Circus in nood! vmbo
Vakoverstijgend voor De Nieuwe Onderbouw
Docentenhandleiding
Carola Perquin Paul Roetenberg
Inhoudsopgave 1 Over het project Circus in Nood!
3
2 Opbouw en didactiek, voorbereiding en organisatie
5
1.1 Verantwoording themakeuze 1.2 Doel en eindevenement 1.3 Aansluiting bij de nieuwe onderbouw
2.1 Opbouw en didactiek 2.2 Voorbereiding 2.3 Organisatie
3 Toelichting bij de afdelingen
11
4 Toelichting leerlingkatern en beoordeling
20
Bijlages
23
3.1 Algemene informatie 3.2 Documentatie bij de afdelingen 3.3 Afdelingen: specifiek
4.1 Het leerlingkatern per pagina 4.2 Beoordeling
Invulformulier workshops Voorbereiding afdelingsbegeleider
Voor meer informatie over & bijlagen bij dit projectkatern: Voor meer informatie over de nieuwe onderbouw: Voor overige informatie:
2
www.projecten-online.nl www.onderbouwd.nl ww.thiememeulenhoff.nl
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
1
Over het project Circus in Nood!
Dit projectkatern biedt de basis voor een hele projectweek, waarin alle leergebieden en vakken geïntegreerd aan bod kunnen komen. Het gaat uit van een studielasttijd van 32-40 uur. Hoewel het project primair ontwikkeld is voor klas 2 vmbo (met het accent op de kader- en basisberoepsgerichte leerwegen), kan er ook in klas 1 en 3 mee gewerkt worden. 1.1
Verantwoording themakeuze
Er is voor het thema circus gekozen om de volgende redenen: • het thema roept een directe, concrete en positieve/vrolijke associatie op • het thema is uitdagend en kan zinvol uitgewerkt worden • het thema biedt veel aansluitingsmogelijkheden voor alle leergebieden • binnen dit thema komen de algemene kenmerken voor het onderwijs in de nieuwe onderbouw goed tot hun recht, met name: actief en zelfstandig leren, samen met anderen en in samenhang leren (zie §2.3) • er is goed nadruk op vaardigheden en praktische opdrachten te leggen in plaats van (uitsluitend) op kennis • het leidt tot een prikkelend, concreet en gezamenlijk eindevenement: een circusvoorstelling • het is zeer geschikt voor het niveau van 2 vmbo • het thema kan goed leerjaarbreed worden ingezet, maar kan ook in kleiner verband worden toegepast • het eindevenement ‘circus’ biedt aantrekkelijke mogelijkheden buiten de projectweek om: inzetbaar op open dagen en bij de PR van de school • het biedt ruime mogelijkheden om ook anderen (binnen én buiten de school: overige leerlingen/ouders/ buurtbewoners) op een positieve wijze bij de school te betrekken. Dit circusthema is verder uitgewerkt tot het projectkatern Circus in nood!: Centraal staat een denkbeeldig circus: circus Ondersteboven. Dit circus wordt met opheffing bedreigd, want de circusacts zijn niet meer wat ze geweest zijn; de voorstellingen trekken alleen kinderen en bejaarden; de reclame deugt niet; er is kritiek op de dierverzorging binnen het circus; er zijn geen draaiboeken voor de voorstelling en voor de techniek (licht en geluid); de veiligheid is niet goed geregeld; decor en aankleding zijn niet eigentijds, enzovoort. Om een lang verhaal kort te maken: als er niet heel snel iets gebeurt, moet Circus Ondersteboven stoppen. De directie richt zich met een noodkreet tot de leerlingen: ‘Help ons!’ Aan hen de taak om in één week het voortbestaan van het circus te bewerkstelligen én een bijdrage te leveren aan een voorstelling op vrijdagmiddag.
1.2
Doel en eindevenement
Doel van het project is om leerlingen een week lang vakoverstijgend, zinvol én ‘anders’ bezig te laten zijn met vaardigheden en kennis. Zij verdiepen zich in het circusbedrijf en in een daarbij behorende probleemstelling. Zij zullen gezamenlijk en planmatig aan de slag moeten om benodigde informatie te verzamelen en deze te gebruiken voor het realiseren van hun eindproducten en het eindevenement. Na een gezamenlijke introductie op maandag gaan de leerlingen in verschillende afdelingen aan de slag. We onderscheiden zeven afdelingen: Publiciteit en reclame, Expositie, Techniek, Decor en aankleding, Management en organisatie, Voorstelling en Dierverzorging, milieu en veiligheid. Elke afdeling werkt aan een aantal concrete opdrachten, dat wil zeggen aan een aantal op vrijdag op te leveren eindproducten. Sommige opdrachten hebben een directe relatie met de circusvoorstelling op vrijdagmiddag. Andere hebben meer in algemene zin betrekking op zaken die voor het voortbestaan van circus Impuls van belang zijn.
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
3
1.3
Aansluiting bij de nieuwe onderbouw
Leergebieden en vakken Uit oogpunt van maximale vakkenintegratie en de ontwikkeling van de nieuwe onderbouw is ervoor gekozen om alle vier de leergebieden (Bewegen en Sport, Mens en Maatschappij, Mens en Natuur, Kunst en Cultuur) en Nederlands aan bod te laten komen in het project. Het project biedt daarnaast ruim voldoende aanknopingspunten voor de vakken wiskunde en Engels (en eventuele de overige moderne vreemde talen). Karakteristiek nieuwe onderbouw De karakteristiek van de nieuwe onderbouw onderscheidt een zestal belangrijke kenmerken. Hieronder wordt per kenmerk aangegeven hoe dit project erbij aansluit. De leerling leert actief en in toenemende mate zelfstandig Didactisch uitgangspunt voor Circus in nood! is het actief en in grote mate zelfstandig ‘ervaringsleren’. Leerlingen werken aan realistische opdrachten waarin samenwerking en inzicht in samenhang gestimuleerd worden. Een concreet eindproduct is het resultaat. Via deze activerende didactiek (zie ook § 2.1) kan optimaal leerrendement bereikt worden. De informatie wordt niet naar de leerlingen toe gebracht; in plaats daarvan worden zij geprikkeld om hun benodigde informatie zelf te gaan halen. Daarnaast worden ze in groepjes en individueel uitgedaagd om keuzes te maken en planmatig aan de slag te gaan met hun eindproducten. Dat doen zij grotendeels zelfstandig. De leerling leert samen met anderen De leerlingen werken het grootste deel van de week in een afdeling en daarbinnen in een groepje (bij een kleine projectbezetting, bijvoorbeeld één klas, kan het zijn dat een afdeling gelijk staat aan een groepje). Zij moeten binnen hun afdeling/groepje nauw samenwerken: overleg plegen, plannen, taakverdeling maken e.d. Het project is verder zo opgezet, dat uitwisseling tussen de afdelingen welhaast een must is om de eigen eindproducten goed uitgevoerd te krijgen. De karakteristiek van de nieuwe onderbouw gaat uit van optimaal leerrendement via actief en zelfstandig leren, alsook van de ontwikkeling van sociale en communicatieve vaardigheden én het werken in reële oefensituaties: beide zijn in dit project ruim aanwezig. De leerling leert in samenhang Circus in nood! is een vakoverstijgend project. Bij de keuze van het geheel van thema, afdelingen en opdrachten is rekening gehouden met leergebieden en vakken uit de nieuwe onderbouw. Deze worden volledig geïntegreerd in het project aangeboden en zijn in het katern dan ook niet als aparte leergebieden en/of vakken benoemd. Relaties tussen de inhoud van verschillende vakken en leergebieden worden automatisch bewerkstelligd doordat het circus vanuit de probleemstelling van een ‘bedrijf in nood’ benaderd wordt en niet vanuit die leergebieden en vakken. De leerling oriënteert zich De leerlingen leren in dit project keuzes te maken tussen mogelijkheden die zij door hun oriëntatie ontdekken. Zo kijken zij in de eerste fase van het project heel nadrukkelijk naar wat zij goed kunnen én naar wat zij juist nog zouden kunnen/willen leren (‘Hoe werk je?’, ‘Hoe ben je?’, p.7). Ook bij de sollicitatie naar een plek binnen één van de afdelingen wordt de leerling uitgenodigd te reflecteren op zichzelf en zijn/haar belangstelling (p.8-9). De afdelingen en opdrachten zelf vormen een goede en reële oriëntatie op hun verdere (school)loopbaan. De leerling leert in een uitdagende, veilige en gezonde leeromgeving Deze projectweek biedt een leeromgeving die prikkelt en een context die realistisch en herkenbaar is. Door de samenwerking met elkaar en met docenten zullen leerlingen goed moeten luisteren en overleggen. Verantwoordelijk gedrag wordt gestimuleerd door de opzet van het project, waarbij onder andere terugkoppeling met de ‘directie’ – dat wil zeggen de begeleidend(e) docent(en) – belangrijk is. ICT speelt in veel onderzoeksopdrachten een rol als uitdagende component. De leerling leert in een doorlopende leerlijn Omdat we het over een projectweek hebben die de reguliere lessituatie doorbreekt, staat dit kenmerk uit de karakteristiek van de nieuwe onderbouw hier buiten beschouwing.
4
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
2
Opbouw en didactiek, voorbereiding en organisatie
2.1
Opbouw en didactiek
Na de Vrijdag voorstelling middag
Vrijdag Donder dag morgen
Woensdagmiddag
Woensdagmorgen
Dinsdag
MaandagMiddag
MaandagMorgen
Circus in nood! volgt de volgende (vetgedrukte) didactische opbouw: Wat ga je doen?– op weg naar een taak die bij de leerling past • Kennis nemen van onderwerp en probleemstelling van deze projectweek • Voorkennis activeren over het circus • Wat maakt een circus leuk en wat juist niet? • Competentieoefening: wat zijn zijn/haar sterke punten en wat hij/zij zou willen leren? • Keuze afdeling met motivatie Hoe ga je het doen? – de leerling en zijn/haar team & plannen • Samen met de andere mensen in een afdeling: bestudering van de opdrachten • Doelen vaststellen voor deze week • Ideeën uitwisselen met elkaar • Werkafspraken maken met elkaar • Met elkaar nadenken over wat er in het plan van aanpak moet komen • Kladversie maken van het plan van aanpak en in het net invullen in het katern Doen! – doen wat gepland is • Bespreken plan van aanpak met directielid (docent) en aanpassen waar nodig • Start vooronderzoek • Bedenken wat allemaal moet gebeuren voor de voorstelling van vrijdag Doen! – voortgang • Voortgangbespreking met directielid (docent) • Afronden vooronderzoek Laten zien – tussenpresentatie • De leerlingen laten aan de andere afdelingen van hun klas zien wat zij tot nog toe gedaan hebben • Een directielid (docent) beoordeelt de prestaties tot nog toe en/of geeft tips voor verbetering • Evaluatie van de tussenpresentatie Doen! – de weg naar het succes • Verder werken binnen de afdelingen/groepjes. Aan het eind van de dag moet iedereen goed weten wat ieders taak (nog) is en wat er morgen nog gebeuren moet Doen! – het laatste voorwerk • De laatste hand wordt gelegd aan de voorbereiding van de voorstelling • Generale repetitie van de voorstelling Laten zien – voorstelling • Hoe ziet het eruit? Komen er genoeg mensen? Zijn de spullen in orde? Zijn de artiesten leuk om te zien? Kunnen ze wat? Mag Circus Ondersteboven blijven bestaan? Binnenkort zullen we het weten. Terugblik – hoe ging het allemaal? • Beantwoorden vragen voor de eindbeoordeling • Leerlingen ontvangen een getuigschrift
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
5
Het schema toont de opbouw van katern/projectweek: via een brede oriëntatie op het thema en op de kwaliteiten van de leerlingen wordt toegewerkt naar de taken binnen de verschillende afdelingen en naar de voorstelling. Ten slotte is er een terugblik op het project. Bovenstaande didactiek gaat uit van een evenwichtige aandacht voor zowel proces, product(en) als uitvoering. Bovendien gaat zij uit van activerend leren. De opdrachten dagen de leerling uit zelf informatie te verwerven (halen in plaats van brengen) en daarvoor hulp in te schakelen. De leerlingen zullen vaardigheden als plannen, samenwerken, informatie uitwisselen en dergelijke toepassen om tot goede resultaten te komen. Hoewel het project ook streeft naar kennis als leeropbrengst, ligt de nadruk bij dit projectmatig werken op competenties en vaardigheden.
2.2
Voorbereiding
Een schooleigen invulling voor dit project is onmisbaar. De school moet altijd, bij voorkeur onder leiding van een coördinerend persoon, enige tijd steken in de voorbereiding. Reken hierbij op een periode van (ten minste) drie weken. In die tijd moet er een antwoord komen op de volgende vragen: Wie
Welke kwaliteiten kent de school waar het gaat om personele mogelijkheden? Welke mensen kunnen ingezet/vrijgeroosterd worden voor het project? Welke buitenstaanders zijn eventueel kandidaat om te bellen of geïnterviewd te worden? En wie benadert hen?
Wanneer
Wanneer moeten de aangepaste roosters klaarliggen? Wanneer worden mensen buiten school alvast benaderd voor hun medewerking?
Waar
Welke ruimtes zijn er nodig? Waar in de school kan straks gewerkt worden? Is het eventueel mogelijk een deel van de school vrij te maken uitsluitend voor dit project?
Workshops Welke workshops worden er gegeven? Door wie? Waar? En wanneer? Welke mensen buiten school (ouders, kennissen, oud-leerlingen, in te huren professionals) worden ingeschakeld voor een workshop? Wat
Welke materialen zullen worden gebruikt? Is alles op voorraad? Hebben de leerlingen de mogelijkheid om de benodigde materialen te regelen? Wat doen we om het project pakkend te introduceren? Wat is onze aanpak bij de uitvoering van de opdrachten?
Hoeveel
Wat zijn de te verwachten kosten? Is er, naast het geld uit een vakbegroting, ook geld beschikbaar uit een andere pot (bijvoorbeeld onderwijsvernieuwing)?
TIP Plan in deze projectweek méér projecten: bijvoorbeeld ook voor de eerste en derde klassen. Dan kunnen docenten gemakkelijker voor de projecten worden uitgeroosterd. Zie verder voor de voorbereidingen hoofdstuk 3 van deze handleiding.
2.3
Organisatie
Weekindeling Om een betere indruk te krijgen van het verloop van het project is hier een schema opgenomen, met een globale planning van de hele week. Leerlingen en leerkrachten weten zo wat er van hen wordt verwacht. Het schema is hanteerbaar in allerlei denkbare roosters (bijvoorbeeld van uren van 50 minuten en van pauzes na het 3e en 5e uur). De projectindeling zal daaraan aangepast moeten worden.
6
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
Dag
Docent • Introductie thema Maandag• Begeleiden van groepen ochtend • Indelen in groepen • Per afdeling de leerlingen Maandaghelpen middag • Gespreksafspraken maken met groepjes • Gesprekken met groepjes (o.a. • plan van aanpak bespreken) Dinsdag • Afdeling begeleiden (opdrachten) • Evt. workshop leiden • Gesprekken met groepjes leerlingen (over m.n. bijgesteld plan van aanpak & criteria waaraan opdrachten moeten Woensdagvoldoen) ochtend • Voorbereiden op tussenpresentatie • Afdeling begeleiden • Evt. workshop leiden • Tussenpresentatie beoordelen Woensdag- Let op: Er moet hierna tijd zijn voor het evalueren middag
• Gesprekken met groepjes leerlingen (o.a. bijstelling na Donderdag tussenpresentatie) • Afdeling begeleiden (opdr.) • Mogelijk workshop leiden • Puntjes op de ‘i’ binnen de Vrijdagafdelingen ochtend • Generale repetitie (als tijd het toelaat) VrijdagVoorstelling! middag (direct of Terugblik week) erna
Leerling • Oriëntatie op projectweek, thema, eigen kwaliteiten en leerpunten • Solliciteren naar afdeling • Plan van aanpak invullen • Afspraken maken met docenten • Workshops inplannen
Projectkatern pagina 2-9
• Aan het werk binnen de afdeling • Gesprekken met docent(en) • Mogelijk workshop volgen
pagina 10-23 (afdelingen) pagina 24-27
• • • •
pagina 10-23 (afdelingen) pagina 24-27
Aan het werk (in afdeling) Gesprekken met docent(en) Voorbereiden tussenpresentatie Mogelijk workshop volgen
• Tussenpresentatie houden • Elkaars tussenpresentaties (mede)beoordelen • Evalueren in groepjes van de • Tussenpresentatie • Bijstellen (plan van aanpak) op basis van tussenpresentatie • Aan het werk (in afdeling) • Gesprekken met docent(en) • Mogelijk workshop volgen • Puntjes op de ‘i’ binnen de afdelingen • Generale repetitie
pagina 10-23 (afdelingen) pagina 24-25
pagina 28
pagina 10-23 (afdelingen) pagina 24-27
pagina 24-27
Voorstelling! Terugblik
pagina 29-30
Toelichting op weekindeling De week begint in principe1 met de totale (jaar)groep of klassikaal. Op maandagochtend komt de groep c.q. klas bij elkaar en wordt er een algemene inleiding gehouden over het circus(probleem). Bij een start met z’n allen kan de opening een ludiek karakter krijgen door de komst van een ‘radeloze circusdirecteur’ die zijn of haar noodkreet voorleest, een rector of docent als (niet-leuke) clown etc. Leerlingen gaan zich vervolgens in klassenverband onder leiding van hun mentor/docent oriënteren op het thema en op de eigen rol die zij deze week kunnen vervullen. Daarna volgt de indeling in de zeven afdelingen. Afhankelijk van het aantal leerlingen dat meedoet met dit project (minimaal één klas) is er sprake van ofwel zeven afdelingen ofwel zeven afdelingen met daarbinnen een x-aantal afdelingsgroepjes (dat zijn kleinere eenheden binnen een afdeling). Van dinsdag tot en met vrijdagmorgen zijn leerlingen aan het werk in die afdelingen of groepjes. In principe werken zij in een vast lokaal en onder begeleiding van een vaste docent, die we in het vervolg ‘afdelingsbegeleider’ zullen noemen. Het hangt van de afdeling af welke docent dat is: bijvoorbeeld een 1
In deze tekst staat een aantal keren ‘in principe’. Het volgende wordt bedoeld: in de opzet zijn wij van het hier genoemde uitgegaan, maar het is uiteraard aan de school en/of de docenten die met het project gaan werken, hoe iets daadwerkelijk invulling krijgt. Nadrukkelijk is ruimte gelaten voor schoolspecifieke invullingen en keuzes.
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
7
techniekdocent bij de afdeling Techniek, een docent beeldende vorming of Nederlands bij Publiciteit en reclame enzovoort. Soms moeten leerlingen gebruik maken van tekstbronnen die elders aanwezig zijn of wonen ze een workshop of presentatie bij. Misschien mogen zij zelfs buiten school onderzoek doen. Er zijn tal van redenen denkbaar waarom leerlingen zich buiten ‘hun’ lokaal moeten begeven. Om een en ander strak geregeld te laten verlopen, meldt elk groepje zich op dinsdag-, woensdag- en donderdagochtend op een afgesproken tijdstip bij zijn afdelingsbegeleider. Dan wordt de stand van zaken tot dat moment besproken (zie voor bespreekpunten het schema op de vorige pagina) en er worden afspraken gemaakt voor planning en taken van de komende dag. Spreek daarbij ook duidelijk af wat leerlingen zelfstandig mogen en wat er alleen onder begeleiding gedaan of gebruikt mag worden. Op woensdagmiddag is er een tussentijdse evaluatie gepland: de leerlingen komen dan (klassikaal) bijeen om voor elkaar te presenteren wat er tot dan toe gedaan is. De mentor, een jury en/of klasgenoten, geven feedback op het gedane werk én tips voor verbetering. Donderdag wordt er weer verder gewerkt binnen de afdelingen/groepjes onder leiding van de afdelingsbegeleider. Op vrijdagochtend wordt de laatste hand gelegd aan de voorbereidingen. Er zal dan ook een generale repetitie plaatsvinden. Vrijdagmiddag vindt de voorstelling plaats. Na afloop – eventueel op de vrijdagmiddag, maar het kan ook in de week direct na het project – vindt er een terugblik plaats. Deze terugblik bestaat minimaal uit een schriftelijke evaluatie en de uitreiking van een getuigschrift, maar liever ook uit een afsluitend gesprek (per groepje of per klas). In de projectweek zal het eindmoment van een dag per school vastgesteld worden. Er wordt misschien rekening gehouden met bestaande lestijden -al dan niet per klas- en misschien wil men een dagelijks centraal eindmoment met een groepje of klas hebben: dat kan in de gekozen opzet goed. Begeleidende docenten: beschikbaarheid en rollen Wie Circusdirectie
Bestaat uit mentoren, leerjaarcoördinator(en) en/of conrector Afdelingsbegeleiders mentoren en/of vakdocenten Specialisten mentoren, vakdocenten, bovenbouw- of oudleerlingen, ouders e.a.
Taak Beschikbaarheid Klassenbegeleiding en/of in principe: hele week leerjaarbegeleiding Afdelingsbegeleiding
ma.middag – vrijdag
workshopleiders (evt. vraagbaak)
Taakafhankelijk
De circusdirectie bestaat bij voorkeur uit de mentoren en de leerjaarcoördinator. In principe beoordeelt de mentor de tussenpresentatie en de voorstelling. De directie is, ook weer in principe, de gehele week beschikbaar. De zeven afdelingsbegeleiders moeten vanaf maandagmiddag beschikbaar zijn, al kunnen alle betrokken wel dagelijks (één of twee) lesuren verzorgen. De beschikbaarheid zal soms problemen opleveren voor parttimers. Het is daarom van belang om de zaak tijdig te bespreken. Er kan afgesproken dat een parttimer door een compensatieafspraak wél op de gewenste tijden aanwezig is. Er kan natuurlijk ook een goed geïnformeerde, tweede docent als vervanger worden ingeschakeld. Dat laatste is gemakkelijker te realiseren wanneer twee parttimers samen een klas of afdeling voor hun rekening nemen. Zeer waarschijnlijk zullen de meeste directieleden tevens als afdelingsbegeleider fungeren. Realiseert u zich dat een afdelingsbegeleider ook te maken heeft met leerlingen uit andere klassen, leerlingen die hij zij niet kent. TIP Het is raadzaam telkens aan het eind van de dag een kort contactmoment in te plannen tussen mentor/docent en afdelingsbegeleider. Dan kan er onder andere overleg zijn over deze ‘onbekende’ leerlingen. Naast mentoren, leerjaarcoördinator(en) en afdelingsbegeleiders, is er behoefte aan specialisten. Zij verzorgen een aantal workshops (zie p.9-10) en in sommige gevallen zijn ze langduriger beschikbaar. De computerspecialist bijvoorbeeld verzorgt niet alleen een workshop over websites, maar kan een vaak aanwezige vraagbaak zijn. In andere gevallen is permanente leiding en begeleiding noodzakelijk, bijvoorbeeld bij het oefenen voor acrobatische acts. De meeste directieleden en afdelingsbegeleiders zijn ook specialist: zij verzorgen workshops. Denk eraan dat er een tijdelijke begeleider ingezet wordt als de eigenlijke afdelingsbegeleider een workshop verzorgt. Specialisten kunnen ook gezocht worden onder (bovenbouw- of oud-)leerlingen. Voor het goede verloop van dit project is steun van het OOP (onderwijsondersteunend personeel) verder onmisbaar.
8
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
Indeling in afdelingen Leerlingen starten op maandag plenair of in klassenverband. Na de opening gaan zij onder leiding van hun mentor/docent aan de slag. Aan de hand van een aantal opdrachten activeren ze hun voorkennis, maken ze een kwaliteitenoefening en schrijven ze een sollicitatiebrief. Daarna volgt de indeling in afdelingen. Het ideale aantal leerlingen per afdeling is vier, maar dat kunnen er, afhankelijk van de afdeling of wensen, ook drie of vijf worden. Het is goed mogelijk om kleinere klassen te verdelen over minder dan de zeven genoemde afdelingen. Bij de indeling van de afdelingen zijn de volgende criteria van belang: de motivatie van een leerling, de eerste of tweede keuze en de kwaliteiten/leerpunten van de leerling. Daarnaast is er natuurlijk de praktische randvoorwaarde dat een afdeling (niet te) vol moet zijn. Het is aardig om de leerlingen bij dit deel van het project te betrekken. Laat iedereen enkele sollicitatiebrieven van medeleerlingen lezen, waarbij u wijst op het belang van de motivatie. Als indelingscriterium is dat feitelijk belangrijker dan hun eerste of tweede keuze. Verder is er het belang van de klas. De hele groep moet er zorg voor dragen dat alle leerlingen met hun kwaliteiten zo goed mogelijk zijn ingedeeld. Een kringspel is een speelse werkwijze. Alle leerlingen hebben een kaartje waarop hun naam staat. In het midden van de kring ligt een groot vel papier met daarop per afdeling vier hokjes getekend. De leerlingen leggen hun naamkaartje in het vakje van hun eerste keus. Zo is onmiddellijk duidelijk wanneer afdelingen te veel, te weinig of juist genoeg kandidaten hebben en wanneer er dus met kaartjes geschoven moet worden. Laat eerst de leerlingen aan het woord die ingetekend hebben op een afdeling die nu voldoende is voorzien. Zij geven hun motivatie en vertellen ook voor welke andere afdeling zij misschien in aanmerking hadden willen komen; enzovoort. Uitgangspunt blijft de vraag met welke indeling het project de meeste kans van slagen heeft. Bij het verschuiven van de kaartjes spelen de motivatie en de kwaliteiten en leerpunten van de leerlingen een rol, maar ook de evenredige verdeling van de klas. Het is aan de mentor/docent – desgewenst aan een ingeschakelde afdelingsbegeleider – om het belang van de afdeling en de beste mogelijkheden te (laten) zien. Als u er voor kiest om de afdelingen in te delen zonder daar de leerlingen bij te betrekken, kunt u hiervoor tijd creëren door een (desnoods wat langere) pauze in te lassen of bijvoorbeeld een video over circus te draaien. Een mogelijke indeling: Klas Aantal leerlingen Publiciteit & reclame Expositie Techniek Decor & aankleding Management & organisatie Voorstelling Dierverzorging & veiligheid
2A 2B 2C 2D 25 26 20 24 PR A PR B PR C PR D Expo A Expo B Expo C – Techniek A Techniek B Techniek C Techniek D Decor A Decor B – Decor D M&O A M&O B M&O C M&O D Artiesten A Artiesten B Artiesten C Artiesten D Dieren A Dieren B – Dieren D
TIP 1 Bij sommige afdelingen is het handig om de activiteiten te splitsen. Zo ligt het niet voor de hand om bij Techniek vier klassen bezig te laten zijn met licht en geluid. Er kan een groep aan de slag met de inrichting van een zaal en een andere met circusattributen. Bij Voorstelling kunnen zeer uiteenlopende acts worden voorbereid. Voor andere afdelingen is het juist aardig dat meerdere groepjes met hetzelfde bezig zijn. Bij Publiciteit & reclame bijvoorbeeld kan er een logowedstrijd aan de opdracht gekoppeld worden: het docententeam en/of de leerlingen kiezen het winnende logo. TIP 2 Formeer per klas een afdeling Management & Organisatie van twee personen. Zo ontstaat een klassenoverstijgende afdeling M&O, die samen met de circusdirectie en de afdelingsbegeleiders alles coördineren. Zij vormen het ‘middenmanagement’ van het project. Workshops Voor bepaalde opdrachten krijgen leerlingen training in de vorm van een workshop. De keuze voor workshops wordt bepaald door wat een school zelf wil en wat er aan mogelijkheden is: welke knowhow is er in of dichtbij huis en hoeveel mag iets kosten. Een workshop kan één of twee lesuren in beslag nemen. Vooraf moet duidelijk zijn welke workshops aangeboden worden. Bepaal ook vooraf of alle
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
9
leerlingen verplicht zijn één of meer workshops te volgen. Leerling kunnen zelf inschrijven, maar een begeleidend docent kan een leerling ook sturen naar een bepaalde docent of workshop. Niet iedere leerling hoeft naar dezelfde workshop te gaan. Het is ook belangrijk dat ze de taken goed verdelen. Sommige workshops zijn afdelingsspecifiek, andere kunnen door verschillende afdelingen gevolgd worden. Voorbeelden van basis workshops, geschikt voor alle leerlingen: • informatie verzamelen (per computer) • plannen • (interactief) presenteren • interviewen Voorbeelden van mogelijke workshops per afdeling vindt u op de betreffende pagina’s van deze handleiding en in de tabel hieronder: afdelingsworkshops (ontwerpen van) logo, poster, site panelen maquette, modelbouw reizend volksvermaak circus in verschillende culturen licht en geluid(plan) modeltekenen, kleding ontwerpen draaiboek maken, regie, planning onderhandelen, coördineren beleidsplan & begroting maken jongleren, acrobatiek en -gym illusionisme, clown dierverzorging
bedoeld voor
keuzeworkshops
bedoeld voor
p&r
radioreclamespotje
p&r
p&r, expo, m&o p&r, expo, techniek, decor expo
collage maken verdwijnkast fotografie & film
expo voorstelling, techniek expo, dieren
expo
kleding maken
decor
techniek
circuskleding in de tijd expo, decor
decor
circusmuzieksample
m&o
decorstukken maken
m&o
sponsors zoeken
m&o
circusmuziek (combo) voorstelling
voorstelling voorstelling dieren
break(dance), skaten maskers maken
techniek, voorstelling techniek, voorstelling, decor m&o voorstelling decor, expo, voorstelling
Ruimtes Er moet van te voren goed gekeken worden welke ruimtes gebruikt kunnen worden tijdens de week. Wanneer is het technieklokaal vrij zodat we daar kunnen werken? Is internet permanent beschikbaar in de projectweek? Is er een gymzaal vrij om nieuwe stunts te oefenen of moet er een andere lokaal ingericht worden hiervoor? Waar gaat de voorstelling plaatsvinden, want rond die ruimte moet veel bedacht worden. Het zou verder ideaal zijn, als een gedeelte van het schoolgebouw een week lang gereserveerd zou kunnen worden voor het project. Omdat de diversiteit onder de vmbo-scholen nogal groot is en elk gebouw anders van opzet is, beperken we ons tot de meest elementaire zaken. Voor zeven afdelingen zijn er minimaal zeven ruimtes nodig en een aula of gymzaal waar de voorstelling op vrijdagmiddag kan worden uitgevoerd. Noodzakelijk zijn in elk geval: een computerlokaal, gymnastieklokaal (minimaal een aantal uren per dag), handenarbeid- of technieklokaal, tekenlokaal en vier theorielokalen.
10
lokaal a
lokaal b
lokaal c
lokaal d
× × × ×
werkplaats
techniek
× × × ×
mediatheek
beeld. vorm 2
× ×
× × × ×
computerruimte
beeld. vorm 1
maandagmorgen maandagmiddag dinsdagmorgen dinsdagmiddag wo t/m vr
sportzaal
aula
Een voorbeeld van een ideale ruimteverdeling (bij vier klassen met 95 leerlingen):
× × ×
× × × ×
× × × × ×
× × × × ×
× × × × ×
× × × × ×
×
×
× ×
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
3
Toelichting bij de afdelingen
3.1
Algemene informatie
Elke afdeling kent dezelfde driedeling: 1. situatieschets per afdeling (‘Hoe is het nu?’ of ‘Hoe moet het niet?’) 2. opdrachten (‘Wat zijn de opdrachten?’) 3. voorbereiding op de opdrachten met op de rechterpagina ruimte voor schrijf-, teken-, knip- of plakwerk. Verder staan belangrijke of moeilijke begrippen cursief gedrukt; deze worden telkens herhaald op de gele tabblaadjes. Daarop moeten de leerlingen ook de opgezochte betekenis opschrijven. De opdrachten van alle afdelingen zijn ongeveer even groot. Het is de bedoeling dat de leerlingen er op dinsdag tot en met een deel van de vrijdag mee bezig zijn. De opdrachten kunnen op alle mogelijke wijzen ‘herschikt’ worden: • een groepje doet alle opdrachten • een groepje kiest er één (eventueel in afstemming met eventuele andere afdelingsgroepjes) • een groepje doet een of meer aanvullende opdracht(en) • binnen een groepje worden opdrachten en taken verdeeld enzovoort. TIP 1 Maak voor de definitieve opdrachtkeuze ook gebruik van eigen ideeën. De afdelingsbegeleider of een vakdocent op de achtergrond zal beslist met aanvullende suggesties komen, die het geheel alleen maar ten goede komen. Het katern leent zich uitstekend voor deze aanvulling. Het is slim leerlingen in een vroeg stadium te laten weten dat de definitieve opdrachten in overleg vastgesteld worden. TIP 2 Laat uw leerlingen een materiaalmap aanleggen van alles wat zij aan werk verrichten of aan materiaal verzamelen t.b.v. het project. Dit kan een hulpmiddel vormen bij de drie bespreekmomenten op ochtenden, alsook bij de evaluatie van het project. Rol van de afdelingsbegeleider binnen een afdeling Het is van groot belang dat de persoon die een afdeling begeleidt, zich goed voorbereidt. Hoewel de opdrachten concreet zijn, zijn de productcriteria dat niet. Dat is een bewuste keuze. Waar dit project bij de leerlingen naast kennis vooral vaardigheden en competenties aanspreekt, vraagt het dit ook van de begeleidende docenten. Geen dichtgetimmerde ‘oplossingen’ dus, maar een beroep op eigen inzichten en vakkennis. De afdelingsbegeleider bereidt zich goed voor door gebruik te maken van de bijlage ‘Voorbereiding afdelingsbegeleider’. Daarin kunnen de productcriteria per opdracht geformuleerd worden; uiteraard kunnen die in de loop van de week bijgesteld worden, op basis van voortschrijdend inzicht en inzet van de leerlingen. Verder worden in deze bijlage een aantal zaken op een rij gezet, bijvoorbeeld welke expertise er voor opdrachten, workshops e.d. gewenst is. Een voorbeeld: als een docent aardrijkskunde de afdeling ‘Expositie’ begeleidt, zal hij/zij mogelijk vastlopen op de geschiedenisaspecten. Door een collega vooraf deze bijlage in te laten vullen op dat onderdeel, kan de aardrijkskundedocent alsnog prima uit de voeten met de betreffende opdracht.
3.2
Documentatie bij de afdelingen
Hierna vindt u een bronnenoverzicht dat u van dienst kan zijn bij deze projectweek. Enkele specifieke aanvullingen vindt u ook onder § 3.3. TIP 1 Het is verstandig om in overleg met de school- en de openbare bibliotheek na te gaan of er een aantal boeken of video’s/dvd’s gereserveerd kan worden tijdens de duur van het project. TIP 2 Omdat de computer een veelgebruikt hulpmiddel zal zijn, is een gebruikersrooster een geschikt middel om ongewenste opstoppingen te voorkomen. Daarnaast kunt u besluiten om in bepaalde gevallen het gebruik van de computer niet toe te staan, bijvoorbeeld bij het vervaardigen van logo’s of posters.
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
11
Circus algemeen www.circus-web.nl
Dé circus-site, vrijwel alle circussen in Nederland. Klik ook op de knoppen rechts bovenin (leuke artikelen via bv. ‘Nieuws’).
Circus zoekmachines circus.pagina.nl www.circus.startbewijs.nl (o.a. circusgeschiedenis, dieren in het circus e.d.) www.circus.startkabel.nl (met rubrieken als circussen Nederland, Buitenland, pagina’s over clowns, trapeze, eenwielerfietsen, jongleren e.d. www.circus.start.be www.circus.com www.circus.eigenstart.nl www.circusvrienden.nl www.circusweb.com www.circusparade.com Circus en dieren www.renz.nl www.brok.be www.mikkenie.freeler.nl www.haagsedierenbescherming.nl www.gaia.be www.circuses.com (internationale site met iets over ‘animal abuse’) Organisaties VNCO (Vereniging Nederlandse Circusondernemingen: www.vnco.info.nl) www.circomundo.nl (circuskunst- en kenniscentrum) www.circusvlo.be (Vlaamse Organisatie voor Circuskunsten) Acrobatiek www.akrobatiek.net (van stichting Nationale Akrobatiek Federatie, met o.a. trainingsaanbod) www.akrobatiek.nl vooral cursussen/workshops (ook voor bv. docententeam) www.circusklomp.nl www.konepool.demon.nl (voor o.a. ideeën en foto's) festival.akrobatiek.nl jaarlijks festival in Delft Jongleren jongleren.pagina.nl www.jongleerfestival.nl www.straattheater.nl www.jongleren.net www.circuskwibus.nl (workshops acrobatiek en jongleren) De Circusfabriek (workshops acrobatiek en jongleren, K. Kloosterboer, Raamstr. 42, Delft tel. 015-2121584) Circusscholen Circusschool De Hoogte Leeuwarden (enige echte school in Nederland), www.circusschool.nl Circustheaterschool Poehaa Driekoningenstraat, Arnhem, www.circuspoehaa.nl Hulp voor op school Circus Rigolo (activiteiten voor onderbouw, tel. 023-5716741,
[email protected] Circus Alex Sijm (circus impresariaat, www.circus-alexsijm.nl) Magic Circus (www.magic-circus.com, Maurice Veldkamp, tel. 0653-723022) Theater/circus Wim Zomer (www.wim-zomer.nl, tel. 055-5061531,
[email protected]) www.leerkracht.nl/show (voor basisonderwijs, ook aardig voor onderbouw VO) www.kennisnet.nl (handige en praktische informatie, bv. over het bouwen van een website) Circusmaterialen www.circuswinkel.nl Boeken Circus op school; acrobatie, evenwicht en jongleren, R. Leper en I. van Maele, ISBN 9033446073) Boekje open over dieren in het circus, dec. 2003, uitgave VNCO (via site te bestellen) Cascade, 15 jaar circus in Stadsschouwburg Utrecht, G.Reus (geïll. uitgave van Stadsschouwburg Utrecht) Circustijdschriften Gonzo zie ook www.gonzocircus.com De Piste maandblad Circus Photo Magazine L. Bedijn, Noordwijk, o.a. over tent- en wagenmaterialen en dierverblijven) Akroniek Over acrobatiek (3 x p. jr, uitgave van st. NAF, Utrecht, € 5,75 p. jr.)
12
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
3.3
Afdelingen: specifiek
Publiciteit en reclame Leergebieden en/of vakken: Kunst en Cultuur, Mens en Maatschappij, Nederlands Bestudeert u de opdrachten op pagina 10 en vul per opdracht de bijlage ‘Voorbereiding afdelingsbegeleider’ in. TIP Laat een collega deze bijlage invullen als u niet over de betreffende expertise beschikt. Groepsindeling Voor deze afdeling kunnen meerdere afdelingsgroepen met verschillende opdrachten bezig zijn. Tips bij de opdrachten • Voor verschillende groepjes kan een naam-, poster- of logowedstrijd worden uitgeschreven. In dat geval wordt aan de voorstelling de verkiezing voor de leukste naam, fraaiste poster of het beste logo gekoppeld. • Hetzelfde geldt voor de websites. • een aanvullende opdracht zou het ontwerpen van een huisstijl kunnen zijn. • Bij het maken van affiches en/of logo’s is de sjabloontechniek goed toepasbaar. M.b.v. een hoofdontwerp worden kartonnen sjablonen geknipt die gebruikt worden voor een herkenbare serie posters. • Maak bij het ontwerpen van een homepage de opdracht zo concreet mogelijk. Bijvoorbeeld: maak een homepage met daarop het logo van jouw team en met één doorklikmogelijkheid. Andere mogelijkheden kunnen desgewenst op papier uitgewerkt worden. • Een radiospotje voor een zogenaamde lokale zender brengt allerlei onverwachte mogelijkheden met zich mee: een pakkende tekst, voordrachtseisen, muzikale omlijsting. • Aanvullende opties zijn: uitnodigingen maken; programmaboekje ontwerpen; kaartverkoop regelen (aantal kaartjes, wat mogen zij kosten (kan ook extra opdracht van of met afdeling M&O zijn). Tips voor workshops Workshops over kleur, lettertype, opmaak, logo, imago of reclame. Er zou een training gegeven kunnen worden over interviewen of het opzetten van een internetpagina. Zie verder schema op pagina 10 van deze handleiding. Tips voor specialisten (workshops of interview) • Medewerkers van reclamebureau • Medewerkers van drukkerij (bijvoorbeeld de drukkerij die het drukwerk van school verzorgt) • docent beeldende vorming • Computerspecialist Tips voor benodigdheden en ruimte Afhankelijk van uw keuze: papier, karton, verf, een pers of persroller enzovoort. Een lokaal voor beeldende vorming/techniek en een ruimte met computers. Eventueel een ruimte voor geluidsopnames (muziekcabine of ruimte bij NaSk bijvoorbeeld). Tips voor criteria Creativiteit, toepasbaarheid, herkenbaarheid, leesbaarheid, redactie (sluiten vorm en inhoud op elkaar aan?), techniek. Let bij de website ook op het bedieningsgemak. Bronnen (zie ook p. 12) Voor extra informatie: www.homepage.nl (vooral de webtools zijn handig); www.cinnamon.nl (het portfolio geeft goede voorbeelden van wat design en huisstijl betekenen) en kennisnet.nl (ook voor webontwerp).
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
13
Expositie Leergebieden en/of vakken: Mens en Maatschappij; uit te breiden met Kunst en Cultuur en Nederlands. Bestudeert u de opdrachten op pagina 12 en vul per opdracht de bijlage ‘Voorbereiding afdelingsbegeleider’ in. TIP Laat een collega deze bijlage invullen wanneer u niet over de betreffende expertise beschikt. Groepsindeling Voor deze afdeling kunnen meerdere afdelingsgroepen met verschillende zaken bezig zijn. Bij de opdrachten worden vorm en inhoud van de expositie onderscheiden. Wat de vorm betreft, zijn tal van keuzes denkbaar, bijvoorbeeld een paneel met daarop een overzicht van de historie van volksvermaak of een optocht met speellieden, kermislui en circusartiesten van 1400 tot heden. Tips bij de opdrachten • Uitbreidingsmogelijkheden: bij reizend volksvermaak kan onderzoek gedaan worden naar routes en plaatsen waar circussen neerstrijken. • Een onderwerp als circus in de kunst bijvoorbeeld is ook het onderzoeken waard (Alexander Calder, Keith Haring, Marc Chagall, Henri Matisse (serie Jazz, o.a. in Henri Matisse, A Retrospective, door J.Elderfield, uitgeverij Thames and Hudson, 1992). Of ‘de clown in de kunst’: bijvoorbeeld Edward Hopper, Bernard Buffet. • Behalve met archiefmateriaal kunnen leerlingen ook zelf een historische setting uitbeelden en vastleggen. • Als voorprogramma van de voorstelling kan de film “The making of de Voorstelling” gedraaid worden, een compilatie van opnamen die een groep tijdens de projectweek maakt. • Laat een groep bekijken in welke drie delen van de wereld circussen vooral populair zijn (waren). Of: zijn er verschillen tussen een circus uit het ene deel van de wereld en een circus uit een ander deel? • Aan de tentoonstelling kan een quiz gekoppeld worden. Aan die quiz kunnen bijvoorbeeld leerlingen uit klas 1 of ouders deelnemen. Of er wordt een interview afgespeeld met een (gepensioneerde) circusartiest. • Een maquette is een leuk aanvullend onderdeel van een expositie, bijvoorbeeld in de vorm van een circustent van karton waarvan het dak verwijderd kan worden. Handige leerlingen kunnen misschien een tent maken die met plexiglas gedeeltelijk doorzichtig is gemaakt. • Onder leiding van een dramadocent kunnen enkele historische scènes uitgebeeld worden (tableau vivants). Tips voor workshops Inrichting van exposities, verschillende media die gebruikt kunnen worden, de geschiedenis van het circus en volksvermaak uit verschillende landen. Zie verder het schema op pagina 10 van deze handleiding. Tips voor specialisten (workshops of interview) • circus- of kermismedewerkers • • (educatief) medewerkers museum • • docent beeldende vorming of techniek
docent geschiedenis of aardrijkskunde docent drama voor de historische uitbeelding
Tips voor benodigdheden en ruimte Afhankelijk van uw keuze: papier, karton, verf, hout, plexiglas. Mogelijk ook foto- en/of videoapparatuur. Een lokaal voor beeldende vorming/techniek en een ruimte met computers. Tips voor criteria Welke eisen stelt u: moeten de leerlingen panelen maken, hoe groot is de maquette? Hoe lang duurt een film? Mogelijke beoordelingscriteria: creativiteit, materiaalkeuze en -beheersing, informatieniveau, publieksgerichtheid, onderhoudendheid/afwisseling, mate van interactiviteit, redactie (sluiten inhoud & vorm e.d. op elkaar aan?). Bronnen (zie ook pagina 12) Voor extra informatie: www.madurodam.nl; www.jokewitkamp.nl; www.dse.nl/~maquette; www.reklameatelierhopman.nl. Via www.circusvrienden.nl is mogelijk extra informatie te krijgen.
14
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
Techniek Leergebieden en/of vakken: Mens en Natuur, uit te breiden met Kunst en Cultuur en Nederlands. Bestudeert u de opdrachten op pagina 14 en vul per opdracht de bijlage ‘Voorbereiding afdelingsbegeleider’ in. TIP Laat een collega deze bijlage invullen wanneer u niet over de betreffende expertise beschikt. Groepsindeling Voor deze afdeling kunnen meerdere afdelingsgroepen met verschillende zaken bezig zijn. Het is verstandig om de groepjes verschillende taken te geven of in een vroeg stadium te inventariseren welk groepje met het meest geschikte licht- of geluidsplan, draaiboek enzovoort komt. In samenspraak met andere afdelingen zou de afdeling Techniek klussen kunnen doen. Tips bij de opdrachten • Voeg een aantal afdelingsgroepjes Techniek samen en maak een herschikking. Een groep maakt een draaiboek, een andere groep is dan bezig met de uitvoering van licht & geluid, enzovoort. • De afdeling kan opdracht krijgen om op schaal een maquette te maken van de ideale circusruimte. • Vooral voor licht en geluid is begeleiding gewenst. Als er op school een technische commissie is, kunnen mogelijk leerlingen uit hogere klassen ingeschakeld worden bij de begeleiding. • De voor de voorstelling geplande ruimte kan als uitgangspunt genomen worden, met de strikte opdracht de inrichting te verzorgen. Dus: zoveel ruimte voor de piste, goede opkomst- en vertrekmogelijkheid voor artiesten en hun acts, goede zichtbaarheid voor publiek en voldoende zitplaatsen, mogelijkheden voor snelle changementen, kabels veilig en weinig zichtbaar aanbrengen. • Samenwerking met de afdeling Expositie ligt voor de hand. Tips voor workshops Uitlichten op een toneel, technisch aanleggen van apparatuur, draaiboek maken, werken met licht en geluid. Maquette maken, op schaal tekenen. Zie verder het schema op pagina 10 van deze handleiding. Tips voor specialisten (workshops of interview) • docent techniek (of een andere licht- en/of geluidsspecialist) • docent beeldende vorming (voor maquettebouw) • technicus van het onderwijs ondersteunend personeel • bovenbouwleerlingen met verstand van techniek (licht, geluid) Tips voor benodigdheden en ruimte De op school beschikbare apparatuur, eventueel uit te breiden met gehuurd materiaal. Desgewenst papier, karton, verf, hout, plexiglas. Bij voorkeur moet er gewerkt kunnen worden met een volgspot. Een lokaal voor techniek/NaSk-lokaal, de schoolwerkplaats en de ruimte die voor de voorstelling gebruikt gaat worden. De basisopstelling moet in orde zijn. Tips voor criteria Creativiteit, materiaalkeuze en -beheersing, snelheid, samenwerking, dienstbaarheid. Bronnen (zie ook pagina 12) Voor extra informatie: www.adriaan.nl/pages/06 (met foto’s van het opbouwen van een circus). Veel informatie is te vinden via www.startkabel.theatertechniek.nl.
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
15
Decor en aankleding Leergebieden en/of vakken:
Kunst en Cultuur, Mens en Natuur, (eventueel drama)
Bestudeert u de opdrachten op pagina 16 en vul per opdracht de bijlage ‘Voorbereiding afdelingsbegeleider’ in. TIP Laat een collega deze bijlage invullen wanneer u niet over de betreffende expertise beschikt. Groepsindeling Voor deze afdeling kunnen meerdere afdelingsgroepen met verschillende taken bezig zijn: het kan handig zijn dan verschillende opdrachten te geven. Tips bij de opdrachten • Besluit ruim voor het begin van het project hoe u met circuskostuums wilt omgaan. Er is veel voor te zeggen om alle ‘artiesten’ in sportkleding of een spijkerbroek met T-shirt te laten optreden, behalve bijvoorbeeld de goochelaar en de clown. • Er kan opdracht gegeven worden om uit de gemaakte serie kostuumontwerpen één of twee te kiezen en daadwerkelijk te laten maken. • Werk samen met een modevakschool of iets dergelijks. Studenten daarvan kunnen als begeleider komen en eventueel ontworpen kleding helpen vervaardigen. • Met hulp en materiaal van ‘specialisten’ kan er een modeshow van circuskostuums georganiseerd worden. • Laat bijvoorbeeld een historisch kostuum en zijn eigentijdse tegenhanger levensgroot op plaatmateriaal tekenen/schilderen als ‘poppen zonder hoofd’. Het publiek kan zich met een dergelijk kostuum laten fotograferen en naderhand de foto krijgen of kopen. • In overleg of samenwerking met de afdeling Dierverzorging en veiligheid kan een act verzorgd worden, waarbij leerlingen als dieren verkleed of geschminkt zijn. • De artiesten, maar ook dieren, kunnen gegrimeerd worden of maskers voor krijgen. Tips voor workshops Gebruik van schmink in voorstelling; (circus)muziek, licht, decor bouwen, kleding ontwerpen. Zie verder het schema op pagina 10 van deze handleiding. Tips voor specialisten (workshops) • docent beeldende vorming • docent muziek en/of docenten & leerlingen van een muziekschool • bovenbouwleerlingen • stagiaires van een creatieve opleiding • leden van een plaatselijke muziek- of toneelvereniging (voor het muzikale deel van de openingsact en het grimeren) Tips voor benodigdheden en ruimte Papier, crêpepapier, allerlei stoffen, verfmaterialen, naaigerei, muziekinstrumenten, geluidsapparatuur, schmink. Een lokaal voor beeldende vorming, de schoolwerkplaats. Tips voor criteria Creativiteit, materiaalkeuze, doelmatigheid/functionaliteit, vormgeving. Bronnen (zie ook pagina 12) Om een indruk te krijgen van circuskleding is www.circusland.com een geschikte site. Klik op de afdeling ‘Photo’. Voor voorbeelden van maskers: www.circuswinkel.nl.
16
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
Management en Organisatie Leergebieden en/of vakken:
Mens en Maatschappij, Nederlands en eventueel Engels.
Bestudeert u de opdrachten op pagina 18 en vul per opdracht de bijlage ‘Voorbereiding afdelingsbegeleider’ in. TIP Laat een collega deze bijlage invullen wanneer u niet over de betreffende expertise beschikt. Bij de opdracht over kostenoverzicht bijvoorbeeld is ondersteuning van een economiedocent wellicht wenselijk. Groepsindeling Deze afdeling kan klassenoverstijgend worden samengesteld: één of twee leerlingen per klas. Het is slim om van elke klas vertegenwoordiging in deze afdeling te hebben. Tips bij de opdrachten • De leden van deze groep coördineren de afstemming binnen de klas, maar ook tussen de klassen en de verschillende afdelingen door een (minimaal dagelijks) ‘Breed Management Overleg’ waarbij een directielid (docent) aanwezig is. Deze docent heeft behalve een ondersteunende, ook een sturende rol. • De M&O-afdeling maakt het draaiboek zichtbaar met behulp van bijvoorbeeld grote flappen. Deze moeten regelmatig geactualiseerd én gecommuniceerd worden. • Leerlingen uit M&O moeten bij het vooroverleg zo snel mogelijk weten welke programmaonderdelen er bij de voorstelling zijn, ze kunnen daarin ook sturen. • Laat de leerlingen eventueel op zoek gaan naar sponsors, bijvoorbeeld sponsors die diensten of materialen leveren. Als beloning kunnen kaartjes voor de circusvoorstelling aangeboden worden. • Kaartverkoop (het regelen daarvan: bepalen aantallen, eventuele kosten, doelgroepbepaling) kan ook via deze afdeling gedaan worden. • Het is handig om als school vooraf al contact te leggen met bedrijven die op een of andere manier een bijdrage zouden kunnen leveren. • Stel van tevoren vast op welke manier en waar leerlingen eventueel kunnen bellen. Leerlingen van de afdeling M&O moeten wellicht over een mobieltje kunnen beschikken. • Deze afdeling is, samen met de afdeling Voorstelling, verantwoordelijk voor het programma. Voor het ontwerp van een programmaboekje kan er een extra (deel)opdracht uitgaan naar de afdeling P&R. • Voor de spreekstalmeester zijn veel tips te bedenken m.b.v. een methode Nederlands. Hij/zij is ingedeeld bij M&O omdat de presentator alles moet weten van de ins and outs van de voorbereiding. Het Engels kan bij de presentatie betrokken worden (zoals bij het Songfestival gebeurt). Tips voor workshops Planning en draaiboek maken, presentatie (spreekstalmeesterschap), bedrijf en geld, communicatie en werken met agenda’s/notities. Zie verder het schema op pagina 10 van deze handleiding. Tips voor specialisten (workshops) • docenten economie, Nederlands en Engels • rector voor evt. draaiboeken op school • circusmedewerkers Tips voor benodigdheden en ruimte Geen bijzondere materialen. Eventueel een extra mobieltje en/of een laptop. Tips voor criteria Samenwerking, volledigheid, alertheid, doorzettingsvermogen, onderhandelingsvermogen, helderheid, talent om mensen aan te sturen. Bronnen (zie ook pagina 12) Informatie over planning via www.planbord.nl. Onderdelen uit methodes Nederlands over spreekvaardigheid. Circus Renz heeft een website (www.renz.nl) waarop aangegeven wordt hoeveel mensen het in dienst heeft, het aantal wagens dat gebruikt wordt, hoeveel kilometers er gereden worden enzovoort.
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
17
Voorstelling Leergebieden en/of vakken: Bewegen en Sport, Kunst en Cultuur, Mens en Maatschappij, Nederlands Bestudeert u de opdrachten op pagina 20 en vul per opdracht de bijlage ‘Voorbereiding afdelingsbegeleider’ in. Tip: Laat een collega deze bijlage invullen wanneer u niet over de betreffende expertise beschikt. Groepsindeling Deze afdeling kan klassenoverstijgend worden samengesteld: één of twee leerlingen per klas. Het is slim om van elke klas vertegenwoordiging in deze afdeling te hebben. Het is mogelijk om per klas meer dan één afdeling Voorstelling te hebben, omdat bij de voorstelling zoveel verschillende disciplines aan bod komen. Tips bij de opdrachten • Zorg voor variatie, bijvoorbeeld een combinatie van acrobatiek, dieren, muziek, clowns, illusionisme. • Variatie kan ook bereikt worden door afwisseling van min of meer individuele presentaties en groepspresentaties. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van dans, menselijke piramides en ‘machines’ (leerlingen vormen met verschillende bewegingen en geluiden en door bijzondere kleding voor een ingewikkeld apparaat). • De acrobatische acts kunnen door de gymdocent worden begeleid, er zijn ook nummers die meer hebben aan een dramadocent of iemand die affiniteit heeft met toneel. • Clownacts kunnen geënt zijn op klassieke optredens maar ook imitaties zijn van moderne cabaretiers. • Andere mogelijkheden: het ‘tot leven brengen’, uitbeelden van een grappige strip of tekenfilm of bijvoorbeeld een playbackact (zo is André van Duin ook begonnen!). • Muziek is onontbeerlijk bij een optreden, in overleg met de afdelingen Decor en aankleding en Techniek. • Bij de voorstelling kunnen docenten de rol van ‘slachtoffer’ spelen. Tips voor workshops Toneel, acrobatiek, clowns & andere vormen van (circus)humor, circussen in andere landen. Zie verder het schema op pagina 10 van deze handleiding. Wanneer een sectie Bewegen en Sport niet voldoende uit de voeten kan met bewegingsactiviteiten op het gebied van circus, kan expertise van buiten ingekocht worden. Veel circussen bieden workshops aan. Zie ook de bronnen op pagina 12 en hieronder. Tips voor specialisten (workshops) • Ten minste twee docenten (Bewegen en Sport, muziek of drama) • Bij de voorstelling kan de hulp van getalenteerde bovenbouwleerlingen ingeschakeld worden. Tips voor benodigdheden Zeer uiteenlopend, afhankelijk van keuzes. Tips voor criteria Creativiteit, behendigheid, onderhoudendheid, contact met publiek, aankleding, samenwerking, humor, muzikaliteit, variatie e.d. Bronnen (zie ook pagina 12) Informatie over benodigdheden via www.circuskristal.nl of www.circuswinkel.nl en bij http://edutoy.be/producten/prodlist.
18
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
Dierverzorging, milieu en veiligheid Leergebieden en/of vakken: Mens en Natuur, Kunst en Cultuur, uit te breiden met Nederlands en Wiskunde Bestudeert u de opdrachten op pagina 22 en vul per opdracht de bijlage ‘Voorbereiding afdelingsbegeleider’ in. TIP Laat een collega deze bijlage invullen wanneer u niet over de betreffende expertise beschikt. Groepsindeling Er zijn voldoende mogelijkheden om in verschillende klassen een afdeling met dit onderwerp bezig te laten zijn. Bij kleinere klassen kan deze afdeling ook komen te vervallen. Tips bij de opdrachten • Op het gebieden van veiligheid: een afdeling kan een lijst van (vijf?) criteria opstellen waaraan voldaan moet worden. Vervolgens gaat deze afdeling tijdens het project op inspectie. De bevindingen komen in een verslag, waarin staat in welke gevallen het meest, resp. het minst aan de criteria werd voldaan. • Met behulp van medewerkers van een dierentuin kan er meer informatie over voer, mest en dierverblijven gevonden worden. Laat de leerlingen zo iemand interviewen. Ook circusmedewerkers zijn een uitstekende bron voor informatie. • Een model van een mobiel dierverblijf kan, evenals de maquette van de circustent, van karton gemaakt worden, bijvoorbeeld met een verwijderbaar dak of met plexiglas. • Er kan ook een modelbouwopdracht gegeven worden voor het voedersysteem. • De strip of het fotoverhaal kunnen, in overleg met afd. Expositie, een onderdeel worden van de expositie. • Het fotoverhaal kan ook een videofilmpje worden, dat op de expositie of voorafgaand aan de voorstelling getoond wordt. • Er kan ook een gesprek gehouden worden over dieren in het circus, compleet met voor- en tegenstanders. Tips voor workshops Modeltekenen, maquette- en modelbouw, dierverzorging, temmen van wilde dieren. Zie verder het schema op pagina 10 van deze handleiding. Tips voor specialisten (workshops) • docent biologie of verzorging, Nederlands • docent beeldende vorming • dierenarts of -assistent • medewerkers dierentuin of circus Tips voor benodigdheden en ruimte Foto- en eventueel filmapparatuur, uit te breiden met gehuurd materiaal. Desgewenst papier, karton (dozen), verf, hout, plexiglas. Een lokaal voor techniek, de schoolwerkplaats. Computers. Tips voor criteria Creativiteit, materiaalkeuze en -beheersing. Bronnen (zie ook pagina 12) Voor extra informatie: www.madurodam.nl; www.jokewitkamp.nl; www.dse.nl/~maquette; www.reklameatelierhopman.nl. Via www.circusvrienden.nl is mogelijk extra informatie te krijgen.
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
19
4
Toelichting leerlingkatern en beoordeling
4.1
Het leerlingkatern per pagina
Voordat de leerlingen het katern openslaan en deze pagina’s bekijken, zou er een fantastische start van een spannende week gemaakt kunnen worden met behulp van een ‘ludiek’ optreden van een docent als dronken clown of als overspannen, wanhopige directeur. Dat kan ook met bijvoorbeeld een zelfgemaakte video met een journaalfragment waarin de problemen van het circus worden uitgelegd. De pagina's 2-9 vormen de oriëntatie op het thema, het hoofdprobleem, de eigen kwaliteiten & leerpunten en de afdelingen: • pagina 2-3 Wat zie je allemaal? In de illustratie is een samenvatting te zien van het hele idee ‘Circus in nood !’. Alles wat er maar mis kan zijn of gaan, gebeurt ook. Voor de leerlingen is dit, na de ‘live’ introductie (ludiek optreden o.i.d.), het eigenlijke begin van het project. Het is vooral de bedoeling dat ze kijken en met anderen bespreken wat ze allemaal hebben gevonden. Wat is er te zien? Van boven naar beneden, van links naar rechts: – ontsnapte aap op dak – trapezewerkster die uit tentdak ‘vliegt’ – olifant in een te kleine vrachtauto – hekwerk dat kapot is (jongetje naar binnen) – lekke band olifantenauto – gammel aanplakbord met gescheurde affiches – leeuwentemmer die leeuw niet getemd krijgt – oud dametje en klein kind als enige klanten – vervallen woonwagens – dief die er vandoor gaat met het kassageld – deur die uit woonwagen valt – letter A ‘verzakt’ bij bord ‘Kassa’ – spreekstalmeester in slipjas met scheur erin – naam ‘Krakkemik’ – hekwerk dat kapot is – artiest op eenwielerfiets die onderuit gaat – ongetemde leeuw (achter aapje aan) – panter die ontsnapt uit dierenverblijf – publiek dat door de tribunes zakt – clown die een ongeluk heeft gehad (gipsbeen) – gescheurd tentzeil – jonglerende clown die nog veel moet oefenen – valpartij bij act op paard (agressief hondje!) • pagina 4 Help! De problemen van circus Ondersteboven worden geschetst, gevolgd door een globale toelichting op hoe de projectweek eruit ziet. De leerlingen krijgen zicht op wat ze gaan doen deze week. • pagina 5 Wat weet jij al van het circus? En what’s HOT en what’s NOT? Bij deze pagina zoeken de leerlingen naar informatie en bepalen ze wat ze leuk vinden en wat niet. • pagina 6-7 Waar ben je goed in? De bedoeling van deze twee pagina’s is tweeledig: – de leerlingen moeten 1) voor zichzelf vaststellen hoe ze werken: wat ze kunnen, waar ze goed in zijn en wat hun leerpunten zijn; 2) inschatten hoe ze zelf zijn. Zo komen ze waarschijnlijk tot een iets minder impulsieve keuze. Tip: op de site (www.projecten-online.nl) vindt u het ‘Hoe werk je?’, ‘Hoe ben je?’-deel in een aangepaste versie: het is aardig om ook mensen uit de omgeving van een leerling dit in te laten vullen. – de docenten kunnen de samenstelling van de groepjes, afdelingen zo enigszins beïnvloeden. Bij de eindbeoordeling kunnen docent en leerling hier informatie uithalen. • pagina 8-9 Gezocht! Op deze pagina’s kunnen de leerlingen de afdeling uitzoeken die het best bij hen past. Ze moeten dat in hun motivatie ook verwoorden. Wijs de leerlingen erop dat hun kwaliteiten én leerpunten ook een rol spelen bij de keuzes die ze maken. De onderstreepte woorden in de advertenties hebben betrekking op eigenschappen en vaardigheden die belangrijk zijn bij deze afdelingen. • pagina 10-23 De afdelingen Zie algemene toelichting op pagina 11 van deze handleiding. De zeven afdelingen met bijbehorende opdrachten worden nader toegelicht op p.13-19. Ten slotte is er een aantal pagina’s ter ondersteuning van de opdrachten, het proces en de beoordeling:
20
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
•
•
•
•
•
pagina 24-25 Plan van aanpak De leerlingen moeten deze pagina’s na overleg in de groep individueel invullen. Hiervoor kan aan het begin van elke dag tijd worden vrijgemaakt, want het plan van aanpak zal regelmatig bijgesteld worden. Op deze manier wordt vastgelegd wat er is gedaan en wat er nog moet gebeuren. Het is raadzaam om de te volgen workshops al aan het begin van de week vast te leggen. pagina 26-27 Tipbladen 1 en 2 Op deze pagina’s vinden de leerlingen tips voor de voorbereiding en tussenpresentatie, met name over bronnenonderzoek en verschillende presentatievormen. Bij de voorbereiding moet elk groepje informatie vergaren en aangeven waar ze deze gevonden hebben. pagina 28 Beoordeling tussenpresentatie Hier vinden de leerlingen waar bij de tussenpresentatie op wordt gelet. Maak duidelijke afspraken over: – wat ze willen laten zien en horen – wat er allemaal nodig is – de volgorde van de groepen – de tijdlimiet – wie er presenteren Het nadeel van een centrale tussenpresentatie is dat het enorm veel tijd kost. Er kan ook gekozen worden voor een ‘jury’ die langs de verschillende afdelingen loopt of voor klassenpresentatie waarbij ook (een aantal) medeleerlingen elkaars werk beoordelen. Let erop dat de kritiek voor de leerlingen duidelijk en opbouwend is, zodat ze daarmee verder kunnen en niet de moed verliezen. pagina 29 Eindbeoordeling Terugblik op het project. De leerling blikt terug op proces, product(en) en uitvoering. De vragen worden na de projectweek individueel door de leerlingen beantwoord ter voorbereiding op het beoordelingsgesprek. De schema’s op pagina 6 en 7 van het katern spelen bij deze terugblik opnieuw een rol. pagina 30 Getuigschrift Ondanks dat het invullen ervan veel tijd gaat kosten, ligt het in de lijn van het project dat elke leerling zo’n persoonlijk mogelijk getuigschrift ontvangt. De uitreiking kan heel officieel door de directie worden gedaan, maar ook door de mentor of de afdelingsbegeleider. Om houvast te geven bij het invullen van het getuigschrift staan hieronder lijsten die gekoppeld zijn aan het schema van p.7 van het katern. Hoe meer kwaliteiten in het getuigschrift genoemd kunnen worden, hoe groter het zelfinzicht van de leerling. Ik ben vrolijk, lach veel en vertel graag, mensen doen graag mee met mijn ideeën. Maar misschien ook: • Gevoel voor humor • Inspireert anderen tot meedoen • Goed op een podium • Maakt makkelijk vrienden • Eerlijk • Houdt van spontane activiteiten • Brengt leven in de brouwerij • Bedenkt nieuwe activiteiten Ik denk veel na en ben creatief, ik wil afmaken wat ik ben begonnen. Maar misschien ook: • Analytisch • Werkt met schema’s • Artistiek of muzikaal • Vindt details belangrijk • Opofferend • Houdt van tabellen, getallen en lijsten • Idealistisch • Tevreden met positie op de achtergrond • Wil alles goed doen • Begaan met anderen Ik wil graag snel aan het werk, ik vind het leuk om anderen te leiden en ben heel zelfstandig. Maar ook: • Straalt vertrouwen uit • Zoekt naar praktische oplossingen. • Van sterke wil en vastbesloten • Onderneemt • Wordt niet gemakkelijk ontmoedigd • Stimuleert activiteit • Stelt doelen • Bloeit op bij tegenwerking • Overziet het geheel • Werkt graag in teamverband Ik kan goed helpen als er problemen ontstaan, ik ben vriendelijk, rustig en heb veel geduld. Maar ook: • Kalm, rustig en beheerst • Bemiddelt bij problemen • Sympathiek en vriendelijk • Vermijdt conflicten • Voor alles inzetbaar • Goede luisteraar • Haast zich niet • Windt zich niet snel op
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
21
4.2
Beoordeling
Uitgangspunt is een positieve benadering van de leerling. Deze kijkt zelf naar zijn/haar kwaliteiten in relatie tot de inhoud van de week: afdelingen en (deel)opdrachten. Het projectresultaat is afhankelijk van het instapniveau van de leerling, dat bovendien anders is naarmate gekozen is voor iets waar men goed in is of iets waarin men moet groeien. Ook de schema’s op p.6-7 van het katern geven geen waardeoordeel. Bij bijvoorbeeld het onderdeel Discipline kan het heel goed zijn dat leerlingen die zich het meest herkennen in het zinnetje ‘Dat komt nog wel’, leerlingen zijn die eerst nadenken voor ze ergens aan beginnen. De ‘Niet zeuren, maar doen’leerling is bijvoorbeeld een leerling die leert van het mislukken van een actie. Beiden zijn op iedere werkplek hard nodig en houden elkaar in evenwicht. De uitdaging van dit project is een om vanuit het positieve met een leerling te werken. Dit wil niet zeggen dat een beoordeling van deze week niet zinvol is. Daarom beoordelen de leerlingen zelf (met behulp van de vragen en opdracht op p.29 van het katern) de keuze die ze gemaakt hebben, wat ze gepresteerd hebben en hoe ze gewerkt hebben. Een tweede beoordeling wordt door de begeleidende docenten gegeven in de vorm van een getuigschrift (zie verder hieronder). Op dinsdag-, woensdag- en donderdagochtend zijn er gesprekken om de voortgang en inzet van een groepje en/of leerling in de gaten te houden: de contactmomenten met de afdelingsbegeleider. Op woensdagmiddag is er bovendien de tussenpresentatie. Hier kan prima volstaan worden met feedback ter stimulering, maar niets let u om er een cijfer aan te verbinden (groepscijfer of combinatiecijfer groep/individu). Tot slot is er de terugblik. Het verdient aanbeveling de leerling een ingevuld katern te laten inleveren aan het eind van de week. Dit én het eindresultaat van een groepje bieden u voldoende aanknopingspunten voor de beoordeling via het getuigschrift. Aan u opnieuw de keuze: commentaar of cijfer. Bedenk bij het laatste wel dat het lastig is een cijfer onder te brengen binnen een leergebied of vak. Ten slotte: het is aardig om een beoordeling (zowel door leerlingen als door docenten) af te sluiten met een (groeps)gesprek, bijvoorbeeld in de week na het project.
TIP Op de site www.projecten-online.nl vind u de volgende bijlagen als Word- of als pdf-bestand: – de circustekening (katernpagina’s 2-3) – een aangepaste versie van het ‘Hoe werk je?/Hoe ben je?’-onderdeel (katernpagina’s 6-7) – het getuigschrift (katernpagina 30) – een formulier ‘Indeling in afdelingen/groepen’
22
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
Invulformulier workshops Wie – Wat – Waar – Wanneer? Wie:
Wat:
Waar:
Wanneer:
Voor:
Intekenlijst Naam leerling
Klas
Afdeling/groep
Afdelingsbegeleider
Bijzonderheden:
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo
23
Voorbereiding afdelingsbegeleider Afdeling:
Opdracht:
Mijn productcriteria:
Bijzonderheden:
Checklist benodigdheden Voor mijzelf
Voor de leerlingen
Checklist overig
24
Circus in nood! Docentenhandleiding vmbo