kinderen vindt: signalen bij elkaar brengen (school, huisarts, verenigingsleven, wijkagent, veiligheidshuis) en met elkaar verbinden. • Goede voorbeelden zijn Veldtafel (Amsterdam) en sociaal café (Hengelo): samen afspreken wie waarmee aan de slag gaat, verantwoordelijkheid beleggen (zodat hete aardappel niet kan worden doorgeschoven).
5. Huisvesting
Het is onduidelijk wat de mogelijkheden zijn van deze denkrichting voor vernieuwing voor deze cliëntgroep, omdat het niet aan de orde is gekomen in de innovatiesessie.
6. Technologie
Algemeen, concrete ideeën: • Droomsite om dromen te beschrijven, je talent aan te prijzen. • Gebruik nieuwe media (nog niet concreet idee), om aan te sluiten bij hun leefwereld. • App waarin jongere z’n dagprogramma kan invoeren, dat waarschuwingssignalen afgeeft en informatie hoe te handelen in risicosituaties en waarmee jongere ook contact kan leggen bij vragen. • Besloten websites voor lotgenotencontact • Internetcursussen of instructies (e-health, zoals voor stoppen met roken)
7. Niveau
Algemeen: • Integrale, wijkgerichte aanpak nodig (zie toelichting bij andere denkrichtingen voor vernieuwing). • werken aan wederkerigheid, bijv. mensen met uitkering iets te doen geven in de wijk. • Voorbeelden: - Effectarena: wie is de investeerder, welke activiteiten ga je doen, wat is het effect, wie incasseert dat? - Effectcalculator om impact te kwantificeren.
8. Overig
Algemeen: • Aandachtspunt: laagdrempelige, deskundige indicatiesteller nodig; cliënten willen zelf niet gediagnosticeerd worden, dus iemand moet daar doorheen kunnen werken (vertrouwen winnen, problemen benoemen). • Cliënten hebben vaak moeite te accepteren dat ze een levenslange ziekte hebben en laten begeleiding daarom moeilijk toe, terwijl ze wel heel gevoelig zijn voor verkeerde invloed (vanwege behoefte aan erkenning, die ze vinden bij de verkeerde personen)
65 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Bijlage 3. Goede voorbeelden voor vernieuwingsmogelijkheden • Sportclub als buurthuis van de toekomst. Vanwege bezuinigingen worden veel buurthuizen gesloten. De grootste kostenpost van deze buurthuizen vormen de accommodaties. Sportaccommodaties kunnen deze functie ook vervullen. In Den Haag wordt een deel van het bezuinigingsgeld geïnvesteerd in het aanpassen van sportaccommodaties, zodat hiermee het buurthuis van de toekomst gerealiseerd kan worden. Op deze manier worden zwakke allochtone verenigingen gekoppeld aan sterke clubs. Bron: Trouw, zaterdag 17 september 2011
• In de Friese gemeente Opsterland wordt sinds 2002 gewerkt aan burgerparticipatie. Er wordt gebruik gemaakt van de dorpsspiegel, waarmee de kwaliteit van leven in een dorp in kaart gebracht kan worden. De gegevens bieden handvatten voor gesprekken tussen dorp en gemeente, en bieden een gefundeerde basis voor beleidsontwikkeling. Bron: WMO magazine, vierde jaargang, nr 3, juli 2011
• In het Brabantse Elsendorp werd er geconstateerd dat het inwoneraantal terugliep en de bevolking verouderde. Onder regie van het dorpsoverleg werd er actief nagedacht over hoe voorzieningen in het dorp versterkt konden worden. Samenwerking met de gemeente en maatschappelijke organisaties heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat er onder andere zorgwoningen en een steunpunt gerealiseerd zijn. Bron: WMO magazine, vierde jaargang, nr 3, juli 2011
• Mevrouw Gerbersen, woonachtig in Utrecht, is een van de groeiende groep 65-plussers die gebruik maken van het systeem PAL4. Het systeem – aangesloten op de tv - biedt allerlei functies op het gebied van wonen, zorg, welzijn en ontspanning. “Het is zo gezellig om via PAL4 anderen te leren kennen”. Bron: redactie PAL4-vandag!
• Buurtsuper floreert met sociale formule. Almen is in feeststemming. Na dertien jaar heeft het Gelderse dorpje met 1200 inwoners weer een volwaardige supermarkt. Het is Nederlands dertiende AttentPlus, een keten die in steeds meer dorpen met maximaal 2500 inwoners opduikt. Dankzij een bijzondere opzet zouden deze supers wel levensvatbaar zijn, waar andere winkels de deuren moesten sluiten. […] Herintreders op de arbeidsmarkt en mensen met een verstandelijke of lichamelijk beperking spelen in het bedrijfsmodel van AttentPlus een belangrijke rol. Zij generen via de sociale gemeentebudgetten de extra geldstroom die een buurtsuper financieel rendabel kan maken. Bron: Trouw, dinsdag 27 september 2011
66 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
• Integrale arrangementen De multiproblematiek van cliënten loopt dwars door schotten van zorg & ondersteuning & dienstverlening heen. Het integraal arrangement waar het Leger des Heils voor staat bestaat naast begeleiding uit het bieden van opvang (waar nodig), zorg, schuldhulpverlening, werk of school, en vrije tijd activiteiten (sport, kunst & theater) gericht op participatie (voorbeelden Life Goals, Dutch Street cup, regionale kunstfestivals, etc.). In het buurtgerichte werk (onder meer vanuit de Bij Bosshardt buurtsteunpunten) wordt de kracht van de buurt(bewoners) zelf ontsloten in het oppakken en oplossen van problemen (eenzaamheid, isolement). Bron: Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg
• De gemeente Peel en Maas en het UVIT-zorgkantoor/zorgverzekeraar zijn reeds geruime tijd bezig met de ontwikkeling van een toekomstbestendige structuur van dagvoorzieningen in de gemeente. Sinds 2005 is een veelheid aan (verschillende type) dagvoorzieningen gestart of heeft zich verder ontwikkeld richting de ideaaltypische integrale dagvoorziening. In de ‘ideale’ integrale dagvoorziening nemen mensen met en zonder indicatie, uit verschillende doelgroepen, deel aan dezelfde groep en is een mix van dagopvang, huiskamer, dagverzorging en zo mogelijk dagbehandeling aanwezig. In de directe uitvoering zijn primair vrijwilligers en een sociaal cultureel medewerker vanuit een welzijns- of zorgorganisatie betrokken. Daarbij wordt de professionele zorg ingezet als dat nodig is (op afstand). De integrale dagvoorziening is een samenwerking tussen het Kernteam WWZ, welzijnsorganisatie en zorgpartijen. De burger is binnen de samenwerking gelijkwaardig aan de professional, zoals het Kernteam WWZ binnen deze samenwerking gelijkwaardig is aan de professionele organisatie. Bron: Peel en Maas zet strategische koers uit vooroverheveling begeleiding. Implementatiestrategie en Positionering functie Begeleiding en dagvoorzieningenstructuur Peel en Maas 2011-2015
• Het Alzheimer Café is een maandelijkse informele bijeenkomst voor mensen met dementie, hun naasten en belangstellenden. Nederland telt meer dan 180 Alzheimer Cafés. De maandelijkse bijeenkomsten starten meestal met een inleiding door een deskundige of de vertoning van een film, waarna de bezoekers ideeën, informatie en ervaringen kunnen uitwisselen. Bron: Alzheimer-nederland.nl
• De decentralisatie vereist een transformatie van het bestaande stelsel van preventie, via begeleiding en ondersteuning, tot onderdelen van de zorg. Menzis, als de grootste lokale zorgverzekeraar, en de gemeente Enschede hebben middels een convenant afgesproken om zich voor de komende vier jaren te committeren aan een programma dat vorm geeft aan de gewenste omslag: (1) van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag, (2) naadloze uitvoering van zorg en ondersteuning en (3) maatwerk voor doelgroepen in een kwetsbare positie. Deze drie thema’s vormen de kapstok voor de samenwerking tussen gemeente en Menzis. Bron: Convenant Menzis – Gemeente Enschede, 2 september 2011
• Steunpunten GGZ. Nederland heeft circa 55 steunpunten ggz, welke praktische en laagdrempelige cliëntondersteuning bieden voor alle doelgroepen in de (openbare) geestelijke gezondheidszorg. De steunpunten leveren verschillende diensten, waaronder het organiseren van groepscursussen gericht op het vergroten van zelfredzaamheid en/of participatie, praktische ondersteuning, zoals formulierenhulp en budgetbeheer, en nog talloze andere ondersteunende diensten. Bron: Brochure behorend bij het onderzoeksrapport ‘Ggz cliëntondersteuning op de kaart, een inventarisatie van 28 ggz steunpunten in Nederland’, 2010, uitgevoerd door het LPGGz in samenwerking met Vo!ce.
67 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
• Dementerenden langer thuis door sensortechnologie. Onderzoek door Nienke Nijhof van het eHealth Research Centre van de Universiteit Twente heeft uitgewezen dat sensortechnologie ervoor kan zorgen dat dementerenden langer thuis kunnen blijven wonen, waardoor besparingen in de zorgfinanciering gerealiseerd worden. In het onderzoek hebben cliënten van zorgorganisatie Bruggerbosch in Enschede tien maanden gebruik gemaakt van de sensortechnologie ADLife. Met de technologie kan het leefpatroon van een cliënt vastgesteld worden. Als er afwijkingen gemeten worden ten opzichte van een normaal patroon, wordt er meteen contact gezocht met een aangewezen contactpersoon of de cliënt zelf. Bron: www.zorginstellingen.nl
• Breng ouderen in beweging. In steeds meer woonzorginstellingen is het beleid erop gericht om de bewoners te stimuleren om ten minste 30 minuten per dag te bewegen. Een effectief beweegbeleid is meer dan het organiseren van activiteiten. NISB heeft een stappenplan ontwikkeld om bewegen te integreren in uw beleid. Of om deze op te nemen in uw servicepakket voor cliënten. Bij het stappenplan horen diverse instrumenten en werkdocumenten welke ondersteuning bieden bij het opzetten van een beweegbeleid of een beweegproject. Bron: www.nisb.nl
• VenloDroom is een innovatieplatform in wonen, welzijn en zorg. VenloDroom concentreert zich op de wijk Venlo-Oost (ongeveer 16.000 inwoners) en ontwikkelt in die omgeving nieuwe samenhangende concepten. Succesvolle oplossingen worden doorontwikkeld en ‘uitgerold’ over andere wijken in de stad. Een voorbeeld hiervan is het project burendiensten, waar hulp bij klusjes op basis van een burendienst wordt georganiseerd. Iemand uit de buurt die wél handig in is en het ook nog leuk vindt, helpt een ander die dat niet (meer) kan. En misschien is het in een ander geval wel omgekeerd. Bron: www.venlodroom.nl
• Huizen van de wijk. In Amsterdam worden een aantal “huizen in de wijk” gerealiseerd. Dit is een plek waar vrijwilligers samenkomen om hun activiteiten te organiseren, met opbouwwerk, een wijkcentrum, buurthuisactiviteiten, welzijn en zorg (bijvoorbeeld schuldhulp, maatschappelijke dienstverlening, sociaal raadslieden), spreekuren op locatie voor het loket Zorg en Samenleving en het Wijksteunpunt Wonen. Eventueel een maaltijdvoorziening en ouderenondersteuning, zoals een wijkpost voor ouderen, en wellicht een plek voor naschoolse activiteiten. Er kan plaats zijn voor verhuur aan commerciële zorg en welzijnsaanbieders, zoals een huisartsenpost. Een huis van de wijk zorgt voor synergie en afstemming in het welzijnsaanbod en maakt het voor bewoners makkelijk om de weg naar de activiteiten van verschillende instellingen te vinden. Bron: www.pvdaamsterdam.nl
• Het project buurtkamers in Zwolle. In Zwolle is in samenwerking met WijZ een project gestart met als doelstelling het bevorderen van participatie van kwetsbare senioren in de samenleving waardoor eenzaamheid wordt voorkomen en zij zelfstandig kunnen blijven wonen in hun vertrouwde woonomgeving. De sociale steun die zij mogelijk ontvangen van hun buurtgenoten blijft zo behouden. Ook worden eventuele nieuwe beperkingen vroegtijdig gesignaleerd. Hierdoor wordt escalatie van de problematiek voorkomen zoals langdurig sociaal isolement, overbelasting van mantelzorgers of verhuizing naar een verzorgingshuis. Bron: Buurtkamers in Zwolle. Projectplan.
• Geit neet besteit neet. Door af te wijken van standaard procedures lukte het Netwerk Welzijn Versterkt om voor de verstandelijk beperkte Marij een baantje te vinden als juf op een school. Marij veranderde van een kwetsbare, eenzame vrouw in een actieve en zelfbewuste burger. Volgens projectleider Jan Joore is het een kwestie van anders leren kijken en nieuwe deuren openzetten. Hij nam het initiatief voor een avond met kwetsbare inwoners en hun verwanten, vrijwilligers, instanties en ondernemers op het gebied van wonen, welzijn en zorg om een maatschappelijk netwerk te creëren dat mensen met een beperking laat deelnemen aan het normale leven. Bron: Peel en Maas innoveert - deel 1
68 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
• ‘Games middel om gezondheidszorg te verbeteren’. De Stichting Games for Health Europe organiseert op 24 en 25 oktober 2011 voor de eerste keer de Europese conferentie Games for Health Europe 2011. Het congres geeft antwoord op de vraag welke bijdrage games- en simulaties kunnen leveren om de gezondheidszorg te verbeteren en betaalbaar te maken. Bron: www.zorginstellingen.nl
• Door de gemeente Breda is het GWI( geschikt wonen voor iedereen ) beleid ontwikkeld. Dit beleid richt zich op het realiseren van een geschikte woonomgeving voor alle burgers zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en functioneren in de eigen vertrouwde leefomgeving. Ook wanneer zij behoefte krijgen aan begeleiding, ondersteuning of zorg. Doelstelling van GWI is kort gezegd: “Onbekommerd wonen”. Bron: Inclusieve wijk scan. Een meetinstrument voor GWI samenwerkingspartners. Brochure van het Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid
• De gemeente Tilburg heeft een tool ontwikkeld die ondersteuning biedt bij het plannen van het ondersteuningsaanbod om zodoende randvoorwaardelijk bij te dragen aan een optimale kwaliteit van leven voor met name kwetsbare groepen. Met deze tool wordt naast kwantitatieve kengetallen ook de ondersteuningsbehoefte in kaart gebracht. De inzichten bieden aangrijpingspunten voor de dorpsen/of wijkgerichte aanpak en kunnen gebruikt worden om (gebieds-)ontwikkelingsplannen bij te stellen en te komen tot nieuwe productontwikkeling die beter aansluiten bij de vraag. Bron: Kwetsbare burgers langer thuis: schets gewenst aanbod op verschillende geografische Gebiedsniveaus. Gemeente Tilburg, juni 2011.
• Wijksteunpunten, Lunet zorg. Lunet zorg biedt zeven maal vierentwintig uur ondersteuning en zorg aan mensen met een (verstandelijke) beperking, maar alle buurtbewoners zijn welkom. In de omgeving van een wijksteunpunt wonen de cliënten zo zelfstandig mogelijk. Vaak wonen ouders of andere familieleden ook in de buurt. De cliënten krijgen vanuit het wijksteunpunt ondersteuning op maat, in aanvulling op wat zij zelf kunnen, en de hulp die familie en vrienden bieden. Bron: Brochure Lunet zorg.
• Buurthuis nieuwe stijl. De participanten van Stichting de Omslag / leden van Part 020 zijn van mening dat mensen met een achterstand zoveel mogelijk maatschappelijk moeten blijven participeren. Een van de initiatieven die zij hiervoor voorstellen is het buurthuis nieuwe stijl. In samenspraak met de welzijnsorganisatie die het (bestaande) buurthuis exploiteert, worden hier meer activiteiten op poten gezet voor doelgroepen waar nu weinig aanbod voor is: bijvoorbeeld ex-psychiatrische patiënten en andere buurtbewoners in een sociaal isolement. Een ‘gewone‘ omgeving als een buurthuis helpt om de samenleving en onze doelgroepen dichter bij elkaar te brengen. Daarnaast verkent Part 020 de mogelijkheden om buurthuizen nieuwe stijl en de stedelijke opvangvoorzieningen voor kwetsbare burgers (zoals DAC’s en inloophuizen) te combineren met kwartiermaken en vormen van begeleiding vanuit de GGZ, waardoor participatie op basis van een nieuwe financieringsmix kan ontstaan. Bron: Contouren voor een Buurthuis Nieuwe Stijl, bijlage bij de aanvraag aan Dienst WZS van de Gemeente Amsterdam in het kader van de pakketmaatregel AWBZ Opgesteld door de leden van Part 020 i.s.m. Zwind en Combiwel 11 mei 2010
• Het verhaal achter de hippe modesjaal. stichting Granny’s Finest van jonge ondernemers Niek van Hengel en Jip Pulles slaat drie vliegen in één klap. Door de design te laten ontwerpen en ze te laten breien door oma’s helpen ze jonge designers op weg, maken ze hippe breisels én halen ze eenzame oudjes uit hun sociale isolement. Bron: Metro.
• Mode met gevoel. I-did en MMM zijn twee jonge Nederlandse kledingmerken die in elk geval in een opzicht anders zijn dan andere: de kleding komt tot stand door sociaal verantwoord ondernemen. De bedoeling van i-did is het produceren van mode waaraan iedereen een goed gevoel overhoud, kopers en makers. Door het naaiwerk te laten verrichten door allochtone vrouwen die in Nederland niet of nauwelijks aan het werk komen staan i-did en MMM voor sociaal verantwoord ondernemen. Bron: Volkskrant magazine
69 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
• www.zorgvoorelkaar.com . De Nederlandse maatschappij doet een toenemend beroep op de eigen regie en zelfredzaamheid van burgers bij het regelen van zorg. Voor veel mensen is het echter lastig om hier in de praktijk invulling aan te geven. Een gebruiksvriendelijke website voor vraag en aanbod van zorg biedt hen uitkomst. Deze week gaat Zorgvoorelkaar.com van start, een online marktplaats die vrijwilligers én zorgprofessionals verbindt met mensen die hulp of thuiszorg nodig hebben. Tevens biedt Zorgvoorelkaar. com organisaties een laagdrempelig en gebruikersvriendelijk platform om vrijwilligers te vinden. Bron: www.zorgvoorelkaar.com
• Onafhankelijke alarmcentrale voor zorg op afstand. Ouderen, gehandicapten en psychiatrisch patiënten geven er steeds vaker de voorkeur aan om thuis te blijven wonen. Zorginstellingen hebben moeite om aan deze groeiende zorgvraag te voldoen. Daarom introduceert dienstverlener Facilicom uit Schiedam De Zorgcentrale.nl. De ZorgCentrale is een alarmcentrale die zorginstellingen ondersteunt bij het bieden van zorg op afstand, met een persoonsalarmeringssysteem en het toezien bij medicijngebruik op afstand met behulp van camera’s. De centrale wordt bemand door gediplomeerde verpleegkundigen en biedt 24 uur per dag zorg. Niet alleen wordt er dienst op afstand aangeboden, ook wordt de technische installatie en bijvoorbeeld ontsluitingsoplossingen verzorgt. Bron: www.zorginstellingen.nl
• Papermates. Steeds meer mensen krijgen problemen met ingewikkelde brieven en formulieren. Of ze raken het overzicht over hun geld kwijt en kunnen niet meer rondkomen. Daarom is MEE met enkele welzijnsorganisaties het project Papermates gestart. Door schulden te voorkomen (preventie) of begeleiding naar de schulphulpverlening kunnen mensen met een (lichte) verstandelijke beperking en niet-aangeboren hersenletsel langer zelfstandig blijven wonen. Een ´papermate´ is een maatje bij papieren en geld, een vrijwilliger die thuis helpt de post te ordenen. En die meegaat naar schuldhulpverlening, als dat nodig is. Een papermate biedt naast een MEE-consulent een extra steuntje in de rug. Bron: http://www.meeaz.nl/viewpage.asp?pag_id=1364
• MEE op Weg - zelfstandig leren reizen met een OV-maatje. MEE op Weg is een project van MEE IJsseloevers dat 1 september 2010 van start is gegaan. Doel van het project is dat mensen meer mogelijkheden zien om van locatie A naar B te reizen in plaats van met de taxi of het speciale busje. Dat kan met de stadsbus, op de fiets of gewoon lopend. Daarbij kan men steun krijgen van een vrijwilliger. MEE op Weg start als pilot in de gemeente Zwolle en loopt van 1 september 2010 tot 1 september 2011. Het project wordt voor een groot deel betaald door de gemeente Zwolle. Omdat MEE op Weg positieve resultaten laat zien vindt vanaf september 2011 een uitrol plaats over en in samenwerking met meerdere gemeenten. Bron: http://www.mee-ijsseloevers.nl/viewpage.asp?pag_id=2236
• MEE Vriendenkringen. Sommige mensen maken heel gemakkelijk vrienden. Anderen hebben er wat meer moeite mee. Ook mensen met een beperking of een stoornis in het autistisch spectrum vinden het vaak lastig om vrienden te maken. Daarom zijn er Vriendenkringen. Een Vriendenkring komt regelmatig bij elkaar. Bijvoorbeeld eens per twee weken of eens per maand, net zo vaak als je zelf afspreekt. Zo bedenken jullie ook zelf wat je gaat doen, wanneer je dat gaat doen en waar je dat doet. Bron: http://www.meebrabantnoord.nl/viewpage.asp?pag_id=102119
• Artifriends. Een voorbeeld waarin technologie als oplossing kan werken voor het bestrijden van eenzaamheid en het aangaan van sociale contacten is Artifriends. Een sociaal netwerk als inspiratiebron en creatief platform gericht op mensen met affiniteit of ervaring met de psychiatrie Bron: www.artifriends.nl
70 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
• Strijk- en waswerk. In Helmond is een bedrijf opgezet dat strijk en was werk doet voor gezinnen die huishoudelijke ondersteuning nodig hebben. Bij dit strijk- en wasbedrijf werken weer mensen die een uitkering hebben en (nog) geen ander werk hebben gevonden. Een dergelijke vorm kan ook gebruikt worden als actieve dagbesteding voor licht gehandicapte mensen of mensen in arbeidsreintegratietrajecten. Bron: Bureau HHM, Verslag Rondetafelgesprekken, Verdieping cumulatie maatregelen, oktober 2011
• Een veilige weg! Jongeren met psychische beperkingen zijn bekend bij verschillende instellingen en organisaties zoals UWV, scholen, DWI jongerenloket, politie en GGZ omdat ze vastlopen in onderwijs en werk en omdat sommige jongeren overlast geven. Bij de begeleiding is er vaak sprake van versnipperde en niet goed op elkaar afgestemde hulp. De samenwerking in de keten is onvoldoende. De GGZ heeft deskundigheid om aan te sluiten bij de specifieke ondersteuningsbehoefte van jongeren maar onvoldoende middelen beschikbaar om jongeren bij maatschappelijke participatie te begeleiden. Maatschappelijke voorzieningen (zoals UWV en DWI) hebben een wettelijk verankerde verantwoordelijkheid om jongeren te begeleiden bij maatschappelijke participatie maar beschikken vaak over onvoldoende specialistische begeleiding op maat, noch hebben zij een goede aansluiting bij de zorg. GGZinGeest stelt voor om samen met het UWV een intensievere samenwerking rond jongeren met psychische beperkingen te ontwikkelen die gebaseerd is op bundeling van expertise en voorzieningen, een gezamenlijke indicatiestelling en een gezamenlijk integraal participatieplan. Deze werkwijze sluit naadloos aan bij de aanbeveling van de SER in haar ontwerpadvies De winst van maatwerk; je kunt er niet vroeg genoeg bij zijn om tot één gezamenlijke indicatiestelling te komen en een professional in te zetten om de uitvoering van het participatieplan te coördineren. Het experiment test een concrete oplossing voor de versnipperde en veelal niet op elkaar afgestemde aanpak gericht op de participatie van de jongere waarbij soms fricties optreden rond de te volgen koers. Bron: http://www.uwv.nl/Images/GGZ%2520in%2520Geest_tcm26-237406.pdf
• Fietsen door virtueel landschap. Sevagram Zorgcentra in Limburg zoekt steeds meer manieren om – dementerende- bewoners te prikkelen en uit te dagen te bewegen. Een van hun ‘succesnummers’ is de Di-fiets, een hometrainer waarmee virtuele fietstochtjes door de omgeving gemaakt kunnen worden. “Kijk, in dat huis ben ik geboren”. Bron: Zorgvisie 48 2011
• Stichting Plus Wonen bouwt voor mensen met schizofrenie. “Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat een specifiek interieur een helende werking heeft op mensen met schizofrenie.” Stichting Plus in Leusden is speciaal gebouwd voor volwassenen met schizofrenie. “Het idee van een nieuwe woonvorm, specifiek gericht op mensen met schizofrenie, kwam voort uit een algemene onvrede van veel ouders over de instelling waar hun kind zat. Het toezicht was vaak niet goed, de omgeving was deprimerend en de ouders werden niet genoeg betrokken bij de zorg voor hun kind. Dat is ontzettend jammer, zeker als je bedenkt dat het mogelijk is om met dezelfde hoeveelheid geld compleet andere zorg te bieden.” In het hele bouwplan van de stichting is rekening gehouden met het ziektebeeld van de cliënten. Bron: http://www.zorginstellingen.nl/nieuws/stichting-plus-wonen-bouwt-voor-mensen-met-schizofrenie-11553?utm_ source=Email nieuwsbrief&utm_medium=email&utm_campaign=2011-40
• Xbox Kinect controleert ouderen. Onderzoekers van de University of Missouri hebben samen met een Amerikaanse zorginstelling ontdekt dat de Kinect ingezet kan worden om de gezondheid van ouderen in de gaten te houden. De Kinect is een camera voor de Xbox360 die bewegingen van spelers detecteert. De camera kan bewegingen en gedrag van ouderen in hun woning bijhouden. Volgens de onderzoekers kunnen kleine veranderingen op het gebied van routine of gedrag wijzen op een verhoogd val- of gezondheidsrisico. De Kinect gebruikt een infrarood licht waarmee diepte gezien kan worden in de vorm van een silhouet. Hierdoor blijft de privacy van bewoners gegarandeerd. Onderzoeker Liang Liu legt uit dat het belangrijks is dat er snel hulp komt van medisch personeel. “Dan zijn de gevolgen minder erg.”(MVD) Bron: Zorgvisie 37 2011
71 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
• Beeldcontact tegen eenzaamheid bij ouderen. Om eenzaamheid onder ouderen in gemeente Peel en Maas tegen te gaan, krijgen zij binnenkort op vaste tijden in de ochtend of avond beeldcontact met getrainde vrijwilligers. Het initiatief ‘Goede Morgen Goede Avond Service’ komt van zorgorganisatie Proteion Thuis, welzijnsorganisatie Vorkmeer en de gemeenten Peel en Maas en Horst aan de Maas. Bron: Zorgvisie 38 2011
• Omtinkerij. Een voorbeeld van integrale indicatiestelling is de manier waarop hulpvragen op het terrein van wonen, welzijn, werk, inkomen, zorg en diensten worden beantwoord in de gemeente Tytsjerksteradiel, onder de naam ‘Omtinkerij’. De burger kan op één plek zijn/haar vraag stellen. De medewerker (‘omtinker’) draagt zorg voor een brede vraagverheldering, het eenmalig verzamelen van de benodigde cliëntgegevens en het samenstellen van een geïntegreerd aanbod. In dit initiatief werkt de gemeente samen met het CIZ, Mee, zorgaanbieders, een welzijnsorganisatie, een woningcorporatie, een zorgverzekeraar en een organisatie voor cliëntondersteuning GGZ. Bron: WMO magazine, vijfde jaargang, nr 4, september 2011
• Maatschappelijke activering. Een voorbeeld van heroriënteer op de doelgroep zijn de maatschappelijke activeringscentra waar activering en re-integratie van langdurig werklozen wordt gecombineerd met dienstverlening in wijken en buurten. Er wordt samengewerkt met de organisaties die in de wijk al diensten aanbieden en ingespeeld op de behoeften die leven bij de burgers in de wijk. Hiermee dragen de centra naast de activering van mensen met een Wwb uitkering ook bij aan de leefbaarheid in de buurten en wijken. Bron: WMO magazine, vijfde jaargang, nr 4, september 2011
• Skrep. Een voorbeeld van participatie door vrijwilligerswerk is Skrep in Leeuwarden: een sociaal activeringsproject voor dak- en thuislozen, vaak met verslavingsproblematiek. Skrep biedt werk en begeleiding in Leeuwarden voor mensen die dakloos zijn. Skrep is gestart met het organiseren van laagdrempelige werkactiviteiten. Medewerkers van Skrep kunnen via het werk contact leggen met de deelnemers die kampen met meervoudige ernstige problemen. Verschillende organisaties werken samen om de problemen van de deelnemers gelijktijdig aan te pakken. Werk is een goede ingang gebleken voor het realiseren van zorg en het verminderen van overlast en criminaliteit in de stad. Bron: WMO magazine, vijfde jaargang, nr 4, september 2011
• Participatiehuis. Een voorbeeld van een plek waar burgers met en ondersteuningsvraag terecht kunnen is het participatiehuis in Geleen-Sittard. Dat richt zich op mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deelnemers krijgen een participatietraject aangeboden dan niet afhankelijk is van het inkomen dat iemand ontvangt, maar van de persoonlijke situatie, wensen en problemen van de deelnemer. Soms tegen de verwachting in blijkt voor een groot deel van de deelnemers actieve participatie in de maatschappelijk een haalbare kaart te zijn. Bron: WMO magazine, vijfde jaargang, nr 4, september 2011
• Bedreiv, De Villa. De Villa valt onder Stichting Eigen Bedreivigheid te Doetinchem. De Villa is ontstaan vanuit de vraag van de straat. De Villa is een statig oud pand met een diepe tuin aan de rand van het centrum. De Villa was verwaarloosd, maar is opgeknapt door de deelnemers. Daardoor ontstond een gevoel van eigen en kunnen. De Villa wordt per dag door gemiddeld 15 mensen bezocht, oud, jong, man, vrouw.De Villa biedt dagactiviteit die bedreivigheid heet en door de deelnemer zelf ingebracht wordt. De logische volgende stappen zijn uitbreiding en behoud van de bedreivigheid. Faciliteren van wonen, leren en vrije tijd invulling. Bron: http://www.bedreiv.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=47:de-villa
72 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van vernieuwing in de Wmo
TransitieBureau februari 2012
Dit project kwam tot stand door een samenwerking tussen:
Invoering WMO www.invoeringWMO.nl Rijksoverheid Postbus 00000 | 2500 aa Den Haag t 0800 646 39 51 (ma t/m vrij 9.00 – 21.00 uur) © Rijksoverheid | januari 2012