Rapport
Extramurale begeleiding in Den Haag
Extramurale begeleiding in Den Haag
Uitgave Gemeente Den Haag Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn Productgroep Onderzoek en Integrale Vraagstukken April 2012
Redactie Enas Baraya Inlichtingen Enas Baraya (070-353 5558) /
[email protected]
-1-
Inhoudsopgave 1
INLEIDING 1.1 Methode
-3-4-
2
BEGELEIDING 2.1 De functie begeleiding in de AWBZ 2.2 De overheveling van de begeleiding naar de Wmo 2.3 Vormen van begeleiding 2.4 Zorgomvang 2.4.1 Eigen bijdrage 2.5 Zorg in natura of persoonsgebonden budget 2.6 Het aanvraagproces onder de AWBZ
-6-6-6-7-8-9-9-9-
3
EXTRAMURALE BEGELEIDING IN CIJFERS 3.1 AWBZ- zorginstellingen met een aanbod voor de functie begeleiding 3.2 Indicaties voor AWBZ-zorg 3.3 Cliënten met extramurale indicaties 3.4 Cliënten met extramurale begeleiding
12 12 12 13 14
4
BEGELEIDING IN DE PRAKTIJK 4.1 Gesprek met de Mo Zaak 4.2 Begeleiding individueel en begeleiding groep in Den Haag 4.3 Een verkennend onderzoek naar de overheveling door bureau HHM 4.4 Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek 4.4.1 Beschrijving vanuit het HHM onderzoek 4.4.2 Haagse cijfers voor mensen met een indicatie 4.4.3 Verdieping Haagse situatie 4.5 Volwassenen met psychiatrische problematiek 4.5.1 Beschrijving vanuit het HHM onderzoek 4.5.2 Haagse cijfers voor mensen met een indicatie 4.5.3 Verdieping Haagse situatie 4.6 Mensen met een verstandelijke beperking 4.6.1 Beschrijving vanuit het HHM onderzoek 4.6.2 Haagse cijfers voor mensen met een indicatie 4.6.3 Verdieping Haagse situatie 4.7 Mensen met een zintuiglijke beperking 4.7.1 Beschrijving vanuit het HHM onderzoek 4.7.2 Haagse cijfers voor mensen met een indicatie 4.7.3 Verdieping Haagse situatie 4.8 Mensen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte 4.8.1 Beschrijving vanuit het HHM onderzoek 4.8.2 Haagse cijfers voor mensen met een indicatie 4.8.3 Verdieping Haagse situatie 4.9 Jongeren met psychiatrische problematiek 4.9.1 Beschrijving vanuit het HHM onderzoek 4.9.2 Haagse cijfers voor mensen met een indicatie 4.9.3 Verdieping Haagse situatie
17 17 18 18 19 19 20 21 23 23 24 24 31 31 32 33 40 40 41 41 42 42 42 43 45 45 46 47
5
TOEKOMSTBEELD
53
BIJLAGEN
57
-2-
1
Inleiding
In het regeerakkoord van 30 september 2010 kondigen de regeringspartijen VVD en CDA diverse systeemkeuzes in de AWBZ aan. Dit betreft onder andere de overheveling van alle extramurale begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo1. De overheveling vindt in 2013 plaats. Per 1 januari 2013 geldt dat mensen die vanaf dat moment voor het eerst extramurale begeleiding nodig hebben een beroep kunnen doen op de Wmo als zij niet zelfredzaam zijn. Dat geldt ook voor kinderen onder de 18 jaar die in 2013 voor het eerst extramurale begeleiding nodig hebben. In 2013 is sprake van een overgangssituatie. Het overgangsrecht is van belang voor mensen die al over een indicatie voor extramurale begeleiding, vervoer en/of kortdurend verblijf beschikken. Het overgangsrecht voor deze groep wordt geregeld in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ. Vanaf 2014 zal iedereen die begeleiding nodig heeft een beroep moeten doen op de Wmo.2 Op dit moment maken de volgende groepen gebruik van de functie extramurale begeleiding3: • • • • • • • • • • • •
kinderen/jongeren met beperkingen die begeleiding krijgen om vaardigheden te oefenen; kinderen/jongeren met beperkingen waarvan de ouders ontlast moeten worden; kinderen/jongeren met beperkingen waarvan de ouders niet in staat zijn het kind voldoende te ondersteunen; kinderen/jongeren met beperkingen die geen begeleiding van de ouders accepteren; ouderen met matige of ernstige dementie (vaak met partner); volwassenen die als gevolg van chronisch invaliderende aandoeningen beperkt zijn in de persoonlijke verzorging; volwassenen die als gevolg van chronisch invaliderende aandoeningen beperkt zijn in hun psychisch functioneren; volwassenen die als gevolg van somatische of psychiatrische problematiek worden ondersteund in de thuissituatie; chronisch psychiatrische patiënten; jongeren en jongvolwassenen met matige of ernstige gedragproblematiek (vaak licht verstandelijk gehandicapten, LVG); mensen met zintuiglijke beperkingen die daarnaast ook nog andere aandoeningen hebben; mensen met een verstandelijke beperking die thuis bij ouders wonen of zelfstandig wonen.
Om als gemeente goed voorbereid te zijn op de overheveling, heeft de afdeling Stafbureau Maatschappelijk Ondersteuning de afdeling Onderzoek en Integrale Vraagstukken gevraagd om een onderzoek hiernaar te doen. De belangrijkste vragen zijn: • • • • • • •
Hoe ziet de functie begeleiding op dit moment eruit? Welke doelen worden hieraan gesteld? Welke doelgroepen maken hiervan gebruik? Om hoeveel mensen gaat het bij de verschillende typen begeleiding en doelgroepen? Wat is het profiel van de medewerkers die de begeleiding geven? Hoe ziet het indicatieproces eruit? Wat wordt aan zorg geïndiceerd en wat wordt aan zorg geleverd? Wat is het toekomstbeeld van de zorgaanbieders over de overheveling, met daarin ook de eigen rol?
Omdat de functie begeleiding verschillende doelgroepen in de samenleving bedient, is er een werkgroep gevormd van beleidmedewerkers uit verschillende beleidsterreinen binnen OCW en SZW van de gemeente Den Haag die te maken zullen krijgen met de overheveling. De werkgroep komt regelmatig bijeen. De eerste bijeenkomsten stonden vooral in het teken van ‘wat is hierover bekend?’, ‘wat weten we als gemeente hierover?’, ‘welke bronnen kunnen we gebruiken?’ en ‘wat willen we nog meer weten?’ 1
Verkennend onderzoek overheveling extramurale begeleiding. Bureau HHM. Februari 2011 Programmabrief langdurig zorg 3 Decentralisatie van begeleiding. Mini-toolkit voor gemeenten en zorgkantoren (2011). Zunderdorp Beleidsadvies & Management. 2
-3-
Op landelijk niveau zijn inmiddels verschillende onderzoeksrapporten over de overheveling verschenen. Een aantal hiervan is verspreid onder de betrokken beleidsmedewerkers en/of besproken tijdens deze bijeenkomsten. Ondanks de kennis die op landelijk niveau beschikbaar is, heeft de werkgroep de behoefte om in te zoomen op de Haagse situatie en om in kaart te brengen hoe de functie begeleiding in Den Haag is georganiseerd. 1.1
METHODE
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen is voor het algemene beeld gebruik gemaakt van landelijk verschenen rapporten over dit onderwerp. Voor specifiek de Haagse situatie zijn in de zomerperiode van 2011 interviews gehouden met verschillende zorgaanbieders in de stad. Bij de selectie van zorgaanbieders is vooral gekeken of aanbieders van alle doelgroepen die met de overheveling te maken krijgen vertegenwoordigd zijn en aanbieders die verschillende vormen van begeleiding aanbieden. Bij dit onderzoek zijn niet alle instellingen in de stad betrokken. Maar gelet op de typen en vormen van begeleiding geven de resultaten van dit onderzoek een algemeen beeld geven hoe de functie begeleiding er op dit moment eruit ziet. In bijlage I treft u een overzicht aan van de organisaties die bij deze inventarisatie betrokken zijn. Onderzoek voor de regio Haaglanden Stichting Meander en PJ partners doen een vergelijkbaar onderzoek voor de hele regio Haaglanden. Met hen heeft afstemming plaats gevonden. Dit om te voorkomen dat werk dubbel gedaan wordt en instellingen onnodig belast worden. De twee onderzoeken vullen elkaar aan.
-4-
-5-
2
Begeleiding
In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving gegeven van de functie begeleiding die op dit moment vanuit de AWBZ gefinancierd wordt. 2.1
DE FUNCTIE BEGELEIDING IN DE AWBZ
De functie begeleiding in de AWBZ4 is bedoeld voor mensen met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van5: -
sociale redzaamheid; bewegen en verplaatsen; psychisch functioneren; geheugen en oriëntatie; probleemgedrag.
De functie extramurale begeleiding is gericht op het bevorderen, het behouden of het compenseren van zelfredzaamheid. Daarnaast is de functie bedoeld om te voorkomen dat mensen in een instelling opgenomen moeten worden of zich zouden verwaarlozen6. De functie draagt eraan bij dat cliënten optimaal kunnen functioneren op diverse leefgebieden: zelfzorg, wonen, werken, financiën, vrije tijd, sociaal netwerk en contacten met instanties. De begeleiding ondersteunt cliënten vaak op het terrein van structuur en dagritme, maar omvat ook praktische hulp bij en overname van taken op het gebied van zelfzorg, huishouden en administratie. Extramurale begeleiding wordt meestal langdurig en laagfrequent aangeboden en is bedoeld om de situatie van de cliënt stabiel te houden. Soms is er sprake van kortdurende, intensieve individuele begeleiding. Dit is bijvoorbeeld het geval in de beginfase van een begeleidingstraject, bij crisissituaties en ‘life events’, of als zich een traumatische gebeurtenis heeft voorgedaan. Bij een deel van de doelgroep vervullen mantelzorgers een grote rol. Als de mantelzorg wegvalt, is intramurale opname vaak het enige alternatief. De begeleiding wordt in deze gevallen ook ter ontlasting van mantelzorgers ingezet, want het langdurige en intensieve beroep dat op hen wordt gedaan, leidt vaak tot overvraging7. 2.2
DE OVERHEVELING VAN DE BEGELEIDING NAAR DE WMO
De gedachte achter de overheveling van alle extramurale begeleiding vanuit de AWBZ naar de Wmo is dat gemeenten cliënten en hun situatie beter kennen dan de zorgkantoren. Bovendien past de extramurale begeleiding goed bij de verantwoordelijkheid die gemeenten al dragen voor de maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare burgers, aldus het regeerakkoord. Omdat cliënten met lichte beperkingen in hun zelfredzaamheid geen begeleiding meer ontvangen door de pakketmaatregelen AWBZ, betreft de overheveling vooral cliënten met matige of zware beperkingen. De begeleiding voor mensen die niet zelf de regie kunnen voeren en die een indicatie hebben voor verblijf, blijft vanwege de verwevenheid met de intramurale setting, onder de AWBZ vallen. Dit geldt ook voor mensen die gebruik maken van het Volledig Pakket Thuis (VPT)8.
4
De AWBZ- zorg omvat de volgende functies: persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, behandeling, verblijf en kortdurend verblijf CIZ Indicatiewijzer versie 4.0. 6 CIZ Indicatiewijzer versie 4.0 7 Hengeveld M., Laan A. & Pansier-Mast, L. Verkennend onderzoek overheveling extramurale begeleiding (2011). Bureau HHM, Enschede. 8 Brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de tweede kamer. Programmabrief langdurige zorg (juni, 2011). Kenmerk DLZ/KZ-U-3067294. 5
-6-
2.3
VORMEN VAN BEGELEIDING
Onder de AWBZ wordt begeleiding in twee vormen aangeboden: -
begeleiding individueel; begeleiding in groepsverband.
Het CIZ indiceert of men recht heeft op begeleiding individueel of begeleiding in groepsverband of een combinatie van beide. Begeleiding in groepsverband is voorliggend op begeleiding individueel als hetzelfde doel wordt beoogd, behalve als er medische contra-indicaties zijn voor begeleiding in groepsverband9. In de tabel hieronder is een overzicht weergegeven van hoe de functie extramurale begeleiding geïndiceerd kan worden. Bij de indicatiestelling wordt rekening gehouden met het feit, dat de verschillende vormen van zorg niet op hetzelfde moment van de dag plaats kunnen vinden.·. Daarnaast kan begeleiding in groepsverband ook geïndiceerd worden in combinatie met alle persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding individueel, die tijdens de begeleiding in groepsverband moet worden gegeven. Ook kan begeleiding naast de functie behandeling geïndiceerd worden. De functie kortdurend verblijf wordt in combinatie met begeleiding geïndiceerd om te kunnen logeren in een instelling. Tabel 2.1: Overzicht functiecategorieën extramurale begeleiding Functie categorie
Functies in het indicatiebesluit
BGI-sec
Alleen begeleiding individueel
BGI + PV/VP/BH
Begeleiding individueel in combinatie met een of meer van de functies persoonlijke verzorging, verpleging en behandeling
BGG-sec
Alleen begeleiding groep
BGG + PV/VP/BH
Begeleiding groep- in combinatie met een of meer van de functies persoonlijke verzorging, verpleging en behandeling
BGI + BGG
Begeleiding individueel en begeleiding groep, geen andere functies
BGI + BGG + PV/VP/BH
Begeleiding individueel en begeleiding groep, in combinatie met een of meer van de functies persoonlijke verzorging, verpleging en behandeling
KVB + (PV/VP/BH/BG)
Kortdurend verblijf (maximaal drie etmalen per week) in combinatie met een of meer van de functies persoonlijke verzorging, verpleging, behandeling, begeleiding individueel en begeleiding groep
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
In het rapport van het CIZ ‘Wie is de cliënt”, hebben de onderzoekers/schrijvers cliëntportretten gemaakt van mensen uit verschillende doelgroepen die gebruik maken van de functie begeleiding. In dat rapport is een overzicht opgeven van typen van hulp die onder de functie begeleiding kunnen vallen. In tabel 2.2 is aangegeven welke vorm in ieder geval geïndiceerd kan worden bij elk van de genoemde typen hulp. Het overzicht is niet compleet, maar het geeft een indruk van hoe de functie in de praktijk uitgevoerd wordt. Tabel 2.2: Benamingen van hulp die onder de functie begeleiding kunnen vallen
9
Benamingen functie begeleiding
Vorm begeleiding
Woonbegeleiding of Begeleid zelfstandig wonen (vanaf 18 jaar);
Begeleiding individueel
Praktische pedagogische thuishulp (kinderen);
Begeleiding individueel
Praktische pedagogische gezinsbegeleiding (PPG) (kinderen met verstandelijke beperking);
Begeleiding individueel
Extra ondersteuning op basisschool en crèche;
Begeleiding individueel
Dagprogramma voor kinderen vanaf 4 jaar die ontheffing van de leerplicht hebben;
Kan begeleiding groep in combinatie met behandeling groep; deze vorm van zorg gaat waarschijnlijk helemaal over naar de functie behandeling
Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2011 bijlage 6 begeleiding. Kenmerk Z/VU-3037759.
-7-
Begeleiding tijdens voortgezet speciaal onderwijs;
Begeleiding individueel
Stages in een dagactiviteitencentrum voor jongeren afkomstig uit het speciaal (cluster)onderwijs;
Begeleiding groep
Thuisbegeleiding (voorheen: gespecialiseerde gezinsverzorging);
Begeleiding individueel
Dagactiviteiten (DAC) voor GGZ klanten;
Begeleiding groep
Dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking (belevingsgericht/ontwikkelingsgericht/ arbeidgerelateerd); voorbeelden: kaarsenmakerij, eetcafé waar verstandelijk gehandicapten bedienen
Begeleiding groep
Logeerhuizen
Kortdurend verblijf in iedere geval in combinatie met begeleiding groep
Speciale buitenschoolse opvang voor kinderen met een verstandelijke beperking die speciaal onderwijs volgen
Begeleiding groep
Zaterdagopvang voor kinderen met een verstandelijke beperking;
Begeleiding groep
Vrijetijdsactiviteiten voor kinderen/volwassenen met een verstandelijke beperking, zoals sport opmaatprojecten
Begeleiding individueel
Ontmoetingsgroepen en ervaringsgroepen;
Begeleiding groep
Belevenis- en uitgaanscentrum voor ernstig verstandelijk beperkten;
Begeleiding groep
Vakantieactiviteiten voor verstandelijk gehandicapten;
Begeleiding groep
Activerende psychiatrische thuiszorg (langdurend);
Begeleiding individueel
Inloophuizen;
Inloop functie
Vervoerskosten in relatie tot Begeleiding en medische noodzaak tot 12 jaar; altijd Begeleiding in hostels
Vervoerskosten voor begeleiding groep
Begeleiding bij rehabilitatietrajecten voor verslaafden;
Begeleiding groep/ begeleiding individueel
Beschermd werken (dagactiviteiten
Begeleiding groep
Bron: Wie is de cliënt, CIZ rapportage; bewerking OIV
Indien men is aangewezen op begeleiding groep gedurende een dagdeel in een instelling dan omvat de zorg tevens het vervoer naar en van de instelling wanneer dit medisch noodzakelijk is. 2.4
ZORGOMVANG
De omvang van de functie begeleiding wordt vastgesteld in klassen, met daarin een bandbreedte in uren voor begeleiding individueel en in dagdelen voor begeleiding in groep. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 uur. Voor begeleiding individueel lopen de klassen op van 0 tot maximaal 24,9 uur per week. Voor begeleiding groep lopen de klassen op van 1 dagdeel tot en met maximaal 9 dagdelen. De zorgomvang voor de functie verblijf wordt geïndiceerd in etmalen (bijvoorbeeld klasse 3 is 3 etmalen per week).
-8-
Tabel 2.3: Klassen begeleiding individueel en begeleiding groep10 Begeleiding individueel
Begeleiding groep
klasse 1: 0 – 1,9 uur per week
klasse 1: 1dagdeel per week
klasse 2: 2 – 3,9 uur per week
klasse 2: 2 dagdelen per week
klasse 3: 4 – 6,9 uur per week
klasse 3: 3 dagdelen per week
klasse 4: 7 – 9,9 uur per week
klasse 4: 4 dagdelen per week
klasse 5: 10 – 12,9 uur per week
klasse 5: 5 dagdelen per week
klasse 6: 13 – 15,9 uur per week
klasse 6: 6 dagdelen per week
klasse 7: 16 – 19,9 uur per week
klasse 7: 7 dagdelen per week
klasse 8: 20 – 24,9 uur per week
klasse 8: 8 dagdelen per week klasse 9: 9 dagdelen per week
2.4.1
Eigen bijdrage
Per juli 2010 is een eigen bijdrage voor de begeleiding ingevoerd. De eigen bijdrage is bedoeld om mensen te stimuleren om na te gaan of zij de zorg echt nodig hebben. De eigen bijdrage voor begeleiding is ook ingevoerd uit het oogpunt van gelijkheid: ook voor andere vormen van AWBZ- zorg geldt een eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen, de samenstelling van het huishouden, de leeftijd en de zorg die men ontvangt. Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdrage zorg zonder verblijf in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport11.
2.5
ZORG IN NATURA OF PERSOONSGEBONDEN BUDGET
De cliënt heeft de keuze mogelijkheid om de leveringsvorm van de geïndiceerde AWBZ- zorg te bepalen. Men kan kiezen uit Persoonsgebonden budget (Pgb)12 of zorg in natura (ZIN)13 of een combinatie van de twee. Bij zorg in natura kan de cliënt maar bij één zorgaanbieder een specifieke functie (bijvoorbeeld begeleiding individueel of begeleiding groep) afnemen. Bij Pgb heeft de cliënt de mogelijkheid om één specifieke functie bij verschillende aanbieders af te nemen. 2.6
HET AANVRAAGPROCES ONDER DE AWBZ
Hoe verloopt het werkproces begeleiding in de AWBZ? 1. Een burger/familielid, huisarts, een zorgaanbieder of een ziekenhuis meldt bij het CIZ dat er behoefte is aan ondersteuning van een burger met een beperking. 2. Het CIZ neemt een vragenlijst af bij de burger, bepaalt of er een voldoende zware grondslag is voor een AWBZ-indicatie en geeft ook aan wat de dominante grondslag is bij meervoudige problematiek. Het CIZ komt tot een indicatie begeleiding, doorgaans bestaande uit een bandbreedte van uren zorg die vergoed mogen worden. Dat kan zijn groepsbegeleiding, individuele begeleiding of een combinatie van beiden. 3. De burger heeft de vrijheid in het kiezen van zorg in natura, een persoonsgebonden budget en in de aanbieder van de zorg. De burger wordt door het Zorgkantoor geïnformeerd over een of meerdere instellingen die de burger zorg kan bieden. Dat betreft bij zorg in natura een instelling die is toegelaten tot het bieden van zorg onder de AWBZ. Bij een Pgb mag de burger zelf bepalen wie de zorg levert. 10
Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2011 bijlage 6 begeleiding. Kenmerk Z/VU-3037759. http://www.hetcak.nl/ Met een Pgb regelt de cliënt zelf zijn/ haar zorg. De cliënt bepaalt wie de zorgverlener wordt, hoe en op welke momenten men zorg krijgt. De cliënt is dan ook zelf verantwoordelijk over de administratie van de zorg. 11 12
13
Zorg in natura is de hulp die zorginstellingen leveren. De organisatie die de zorg levert, bepaalt hoe de cliënt de zorg krijgt waarvoor hij/ zij geïndiceerd is. De zorgaanbieder levert de zorg en regelt de administratie daaromheen.
-9-
4. De burger kiest een zorgaanbieder. Die zorgaanbieder bepaalt in overleg met de burger de kwaliteit en/of aard van de gewenste ondersteuning (de prestatie) en declareert de kosten bij het zorgkantoor. Volumeafspraken en gemiddelde tarieven zorgen ervoor dat aanbieders niet alleen maar hoogwaardige zorg leveren. 5. Het CAK krijgt een melding van het indicatiebesluit en betaalt op voordracht van het zorgkantoor de zorgaanbieder voor de geleverde zorguren en int eventueel een eigen bijdrage bij de burger14. Op bladzijde 11 is het bovengenoemde proces schematisch weergegeven. Voor cliënten onder de 18 jaar met psychiatrische- en gedragsproblemen indiceert Bureau Jeugdzorg de nodige zorg. Om de aanvragen voor AWBZ zorg te vergemakkelijken kunnen instellingen sinds 2009 (her)indicaties digitaal aanvragen via de zogenaamde standaard indicatieprotocollen. De zorg kan direct worden ingezet en steekproefsgewijs worden de indicaties achteraf door het CIZ getoetst. Het zorgkantoor houdt bij of de instellingen de zorg leveren die geïndiceerd is op basis van de indicatiebesluiten van de indicatiestellers en de registraties van de instellingen van de geleverde zorg. Dit wordt op individueel niveau gekoppeld aan het BSN nummer. Naast deze registraties op individueel niveau moeten instellingen aan het zorgkantoor verantwoording afleggen over de geleverde zorg in de vorm van individuele zorgplannen met doelen die aan de geleverde zorg gekoppeld zijn. Daarnaast moeten instellingen deze zorgplannen periodiek evalueren. De instellingen krijgen geld voor de geleverde zorg en niet voor de geïndiceerde zorg. Uit de gesprekken met de zorgaanbieders blijkt dat bij sommige zorgaanbieders de geleverde zorg en geïndiceerde zorg uiteen kunnen lopen. Vaak is dit inherent aan de beperkingen van de doelgroep. Veel instellingen geven aan dat zij bij het inplannen van medewerkers zoveel mogelijk rekening houden met de no show van cliënten.
14
AWBZ begeleiding in de praktijk kansen op kanteling en samenwerking. Uyl, den R. Hoenderkamp, J. Breed, M. & Oomens, B (2011). Radar, Amsterdam
- 10 -
Cliënt vult zelf het AWBZ aanvraagformulier in of krijgt ondersteuning van professionals bij het invullen van het formulier
Cliënt heeft zorg nodig
CIZ beoordeeld de aanvraag en indiceert zorg
Wel indicatie
huisarts/professionele hulpverlener adviseert de cliënt AWBZ zorg
Cliënt krijgt het CIZ besluit; cliënt kiest voor pgb of zorg in natura Wel voorkeur voor instelling
Cliënt meldt zich aan bij de instelling van voorkeur
CIZ stuurt cliënt gegevens naar het zorgkantoor toe
Geen indicatie
Geen AWBZ gefinancierde zorg
Geen voorkeur voor instelling Het zorgkantoor helpt de cliënt om een instelling te kiezen
De zorginstelling geeft aan het zorgkantoor door dat zij zorg aan de desbetreffende cliënt gaan aanbieden
Het CAK berekent de eigen bijdrage voor de geboden ondersteuning en int deze
- 11 -
3
Extramurale begeleiding in cijfers
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het aantal instellingen met een aanbod voor de functie begeleiding in Den Haag en in de regio Haaglanden. Daarna presenteren we cijfers over de Haagse situatie, zoals het aantal cliënten met een indicatie voor AWBZ-zorg, extramurale zorg en extramurale begeleiding. 3.1
AWBZ- ZORGINSTELLINGEN MET EEN AANBOD VOOR DE FUNCTIE BEGELEIDING
De functie van het zorgkantoor van de regio Haaglanden is belegd bij CZ-zorgverzekeraar. Op de website van CZ-zorgkantoren kan de bezoeker aan de hand van een keuzemenu overzichten krijgen van instellingen die AWBZ-zorg aanbieden, uitgesplitst naar functies. In de tabel hieronder is te zien hoeveel instellingen in de regio Haaglanden en specifiek in Den Haag de functie begeleiding aanbieden. Wel dient opgemerkt te worden dat veel instellingen meerdere locaties hebben. Dat is niet opgenomen in de tabel. Zo zijn er in de regio Haaglanden 56 instellingen die begeleiding in groepsverband aanbieden. Een groot deel van deze instellingen is in Den Haag gevestigd. In de regio Haaglanden zijn meer dan 90 instellingen die kortdurend verblijf aanbieden. Onder deze categorie vallen de meeste verzorgings- en verpleeghuizen. Tabel 3.1: Aantal instellingen met AWBZ zorg in regio Haaglanden en in Den Haag, uitgesplitst naar type begeleiding Aantal instellingen in regio Haaglanden
Instellingen waarvan in Den Haag
Begeleiding individueel
29
14
Begeleiding in groep
56
42
Kortdurend verblijf (logeren)
92
66
begeleidingsvorm
Bron: www.cz-zorgkantoren.nl; bewerking OIV
3.2
INDICATIES VOOR AWBZ-ZORG
Wij maken in dit rapport gebruik van de beschikbare cijfers over AWBZ-zorg. De gepresenteerde cijfers hebben betrekking op cijfers die vanuit het CIZ beschikbaar zijn gesteld. Het CIZ indiceert voor alle doelgroepen de nodige AWBZ-zorg, behalve voor de doelgroep jongeren (0-17 jaar) met psychiatrische problematiek. Voor deze doelgroep indiceert Bureau jeugdzorg de nodige AWBZ-zorg. In dit rapport ontbreken dus de cijfers van de door Bureau Jeugdzorg geïndiceerde AWBZ-zorg. Het CIZ heeft in 2011 op gemeentelijk niveau basisrapporten beschikbaar gesteld over de geïndiceerde AWBZ-zorg. Uit de Haagse rapportage blijkt dat op 1 januari 2011 21.326 cliënten in Den Haag een geldige indicatie hebben voor AWBZ-zorg. Hierbij gaat het dus om alle functies van AWBZ. Dit aantal cliënten hoeft niet overeen te komen met het aantal cliënten dat daadwerkelijk zorg consumeert. Dit komt doordat cliënten een indicatie kunnen hebben zonder er gebruik van te maken. Daarnaast ontstaat een verschil doordat cliënten in een andere gemeente hun zorg consumeren dan waar zij wonen. Bijvoorbeeld kinderen die in een buurgemeente naar de dagopvang gaan15. Tabel 3.2: Aantal cliënten in Den Haag met een geldige indicatie voor AWBZ- zorg op 1 januari 2010, 1 juli 2010, 1 januari 2011 1-jan-10
1-jul-10
1-jan-11
Den Haag
20.172
20.951
21.326
Regio Haaglanden
29.931
30.895
31.416
Nederland
691.288
711.085
727.211
Locatie
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
15
Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, 2011, CIZ
12
Circa 3% van de cliënten in Nederland met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg, woont in de gemeente Den Haag. De Haagse cliënten vormen tweederde van het totaal aantal cliënten in de Regio Haaglanden met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg. Figuur 3.1: Aandeel Haagse cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ- zorg, in procenten 80,0 70,0
67,8
67,4
67,9
60,0 50,0 Regio Haaglanden
40,0
Nederland
30,0 20,0 10,0
2,9
2,9
2,9
1-jan-10
1-jul-10
1-jan-11
0,0
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
3.3
CLIËNTEN MET EXTRAMURALE INDICATIES
Op 1 januari 2011 hebben 10.652 Haagse cliënten een geldige indicatie voor extramurale zorg. Dat is de helft van alle cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ- zorg (tabel 3.3). Tabel 3.3: Cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ- zorg uitgesplitst naar extramurale en intramurale indicatie, 1 januari 2011, in Den Haag Aantal cliënten
Aandeel cliënten
Extramurale indicatie
10.652
49,9%
Intramurale indicatie
10.674
50,1%
Totaal indicatie AWBZ- zorg
21.326
100,0
Type indicatie
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
In tabel 3.4 is te zien dat ongeveer driekwart van de Haagse cliënten met een indicatie voor extramurale zorg, heeft aangegeven de zorg bij voorkeur in de vorm van ‘zorg in natura’ ontvangen. Tabel 3.4: Aandeel cliënten met een geldige extramurale indicatie voor AWBZ zorg, naar voorkeursvorm, op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag Voorkeursleveringsvorm
1-jan-10
1-jul-10
1-jan-11
Zorg in natura (ZIN)
73,3%
71,7%
72,1%
Persoonsgeboden budget (Pgb)
21,2%
22,8%
22,5%
PGB+ZIN
5,3%
5,4%
5,3%
Onbekend
0,2%
0,1%
0,1%
totaal
100%
100%
100%
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
13
3.4
CLIËNTEN MET EXTRAMURALE BEGELEIDING
Ongeveer 60% van het totaal aantal Haagse cliënten met een extramurale indicatie heeft een indicatie van extramurale begeleiding. Het aantal cliënten met een indicatie voor extramurale begeleiding vormt ongeveer 30% van het totaal aantal indicaties voor AWBZ-zorg in Den Haag. Tabel 3.5: Cliënten in Den Haag met een geldige indicatie voor extramurale begeleiding op 1 januari 2010, 1 juli 2010, 1 januari 2011 1-jan-10
1-jul-10
1-jan-11
Extramurale begeleiding
5.473
6.007
6.201
Aandeel extramurale begeleiding van de totale extramurale indicaties
55,4%
57,3%
58,2%
Aandeel extramurale begeleiding van de totale AWBZ-zorg
27,1%
28,7%
29,1%
Locatie
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
14
Kijken we naar de CIZ- indicaties voor extramurale begeleiding dan zien we dat de grootste groep cliënten mensen zijn met een psychiatrische stoornis. Vier op de tien cliënten heeft een indicatie voor begeleiding met als dominante grondslag psychiatrie. Mensen met verstandelijke handicap en mensen met psychogeriatrische problematiek komen relatief gezien ook vaak voor. Figuur 3.2: Aandeel cliënten met een indicatie voor begeleiding van alle cliënten met een indicatie voor extramurale zorg in Den Haag, uitgesplitst naar cliëntgroepen 7,8 7,8 7,7
Lichamelijke handicap
2,3 2 2,1
Zintuigelijke handicap
12,3 11,4 10,2
Verstandelijke handicap 18 jaar en ouder
8,1 8,3 8,7
Verstandelijke handicap 0-17 jaar
40,8 39,8 38,4
Psychaitrische stoornis 18 jaar en ouder 0,2 0,1 0,3
Psychiatrische stoornis 0-17 jaar
9,9 10,3 10,5
Psychogeriatrische problemantiek 65 jaar en ouder 8,2
Somatische aandoening/beperking 75 jaar en ouder
9,6 11,1 3,8 4,2 4,5
Somatische aandoening/beperking 65-74 jaar
6,5 6,5 6,5
Somatische aandoening/beperking 0-64 jaar 0
5
10
15
20
01-jan-10
25
01-jul-10
30
35
40
45
01-jan-11
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
Individuele begeleiding wordt relatief gezien het meest geïndiceerd. In 35% van de indicaties voor begeleiding wordt alleen begeleiding individueel geïndiceerd. Indicatie voor begeleiding individueel in combinatie met persoonlijke verzorging, verpleging en behandeling komt relatief gezien ook vaak voor. Figuur 3.3: Cliënten in Den Haag met indicatie voor begeleiding uitgesplitst naar functie categorie 8% 11%
BGI-sec 35%
BGI+PV/VP/BH BGG-sec
7%
BGG+PV/VP/BH BGI+BGG (sec)
8%
BGI+BGG+PV/VP/BH KVB (+ PV/VP/BH/BG) 11% 20%
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV Voor afkortingen zie tabel 2.1
15
In de figuur hieronder is te zien dat meer dan 40% van alle geïndiceerde zorg voor begeleiding individueel geïndiceerd is voor mensen (18 jaar en ouder) met psychiatrische problematiek. Begeleiding in groep wordt ook het meest geïndiceerd voor deze doelgroep. Op zich is dat wel logisch aangezien de cliëntgroep met een psychiatrische problematiek de grootste groep is die een indicatie heeft voor begeleiding. Kortdurend verblijf (logeren) wordt het meest geïndiceerd voor kinderen/ jongeren met een verstandelijke beperking. Figuur 3.4: de verhouding tussen verschillende cliëntgroepen met een indicatie voor begeleiding uitgesplitst naar type begeleiding Lichamelijke handicap
7,5
14,4
9,4
1,4 1,6 2,5
Zintuigelijke handicap
Verstandelijke handicap 18 jaar en ouder
12,4 13,0
Verstandelijke handicap 0-17 jaar
15,8
38,7
13,5
7,4 2,8
Psychaitrische stoornis 18 jaar en ouder
24,8
43,7
0,8 0,2 0,2
Psychiatrische stoornis 0-17 jaar
12,0
Psychogeriatrische problemantiek 65 jaar en ouder
11,4 6,6
Somatische aandoening/beperking 75 jaar en ouder Somatische aandoening/beperking 65-74 jaar
2,5
5,3 6,0 5,8 6,4
Somatische aandoening/beperking 0-64 jaar
0,0
10,8
5,3 1,6
16,1
5,0
10,0
15,0
20,0
Begeleiding individueel
25,0
30,0
Begeleiding groep
35,0
40,0
45,0
50,0
Kortdurend verblijf
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
16
4
Begeleiding in de praktijk
In dit hoofdstuk schetsen we hoe de functie begeleiding in de praktijk eruit ziet. Dat doen we door per doelgroep cijfers te presenteren over het aantal cliënten met een indicatie. Per doelgroep geven weer hoe de functie begeleiding er in het algemeen uit ziet. Dit doen we door gebruik te maken van een landelijk verschenen onderzoek. Tenslotte sluiten we af met verdieping van de Haagse situatie op basis van gesprekken met zorgaanbieders. Door de gebruikte indeling van doelgroepen is jeugd niet zodanig als een doelgroep gedefinieerd. Informatie over jeugd is te vinden vooral in paragraven 4.6 en 4.9. In dit rapport geen cijfers van Bureau Jeugdzorg gepresenteerd. Daardoor geeft dit rapport niet een volledig beeld over de situatie van jeugd. Wij verwijzen voor dit gedeelte naar het onderzoek van de St. Meander en PJ partners (pagina 4), die Bureau Jeugdzorg wel zou betrekken met hun onderzoek. 4.1
GESPREK MET DE MO ZAAK
Uit een oriënterend gesprek met medewerkers van de MO zaak16 is een aantal zaken naar voren gekomen. Hieronder worden de belangrijkste zaken beschreven die tijdens het gesprek naar voren zijn gekomen. Een voorwaarde om aanspraak te kunnen doen op de AWBZ is dat er een diagnose van een ziekte vastgesteld moet zijn. Men moet bijvoorbeeld de diagnose depressie of dementie hebben. Het doel van AWBZ begeleiding is het bevorderen van de zelfredzaamheid. Doelgroep Er zijn op dit moment drie relatief grote groepen die gebruik maken van de functie begeleiding vanuit de AWBZ. Het gaat om mensen met diagnoses psychiatrische stoornissen, verstandelijke handicap en dementie. Er zijn daarnaast nog twee kleinere groepen: mensen met zintuiglijke handicap (visuele- en gehoorbeperkingen) en mensen met lichamelijke handicap of somatische aandoeningen. De groep die op dit moment gebruik maakt van de functie begeleiding is een groep die al bekend is in het professionele circuit. Vaak doen de professionals aanvraag namens de cliënt voor de functie begeleiding. Dit maakt dat deze groep in iedere geval gemakkelijk te ‘herkennen’ is. Wat professionals aanvragen voor indicatie, wordt ook vaak door het CIZ geïndiceerd. De rol van de behandelaar is een aandachtspunt. De behandelaar bekijkt welke vorm van zorg de cliënt nodig heeft en vervolgens onderzoekt de behandelaar hoe deze vorm van hulp gefinancierd kan worden. Hierdoor kan het voorkomen dat, wat de behandelaars vragen meer past bij behandeling dan bij begeleiding. Een voorbeeld dat is genoemd is zwemmen met dolfijnen. Voor autistische kinderen kan dat goed zijn. Ze kunnen hierdoor beter leren communiceren, waardoor de zelfredzaamheid van het kind vergroot wordt. Maar zwemmen met dolfijnen is een vorm van creatieve therapie en past dus meer bij behandeling dan bij begeleiding. De grens tussen behandeling en begeleiding is in dit soort gevallen diffuus. Een belangrijk verschil tussen begeleiding en behandeling is dat men bij de functie begeleiding niet ingrijpt in het ziekteproces. Dit gebeurt wel bij behandeling. Bij begeleiding gaat het om afgebakende taken, handelingen die van te voren besproken worden om te gaan doen. Zoals een dag- en nachtritme aanbrengen of hulp bij de administratie. Vanuit de functie begeleiding is ook respijtzorg mogelijk. Hiervan wordt vooral gebruik gemaakt door kinderen die logeren in logeerhuizen. Eens in de twee weken gaan kinderen met een beperking logeren in een logeerhuis zodat ouders en eventueel broers en/of zussen ontlast worden. Het gaat vooral om kinderen met verstandelijke beperkingen of psychiatrische stoornissen, zoals ADHD.
16
Sinds januari 2011 is de divisie MO van het CIZ zelfstandig geworden: de MO-zaak. De MO- zaak kan onder andere gemeenten ondersteunen bij de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning. Zij kunnen bijvoorbeeld advies geven op het gebied van Wmo en AWBZ.
17
Keuze tussen begeleiding individueel of in de groep Begeleiding in groepsverband is goedkoper dan begeleiding individueel. Bij het indiceren van zorg wordt eerst gekeken of begeleiding in groepsverband geschikt is om de gestelde doelen te behalen. Als dat het niet het geval is, wordt gekeken of begeleiding individueel geschikt is. De duur van de afgegeven indicatie is afhankelijk van het ziektebeeld en cliëntengroepen. Bijvoorbeeld dementie is een ziekte waar geen sprake is van een volledig herstel; men wordt immers niet beter, maar alleen maar slechter. Begeleiding is dan gericht op het stabiliseren en het leren omgaan met dementie. Vaak wordt een indicatie voor drie jaar afgegeven. Bij verlenging wordt een indicatie voor 5 jaar afgegeven. Mocht in de tussentijd de situatie van de cliënt slechter worden, dan kijkt men of meer zorg geïndiceerd kan worden. Voor mensen met dementie wordt dagbesteding geïndiceerd. Pas als de dementerenden onrustig worden in de groep, wordt begeleiding individueel geïndiceerd. 4.2
BEGELEIDING INDIVIDUEEL EN BEGELEIDING GROEP IN DEN HAAG
In tabel 4.1 zien we het totaal aantal cliënten in Den Haag met een indicatie voor begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren zorg per week. Op 1 januari 2011 hebben bijna 5.000 cliënten een indicatie voor begeleiding individueel met gemiddeld 3,8 uur per week17. Tabel 4.1: Aantal cliënten met begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren begeleiding individueel per week, op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1 januari 2010
Totaal in Den Haag
1 juli 2010
1 januari 2011
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
4.294
4,1
4.759
4,0
4.994
3,8
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
In Den Haag hebben op 1 januari 2011 2.658 cliënten een indicatie voor begeleiding groep met een gemiddelde van 5,6 dagdelen per week. Tabel 4.2: Aantal cliënten met begeleiding groep en het gemiddelde dagdelen begeleiding groep per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1 januari 2010
1 juli 2010
1 januari 2011
Cliëntgroep
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Totaal in Den Haag
2.468
5,7
2.633
5,7
2.658
5,6
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
4.3
EEN VERKENNEND ONDERZOEK NAAR DE OVERHEVELING DOOR BUREAU HHM
Bureau HHM heeft een verkennend onderzoek gedaan naar de overheveling van extramurale begeleiding naar de Wmo18. De onderzoekers hebben op basis van een vergelijkbaar beperkingenbeeld of eenzelfde aard van de begeleiding cliëntengroepen samengevoegd. Dat heeft 17
het aantal cliënten met recht op een specifieke functie zoals begeleiding individueel of begeleiding groep is berekend op basis van de geldigheid van het indicatiebesluit. De geldigheidsduur van een functie valt echter niet altijd samen met die van het indicatiebesluit (andere functies kunnen langer geldig zijn). Hierdoor kan het aantal cliënten met uitstaand recht o een specifieke functie licht overschat worden, met name bij de functies met een kortere gemiddelde geldigheidsduur, zoals begeleiding. 18 Hengeveld M., Laan A. & Pansier-Mast, L. Verkennend onderzoek overheveling extramurale begeleiding (2011). Bureau HHM, Enschede.
18
geleid tot een indeling in zes cliëntengroepen, in plaats van de tien cliëntengroepen van het CIZ. Het gaat om de volgende groepen: 1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/ PG 65+); 2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS>18jr); 3. Mensen met een verstandelijke beperking (VG); 4. Mensen met een zintuiglijke beperking (ZG); 5. Mensen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64jr, LG); 6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY <18jr). In het volgende deel van het rapport worden per cliëntgroep de bevindingen van het verkennende onderzoek van het onderzoeksbureau HHM weergegeven, aangevuld met de Haagse cijfers over het aantal indicaties voor begeleiding en een beschrijving van de Haagse situatie op basis van gesprekken met aanbieders uit Den Haag. 4.4
OUDEREN MET SOMATISCHE OF PSYCHOGERIATRISCHE PROBLEMATIEK
4.4.1
Beschrijving vanuit het HHM onderzoek
Kenmerken, beperkingen van de cliënt De cliënten hebben een somatische of psychogeriatrische grondslag. De cliëntgroep bestaat uit mensen ouder dan 65 jaar, die door toenemende ouderdomsklachten en/of dementie ondersteuning nodig hebben in hun zelfredzaamheid. De leeftijdsaanduiding is 65+, maar een groot deel van de cliënten is ver boven de 65 jaar (in veel gevallen ouder dan 80 jaar). In veel situaties is zelfstandig wonen alleen nog mogelijk dankzij de aanwezigheid van de partner. In verhouding tot zorg in natura komen Pgb’s niet veel voor. Binnen deze groep kan onderscheid worden gemaakt naar ouderen met voornamelijk somatische problematiek en ouderen bij wie de psychogeriatrische problematiek op de voorgrond staat. Individuele begeleiding Individuele begeleiding richt zich vooral op hulp bij of overname van regelvermogen en praktische zaken. In de praktijk komen we de volgende voorbeelden tegen: • hulp bij het organiseren van dagstructuur; • hulp bij overzicht houden op administratie; • hulp bij het organiseren van het huishouden; • hulp bij het orde houden in de financiën; • begeleiding bij ziekenhuisbezoek. De inzet van begeleiding draagt bij aan het zelfstandig kunnen blijven wonen, maar heeft ook een signalerende/preventieve werking. In het geval van palliatieve terminale zorg richt de begeleiding zich op de kwaliteit van leven in de terminale fase, het doorspreken van de uitvaart- of crematieplechtigheid en het begeleiden van familie bij het omgaan met hun verwanten. Groepsbegeleiding De groepsbegeleiding die cliënten ontvangen is vooral gericht op het bieden van structuur en daginvulling, het in stand houden van vaardigheden en het aangaan van sociale contacten. De begeleiding kent verschillende doelstellingen: • Het ontlasten van mantelzorgers, waardoor de cliënt langer thuis kan blijven wonen. • Het activeren van nog aanwezige functies, zowel fysiek als mentaal. Dit draagt ook bij aan de mogelijkheid om zelfstandig te kunnen blijven wonen. • Het bieden van een veilige omgeving waarin sociale contacten en activiteiten kunnen plaatsvinden. Vervoer is voor het merendeel van de cliënten noodzakelijk om naar de groepsbegeleiding te kunnen komen
19
Andere zorg en/of ondersteuning • AWBZ: persoonlijke verzorging, soms verpleging; • Wmo: hulp bij het huishouden, vervoer, woningaanpassingen; • mantelzorg: partner, kinderen, neven/nichten, buren; • vrijwilligers: in aanvulling op begeleiding door professionals worden soms vrijwilligers ingezet bij activiteiten. 4.4.2
Haagse cijfers voor mensen met een indicatie
In Den Haag hebben op 1 januari 2011 962 ouderen een geldige indicatie voor begeleiding individueel. De grootste groep hiervan valt onder de cliëntengroep met een psychogeriatrische grondslag met een indicatie van gemiddeld 1,9 uur per week. Voor 75 plussers met een somatische grondslag wordt gemiddeld 9,1 uur per week geïndiceerd. Dat is veel hoger dan het Haagse gemiddelde van 3,8 uur per week (staat niet in de tabel). Tabel 4.3: Aantal cliënten met begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren begeleiding individueel per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1 januari 2010
Cliëntgroep
Aantal cliënten met BGI
1 juli 2010
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
1 januari 2011
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
SOM 65-74 jaar
124
8,4
138
9,8
127
6,3
SOM 75 jaar en ouder
319
8,1
305
8,6
266
9,1
PG 65 jaar en ouder
510
2,4
555
2,2
569
1,9
953
5,3
998
5,2
962
4,5
Totaal
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
Ook bij de indicatie begeleiding groep is de cliëntengroep met een psychogeriatrische grondslag de grootste groep. Tabel 4.4: Aantal cliënten met begeleiding groep en het gemiddelde aantal dagdelen begeleiding groep per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1 januari 2010
Cliëntgroep
Aantal cliënten met BGG
1 juli 2010
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
1 januari 2011
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
SOM 65-74 jaar
152
5,5
152
5,4
141
5,2
SOM 75 jaar en ouder
357
5,3
317
5,4
288
5,4
PG 65 jaar en ouder
414
6,5
439
6,4
429
6,2
923
5,9
908
5,9
858
5,8
totaal
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
In verhouding met het aantal indicaties voor begeleiding groep en individueel wordt kortdurend verblijf (logeren) niet zo vaak geïndiceerd.
20
Tabel 4.5: Aantal cliënten met kortdurend verblijf en het gemiddelde aantal etmalen kortdurend verblijf per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1 januari 2010
Cliëntgroep
Aantal cliënten met KVB
1 juli 2010
Gemiddeld aantal etmalen KVB
1 januari 2011
Gemiddeld aantal etmalen KVB
aantal cliënten met KVB
Gemiddeld aantal etmalen KVB
Aantal cliënten met KVB
SOM 65-74 jaar
13
1,5
9
1,4
8
1,5
SOM 75 jaar en ouder
41
1,7
39
1,6
33
1,6
PG 65 jaar en ouder
65
1,8
68
1,7
60
1,7
119
1,7
116
1,6
101
1,7
Totaal
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
Van alle vormen van geïndiceerde zorg voor ouderen geldt dat begeleiding in groepsverband het meest geïndiceerd wordt. 4.4.3
Verdieping Haagse situatie
4.4.3.1
Cardia
Cardia is een zorginstelling die alle AWBZ functies aanbiedt; van extramurale zorg tot en met intramurale opname. Cardia heeft in de gehele regio vier locaties, waarvan drie in Den Haag. Als het gaat om de functie extramurale begeleiding, dan biedt Cardia zowel begeleiding individueel als begeleiding in groepsverband. Begeleiding individueel Begeleiding individueel wordt bij de mensen thuis aangeboden. De doelgroep die hiervan gebruik maakt, is zeer divers, van mensen met psychiatrische achtergronden, beginnende dementie, alcoholmisbruik tot lichamelijk en zintuiglijke handicaps. De leeftijd is erg gevarieerd. De doelgroep is jonger dan de mensen die begeleiding groep hebben bij Cardia. Op dit moment hebben ongeveer 10 cliënten begeleiding individueel voor gemiddeld 3-6 uur per week. De individuele begeleiding is gericht op: - het aanbrengen van structuur in de thuissituatie. Een voorbeeld is het aanleren om ‘s avonds te eten. Daarvoor moet bedacht worden wat er gegeten wordt en dat hiervoor boodschappen moeten worden gedaan en dat er gekookt moet worden. - het aanbrengen van regie in eigen leven; ‘hoe richt je je huishouden in en alles wat erbij hoort’; - het ondersteunen bij administratie. Vooral mensen met psychiatrische problemen maken een chaos van hun administratie; - het meegaan naar een organisatie als er iets geregeld moet worden. - iedere keer ‘peptalk’: ’Dit moet er gebeuren’ en ‘we gaan het zo en zo doen’; - een soort vangnet. De toestand van de cliënt in de gaten houden en signaleren of hij zij lichamelijk of psychisch achteruit gaat. Hiervoor wordt er steeds overlegd met andere hulpverleners die bij de cliënt betrokken zijn; Doelgroep De groep die individuele begeleiding krijgt is kleiner is geworden. Dat heeft te maken met verscherping van de indicaties. Daarnaast hebben mensen met psychosociale achtergronden geen recht meer op AWBZ- zorg. Hierdoor bestaat de indruk dat een groep tussen wal en schip is geraakt. Op dit moment wordt bijna nooit alleen de functie begeleiding geïndiceerd. Vaak wordt de functie begeleiding in combinatie met verzorging en verpleging afgegeven. Terwijl niet iedereen verzorging en verpleging nodig heeft, maar wel de individuele begeleiding in combinatie met huishoudelijke zorg.
21
Op dit moment is deze doelgroep voor de AWBZ een lichte groep, maar het zijn juist de schrijnende gevallen, zonder vangnet en zonder familie, die vereenzamen, Deze cliënten zijn aangewezen op een maaltijdvoorziening, maatjesprojecten of welzijnsvoorzieningen. Maar ook de weg daar naartoe weten zij lang niet altijd te vinden en de drempel is voor hen vaak veel te hoog. Vaak zijn het zorgmijders. Het is ook de groep die geen gebruik maakt van de dagstructuringsvoorzieningen die er naar aanleiding van de pakketmaatregelen zijn gekomen. Begeleiding groep Begeleiding in groepsverband is bij Cardia de dagverzorging/ dagopvang. De gefinancierde functie vanuit de AWBZ is begeleiding groep integraal. Dus de begeleiding in groepsverband bevat alle vormen van persoonlijke verzorging en verpleging die tijdens dagverzorging/ dagopvang moeten worden gegeven. Standaard wordt een warme maaltijd geserveerd. Indien vervoer nodig is om naar de opvang te kunnen komen, dan wordt vervoer geïndiceerd bij de functie begeleiding groep. Begeleiding in groepsverband is gericht op: - het aanbrengen van structuur in het leven van mensen. Doordat de mensen naar de locatie komen ontstaat een dag- en nachtritme; ze moeten tijdig opstaan, eten en naar de lokatie komen; het wordt een soort vervanging van het werkritme. Vooral voor mensen die een paar dagen per week komen. Hoe vaak ze komen is afhankelijk van de indicatie. Als mensen achteruit gaan, komt het vaak voor dat zij geen structuur meer in hun leven hebben. Uit zichzelf ondernemen ze dan niets meer, waardoor ze nog harder achteruit gaan. (Hier wordt altijd wel rekening meegehouden bij het toekennen van indicatie); - geheugentraining; - activiteiten doen; - beweging; wandelen naar buiten; - respijtzorg; om mantelzorgers te ontlasten. Mantelzorgers kunnen dan, doordat de zorgvrager naar de opvang gaat, andere dingen gaan doen. Respijtzorg is een neveneffect van het feit dat mensen naar de opvang gaan, maar het is heel belangrijk om zorg vol te kunnen houden. Cardia heeft een ontmoetingscentrum, waarin ook dagopvang aangeboden wordt. Alleen is de setting anders. Het neveneffect om de mantelzorger te ontlasten is daar veel belangrijker. Er is een speciaal aanbod voor de mantelzorger. De financiering van bezoekers van het ontmoetingscentrum met een indicatie vanuit de AWBZ is hetzelfde als van de reguliere dagopvang. Daarnaast is er een grote groep, die nog geen indicatie heeft en op basis van Wmo subsidie (dagstructuur) gebruikmaakt van het ontmoetingscentrum. Doelgroep De gemiddelde leeftijd is 80 jaar. Veel voorkomende ziektebeelden onder de bezoekers zijn beginnende dementie, visuele-, gehoor- en andere ouderdom gerelateerde aandoeningen. Bij de diagnose dementie is er vaak meer zorg nodig is dan alleen begeleiding. Vaak wordt een zorgzwaartepakket (ZZP) afgegeven. Dit houdt in een indicatie voor intramurale zorg inclusief opname. Dat is sinds een jaar mogelijk. Ook als de cliënt geen opnamewens heeft, geeft het CIZ een ZZP af. Bij cliënten die niet intramuraal opgenomen willen worden, wordt alleen het element begeleiding uit het ZZP verzilverd door Cardia. Op het moment van het interview maken ongeveer 40 cliënten gebruik van de dagopvang. Sommigen komen vier dagen in de week, dit vaak als overbrugging naar intramuraal wonen. Gemiddeld komen cliënten twee dagen in de week. De groep die extramurale begeleiding ontvangt in verhouding met de gehele cliëntenpopulatie De groep die individuele begeleiding krijgt, valt niet te vergelijken met de gehele cliëntenpopulatie van Cardia. Het betreft immers een andere doelgroep. Deze doelgroep is niet ‘gangbaar’ voor een verzorgingshuis. De groep die begeleiding in groepsverband krijgt, heeft minder zware beperkingen dan de gehele cliëntenpopulatie van Cardia. Deze groep woont immers nog zelfstandig! Het komt tamelijk vaak voor dat een deelnemer in de groep eigenlijk intramuraal zou moeten wonen, maar dat (nog) niet wil. Het gaat om het opgeven van je vrijheid en afstand nemen van je eigen huis en dat in ruilen voor een kamer. Ook het besef dat dit de laatste woonplek is, speelt een rol.
22
Profielschets medewerkers die begeleiden De begeleiding individueel wordt gegeven door medewerkers met een sociaal pedagogische of maatschappelijk werk achtergrond. Vanuit de historie is er ook een groepsmedewerker werkzaam die niet geschoold is, maar heel lang in de huishoudelijke hulp gewerkt heeft waardoor veel kennis heeft van de ziekte beelden en de bijhorende de problematiek. Maar de huidige doelgroep vraagt wel om Hbo geschoolde medewerkers. Begeleiding in groepsverband wordt gedaan door een welzijnsmedewerker. Voorbeelden hiervan SPW met een Mbo opleiding niveau 4. Naast de welzijnsmedewerker is een verzorgende op de dagopvang aanwezig die de nodige verzorging en verpleging doet. Indicatieproces In principe vragen mantelzorgers/ familieleden indicaties aan. Medewerkers van Cardia ondersteunen hierbij. Als er niemand is die de indicatie kan aanvragen, dan doen medewerkers van Cardia dat. Aanbod gefinancierd door de gemeente - Het Ontmoetingscentrum in Loosduinen - Maatschappelijk werk: het gaat om individuele begeleiding bij schuldhulp verlening, assertiviteit, sociale vaardigheden, verwerking rouw problemen.
4.5
VOLWASSENEN MET PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK
4.5.1
Beschrijving vanuit het HHM onderzoek
Kenmerken, beperkingen van de cliënt De cliënten hebben een psychiatrische grondslag. Er is vrijwel altijd sprake van gecombineerde problematiek (psychiatrische stoornis, psychosociale problemen, verslaving, financiële problemen, crimineel verleden). Cliënten zijn vaak niet in staat om regie te voeren over hun eigen leven. De psychiatrische problematiek is vaak chronisch, maar kan ook kortdurend zijn (bijvoorbeeld in het geval van een depressie of traumatische ervaring). Het is kenmerkend voor deze cliënten dat ze vaak niet uit zichzelf naar algemeen beschikbare voorzieningen gaan. Er is sprake van zorg- en contactmijdend gedrag. Veel cliënten hebben gebrek aan ziekte-inzicht en vertonen onaangepast gedrag in hun omgang met derden. Dit veroorzaakt vaak onbegrip bij mensen zonder kennis van het ziektebeeld. Individuele begeleiding Individuele begeleiding richt zich op: - Het stabiliseren van de situatie door het aanbrengen van structuur en dagritme. - Het bieden van praktische ondersteuning bij het voeren van een huishouden, de administratie, de financiën en het aangaan van sociale contacten. - Het voorkomen van terugval, door het signaleren van een verslechterende situatie, het controleren op medicijn-inname en het stimuleren om een behandeling te volgen. De begeleiding heeft ook zicht op de andere benodigde zorg en ondersteuning en heeft waar nodig contact met andere instanties (woningbouw, schuldhulpverlening et cetera). De begeleiding instrueert de omgeving hoe om te gaan met de cliënt. Het vergt specifieke deskundigheid om bij de zorgmijdende cliënt achter de deur te komen en een lange adem om vertrouwen op te bouwen. De begeleiding is vaak langdurig en laagfrequent. Vanwege fluctuatie in de psychiatrische problematiek, is het risico op terugval groot. Daarom is er ruimte nodig om tijdelijk meer begeleiding in te kunnen zetten. Groepsbegeleiding Groepsbegeleiding heeft enerzijds tot doel de structuur in dag- en weekritme vast te houden en anderzijds vaardigheden te ontwikkelen of vast te houden. De invulling van dit laatste hangt vooral af van de mogelijkheden en wensen van de cliënt. Voor de ene cliënt is het bezoeken van een inloophuis het maximaal haalbare, terwijl een andere cliënt via trajectbegeleiding uitzicht op werk krijgt.
23
Andere zorg en/of ondersteuning - AWBZ: soms persoonlijke verzorging; - Zorg verzekeringswet (Zvw): behandeling (vooral op de achtergrond, intensiever bij terugval); - Wmo: hulp bij het huishouden; - mantelzorg: meestal niet aanwezig, cliënten hebben moeizame relatie met familie of helemaal geen contact. 4.5.2
Haagse cijfers voor mensen met een indicatie
Op 1 januari 2011 hebben ruim 2000 Haagse cliënten met een psychiatrische grondslag een indicatie voor begeleiding individueel. Tabel 4.6: Aantal cliënten met begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren begeleiding individueel per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Psy 18 jaar en ouder
Aantal cliënten met BGI
1-jul-10
Gemiddeld aantal uren BGI
1.778
3,1
Aantal cliënten met BGI
1-jan-11
Gemiddeld aantal uren BGI
2.048
3,1
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
2.184
3,1
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
Tabel 4.7: Aantal cliënten met begeleiding groep en het gemiddelde dagdelen begeleiding groep per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Psy 18 jaar en ouder
1-jul-10
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
576
4,5
1-jan-11
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
628
4,6
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
659
4,6
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
Tabel 4.8: Aantal cliënten met kortdurend en het gemiddelde aantal etmalen kortdurend verblijf per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in gemeente Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Psy 18 jaar en ouder
Aantal cliënten met KVB
1-jul-10
Gemiddeld aantal etmalen KVB
15
1,6
aantal cliënten met KVB
18
1-jan-11
Gemiddeld aantal etmalen KVB 1,3
Aantal cliënten met KVB
Gemiddeld aantal etmalen KVB
14
1,5
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
4.5.3
Verdieping Haagse situatie
4.5.3.1
De Stichting Dr. Schroeder van der Kolk
De Stichting Dr. Schroeder van der Kolk Bedrijven (Schroeder) biedt arbeidsmatige dagbesteding en een open inloop aan mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Vanuit de AWBZ biedt Schroeder alleen extramurale begeleiding. Onder extramurale begeleiding vallen de vormen begeleiding in groep, begeleiding individueel en de inloopfunctie.
24
Het uiteindelijke doel van begeleiding is om de cliënten te laten participeren in de maatschappij. Dit hoeft niet voor iedereen hetzelfde te betekenen. Voor de ene cliënt is het doel al behaald als hij/zij dagbestedingsachtige activiteiten heeft en dat vast kan houden. Voor een ander kan het doel zijn om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen en uiteindelijk misschien (betaald) werk te vinden. Daarom wordt er gewerkt met trajectbegeleiding om op individueel niveau te kijken naar wat de behoeften en de mogelijkheden van de cliënt zijn. Als mensen alleen geholpen zijn met dagbesteding, dan is het de bedoeling dat zij na 2 à 3 jaar doorstromen naar dagbestedingtrajecten van bijvoorbeeld Reakt of Steinmetz de Compaan. Begeleiding groep Bij arbeidsmatige dagbesteding is het doel mensen te activeren in een arbeidsmatige setting. Cliënten zijn tijdens de dagbesteding aan het ‘werk’. AWBZ cliënten nemen over het algemeen vaker deel aan laagdrempelige activiteiten. Voorbeelden van laagdrempelige activiteiten zijn meubels opknappen, Matroesjka (een project voor moeders met kinderen), inpak en assemblage (inpakbedrijf), postkamer/repro, schoonmaak. Het komt niet zo vaak voor dat AWBZ cliënten in kringloopwinkels staan. Om in de kringloopwinkels te kunnen staan moet je toch zelfstandig zijn en mensen met AWBZ indicatie hebben juist relatief gezien een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Begeleiding individueel Schroeder biedt ook individuele begeleiding aan dat gefinancierd wordt door de AWBZ. Bij individuele begeleiding wordt op individueel niveau gekeken wat de doelen zijn van het begeleidingstraject bij Schroeder en aan de hand hiervan wordt een zorgplan opgesteld. De frequentie van individuele begeleiding is één gesprek in de twee weken (maandelijks twee uur). Dit is sinds kort uitgebreid naar acht uur per maand. Alle cliënten die bij Schroeder een traject volgen, krijgen individuele trajectbegeleiding. Aan de hand van intake- en evaluatiegesprekken wordt jaarlijks een zorgplan opgesteld. De trajectbegeleiding is vooral gericht op het houden van de vinger aan de pols. De trajectbegeleiding vindt één keer in de twee maanden plaats in de vorm van een voortgangsgesprek. Open inloop De open inloop is laagdrempelig en bedoeld om mensen te ‘verleiden’ om in een traject te komen van arbeidsmatige dagbesteding. Mensen kunnen bij de open inloop gewoon binnen lopen, vier middagen in de week, en kunnen in het studiecentrum achter een computer zitten of ze kunnen meedoen met beeldende vorming. Open inloop wordt vanuit de functie ’inloopfunctie GGZ’ gefinancierd. Doelgroep De doelgroep bestaat uit “toegelaten GGZ cliënten” en cliënten van en uit de maatschappelijke opvang. Het gaat om mensen met psychische problemen/ stoornissen. Voorbeelden hiervan zijn mensen met een depressie, al dan niet in combinatie met verslaving, mensen met een licht verstandelijke handicap en/of mensen met een psychische aandoening, zoals schizofrenie, manisch depressiviteit, etc. Onder deze doelgroep komen regelmatig jonge mensen voor met een eerste psychose behandeling. Dat houdt in dat zij één keer een psychose hebben gehad. Hierdoor is van alles mis gegaan in hun leven. Na de behandeling (stabilisatie van de stoornis) komen ze bij Schroeder terecht. Bij de groep AWBZ cliënten gaat het vaak om mensen met meervoudige problematiek. Er zijn ongeveer evenveel vrouwen als mannen. De deelnemers zijn meestal jonger dan 45 jaar. De indruk is dat er meer cliënten bij Schroeder rondlopen die voldoen aan de eisen van de AWBZ begeleiding maar hiervoor niet geïndiceerd zijn. Dit heeft vooral te maken met hoe en door welke instanties cliënten zijn aangemeld bij Schroeder. Komen ze vanuit de GGZ, dan hebben ze al een diagnose en is het een en het ander al aangevraagd. Komen ze vanuit de maatschappelijke opvang dan is dat niet het geval. Voor Schroeder kost het veel tijd om een indicatie aan te vragen. Profiel medewerkers Cliënten worden tijdens dagbesteding begeleid door een groepsbegeleider. Het opleidingsniveau van de groepsbegeleider / werkbegeleider is Mbo. Het zijn mensen met technische vaardigheden. Zij worden intern opgeleid om een groep te kunnen begeleiden. De werkbegeleider traint de cliënten op de werkvloer (training onder job). Het streven is om mensen aan te nemen die zowel vaktechnische kennis als agogische kennis hebben.
25
Individuele begeleiding wordt aangeboden door een trajectbegeleider. Het opleidingsniveau van de trajectbegeleider is Hbo, meestal SPH, CMV of P&A. Indicatieproces De AWBZ aanvraag wordt ingevuld door de trajectbegeleider. Voor de indicatie aanvraag moeten veel formulieren worden ingediend. Dit vergt veel tijd, vooral het opvragen van informatie bij derden. Eén van de voorwaarde bijvoorbeeld is dat de cliënt niet arbeidsplichtig is. Hiervoor moet door de sociale dienst of het UWV een verklaring worden afgegeven dat de cliënt niet arbeidsplichtig is. Geïndiceerde zorg (begeleiding in groep) is afhankelijk van de situatie of iemand wel of geen zorgzwaarte pakket (ZZP) heeft. Als dat zo is dan krijgt men maximaal 4 dagdelen per week. Over het algemeen hebben bijna alle passanten van Schroeder 4 dagdelen per week en hebben ze bijna allemaal een ZZP (80% van alle AWBZ cliënten). Er zijn wel cliënten die meer dagdelen kunnen en willen, maar daar wordt geen rekening mee gehouden bij het indiceren. In een ZZP is vastgesteld hoeveel dagdelen men begeleiding in groep geïndiceerd krijgt. Op dit moment krijgen de cliënten die meer dagdelen willen en kunnen werken, dat ook van Schroeder. Dit wordt niet vanuit de AWBZ gefinancierd, maar vanuit andere financieringsstromen. Volgend jaar wordt dit anders. Mensen die meer willen en kunnen zullen dan afgewezen moeten worden omdat er ook bezuinigd wordt vanuit andere financieringstromen. Voor het zorgkantoor moet Schroeder maandelijks veel registeren op cliëntniveau. Het systeem van het zorgkantoor wordt door de medewerkers ervaren als klantonvriendelijk, het probleem is dat het geen historische gegevens bewaart. Iedere maand moeten alle gegevens opnieuw ingevoerd worden. Voor het administratieve werk voor het CIZ en zorgkantoor heeft Schroeder een administratieve fte moeten vrij maken om dit goed op orde te krijgen. Een algemeen punt van kritiek vanuit medewerkers is dat er vanuit verschillende instanties controle op financiën wordt uitgevoerd en dat er één instantie is die de kwaliteit van de hulpverlening controleert. Hiermee is de verhouding tussen kwaliteit en financiën behoorlijk scheef volgens de medewerkers van Schroeder. Als men een CIZ indicatie krijgt, dan is het vaak voor 1 tot 3 jaar. Bij verlenging wordt er standaard voor 5 jaar geïndiceerd. Vanaf 2011 worden indicaties afgegeven voor maximaal 15 jaar. Aanbod gefinancierd door de gemeente - Vanuit OCW: Schroeder biedt voor sociaal kwetsbaren en de doelgroep Den Haag onder Dak arbeidsmatige dagbesteding aan. Sociaal kwetsbaren (al dan niet met een stabiele mix) zijn mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die veel problemen hebben. De doelgroep van Den Haag onder Dak zijn mensen die feitelijk dak- en thuisloos zijn, mensen die residentieel dak- en thuisloos zijn of mensen die dreigen dak- en thuisloos te zijn. Vorig jaar hebben ongeveer 1900 mensen uit deze doelgroepen dagbesteding gehad bij Schroeder. Dit is wel inclusief werkgestraften. Bij werkgestraften probeert Schroeder mensen met een werkstraf te verleiden om te komen tot een arbeidsmatige dagbesteding. Tot nu toe is dit succesvol gebleken. Volgend jaar wordt vanuit OCW de subsidie gehalveerd. Dit zal vooral ten koste gaan van de mensen die niet dak- of thuisloos zijn, maar wel veel problemen hebben (sociaal kwetsbaren). - Vanuit SZW: Schroeder biedt dagbesteding aan mensen met arbeidsverplichting (een lichtere groep, omdat ze een arbeidsverplichting hebben). 4.5.3.2
Stichting Reakt
De Stichting Reakt (Reakt) is een instelling die locaties heeft in verschillende provincies in Nederland. In de regio Haaglanden heeft Reakt in verschillende plaatsen locaties. In Den Haag heeft men zeven locaties. Vanuit de AWBZ biedt Reakt begeleiding in groepsverband, begeleiding individueel en de inloop functie Het uiteindelijke doel van begeleiding bij Reakt is het stimuleren van de ontwikkeling van mensen met psychiatrische en/of psychosociale problematiek richting zelfstandigheid.
26
Begeleiding groep Reakt heeft een globale indeling in drie doelgroepen. Afhankelijk van de doelgroep wordt het begeleidingstraject bepaald. Beschrijving van de drie doelgroepen en de gekoppelde begeleidingstrajecten: - Een “behoud van kwaliteit van leven” groep. Hierbij gaat het om cliënten die op het klinisch terrein van Parnassia verblijven. Het zijn ‘de zwaar’ psychiatrische patiënten. Voor deze doelgroep is begeleiding gericht op het behouden van kwaliteit van leven. Deze doelgroep zal naar verwachting geen grote stappen kunnen maken richting zelfstandigheid. Begeleiding is erg laagdrempelig en erop gericht dat men zich hierdoor net beter redt, zich ‘gelukkig’ voelt en een dag- en nachtritme krijgt. Daarnaast worden er met deze cliënten activiteiten ondernomen, zoals met een groepje een wandeling maken of sporten. - Een “participatiegerichte” groep. Het betreft mensen met licht depressieve- en/of eenzaamheidklachten die zelfstandig wonen. Onder deze doelgroep komen veel zorgmijders voor. Door de begeleiding probeert men deze groep weer in de samenleving te laten participeren. Zodat zij bijvoorbeeld vrijwilligerswerk gaan doen of dat zij in eigen wijk/ buurt gebruik gaan maken van de voorzieningen. Het gaat er hierbij om dat mensen een netwerk om zich heen gaan opbouwen en dat zij uit hun isolement gehaald worden. - Een “ontwikkelingsgerichte” groep. Dit gaat om een groep die meer aan kan dan de bovengenoemde groepen. Begeleiding is erop gericht om te kijken naar de mogelijkheden van de cliënten om te kunnen doorstromen naar betaald werk of vrijwilligerswerk. Door de psychiatrische problematiek kunnen cliënten veel dingen niet (meer). Bij deze vorm van begeleiding wordt gekeken waar de potentie van de cliënt ligt. De cliënt wordt dan ondersteund bij het ontwikkelen van vaardigheden, zoals sociale vaardigheden of praktische vaardigheden (bijvoorbeeld een computertraining of het opdoen van ervaring in de horeca). Reakt is hier te vergelijken met een gewone school waar men kijkt naar de mogelijkheden van de cliënt en hem/haar ondersteunt bij het ontwikkelen van de nodige vaardigheden. Begeleiding individueel Reakt heeft twee vormen van individuele begeleiding, namelijk een intensieve en een minder intensieve vorm. De intensieve vorm is op de ontwikkeling van de cliënt gericht en de minder intensieve vorm is meer praktisch van aard, zoals het meegaan naar een instantie, het aanvragen van een uitkering en het verkrijgen van een ziektekostenverzekering. Welke vorm van begeleiding ingezet wordt, is afhankelijk van de indicatie die wordt afgegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met onder andere de psychische toestand van de cliënt en/of de cliënt al elders individuele begeleiding krijgt. Vanuit het CIZ wordt begeleiding individueel niet standaard naast begeleiding in de groep geïndiceerd. Men vindt bij Reakt dat het belangrijk is om individuele contacten te hebben met alle cliënten om ze te kunnen volgen en te kijken of de juiste zorg ingezet wordt. Cliënten die geen indicatie hebben voor begeleiding individueel hebben maandelijks een individueel contact. Inloop functie De inloop functie is laagdrempelig en is vooral bedoeld voor de doelgroep waar begeleiding gericht is op het behouden van kwaliteit van leven en de participatie gerichte doelgroep. Voor de eerst genoemde doelgroep heeft de open inloop essentiële functie. Men wordt daar ‘warm’ ontvangen, men kan er eten en drinken. Medewerkers lopen rond en houden praatjes met de cliënten. Daarnaast is er contact met lotgenoten. Voor de participatie gerichte groep probeert men via de inloop functie mensen te ‘verleiden naar zorg’. Voor de inloop functie is er geen indicatie nodig. Reakt bepaalt door middel van een intake of er sprake is van psychiatrische dan wel psychosociale problematiek. Als dat het geval is, dan worden mensen toegelaten voor de inloop functie Profiel medewerkers De intensieve vorm van individuele begeleiding wordt gegeven door een medewerker van Hbo niveau en de praktische vorm van individuele begeleiding wordt door een medewerker van Mbo niveau aangeboden. Begeleiding groep wordt geven door mensen met vakkennis en affiniteit met de doelgroep. Indicatieproces Cliënten worden naar Reakt doorverwezen via verschillende kanalen. In 2010 hebben in totaal 2.798 cliënten, die woonachtig zijn in Den Haag, gebruik gemaakt van de inloopfunctie en hebben 2.228
27
cliënten begeleiding in groepsverband gehad. In hetzelfde jaar hebben 1.040 cliënten individuele begeleiding gehad. Ongeveer tweederde tot driekwart van de cliënten is een man. Relatie met gemeente Reakt krijgt subsidie van de gemeente voor de cliënten die door de pakketmaatregelen in 2009 hun indicatie zijn kwijt geraakt. Dit jaar is de subsidie voor driekwart ingekort zonder volgens Reakt, een verklaring hier voor te geven. Reakt heeft naar aanleiding van de korting een bezwaar ingediend.
4.5.3.3
Leger des Heils
Het Leger des Heils heeft in de regio Haaglanden 14 locaties en biedt vanuit de AWBZ gefinancierde zorg, woonvormen en extramurale begeleiding aan in de vorm van begeleiding individueel. Begeleiding individueel Het Leger des Heils biedt begeleiding individueel aan cliënten die in het maatschappelijk centrum of in de vrouwenopvang verblijven, aan multiprobleemgezinnen en aan cliënten die zelfstandig wonen. Het uiteindelijke doel van de begeleiding is om ervoor te zorgen dat de cliënt kan wonen en dat weet vast te houden. Begeleiding individueel aan cliënten vanuit maatschappelijk centrum en vrouwenopvang Het maatschappelijk centrum en de vrouwenopvang zijn zogenaamde doorstroomvoorzieningen. De mensen krijgen naast het aanbod van bed, bad en brood ook begeleiding. De cliënten die een psychiatrische diagnose hebben, krijgen begeleiding die wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. Het uiteindelijke doel van de begeleiding is om te kunnen doorstromen naar zelfstandig wonen. De begeleiding is er op gericht om de levensdomeinen van de cliënten op orde te krijgen. Voorbeelden hiervan zijn ervoor zorgen dat de financiën geregeld wordt en dat de cliënt naar een behandelaar toe gaat. Over het algemeen geldt voor de doelgroep die begeleiding van het Leger des Heils ontvangt, dat deze mensen het moeilijk vinden om zich aan afspraken te houden. Ze moeten (zeker in het begin van de begeleiding) bij de hand genomen worden om bijvoorbeeld naar de behandelaar of de schuldhulpverlening gaan. Zaken als brieven open maken of formulieren invullen, kunnen deze cliënten eigenlijk niet of niet meer. Zij hebben hulp nodig om daar meer structuur in te krijgen. Veel cliënten hebben een verstoord dag- en nachtritme. Bij mensen die in het maatschappelijk centrum wonen, wordt ook op de lichamelijke hygiëne gelet. De vrouwen die in de vrouwenopvang wonen hebben vaak last van trauma’s rond geweld. Bij de begeleiding wordt hier aandacht aan besteed. De begeleiding is ook gericht op het voorkomen dat vrouwen later weer een vergelijkbare relatie aangaan. Vaak ziet men dat aan het begin van een traject intensieve begeleiding wordt ingezet en naarmate de cliënt meer vaardigheden heeft ontwikkelt, de begeleiding steeds minder wordt. Dit kan soms een lange proces zijn. De problemen die vaak jarenlang bestaan los je niet zomaar in een paar maanden op. Het feit dat cliënten psychiatrische stoornissen hebben, maakt het extra lastig. Een belangrijk aandachtspunt in de begeleiding is ervoor zorgen dat de cliënt in behandeling komt . Begeleiding individueel aan multiprobleemgezinnen De begeleiding wordt bij de gezinnen thuis aangeboden door de afdeling “10 voor toekomst”. Als de begeleiding gefinancierd wordt vanuit de AWBZ, dan heeft meestal een van de ouders een psychiatrische stoornis of in sommige gevallen een van de kinderen. In de begeleiding probeert men ervoor te zorgen dat de ouder(s) de behandeling krijgt of krijgen die nodig is. Daarnaast is de begeleiding gericht op dagstructuur, opvoedingsvaardigheden, dagbesteding van zowel de kinderen als de ouders en financiën. Er wordt ook aandacht besteed aan het sociale netwerk, rondom het gezin. Bijvoorbeeld door het herstel van familierelaties en/of een ouder te stimuleren naar een sportvereniging te gaan. Een sociaal netwerk maakt het gezin weerbaarder. De indruk is dat het hulpaanbod voor deze gezinnen in Den Haag te versnipperd is. Het Leger des Heils biedt het totale pakket aan.
28
Begeleiding individueel aan cliënten die zelfstandig wonen Het Leger des Heils biedt begeleiding aan cliënten die doorstromen vanuit het maatschappelijk centrum, de vrouwenopvang of het sociaal pension19. Het gaat dus om mensen die vanuit een instelling komen en een woning krijgen, maar ondersteuning nodig hebben om zelfstandig te kunnen wonen. Een andere doelgroep die ook gebruik maakt van begeleiding, zijn mensen die verslaafd zijn. Het gaat om het project DAK Actieve begeleiding. Cliënten met verslavingsproblemen krijgen een woning en begeleiding. Het doel is om mensen op een niveau te krijgen dat ze zelfstandig kunnen wonen en geen overlast veroorzaken voor de omgeving. Ten slotte wordt ook begeleiding geboden aan mensen die een eigen woning hebben, maar die problemen hebben of veroorzaken (bijvoorbeeld vervuiling) Bij deze doelgroep gaat het vooral om alleenstaande volwassenen. Doelgroep De groep die op dit moment gebruik maakt van begeleiding individueel bestaat uit 150-200 cliënten. De meest voorkomende psychiatrische stoornissen zijn depressie, borderline persoonlijkheidsstoornis, verslaving, posttraumatische stress stoornis en schizofrenie. De meeste cliënten hebben geen diagnose voor een verstandelijke beperking. De indruk is dat als men een IQ- test zou afnemen, een groot deel van de groep mogelijk een licht verstandelijke beperking zou hebben. De groep die extramurale begeleiding krijgt in verhouding met de gehele cliëntenpopulatie Het is een zware doelgroep vanwege het feit dat het overgrote deel zorgmijder is. Zij willen geen hulp terwijl ze het echt nodig hebben. Je bent als begeleider veel tijd kwijt om ze te motiveren. Ze komen vaak zonder diagnose. Het is al een grote stap om deze cliënten bij een psychiater te krijgen; de drempel is voor hen heel hoog. Veel van deze cliënten hebben een lange hulpverleningsgeschiedenis. Begeleiding in groep in de toekomst Het Leger des Heils is van plan om het komende jaar aanvragen te doen bij het zorgkantoor om productieafspraken te krijgen voor begeleiding in groepsverband. Voor intramurale cliënten, die in de sociaal pensions van het Leger des Heils wonen, biedt het Leger des Heils begeleiding in groepsverband aan. Het Leger des Heils wil deze vorm van begeleiding uitbreiden naar de groep extramuraal. Profiel van de medewerkers Het opleidingsniveau van de medewerkers is Hbo (MA of SPH). Het zijn mensen die stevig in hun schoenen moeten staan, zeker bij de afdelingen waar kinderen bij betrokken zijn, zoals de vrouwenopvang en 10 voor toekomst. Aan deze afdelingen zijn ook gedragswetenschappers gekoppeld. Indicatieproces Meestal wordt door het CIZ rond de klasse drie geïndiceerd. De meeste indicaties worden voor een jaar verleend en zijn doorgaans zonder probleem te verlengen. Regelmatig worden de indicaties verlengd met nog een jaar. De meeste hulpverleningstrajecten duren minstens twee jaar. Op een gegeven moment wordt de begeleiding afgebouwd, maar als begeleider heb je die tijd nodig om de cliënt te blijven volgen om te voorkomen dat die cliënt terug valt. Voor het zorgkantoor moet men registraties bijhouden van de geboden begeleiding en verantwoorden wat men in die uren doet. Daarnaast moet regelmatig een zorgplan geschreven en geëvalueerd worden. Aanbod gefinancierd door de gemeente Van uit de gemeente Den Haag is financiering beschikbaar gesteld voor bed, bad, brood voor de vrouwenopvang, het maatschappelijk centrum, de nachtopvang en twee dienstencentra; gedeelte van Vast en Verder en Zij aan Zij (opvang voor tienermoeders). Opvang daders huiselijk geweld twee plekken, een gedeelte Werk voor Iedereen en individuele begeleiding Wmo- groep
19
Het Leger Des Heils heeft drie sociaal pensioen locaties. In één locatie verblijven psychiatrische patiënten met een enkele diagnose en in potentie de mogelijkheid hebben om nog zelfstandig te gaan wonen.
29
4.5.3.4
De Kessler stichting
De Kessler Stichting (de Kessler) heeft verschillende locaties in Den Haag en biedt vanuit de AWBZzorg woonvormen en extramurale begeleiding aan in de vorm van individuele begeleiding bij cliënten aan huis en in de doorstroomvoorzieningen. Begeleiding individueel De hulpverlening wordt altijd ingezet op basis van een trajectplan, daarin worden de doelen afgesproken met de cliënt. De cliënt wordt begeleid op acht leefgebieden20. Een groot deel van de doelen is gericht op het inzetten op duurzaam herstel, in de zin van de psychosociale dan wel psychiatrische problematiek van de cliënten. Dat betekent dat iemand (indien nodig) in behandeling is en behandeltrouw blijft en daarin gestimuleerd wordt door zijn/haar begeleiders en daarnaast meer zelfinzicht krijgt. Ook het verwerven en beheren van financiën en het hebben van een dagbesteding is een onderdeel van het begeleidingstraject. Verder worden de cliënten begeleid bij vraagstukken als ‘Hoe ga ik om met mijn buren/ buurt?’, ‘Hoe vier ik mijn verjaardag?’, ‘Hoe kom ik weer in contact met mijn moeder’. Het zijn vaak kleine dingen, die staan voor grote dingen. Het uiteindelijke doel is om de cliënt te begeleiden naar meer regie over het eigen leven. Het is gaat hierbij niet om het overnemen van zaken van de cliënt, maar hen erin te begeleiden en zo goed mogelijk faciliteren dat ze in staat zijn hun leven op te pakken. Doelgroep De cliënten die individuele begeleiding krijgen, zijn vooral de cliënten die binnen de Kessler intern doorgestroomd zijn van bijvoorbeeld het passantenverblijf of een doorstroomvoorziening naar meer zelfstandige woonvormen. Vaak wonen deze cliënten in een woning die de Kessler al heeft21. Het kan ook zijn dat de cliënten geplaatst worden in een woning die de Kessler van een woningcorporatie huurt. Als het een jaar goed gaat, dan wordt de woning op naam van de cliënt gezet. De groep cliënten die gebruik maakt van begeleiding is voornamelijk mannen, tussen de 40 en 55 jaar. AWBZ- indicaties worden alleen afgegeven als er sprake is van psychiatrische problematiek (gediagnosticeerd en in behandeling zijn). Daardoor wordt een hele grote groep over het hoofd gezien die voorheen wel aanspraak kon maken op de AWBZ. Het is voor deze cliëntengroep ingewikkelder geworden sinds de psychosociale grondslag uit de AWBZ is gehaald. In het kader van Wmo is het nog niet eenduidig geregeld. De Kessler komt tekort op uren voor begeleiding. Een kenmerk van de mensen die in deze situatie zijn beland, is dat zij niet staan te springen om weer door een behandelaar gescreend worden om te kijken of zij een psychiatrische problematiek hebben. Ze hebben ook geen ‘rugzak’ bij zich waarin hun medisch dossier zit: ‘Iemand is dakloos, het probleem is al groot genoeg’. Het vertrouwen van deze personen in de hulpverlening is erg klein en als hulpverlener moet je deze cliënten door het indicatieproces heen trekken om de begeleiding gefinancierd te krijgen. Er zijn op dit moment mensen die een psychiatrische problematiek hebben, maar niet willen meewerken aan psychiatrische diagnostiek. Het gevolg hiervan is dat hun begeleiding niet vanuit de AWBZ gefinancierd kan worden. Deze cliënten krijgen nu begeleiding dat gefinancierd wordt vanuit de Wmo. De zorg vanuit de Wmo staat enorm onder druk. De uurtarieven worden lager, maar de problematiek is niet veranderd. De Kessler overweegt om wegens de kosten medewerkers in te zetten met een lager opleidingsniveau; daar zijn de cliënten niet bij gebaat. Als cliënten na verblijf in een doorstroomvoorziening een woning hebben gekregen, is het risico op terugval erg groot. Over het algemeen grijpen mensen wanneer de situatie moeilijk wordt, terug naar situaties die voor hen bekend zijn. Voor (ex) dak- en thuislozen is de opvang of zelfs de straat een veilige haven. Vaak nog meer dan hun nieuwe huis. Zij hebben geen buffer of sociaal vangnet. Familierelaties moeten nog hersteld worden. Voordat cliënten bijvoorbeeld een relatie aangaan, gaat er veel tijd over heen. Een relatie is één van de beschermde factoren tegen dak- en thuisloosheid. Dat geldt ook voor familie. Zolang cliënten alleen zijn blijft het risico van terugval aanwezig.
20
De 8 leefgebieden zijn huisvesting, financiën, sociaal functioneren, psychisch functioneren, zingeving, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren en dagbesteding De Kessler heeft een aantal kamers waar cliënten gehuisvest kunnen worden. De cliënten huren deze kamers delen met z’n vieren een vierkamerappartement en daarbinnen worden ze individueel begeleid.
21
30
De groep die extramurale begeleiding krijgt in verhouding met de gehele cliëntenpopulatie De groep die begeleiding krijgt is een zware groep. De psychiatrische problematiek zoals schizofrenie, manisch depressie en persoonlijkheidsstoornissen, gaat nooit meer over. Zolang cliënten in behandeling zijn, zijn ze stabiel. Maar als ze hun medicijnen niet meer nemen, of deze niet meer het gewenste effect hebben, kunnen ze terug vallen. Als iemand een ‘gezonde geest’ heeft en veel problemen, komt hij/zij vaak in het passantenverblijf terecht en kan worden volstaan met kortdurende begeleiding. Maar als er sprake is van psychiatrische problematiek, is er voor de rest van het leven ondersteuning nodig. Profiel schets medewerkers Het opleidingsniveau van de thuisbegeleiders die naar de cliënt toe gaan is Hbo (MWD of SPH). Bijvoorkeur hebben de begeleiders ervaring met de doelgroep, omdat cliënten vaak zware problematiek. In de centra voor maatschappelijk opvang is de functie begeleider iets minder zwaar ingevuld, want daar werkt men in teamverband. De functie-niveau’s zijn daar opgesplitst in Hbo en Mbo. Waarbij de Mbo’er de meer uitvoerende taken doet en de Hbo’er de lijn uitzet. De Kessler verkent momenteel de mogelijkheid is om begeleiders met een Mbo niveau in te zetten bij de individuele begeleiding van mensen thuis. Maar de praktijk leert dat je dat zorgvuldig moet doen. Medewerkers met een Mbo niveau kunnen wel ingezet worden op uitvoerende begeleidingstaken. Voorbeelden hiervan zijn koken met een groepje bewoners zodat ze voor zich zelf leren zorgen. Om mensen inzicht te geven in eigen gedrag, zoals oorzaak/gevolg, actie/reactie, moet de hulpverlener genoeg kennis en deskundigheid hebben over de doelgroep en hun ziektebeelden nodig. Het vereiste opleidingsniveau daarvoor is minimaal HBO met werkervaring Indicatieproces Voor het aanvragen van indicaties en alle daarbij horende handelingen voor het zorgkantoor moet de Kessler veel administratief werk verrichten. De Kessler heeft dit belegd bij de intakers. Daarnaast heeft de Kessler de aanmeldfunctionaliteit bij het CIZ om mensen aan te melden of een indicatie te verlengen. Als eenmaal een indicatie is afgegeven dan is het gemakkelijk om die te verlengen. De grootste groep zit in klasse 2; dat is 2-3,9 uur begeleiding per week voor een periode van een jaar tot drie jaar. Vanaf januari tot en met oktober 2011 hebben 123 cliënten begeleiding individueel ontvangen. 4.6
MENSEN MET EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING
4.6.1
Beschrijving vanuit het HHM onderzoek
Kenmerken, beperkingen van de cliënt Het betreft cliënten met een verstandelijke beperking en meestal bijkomende problematiek: - lichamelijke beperkingen; - gedragsproblematiek; - verslaving; - dementie en andere ouderdomsproblemen; - psychiatrische problematiek. Een groot deel van de cliënten meldt zichzelf niet voor hulp; actieve signalering is noodzakelijk. Specifieke deskundigheid is nodig om cliënten te benaderen en de vraag achter de vraag te herkennen. Binnen de groep cliënten met een verstandelijke beperking kunnen op basis van leeftijd diverse subgroepen worden onderscheiden (kinderen/jongeren tot 20 jaar, volwassenen, ouderen), waarbij de ondersteuningsbehoeften variëren. Daarnaast varieert de begeleiding naar aard van de (bijkomende) problematiek. Huidige begeleiding AWBZ De kloof tussen de maatschappij en mensen met een verstandelijke beperking is groot. De begeleiding vormt voor cliënten een brug naar de maatschappij en heeft een belangrijke ‘vertaalfunctie’. Deze cliënten hebben vaak een op de doelgroep aangepaste benadering nodig. Individuele begeleiding Kinderen/jongeren: individuele begeleiding is gericht op het aanleren of overnemen van persoonlijke verzorging en/of op het reguleren van gedrag. Begeleiding wordt vaak ingezet in de thuissituatie ter
31
ontlasting van het gezinssysteem, maar kan ook plaatsvinden op school (voorwaarden scheppend voor onderwijs) of in de logeeropvang. Ook advisering en ondersteuning van ouders kan aan de orde zijn. Als er sprake is van ernstige problematiek, wordt vaak opvoedondersteuning ingezet (grensvlak met behandeling en jeugdzorg). Volwassenen: begeleiding is gericht op het bieden van structuur en praktische ondersteuning op alle levensgebieden, zoals zelfzorg, wonen, werk en vrije tijd. De begeleiding biedt ook sociaal-emotionele ondersteuning. De begeleiding heeft ook een signalerende functie en speelt een belangrijke rol in doorverwijzen of inroepen van andere hulp. Dit geldt in het bijzonder voor de groep licht verstandelijk gehandicapten. Zij worden vaak overschat en overvraagd, ook door hulpverleners. Groepsbegeleiding Kinderen/jongeren: afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt betreft dit het toewerken naar school en het ontwikkelen van vaardigheden. Daarnaast kan begeleiding gericht zijn op bezigheid/beleving. Volwassenen: afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt betreft dit dagopvang (bieden van structuur/bezigheid) of arbeidgerelateerde begeleiding. Andere zorg en/of ondersteuning - AWBZ: Afhankelijk van bijkomende problematiek is er sprake van persoonlijke verzorging en verpleging (vooral bij combinatie met ernstige lichamelijke beperkingen); - Wmo: hulp bij het huishouden, woningaanpassingen; - mantelzorg: vaak spelen de ouders en eventueel broers/zussen een belangrijke rol, zonder hun inzet naast de begeleiding kan de cliënt niet zelfstandig blijven wonen; - vrijwilligers: in aanvulling op begeleiding door professionals worden soms vrijwilligers ingezet bij activiteiten. 4.6.2
Haagse cijfers voor mensen met een indicatie
In Den Haag hebben op 1 januari 2011 meer dan 1000 cliënten met een verstandelijke beperking een geldige indicatie voor begeleiding individueel. De cliëntgroep ouder dan 18 jaar krijgt gemiddeld iets meer uren per week geïndiceerd dan de cliëntgroep jonger dan 18 jaar. Begeleiding individueel wordt het meest geïndiceerd in vergelijking met begeleiding groep of kortdurend verblijf. Tabel 4.9: Aantal cliënten met begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren begeleiding individueel per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Aantal cliënten met BGI
1-jul-10
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
1-jan-11
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
VG 0-17 jaar
353
3,7
357
3,4
369
3,6
VG 18 jaar en ouder
490
4,2
578
4,3
651
4,3
Totaal
843
4,0
935
4,0
1020
4,0
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
32
Op 1 januari 2011 hebben 358 cliënten jonger dan 18 jaar met een verstandelijke beperking een geldige indicatie voor begeleiding in groep voor gemiddeld 5,1 dagdelen per week. Tabel 4.8: Aantal cliënten met begeleiding groep en het gemiddelde dagdelen begeleiding groep per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
1-jul-10
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Aantal cliënten met BGG
1-jan-11
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
VG 0-17 jaar
330
4,8
365
5,4
358
5,1
VG 18 jaar en ouder
243
7,5
307
7,8
329
7,8
573
5,9
672
6,5
687
6,4
Totaal
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
In de afgelopen twee jaar hebben 273 cliënten met een verstandelijke beperking een indicatie voor kortdurend verblijf. Tabel 4.9: Aantal cliënten met kortdurend en het gemiddelde aantal etmalen kortdurend verblijf per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
VG 0-17 jaar VG 18 jaar en ouder Totaal
Aantal cliënten met KVB
1-jul-10
Gemiddeld aantal etmalen KVB
aantal cliënten met KVB
1-jan-11
Gemiddeld aantal etmalen KVB
Aantal cliënten met KVB
Gemiddeld aantal etmalen KVB
203
1,6
198
1,3
194
1,2
70
1,3
75
1,3
79
1,3
273
1,5
273
1,3
273
1,2
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
4.6.3
Verdieping Haagse situatie
4.6.3.1
Lievegoed Zorg Groep (LGZ)
Marjatta kinderdagcentrum, Den Haag ambulant en Zorgtuin Mens en Tuin zijn onderdeel van de Lievegoed Zorg Groep (LGZ). De Lievegoed Zorg Groep is een organisatie die zorg aanbiedt voor verschillende doelgroepen, verspreid over het land. In Den Haag zijn er drie locaties. Vanuit de AWBZ worden de functies behandeling in groep, individuele begeleiding, begeleiding in groepsverband aangeboden. Begeleiding groep De zorgtuin Mens en Tuin (de Zorgtuin) is een dagbesteding voorziening voor volwassen. Indien nodig kan vervoer geïndiceerd worden. De grondslagen (beperkingen) zijn een verstandelijke beperking en/of psychiatrische problematiek. De doelgroep is erg gemengd en bestaat uit deelnemers met een verstandelijke beperking, deelnemers met burn out klachten, deelnemers in een re-integratie traject vanuit het UWV en deelnemers vanuit verslavingszorg (mensen die verslavingstrajecten hebben gehad, geen actieve gebruikers). Het uiteindelijke doel is dat mensen een opstapje hebben om aan het maatschappelijke leven deel te kunnen nemen. Een aantal deelnemers gaat al heel lang naar de Zorgtuin toe en zo is het voor hen een soort permanente veilige werkplek. Gemiddeld komen er 15 mensen per dag. Hoeveel dagen mensen komen is afhankelijk van de indicatie en verschilt per individu.
33
Begeleiding in groepsverband wordt ook gegeven op het Kinderdagcentrum Marjatta. Kinderen krijgen bij het kindercentrum behandeling in groepsverband ter vervanging van onderwijs. De functie begeleiding groep gaat naar de functie behandeling en blijft dus bij de AWBZ. Begeleiding individueel LGZ biedt begeleiding individueel aan gezinnen en aan zeer moeilijk leerbare kinderen op school. De individuele begeleiding (ambulante begeleiding) wordt aan de gezinnen thuis geboden. Het gaat bijvoorbeeld om gezinnen/kinderen die naar het kinderdagcentrum van het LGZ Den Haag gaan. Maar het kan ook gaan om gezinnen die doorverwezen worden door een zeer moeilijk leerbare kinderen school (ZMLK school) of andere verwijzers. Het betreft verstandelijk gehandicapte kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Begeleiding individueel is gericht op ondersteuning van de ouders om bijvoorbeeld structuur aan te bieden. Men ziet vaak bij kinderen met een verstandelijke beperking dat het voor ouders heel moeilijk is om grenzen aan te geven. De begeleider helpt ouders om met het kind om te gaan. Soms met een spel om kinderen te leren spelen. Als bijvoorbeeld ouders willen dat hun kind leert zwemmen en ouders de begeleiding hiervoor geïndiceerd krijgen, dan kan de begeleider mee. De begeleider is degene die de relatie legt tussen de zwemleraar en het kind. Wat bij het kindercentrum geleerd wordt, leert men ook thuis aan. Begeleiding individueel is er op gericht om ouders te ontlasten en inzicht geven in het proces rondom kind en ouder. Er wordt een professionele begeleider ingezet, zodat er aan de vaardigheden van de ouders en het kind gewerkt wordt. Deze ondersteuning is vooral gericht op de ouders. Zij krijgen praktisch pedagogische ondersteuning. Dit kan door gesprekken of bijvoorbeeld met video interactieve training of activiteiten met ouders en kind. Het doel van deze ondersteuning is dat ouders handreikingen krijgen om de thuissituatie zo optimaal mogelijk te laten verlopen, zodat het kind zo lang mogelijk thuis kan blijven wonen. Daarnaast biedt LGZ individuele begeleiding aan kinderen die op een ZMLK school zitten. De begeleiding wordt geboden aan kinderen die het sociaal en emotioneel net aan kunnen om naar een ZMLK school te gaan. Een begeleider loopt dan in het proces mee met het kind, kijkt mee met de docent en geeft de docent handvatten om te gaan met het kind. Doelgroep Bij de kinderen, waarvan de gezinnen individuele begeleiding krijgen, gaat het om kinderen die een ontwikkelingsachterstand hebben, die niet naar een normale school of een ZMLK school kunnen en die een ontheffing hebben voor onderwijs. Wegens soms de (jonge) leeftijd en de verstandelijke beperking van deze kinderen is het niet altijd mogelijk om het IQ te meten. Maar wanneer het IQ wel gemeten kan worden, is het vaak beneden de 60. Deze groep kinderen kan nooit zelfstandig gaan wonen en gaat uiteindelijk in een zorginstelling wonen wanneer zij uit het ouderlijk huis gaan. De leeftijd van de kinderen is de leeftijd van basisschool kinderen; zij krijgen vanaf vijf jaar een ontheffing van de leerplicht. Profiel medewerkers De kinderen die naar het kinderdagcentrum gaan, hebben allemaal één op één begeleiding nodig als zij activiteiten gaan doen. Het moet iemand zijn die inzicht heeft in de problematiek van deze doelgroep en hiermee weet om te gaan. Het zijn geschoolde professionele medewerkers. Dit geldt ook voor de medewerkers die ambulant bij de gezinnen thuis komen. Indicatie proces De kinderen komen vaak bij het kinderdagcentrum LHZ terecht via Sofia revalidatiecentrum, een kinderarts of stichting MEE of via de Website Meestal is het indicatieproces al gestart door de doorverwijzende instelling. LGZ heeft een zorgbemiddelaar, die ouders meehelpt met de indicatieaanvraag. Vaak wordt de zorg die is aangevraagd ook geïndiceerd. Het heeft vooral te maken met het type beperking van deze doelgroep. Als een kind een bepaalde diagnose heeft, bijvoorbeeld een syndroom waarvan men weet dat de ontwikkeling altijd achter zal blijven, dan is het voor het CIZ heel duidelijk dat er een indicatie komt. Voor individuele begeleiding wordt gemiddeld 2- 4 tot 6 uur per week geïndiceerd. Aanbod gefinancierd door de gemeente De zorgtuin wordt door de gemeente ondersteund. Het gaat om een jaarlijkse bijdrage. Deze bijdrage is bedoeld om mensen die geen indicatie hebben toch een plek te geven waar ze naar toe kunnen.
34
4.6.3.2
Ipse de Bruggen
Ipse de Bruggen is een zorginstelling die alle AWBZ functies aanbiedt; van extramurale zorg tot en met intramurale opname in een van hun landgoederen. Ipse de Bruggen heeft veel locaties in de regio Haaglanden. Als het om extramurale begeleiding gaat, dan biedt Ipse de Bruggen zowel begeleiding individueel als begeleiding in groepsverband aan. Ipse de Bruggen maakt op dit moment gebruik van de functie begeleiding vanuit de AWBZ om multiprobleemgezinnen te begeleiden en in feite ouders sterker te maken in hun vaardigheden om hun kinderen te kunnen opvoeden (intensieve orthopedagogische gezinsbegeleiding). Maar dit product gaat over naar de functie behandeling en blijft dus bij de AWBZ. Begeleiding individueel Individuele begeleiding is bedoeld voor mensen die zelfstandig wonen maar door hun verstandelijke beperking begeleiding nodig hebben in het zelfstandig wonen. Het hoofddoel van extramurale begeleiding is om mensen zich te laten handhaven in de maatschappij. In Den Haag heeft Ipse de Bruggen een orthopedagogisch behandelcentrum voor 60 residentiële plaatsen. Het is een behandelsetting waar jongeren 24 uur per dag kunnen verblijven. Dit centrum heeft een wachtlijst. Voor de jongeren die op de wachtlijst staan, wordt extramurale individuele begeleiding aangeboden als overbrugging naar zorg. Wat men bij begeleiding doet is in feite het starten met het leveren van zorg. Bij deze groep wordt individuele begeleiding ingezet om ervoor te zorgen dat een jongere in het gezin kan blijven en misschien ook een intramurale opname voorkomen kan worden. De jongeren die uit het behandelcentrum komen, kunnen ook individuele begeleiding krijgen als dat nodig blijkt te zijn. Daarnaast kunnen jongeren die nog thuis wonen naschoolse dagbehandeling krijgen; de jongeren krijgen dan na schooltijd nog een aantal uur behandeling. De duur van de behandeling is beperkt. Als de periode van behandeling voorbij is en het kind/ de jongere nog behoefte heeft aan begeleiding dan wordt begeleiding ingezet. Ook biedt Ipse de Bruggen begeleiding aan kinderen/ jongeren op school onder schooltijd. Als het een kind op een moment niet lukt om zich te handhaven in de klas, wordt hij of zij meegenomen uit de klas. Vragen als ‘Wat is van je gevraagd?’, ‘Hoe gaan we dat doen?’, ‘Hoe ga je je gedragen?’ worden samen met de begeleider doorgenomen en dan gaat de jongere weer naar de klas. Het is een ‘schaduwtraining’. De begeleiding is erop gericht om de leerling te leren om zich te handhaven in de klas en de docent vaardigheden aan te reiken om de leerling te kunnen benaderen; vaak zijn het jongeren met autisme, die over het algemeen op speciaal onderwijs zitten. De vraag voor begeleiding op school krijgt Ipse de Bruggen vaak via het CCE (Centrum Consultatie en Expertise). Er wordt hier een beroep op gedaan als het echt uit de hand loopt. Het CCE doet onderzoek, diagnostiek en behandeling en Ipse de Bruggen biedt begeleiding aan. Ipse de Bruggen biedt verder individuele begeleiding aan mensen die op zichzelf wonen en in de buurt wonen van een steunpunt van Ipse de Bruggen. Daar kunnen ze 24 uur per dag beroep doen op individuele begeleiding. Daarnaast is er een groep die zelfstandig woont en alleen een paar uur in de week individuele begeleiding ontvangt. Hoe de begeleiding eruit ziet, is heel erg divers en afhankelijk van de vraag. Het kan heel praktisch zijn zoals het ondersteunen met financiën. Vragen als ‘ hoe doe je boodschappen?, ‘wanneer doe je het was?’ horen ook bij het praktische gedeelte van de begeleiding. Maar ook vragen rondom relaties, het onderhouden hiervan en hoe je jezelf weerbaar kunt opstellen, komen aan bod. Begeleiding in groepsverband Ipse de Bruggen biedt dagbestedingtrajecten aan verschillende doelgroepen. Het oorspronkelijke idee was om met een medewerker te spreken die hier meer inzicht in kan geven, maar Stichting Meander en PJ Patners die het onderzoek doen voor de hele regio, hebben al een aantal medewerkers hierover gesproken. Ipse de Bruggen heeft verzocht om de medewerkers niet te veel te belasten met dezelfde onderwerpen. Daarom verwijzen we voor dit onderdeel naar het onderzoek van Stichting Meander.
35
Doelgroep De kinderen en jongeren die begeleiding individueel krijgen zijn vaak in de leeftijd van 8 tot en met 23 jaar. Allen hebben een verstandelijke beperking, al dan niet in combinatie met psychische en gedragsproblemen. Het gemiddelde IQ van mensen die zelfstandig wonen en begeleiding ontvangen, ligt tussen de 70-85. Een klein aantal cliënten heeft een IQ tussen de 60 en 70 maar dat is wel minimaal. Dan zijn de vaardigheden te beperkt om bijvoorbeeld eten te kunnen koken. Als er sprake is van psychiatrische stoornissen, dan komen autisme, ADHD en persoonlijkheidsstoornissen zoals borderline en narcisme vaak voor. Verslaving in de vorm van computergebruik komt vaak voor onder mensen met autisme. Het zijn mensen die zich afsluiten van de buitenwereld. Hierdoor gaat school eronder leiden. Wat betreft geslacht is het ongeveer gelijk verdeeld. De grootste groep die extramurale begeleiding krijgt, is tussen de 8 en 21 jaar (75%). Wanneer cliënten naast hun verstandelijke beperking ook nog gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen hebben, wordt er een intensievere vorm van begeleiding ingezet. Dat is ook de groep die volgens Ipse de Bruggen tussen wal en schip valt. De psychiatrie kan hen niet voldoende helpen, omdat men bij behandeling vaak de nadruk ligt op de verantwoordelijkheid voor eigen leven. Maar deze groep kan door de verstandelijke beperking die verantwoordelijkheid vaak niet aan. Bij begeleiding bekijkt men per geval en per situatie wat er nodig is. Er wordt hierbij steeds de keuze gemaakt wie de regie neemt: samen met de cliënt dingen doen, het voordoen of het juist even overnemen. Algemene beschrijving doelgroep zwakbegaafd (IQ 70-85) Dit zijn vaak de overlastgevende jongeren (streetwise); ‘jongeren met een vlotte babbel’. Door de maatschappij worden er behoorlijk eisen gesteld en deze jongeren doen voorkomen alsof ze het kunnen en daar ontstaan vaak de problemen. Ze zijn zeer beïnvloedbaar en willen er graag bij horen. Ze zoeken vaak de grenzen op en willen stoer zijn en indruk maken en zo komen ze ook ‘verkeerde vrienden’ tegen. Profielschets medewerker Het niveau van de medewerkers voor individuele begeleiding is afhankelijk of er naast de verstandelijke beperking ook nog psychiatrische en/of gedragsproblematiek is. In dat geval gaat het vaak om Hbo geschoolde medewerkers. Voor de mildere vorm van individuele begeleiding is minimaal Mbo niveau nodig. AWBZ indicaties Ipse de Bruggen kan zelf de indicaties aanvragen, mits de cliënt hier toestemming voor geeft. Een voorwaarde is dat de cliënt de verstandelijke beperking heeft om in zorg te komen bij Ipse de Bruggen. Vaak doet stichting MEE de IQ test, maar stichting MEE kan ook zelf de indicaties aanvragen. Het probleem is dat het vaak lang duurt om een indicatie te krijgen. Het wordt steeds beter. Vroeger duurde het drie maanden, nu zes weken. Er is wel een mogelijkheid om een “Escape Crisis Indicatie” aan te vragen en dan kan gelijk gestart worden met het leveren van zorg. Maar deze indicatie heeft een duur van twee weken. Voor de instelling is dan het dilemma: ‘wat doe je met de resterende tijd totdat je een indicatie krijgt?’ Gemiddelde geïndiceerde zorg is klasse twee. Dat is ongeveer 4 uur per week. De periode van indicatie is erg afwisselend; van 1 tot drie jaar. Aanbod gefinancierd door de gemeente Ipse de Bruggen heeft geen aanbod dat gefinancierd wordt door de gemeente. 4.6.3.3
Steinmetz de Compaan
Steinmetz de Compaan biedt alle functies van de AWBZ-zorg aan. Het aanbod kan variëren van een paar uur ondersteuning in de week tot en met 24 uurs intramurale zorg met behandeling. Vanuit de functie begeleiding biedt Steinmetz de Compaan begeleiding in groepsverband, begeleiding individueel en kortdurend verblijf aan. Het doel van begeleiding van mensen met een verstandelijke, een lichamelijke beperking en cliënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH) al dan niet in combinatie met andere beperkingen, is te
36
zorgen dat iedere levensfase zo goed mogelijk ingericht wordt en dat de cliënten met de geboden ondersteuning de dingen kunnen doen die ze zouden willen en kunnen doen. Begeleiding groep Steinmetz de Compaan biedt extramurale begeleiding aan in groepsverband in de vorm van dagbesteding. Afhankelijke van de beperking, krijgt de dagbesteding een bepaalde kleur. De groep cliënten, die niet onder tijdsdruk kan werken, maar erg gesteld is op het doen van steeds dezelfde handelingen, doet tijdens de dagbesteding bijvoorbeeld inpakwerk. Deze cliënten moeten een sterke structuur aangeboden krijgen en hebben veel aandacht nodig om die structuur vast te houden. Ook de interactie onderling is een aandachtspunt Deze cliënten overzien niet altijd de gevolgen van hun gedrag. Bij bepaalde handelingen moeten ze begeleid worden omdat het gevaar kan opleveren voor de arbeidsomstandigheden. Hierdoor is constant toezicht en begeleiding nodig. Daarnaast is er ook nog een groep die ook gesteld is op het doen van steeds dezelfde handelingen en het onder tijdsdruk kan werken. Zij krijgen vaak opdracht van externen zoals Schiphol en de Gamma. Verder is er een groep cliënten die beter tegen prikkels van buitenaf kan. Met deze cliënten gaat men groepsgewijs naar bedrijven toe om daar te werken. Het streven is om te kijken of de cliënten een keer alleen naar een bedrijf kunnen gaan, met begeleiding op afstand. Het ultieme resultaat zou een betaalde baan zijn, maar dat komt niet zo vaak voor. Steinmetz de Compaan heeft een groep kinderen die een “belevingsgerichte dagbesteding” krijgt, gericht op het prikkelen van de zintuigen. Deze kinderen wonen thuis terwijl ze een indicatie hebben voor intramuraal wonen. De ouders vinden het in die gevallen vaak moeilijk om het kind los te laten. Ze hebben hun leven zo ingericht dat zij zelf voor hun kind kunnen zorgen. Vaak nemen ze alleen dagbesteding bij Steinmetz de Compaan af. Daarnaast kunnen kinderen die naar het speciaal onderwijs gaan, voor de buitenschoolse opvang naar een speciale opvang komen van Steinmetz de Compaan. Steinmetz de Compaan biedt buitenschoolse opvang op de locatie van de school. Deze kinderen hebben soms speciale medische zorg nodig en hebben vaak gedragsproblemen, waardoor ze niet naar een normaal kinderdagcentrum kunnen gaan. Deze opvang valt ook onder begeleiding in groepsverband. Begeleiding individueel Steinmetz de Compaan biedt begeleiding individueel aan gezinnen in de thuissituatie. Ouders van kinderen met een verstandelijke beperking hebben speciale ondersteuning nodig in de thuissituatie; een gehandicapt kind is qua zorg een grote belasting voor de ouders. De invulling van de individuele begeleiding kan praktisch of pedagogisch van aard zijn, afhankelijk van de behoefte van de ouders. Met individuele begeleiding aan gezinnen kan het kind thuis blijven wonen. Kortdurend verblijf (logeren) Kinderen kunnen bij Steinmetz de Compaan komen logeren om de ouders te ontlasten, zodat ze de zorg vol kunnen houden. Steinmetz de Compaan heeft een logeerlocatie voor 16 kinderen met een lichamelijke en verstandelijke beperking. En een logeervoorziening voor kinderen met alleen een verstandelijke beperking en een of twee plekken voor volwassenen die nog thuis wonen. Voor de mensen met een niet aangeboren hersenletsel is er ook een logeervoorziening. In het voorbeeld op de volgende wordt een illustratie gegeven van de uitwerking van de functie begeleiding in verschillende vormen bij verschillende levensfasen bij Steinmetz de Compaan.
37
Een jong kind van een jaar of twee heeft een verstandelijke en een lichamelijke beperking. Hier is specifieke zorg voor nodig. Het kind gaat naar een speciaal kinderdagcentrum van Steinmetz de Compaan. Daar blijven kinderen tot ongeveer 5 à 7 jaar. Hier wordt geprobeerd kinderen zo veel mogelijk te ontwikkelen. Wanneer deze kinderen niet gestimuleerd worden, blijven ze stilstaan in hun ontwikkeling of gaan juist achteruit. Vaak weet men niet precies wat de verstandelijke beperking is omdat het om jonge kinderen gaat. Rond zeven of acht jaar probeert men de kinderen naar speciaal onderwijs te laten gaan. Na schooltijd zorgt Steinmetz de Compaan dan voor een speciale opvang op de locatie van de school. Daarnaast geven de ouders aan behoefte te hebben aan extra ondersteuning; dat kan praktische ondersteuning in de thuissituatie zijn of speciale pedagogische ondersteuning aan de ouders, om te leren omgaan met het kind en zijn gedrag en handvatten te krijgen om hiermee om te gaan. Met dit type ondersteuning probeert men de ouders sterker te maken zodat zij de zorg kunnen volhouden en het kind ook thuis kan blijven. Dan gaan kinderen op een gegeven moment naar het voortgezet speciaal onderwijs. Rond de leeftijd van 20 jaar zijn ze van school af en willen ze een baan. Steinmetz de Compaan kijkt dan welke type dagbesteding bij de cliënt past. Op een gegeven moment wil de cliënt het huis uitgaan. Maar als deze cliënt niet zelfstandig kan wonen, dan kan hij ervoor kiezen om naar een woonvoorziening bij Steinmetz de Compaan te gaan. Doelgroep Cliënten van alle leeftijden kunnen bij Steinmetz de Compaan terecht. Gemiddeld zijn de cliënten tussen 2 en 55 jaar. De man/ vrouw verhouding is gelijk. Naast een verstandelijke beperking heeft een deel van de cliënten ook lichamelijk beperkingen, psychische en/of gedragsproblemen. De doelgroep van Steinmetz de Compaan blijft langer dan gemiddeld thuiswonen; doorgaans gaan cliënten op hun dertigste zelfstandig wonen. Ze kunnen dan kiezen voor een woonvoorziening van Steinmetz de Compaan. Er zijn twee redenen om in een woonvoorziening van Steinmetz de Compaan te gaan wonen.Ten eerste wanneer het thuis niet meer gaat en ten tweede wanneer cliënten (en hun ouders) er aan toe zijn om de stap naar zelfstandig wonen te maken. In het laatste geval wordt een ZZP indicatie aangevraagd met of zonder behandeling en dagbesteding. De groep die extramurale begeleiding krijgt in verhouding met de gehele cliëntenpopulatie De zwaarte van de groep is wisselend en hangt erg af van de thuissituatie. Deze groep is niet de zwaarst beperkte cliënten. Binnen deze groep zijn wel alle variaties mogelijk. Een deel hiervan is zwaar beperkt, maar woont nog thuis. Vooral onder de groep cliënten van niet westerse afkomst is het uithuisplaatsen van een kind niet van zelfsprekend. Vaak wonen in deze gezinnen, de kinderen met, hele zware beperkingen nog thuis, met gezinsondersteuning en dagbesteding als zorgaanbod. Het hangt van de omstandigheden thuis en/of men extramurale zorg ontvangt. Profiel medewerkers Steinmetz de Compaan heeft medewerkers van opleidingsniveau 1 t/m 5. Niveau 1 is Lbo en niveau 5 Hbo. Elk team kan elk opleidingsniveau in huis hebben. Het hangt van de problematiek af welk niveau wordt ingezet. Soms zijn er medische handelingen nodig die een opleidingsniveau 4 of 5 vragen. De grootste groep begeleiders heeft niveau 3 Mbo in de zorg, zoals SPW. SPH is de Hbo variant. Medewerkers met Hbo worden vooral ingezet voor pedagogisch gezinsondersteuning. AWBZ indicaties Stichting MEE vraagt de indicaties aan. Als iemand in zorg is, en men ziet dat andere zorg nodig is, dan vraagt Steinmetz de Compaan dat zelf aan. Officieel moeten de cliënten het zelf aanvragen. Steinmetz de Compaan ondersteunt cliënten hierin. In de eerste helft van 2011 hebben 479 cliënten begeleiding in groepsverband gehad en hebben 293 cliënten individuele begeleiding gehad. Voor dagbesteding wordt meestal 9 dagdelen geïndiceerd, voor individuele begeleiding tussen 4 tot 6 uur per week, voor buitenschoolse opvang 4 uur per week, voor vakantieopvang 3 weken per jaar en voor logeren voor maximaal drie etmalen per week. Vaak wordt voor een periode van 5 jaar geïndiceerd. Bij de herindicatie wordt voor dezelfde periode geïndiceerd. Mensen met een verstandelijke beperking blijven voor de rest van hun leven de beperking houden. Bijvoorbeeld iemand met het syndroom van Down, men kan hooguit zeggen: ‘iemand heeft in de loop van de tijd wat bijgeleerd, dus de indicatie wordt lichter, maar er zit een grens aan de capaciteiten die iemand heeft’.
38
Aanbod gefinancierd wordt door de gemeente Vanuit de gemeente worden de volgende projecten gefinancierd: gezinsondersteuning, vaardigheidscursus voor jongvolwassenen en een aantal logeerindicaties. Daarnaast is er een afspraak met gemeente om een aantal cliënten, die nog geen AWBZ- indicatie heeft, te ‘verleiden’ om in zorg te komen.
39
4.7
MENSEN MET EEN ZINTUIGLIJKE BEPERKING
4.7.1
Beschrijving vanuit het HHM onderzoek
Kenmerken, beperkingen van de cliënt Het betreft cliënten met de grondslag zintuiglijk gehandicapt. Binnen de groep cliënten met een zintuiglijke beperking komen diverse subgroepen voor met sterk onderscheidende cliëntkenmerken en ondersteuningsbehoeften. Behalve het onderscheid tussen visuele en auditieve beperkingen is ook onderscheid op basis van leeftijd (0-18 jaar, 18-65 jaar en 65+) relevant. Daarnaast is bepalend of de cliënt bij zijn/haar geboorte zintuiglijk beperkt was, of dat de beperking gedurende het leven van cliënten is opgetreden. Bovendien kan er sprake zijn van een combinatie met een verstandelijke beperking of GGZ-problematiek. De ondersteuningsbehoefte wordt in belangrijke mate bepaald door persoonlijke factoren (leeftijd en aanvang van de begeleiding) en externe factoren (beschikbaarheid sociaal netwerk, wijkvoorzieningen en aanwezigheid van specifiek op zintuiglijk gehandicapten toegesneden instellingen). Cliënten hebben soms een revalidatieprogramma doorlopen en zijn daardoor al tot een zeker niveau van zelfredzaamheid gekomen. Tegelijk is er sprake van een structurele of incidentele ondersteuningsbehoefte aan begeleiding. Huidige begeleiding AWBZ De begeleiding bij zintuiglijk gehandicapten is veelal gericht op het leren leven met de zintuiglijke beperking. Het realiseren van zelfredzaamheid staat voorop. Daarbij is de begeleiding die bijvoorbeeld kinderen nu krijgen, intensiever dan vroeger. Afhankelijk van het gerealiseerde niveau van zelfredzaamheid in iemands jeugd, of na een revalidatieproces, verschilt de ondersteuningsbehoefte per individu. Het gaat om de volgende begeleidingsdoelstellingen: - het bieden van praktische ondersteuning zoals toelichten van maatschappelijk gangbare communicatieboodschappen (brieven van allerlei instanties, et cetera) aan doofgeboren ouderen; - het bieden van dagbesteding; - het bieden van toezicht; - het oefenen met het aanbrengen van structuur, het uitvoeren van handelingen en het voeren van regie met als doel verbetering van zelfredzaamheid. Het onderscheid tussen individuele begeleiding en groepsbegeleiding is bij zintuiglijk beperkten diffuus. In het algemeen is er sprake van individuele begeleiding. Groepsbegeleiding richt zich op dagbesteding bij specifieke doelgroepen, zoals thuiswonende kinderen of doofgeboren ouderen. De begeleiding van zintuiglijk gehandicapten vraagt om specifieke deskundigheid en expertise van betrokkenen. Om begeleiders in staat te stellen om tot het noodzakelijk deskundigheidsniveau te komen is een zekere omvang van de cliëntgroep binnen de gemeente vereist. Andere zorg en/of ondersteuning - AWBZ: behandeling - Mantelzorg/Vrijwilligers: ondersteuning bij vergroting van zelfredzaamheid.
40
4.7.2
Haagse cijfers voor mensen met een indicatie
De tabellen hieronder laten zien dat er een relatief kleine groep een indicatie heeft op basis van zintuiglijke beperking. Deze groep krijgt vooral begeleiding individueel geïndiceerd. Tabel 4.12: Aantal cliënten met begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren begeleiding individueel per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
ZG
1-jul-10
1-jan-11
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
105
2,7
106
2,6
124
2,7
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
Tabel 4.13: Aantal cliënten met begeleiding groep en het gemiddelde dagdelen begeleiding groep per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
ZG
1-jul-10
1-jan-11
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
25
5
32
4,6
42
4,9
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
Tabel 4.12: Aantal cliënten met kortdurend en het gemiddelde aantal etmalen kortdurend verblijf per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
ZG
1-jul-10
1-jan-11
Aantal cliënten met KVB
Gemiddeld aantal etmalen KVB
aantal cliënten met KVB
Gemiddeld aantal etmalen KVB
Aantal cliënten met KVB
Gemiddeld aantal etmalen KVB
8
1,8
10
1,3
7
1,4
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
4.7.3
Verdieping Haagse situatie
In de regio Haaglanden zijn enkele instellingen, die een specifiek aanbod hebben voor deze doelgroepen. Zij bedienen de hele regio. Uit het oogpunt om instellingen niet te veel te belasten met onderzoeken, is er in overleg met voor gekozen om dit door St. Meander te laten doen. Voor dit gedeelte verwijzen we naar het onderzoek van St. Meander (zie pagina 4).
41
4.8
MENSEN MET EEN LICHAMELIJKE BEPERKING OF CHRONISCHE ZIEKTE
4.8.1
Beschrijving vanuit het HHM onderzoek
Kenmerken, beperkingen van de cliënt Cliënten met een lichamelijke beperking of chronische ziekte hebben de grondslag somatisch of lichamelijk gehandicapt. De leeftijd van de cliënten is tussen 0–64 jaar. Van de cliënten uit deze groep die 65 jaar geworden zijn, valt het somatische deel onder de groep ouderen met somatische (of psychogeriatrische) problematiek. Een specifieke groep cliënten die wordt onderscheiden betreft mensen met ernstige beperkingen als gevolg van niet-aangeboren hersenletsel (NAH) of een CVA. Daarbij is vaak sprake van een gebrek aan regievoerend en structurerend vermogen. Cliënten hebben moeite met behoud van overzicht en hebben langdurig/structureel begeleiding nodig om maatschappelijk te kunnen participeren. Problematiek door beperkte zelfredzaamheid komt vaak laat in beeld, bijvoorbeeld als er sprake is van uithuiszetting. Mantelzorg is soms aanwezig door partner of kind. Een andere, specifieke groep cliënten bestaat uit mensen met een ernstige motorische handicap. Deze cliënten zijn vaak wel in staat tot het voeren van regie, maar hebben een ondersteuningsbehoefte als gevolg van hun motorische beperking. De invulling van de begeleiding varieert sterk, vanwege de diversiteit in lichamelijke beperkingen. Zo hebben cliënten met beenfunctieverlies een andere begeleidingsbehoefte dan cliënten met een beperkte handfunctie. Vanwege woningaanpassingen (Wmo) is de cliënt vaak al bekend bij gemeente. Huidige begeleiding AWBZ De begeleiding is vaak gericht op het bieden van praktische ondersteuning en is gerelateerd aan persoonlijke verzorging en verpleging. De begeleiding bestaat voornamelijk uit: • het bieden van dagbesteding, ter vervanging van werk (BGG); • het bieden van dagbesteding, ter ontlasting van mantelzorgers (BGG); • het bieden van praktische ondersteuning bij dagelijkse activiteiten (BGI). Andere zorg en/of ondersteuning • AWBZ: persoonlijke verzorging, verpleging • Wmo: woningaanpassingen 4.8.2
Haagse cijfers voor mensen met een indicatie
Op 1 januari 2011 zijn in Den Haag 694 cliënten met een somatische of lichamelijke beperking die een geldige indicatie hebben voor begeleiding individueel. Het maakt erg uit of men een somatische of een lichamelijke beperking heeft. Cliënten met een somatische beperking krijgen gemiddeld meer dan twee keer zoveel uren geïndiceerd per week dan mensen met een lichamelijke beperking. Tabel 4.15: Aantal cliënten met begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren begeleiding individueel per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Aantal cliënten met BGI
1-jul-10
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
1-jan-11
Gemiddeld aantal uren BGI
Aantal cliënten met BGI
Gemiddeld aantal uren BGI
SOM 0-64 jaar
275
8
304
7,5
321
6,9
LG
327
3,7
361
3,4
373
3,3
602
5,7
665
5,3
694
5,0
Totaal
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
Als het gaat om het gemiddeld aantal geïndiceerde dagdelen in groepsverband dan zien we het verschil tussen deze twee cliëntgroepen verdwijnen. Wel zijn er meer cliënten met een lichamelijke beperking die een indicatie hebben voor begeleiding in groepsverband.
42
Tabel 4.16: Aantal cliënten met begeleiding groep en het gemiddelde dagdelen begeleiding groep per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
1-jul-10
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Aantal cliënten met BGG
1-jan-11
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
SOM 0-64 jaar
150
5,9
160
5,8
155
5,6
LG
207
5,3
226
5,4
251
5,4
357
5,6
386
5,6
406
5,5
Totaal
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
Iets meer dan 100 cliënten hebben op 1 januari 2011 een indicatie voor kortdurend verblijf met een gemiddelde van 1,5 etmalen per week. Tabel 4.15: Aantal cliënten met kortdurend en het gemiddelde aantal etmalen kortdurend verblijf per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Aantal cliënten met KVB
1-jul-10
Gemiddeld aantal etmalen KVB
aantal cliënten met KVB
1-jan-11
Gemiddeld aantal etmalen KVB
Aantal cliënten met KVB
Gemiddeld aantal etmalen KVB
SOM 0-64 jaar
46
1,6
39
1,6
30
1,5
LG
77
1,5
69
1,5
72
1,5
123
1,5
108
1,5
102
1,5
Totaal
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ; bewerking OIV
4.8.3
Verdieping Haagse situatie
4.8.3.1
Gemiva SVG
Werk- en trainingscentrum Nootdorp en Activiteitencentrum de Spil zijn onderdelen van de zorginstelling Gemiva SVG. Gemiva SVG heeft woonvormen, biedt behandeling, dagbesteding en ambulante begeleiding aan. Gemiva SVG heeft locaties in de regio Zuid-Holland. Vanuit de functie extramurale begeleiding biedt Gemiva SVG begeleiding in groepsverband en begeleiding individueel. Begeleiding individueel Begeleiding individueel, ook wel ambulante begeleiding genoemd, wordt bij de mensen thuis aangeboden. Meestal wordt vanuit het CIZ 4 uur per week geïndiceerd. Dan komt een begeleider twee keer per week bij de cliënt. Naar schatting maken in Den Haag 300 tot 400 mensen met een lichamelijke beperking gebruik van ambulante begeleiding van Gemiva SVG. De individuele begeleiding is gericht op: - Hulp bij administratie - Boodschappen doen - Dingen ordenen Begeleiding groep Er zijn twee vormen van begeleiding in groepsverband: activiteitencentra en werk- en trainingcentra. Bij activiteitencentra worden in een aangepaste omgeving en onder deskundige begeleiding activiteiten aangeboden om mensen bezig te houden en zinvolle dingen te laten doen, bijvoorbeeld hobby’s. Vooral onder de groep met NAH heeft men veel mensen die door de beperkingen die zij hebben gekregen, niet meer kunnen werken. Vaak gaat het om mensen die goede banen hebben
43
gehad. Zij halen geen voldoening uit bijvoorbeeld het leren de post te sorteren. Dus willen ze ook niet iets doen dat op werk lijkt. Ze willen wel zinvolle dingen doen om de dag in te vullen. In de werk- en trainingcentra worden cliënten getraind en zij zijn echt aan het werk. De werk- en trainingcentra krijgen opdachten van bedrijven, scholen, kerkgenootschappen, sportverenigingen. Het zijn meestal instellingen die een low budget hebben. Bij de werk- en trainingcentra kan men voor kleine prijzenopdrachten laten doen22. Voorbeeld van opdrachten: boekjes, uitnodigingen, fotoboeken of folders maken. Deze worden op de computer ontwikkeld met een speciaal grafisch programma. Het werk- en trainingcentrum in Nootdorp krijgt ook opdrachten van een grote organisatie voor kinderdagverblijven. Voor deze organisatie worden alle informatieboekjes voor de ouders gemaakt. Daarnaast zijn er nog eigen producten, zoals op maat kalenders en bloknoten maken. De hoeveelheid opdrachten is voldoende om werk te creëren voor de cliënten die naar de centra komen. De meeste klanten komen terug, omdat zij erg tevreden zijn over de kwaliteit van de geleverde producten. Dat is voor de cliënten extra motiverend omdat zij zien dat een klant betaalt en tevreden is over het werk dat zij leveren. Bij de activiteitencentra heeft een kwart van de cliënten lichamelijke beperkingen vanaf de geboorte en driekwart een NAH. Bij werk- en trainingcentra is de verhouding tussen de twee groepen ongeveer 50%/50%. Begeleiding in groepsverband is gericht op: het bieden van een omgeving aangepast aan de handicaps (prikkelarme ruimtes, rustruimte, tilliften, aangepaste toiletten enz.); - een zinvolle daginvulling zodat de cliënten zich goed voelen; - het hebben van dag- en nachtritme; - het hebben van structuur in het leven. Dit geldt voor zowel de individuele begeleiding als begeleiding in groepsverband. Dat is vooral het geval bij mensen met een NAH. Zij hebben vaak een slecht geheugen, geen concentratie, ordening is moeilijk en soms ook een slecht ziekte inzicht; - het ontlasten van de mantelzorgers is een belangrijk doel is zodat de mantelzorger de zorg vol kan houden. Dit geldt ook voor de beide vormen van begeleiding. De NAH doelgroep is relatief gezien een kleine groep, maar wel een heel kwetsbare groep. Deze doelgroep wordt steeds groter. Op het moment dat ze in WIA terecht komen, gaan ze 30% terug in hun inkomen. Dat betekent vaak dat partners moeten gaan werken. Vaak zijn er ook kinderen die studeren. Soms hebben mensen een eigen bedrijf, dat door de NAH instort. Dus dan moeten de partners keihard aan de slag en ook nog voor hun partners zorgen, die vaak ook lichamelijke verzorging nodig hebben. Het zijn vaak heftige situaties. Behalve een nuttige en zinvolle dagbesteding, voorziet de begeleiding ook in het ontlasten van de thuissituatie. Vaak geeft het revalidatie centrum het advies om naar een verzorgingshuis te gaan. Maar de partner wil dat niet en wil het thuis proberen. Doordat mensen naar een activiteitencentrum/werk- en trainingcentrum gaan, kan de mantelzorger werken. Zo kan de mantelzorger de zorg volhouden. Dit zorgt ervoor dat intramurale opname voorkomen wordt. Ongeveer 25% van de cliënten heeft zowel begeleiding individueel als begeleiding in groep Doelgroep In de regio Haaglanden biedt Gemiva SVG extramurale begeleiding aan mensen met lichamelijke beperkingen. Gemiva SVG heeft in regio Haaglanden geen aanbod voor mensen met verstandelijke beperking; wel in de provincie, zoals in Gouda, Waddinxveen, Lisse. Steinmetz de Compaan heeft in de regio Haaglanden een aanbod aan extramurale begeleiding voor de mensen met een verstandelijke beperking. Ookl heeft Steinmetz de Compaan een aantal extramurale voorzieningen voor mensen met lichamelijke beperkingen. Hierdoor is er enige overlap tussen Steinmetz de Compaan en Gemiva SVG. Qua begeleiding in groepsverband in de vorm van activiteitencentra en werk- en trainingscentra is Gemiva SVG de enige in de regio die een aanbod heeft. De doelgroep lichamelijk gehandicapten is onder te verdelen in twee groepen, namelijk een groep die vanaf de geboorte gehandicapt is en een groep met een niet aangeboren hersenletsel (NAH). Dit zijn mensen die door bijvoorbeeld een ongeluk, hersensbloeding of een spierziekte een zodanig 22
Men berekent de prijs van de materiaalkosten plus een bedrag er bovenop, zodat men machines kan aanschaffen. Tegenover de lage tarieven staat dat er voor de geleverde producten meer tijd gevraagd wordt dan bij een gewone drukkerij, omdat de doelgroep zwak is qua lichamelijke en geestelijke gezondheid.
44
hersenletsel hebben opgelopen dat zij niet meer in het arbeidsproces kunnen terugkeren. Naar verhouding zijn er iets meer mannen onder de NAH groep, in Den Haag vooral meer mannen van nietNederlandse afkomst. De indruk is dat onder deze doelgroep vaker hart- en vaatziektes en CVA’s voorkomt. Een groot deel van de NAH doelgroep is tussen 45 en 65 jaar oud. De gemiddelde leeftijd van de groep mensen met lichamelijke beperking is iets jonger. Dat komt mede doordat deze groep doorstroomt vanuit school (speciaal onderwijs), maar 55-plussers komen ook voor. Profielschets medewerkers Zowel bij werk- en trainingcentra als bij activiteitencentra hebben de medewerkers hetzelfde profiel; de meeste medewerkers hebben een Mbo opleiding(SPW) en enkelen een Hbo opleiding (SPH). Bij de activiteitencentra werken mensen met speciale vakkennis, die tevens affiniteit met de doelgroep hebben. Daarnaast zijn er medewerkers die nog op school zitten en bij Gemiva SVG werken23. Bij ambulante begeleiding worden medewerkers ingezet met opleidingen als Mbo- niveau 4 of Hbo. Ambulante begeleiding wordt altijd vanuit een hoger opleidingsniveau gegeven omdat de begeleider alleen naar de cliënten toe gaat. Het is individueel en er is geen team om op terug te vallen. Indicatieproces Cliënten komen vaak bij Gemiva SVG terecht via scholen (speciaal onderwijs). De cliënten lopen dan stage bij Gemiva en stromen dan verder door in de organisatie. Ook worden ze vaak doorverwezen via de revalidatiecentra of Stichting MEE. Sommige cliënten hebben al een indicatie als ze zich aanmelden. Meestal vraagt de maatschappelijk werker van de revalidatiecentra of een school de indicatie aan. Ook kan Stichting MEE voor een indicatie zorgen. De organisatie moet administratief veel bijhouden, maar het zijn vaste administratieve handelingen en men heeft er een routine in gevonden. Gemiddeld wordt vanuit het CIZ 4 tot 7 dagdelen geïndiceerd, meestal voor 5 jaar, maar er komen nu al indicaties binnen die tot 2026 gelden. Dat is logisch want de beperkingen van deze doelgroep worden niet minder in de loop van de tijd, eerder meer. Vaak wordt bij de herindicatie voor dezelfde periode geïndiceerd. Als vervoer nodig is dan wordt dat vanuit het CIZ geïndiceerd voor begeleiding in groep.
4.9
JONGEREN MET PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK
4.9.1
Beschrijving vanuit het HHM onderzoek
Kenmerken, beperkingen van de cliënt Jongeren die extramurale begeleiding krijgen zijn veelal 4 tot 18 jaar oud waarbij sprake is van een psychiatrisch beeld. De ondersteuningsvraag heeft vaak te maken met (continu) crisisgevoeligheid bij de jongere of het systeem (gezin). Jongeren doen een beroep (gedwongen of vrijwillig) op Bureau Jeugdzorg (BJZ), omdat de situatie voor henzelf en/of hun ouders niet goed hanteerbaar is. Daarbij moet sprake zijn van serieuze opvoed- en opgroeiproblemen. Er is sprake van een diffuse grens tussen jeugdzorg en jeugd GGZ, evenals tussen de functies behandeling en begeleiding. Afhankelijk van het aanbod dat past bij de hulpvraag komen jongeren dus ook in andere sectoren dan de AWBZ terecht. Overigens kunnen jongeren in de leeftijd van 18 tot 23 jaar ook begeleiding krijgen. CIZ indiceert dan verlengde AWBZ-zorg zonder indicatie voor jeugdzorg. In het proces van indicatiestelling bij de Bureaus Jeugdzorg wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van cliëntproblematiek: - Bij enkelvoudige problematiek is er sprake van opgroei- en opvoedproblematiek bij de jeugdige, waarbij betrokkenen sterk gemotivieerd zijn voor hulp evenals een goed probleembesef. - Bij meervoudige problematiek is er een probleem dat gerelateerd is aan de jeugdige en er zijn problemen gerelateerd aan het gezin. 23
Medewerkers die op nog op school zitten: ze zijn wel in dienst bij Gemiva SVG. Zij werken drie à vier dagen en gaan een dag naar school. Gemiva SVG betaalt hun opleiding. Het gaat om de opleidingen SPW en SPH.
45
-
Bij multiprobleem situaties is er geen zicht op de (onderlinge verwevenheid) van probleemgebieden en bovendien is het probleembesef en de motivatie bij betrokkenen laag.
Vrijwel alle BJZ AWBZ-indicaties wat betreft begeleiding hebben te maken met meervoudige of multiprobleemsituaties. De pakketmaatregel AWBZ heeft destijds weinig gevolgen gehad voor AWBZ geïndiceerde cliënten omdat er bij hen merendeels sprake was van matig of zware beperkingen waardoor zij een beroep konden blijven doen op AWBZ begeleiding. Daarnaast bleek dat jongeren in veel gevallen weliswaar niet in aanmerking kwamen voor AWBZ hulp, maar vanwege de voorkomende zorgvraag wel voor (provinciale) jeugdzorg. Het merendeel van de begeleiding wordt afgenomen in de vorm van een Pgb (95%). De effectiviteit en geleverde kwaliteit is daardoor lastig in te schatten. Huidige begeleiding AWBZ De begeleiding kan gericht zijn op: A. het leren omgaan met de stoornis en het aanleren van vaardigheden (BGI, betreft zowel de jongere, als het gezin) en/of B. het ontlasten van de gezinssituatie (BGI/BGG, vaak in vorm van logeeropvang). Begeleiding wordt vaak langdurend maximaal ingezet op het cliëntsysteem en de omgeving en is gericht op stabilisatie. Bij A geldt verder dat vaardigheden in de praktijk moeten worden gebracht en periodieke herhaling daarbij gewenst kan zijn. Bij B geldt dat ondersteuning gericht is op de directe ondersteuning van ouders en/of kind bij het aanbrengen van structuur, regelmaat, coaching en het verbeteren van sociale omgangsvormen. Individuele begeleidingsvormen worden ingezet, vaak in een gefaseerde aanpak, als cliënten toewerken naar zelfstandig wonen of arbeid. Begeleiding wordt verder ingezet op de noodzakelijke levensdomeinen (leren, recreëren, zingeving, zelfzorg of sociale relatie). Begeleiding is daarbij vooral gericht op stabilisatie en preventie. De doelstelling kan wijzigen in aard, omvang en duur in geval van life events die voorkomen in de leeftijd van 6-16 jaar (overgang van basis- naar middelbaar onderwijs en/of veranderingen in de thuissituatie zoals verhuizing, scheiding van ouders etcetera). Bij 18-23 jarigen zijn voorbeelden van life events het krijgen van een partner, zelfstandig gaan wonen en toetreding tot de arbeidsmarkt. Andere zorg en/of ondersteuning - maatschappelijke opvang; - Jeugdzorg; - Jeugd GGZ BH-BG; - RIBW/begeleid wonen; - combinatie met VG problematiek (vaak aan de orde bij autisme). BJZ concludeert bij aanvragen regelmatig dat voorliggende voorzieningen (bijvoorbeeld opvoedingsondersteuning) op AWBZ beschikbaar zijn middels onderwijs, Wmo of MEE. 4.9.2
Haagse cijfers voor mensen met een indicatie
De gepresenteerde tabellen zijn afkomstig uit het CIZ; de cijfers van Bureau Jeugdzorg ontbreken. Het CIZ indiceert zorg als de verstandelijke beperking de dominante grondslag is in verhouding met de psychische problematiek.
46
Tabel 4.18: Aantal cliënten met begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren begeleiding individueel per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Aantal cliënten met BGI
Psy 0-17 jaar
1-jul-10
Gemiddeld aantal uren BGI
13
Aantal cliënten met BGI
1-jan-11
Gemiddeld aantal uren BGI
5,9
7
Aantal cliënten met BGI
3,7
Gemiddeld aantal uren BGI
10
3,6
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
Tabel 4.19: Aantal cliënten met begeleiding groep en het gemiddelde dagdelen begeleiding groep per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
Psy 0-17 jaar
1-jul-10
14
1-jan-11
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
4,5
7
Gemiddeld aantal dagdelen BGG
Aantal cliënten met BGG
4,1
6
4,2
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
Tabel 4.20: Aantal cliënten met kortdurend en het gemiddelde aantal etmalen kortdurend verblijf per week op 1 januari 2010, 1 juli 2010 en 1 januari 2011, in Den Haag 1-jan-10
Cliëntgroep
Aantal cliënten met KVB
Psy 0-17 jaar
1-jul-10
Gemiddeld aantal etmalen KVB
10
1,1
1-jan-11
Gemiddeld aantal etmalen KVB
Aantal cliënten met KVB
4
1,0
Gemiddeld aantal etmalen KVB
Aantal cliënten met KVB
4
1,0
Bron: Basisrapportage AWBZ gemeente Den Haag, CIZ
4.9.3
Verdieping Haagse situatie
4.9.3.1
De Buitenwereld
De Buitenwereld is een zorginstelling die vanuit de AWBZ alleen de functie begeleiding aanbiedt. De Buitenwereld biedt buitenschoolse gespecialiseerde dagbegeleiding en ambulante thuisbegeleiding aan kinderen met een psychiatrische stoornis in de leeftijd 4-14 jaar met een normale tot hoge intelligentie. De Buitenwereld bestaat al vier jaar en heeft locaties in Den Haag, Zoetermeer en Waddinxveen. De Buitenwereld biedt drie vormen van begeleiding aan, namelijk de buitenschoolse begeleiding, ambulante thuisbegeleiding en individuele begeleiding in groep. Ambulante thuisbegeleiding en individuele begeleiding in groep zijn in ‘AWBZ-termen’ begeleiding individueel en buitenschoolse begeleiding is begeleiding groep. Het doel van begeleiding bij De Buitenwereld is om te kijken wat het gezin nodig heeft om mee te kunnen draaien in de maatschappij en om het welzijn van het gezin te verbeteren. Het gaat vaak om gezinnen die nergens meer komen en heel erg geïsoleerd zijn. Vaak kan een ouder niet werken omdat het kind niet naar een reguliere bso kan omdat daar de groepen veel te groot zijn. Er is ook vaak sprake van een dreigende uithuisplaatsing omdat de ouders overbelast zijn. Doordat een kind naar de Buitenwereld gaat, zie je dat ouders veel meer lucht krijgen. De problematiek van het kind is
47
namelijk chronisch en ouders moeten hierin voldoende ondersteund worden om het vol te houden. Daarnaast is er sprake van forse gedragsproblematiek van deze kinderen. Kinderen met mildere gedragsproblematiek redden het vaak met wat ondersteuning vanuit de Buitenwereld op de reguliere BSO. Begeleiding groep De Buitenwereld biedt na de schooldag dagbegeleiding aan kinderen. Dat is anders dan buitenschoolse opvang. Bij een buitenschoolse opvang biedt men ruimte aan waar de kinderen worden opgevangen. De Buitenwereld valt niet onder de Wet Kinderopvang maar is een AWBZ erkende zorginstelling. Bij de Buitenwereld wordt gewerkt aan doelen die zijn vastgesteld in een begeleidingsplan. Ieder kind heeft een begeleidingsplan. Op individueel niveau wordt gekeken wat de doelen zijn voor begeleiding. Deze doelen worden opgesteld in overleg met de ouders. Bij het opstellen van de doelen wordt vooral gekeken naar de behoefte in de thuissituatie en op school. Er wordt geprobeerd om het begeleidingsplan aan te laten sluiten op bijvoorbeeld doelen van school of die van behandeling, zodat het een continu proces blijft. Begeleiding in groep is gericht op: - het aanleren van vaardigheden zoals communicatieve vaardigheden. Voorbeelden hiervan zijn het leren luisteren of leren spelen; - het leren spelen: kinderen met autisme spelen heel vaak met hetzelfde spel of komen niet tot spelen. Bij de Buitenwereld probeert de begeleider dat dan aan te leren door spelbegeleiding. Hierdoor worden de ouders ook thuis, als een kind zichzelf beter kan vermaken, ontlast. Men ziet dat het ook effect heeft op school; - het ontlasten van het gezin. Bij de Buitenwereld is ervoor gekozen om op een aantal locaties tot 19:00 uur open te zijn. De kinderen die naar de Buitenwereld komen, hebben allemaal een psychiatrische stoornis. Dit geeft over het algemeen een enorme druk op gezinnen. Voor de ouders kan het heel prettig zijn om een of twee dagen in de week thuis te zijn met de andere kinderen, want vaak zijn er meer kinderen in een gezin, zodat daar op dat moment even rust is. Het kind eet bij de Buitenwereld. Wanneer het kind tussen half zeven en zeven uur wordt opgehaald zie je dat er meer lucht is in het gezin. Naast begeleiding van het kind is het dus een vorm van respijtzorg voor het gezin. Begeleiding individueel De buitenwereld heeft twee vormen individuele begeleiding: ambulante thuisbegeleiding en individuele begeleiding in groep. Ambulante thuisbegeleiding Ambulante thuisbegeleiding is individuele begeleiding bij de gezinnen thuis. Soms is er vanuit ouders van kinderen die naschoolse begeleiding hebben, een ondersteuningsvraag in de thuissituatie. Dan gaat het vooral om begeleiding in specifieke gevallen thuis. Dit wordt in eerste instantie aangeboden aan kinderen die naar de buitenschoolse dagbegeleiding gaan, maar er kunnen ook kinderen aangemeld worden voor alleen ambulante begeleiding. Ambulante thuisbegeleiding kan tegelijkertijd aangeboden worden met buitenschoolse dagbegeleiding. De ambulante tak is veel kleiner, nog geen 10% van het totale aanbod van de Buitenwereld, maar deze tak zal wel gaan groeien in de nabije toekomst. Individuele begeleiding in groep Soms vergen bepaalde begeleidingsdoelen één op één contact met het kind. Dus één pedagogisch medewerker één kind; dan wordt begeleiding individueel aangevraagd. Een voorbeeld van individuele begeleiding is dat binnen de Buitenwereld een boekje is ontwikkeld voor kinderen om emoties te kunnen herkennen voor de kinderen die dat niet kunnen. De pedagogische medewerker gaat dan samen met het kind dit boek doornemen. Doelgroep De doelgroep van de Buitenwereld zijn kinderen waarvan vastgesteld is dat zij een psychiatrische stoornis hebben. Meest voorkomende stoornissen zijn, ADHD, stoornis in het autistische spectrum (klassieke autisten, maar veel in de restgroep PDD- NOS) en kinderen met een hechtingsstoornis. De leeftijd is 4 t/m 14 jaar. Het gaat vooral om jongens. Dit heeft vooral mee te maken met dat ADHD makkelijker bij jongens gediagnosticeerd wordt en stoornissen in het autistische spectrum vaker voorkomen bij jongens dan bij meisjes.
48
Het gaat vooral om beperkingen in het gedrag, in zelfstandigheid, communicatieve beperkingen en hyperactiviteit. Vaak zijn de kinderen in behandeling bij een behandelinstelling. Bijna alle kinderen zitten op het speciaal onderwijs. Kinderen t/m 14 jaar kunnen bij de Buitenwereld terecht. De behandeling duurt vaak een jaar, maar de begeleiding kan wel 5 tot 10 jaar duren. De leeftijdgrens t/m 14 jaar is een bewuste keuze van de Buitenwereld. De gedachte hierachter is dat de overgang van basisschool naar middelbare school over het algemeen voor alle kinderen een grote stap is. En voor deze doelgroep nog heftiger. Het is dan beter dat zij nog even een vertrouwde basis hebben waarop ze kunnen terug vallen. In Den Haag ziet de Buitenwereld veel alleenstaande moeders. Zij moeten gaan werken, maar staan wel voor een dilemma: ‘hoe kun je gaan werken als je kind na schooltijd nergens heen kan’. Dat maakt dat het belang dat kinderen naar de Buitenwereld kunnen komen heel groot is. In Den Haag zijn ongeveer 70 kinderen die op dit moment gebruik maken van buitenschoolse dagbegeleiding bij de Buitenwereld. Vaak wordt er vanuit Bureau Jeugdzorg voor twee of drie dagdelen geïndiceerd. Profielschets medewerkers Minimaal Hbo of meer, vooral pedagogen en psychologen. Daarnaast is er een GZ- psycholoog in dienst, die geeft advies aan de medewerkers (open inloop), intervisie, bijscholing en eventueel gesprekken met de ouders. Indicatieproces Bureau Jeugdzorg indiceert wat er nodig is aan zorg. Het ene gezin heeft meer begeleiding nodig dan het andere. De ouders die zich bij de Buitenwereld aanmelden, hebben vaak al een indicatie vanuit Bureau Jeugdzorg. Enkele keren krijgt men bij de Buitenwereld een telefoontje van een ouder, die nog geen indicatie heeft, dan wordt hij/ zij doorverwijzen door naar Bureau Jeugdzorg. Bij de Buitenwereld heeft ieder kind een dossier dat wekelijks wordt bijgehouden. Dit kost veel tijd. Het wordt niet specifiek gedaan voor Bureau Jeugdzorg, maar het is een eis vanuit de wetgeving waar zorginstellingen onder vallen. Dilemma Men kan bij zorg in natura het geïndiceerde type begeleiding maar bij één zorgaanbieder afnemen. Dit kan soms voor problemen zorgen als de ouders zowel buitenschoolse begeleiding doordeweeks willen als eens in de maand hun kind in het weekend willen laten logeren. Als de zorgaanbieder niet de beide vormen van begeleiding aanbiedt, dan moeten de ouders een keuze maken tussen doordeweeks of het weekend. Het enige wat nog mogelijk is dat instellingen hoofd- en onderaannemerschap met elkaar aangaan. Deze constructie niet ideaal. Want als hoofdaannemer ben je verantwoordelijk voor het hele administratieve proces van de onderaannemer. Dat is niet prettig. Want bij controle van het hoofdkantoor moet je ook verantwoording kunnen afleggen voor de andere instelling en dat stuur je natuurlijk niet aan. De verantwoording gaat ver. Het gaat ook om zorgafspraken en of het dossier van het kind in orde is. Bij Pgb is dit probleem niet aan de orde. Ouders mogen voor hetzelfde type begeleiding verschillende zorgaanbieders naast elkaar hebben. 4.9.3.2
Stichting de Jutters
Stichting de Jutters (de Jutters) is een behandelinstelling die logeerhuizen heeft die gefinancierd worden door de AWBZ. Deze logeerhuizen worden gefinancierd vanuit de functie kortdurend verblijf in combinatie met de functie begeleiding groep. Het gaat om de bandbreedte van klasse 1. Dat is 52 etmalen per jaar en kinderen maken gemiddeld gebruik van 39 etmalen. De Jutters heeft twee locaties, één in Waddinxveen en één in Den Haag. Elke logeerhuis heeft twee afdelingen. Dit houdt in dat in elk weekend twee groepen kunnen logeren. Kinderen komen één keer in de vier weken logeren. De Jutters heeft vier groepen per afdeling en in totaal acht groepen per logeerhuis per maand. Van de locatie Den Haag maken vooral Haagse jongeren gebruik. Logeerhuizen Doelstelling van het logeren is het ontlasten van de ouders. Daarnaast worden kinderen begeleid. Het is de bedoeling dat de kinderen een leuk weekend hebben maar “in het kader van begeleiding”. Begeleiding in het logeerhuis zit erg dicht tegen behandeling aan. Gezien de stoornissen van de
49
doelgroep, vraagt het om een specifieke deskundigheid. De richtlijn van het logeren is meer dan alleen ‘de dag doorkomen’, het gaat er om de rol van de ouder te vervangen. Dat gebeurt ook in overleg met de ouders. Kinderen hebben begeleidingsplannen. Ieder kind heeft een individueel begeleidingsplan waar doelen in staan beschreven. Begeleiding groep is gericht op: - het bieden van structuur. Kinderen gaan op tijd eten en op tijd naar bed en tussendoor gaan ze spelen en gaan ze naar buiten; - het werken aan vaardigheden. Bijvoorbeeld dat het kind leert om een ander kind te vragen spelletjes te doen. Dit klinkt heel makkelijk maar bij autistische kinderen gaat dat niet vanzelf. Het kan ook gaan om doelen als de kamer netjes houden of leren koken; - het ontlasten van de ouders. Het zijn kinderen die vaak veel energie van de ouders vergen. Doordat zij eens in de maand logeren, krijgen de ouders ‘lucht’ om de zorg vol te kunnen houden. Als men aan ouders vraagt wat zij in het weekend doen dat het kind logeert, dan geven ze vaak aan niets te gaan doen en uit te rusten. Dat geeft aan hoe zwaar de zorg voor deze kinderen is. Doelgroep Het gaat om kinderen met een sociale en emotionele ontwikkelingsachterstand, voornamelijk kinderen met autisme en ADHD. Het zijn normaal begaafde kinderen met een IQ boven de 85, vooral jongens. De leeftijd is van 4 tot en met 16 jaar. De laatste jaren ziet men een afname van vooral de oudere kinderen omdat zij bijna geen indicatie meer krijgen. Dit komt door de nieuwe indicatiestellingen. Om kortdurend verblijf geïndiceerd te krijgen, moet men aan kunnen tonen dat het kind 24 uur per dag toezicht nodig heeft. Bij kinderen boven de 12 jaar is het lastig dit hard te maken. Vanuit Bureau Jeugdzorg (BJZ) krijgt men dan alleen begeleiding groep geïndiceerd. Maar om te kunnen logeren moet men ook de indicatie kortdurend verblijf hebben. De Jutters heeft geen dagplaatsingen in het weekend en volgens de medewerkers zijn er ook geen andere aanbieders in de stad die dagplaatsingen in het weekend aanbieden aan jongeren met psychiatrische problemen. Valkuil Bij functie extramurale begeleiding probeert de hulpverlener de zelfstandigheid van kinderen te vergroten en dat staat haaks op feit dat kinderen 24 uur per dag toezicht nodig hebben, om te mogen logeren. Als hulpverlener leert men de kinderen tijdens het logeren bijvoorbeeld om buiten te spelen. Sommige kunnen dat niet. Zij moeten dat leren om daar vertrouwd mee te raken. Hebben kinderen dat geleerd, dan kunnen dat zij zonder toezicht buiten spelen. Dan krijgen ze geen indicatie meer vanuit BJZ omdat zij geen 24 uur per dag toezicht meer nodig hebben. Maar de valkuil van deze doelgroep is dat zij wel zelfstandig buiten kunnen spelen, maar alleen binnen het vertrouwde gestructureerde terrein van het pand. Verlaten ze het pand dan kunnen ze niet meer alleen buitenspelen. Een ander voorbeeld is een aantal jongens bij de Jutters, dat alleen naar school fietst. Dan wordt vanuit BJZ aangegeven dat er geen indicatie meer wordt afgegeven omdat het kind geen 24 uur per dag toezicht nodig heeft. Maar deze jongens kunnen alleen naar school gaan omdat ze de route van a naar b naar c volgen. Zodra een weg is afgesloten weten ze niet hoe ze naar school moeten komen. Dat is ook inherent aan de stoornis die ze hebben. Gevolg: Doordat men niet ‘hard’ kan maken dat kinderen met psychiatrische problematiek boven de 12 jaar 24 uur per dag begeleiding nodig hebben, zijn veel kinderen gestopt met logeren omdat zij geen verlening van indicatie meer kregen. De impact hiervan is per gezin verschillend. De algemene indruk is dat veel gezinnen, die doordat hun kind een keer in de maand gaat logeren, net het wankelende overwicht houden waardoor het voor hun vol te houden is. Op het moment dat het logeren stopt, is er een kans dat het gedrag van het kind onbeheersbaar wordt, waardoor men zwaardere hulpverlening moet gaan inzetten.
De groep die begeleiding krijgt in verhouding met de gehele cliëntenpopulatie Het is lastig om eenduidig antwoord hierop te geven. De doelstelling van logeren is onder andere het ontlasten van ouders. Als ouder kun je een kind hebben met ernstige gedragsproblemen, maar je redt het wel met ambulante behandeling binnen de Jutters. Dit betekent dat je als ouder ‘stevig in je schonen moet staan’ om dit wel aan kunnen. Maar er zijn kinderen die de behandeling hebben
50
afgesloten en komen logeren. Of juist andersom, van logeren doorverwezen zijn naar behandeling of klinische opname. Profiel medewerkers De Jutters heeft een mix van medewerkers. elke groep een aantal Hbo’ers (socio- therapeuten) en een aantal Mbo’ers; mensen die uit de pedagogische hoek komen. Het streven is om twee Mbo’ers en twee Hbo’ers per groep in te zetten. De Hbo’ers stellen de begeleidingsplannen op en de Mbo’ers werken onder begeleiding van de Hbo’ers. De gemiddelde groepsgrootte is 7 kinderen. Er zitten kinderen met ernstige gedragsproblemen/stoornissen. Het komt regelmatig voor dat kinderen in de groep onbeheersbaar worden. De begeleider moet veel kennis en deskundigheid hebben om controle te houden. Onbeheerst gedrag komt met name voor de jongere kinderen. Zij moeten namelijk nog leren om te gaan met hun emoties. Indicatieproces Cliënten worden via verschillende kanalen doorverwezen naar de Jutters. Voorbeelden hiervan zijn de huisarts, BJZ, Stichting MEE, andere afdelingen van de Jutters en folders. In principe vragen de ouders de indicatie zelf aan. Het is soms te ingewikkeld voor de ouders. Medewerkers van de Jutters adviseren de ouders hierbij. Ook komt het regelmatig voor dat ouders niet goed in de gaten houden wanneer de indicatie verloopt. Medewerkers van de Jutters attenderen de ouders tijdig om de indicaties opnieuw aan te vragen. BJZ geeft vaak een indicatie af van één jaar. Het CIZ geeft meestal een indicatie af voor een langere periode. Als de verstandelijke beperking de dominante grondslag is, dan indiceert het CIZ de zorg. Indicaties afgeven voor één jaar, daar zit bureaucratie achter, vindt men bij de Jutters. ‘Als je autist bent, dan ben dat ook over drie jaar’. Elke jaar een nieuwe indicatie afgeven, betekent elk jaar alles opnieuw aanvragen. Dat is belastend voor de ouders maar kost ook geld, want een medewerker van BJZ moet opnieuw de aanvraag beoordelen en indiceren. De Jutters moet administratief veel bijhouden: indicatie besluiten, zorgplannen, dagrapportages en registraties. De Jutters loopt tegen het probleem aan dat men bij zorg in natura maar bij één aanbieder begeleiding in groepsverband kan krijgen. Dat maakt dat ouders soms moeten kiezen tussen het logeren in het weekend of een opvang doordeweeks. Hiervoor wordt op dit moment door het zorgkantoor naar een oplossing gezocht. Financieel niet rondkomen Op dit moment komt de Jutters financieel niet rond wat betreft het logeren. Dit komt doordat de tarieven van het zorgkantoor omlaag zijn gegaan. Aangezien het om een lastige doelgroep gaat, moet men meer deskundig personeel inzetten. Men is bij de Jutters aan het nadenken wat ze zullen doen. Men wil bijvoorbeeld met gemeenten gaan praten om te kijken of die bereid zijn een deel van de kosten te financieren.
51
52
5
Toekomstbeeld
In dit hoofdstuk schetsen we het toekomstbeeld van de overheveling vanuit het perspectief van de zorgaanbieders. Uit de gesprekken met de zorgaanbieders blijkt dat de zorgaanbieders een ambivalente houding hebben tegenover de overheveling van de extramurale begeleiding naar de gemeenten. Zij maken zich vooral zorgen om bepaalde aspecten. Tegelijkertijd zien zij ook kansen. Specifieke aandachtspunten of punten die door een zorgaanbieder zijn genoemd zijn in bijlage II weergegeven. Allereerst geven veel instellingen aan blij te zijn dat Den Haag tijdig is gestart met de inventarisatie en dat ze ook de kennis van de zorgaanbieders meeneemt in de inventarisatie. Dat de gemeente Den Haag tijdig is begonnen met de inventarisatie, impliceert ook dat ze op tijd beleid hierover gaat ontwikkelen en dat zorgaanbieders tijdig zullen weten wat van hen verwacht wordt. Zo kunnen de zorgaanbieders intern kijken welke koers ze kunnen varen. Veel instellingen geven aan dat de overheveling een kans kan zijn. Genoemde redenen zijn: - de gemeente zit dichter bij de doelgroep dan bijvoorbeeld het CIZ. AWBZ- zorg is breed en gebaseerd op richtlijnen die voor het hele land geleden. Instellingen in Den Haag en omgeving hebben te maken met grote stedenproblematiek en dat is anders dan het platteland. Hierdoor kan meer maatwerk verricht worden; -
de gemeente kan verschillende ‘potten geld’ met elkaar verbinden, bijvoorbeeld dagbesteding en participatie;
-
voor een aantal doelgroepen is de zorg nog in ‘hokjes’ georganiseerd. Bijvoorbeeld voor financiën moet men bij instelling x zijn, voor begeleiding ouders bij instelling y en voor begeleiding kinderen bij instelling z. Hierdoor is de zorg versnipperd. Het komt voor dat hulpverleners uit verschillende organisaties dezelfde dingen aan het doen zijn voor dezelfde personen en dat zij dat niet van elkaar weten. In de gevallen waar het goed gaat, wordt vaak overlegd en afstemming gezocht. Dit kost uiteindelijk veel geld. Instellingen hopen met de overheveling dat de gemeente het overzichtelijk houdt en zoveel mogelijk zorg van een cliënt bij één aanbieder neerlegt. Men blijft bepaalde specialismen behouden zoals die van Parnassia of schuldhulpverlening. Door deze aanpak is volgens de instellingen vooral de cliënt gebaat. De cliënt hoeft zijn /haar verhaal niet meerdere malen te vertelen, heeft een duidelijk aanspreekpunt en de instelling zelf kan de situatie van de cliënt beter in de gaten houden;
-
de gemeente kan ervoor zorgen dat er een samenwerking ontstaat tussen zorgaanbieders onderling en welzijnsorganisaties, die dezelfde doelgroepen bedienen. Hierdoor hoeft men niet steeds opnieuw ‘het wiel uit te vinden’;
-
met de groep die al in 2009 bij de gemeente in beeld is gekomen, de overheveling van de functie begeleiding en de overheveling van jeugdzorg naar de gemeenten, zien instellingen de kans het zorgaanbod inzichtelijk te krijgen en ook meer inzicht te krijgen in de doelgroepen waarvoor op dit moment geen passend aanbod is;
-
op dit moment zijn er veel beleidsregels, vooral vanuit het zorgkantoor. Door de veelheid aan regels is er veel onduidelijkheid. Hierdoor ziet men vaak ‘door de bomen het bos niet meer’. Dit zorgt ook voor veel bureaucratie. Daarnaast vinden veel zorgaanbieders dat zij veel administratie moeten bijhouden voor het zorgkantoor. Zij zien de overheveling als een kans om kritisch hiernaar te kijken en deze aspecten goed aan te pakken. Instellingen geven gemeenten mee om het simpel en praktisch te houden;
-
Doordat de gemeente dichter bij de burger staat, dan een indicatieorgaan als het CIZ, pleiten een aantal instellingen ervoor een systeem te hanteren, waarin zorgaanbieder direct kan starten met het aanbieden van zorg.
53
Instellingen geven aan dat ze het een spannende tijd vinden en sommigen maken zich zorgen. Ze noemen daar de volgende redenen voor. -
Vanuit de AWBZ zorg hebben cliënten recht op begeleiding, als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Maar vanuit het compensatiebeginsel van de Wmo, worden cliënten gecompenseerd om deel te kunnen nemen aan de maatschappij. De gemeenten krijgen met deze overheveling middelen van de overheid, maar met een kortingspercentage. Dit houdt in dat niet alle zorg één op één overgenomen kan worden en de keuzes die hierin gemaakt worden, kunnen per gemeente verschillen. Vragen als ‘welke keuzes zullen de gemeenten maken’ en ‘Hoe groot zal het verschil zijn tussen verschillende gemeenten in het maken van keuzes’ worden door instellingen gesteld.
-
Veel instellingen worden al gekort vanuit verschillende financieringsstromen. Bij een aantal instellingen is er een reorganisatieronde geweest of vindt die op dit moment plaats. Sommige instellingen zijn intern aan het onderzoeken of sommige taken anders moeten of anders kunnen door bijvoorbeeld samenwerking te zoeken met andere instellingen, die dezelfde doelgroep bedienen of gebouwen af te stoten. Doordat op dit moment de invulling van de extramurale begeleiding nog onduidelijk is, maken instellingen zich zorgen. Een aantal zorgaanbieders geeft gemeenten de aanbeveling om niet alles in een keer om te gooien, maar eerst zorg in te kopen bij de zorgaanbieders die nu zorg aanbieden en dan van daaruit te bekijken wat je als gemeente anders zou willen.
-
Bij de Wmo gaat het erom aan te geven in hoeverre je je als burger beperkt voelt om deel te nemen aan de maatschappij. Sommige instellingen hebben de indruk dat hun doelgroepen (bijvoorbeeld cliënten met psychiatrische- en gedragsproblemen, ouderen met beginnend dementie of licht verstandelijk gehandicapten) niet goed in staat zijn om hun beperkingen goed onder woorden te brengen omdat zij de vaardigheden missen om dat te kunnen doen of een beperkt inzicht hebben in eigen ziektebeeld.
-
Ondanks dat instellingen aangeven blij te zijn dat de gemeente nu al onderzoek doet, vinden ze dat de overheveling te snel plaats vindt. Het CIZ heeft door de jaren heen kennis ontwikkeld over de doelgroepen, hun problematiek en de zorg die ze nodig hebben. De gemeenten beschikken nog niet over deze kennis en expertise. Veel instellingen geven aan bereid te zijn de kennis die zij als zorgaanbieder hebben over de doelgroep met gemeenten te willen delen en/of te ondersteunen om de kennis hierover te ontwikkelen.
-
Veel instellingen hebben een regionale functie en hebben cliënten uit verschillende gemeenten. De overheveling zou er toe kunnen leiden dat iedere gemeente andere eisen, afspraken en formats heeft. Dat is geen aantrekkelijke gedachte voor de zorgaanbieders. Als dat het geval zou zijn, dan signaleren de zorginstellingen dat dit de doelstelling van de overheveling voorbij schiet. In dat geval gaan er veel meer uren en dus geld op aan overhead, dan het daadwerkelijk het aanbieden van zorg. Eén aanbieder spreekt de wens uit dat het fijn zou zijn als gemeenten elkaar het vertouwen geven dat één gemeente de onderhandelingen hiervoor doet.
-
Voor veel instellingen zijn gemeentengrenzen een statisch gegeven. Haagse cliënten die net op de grens van Rijswijk wonen, gaan naar een dagbestedingvoorziening in Rijswijk. Andersom kan dat ook voorkomen, dat Rijswijkse cliënten een aanbod vanuit een locatie in Den Haag ontvangen. Dit geldt vooral voor specifieke voorzieningen waarvan in de gehele regio maar enkele locaties van zijn. Op dit moment hebben cliënten de keuze vrijheid om een zorginstelling te kiezen, in de eigen zorgkantoor regio. De zorginstellingen vragen zich af of dat mogelijk blijft. Als dat niet het geval zou zijn, dan signaleren instellingen dat groepen tussen wal en schip zullen vallen.
-
Met de pakketmaatregel in 2009 is de groep cliënten met psychosociale grondslagen uit de AWBZ gehaald. Dat is een lichtere groep dan de groep die straks naar de gemeente overkomt. Het gaat om een groep met zware beperkingen en vaak complexe problematiek. Veel zorgaanbieders vragen zich af of gemeenten dit goed genoeg beseffen. Vooral de zorgmijders kunnen door korte trajecten of een minder op maat geleverd aanbod tussen wal en schip vallen. Dat het om een zware groep gaat, is ook te merken aan het niveau van de
54
medewerkers die begeleiding aanbieden. Op praktische onderdelen worden veelal medewerkers met een Mbo opleiding ingezet, maar zodra het meer gaat om inzicht in eigen gedrag of pedagogische ondersteuning, dan worden vaak minimaal Hbo of soms zelfs universitair opgeleide medewerkers ingezet. Een aantal aanbieders spreekt zijn zorgen uit als de gemeente op dezelfde wijze deze groep gaat beoordelen als de lichtere groep met psychosociale gronden. -
Instellingen vragen zich af hoe de overgang tussen extramuraal wonen en intramurale opname wordt? Op dit moment valt het allemaal onder de AWBZ. Straks zijn het twee gescheiden loketten; namelijk de gemeente en het CIZ. Betekent dat met de overgang tussen extramuraal en intramuraal alles opnieuw moet worden aangevraagd? Het zou voor de cliënten niet prettig zijn als zij bij veel loketten langs moeten gaan.
-
Sommige instellingen hebben de indruk dat men bij de gemeente Den Haag veel focus legt op de doelgroep van Den Haag Onder Dak en minder op andere kwetsbare groepen zoals mensen met psychiatrische problematiek die zelfstandig wonen. Dit kan ertoe leiden dat sommige groepen ‘vergeten’ worden.
-
Veel instellingen spreken hun zorgen uit over het cumulatieve effect van verschillende bezuinigsmaatregelen. Zij hebben de indruk dat door op dit moment te bezuinigen op zorg voor de groep die het net redt, je deze groep op termijn in de klinische setting zal tegen komen.
-
Een specifiek aandachtspunt dat genoemd werd door verschillende instellingen, en dat niet zozeer te maken heeft met de overheveling van de functie begeleiding, is het verlagen van de IQ grens. De plannen van het kabinet zijn om de IQ grens bij de AWBZ-zorg te verlagen van 85 naar 70. Als deze plannen doorgevoerd worden, betekent het dat deze groep geen recht meer heeft op zorg vanuit de AWBZ. Instellingen die deze doelgroep bedienen vragen zich of gemeenten bekend zijn met de overlast die deze doelgroep kan veroorzaken, als het niet goed gaat met hen. En wat de gevolgen hiervan zijn. Het kenmerk van deze groep, is dat zij een slecht sociaal aanpassingsvermogen hebben. Ze hebben vaak geen goed netwerk of juist het verkeerde netwerk.
-
Een ander aandachtspunt dat door een aantal instellingen is genoemd, en niet zo zeer te maken heeft met de overheveling, is de invoering van een eigen bijdrage voor de functie begeleiding. Sommige instellingen geven aan dat ze achteruit zijn gegaan met cliëntenaantallen of dat er een aantal cliënten is weg gebleven. In veel gevallen gaat het om schrijnende gevallen die het geld niet kunnen missen. In andere gevallen gaat het om een beperkt ziekte inzicht (bij psychiatrische problematiek) waardoor men ervoor kiest om geen begeleiding meer te ontvangen. Sommige cliënten zijn door het staken van de begeleiding al opgenomen in een klinische setting. Hierdoor lijkt deze maatregel een averechts effect te hebben op de beoogde bezuiniging, namelijk een duurdere zorgconsumptie.
55
56
Bijlagen Bijlage I: Geconsulteerde zorgaanbieders - Cardia - Dr. Schroeder van der Kolk - Kessler Stichting - Leger Des Heils - Reakt - Ipse de Bruggen - Steinmetz de Compaan - Lievegoedzorggroep - Gemiva SPG - De Buitenwereld - Stichting de Jutters
Bijlage II: Specifieke aandachtspunten die door een instelling genoemd werden: -
Het Leger des Heils biedt begeleiding aan multiprobleemgezinnen. Het gaat om de afdeling 10 voor toekomst. Bij de overgang van mensen met psychosociale achtergronden, is men met de gemeente (nog) niet helemaal tot een overeenstemming gekomen over de financiering hiervan. Op dit moment krijgen veel gezinnen begeleiding vanuit 10 voor toekomst op basis van indicatie van AWBZ – zorg. Met de overheveling van de groep cliënten met psychiatrische problematiek naar de gemeente, komt deze groep dus ook naar de gemeente. Men wil weten hoe de gemeente Den Haag hier tegenaan kijkt. ‘Hoe gaat de gemeente kijken naar de afdeling 10 voor toekomst, ook al is het geen OGGZ doelgroep?”.
-
De kloof tussen welzijn en zorg is groot. Men heeft de gemeente, Cardia, en AWBZ. Het is zo los van elkaar. De gemeente zou dit goed kunnen stroomlijnen. Bij de Wmodagbestedingtrajecten is het gelukt om zorg en welzijn bij elkaar te brengen.
-
De gemeente moet een duidelijk standpunt nemen over de indicatiestelling/ wie in aanmerking komt voor zorg vanuit de Wmo. Het moet in de stad duidelijk zijn hoe de hulpvraag ‘gewogen’ wordt en welke Wmo trajecten daar tegenover staan. Het mag bijvoorbeeld voor de Kessler niet anders zijn dan voor het LDH of Limor. Alle cliënten moeten op dezelfde manier beoordeeld worden bij het toekennen van zorg.
-
De gemeente moet bij het maken van keuzes niet alleen kijken naar het geld. Er zijn verschillende zorgaanbieders met verschillende visies. Dat na de overheveling die visies en zorgaanbieders naast elkaar kunnen blijven bestaan en dat de gemeente dit respecteert. Hierdoor behoudt de cliënt zijn/haar keuzevrijheid en krijgt de zorgaanbieder de ruimte om de zorg te doen zoals het op dit moment gedaan wordt.
-
Het is erg belangrijk om cliëntenvertegenwoordigers bij deze inventarisatie betrekken.
-
Hoe gaat het lopen met aanbestedingen? Als het op hetzelfde manier gaat als met huishoudelijke hulp (onder de zorgprijs aanbieden en failliet gaan omdat men toch geen goede zorg kan leveren) dan heeft dit veel gevolgen voor onze cliënten en voor ons als instelling. Mensen zijn bij ons in zorg heel hun leven. Ons personeel heeft al een band met de cliënten en kent ze goed en ook hun gedragsproblemen. Als de gemeente het stuk dagbesteding gaat aanbesteden aan een andere aanbieder, dan betekent dat de cliënt die bij ons verschillende vormen van zorg ontvangt, voor het onderdeel begeleiding naar een andere instelling moet gaat. Dat gaat problemen opleveren. Of dan krijgt men hoofd-, onderaannemerschap. Dit betekent veel meer administratieve lasten, dan gaat dit volledig de doelstelling van de decentralisatie voorbij. Advies: Koop eerst in bij de instellingen die nu zorg aanbieden, dan van daaruit bekijken wat je als gemeente anders wilt.
57
-
Sommige gemeenten stoppen met welzijn en is de bedoeling om welzijnsmedewerkers in te zetten in plaats van de professionele medewerkers die nu begeleiding aanbieden. Hiermee gaan deze gemeenten volledig voorbij aan de kwaliteit van de zorg die geleverd wordt.
58