Regelarme experimenten extramurale begeleiding Breda Van:
John Beckers en Michel Wijngaards
Aan:
Samenwerkingsverband Transitie Gemeente Breda
Datum :
11 december 2012
Een samenwerkingsverband, bestaande uit bestuurders van Amarant, GGz Breburg, IMW, MEE, Surplus, Thebe en WIJ heeft drie regelarme experimenten uitgewerkt in het kader van de transitie extramurale begeleiding in de gemeente Breda. In dit document worden de drie experimenten beschreven. Een ander experiment, Zichtbare Schakels Breda, is in nauw overleg met de opstellers ervan in een van de drie experimenten geïntegreerd. De opstellers van dit experiment waren de organisaties Careyn, Elisabeth, Surplus en Thebe. Inleiding De gemeente Breda heeft het bestuurlijk overleg van het Stedelijk Platform Zorgaanbieders VVT Breda, de instellingen binnen net netwerk Meedoen & Samenwerken (M&S) en Amarant gevraagd om gezamenlijk te komen tot een voorstel voor drie à vier experimenten in 2013. Nadrukkelijk is gevraagd om voorstellen voor regelarme experimenten. De aansluiting bij het VWS programma 'Regelarme Zorg', ondersteund door het programma InVoorZorg, ligt hierbij voor de hand. De experimenten moeten kunnen bogen op draagvlak bij de deelnemende organisaties. In de uitgangspuntennota van de gemeente Breda bij de decentralisatie van de extramurale begeleiding van de AWBZ naar de Wmo komt duidelijk de wens naar voren voor een wijkgerichte aanpak en samenhang met de decentralisaties op andere terreinen (Transitie Jeugd en Participatiewet). Recent is door de gemeente Breda gevraagd om het thema 'dementie' specifieke aandacht te geven
binnen de genoemde experimenten,
alsmede de Maatschappelijke Service Provider (MSP). Eind november kwam daar het verzoek van de gemeente bij ook rekening te houden met de recente voornemens van de regering in het regeerakkoord. Als laatste is daar bij gekomen het experiment iAWBZ van VWS welke over alle experimenten heen als voornaamste doel heeft data uitwisseling in het sociale domein te realiseren en zo te beantwoorden aan het voorgenomen besluit één gezin, één plan, één regisseur. Het Samenwerkingsverband Transitie Gemeente Breda heeft uitgangspunten benoemd die
de rode draad en de
richtinggevend zijn voor de experimenten. Eigen kracht
van de burger, verantwoordelijkheidstrap en participatieladder staan hierbij centraal.
Als uitgangspunten worden gehanteerd: Klant heeft de regie. Focus op doen (in plaats van vergaderen). Aansluiten bij hetgeen al aanwezig is. Verbinden van wijkverpleegkundigen, sociale teams, klantmanagers Wmo en CJG consulenten. Regelarm organiseren en acteren. Toetsingskader M&S (professionals reflecteren systematisch op hun activiteiten). Instrumentarium met data (bereiksmeting Kwetsbare Bredanaars). 1 Gezin, 1 plan, 1 uitvoering. Tijdens de verbouwing blijft de winkel open. Bovenstaande uitgangspunten leiden tot kostenbesparing.
Context Extramuralisering, ambulantisering en krimpende budgetten voor hulp en zorg (met inbegrip van inkomensondersteuning en reïntegratie) hebben grote gevolgen voor de Nederlandse burgers. Er zullen steeds meer mensen zelfstandig wonen die dat zonder hulp niet kunnen terwijl de financiële middelen ontoereikend zijn om institutioneel in die hulp te voorzien. Van een verzorgingsstaat verandert Nederland in rap tempo in een participatiestaat. Van de burgers, voor de burgers. De kanteling die hiervoor is ingezet is al een paar jaar aan de gang maar de urgentie neemt nu snel toe. Ging het tot dusver veelal om het elders verkrijgen van hulp en zorg of om minder hulp en zorg, nu zullen de burgers echt veel meer zelf moeten gaan doen. De kanteling wordt serieus en daarmee een echte uitdaging om met een echte kanteling innovatieve oplossingen te bedenken. Dat vergt out-of-the-box denken en doen, ruimte om fouten te mogen maken en leren van opgedane ervaringen. En last but not least: voldoende speelruimte voor de professionals en de informele sector. De ervaring hiermee verschilt per organisatie. Steyaert (link) spreekt niet van één maar van vier kantelingen: een kanteling bij de hulpen zorgvrager die veel meer zelf aan de slag moet, een kanteling bij de burgers die veel meer elkaar moeten gaan helpen, een kanteling bij de professionals die meer aan de burgers moeten overlaten (de "professionele renaissance"), en een kanteling bij de lokale overheid die vaandeldrager moet worden "voor een zoektocht naar een krachtiger samenspel tussen formele en informele zorg". De drie experimenten in Breda hebben tot doel burgers, professionals en organisaties te stimuleren en te helpen om deze viervoudige kanteling te realiseren. Door dit te
organiseren in de vorm van leer- en verbeterprocessen wordt stap voor stap toegewerkt naar Steyaert's krachtige samenspel van formele en informele zorg. De mensen die het werk uitvoeren zijn dezelfden die het werk beoordelen, daar lering uittrekken en hun aanpak vervolgens verbeteren. De kantelingen beperken zich niet tot de experimenten, maar vinden plaats over de hele stad. In
een
drietal
experimenten
in
verschillende wijken
wordt
de voortgang
systematisch gemonitord. De resultaten die dit oplevert worden over de hele stad benut. Na afloop van de experimenteerfase moet er antwoord gegeven kunnen worden op de vraag of burgers, organisaties en gemeente er met deze aanpak in slagen om ondanks teruglopende middelen een infrastructuur voor hulp en zorg te realiseren die mensen in staat stelt hulp en zorg te krijgen als deze nodig is. Die infrastructuur zien we breed, niet alleen in de zin van wat klassiek onder hulp en zorg wordt verstaan maar ook van bijvoorbeeld het volgen van een opleiding of het hebben van werk of een zinvolle dagbesteding waardoor mensen verbinding met elkaar krijgen of deze voeden en bestendigen. Daarnaast dienen de experimenten voor de beleidsbepalende partijen zoals de gemeente, de zorgverzekeraar, VWS en anderen, voldoende inzicht te bieden in onderwerpen zoals inkoop, toelating, samenwerken, 1 gezin 1 plan, vertrouwen en/of controle, beheersbaarheid enzovoorts. Met deze onderwerpen worden door In voor zorg! gemonitord en dienen als handreiking voor VWS.
Experiment 1
Gekantelde hulp en zorg. Professionals uit de behandelstand Kantelen wil hier zeggen dat de regie over en uitvoering en financiering van hulp en zorg tot stand komt in een echte dialoog tussen cliënt en hulp- of zorgverlener. De vraag van de burger en de eigen mogelijkheden van de burger en diens omgeving om in die vraag te voorzien worden leidend bij het aanbod van hulp en zorg. De aanpak is laagdrempelig en outreachend. Professionals zoals maatschappelijk werkers en wijkverpleegkundigen gaan af op signalen en werken onafhankelijk. Als er hulp of zorg nodig is stemt de professional die af met de klant en bereiken ze hierover consensus. In gevaarlijke of risicovolle situaties wordt direct ingegrepen. Veel organisaties en professionals werken al zo of denken dit te doen maar hoe ver ze hier in de praktijk echt mee zijn is onduidelijk. In dit experiment wordt onderzocht hoe ver de organisaties in hun hulp- en zorgverlening zijn gevorderd met kantelen: hebben de klant en zijn omgeving echt de regie over hun eigen leven en de hulp en zorg die daarbij past en waar blijkt dit uit? Leveren de professionals uitsluitend hulp en zorg waar
de klant en zijn omgeving niet zelf in kunnen voorzien? Stemmen de professionals hun activiteiten echt af op wat klant, omgeving, vrijwilligers al doen? Werken de professionals onderling zo goed samen dat er echt sprake is van 1 gezin 1 plan 1 uitvoering? Deze vragen worden onderzocht in een context van action learning: systematisch samen leren en verbeteren (do-check). Periodiek maken de professionals zelf de balans op, als het kan samen met stakeholders, en verwerken ze dat wat ze hiervan leren in de uitvoeringspraktijk. Waar dat kan wordt het leren en reflecteren in de praktijk zelf, in het contact met de klant, geborgd en vastgelegd in het klantdossier (als het goed is leert de klant ook). Het dossier, fysiek of digitaal, is eigendom van en in beheer bij de klant. Experiment 1 speelt zich af in Zuidwest. Dit zijn de wijken Boeimeer, Haagpoort, Heilaar, Heuvel, Princenhage, Tuinzigt en Westerpark. In dit gebied hebben IMW, MEE en WIJ in 2012 hun maatschappelijk werkers samengebracht in een sociaal team. In hetzelfde gebied werkt een CJG-team waarin eveneens medewerkers van verschillende organisaties participeren. Wijkverpleegkundigen vanuit vier zorgorganisaties gaan er samenwerken in het kader van het project Zichtbare Schakels Breda. Naast deze professionals werken er in Zuidwest woonconsulenten, dementieconsulenten, bemoeizorgwerkers, mantelzorgondersteuners, CJG-consulenten, buurtregisseurs, huisartsen, professionals van GGz, VG, maatschappelijke opvang en verslavingszorg, wijkagenten, klantmanagers van de Wmo enzovoorts, en zijn er wijklocaties voor dagopvang en intramurale zorg. Afstemming vindt ad hoc plaats en in overleggen zoals het MASS-overleg waarin de bemoeizorg wordt gecoördineerd. Doel Experiment 1 focust in eerste instantie op de decentralisatie van de Awbz maar wordt later verbreed. In het gewone werk gebeurt dit meteen al omdat professionals van verschillende instellingen bij dezelfde klanten komen en hun activiteiten daar op elkaar afstemmen, ook als het gaat om jongeren en werk. Doel is de burgers te helpen om zo veel mogelijk zelf, en als dit niet kan samen met hun omgeving, oplossingen te realiseren voor hun hulp- en zorgvragen. Het vertrekpunt van alle hulp en zorg is de vraag zoals de klant die in of na de dialoog formuleert. Het experiment is geslaagd als het probleemoplossend vermogen van de
burgers toeneemt en meer wordt benut, en daardoor het gebruik van institutionele hulp en zorg afneemt en er daadwerkelijk sprake is van kostenreductie. Als bij een klant professionele ondersteuning nodig is komt die van zo min mogelijk personen en bepalen deze onderling wie van hen het meest geëigend is om als aanspreekpunt te fungeren. De professional verwijzen taken, geen klanten. Als ze taken verwijzen blijven ze die zelf volgen. De professionals staan in voor elkaars activiteiten. De backoffices van de betrokken organisaties werken ondersteunend naar de professionals en klant. Zo min mogelijk regels en registraties, zo goed mogelijk faciliteren. Werkwijze Er is bewust gekozen voor een lerende benadering omdat dit goed werkt als het aankomt op het ontwikkelen van ander gedrag (wat kantelen in wezen is) en omdat dit een werkwijze is die de meeste professionals aanspreekt (goed zijn in je vak). De volgende acties worden ondernomen om het gezamenlijk leren en verbeteren te realiseren: Gaan doen zoals we willen zijn. De organisaties die meedoen aan het experiment brengen, gesimuleerd, hun zorgbudgetten voor Zuidwest in één gezamenlijk budget, verminderen dit simulatiebudget met 25% en vragen de professionals om binnen dit 75%-budget samen met de klanten en hun omgeving tot goede oplossingen te komen voor alle hulp en zorg die in het gebied wordt gevraagd of die de professionals zelf nodig vinden (bemoeizorg). Het kostenvoordeel wordt gezocht in vroegtijdige signalering (voordat problemen groot en duur worden) en in cocreatie (zoveel mogelijk de klanten en hun omgeving helpen zelf de oplossingen te bedenken en te realiseren, alleen eerste en tweedelijns begeleiding en zorg als dat onvermijdelijk is). Elke maatschappelijk werker en wijkverpleegkundige brengt in beeld hoe ver hij of zij nu is met het aanspreken van de eigen kracht van burgers en hun omgeving. Vanaf het tweede kwartaal 2013 wordt bij elke klant de mogelijkheid om de eigen kracht maximaal aan te spreken onderzocht en het resultaat daarvan vastgelegd. Ook wordt vastgelegd met welke professionals de klant te maken heeft en of en hoe ze hun activiteiten zo hebben afgestemd dat sprake is van 1 gezin 1 klant 1 uitvoering. Er worden geen indicaties aangevraagd. De professional besluit samen met de klant en zijn omgeving of begeleiding of zorg wordt ingeschakeld van de soort waarvoor tot dusver een indicatie nodig is. Grondslag voor de beslissing van de professional
is het M&S Toetsingskader(zie bijlage 1). Zodoende wordt geborgd dat maximaal een beroep wordt gedaan op de eigen talenten en het eigen netwerk van de klant (of dit netwerk samen met de klant wordt ontwikkeld) en zodoende per casus de best haalbare combinatie van formele en informele zorg wordt bereikt (de indicatoren trap en synergie). In wekelijkse intervisiebijeenkomsten met onafhankelijke begeleiding bespreken maatschappelijk werkers, wijkverpleegkundigen en WMO-klantmanagers actuele casuïstiek. Bij wie is begeleiding en zorg door professionals ingezet? Hoe is in de onderbouwing daarvan het M&S Toetsingskader toegepast? Wat werkt en wat werkt niet? Hoe verloopt de onderlinge samenwerking en wat kan daarin beter? Hoe is de samenwerking met huisartsen, andere professionals in de wijk, tweedelijns instellingen, en wat kan daarin beter? Zo samen toetsen bevordert de ontwikkeling van een gemeenschappelijke taal en daarmee de samenwerking tussen professionals onderling en tussen professionals en klanten, mantelzorgers en vrijwilligers. In werkbesprekingen, eens per kwartaal, wisselen de in het gebied actieve maatschappelijk werkers, wijkverpleegkundigen en WMO-klantmanagers informatie uit over de resultaten. Voldoen de oplossingen die samen met klanten en hun omgeving worden gerealiseerd? Vermindert de inzet van hulp en zorg door professionals en dalen de kosten? Blijven de professionals met hun inzet van hulp en zorg binnen het budget dat ze voor het eerste jaar tot hun beschikking hebben? Door deze vragen systematisch te stellen en te beantwoorden komt een leer- en verbetercyclus
op
gang
waarin
de
professionals
samen
leren,
vervolgens
verbeteren, opnieuw toetsen enzovoorts (action learning, do-check). Het M&S Toetsingskader fungeert als referentiepunt. Begin 2013 starten de organisaties in M&S een leergang 'Verbinden en veranderen'. Verbinden
is
nodig
omdat
door
kantelen
de
verhoudingen
veranderen
en
hulpvragers andere bronnen gaan benutten, veranderen is nodig omdat dit van veel professionals en klanten een flinke omslag in denken en doen vraagt. Samen systematisch verdiepen in deze materie kan dit proces vergemakkelijken en versnellen. De leergang bestaat uit tien bijeenkomsten, elke maand één keer, waarin per keer een deskundige een aspect van welzijn en zorg nieuwe stijl behandelt en vervolgens een of meer professionals of organisaties toelichten op welke wijze zij dit in hun activiteiten borgen. De andere deelnemers leveren feedback. De leergang biedt plaats aan 40 tot 50 deelnemers.
Onderzocht wordt of de leergang kan worden verbreed naar professionals van andere organisaties zoals wijkverpleegkundigen en CJG-consulenten. Er lijkt belangstelling hiervoor te bestaan maar onduidelijk is of die belangstelling dezelfde leervraag betreft. Verbreding zou bovendien betekenen dat er meer leergangen komen, gebiedsgewijs, met per leergang de in dat gebied in de frontlinie werkende professionals. Meer leergangen betekent hogere kosten en een groter beslag op de capaciteit. Of deze kosten
kunnen
worden
gefinancierd
en
de leergangen
uitvoerbaar zijn, en in welke fasering, moet nog worden vastgesteld. Voor deelname aan de leergang gelden voorwaarden: in woord en daad onderschrijven van meedoen@breda, M&S Toetsingskader kennen en er iets van vinden, steun voor kanteling vanuit de eigen organisatie, vaste deelnemers per organisatie (geen onnodige wisselingen), en verplichte aanwezigheid. Naar aanleiding van het DAZ-onderzoek naar dementie-aanpak is de wijk Boeimeer in Zuidwest aangewezen als proefgebied voor een nieuwe dementiebenadering waarin meer nadruk wordt gelegd op de sociale context van dementie en minder op de medische. Er wordt de komende jaren een enorme toename van dementerenden verwacht
die
bovendien
langer
zelfstandig
blijven
wonen.
Vroegtijdige
onderkenning en voorzien in informele steunsystemen helpt om de negatieve effecten van dementie zoveel mogelijk weg te nemen (elke klant zijn eigen netwerk). De focus van de DAZ-voorstellen - op burgers die elkaar helpen - past goed in experiment 1 en wordt hierin meegenomen. Gezocht wordt naar instrumenten om de aanpak en resultaten van het experiment zichtbaar te maken voor stakeholders (horizontaal verantwoorden, van dashboard naar scorebord, de tribune stuurt mee). Indien het waarde toevoegt, vanuit het oogpunt van de klant, worden ook domotica toepassingen en digitale communicatie- en monitorsystemen uitgeprobeerd. Lerend werken en organiseren vraagt om actief procesmanagement van de organisaties die in het experiment participeren: medewerkers helpen om hun bijdrage te leveren, medewerkers die dit aangaat helpen om de klant voorop te stellen en los te komen van kwaal-, baas- en taakgerichte werkwijzen, voorwaarden creëren voor een omgeving waarin veilig kan worden geleerd. Uitgezocht moet worden welke personen uit de betrokken organisaties deze combinatie van loslaten en samen sturen in de vingers hebben (niet iedereen is een goede coach, ook niet iedere manager) en of op deze personen een beroep kan worden gedaan.
Onderzocht wordt of tegen betaalbare tarieven software kan worden ontwikkeld waarmee professionals op casusniveau realtime informatie kunnen uitwisselen, zonder dat hier extra registraties voor nodig zijn. Het leerproces dat zo ontstaat vindt plaats in een open setting: iedereen die de uitgangspunten en de ambitie van dit experiment onderschrijft kan meedoen. De verwachting is dat door zo te werken, te reflecteren en te verbeteren professionals in het gebied elkaar beter leren kennen, beter weten wat ze van elkaar kunnen verwachten, en elkaar beter gaan helpen. Het wijknetwerk dat zo ontstaat staat open voor alle personen en organisaties die vanuit de gegeven uitgangspunten willen bijdragen aan de doelstellingen van dit experiment. Voordat experiment 1 start wordt met professionals van wie wordt verwacht dat ze dit experiment gaan realiseren gevraagd de experimentopzet te beoordelen. Als hieruit blijkt dat de doelstelling van het experiment beter wordt gerealiseerd met een aangepaste opzet wordt samen met de professionals de opzet aangepast. Vraagstelling en gegevens Na afloop van de experimenteerfase moet er antwoord gegeven kunnen worden op de vraag of burgers, organisaties en gemeente er met deze aanpak in slagen om ondanks teruglopende middelen de hulp en zorg te realiseren, informeel en formeel, die mensen nodig hebben. Om dit vast te stellen worden de volgende gegevens verzameld: Hoeveel wijkbewoners als kwetsbaar kunnen worden getypeerd en hoeveel de organisaties er daarvan bereiken. Deze gegevens kunnen worden verzameld met het onderzoek Kwetsbare Bredanaars. De gegevens in deze meting komen uit de gemeentelijke registraties en brengen de kwetsbaarheid redelijk in beeld. Als ook CIZ-gegevens of huisartsengegevens kunnen worden geraadpleegd komt de kwetsbaarheid
goed
in
beeld.
Het
bereik
alsmede
eventuele
overlap
in
dienstverlening (1 gezin 1 plan 1 uitvoering) komt beter in beeld naarmate meer organisaties deelnemen aan dit onderzoek. Hoeveel burgers zich als mantelzorger of vrijwilliger inzetten voor hulp en zorg aan kwetsbare wijkbewoners. Deze gegevens kunnen ontleend aan de Bredase vrijwilligersmonitor (waar dan wel een paar kleine aanpassingen in nodig zijn). Hoeveel minder burgers gebruik maken van professionele begeleiding of zorg, en de hoeveelheid en mate van zorg die wordt verleend (optelsom per huishouden). De mate van zorg geeft tevens inzicht in het aantal 'veelgebruikers' en de soorten
zorg waarbij dit van toepassing is. Deze informatie kan worden ontleend aan bijvoorbeeld Wmo- en Ciz-registraties. Gegevens die worden ontleend aan het toetsingskader van M&S. De tevredenheid wordt in beeld gebracht in een tevredenheidsmeting die naast de mate van tevredenheid van hulp- en zorgvragers ook in beeld brengt waaraan die tevredenheid wordt ontleend (succesfactoren). Intervisie en gesprekken met professionals leveren informatie over de indicatoren vakmanschap en synergie. De indicator kosten wordt berekend door de totale kosten die de organisaties in het gebied maken te delen door het aantal mensen dat hulp en zorg heeft gekregen (inclusief de mensen die geholpen zijn om deze oplossing zelf te realiseren) en in vergelijking met andere vergelijkbare gebieden. De trekkers van dit experiment zijn in eerste instantie WIJ, IMW, MEE, Thebe en Careyn. Omdat sprake is van netwerkontwikkeling mag worden verwacht dat al naar gelang de situaties die zich voordoen bij klanten een variëteit aan netwerkrelaties zal ontstaan waarin veel meer organisaties deelnemen.
Experiment 2
De gekantelde buurt. Burgers uit de consumentenstand Bereiksmetingen die WIJ sinds 2002 uitvoert laten zien dat het bereik onder kwetsbare bewoners het grootst is in de nabijheid van steunpunten en zorgkruispunten. Fysieke locaties dragen bij aan de toegankelijkheid van hulp en zorg en dragen ertoe bij dat burgers, juist de kwetsbare, hun talenten en arbeidswaarde kunnen inzetten (want niemand is alleen kwetsbaar). Hoe meer locaties er zijn, en ze hoeven niet groot te zijn, hoe beter het is. De gemeente Breda brengt het aantal wijkaccommodaties juist terug. Kunnen we het zo regelen dat de wijkbewoners zelf de activiteiten in de accommodaties organiseren? In de steunpunten van WIJ en in pluspunten als Wijksteunpunten Wisselaar 2.0 komt dit nu op gang. Een randvoorwaarde is dat de activiteiten die worden georganiseerd toegankelijk zijn voor kwetsbare wijkbewoners en deze wijkbewoners daadwerkelijk van de accommodatie gebruik maken, of nog beter, samen met vitale burgers bij gaan dragen aan het beheer van de accommodatie en aan de organisatie van de activiteiten. Kwetsbare burgers worden dan actieve burgers die andere burgers ondersteunen.
Onder kwetsbare burgers worden verstaan burgers voor wie één of meer risicofactoren van toepassing zijn. De risicofactoren zijn ontleend aan het rapport Risicofactoren kwetsbare burgers dat Nicis Institute in 2011 heeft opgesteld en de basis is voor de bereiksmeting Kwetsbare Bredanaars. Hoe beter burgers met oplopende kwetsbaarheid worden bereikt, hoe beter de experimenten de beoogde doelgroepen bereiken (wat niet wegneemt dat van juist ook vitale burgers inzet wordt gevraagd). Als zelfbeheer op deze manier blijkt te werken is dit een bruikbare werkwijze die ook kan worden toegepast in gemeenschappelijke ruimtes van woningbouwcorporaties waarmee deze ruimtes aantrekkelijker worden voor bijvoorbeeld mensen met een beperking die zijn aangewezen op voorzieningen dichtbij huis. Het tweede experiment focust op dit proces in Wijksteunpunt Wisselaar 2.0. Doel is het verstevigen van het sociaal netwerk voor alle doelgroepen en kwetsbare burgers in staat te stellen waardevolle prestaties in de wijk te leveren waardoor men zoveel mogelijk in een inkomen kan voorzien (duurzaam aan de slag). De aanzet voor dit experiment is reeds gestart in 2011. Door vraagsturing en verheldering wordt in kaart gebracht wat de wensen en behoeften zijn van bewoners. Deze worden vertaald naar concrete welzijns- en zorg- en werkactiviteiten. Bij dit proces staat de eigen kracht en keuzevrijheid van de bewoner centraal. Verwacht wordt dat bewoners die gebruik maken van de diensten ook, naar vermogen, iets terug doen: wederkerigheid
is een van de uitgangspunten. Arbeid bevordert de
gezondheid, geeft betekenis en vermindert stigmatisering. Tot slot gaan we uit van een integrale benadering van wonen, welzijn en zorg. Ondersteuning van ICT is daarbij onontbeerlijk. Specifieke aandacht gaat uit naar de dementieaanpak en MSP als open ICT-systeem voor slimme zorg.
Er is, op basis van behoeften van cliënten, ruimte voor alle aanbieders in Breda. Doel Een sociaal netwerk voor alle doelgroepen Wederkerigheid - meer kwetsbare burgers die als vrijwilliger actief bijdragen aan beheer van en activiteiten in Wijkcentrum Wisselaar 2.0 Lagere zorgconsumptie en daarmee lagere kosten voor zorg en begeleiding Een wijkaccommodatie met activiteiten die worden georganiseerd door wijkbewoners en waar kwetsbare wijkbewoners veel aan deelnemen of aan bijdragen.
Een wijkaccommodatie waar burgers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt oefenen in arbeidsvaardigheden. Samen met Atea worden trajecten uitgezet die burgers de mogelijkheid bieden om te stijgen op de participatieladder, resulterend in een per deelnemer gemiddelde stijging op de participatieladder van 1 trede. Werkwijze Het vormgeven van “bouwgroepen” in de wijk. Bouwgroepen bestaan minimaal voor de helft uit buurtbewoners en voor de helft uit vrijwilligers, ervaringsdeskundigen of professionals. Samen ontwikkelt een bouwgroep een initiatief. Waar heeft de buurt behoefte aan, heeft de bouwgroep hier ook behoefte aan, hoe zou je dit vorm kunnen geven, wat is hiervoor nodig? Dit kan heel klein zijn (bankje halverwege de route naar het wijksteunpunt voor mensen die slechter ter been zijn maar ook voor de sociale cohesie) tot aan het ontwikkelen van ideeën van een bewaakte fietsenstalling voor het winkelcentrum. In Wijksteunpunt De Wisselaar lopen mensen uit de wijk met een lange afstand tot de arbeidsmarkt stage. Het gaat hier om mensen met een SW indicatie maar niet noodzakelijkerwijs al in dienst bij de Atea. Deze stages duren maximaal 6 maanden. In deze 6 maanden wordt een doel gesteld en een traject uitgezet met Atea en zorgorganisatie (GGz/ VG). Stage kan bestaan uit verschillende werkzaamheden. Er is plaats voor 8 stageplekken per jaar. Samen met de gebruikers van Wijksteunpunt De Wisselaar en de Wijkraad/ bewonerscommissie wordt in het Wijksteunpunt een werkproject gestart. De aard van het project is afhankelijk van de wensen en de behoeften van de wijk. Voorbeelden in het land zijn er voldoende: een lunchcafé, een ruilhandel, een wasen strijkservice, een kledingherstelservice, een reparatie voor klein witgoed. Wijkbewoners met veel kennis van zaken begeleiden wijkbewoners met weinig kennis
en
een
grote
afstand
tot
de
arbeidsmarkt
in
technische
en
arbeidsvaardigheden.
Vraagstelling en gegevens Het experiment moet antwoord geven op de volgende vragen: Zijn meer mensen in de Wisselaar zich gaan inzetten als mantelzorger of vrijwilliger en heeft dit geleid tot lagere kosten voor welzijn en zorg?
Stijgen
wijkbewoners
met
een
grote
afstand
op
de
arbeidsmarkt
op
de
participatieladder doordat ze werkzaamheden verrichten in accommodaties en in de wijk? Kunnen de beoogde resultaten worden gerealiseerd vanuit een accommodatie op basis van zelfbeheer? Om dit vast te stellen worden de volgende gegevens verzameld: Hoeveel wijkbewoners als kwetsbaar kunnen worden getypeerd en hoeveel Wijksteunpunt Wisselaar 2.0 er daarvan bereikt. Deze gegevens kunnen worden verzameld met het onderzoek Kwetsbare Bredanaars. De eerstvolgende meting, in januari 2013, kan als nulmeting fungeren. In januari 2014, bij de volgende meting, blijkt of het bereik is verbeterd, en in welke mate de verschillende activiteiten hieraan bij hebben gedragen. Hoeveel meer burgers zich in Wijksteunpunt Wisselaar 2.0 als vrijwilliger zijn gaan inzetten. Deze gegevens kunnen worden ontleend aan de interne registratie van het wijksteunpunt. Koppeling met het onderzoek Kwetsbare Bredanaars maakt het mogelijk om vast te stellen hoeveel vrijwilligers als kwetsbaar kunnen worden beschouwd. Door eind 2013 de gegevens over 2012 te vergelijken met die over 2013 kan worden vastgesteld of een verbetering is gerealiseerd. In welke mate in Wijksteunpunt Wisselaar 2.0 sprake is van zelfbeheer. Dit is vast te stellen door de verhouding vrijwilligers : beroepskrachten te bepalen en vast te stellen of deze is verbeterd. Deze gegevens kunnen worden ontleend aan de interne registraties. Als vrijwilligers worden mensen beschouwd die over een jaar gemiddeld per week twee uur of meer vrijwilligerswerk doen. Hoeveel mensen werkzaamheden verrichten in het kader van arbeidstrajecten. Hoeveel minder wijkbewoners in Wisselaar gebruik maken van professionele zorg / begeleiding, als percentage van het aantal kwetsbare wijkbewoners. Hoeveel lager in 2013 de totale kosten aan welzijn en zorg in de wijk de Wisselaar zijn, vergeleken met 2012. Op welke wijze de activiteiten in of het bestaan van Wijksteunpunt De Wisselaar van invloed zijn geweest op der daling van de kosten voor welzijn en zorg in de wijk. Aan de hand van de indicatoren synergie en vakmanschap zijn hier misschien indicatoren uit te halen, maar om dit te bepalen moet helder zijn welke activiteiten
worden ondernomen,
welke eisen dit stelt aan synergie en vakmanschap, en op
welke wijze synergie en vakmanschap systematisch worden verbeterd. Deze informatie is nog niet beschikbaar. Naast deze gegevens worden gegevens verzameld die informatie geven over de indicatoren van het M&S Toetsingskader. De trekkers van experiment 2 zijn Surplus Welzijn en Elisabeth.
Experiment 3
Gekantelde financiering. Financiering die volgt in plaats van stuurt In het derde experiment wordt gezocht naar andere manieren van samenwerken en contracteren tussen gemeente en welzijns- en zorgorganisaties. Het rugzakjes- of pgbmodel dat goed werkt als het doel is klanten meer macht te geven heeft als nadeel dat het klanten in een consumentenstand zet en organisaties in een productiestand. Beiden doen afbreuk aan de principes van kanteling omdat die primair een beroep doen op eigen kracht bij burgers en terughoudendheid bij organisaties. Terug naar het oude model waarin klanten helemaal geen inbreng hadden is evenmin een optie omdat dan de klanten, die mee moeten kantelen, geen eigenaarschap ontwikkelen en dus niet mee gaan bewegen. Alternatief Een alternatief wordt ontwikkeld in experiment 1 waarin professional en klant samen bepalen of en welke hulp of zorg van professionals nodig is, met onderbouwing op basis van het M&S Toetsingskader en uitleg hierover in wekelijkse intervisiebijeenkomsten. Geen financiering dus op voorhand maar eerst zeker stellen dat er geen alternatieven bij de klant of in diens netwerk zijn, dan samen met de klant vaststellen welke hulp of zorg nodig is en dan pas, als het nodig is, hulp of zorg van professionals inschakelen1. Het 75%-budget geeft het kader aan waarbinnen de professionals gezamenlijk hulp en zorg kunnen inschakelen. De resultaatbesprekingen elk kwartaal laten zien waar ze met hun uitgaven staan. Loslaten, zoals hier wordt voorgesteld, werkt alleen goed in combinatie met een strenge, zelf reinigende hygiëne van aanbieders en financiers gezamenlijk. Onderbouwing van 1
Als klant en professional er gezamenlijk niet uitkomen of hulp of zorg van professionals moet worden ingezet blijven voor de klant de bestaande regels voor bezwaar en beroep gelden. Klanten die klachten hebben over beroepskrachten of vrijwilligers kunnen gebruik maken van het klachtenprotocol van de organisatie waar de beroepspracht of vrijwilliger werkzaam is.
beslissingen aan de hand van het toetsingskader, bespreking van de werkwijze in intervisiebijeenkomsten met onafhankelijke begeleiding, en een plafond in de vorm van een 75%-simulatiebudget dragen bij aan deze hygiëne. Een extra veiligheid, onder het motto high trust, high penalty, kan worden ingebouwd door steekproefsgewijs vanuit de financiers controles uit te voeren en om tekst en uitleg te vragen in situaties waar het waarom van de inzet van formele hulp of zorg niet duidelijk is. De organisaties kunnen dergelijke controles ook zelf uitvoeren. Anders organiseren Gekanteld financieren stelt hoge eisen aan professionals in termen van elkaar aanspreken, zoeken naar waarden en gedrag waar iedereen achter staat, instaan voor elkaars werk zonder elkaar af te dekken, vergaand samenwerken met burgers zonder dat burgers gaan consumeren. Overigens vloeien deze eisen ook voort uit
andere
randvoorwaarden zoals 1 gezin 1 plan en toepassing van het M&S-toetsingskader. Ook vraagt het ander gedrag binnen organisaties: dienstbaar naar de werkvloer. De regie komt uit de interactie tussen burgers en professionals, organisaties en financiers zijn leidend, managers en bestuurders dienend. het is de vraag of deze uitgangspunten bij alle organisaties voldoende zijn ontwikkeld.. Kantelen betekent daarmee ook wellicht kantelen van organisaties, zowel in het institutionele veld als in de gemeentelijke organisaties. De organisaties die deelnemen in M&S organiseren hiervoor een serie masterclasses onder de noemer 'Het nieuwe presteren'. Wat het is en hoe je dit organiseert. Voor andere organisaties kunnen, als daar animo voor is, soortgelijke masterclasses worden georganiseerd. Meedoen aan masterclasses wil niet zeggen dat de kanteling van de organisaties daarna gereed is. Kantelen is een gecompliceerd proces omdat het de gangbare manier van doen en van besturen op zijn kop zet en daarom vraagt om een lange termijn focus, consistentie en commitment van alle betrokkenen (want kantelen doe je niet vanaf de tekentafel). Met de masterclasses wordt de managers en bestuurders de know how aan de hand gedaan die hiervoor nodig is. Daarna komt het aan op wat ze er zelf mee doen. Doel Het experiment is geslaagd als er een werkwijze uit voortkomt waarin professionals en klanten samen besluiten over de inzet van hulp en zorg van professionals, dit gebeurt binnen het kader van het 75%-simulatiebudget, en deze werkwijze na de experimentfase kan worden geborgd in de hele stad. Het experiment zal ook moeten leren aan welke randvoorwaarden moet zijn voldaan, wil deze werkwijze goed kunnen worden toegepast. Tot slot zal moeten blijken of deze werkwijze tot gevolg heeft dat er geen klanten meer
zijn die meer institutionele hulp en zorg consumeren dan strikt noodzakelijk is en er geen organisaties meer zijn die deze zorg leveren. Wat de werkwijze niet oplevert is een systeem of model voor verdeling of aanbesteding van werk. De financiering volgt op wat er in het veld gebeurt. Klanten, hun omgeving en eerstelijns professionals bepalen samen bij wie voor zwaardere hulp en zorg wordt aangeklopt. Dit reguleert zichzelf. In de praktijk moet blijken of dit zo is. Werkwijze De werkwijze komt grotendeels overeen met die in experiment 1, alleen in een kleiner gebied, bijvoorbeeld Haagpoort of Heuvel. Ook hier wordt al werkende geleerd om zodoende ervaring op te doen en kinderziektes in de aanpak snel op het spoor te komen. In overleg met Tim Robbe wordt een nadere technische uitwerking gemaakt. De werkwijze uit experiment 1 Klant, omgeving en professional brengen samen in beeld met welke oplossingen een klant geholpen is, in welke van die oplossingen de klant en zijn omgeving zelf kunnen voorzien en in welke mate en van wie aanvullende begeleiding en zorg nodig is. De professional regelt dat die er komt. De professional legt vast aan de hand van het M&S Toetsingskader en de overwegingen van de klant om welke reden tot begeleiding of zorg van professionals is besloten. De klant is partner in de overwegingen en ontvangt hiervan een afschrift. De professional bespreekt de gekozen handelswijze in de intervisiebijeenkomst. In werkbesprekingen eens per kwartaal bespreken de professionals de resultaten die ze samen hebben geboekt in termen van gerealiseerde oplossingen, vermindering van formele hulp en zorg, en kostenreductie in relatie tot het 75%-simulatiebudget. Na een jaar worden de inzichten gebundeld en gepresenteerd in een werkconferentie waaraan professionals uit andere wijken deelnemen. In de presentatie wordt een vergelijking gemaakt tussen de aanpak en de resultaten in het proefgebied (in termen van kanteling en besparing) en de aanpak en resultaten in de rest van de stad. Aan de hand van de opgedane ervaringen en de inzichten die de werkconferentie oplevert wordt een implementatieplan vastgesteld voor een breder gebied, bijvoorbeeld Zuidwest. Ook hier wordt de implementatie na een jaar
geëvalueerd, verwerkt in een nieuw implementatieplan, waarna de aanpak
wordt
verbreed over de hele stad. Als tussentijds blijkt dat de aanpak niet werkt of veel uitvoeringsproblemen oproept, naar het oordeel van de meeste betrokkenen, wordt het experiment voortijdig beëindigd. Vraagstelling en gegevens Na afloop van het experiment moet de vraag kunnen worden beantwoord of zelfstandig inzetten van hulp en zorg door klant en professionals met de kantelprincipes als basis haalbaar en hanteerbaar is, wat hiervan de risico's zijn, onder welke voorwaarden deze aanpak breed kan worden geïmplementeerd, en tot welke besparing dit heeft geleid op de uitgaven voor begeleiding en zorg door professionals. Om dit vast te stellen is de volgende informatie nodig: Procesinformatie over de samenwerking tussen klanten en professionals, en tussen klanten en professionals enerzijds en professionals van andere organisaties anderzijds. Deze informatie kan worden gevonden in klantendossiers, verslagen van werkoverleggen en de verslaglegging van de werkconferentie. Aanvullende informatie kan worden gezocht door onderzoek bij klanten en professionals. De totale kosten die de organisaties in het gebied maken voor welzijn en zorg. De trekkers van dit experiment zijn de financiers van hulp en zorg en de organisaties die deze hulp en zorg inzetten.
Overige zaken Open experimenten De drie experimenten staan open voor deelname door elke organisatie die zich committeert aan de in dit document vastgelegde uitgangspunten, ambities en werkwijzen en daar aantoonbaar uitvoering aan geeft. Programma In voor zorg! In de experimenten wordt een beroep gedaan op de expertise van VWS in het kader van het programma In voor zorg! Dit programma zal de resultaten van de beschreven experimenten monitoren en specifieke deskundigheid bieden. Voordeel hierbij is dat we
landelijk in deze ontwikkeling gevolgd worden. Daarnaast kunnen we gebruik maken van elders opgedane ervaringen. De experimenten worden lerend opgezet. De richting is duidelijk maar wat de beste weg daar naartoe is wordt al werkende in beeld gebracht. Ondersteuning die de experimenten vooruit helpt kan zijn: Mogelijk maken van het uitgangspunt dat geen indicaties worden aangevraagd en professionals en klanten samen besluiten over al dan niet inzetten van formele begeleiding en zorg. Toegankelijk maken van gegevens over AWBZ-indicaties ten behoeve van het onderzoek Kwetsbare Bredanaars. In dit onderzoek wordt het aantal kwetsbare burgers in Breda in beeld gebracht alsmede het bereik van de organisaties onder deze kwetsbare burgers (en de overlap in dat bereik). Een belangrijke, nu nog ontbrekende informatiebron voor het duiden van de kwetsbaarheid vormen de Awbz-indicaties. In het kader van regelarm organiseren zouden deze gegevens toegankelijk gemaakt kunnen worden. Voorzien in onafhankelijke begeleiding van de wekelijkse intervisiegroepen waar de professionals hun keuzes toelichten en ze elkaar daarop bevragen. Wegnemen van blokkades en belemmeringen in wet- en regelgeving als deze zich voordoen (het ministerie kantelt mee). ICT Ter ondersteuning van de drie experimenten willen we ook stevig(er) inzetten op twee belangrijke systemen die de innovatie bevorderen:
Digeketen en de Maatschappelijke
Service Provider (MSP). Digeketen - Dit systeem, dat financieel ondersteund wordt door de Provincie NoordBrabant binnen het subsidietraject IAB4, heeft tot doel de regie zoveel mogelijk bij de klant te leggen. Trekkers: Surplus, WIJ en Careyn. Maatschappelijke Service Provider (MSP) - Het MSP
fungeert als een intelligent
schakelbord tussen gebruikers, welzijns- en zorgorganisaties en leveranciers in de uitvoering. Onder deze laatste verstaan we ondermeer aanbieders van technologie en gespecialiseerde bedrijven op het gebied van beeldverwerking, call center en ontwerpstudio.
Doel van het MSP is het ontsluiten van content en het efficiënt organiseren van technologie en uitvoering op het gebied van maatschappelijke dienstverlening en zorg op afstand. Trekkers: Careyn, Surplus en Thebe. Tot slot Experimenteren is bedoeld om dingen uit te proberen en daar van te leren. Dat geeft per definitie onzekerheid en chaos. De experimenten moeten functioneren in een regelarme omgeving, zonder teveel bemoeienis “van bovenaf.” Tegelijkertijd is het van belang dat er ondersteuning wordt gegeven daar waar nodig en dat de experimenten gevolgd kunnen worden. De bestuurders die deelnemen aan het samenwerkingsverband alsmede de gemeente Breda moeten zich nog beraden op de wijze waarop de voortgang in de experimenten wordt gevolgd. Om de experimenten niet te laten ontsporen en vraaggericht te kunnen ondersteunen stellen wij een lichte volgstructuur voor. Het contact met de gemeente Breda, InvoorZorg, Zorgkantoor e.a. is weggelegd bij de heren J. Beckers (WIJ) en M. Wijngaards (Thebe).
Bronnen
(volg de links met ctrl-click)
Bij experiment 1 Domein overschrijdend werken, DGV, 2012. GWI Gebiedsbeschrijving Heuvel en Princenhage, 2011. GWI Gebiedsbeschrijving Tuinzigt, Haagpoort en Westerpark, 2011. Samen leren, omdenken en vernieuwen, De lessen van de lerende gemeenschap in Hellendoorn, Gemeente Hellendoorn, 2012 M&S Toetsingskader, M&S, 2012. Onder het mom van zelfredzaamheid. Een journalistieke analyse van de nieuwe mantra in zorg en welzijn, Piet-Hein Peeters, 2012. Regie aan de poort. De basiszorg als verbindende schakel tussen persoon, zorg en samenleving, RVZ, 2012. Risicofactoren kwetsbare burgers. Quickscan ten behoeve van de monitor gemeente Breda, Nicis Institute, 2011. Van verzorgingsstaat naar wurgend lokaal sociaal beleid, Jan Steyaert, in: Van de maakbare naar de lerende stad, 2011. Bij experiment 2 De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt, Lilian Linders, 2010. De buurt doet er toe - maar niet voor informele zorg, Marja Jager-Vreugdenhil, Sociale vraagstukken, 2012 De relatieve waarde van wijken en buurten, Jan Steyaert, TSS 5-6, 2012. Een beroep op de burger. Minder verzorgingsstaat, meer eigen verantwoordelijkheid, SCP, 2012 Een zooitje ongeregeld. Prestaties verbeteren zonder subsidie of contract, Klaas Mulder, 2010. GWI Gebiedsbeschrijving Hoge Vucht, 2011. Loslaten, vertrouwen, verbinden. Over burgers & binding, Jos van der Lans, 2012. Time banking en vraagverlegenheid, een interview van Reyaz Limalia met Philippe Granger, 2011.
Van verzorgingsstaat naar wurgend lokaal sociaal beleid, Jan Steyaert, in: Van de maakbare naar de lerende stad, 2011. Vertrouwen in burgers, WRR, 2012. Vraagverlegenheid. Het is, het blijft, aan de slag, WIJ, 2011.
Bij experiment 3 5 Krachten, 2 markten, WIJ, 2004. Action reasearch en action learning op 2 A4, WIJ, 2004. De toekomst is aan platforms, Jos van der Lans, 2012. Een ommekeer in denken, Harry Aardema in Overheidsmanagement 6, 2007 Empowerment: Hoe professionele ruimte te combineren met in control zijn, Hans Strikwerda, 2012. Toeleg Meedoen & Samenwerken 2012-2013, M&S, 2012. Vermijd orde! Voorkom chaos!, Tim Robbe, 2012.
Basis opzet voorstellen voor experimenten regelarme transitie West Brabant Gekantelde hulp en zorg Professionals uit de behandelstand Indienende gemeente of naam en functie e mail adres tel nr samenwerkingsverband contactpersonen van gemeentenorganisatie(s) Gemeente Breda G. Hendriks
[email protected] C. Krijnen
[email protected] Betrokken organisaties Amarant S. Hoogkamer Careyn A. Jansen GGz Breburg F. Martens Thebe M. Wijngaards
[email protected] 0634552817 IMW J. Berkhout MEE M. Hoosemans Surplus M. Brouwers WIJ J. Beckers
[email protected] 0765251501 Korte inhoudelijke beschrijving van het experimentvoorstel Maatschappelijk werkers, wijkverpleegkundigen en andere professionals intensiveren de samenwerking onderling en met mantelzorgers en vrijwilligers teneinde hulp- en zorgbehoefte in een eerder stadium te signaleren, inschakeling van zware zorg zoveel mogelijk te voorkomen. Belangrijke instrumenten zijn breed toepassen van het M&S Toetsingskader, een leergang 'Verbinden en veranderen', inzet van formele hulp en zorg zonder indicatie, verantwoorden van de inzet van hulp en zorg in intervisiebijeenkomsten met professionals (en onafhankelijke begeleiding). Beoogd experimentresultaat Wijknetwerk van 40 tot 50 professionals die dezelfde taal spreken, de kanteling onderschrijven en toepassen, van elkaar weten wat ze voor elkaar en elkaars klanten kunnen betekenen, elkaar snel inschakelen, leren van elkaars ervaringen. 1 Klant/Gezin, 1 plan, 1 uitvoering. Infrastructuur voor formele en informele hulp en zorg waarmee beantwoord wordt aan vraag naar hulp en zorg terwijl de financiële middelen voor de hulp en zorg afnemen. Vermindering van kosten voor zorg met 25%. Regelarmer werken. ICT-toepassingen die klant regie over hulp- en zorgverlening geven. Uitwerkingsfase waarin het voorstel zich bevindt (svp kort toelichten wat van toepassing is) pril (eerste ideeën verkend en op papier) Tussen
2e Versie, hoofdlijnen helder en gedragen
rijp (planning, verantwoordelijkheden en budget helder)
Het voorstel raakt over de volgende thema's: Organisatie van zorg
Ja Ja Systeemvernieuwing overheid Ja Innovatie van zorg en welzijn Ja Het voorstel wordt uitgevoerd in het volgende gebied/lokatie/wijken/buurten Lokale besturing
Breda Zuidwest
Evt. opmerkingen Ingevuld door: J. Beckers
Basis opzet voorstellen voor experimenten regelarme transitie West Brabant Gekantelde buurt Burgers uit de consumentenstand Indienende gemeente of naam en functie samenwerkingsverband contactpersonen van gemeentenorganisatie(s) Gemeente Breda G. Hendriks C. Krijnen
e mail adres
tel nr
[email protected] [email protected]
Betrokken organisaties
naam en functie contactpersonen Amarant S. Hoogkamer Careyn A. Jansen GGz Breburg F. Martens Thebe M. Wijngaards
[email protected] IMW J. Berkhout MEE M. Hoosemans Surplus M. Brouwers WIJ J. Beckers
[email protected] Korte inhoudelijke beschrijving van het experimentvoorstel
0634552817
0765251501
Uitbreiden van de werkwijze in Wijksteunpunt De Wisselaar 2.0 met als uitgangspunten zelfbeheer en wederkerigheid, resulterend in versteviging van het sociaal netwerk voor alle doelgroepen en daardoor minder vraag naar formele hulp en zorg. Tevens voorzien in arbeidstrajecten waarin mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen oefenen in arbeidsvaardigheden.
Beoogd experimentresultaat Een wijkaccommodatie die toegankelijk is voor kwetsbare en sterke wijkbewoners en door kwetsbare en sterke wijkbewoners samen wordt beheerd (zelfbeheer, wederkerigheid). Een wijkaccommodatie waar mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt oefenen in arbeidsvaardigheden, resulterend in stijging op de participatieladder met minstens 1 trede. Lagere zorgconsumptie en daardoor lagere kosten voor begeleiding en zorg.
Uitwerkingsfase waarin het voorstel zich bevindt (svp kort toelichten wat van toepassing is) pril (eerste ideeën verkend en op papier) Tussen
2e Versie, hoofdlijnen helder
rijp (planning, verantwoordelijkheden en budget helder)
Het voorstel raakt over de volgende thema's: Organisatie van zorg
Ja Ja Systeemvernieuwing overheid Ja Innovatie van zorg en welzijn Ja Het voorstel wordt uitgevoerd in het volgende gebied/lokatie/wijken/buurten Lokale besturing
Breda Zuidwest
Evt. opmerkingen Ingevuld door: J. Beckers
Basis opzet voorstellen voor experimenten regelarme transitie West Brabant Gekantelde financiering Financiering die volgt in plaats van stuurt Indienende gemeente of naam en functie samenwerkingsverband contactpersonen van gemeentenorganisatie(s) Gemeente Breda G. Hendriks C. Krijnen
e mail adres
tel nr
[email protected] [email protected]
Betrokken organisaties
naam en functie contactpersonen Amarant S. Hoogkamer Careyn A. Jansen GGz Breburg F. Martens Thebe M. Wijngaards
[email protected] 0634552817 IMW J. Berkhout MEE M. Hoosemans Surplus M. Brouwers WIJ J. Beckers
[email protected] 0765251501 Korte inhoudelijke beschrijving van het experimentvoorstel In plaats van te werken met indicaties stemmen professional, klant en diens omgeving samen af in welke oplossingen klant en omgeving zelf kunnen voorzien. De professional verantwoordt dit aan de hand van het M&S Toetsingskader in intervisiegesprekken met collega's uit verschillende organisaties en disciplines (meerdere invalshoeken).
Beoogd experimentresultaat Financiering van zorg op maat die aansluit bij wat mensen nodig hebben en zelf kunnen realiseren. Vermindering van kosten voor zorg met 25%. Regelarmer werken, betere afstemming hulp en zorg op wat nodig is, geen hulp en zorg bij zaken waarin klant en dienst omgeving zelf kunnen voorzien.
Uitwerkingsfase waarin het voorstel zich bevindt (svp kort toelichten wat van toepassing is) pril (eerste ideeën verkend en op papier) Tussen
2e Versie, hoofdlijnen helder en gedragen
rijp (planning, verantwoordelijkheden en budget helder)
Het voorstel raakt over de volgende thema's: Organisatie van zorg
Ja Ja Systeemvernieuwing overheid Ja Innovatie van zorg en welzijn Ja Het voorstel wordt uitgevoerd in het volgende gebied/lokatie/wijken/buurten Lokale besturing
Breda Zuidwest
Evt. opmerkingen Ingevuld door: J. Beckers
Bijlage 1. M&S Toetsingskader
M&S Breda
M&S Toetsingskader 1
Inleiding
M&S Breda is een netwerk van en voor organisaties die er samen voor zorgen dat de kwetsbare burger in Breda mee kan doen. Door consequent een inhoudelijke benadering te volgen die vertrekt vanuit het empowerment van de cliënt en zijn netwerk wordt bestaand aanbod uitgedaagd en wordt sociale innovatie geforceerd. Om dit Stuurkracht ingrijpende proces te ondersteunen is in de periode oktober 2011- mei 2012 een toetsingskader ontwikkeld dat waarden en inspiratie, voor iedereen beschikbaar is. lichaam en arbeid en geest
Het M&S Toetsingskader sluit aan op visie in de nota Meedoen@breda. In het hart van het toetsingskader staat het model voor zelfsturing van Cornelis dat houvast geeft bij het denken over het ontstaan, voorkomen van, of omgaan met, kwetsbaarheid.
sociale netwerken
, , . Basis- & groeibehoeften
presteren
materiële situatie
Balans op levensdomeinen Een geschikte omgeving
Het model ordent langs de driedeling Stuurkracht, balans op 5 levensdomeinen en de beschikbaarheid van een geschikte omgeving. Deze driedeling stimuleert een integrale benadering van kwetsbaarheid en legt de focus op het creëren van verbinding en synergie.
2
Opbouw en toelichting
Het model bestaat uit een zeshoekig grondvlak, met in het midden een “mast” voor de maatschappelijke baat (outcome). De zes hoeken staan voor zes indicatoren voor de kwaliteit van de activiteiten (input-output). De verschillende grootheden zijn als volgt gedefinieerd:
MS Toetsingskader versie 1.1 18 juni 2012
1/5
M&S Breda Maatschappelijke baat Dit is de outcome of effectiviteit. Deze kan worden utgedrukt in termen van eigen stuurkracht, c.q. de balans op de vijf levensdomeinen van Cornelis. Een andere manier om baat uit te drukken is de baat in relatie tot de te realiseren waarde: samen redzaam, thuis in je wijk, een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt e.d. Indicatoren 1. Bereik = aantal bereikte personen uit de doelgroep, of aantal bereikte kwetsbare personen (volgens methode Nicis/O&I). 2. Synergie = afstemming en samenwerking; geheel is meer dan de som der delen, 1 klant 1 plan, geen versnippering, de klant ervaart 1 organisatie. 3. Tevredenheid = van cliënt, klant, burger, stakeholders; factoren die hieraan bijdragen zijn inlevingsvermogen, maatwerk, duurzaamheid, snelheid waarmee hulp of zorg tot stand komt. 4. Vakmanschap = output in de perceptie van professionals (op eigen werk en keten); bereikt resultaat; duurzaamheid; effectiviteit van de signalering 5. Prijs = kosten per bereikte kwetsbare persoon (volledige kosten minus eigen bijdrage) 6. Trap = verantwoordelijkheidstrap (mate van eigen kracht, gebruik van netwerk, vrijwilligers) In de volgende paragrafen worden de grootheden verder toegelicht.
2.1
Maatschappelijke baat
Gestelde ambitie in relatie tot maatschappelijke vraagstukken en risicofactoren . Outcome of effect, uitgedrukt in eigen stuurkracht in een goede omgeving en balans op de 5 levensdomeinen van Cornelis. Een andere manier om baat uit te drukken is de baat in relatie tot de te realiseren waarde: samen redzaam, thuis in je wijk e.d. Ook meedoen of stijging op de participatieladder hoort hierbij. Is de klant in één keer goed geholpen, of het probleem in één keer goed opgelost? Is geborgd dat onder vergelijkbare omstandigheden het probleem niet terugkeert (in de wetenschap dat er klanten en problemen kunnen bestaan waarbij dit onmogelijk is)? Dé maatschappelijke baat bestaat niet en moet per stakeholder telkens opnieuw worden ingevuld, zowel inhoudelijk in beoogde resultaten als in de keuze van bijpassende meetpunten.
2.2
Indicatoren
2.2.1
Bereik
Deze indicator heeft betrekking op de doelgroep: hoe groot deze is, in aantallen personen, en hoeveel er daarvan worden bereikt. Een afgeleide vraag is welke activiteiten worden ondernomen om het bereik te vergroten, zodanig dat uiteindelijk een zo groot mogelijk deel van de doelgroep is bereikt (aansprekende waardepropositie, bekendheid en toegankelijkheid van het aanbod, aanbod via verschillende kanalen en werkwijzes e.d.).
Hoeveel mensen zijn er bij wie de draaglast groter is dan de draagkracht, van henzelf en van de omgeving? Hoeveel daarvan worden er bereikt? Hoe groot is het bereik onder mensen voor wie 3 of meer risicofactoren van toepassing zijn?
MS Toetsingskader versie 1.1 18 juni 2012
2/5
M&S Breda 2.2.2
Tevredenheid
Bedoeld wordt de tevredenheid van klanten en zeker ook die van hun omgeving, financiers, medewerkers, toezichthouders e.d. Het gaat met name om waarde en omgevingssensitiviteit. Oplossingen helpen vinden die men belangrijk en relevant vindt. Stakeholders in beeld, weten wat in hun beleving van waarde is, daaraan bij gaan dragen, en daar steeds beter in worden. Mate van tevredenheid van cliënt, klant, burger, en van andere stakeholders zoals partners, financiers, omwonenden, vrijwilligers, beroepskrachten? Ervaren ze zoveel waarde dat ze er blij mee zijn? Zijn de kritieke succesfactoren in beeld? Leidt inzicht in tevredenheid tot verbeterprocessen en helpen die? 2.2.3
Trap
De indicator verantwoordelijkheidstrap toetst of de oplossing van een probleem zo dicht mogelijk bij de klant en zijn omgeving wordt gelegd. Zelf wat zelf kan, hulp van familie en omgeving en anders hulp van vrijwilligers. Als dit niet lukt is professionele hulp nodig . Die is er dan op gericht om de benodigde hulp alsnog zoveel mogelijk van de klant en zijn omgeving te laten komen. 2.2.4
Vakmanschap
Deze indicator helpt om de toegevoegde waarde van de inzet van betaalde professionals onder woorden te brengen. Wat doen betaalde en opgeleide professionals beter of anders dan een willekeurige buurvrouw, en waar kan een leek dat aan zien? Output in de ogen van de professionals. Hoe beoordelen ze de resultaten die ze samen met klanten en hun omgeving boeken? Doen ze, waar dat maar kan, een beroep op de eigen talenten van die klanten en hun omgeving? Helpen ze dat netwerk te versterken? Doen ze, als dat niet volstaat, een beroep op vrijwilligers? Geven ze in- en extern inzicht in hun aanpak en resultaten? Reflecteren ze op hun werk? Lezen ze vakbladen? Schrijven ze in vakbladen? Hebben ze een goede professionele reputatie? 2.2.5
Kosten
Bedoeld wordt de subsidie per bereikt lid uit de doelgroep. Door de kosten zo in beeld te brengen, is de gedachte, ontstaat een scherp bewustzijn van de prijs van een activiteit in relatie tot de waarde die ermee wordt gerealiseerd. Mag dit voor dat geld? Voelt dit goed? Zouden de burgers dit ook willen opbrengen als het ze rechtstreeks werd gevraagd, in plaats van gefinancierd via subsidie (die ze uiteindelijk ook betalen)? De indicator kosten levert niet alleen financieel inzicht op maar ook bewustwording in termen van governance en rekenschap geven, aan diezelfde stakeholders die waarde van de activiteit moeten ondervinden.
MS Toetsingskader versie 1.1 18 juni 2012
3/5
M&S Breda 2.2.6
Synergie
De aanname bij de indicator synergie is dat geen enkele organisatie in alles de beste kan zijn en ook geen enkele organisatie in zijn eentje een maatschappelijk probleem kan oplossen. Een probleem echt willen oplossen, stakeholders het allerbeste willen bieden, betekent dat organisaties zich concentreren op waar ze goed in zijn en de rest overlaten aan anderen, en dus volop samenwerken. De indicator synergie toetst bij een activiteit of, op welke wijze en in welke mate dit gebeurt en of dit inderdaad resulteert in meer waarde voor stakeholders. De vraag wat de samenwerking meer oplevert dan de som der delen. Een echte ambitie die richting geeft, concreet, is een voorwaarde. De indicator synergie toetst hiermee in feite twee aspecten: of een activiteit gericht bijdraagt aan het realiseren van een ambitie, en of dit door slim samenwerken zo goed mogelijk, zo snel mogelijk en zo goedkoop mogelijk gebeurt. In één zin: de organisaties die samen een activiteit uitvoeren moeten kunnen uitleggen wat ieder bijdraagt, waarom zij de organisaties zijn die dat doen (en geen andere), en wat het geheel meer is dan de som der delen (in de ervaring van de stakeholders). Ervaren stakeholders meer waarde doordat er wordt samengewerkt? Dragen de activiteiten bij aan een vastgestelde ambitie en wordt samen gedaan wat samen kan? Bijvoorbeeld 1 klant 1 plan, geen versnippering, de klant die 1 organisatie ervaart? Wordt de activiteit uitgevoerd door de organisaties die dit het beste kunnen?
2.3
Een voorbeeld
De aanname van het toetsingskader is dat de beoogde waarde of outcome beter wordt gerealiseerd naarmate beter wordt gescoord op de zes indicatoren. Als de beoogde waarde bijvoorbeeld is dat minder jongeren voortijdig de school verlaten en een aantal organisaties samen activiteiten uitvoert om dat te bereiken, brengen de zes indicatoren in beeld hoe goed die activiteiten zijn. Als volgt: Bereik – Hoeveel jongeren lopen risico zonder diploma het onderwijs te verlaten, en hoeveel van die jongeren zijn er door de activiteiten systematisch in beeld? Vakmanschap – Helpen de activiteiten het voortijdig schoolverzuim tegen te gaan? Zijn de activiteiten bewust gekozen? Is alles in beeld gebracht wat ondernomen kan worden en is bewust gekozen voor die activiteiten die het beste resultaat opleveren? Synergie – Draagt elke organisatie dat bij waar zij de beste in is? Is bewust gekeken, per activiteit, wat er nodig is om die activiteit uit te voeren en welke organisaties dat het beste kunnen? Heeft dit inzicht geresulteerd in het beste cluster van organisaties voor deze activiteit? Trap – Is bij elke activiteit geborgd dat de doelgroep en de omgeving alles wat ze zelf kan doen aan voorkomen van voortijdige schooluitval ook daadwerkelijk doet? Wordt een beroep gedaan op actieve burgers of vrijwilligers waar dat maar mogelijk is? Tevredenheid – Zijn de jongeren, opvoeders, leerkrachten, financiers, toezichthouders enzovoorts tevreden met de aanpak die gekozen is en met de resultaten die worden geboekt (en waar ze zelf aan bijdragen?) Kosten – Wat zijn de kosten van de activiteiten per bereikte jongere (uit de doelgroep)? Zijn de kosten te verantwoorden in relatie tot de resultaten die worden geboekt? Kunnen de kosten lager en de resultaten beter? Zo toegepast resulteren de indicatoren in een balans aan perspectieven waarin kracht van doelgroep, burgers, organisaties en financiers maximaal worden benut en daardoor de kans dat de beoogde waarde daadwerkelijk tot stand komt zo groot mogelijk wordt gemaakt. MS Toetsingskader versie 1.1 18 juni 2012
4/5
M&S Breda 3
Visitatiekaart
Betreft activiteit: ……………………………………………………………………………………………………………………………… Maatschappelijke baat
Indicatoren Bereik:
Synergie:
Trap:
Prijs:
Tevredenheid:
Vakmanschap:
Conclusie & huiswerk
MS Toetsingskader versie 1.1 18 juni 2012
5/5