Centrum ter Preventie van Zelfdoding vzw De Zelfmoordlijn
Jaarverslag 2007
Dank aan In 2007 werd de Zelfmoordlijn een aantal maal als goed doel vermeld bij geboortes en verjaardagen. Ook persoonlijke vragen van een vrijwillige medewerker zorgden voor de nodige financiële steun. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding wil deze en alle mensen die de Zelfmoordlijn in 2007 hebben gesteund, van harte bedanken. Verder dankt het Centrum in het bijzonder: - Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin - Nationale Loterij - Reclamebureau Leo Burnett - Drukkerij Van Wilderode - Roularta - Accenture - Partners van de QAT-group - Cera Foundation - Zusters Kindsheid Jesu
Wil ook jij de Zelfmoordlijn en het CPZ steunen? Jouw bijdrage is meer dan welkom: 433-8141611-38. (Giften vanaf € 30 zijn fiscaal aftrekbaar)
2
“uw organisatie doet zeer goed werk. Want een anoniem begrijpend telefoontje kan wonderen doen” (uit een brief gericht aan het CPZ)
3
Inhoud Dank aan
2
Inhoud
4
Voorwoord
5
10 conclusies voor 2007
6
CPZ wordt Centrum ter Preventie van ‘Zelfdoding’
7
Deel 1: Centrum ter Preventie van Zelfdoding
8
1.1
Missie
8
1.2
Wisselwerking
8
1.3
Structuur
9
1.4
Netwerking en vertegenwoordiging
12
1.5
Erkenning
14
1.6
De Zelfmoordlijn (telefoon en online)
15
1.7
Informeren – Sensibiliseren
23
1.8
Deskundigheidsbevordering
26
1.9
Onderzoek
29
1.10
Stage op het CPZ
30
1.11
Werkgroep Beleid
32
1.12
Financiën
32
Deel 2: Analyse van de oproepgegevens
36
2.1
Methodologie
36
2.2
Resultaten telefonische oproepen
37
2.3
Resultaten online oproepen
42
2.4
Besluit
44
4
Voorwoord Zelfdoding lijkt een vast bericht te worden in het dagelijks nieuws. Niemand kan de problematiek nog ontkennen. Met de algemene bekendheid groeit nog het belang van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding. We zijn enerzijds blij met de groeiende belangstelling voor het CPZ, maar tegelijkertijd wordt de druk op de medewerkers om de crisisopvang en de expertise verder uit te bouwen vergroot. Die bereidheid is er in ieder geval. Zo zijn we trots op onze vrijwilligers van de Zelfmoordlijn, die na een doorgedreven opleiding en gesteund door een permanente vorming en begeleiding, het beste van zichzelf geven zowel aan de telefoon als bij de online gesprekken. In 2007 werd er ernstig geïnvesteerd in de permanente vorming van de vaste medewerkers. De stafmedewerker vrijwilligersbeleid startte een therapieopleiding. De onderzoeksmedewerker begon een doctoraatstudie naar de attitudes ten aanzien van zelfdoding en de directie volgde een aantal kortdurende trainingen. De kennis die de medewerkers buitenhuis verwerven, delen zij binnenin het Centrum. Dankzij hun inspanningen kan het CPZ niet miskend worden als een groeiend kennis- en expertisecentrum. Dankzij de steun van de Vlaamse overheid konden we in 2007 de online-werking van de Zelfmoordlijn verder uitbouwen en met een bijkomende projectmedewerker extra ondersteuning geven. We stellen vast dat deze service in ieder geval beantwoordt aan de behoeften van jongeren. Deze vorm van communicatie is voor hen drempelverlagend. De computer is hun ding, chatten is hun leefwereld en in crisis vinden ze makkelijker de weg naar het CPZ. We zijn in dit verband ook blij met de samenwerking met het GO (Gemeenschapsonderwijs). We zijn ervan overtuigd dat het CPZ een zeer belangrijke taak heeft in de aanpak van zelfdoding en onze expertise wordt zowel in binnen- als buitenland erkend. De problematiek vraagt om een brede maatschappelijke aanpak die we samen met de partners uit de geestelijke gezondheidszorg willen realiseren in het Vlaams actieplan suïcidepreventie. U heeft het misschien al opgemerkt: het CPZ heeft haar naam veranderd in Centrum ter Preventie van Zelfdoding. Het Centrum wil hiermee ook tegemoet komen aan mediarichtlijnen van de Vlaamse Overheid en de Werkgroep Verder. In 2008 wordt onze dienstverlening verder uitgebreid. Als we op het gebied van zelfdodingspreventie onze taak goed willen vervullen, dan moeten we steeds beter doen. Daar mag u ons volgend jaar op afrekenen. Huib Crauwels Voorzitter
5
10 conclusies voor 2007 1. 2.
3.
4.
5. 6. 7.
8. 9. 10.
Het Centrum ter Preventie van Zelfmoord verandert haar naam in Centrum ter Preventie van Zelfdoding. Mede dankzij de steun van de Vlaamse overheid konden we in 2007 de online werking van de Zelfmoordlijn sterker ondersteunen. Ook in 2008 zal de online hulpverlening verder worden uigebouwd. De nood aan een tweede telefoonlijn dringt zich verder op. In 2008 zullen we met steun van de overheid op zoek gaan naar een extra permanentie tijdens de piekuren. Samen met andere partners uit de geestelijke gezondheidszorg werkt het CPZ verder mee aan de realisatie van het Vlaams actieplan suïcidepreventie. Uit onderzoek blijkt de nood aan een specifieke opvang van suïcidale personen, ook bij telefonische hulpverlening. De Zelfmoordlijn en de Deskundigheidsbevordering zijn de twee pijlers die uit de teamdag van 2007 als prioriteiten naar voor kwamen. De expertise die het CPZ met de online hulpverlening van de Zelfmoordlijn heeft opgebouwd resulteerde in een nieuw aanbod van deskundigheidsbevordering naar jongerendiensten die online hulpverlening willen voorzien. En de tweedaagse vorming voor mensen uit de welzijns- en gezondheidssector die het CPZ in 2007 heeft gelanceerd i.s.m. het VIG, wordt ook in 2008 herhaald. Het CPZ heeft in 2007 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met het GO! (Gemeenschapsonderwijs) In 2007 werd er ernstig geïnvesteerd in de permanente vorming van de vaste medewerkers. Uit een bevraging bij de vaste en vrijwillige medewerkers bleek de hoge nood aan een nieuwe locatie voor het CPZ. Dit wordt één van de werkpunten in 2008.
6
CPZ WORDT ‘ZELFDODING’
CENTRUM
TER
PREVENTIE
VAN
Het Centrum ter Preventie van Zelfmoord heeft een naamswijziging ondergaan. Op 25 januari 2008 werd door de Algemene Vergadering van het CPZ unaniem beslist om in de benaming van de vereniging het woord zelfmoord te vervangen door zelfdoding. Het in orde brengen van de nodige formaliteiten zal duren tot ongeveer midden maart. Aldus wordt de naam Centrum ter Preventie van Zelfdoding vanaf dan gebruikt in alle communicatie. Het CPZ richt zich als kennis- en expertisecentrum tot het ruime publiek, de overheid, het werkveld en de academici. Daarom vonden wij het belangrijk om de meer neutrale term zelfdoding in onze naam te gebruiken. De naam Zelfmoordlijn wordt behouden. De Zelfmoordlijn richt zich in de eerste plaats tot suïcidale personen die zelf veelal het woord 'zelfmoord' gebruiken en voor wie de term zelfmoord ook een confronterend karakter kan hebben. Centrum ter Preventie van Zelfdoding vzw www.preventiezelfdoding.be Gratis Zelfmoordlijn: 02/649 95 55 Secretariaat: 02/649 62 05
[email protected] (binnenkort:
[email protected])
7
DEEL 1: CENTRUM TER PREVENTIE VAN ZELFDODING 1.1 Missie van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding vzw. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding vzw is een pluralistische vereniging met als basisdoelstelling het voorkomen van zelfdoding. De werking van het Centrum baseert zich op vier pijlers. Het Centrum wil met de ‘Zelfmoordlijn’ 24 uur op 24 bereikbaar zijn voor mensen met suïcidale gedachten, mensen uit hun omgeving en nabestaanden. Door in anonimiteit actief en respectvol te luisteren, stimuleren de vrijwilligers de zelfredzaamheid van de oproeper en trachten zij samen met hem het moment van crisis te overwinnen. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding staat in voor de deskundigheid van de vrijwilligers. 2. Het Centrum wil het ruime publiek informeren en sensibiliseren om suïcidaal gedrag te herkennen, ernstig te nemen en bespreekbaar te maken. 3. Het Centrum wil de deskundigheid bevorderen van personen die vanuit hun functie geconfronteerd kunnen worden met suïcidaal gedrag. 4. Het Centrum wil een bijdrage leveren aan het onderzoek naar suïcidaal gedrag en de preventie ervan. 1.
De wisselwerking tussen deze vier pijlers bepaalt de eigenheid van het Centrum en zorgt ervoor dat het een baanbrekende rol kan blijven spelen in de preventie van zelfdoding. Het Centrum streeft ernaar haar basisdoelstelling te bereiken in overleg en in samenwerking met de overheid en relevante partners, waarbij complementariteit het uitgangspunt is.
1.2 Wisselwerking tussen de vier pijlers De wisselwerking tussen de vier pijlers maakt het Centrum uniek in Vlaanderen. Deze wisselwerking is onder meer concreet te vertalen in: 1. Een voortdurende actualisering van de basis- en permanente vorming van vrijwilligers aan de hand van a. verworven kennis door de gespecialiseerde staf; b. leerervaringen in externe vormingen; c. nieuwe (onderzoeks-)gegevens in de actuele literatuur; d. resultaten van het intern onderzoek; 2. Het staven van externe vorming (deskundigheidsbevordering) door bevindingen uit het intern onderzoek en door de casuïstiek van de Zelfmoordlijn; 3. De bibliotheek die ter beschikking staat van interne medewerkers (beroepskrachten en vrijwilligers) en externen. 4. Het informeren en sensibiliseren door het verspreiden van intern opgebouwde kennis (Zelfmoordlijn, onderzoek, …). 5. Het afstemmen van de Zelfmoordlijn op specifieke doelgroepen, volgend uit het intern onderzoek.
8
1.3 Structuur Beheer van de vzw De Algemene Vergadering van het CPZ bestaat uit leden die vanuit hun betrokkenheid bij het Centrum in de AV zetelen. De Raad van Bestuur vergaderde in 2007 vijf keer. De leden zijn: - Hubert Crauwels, gepensioneerd kaderlid (voorzitter); - Piet De Bruyn, historicus (secretaris). - Marian Rademakers, gepensioneerd ambtenaar (penningmeester); - Nico De fauw, psycholoog - Gwendolyn Portzky, licentiaat Klinische Psychologie, doctor in de Medische Wetenschappen en onderzoekscoördinator van de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek. - Hugo d’Haenen, hoofd van het departement Psychiatrie, Academisch Ziekenhuis, VUB, Het CPZ nam afscheid van Hugo d’Haenen die op 7 april 2007 overleed. Op de AV van 25 januari 2008 werden 2 nieuwe leden van de Raad van Bestuur voorgesteld en goedgekeurd, nl. Barbara Peirs en Marcel Socquet. - Marcel Socquet - Barbara Peirs, licentiaat arbeids- en organisatiepsychologie, webredacteur Marian Rademakers nam ontslag uit de Raad van Bestuur. Het dagelijks bestuur van de vzw wordt uitgevoerd door de directrice Grieke Forceville.
9
Algemene Vergadering Raad van Bestuur
Dagelijks bestuur – directie Grieke Forceville
Staf Zelfmoordlijn Telefoon en online Leen Willems
Informeren & Sensibiliseren Alexandre Reynders
Deskundigheidsbevordering Grieke Forceville
Onderzoek Alexandre Reynders
Vrijwilligers Zelfmoordlijn Telefoon en online
Vormingen - intern
Ad hoc werkgroepen (WG) - WG
Bereikbaarheid
- extern In 2007 werkten er drie beroepskrachten (3 VTE) in het CPZ. Voor de directrice (Grieke Forceville) ontvangt het CPZ een (forfaitaire) loonsubsidie van het Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Daarnaast werken in het Centrum twee geco’s (gesubsidieerde contractuelen) van het Gewest Brussel: de stafmedewerker vrijwilligersbeleid (Leen Willems) en de onderzoeksmedewerker (Alexandre Reynders). De huidige equipe werkt reeds vijf jaren samen wat geen evidentie is gezien de financiële onzekerheden die het CPZ heeft gekend. De goede samenwerking verzekert de continuïteit. Van midden september 2006 tot midden april 2007 werd Grieke Forceville tijdelijk vervangen door Sara Vannoten wegens zwangerschap- en ouderschapsverlof. Sinds midden juli 2007 werkt Grieke Forceville 4/5 in het kader van loopbaanonderbreking. Het team van directie en staf houdt tweewekelijks teamvergaderingen. Op deze teamvergaderingen wordt de dagelijkse werking van het CPZ voorbereid en opgevolgd. Jaarlijks houdt de staf een teamdag waarop een drietal prioritaire thema’s worden besproken en het team uitgebreid wordt geëvalueerd. In 2007 stond de teamdag in het teken van het vastleggen van de ‘prioriteiten’ binnen de werking van het CPZ. De vier pijlers werden aan de hand van een prioriteitenmatrix ten opzichte van elkaar afgewogen. De Zelfmoordlijn en Deskundigheidsbevordering kwamen naar voren als de belangrijkste pijlers. In deze pijlers werd in 2007 dan ook extra geïnvesteerd.
10
Een tweetal keer per jaar heeft de directie een functioneringsgesprek met de stafleden. De vaste medewerkers worden permanent bijgeschoold en gevormd. In 2007 volgde de directie een opleiding Fondsenwerving bij UAMS en een vorming Storytelling bij PraxisNetwerk. De stafmedewerker vrijwilligersbeleid is in september 2007 gestart met een opleiding in de Contextuele Therapie bij Leren Overleven Antwerpen. De onderzoeksmedewerker is in 2007 gestart met een doctoraatsstudie in de Sociale Gezondheidswetenschappen (KULeuven) en heeft in dat kader een vorming in Wetenschappelijk Schrijven gevolgd. Het beschikken over een wel zeer beperkt aantal beroepskrachten, vraagt een grote inzet van elk van de medewerkers. In 2008 wordt mede dankzij de subsidie van de Vlaamse Overheid voor het Project Tele-Hulp een nieuwe medewerker voor de Zelfmoordlijn aangeworven. Zijn taak is om de telefonische en online hulpverlening verder uit te bouwen en te ondersteunen.
Vrijwilligers In totaal begonnen in 2007 acht nieuwe vrijwilligers bij de Zelfmoordlijn. Vrijwilligers zetelen in de Algemene Vergadering en worden vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur. Er zijn ook vrijwilligers actief op andere terreinen dan de Zelfmoordlijn. Zo is er een vrijwilliger die zich ontfermt over alle problemen die met informatica te maken hebben, een vrijwilliger die mee het invoeren van de gegevens van de Zelfmoordlijn opvolgt, vrijwilligers de mee vorming geven en vrijwilligers die mee sponsoring zoeken. Ben je geïnteresseerd in ons vrijwilligerswerk of ken je zelf iemand die een steentje wil bijdragen, aarzel niet en neem contact op met het secretariaat 02/649 62 05 of
[email protected]
11
1.4 Netwerking en vertegenwoordiging Vlaanderen Zelfmoord preventie In Vlaanderen zijn er vier instanties van wie de werking specifiek over zelfdoding gaat. De Werkgroep Verder voor nabestaanden na zelfdoding (www.werkgroepverder.be), de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (http://users.ugent.be/~cvheerin/), het Project Zelfmoordpreventie van de CGG’s (www.preventievlaanderen.be) en het CPZ zelf. Het Centrum vindt goede contacten met de andere organisaties belangrijk en werkt ermee. Zo is het CPZ lid van de Werkgroep Verder en neemt het ieder jaar een activiteit op de Dag van de Nabestaande op zich. In 2007 begeleidde een medewerker de gespreksgroep voor jongeren. In 2008 verzorgt het CPZ op de Dag van de Nabestaande de informatieve lezing over het suïcidaal proces. In de Vlaamse Werkgroep Preventie van Zelfdoding werken deze vier en andere organisaties samen om het suïcidepreventiebeleid in Vlaanderen uit te werken en te optimaliseren (www.zorg-en-gezondheid.be). Het CPZ zal ook in 2008 zijn medewerking voluit verlenen. Begin 2007 is de onderzoeksmedewerker van het CPZ, in samenwerking met het interfacultair onderzoekscentrum LUCAS (een samenwerkingsverband tussen KULeuven en Caritas), gestart met een doctoraatsstudie waarin de attitudes ten aanzien van suïcide en hulpzoekend gedrag in Vlaanderen en Nederland met elkaar worden vergeleken. In 2008 wordt dit onderzoek verder gezet. Voorheen had het CPZ ook al zijn medewerking aan LUCAS verleend bij het opstellen van een Nederlandstalige versie van de SIRI II (Suicide Intervention Response Inventory): de VROS. De bedoeling van deze vragenlijst is het meten van de vaardigheden van de respondent in het omgaan met mensen die suïcidaal zijn.
Telefonische hulpverlening Overleg Telefonische Hulpverlening Het CPZ is initiatiefnemer van het overleg met Vlaamse hulp- en infolijnen. In 2007 kwam het overleg tweemaal samen. Op 15 juni handelde het overleg over pestoproepers en werd er een casus besproken. Het tweede deel van de vergadering ging over de toekomst van het overleg: Willen we het overleg uitbereiden en welk engagement vragen we van leden? Op de vergadering van 14 december werd de discussie over de toekomst van het overleg verder gezet. Opnieuw werd een casus (chronische beller) behandeld. Het Overleg Telefonische Hulpverlening ondernam eenmaal een gezamenlijk actie, naar aanleiding van een publicatie van een lijst met 96 hulplijnen in Klasse voor Ouders. Deze lijst bleek onvolkomenheden te bevatten en het Overleg heeft in een brief aan Klasse de belangrijkste hulplijnen op een rijtje gezet en een vraag tot betere samenwerking gericht. In 2008 gaat het Overleg verder met de formalisering. Een gezamenlijk e-mailaccount wordt aangemaakt zodat contact met het Overleg eenvoudiger wordt. Hoofdbrok in 2008 wordt het neerschrijven van een visie en de criteria voor lidmaatschap (opleiding beantwoorders, onafhankelijk, thematisch of doelgericht, onderschrijven ethisch charter…)
12
Chat OHUP (Online Hulpverlening UitwisselingsPlatform) Het CPZ is lid van OHUP. Bedoeling van dit platform is het uitwisselen van knowhow over online hulpverlening op zowel technisch, organisatorisch als op hulpverleningsvlak, zowel onderling, als met externe organisaties of onderzoekers.
Andere Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie In maart 2007 heeft het CPZ een tweedaagse workshop in zelfmoordpreventie gegeven aan personen die in contact (kunnen) komen met mensen die suïcidaal zijn. Het CPZ verzorgt de inhoud en het VIG zorgt voor de logistiek, infrastructuur en promotie. In 2008 wordt dit aanbod herhaald. GO! Op 29 augustus 2007 ondertekenden het GO! (Gemeenschapsonderwijs) en het CPZ een samenwerkingsovereenkomst. In 2008 wordt het aanbod van het CPZ in scholen verder bekend gemaakt. Daar waar nodig zal het CPZ scholen of CLB’s doorverwijzen (bijvoorbeeld naar het Project Zelfmoordpreventie voor vorming).
België Centre de Prévention du Suicide (CPS) Tussen het Franstalige en het Nederlandstalige centrum bestaat er een historische band. In 2007 werden geen gezamenlijke activiteiten ontwikkeld, al blijven de contacten tussen beide organisaties behouden.
Nederland EX6 Het CPZ vervulde in 2007 de functie van consultant bij het Nederlandse EX6 (www.ex6.nl). De expertise en professionaliteit van het CPZ werd dankbaar aanvaard bij de reorganisatie van EX6. Ook in 2008 zal het CPZ haar advies geven. De stafmedewerker vrijwilligersbeleid zal bovendien ingeschakeld worden in de vormingen aan kandidaat vrijwilligers van de telefonische en online hulpverlening van EX6. 113 Online Het CPZ wordt als Vlaamse partner betrokken bij de opstart van het Nederlandse project 113Online. 113Online biedt hulp en ondersteuning gericht op het verminderen en voorkómen van suïcidaliteit. Mensen in levensnood kunnen 7x24 uur -desgewenst anoniem- een beroep doen op online/telefonische crisiscounseling en oplossingsgerichte chattherapie. Ze kunnen een zelfhulpcursus volgen; zich bezinnen door deelname aan fora; en actief worden doorverwezen naar reguliere hulpverlening in hun omgeving. 113Online bundelt de kracht van ervaringsdeskundigheid, state of the art behandeling en de mogelijkheden van het internet om een grote groep wanhopige mensen te bereiken die anders niet zouden worden geholpen. 113Online wil zich ontwikkelen tot een laagdrempelig, algemeen bekend en taboedoorbrekend baken, dat haar bestaansrecht middels effecten- en tevredenheidonderzoek aantoont en internationaal een voorbeeld vormt voor innovatieve suïcidepreventie.
13
Overleg Gezondheidstelefoonlijnen (Nederland – België) In 2007 nam het CPZ deel aan de bijeenkomsten van Gezondheidstelefoonlijnen uit Nederland en Vlaanderen. In 2008 zal het dit lidmaatschap niet langer opnemen gezien het Overleg Telefonische Hulplijnen prioritair is.
Internationaal International Association for Suicide Prevention (IASP) Het CPZ is lid van de IASP. American Association of Suicidology (AAS) Het CPZ is lid van AAS.
1.5 Erkenning en subsidiëring Federale Overheid De Zelfmoordlijn van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding is erkend als gratis nooddienst (KB 8/10/2002). In het Ministerieel Besluit van de FOD Financiën van 11 juli 2007 wordt een subsidie van 25.000 euro aan het CPZ toegewezen voor de uitvoering van het actieplan tot optimalisering van de vereniging.
Vlaamse Overheid Met het Ministerieel Besluit van 25 augustus 2006 werd aan het CPZ een loonsubsidie voor de directiefunctie toegekend van 40.000 euro voor de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007. Het MB van 10 april 2007 kent opnieuw een subsidie van 40.000 euro toe voor het loon van de directie van 1 april 2007 t.e.m. 31 maart 2008. In dit besluit werd de volgende bepaling opgenomen: ‘de subsidiëring wordt verlengd in afwachting van een structurele inbedding als een organisatie met terreinwerking zoals bedoeld in het decreet betreffend het preventieve gezondheidsbeleid’. Nu reeds is in het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie voorzien dat het CPZ structureel zal worden gefinancierd. Dankzij een projectsubsidie (tot 30 juni 2007) van Vlaams Minister van Welzijn Vervotte, kon het online aanbod in 2006 worden uitgebreid van één naar twee avonden per week, namelijk op dinsdag- en donderdagavond van 19u-21u30. Het Ministerieel Besluit van 23 augustus 2007 voorzag opnieuw een toekenning van een subsidie voor het uitbreiden van de online hulpverlening van de Zelfmoordlijn van juli 2007 tot en met maart 2008. Dit Ministerieel Besluit werd door het MB van 29 november 2007 gewijzigd. Daarin voorziet de Vlaamse Overheid een subsidie van 68.000 euro voor het in stand houden, optimaliseren en uitbreiden van de door vrijwilligers uitgevoerde online- en telefonische hupverlening m.b.t. zelfdoding van 1 juli 2007 t.e.m. 31 december 2008. Vanaf 1 maart 2006 is het CPZ door de Vlaamse Overheid erkend als vrijwilligersorganisatie. Voor 2007 ontvangt het CPZ 6000 Euro als vrijwilligersorganisatie.
Brussel Het CPZ heeft twee gesubsidieerde contractuelen (subsidie van het Gewest Brussel) in dienst die worden betaald volgens het sectorbarema PC 305.02. 14
1.6 De Zelfmoordlijn (telefoon en online) Telefoon Sinds 1980 kan iedereen die aan zelfdoding denkt of er in zijn omgeving mee geconfronteerd wordt, terecht bij de Zelfmoordlijn. Deze telefonische hulplijn was het eerste initiatief van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (toen nog Centrum ter Preventie van Zelfmoord), dat ontstond uit het Franstalig Centre de Prévention du Suicide, in 1979. Sinds 2002 is de Zelfmoordlijn erkend als gratis nooddienst (KB 8 oktober 2002). De Zelfmoordlijn is een welkome aanvulling op de reguliere hulpverlening. Omdat zij dag en nacht bereikbaar is, speelt zij in op acute situaties. En door haar anonieme en vertrouwelijke karakter is de lijn erg laagdrempelig. De Zelfmoordlijn biedt een uitweg aan mensen die de reguliere hulpverlening missen of afwijzen en is een alternatief voor de duurdere opvang op de spoedafdelingen van ziekenhuizen. Eén op vijf oproepers wordt doorverwezen naar de huisarts of gespecialiseerde hulp. De Zelfmoordlijn wordt bemand door vrijwilligers. Uit onderzoek blijkt dat vrijwilligers vaak meer empathisch kunnen luisteren dan beroepsmatige hulpverleners1. Zij zijn niet gebonden aan tijd en hebben daardoor de ruimte om tot diepgaande gesprekken te komen. De strenge selectie, de doorgedreven basistraining en de permanente vorming van de vrijwilligers verzekert de kwaliteitsvolle werking van de Zelfmoordlijn. Aan de Zelfmoordlijn wordt meer gedaan dan geluisterd: samen met de oproeper werkt de vrijwillige beantwoorder aan de zelfredzaamheid van de oproeper zodat de crisis wordt overbrugd en de zelfdoding wordt uit- of afgesteld. Dat telefonische hulpverlening bij suïcidale personen werkt, blijkt uit onderzoek2. Suïcidale oproepers vragen om een bijzondere aandacht en specifieke zorg. Door haar specialisatie in zelfmoordpreventie, onderscheidt de Zelfmoordlijn zich en is zij uniek in Vlaanderen. Als geen ander weten de beantwoorders van de Zelfmoordlijn wat ook uit onderzoek blijkt: dat een risico-inschatting in het gesprek noodzakelijk is en zo vroeg mogelijk moet gebeuren. De vrijwillige beantwoorders moeten daarom op de hoogte zijn van de acute (i.t.t. lange termijn) risico- en beschermende factoren voor zelfdoding en moeten kalm en gecontroleerd een risico-assessment kunnen uitvoeren. De beantwoorders van de Zelfmoordlijn kennen het belang ervan, namelijk dat het dieper ingaan op risico- en beschermende en remmende factoren ervoor zorgt dat de angsten, de eenzaamheid en de wanhoop van de oproeper verminderen, zodat de beantwoorder samen met de oproeper op zoek kunnen gaan naar alternatieve oplossingen. Dat dient zorgvuldig te gebeuren. Het is onvoldoende om na te gaan of er zelfmoordgedachten zijn. 1
R.A. Neimeyer, A. Pfeiffer (1994) geciteerd in R. A. Neimeyer , K.Bonnelle, The Suicide Intervention Respons Inventory: a revision and validation, Death Studies, 21, 59-81, 1997 2 Joiner, T., et al., Establishing Standards for the Assessment of Suicide Risk Among Callers to the National Suicide Prevention Lifeline, in Suicide and Life-Threatening Behavior 37(3) Juni 2007, 353-365. Mishara, B.L.; Daigle, M.; et. al., Comparing Models of Helper Behavior tot Actual Practice in Telephone Crisis Intervention: A Silent Monitoring Study of Calls to the U.S. 1-800-SUICIDE Network, in Suicide and LifeThreatening Behavior 37(3) Juni 2007, 291-307. Mishara, B.L.; Daigle, M.; et. al., Which Helper Behaviors and Intervention Styles are Related tot Better Short – Term Outcomes in Telephone Crisis Intervention? Results from a Silent Monitoring Study of Calls to the U.S. 1-800-SUICIDE Network, in Suicide and Life-Threatening Behavior 37(3) Juni 2007, 308-321. 15
Immers, zulke gedachten komen vaak voor bij oproepers in crisis, zonder dat er daarom altijd sprake is van een acuut suïciderisico. Vandaar dat moet worden doorgevraagd op zelfmoordplannen en –dreigingen, op doods- en zelfmoordintentie, op drempelverlagende factoren (vb eerder suïcidaal gedrag of zelfdoding in de omgeving), en op beschermende en drempelverhogende factoren (‘wat houdt de oproeper nog in leven’). In 80% van de crisisoproepen van de Zelfmoordlijn geeft de oproeper aan zelfmoordgedachten te hebben. 34% laat verstaan reeds één of meerdere zelfmoordpogingen ondernomen te hebben. Het hoge voorkomen en de hoge graad van suïcidaliteit geeft niet enkel aan dat we onze doelgroep bereiken, maar maakt ook dat de vrijwilligers de deskundigheid die ze meekregen tijdens hun vorming, voortdurend kunnen optimaliseren. De deskundigheid van de vrijwilligers bleek uit de afname van de VROS, een vragenlijst die vaardigheden meet in het omgaan met mensen die suïcidaal zijn (zie 1.9). Onze vrijwilligers behaalden de hoogste score van alle ondervraagde doelgroepen. In 2007 werd de VROS ook gebruikt als didactisch materiaal bij de intervisie van vrijwilligers. In 2007 kon het Centrum onder meer dankzij Accenture een nieuwe telefooncentrale aankopen, die het beantwoorden aangenamer en comfortabeler maakt (oa headphones). De telefonische hulplijn kreeg in 2007 9434 oproepen.
Online In 2005 ging de Zelfmoordlijn voor het eerst online: mensen in nood konden voor het eerst via pc (www.zelfmoordlijn.be) hun problemen en zelfmoordgedachten met een vrijwilliger van de Zelfmoordlijn bespreken. Het Centrum koos voor deze ‘nieuwe’ vorm van hulpverlening omdat internet een steeds belangrijker communicatiemiddel wordt. De laagdrempeligheid van het medium laat toe om extra doelgroepen te bereiken, met name jongeren en mensen met een auditieve handicap. Dit blijkt ook uit de gegevens: in 2007 was maar liefst 87% van de oproepers online jonger dan 30 jaar. Het gaat vooral over jonge meisjes (81 procent is een vrouw), de grootste risicogroep voor het plegen van suïcidepogingen. Bij de online hulpverlening wordt dezelfde risico-assessment gebruikt. Het blijkt dat zware thema’s zoals incest, zelfverwonding en zelfdoding gemakkelijker in online communicatie ter sprake gebracht. Uit de statistische analyse blijkt bovendien dat de jongeren die voor online hulpverlening kiezen verder gevorderd zijn in het suïcidale proces dan jongeren die met de Zelfmoordlijn bellen. Dit is een heel belangrijk gegeven. Uit onderzoek blijkt namelijk dat jongeren naarmate ze meer suïcidaal zijn, minder geneigd zijn de stap te zetten naar professionele hulpverlening. Hetzij omdat ze zich schamen, hetzij omdat ze de energie niet meer hebben, er niet meer in geloven, enz. Het internet kan op dat moment, dankzij zijn laagdrempeligheid, een laatste toevluchtsoord zijn. Als de jongere dus op dat moment toegang heeft tot een gespecialiseerde online hulpverleningsdienst, kan dit het verschil maken. Uit onderzoek (Christensen, Griffiths, Korten, 2002; Christensen et al., 2004; Griffiths et al., 2004) blijkt dat korte preventieinterventies via het internet effectief zijn.
16
Om de vinger aan de pols te houden inzake online hulpverlening wordt ook geregeld uitgewisseld met andere organisaties in het werkveld. Op initiatief van de Kinder- en Jongerentelefoon werd in 2006 een overlegplatform opgericht voor alle Vlaamse organisaties en hulplijnen die ‘chatten’: het Online Hulp UitwisselingsPlatform, kortweg OHUP. Bedoeling is het uitwisselen van knowhow op zowel technisch, organisatorisch als op hulpverleningsvlak, zowel onderling, als met externe organisaties of onderzoekers. In 2007 werd binnen OHUP onder andere online vormingsmateriaal uitgewisseld, beleidsmatige feedback uitgewisseld over thema’s zoals omgaan met bepaalde types oproepers, en er werd gekeken of er behoefte is aan nieuwe software. In 2007 ging ook het onderzoek naar een algemeen gespreksmodel voor online hulpverlening van start. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Arteveldehogeschool en gesponsord door de Cera Foundation. De verschillende organisaties – zo ook het CPZ - die instaan voor online hulpverlening in Vlaanderen werken mee aan dit onderzoek. Hoofddoel van dit onderzoek is het huidige online hulpverleningsmodel wetenschappelijk onderbouwen en verbeteren. In 2007 werd in het kader van dit onderzoek een SWOT-analyse gemaakt van het huidige online hulpverleningsaanbod in Vlaanderen. Daarnaast werd een algemeen literatuuronderzoek uitgevoerd. In 2008 volgt o.a. een bevraging van de online oproepers, en uitwisseling met vorminggevers en vrijwilligers. Het onderzoek wordt afgerond in het voorjaar van 2009. Vanuit haar expertise wordt het CPZ meer en meer gevraagd om training over zelfdodingspreventie via internethulpverlening te verzorgen (o.a. JAC’s, KJT). In 2007 kreeg de online hulpverlening van de Zelfmoordlijn 362 oproepen.
Uitbreiding bereikbaarheid Zelfmoordlijn De telefonische en online hulpverlening zijn complementair. Met de telefoon bereikt de Zelfmoordlijn vooral 30- tot 60-jarigen, online vooral jongeren. De vrijwillige beantwoorders van de Zelfmoordlijn (telefoon) garandeerden in 2007 een maximale bezetting van twee lijnen. Wanneer de Zelfmoordlijn bezet is, komen oproepers op het antwoordapparaat terecht waar zij worden doorverwezen naar 106 van Tele-Onthaal en voor dringende gevallen naar de Dienst 100. De nood aan een tweede telefoonlijn wordt steeds groter. Ook voor het online aanbod dringt zich verdere uitbreiding op. Dankzij een projectsubsidie van Vlaams Minister van Welzijn Inge Vervotte, kon het online aanbod in 2006 worden uitgebreid van één naar twee avonden per week, namelijk op dinsdag- en donderdagavond van 19u-21u30. In 2007 werd de projectsubsidie verlengd om een uitbreiding naar vijf momenten per week in 2008 mogelijk te maken. Dit resulteerde in november 2007 in de aanwerving van een deeltijds project medewerker online hulpverlening, die moest instaan voor de rekrutering en selectie van online beantwoorders (tot maart 2008). Eind 2007 werd, met de steun van Vlaams Minister van Welzijn Steven Vanackere, de projectsubsidie verder uitgebreid en verlengd tot eind 2008 om de uitbreiding van zowel de telefonische als de online hulpverlening te garanderen. Deze extra middelen zullen o.a. de aanwerving van een medewerker voor de Zelfmoordlijn in 2008 mogelijk maken. Deze kracht is nodig om extra vormingsmomenten te kunnen voorzien, het grote aantal nieuwe vrijwilligers op te volgen, en de mogelijkheid van een extra locatie voor de Zelfmoordlijn te onderzoeken.
17
De vrijwillige beantwoorders van de Zelfmoordlijn “een mens begrijpen en aanhoren in al zijn kwetsbaarheid en miserie en dit op een meestal cruciaal moment in zijn of haar leven en dit zonder vooroordelen en zonder oordelen is een hele taak. Maar het geeft een geweldige en haast niet te omschrijven voldoening als je beseft dat je toch een deel van de last hebt kunnen dragen en het leven van een medemens in nood iets ‘lichter’ hebt kunnen maken” (een vrijwillig beantwoorder) Rekrutering Dankzij de aanwerving van een deeltijdse extra medewerker, kon er eind 2007 extra worden geïnvesteerd in het rekruteren en selecteren van kandidaat-vrijwilligers. De scheiding tussen de telefonische en de online hulpverlening vraagt een enigszins andere rekruteringsaanpak. Beide acties liepen echter gelijklopend en overlapten gedeeltelijk. Vooreerst werd de doelgroep bepaald. Hierbij werd besloten om de rekrutering uit te breiden naar heel Vlaanderen, aangezien het aantrekken van mensen uit de omgeving van Brussel steeds moeilijker werd en de online hulpverlening daarenboven van thuis uit kan gebeuren. Voor de telefonische beantwoording van de Zelfmoordlijn richtten we ons op 3 doelgroepen: senioren uit Brussel en omgeving; de leeftijdscategorie 25-35 jaar en huisvrouwen ouder dan 45 jaar uit grote steden van Vlaanderen. Voor het rekruteren van online vrijwilligers richtten we ons enkel op de twee laatste categorieën. Om de oproep naar vrijwilligers bekend te maken werden heel wat nieuwe en verschillende kanalen aangewend. Eerst werd een uitgebreide database opgemaakt met contactgegevens van interessante media en organisaties. De nodige media en organisaties werden dan gecontacteerd, wat resulteerde in een grootschalige verspreiding van de advertentie, al dan niet gecombineerd met een interview. Zo verscheen het CPZ –en de oproep tot vrijwilligers- in gemeentelijke infobladen, tijdschriften, maandbladen, bedrijfsbladen, enz. Ook de meer bekende media werden bereikt: De Standaard, Ring TV, ATV, Radio 1, Goed Gevoel, Landelijke Gilden, Kerk en Leven, enz. Om online vrijwilligers aan te trekken werd de advertentie ook verspreid via welgekozen websites. In 2007 werd met medewerking van het reclamebureau Leo Burnett een nieuwe wervingsfolder ontworpen en gedrukt. Deze bevat nu zowel een oproep naar telefonische als naar online vrijwilligers. Folders en affiches werden over heel Vlaanderen verspreid, in tegenstelling tot vorige jaren (vooral Brussel en omstreken). Voor het eerst wordt een informatieavond georganiseerd voor kandidaat-vrijwilligers. Deze is gepland voor februari 2008. De informatieavond zal o.a. bestaan uit een toelichting van de vrijwilligerswerking, een interview met twee vrijwilligers van de Zelfmoordlijn (online en telefoon), en als slot een informeel gedeelte, waarin uitwisseling met ervaren vrijwilligers mogelijk is.
18
Selectie Tot voor 2007 werden alle kandidaat-vrijwilligers uitgenodigd voor een selectiegesprek. Sinds vorig jaar wordt er ook een preselectie voorzien: kandidaten worden eerst gevraagd om een vragenlijst in te vullen (per post of e-mail) en op basis van hun antwoorden worden zij al dan niet uitgenodigd voor een selectiegesprek. Tijdens het selectiegesprek wordt onder andere gepeild naar de motivatie, communicatieve vaardigheden, inlevingsvermogen, eigen draagkracht en openheid rond de zelfmoordproblematiek. In 2007 werd het gesprek uitgebreid met een kort face tot face rollenspel en dit om zowel zicht te krijgen op de vaardigheden van de kandidaat-vrijwilliger, als om hem te laten kennismaken met de manier van werken aan de Zelfmoordlijn. Tot slot worden de kandidaten gevraagd om de VROS in te vullen, een vragenlijst die peilt naar de deskundigheid van hulpverleners in het omgaan met suïcidale cliënten. In november 2007 werd voor het eerst een aparte rechtstreekse opleiding in online hulpverlening voorzien. Omdat het online beantwoorden extra vaardigheden vereist, werd er een apart selectiegesprek ontwikkeld voor online vrijwilligers. Ten eerste verschilt de focus van het selectiegesprek op inhoudelijk vlak. Naast de basisvaardigheden die hierboven werden beschreven, wordt bij kandidaten voor onlinehulpverlening ook gepolst naar specifieke vaardigheden zoals vlot kunnen typen, voeling met chat- en jongerencultuur en zich goed en duidelijk kunnen uitdrukken in een geschreven tekst. Daarnaast is uiteraard het rollenspel verschillend: kandidaten voor online-hulpverlening krijgen een chatversie van het gebruikelijke face-to-face rollenspel. Omdat online vrijwilligers de mogelijkheid hebben om ook van thuis uit te beatnwoorden, wordt voor de kandidaten voor online hulpverlening het selectiegesprek aangevuld met een huisbezoek, waarin wordt nagegaan of de kandidaat-vrijwilliger zich thuis kan afzonderen van eventuele huisgenoten voor een permanentie, én of hij over een stabiele internetverbinding beschikt. Basisopleiding De weerhouden kandidaat-vrijwilligers voor de Zelfmoordlijn telefoon worden getraind in telefonische hulpverlening, crisisinterventie en zelfmoordpreventie. Een vorming duurt min. 36 uur en wordt gespreid over tien avonden (of namiddagen) en één hele dag. Naast een grondige theoretische vorming, wordt er veel aandacht besteed aan het inoefenen van vaardigheden. De basismethodiek die dan ook telkens terugkeert, is het rollenspel. De vormingscyclus is als volgt opgebouwd: o sessie1: kennismaking (met de hulpverlening); o sessie 2: crisisinterventie en risicofactoren voor zelfdoding; o sessie 3: houdingen en technieken van de hulpverlener; o sessie 4: gespreksfasen; o sessie 5: zelfmoord bespreekbaar maken; o sessie 6: extra oefensessie; o sessie 7: anonimiteit en aansprakelijkheid; o sessie 8: bijzondere oproepen (1); o sessie 9: bijzondere oproepen (2); o sessie 10: doorverwijsmogelijkheden; o sessie 11: extra infosessie voor de geslaagde kandidaat-vrijwilligers o sessie 12: welkomstreceptie voor nieuwe vrijwilligers
19
De vorming wordt telkens gegeven door een duo van een stafmedewerker en een vrijwilliger die is opgeleid om vormingen te geven. De basiscursus wordt continu herwerkt op basis van ervaringen uit externe vormingen, op basis van de geanalyseerde oproepgegevens van de Zelfmoordlijn en naar aanleiding van nieuwe onderzoeksgegevens over zelfdoding en de preventie ervan. Kandidaat-vrijwilligers die aan de opleiding voor de telefoon starten, engageren zich om daarna voor minimum een jaar maandelijks minimum 16 uur vrij te maken voor de Zelfmoordlijn (waarvan één nachtpermanentie om de 8 weken). Van 2005 tot 2007 werden enkel vrijwilligers met ervaring aan de telefoon opgeleid voor online hulpverlening. In november 2007 werd er voor het eerst een rechtstreekse opleiding rond online hulpverlening georganiseerd, voor kandidaat-vrijwilligers zonder ervaring bij de Zelfmoordlijn. Aanleiding hiervoor was de observatie dat de meeste vrijwilligers een specifieke voorkeur en vaardigheden hebben voor een bepaald medium. De meeste vrijwilligers die ooit kozen voor telefonische hulpverlening hebben vooral affiniteit met dat medium en voelen zich minder goed bij online hulpverlening. Door rechtstreeks vrijwilligers voor het online medium te rekruteren, krijg je vrijwilligers met een grotere en specifieke motivatie. Net zoals vrijwilligers die worden opgeleid voor de telefoon, nog geen ervaring hebben met face tot face hulpverlening, bleek het ook niet nodig voor online hulpverleners om ervaring te hebben met telefonische hulpverlening. De opleiding voor online hulpverlening is gelijkaardig aan de opleiding voor telefoon, wat betreft gesprekstechnieken, zelfdoding bespreekbaar maken, omgaan met anonimiteit, doorverwijzing, enz. Daarnaast worden online vrijwilligers vertrouwd gemaakt met het medium chat, de valkuilen ervan en hoe ze deze kunnen ondervangen. Daarnaast leren ze werken met de chatsoftware en oefenen ze hun kennis in chatvaardigheden in via rollenspelen op computer. Van elk oefengesprek kan een letterlijke outprint gegenereerd worden, wat heel concrete en leerrijke feedback oplevert. Een laatste belangrijk onderdeel van de opleiding is het – gezien de doelgroep – leren omgaan met specifieke jongerenproblematieken zoals zelfverwonding, incest, pesten, enz. Kandidaat-vrijwilligers die aan de online opleiding starten, engageren zich voor minimum een jaar om minimum 16u per maand vrij te maken. Zij hoeven geen nachtpermanenties te doen. Het online beantwoorden kan, in tegenstelling tot de telefoon, ook van thuis uit gebeuren. Minstens 1 keer per maand beantwoorden vrijwilligers nog vanuit het CPZ. Zowel bij de opleiding voor telefoon als voor online is er een tussentijdse evaluatie halverwege de vorming voorzien, die toelaat om kandidaat-vrijwilligers tijdig op belangrijke werkpunten te wijzen en indien dit nodig mocht zijn, voortijdig de vorming te laten beëindigen. Bij een positieve eindevaluatie kunnen de kandidaten beginnen met het echte werk. In 2007 werden er 2 vormingen voor de telefoon georganiseerd, 1 opleiding online voor vrijwilligers met ervaring aan de telefoon, en 1 rechtstreekse opleiding online. Uiteindelijk zijn er vorig jaar 8 nieuwe vrijwilligers gestart: 5 voor telefoon en 3 voor online.
20
Net zoals in 2005 werd een train-de-trainercursus georganiseerd. Dit is een tweedaagse opleiding die het CPZ zelf organiseert om vrijwilligers op te leiden om mee vorming te geven (zowel intern als extern). Dankzij deze vorming heeft het CPZ er drie nieuwe trainers bij. Het systeem van peter- en meterschap bleek ook in 2007 een succesvolle formule. Elke nieuwe vrijwillige medewerker wordt de eerste maanden aan de telefoon opgevolgd en gesteund door een vrijwilliger die reeds jaren ervaring heeft aan de Zelfmoordlijn. Evaluatie vorming: de VROS In 2006 werd de kwaliteit van de vorming voor kandidaat-vrijwilligers voor het eerst systematisch geëvalueerd: zowel voor als na de vorming werd de kandidaat-vrijwilligers gevraagd de VROS in te vullen: een vragenlijst die de deskundigheid meet van hulpverleners in de opvang van suïcidale cliënten (zie ook 1.9). Uit de analyse bleek de effectiviteit van de vorming. Permanente vorming en coaching Ook na de basisopleiding worden de vrijwilligers permanent begeleid en ondersteund. Dit gebeurt door: - 6 maal per jaar een intervisiebijeenkomst of oproepbespreking waarin de vrijwilligers de kans krijgen om te spreken over hun ervaringen aan de telefoon of online. Eén van deze oproepbesprekingen wordt gezien als permanente vorming: hierin wordt een deel van de basisvorming herhaald en verder uitgediept. In 2006 was dat het thema ‘structureren en afronden’; - lezingen door externe sprekers, waarbij een thema wordt gekozen dat verwant is met de zelfmoordproblematiek en hulpverlening. Erg interessant in 2007 was een lezing over zelfverwonding, een thema dat steeds vaker aan bod komt (vooral online). Daarnaast kregen vrijwilligers de kans om de Dag van de Nabestaanden van Werkgroep Verder mee te maken; - 1 maal per jaar een individueel functioneringsgesprek met een stafmedewerker of lid van de Raad van Bestuur (een eerste functioneringsgesprek vindt plaats drie maanden nadat de vrijwilliger gestart is aan de Zelfmoordlijn); - onbeperkte toegang tot het documentatiecentrum en de bibliotheek, met mogelijkheid tot uitlenen; - persoonlijke begeleiding door de stafmedewerker vrijwilligersbeleid; - begeleiding van nieuwe vrijwilligers door peter of meter; - telefonische permanentie van vertrouwenspersonen (staf en trainers interne vorming). Intervisies verlopen sinds 2005 in vijf vaste intervisiegroepen van een tiental vrijwilligers, die 6 keer per jaar met een vaste begeleider samenkomen. Vrijwilligers kunnen zelf thema’s inbrengen en voorbereiden. Belangrijke voordelen van dit systeem zijn de veiligheid en de goede sfeer in de groepen, het inspelen op wat er actueel leeft bij vrijwilligers en meer structuur. Dat alles komt de uiteindelijke kwaliteit van de Zelfmoordlijn ten goede. Vrijwilligers die dit wensen kunnen na een jaar van groep veranderen, om ook met andere vrijwilligers te kunnen uitwisselen.
21
“De formule van de oproepbesprekingen met een vast gedeelte waarin de staf bepaalde onderwerpen extra benadrukte en/of bijstuurde, en een vrij gedeelte waarin ieder van ons op de meest persoonlijke manier aan bod kon komen om te ventileren, gaf ons maximaal de kans om te leren uit mekaars ervaring en om onszelf opnieuw in vraag te stellen. Ik vond het zeer efficiënt en een onontbeerlijke aanvulling op de basisvorming, een echte MUST.” (Een vrijwillig beantwoorder) Inspraak en betrokkenheid van vrijwilligers bij het beleid Naast een goede begeleiding, hecht het Centrum veel belang aan de betrokkenheid en inspraak van vrijwilligers in het Centrum. Inspraak van vrijwilligers wordt mogelijk gemaakt door: - de jaarlijkse functioneringsgesprekken waarin vrijwilligers feedback kunnen geven over het vrijwilligersbeleid; - de jaarlijkse Algemene Vergadering waarin ook vrijwilligers zetelen. Elke vrijwilliger wordt op deze vergadering uitgenodigd, ongeacht een effectief lidmaatschap; - de werkgroepen van het Centrum. Vrijwilligers hebben de mogelijkheid om een vertegenwoordiging op te nemen in bv. de werkgroep Bereikbaarheid of de werkgroep Beleid; - de vertegenwoordiging van vrijwilligers in de Raad van Bestuur. Vrijwilligers worden op de hoogte gehouden van de activiteiten en van wat er leeft in het Centrum via • een maandelijkse nieuwsbrief • een kalender met de activiteiten van de staf • de jaarlijkse Algemene Vergadering. Daarnaast werd in 2007 een intranet ontwikkeld, waarop vrijwilligers voor hen relevante informatie makkelijk kunnen raadplegen, of met mekaar kunnen uitwisselen. Teambuilding en appreciatie De spil van de Zelfmoordlijn zijn uiteraard de vrijwilligers. Om hen voor hun niet geringe inzet te bedanken, werden er ook in 2007 verscheidene dankmomenten georganiseerd: - een nieuwjaarsreceptie; - een daguitstap met etentje; - een barbecue; - speciale verwenweken voor de vrijwilligers (3 x per jaar). Deze momenten zijn daarenboven de ideale manier voor vrijwilligers om elkaar te leren kennen en informeel uit te wisselen. De goede groepssfeer en de contacten met de staf blijken een belangrijke extra drijfveer te zijn voor vrijwilligers om hun engagement voort te zetten.
22
1.7 Informeren – Sensibiliseren Kenniscentrum Steeds meer wordt het CPZ een aanspreekpunt voor media, studenten, leerkrachten, intermediairen en privé-ondernemingen wanneer het gaat om vragen gerelateerd aan zelfdodingspreventie. Het CPZ heeft een duidelijk beeld van alle spelers binnen het veld en hun activiteiten en onderhoudt er goede contacten mee. Deze netwerking maakt van het CPZ een organisatie die goed geplaatst is om efficiënt door te verwijzen indien nodig en de verschillende vragen te kanaliseren. Vandaar dat we kunnen spreken van het CPZ als kenniscentrum: “Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding wil wetenschappelijk onderbouwde en empirisch gestaafde kennis over zelfdoding en de preventie ervan toegankelijk maken en toepasbaar maken voor zowel hulpverleners, de overheid en het ruime publiek. Het Centrum verzamelt, bestudeert en verwerkt systematisch feiten, cijfers en voorbeelden van preventie. Het multidisciplinair team van het Centrum vormt een aanspreekpunt voor het werkveld, levert advies en verwijst indien nodig door naar andere kenniscentra en experten. Als kennis- en expertisecentrum slaat het Centrum bruggen tussen onderzoek, theorie, beleid en praktijk”.
Documentatiecentrum In 2007 kreeg het CPZ 306 informatieaanvragen. Dit zijn aanvragen voor campagnemateriala van de Zelfmoordlijn, informatieve brochures, artikels, … Dit aantal lag lager dan in 2006 (380), maar toen was er een sterke stijging ten opzichte van 2005 (189) omwille van de Leidraad voor Leerkrachten die in 2006 werd ontwikkeld. Het gaat vooral om aanvragen van studenten, scholen en leerkrachten, diensten zoals CLB’s, JAC en CAW’s, politie… Onderwijzend personeel Hulpverlening, organisaties en diensten Studenten Onbekend
47 69 156 34
In 2008 wordt het systeem van informatie-aanvragen op de website herbekeken en aangepast. De map 'Twintig manieren om zelfmoord te bespreken in klas of groep' is uitverkocht en zal ondermeer wegens didactische redenen niet worden herdrukt. 23
Op afspraak kan men de gespecialiseerde bibliotheek van het Centrum raadplegen. Het Centrum beschikt als enige in Vlaanderen over een dergelijk gespecialiseerd aanbod inzake publicaties over zelfdoding en de preventie ervan. De bibliotheek werd in 2007 aangevuld met recente werken. In 2007 werd de database van de bibliotheek ook online gezet zodat bezoekers van www.zelfmoordpreventie.be de referenties online kunnen raadplegen. De bibliotheek zal in 2008 verder worden uitgebreid. In 2007 werd ook de ‘Leidraad voor leerkrachten: wat als een leerling een werk wil maken over zelfdoding?’ verder verspreid, ondermeer via het samenwerkingsverband met het GO! De eerste druk van 10.000 exemplaren is bijna uitgeput en in 2008 is er een herdruk voorzien. De leidraad voor leerkrachten kan besteld worden via onze website www.zelfmoordpreventie.be of www.zelfmoordlijn.be.
Lezingen Het CPZ geeft lezingen op colloquia, studiedagen… De lezingen zijn echter beperkt gezien het CPZ prioriteit geeft aan de deskundigheidsbevordering (zie 1.8). In 2007 gaf het CPZ 2 namiddaglezingen aan ASA (senioren Antwerpen).
Website Iedereen die meer wil weten over zelfdoding of het Centrum kan terecht op de website www.zelfmoordpreventie.be. Samen met www.pratenonline.be wordt het CPZ erkend als beste site over zelfdoding in het Nederlands taalgebied. In 2008 wordt de site van het CPZ volledig vernieuwd. Er zal ondermeer een duidelijker onderscheid worden gemaakt tussen het expertisecentrum – de drie pijlers informeren/sensibiliseren, deskundigheidsbevordering en onderzoek – en de vierde pijler, de Zelfmoordlijn.
Campagnemateriaal Het (gratis) noodnummer van de Zelfmoordlijn wordt (gratis) vermeld in de Gele Gids, de Streekkrant, sociale kaarten, bij wachtdiensten apotheker, bij huisartsen… In 2007 werden 1000 affiches en 20.000 folders ‘Voor de babbel van je leven’ bijgedrukt. Het CPZ werkt voor de ontwikkeling van haar campagnemateriaal samen met het Bureau Leo Burnett (www.leoburnett.com)
24
Pers Het CPZ verschijnt regelmatig in de pers en is een belangrijke partner voor de media bij berichtgeving over zelfdoding en de preventie ervan. Het CPZ hield op 29 maart 2007 een persconferentie over de jaarresultaten van 2006 van de telefonische en online hulpverlening van de Zelfmoordlijn. Deze persconferenties kregen weerklank in de geschreven pers alsook op radio en televisie. Het CPZ verscheen in 2007 in de geschreven pers in: De Morgen, De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Volk, Het Laatste Nieuws, Metro, Brussel Deze Week, Goed Gevoel… Het CPZ verscheen ook op Canvas, VTM en Belganews. Ook op de radio was het CPZ verschillende malen te horen in de nieuwsuitzendingen van de openbare radio en in andere uitzendingen op regionale en vrije zenders. Regelmatig wordt een persmededeling vanuit het Centrum ter Preventie van Zelfdoding verstuurd naar de grote dag- en weekbladen. Deze artikels zijn ook terug te vinden op www.zelfmoordpreventie.be. De persartikels die over het CPZ zijn verschenen gedurende de laatste zeven jaren zijn gebundeld in de CPZ-persmap.
Maatschappelijke Jongeren Actie In opvolging van het jongerenproject rond zelfbeeld en geluk dat Maatschappelijk Jongeren Actie (MJA, www.mja.be) in samenwerking met het CPZ in 2006 ontwikkelde, volgde een filmvoorstelling. Na de vertoning van de film ‘The Full Monty’ werkt het MJA met een aantal methodieken waarbij er dieper wordt ingegaan op zelfbeeld, gevoelens bespreekbaar maken en het probleemoplossend vermogen. Verder schreef het CPZ ook in 2007 de vaste rubriek voor ‘vragen over zelfdoding’ in het jongerentijdschrift van MJA, ZAP (voor jongeren van 16 tot 24 jaar). Onderwerpen in 2007 waren: hoe omgaan met signalen van suïcidaal gedrag, wat doen met een laag zelfbeeld, een dankjewel aan de Zelfmoordlijn, hoe omgaan met examenstress, hoe denkfouten corrigeren en hoe omgaan met zelfverwonding. In 2008 zal het CPZ de vaste rubriek even lossen om meer tijd aan andere informatiekanalen te kunnen besteden. Eind 2008 zit het CPZ opnieuw met MJA rond de tafel om de samenwerking te herbekijken.
25
Andere Er verschenen volgende artikels van het CPZ: − ‘Zelfdoding bij jongeren: preventie in het gezin’, in Rondom Gezin door Grieke Forceville; − ‘Online Hulpverlening’ in Psychopraxis door Leen Willems. Leen Willems schreef een recensie over het boek ‘Nabijheid door afstand en intimiteit. Do’s en don’ts bij online hulp aan allochtone jongeren, van Frank Schalken en Aziza Sbiti (2006) in het Tijdschrift Cultuur Migratie en Gezondheid (CMG), 2007 nr. 3. Het CPZ doet via 'De Wetenschapswinkel' beroep op studenten om interessante onderzoeksvragen te beantwoorden. Binnen dit kader deed 2007 Olivia Serruys, studente Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven een vergelijkend onderzoek naar de methodologische opmaak van suïcidestatistieken in Nederland en Vlaanderen. In 2007 startte Veerle De Vylder, studente Sociaal-Culturele Agogiek aan de VUB, een onderzoek naar de bekendheid en imago van De Zelfmoordlijn bij ouderen. Tenslotte ontwikkelde Sebastien Roosbeek en Arnaud Boudier, studenten Communicatie Management aan de Katholieke Hogeschool Mechelen, een promotieplan voor de Zelfmoordlijn.
1.8 Deskundigheidsbevordering Aanbod Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding voorziet in een aanbod van ‘vorming op maat’ voor organisaties van intermediairs. Er is de keuze tussen werkwinkels en trainingen van één of meerdere dagen. Trainingen die bestaan uit meerdere dagdelen worden in regel gegeven door een team van twee medewerkers: één beroepskracht (met up-to-date kennis over de zelfdodingproblematiek en de preventie ervan) en één vrijwilliger die werd opgeleid tot het geven van interne en externe vormingen. Deze aanvulling werkt verfrissend en verrijkend en maakt de theorie aan de hand van concrete voorbeelden erg tastbaar. Op vraag van de organisaties wordt een follow-up in de vorm van een extra oefensessie of intervisie voorzien of worden er opvolgingsdagen georganiseerd. De teamdag in 2007 maakte van de deskundigheidsbevordering een nieuwe prioriteit. Zo werd ondermeer in 2007 opnieuw een Train de trainer georganiseerd voor vrijwilligers waaraan 3 mensen deelnamen. Een belangrijke aanvulling op vorige Train de trainer was de sessie over ‘hoe reageren in moeilijke situaties’ waarin uitgebreid wordt ingegaan op ‘lastige situaties’ die zich in een interne of externe vorming over zelfdodingspreventie kunnen voordoen (vb iemand wordt emotioneel, iemand wordt cynisch, iemand stelt het belang van zelfdodingspreventie in vraag, …).
26
Het CPZ gaf in 2007 vorming aan: - Calltakers 112 (2 x eendaagse basisvorming) - Belgacom, sociale dienst (tweedaagse basisvorming) - Palliatieve Hulpverlening Antwerpen (werkwinkel) - JAC Gent (protocol rond e-mail en chat) en JAC Antwerpen (driedaagse) - Ehsal, studenten verpleegkunde en medische beeldvorming (werkwinkel) - Kinder- en Jongerentelefoon Limburg, Oost-Vlaanderen (werkwinkels) - Vrouwencentrum Sint-Niklaas (werkwinkel) - Katholieke Hogeschool Sint-Niklaas (werkwinkel aan studenten verpleegkunde) Nieuw in 2007 was het open aanbod van twee volledige vormingsdagen naar intermediairs i.s.m. het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie (voorjaar2007)! vraag vorming per doelgroep
10%
jeugd
10%
bedrijven nooddienst 47%
18%
ouderen gezondheidszorg welzijn
5% 5%
5%
andere
In 2007 deelden we onze expertise over zelfmoordpreventie, en online hulpverlening in het bijzonder, op een werkcongres in Amsterdam, getiteld ‘Suïcide voorkomen’. In 2008 en 2009 zal het CPZ de doelgroep 'sleutelfiguren op de werkvloer' (personeelsdiensten, bedrijfsgeneeskundige diensten, preventie-adviseurs, ...) meer pro-actief benaderen. Alvast op de agenda van 2008: - De Post, Psychosociale Dienst (8 modules over telecounseling) - Calltakers 112 (2 x eendaagse basisvorming) - Brandweer Antwerpen (1 of 2 dagen) - Kinder- en Jongerentelefoon (alle provincies) (werkwinkel) - JAC’s (2 tot 3 dagen) - open aanbod naar intermediairs i.s.m. het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie (2 dagen) - Rusthuizen OCMW Dendermonde (13 x werkwinkel) - Gemeentepersoneel (samenwerking LOGO Antwerpen Noord) (lezing + 2x werkwinkel) Het CPZ werd betrokken bij de uitwerking van het standaardpakket deskundigheidsbevordering zoals dit door de Vlaamse Overheid in het actieplan werd vooropgesteld.
27
Effectiviteit In 2007 gebruikte het CPZ de VROS (Vragenlijst Reacties Omgaan met Suïcidaliteit) als evaluatieschaal voor haar externe vormingen. Uit de vergelijking van de voor- en nametingen bleek dat de vormingen effectief zijn (zie 1.9). Ook in 2008 zal de VROS worden afgenomen bij deelnemers van externe vormingen. Zo kan de effectiviteit van de vormingen blijvend geëvalueerd en bijgestuurd worden. Interesse in ons vormingsaanbod? Neem vrijblijvend contact op met Grieke Forceville (02/649 62 05;
[email protected])
28
1.9 Onderzoek Vergelijkend onderzoek naar attitudes t.a.v. suïcide en hulpzoekend gedrag, in Vlaanderen en Nederland Eind 2006 is het CPZ, in samenwerking met LUCAS (een samenwerkingsverband tussen KuLeuven en Caritas), begonnen met een wetenschappelijk onderzoek. Doel van het onderzoek is een verklaring vinden voor de hoge suïcidecijfers in Vlaanderen. Nagegaan wordt hoe sociaal-cognitieve factoren invloed hebben op suïcidaal, hulpzoekend en probleemoplossend gedrag. Omdat we niet enkel regio’s binnen Vlaanderen met elkaar willen vergelijken, wordt ook Nederland opgenomen in de doelgroep. Dit laat ons toe (deels) te verklaren waarom Vlaanderen bijna dubbel zoveel suïcides kent dan Nederland. Het onderzoeksproject zal naar verwachting 4 jaar duren en is gekoppeld aan een doctoraatsstudie in de Sociale Gezondheidswetenschappen (KULeuven) van Alexandre Reynders, onderzoeksmedewerker bij het CPZ. In 2007 werd de literatuurstudie voltooid, de onderzoeksvragen uitgewerkt en hypothetisch model ontwikkeld. In 2008 zal de vragenlijst opgesteld en getest worden. In september 2008 zal de vragenlijst verspreid worden in Nederland en Vlaanderen.
Vragenlijst Reacties Op Suïcidaliteit (VROS) LUCAS heeft in samenwerking met het CPZ, een Nederlandstalige versie van de SIRI II (Suicide Intervention Response Inventory), opgesteld: de VROS. De bedoeling van de vragenlijst is het meten van de vaardigheden van de respondent in het omgaan met mensen die suïcidaal zijn. De vragenlijst werd afgenomen van ongeveer 1000 respondenten en heeft haar validiteit wetenschappelijk aangetoond. De VROS is niet enkel een meetinstrument. Ze heeft ook een didactische waarde en kan dus gebruikt worden in de opleiding van nieuwe vrijwilligers en tijdens externe deskundigheidsbevordering. De vragenlijst bestaat uit 24 ‘dubbele’ items waarin een suïcidaal persoon een uitspraak doet, waarop 2 mogelijke reacties door een hulpgever worden gegeven. De respondent moet de wenselijkheid van iedere reactie beoordelen door ze een score van –3 tot en met + 3 te geven. Men kan iedere respondent beoordelen door de discrepantie tussen zijn scores en de expertscores te berekenen (hoe lager de score hoe beter de vaardigheid) en door te berekenen hoeveel items correct beoordeeld werden (positieve versus negatieve score). Een voorbeeld van één item is: Suïcidale cliënt: “Ik besloot vanavond nog te bellen, omdat ik het gevoel heb dat ik mezelf iets zou kunnen aandoen … Ik heb aan zelfmoord zitten denken.” –Hulpverlener A: “Je zegt dat je zelfmoord overweegt, maar wat zit je nu echt dwars?” –Hulpverlener B: “Kun je me meer vertellen over de gevoelens die je hebt over zelfmoord?” De vragenlijst werd eveneens afgenomen bij alle vrijwilligers van de Zelfmoordlijn. De vrijwilligers van de Zelfmoordlijn behoren tot groep van respondenten met de beste scores. De discrepantiescore bedroeg 46,7 en was de hoogste gemiddelde score.
29
Het aantal correct beantwoorde items bedroeg gemiddeld 20.4. De kwaliteit en effectiviteit van de opleiding van de kandidaat-vrijwilligers werd ook gemeten. Vóór de opleiding van de kandidaat vrijwilligers bedroeg het aantal correct beantwoorde items 18, na de opleiding 21. De expertscores evolueerden van 58.0 naar 46.3 Dit is een verbetering van 12 punten. Ook in de toekomst zal de VROS afgenomen worden bij alle kandidaat-vrijwilligers voordat ze de opleiding aanvangen, onmiddellijk na de opleiding en 6 maanden na de opleiding. Dit instrument helpt ons de kandidaten te weerhouden met de beste competenties. Daarnaast kunnen we de effectiviteit en kwaliteit van de interne opleiding meten op korte en middellange termijn. De VROS werd ook systematisch afgenomen bij externe opleidingen van minimum één dag. Zo werden er meer dan 60 voor- en nametingen gedaan. De resultaten tonen aan dat onze externe deskundigheidsbevordering een significant effect heeft op de vaardigheden van de deelnemers. Dit effect blijkt nog sterker te zijn bij minder ervaren doelgroepen omdat er bij hen een grotere progressiemarge is. De VROS zal ook in 2008 afgenomen worden bij deelnemers die onze externe vormingen volgen. Ook hier laten de voor- en nametingen ons toe om evidence-based te werken, de effectiviteit van onze externe vorming te meten en bij te sturen waar nodig.
1.10 Stage op het CPZ Het CPZ biedt studenten van diverse opleidingen de mogelijkheid om stage te lopen. Elke stagiair kan, in samenspraak met zijn begeleider, een keuze maken uit een ruim takenpakket. Begeleiding is steeds voorzien vanuit het Centrum zelf. Het CPZ verwacht van stagiairs de nodige zelfstandigheid, maar ook een goede teamingesteldheid. De studenten krijgen de kans om zowel praktische ervaring op te doen als meer inhoudelijke inzichten te verwerven. Praktisch ervaring: - telefonische en/of online hulpverlening aan de Zelfmoordlijn; - organisatorisch: publiekscampagnes uitwerken, rekruteren van nieuwe vrijwilligers, organiseren van studiedagen… - vormingswerk: observeren van en participeren aan interne en externe vormingen - administratie: verwerken van informatie-aanvragen, briefwisseling, telefonisch onthaal op secretariaat, klassement… - research: statistische en inhoudelijke verwerking van gegevens aan de Zelfmoordlijn, meewerken aan extern onderzoek... - kwaliteitszorg: onderzoek naar de kwaliteit van de dienstverlening, ontwikkelen van standaardcriteria… - beleid en management: ontwikkelen actieplannen, personeels- en vrijwilligersbeleid ondersteunen… - ICT: ondersteuning en uitbouw, kennissystemen en databases, actualiseren en vernieuwen van website, online hulpverlening… - PR: actualiseren perscontacten, organisatie persmomenten, ontwikkelen persmap, ondersteunen communicatiebeleid… - … Stagiairs die de Zelfmoordlijn beantwoorden, krijgen bij het CPZ hiervoor een opleiding. Inzicht verwerven in: 30
-
-
management in de welzijns- en gezondheidszorg; de organisatie en haar omgeving; de hulpverlening aan suïcidale personen; verschillende benaderingen in de hulpverlening (client-centered, empowerend, oplossingsgericht versus probleemgericht…) de eigen houding tegenover dood en zelfdoding; het eigen functioneren; …
Naast een individuele begeleiding is er ook opvolging in team, onder de vorm van teamvergaderingen, oproepbesprekingen of intervisiebijeenkomsten, lezingen en permanente vorming. Het voortdurend contact tussen stagiair, staf en vrijwilligers draagt zeker bij tot de betrokkenheid van de stagiair en tot een positieve en motiverende sfeer. Het CPZ is een unieke plaats om een stage te lopen. Ik heb niet enkel ervaring kunnen opdoen als Management Assistant, maar ik heb ook heel wat geleerd over zelfmoordpreventie en over de Zelfmoordlijn. Door mijn stage heb ik appreciatie kunnen opbrengen voor de vrijwilligers die aan de Zelfmoordlijn werken. Ze betekenen een grote hulp voor oproepers in crisis. Ze luisteren naar de verhalen, steunen de oproepers, helpen hen er bovenop, … Het zijn gewoonweg uitzonderlijke mensen met het hart op de juiste plek! (stagiaire Nora) In 2007 werkten 4 stagiairs op het Centrum: 1 studente criminologie, 1 studente rechten en 2 studenten Office Assistent. Ook in 2008 zullen studenten met verschillende studieachtergronden stage op het CPZ doen. Interesse in het stagelopen op het CPZ? Neem contact op met Grieke Forcevile (02/649 62 05;
[email protected])
31
1.11 Kwaliteitszorg De Werkgroep Beleid met afvaardiging van de vrijwilligers, de Raad van Bestuur en het personeel, maakte het beleidsplan 2005–2010 waarin de beleidsopties, geconcretiseerd in algemene en specifieke doelstellingen, zijn opgenomen. Op de evaluatievergadering van april 2007 was de algemene overtuiging dat er gezien de beperkte mankracht al heel wat is gerealiseerd. Realisaties zijn onder meer: een vaste structuur in het analyseren van oproepgegevens, een netwerkanalyse, een update van de basis- en permanente vorming en de rechtstreekse invoer van oproepgegevens op computer. De activiteiten van de Werkgroep Bereikbaarheid die in 2006 werd opgestart om concrete maatregelen uit te werken om de Zelfmoordlijn zo goed mogelijk te bezetten en het verloop van vrijwilligers te beperken, werden in april 2007 afgerond. Conclusies zijn o.a.: − nood aan nieuwe locatie − onderzoeken mogelijkheid tweede lijn (met extra locatie of doorschakeling) Mede dankzij een projectsubsidie van de Nationale Loterij zal in 2008 een tijdelijke kwaliteitsmedewerker worden aangenomen om tegen eind 2008 een duidelijk actiegericht plan voor te leggen dat de kwaliteit van het Centrum ter preventie van Zelfdoding verder zal verbeteren. Zijn taken zijn: - een doorlichting maken van de werking en de behaalde resultaten van de vier pijlers van het CPZ. Daarbij hoort ook het maken van een stakeholdersanalyse; - een proces van continue kwaliteitsbewaking uitwerken en instaan voor de implementatie ervan; - een analyse maken van het werkveld inzake zelfdodingspreventie; - de resultaten van het project analyseren en rapporteren.
1.12 Financiën Het CPZ kon in 2007 voor de boekhouding een beroep doen op Roel Forceville. De rekening 2007 werd goedgekeurd op de Algemene Vergadering van 25 januari 2008.
32
Inkomsten in EUR 73 LIDGELDEN, SCHENKINGEN,
169.375,29
LEGATEN & SUBSIDIES 732 schenkingen
38.953,50
737 subsidies
130.329,79
738 sponsoring
92,00
74 DIVERSE
10.860,61
VERENIGINGSOPBRENGSTEN 74006 documentatie
1.412,00
74007 deskundigheidsbevordering
8.405,81
74008 andere
987,80
74009 waarborg sleutels
75 FINANCIELE OPBRENGSTEN
55,00
764,32
75001 intresten
Totaal
764,32
181.000,22
33
Uitgaven in EUR 61 DIVERSE GOEDEREN EN DIENSTEN
43.795,74
61001 huur 61002 kantoorkosten 61003 telefoon 61004 publiciteit 61005 electriciteit - gas - water 61007 bibliotheek 61008 internet Zelfmoordlijn 61009 kosten activiteiten vrijwilligers 61010 verzekeringen 61011 catering 61013 studiedagen, congressen, ... 61015 deskundigheidsbevordering 61016 permanente vorming 61017 onderhoud 61018 diverse 61019 lidmaatschap en abonnementen 61021 locatie/logistiek, ... studiedag 61023 geschenken medewerkers 61028 vzw 61030 sleutels bijmaken 61032 meubilair
7.405,10 5.400,00 2.491,35 2.841,69 1.196,36 300,75 14.008,82 1.303,77 2.070,73 2.879,85 90,00 9,10 1.555,16 812,82 25,99 377,00 75,14 312,04 131,16 239,00 269,91
62 LONEN
141.973,52
62100 lonen en vergoedingen 62200 patronale bijdragen 62300 vervoerkosten 62700 andere 62800 externe dienst preventie en bescherming o/h werk
73.036,15 67.972,82 796,15 30,00 138,40
65 FINANCIELE KOSTEN
134,57
65001 bankkosten
134,57
Totaal
185.903,83
Totaal inkomsten Totaal uitgaven
181.000,22 185.903,83
Saldo 31/12/2007
- 4903,61
Het verlies van 4903,61 Euro is te verklaren door project- en personeelskosten voor 2007 waarvan de subsidies uitbetaald en geboekt zijn in 2006 (dit verklaart meteen de enorme winst van meer dan € 60.000 in 2006). Er is een belangrijke overheveling van de online-subsidie (project 2007-2008) naar het jaar 2008. Wegens laat projectbegin wordt 19.725 EUR van het reeds in 2007 ontvangen bedrag (26.925 EUR) overgeheveld naar 2008.
Fondsenwerving Sponsors en schenkers van 2007 vindt u vooraan in dit jaarverslag. Het CPZ mag fiscale attesten afleveren. In 2007 volgde de directie een tweedaagse over fondsenwerving. In 2008 zal een fondsenwervingsplan worden uitgewerkt.
34
Steun de Zelfmoordlijn : 433-8141611-38. Giften vanaf € 30 zijn fiscaal aftrekbaar
35
DEEL 2: Analyse van de oproepgegevens 2.1 Methodologie Van elke oproep wordt een uitgebreid verslag gemaakt. Het invullen van de oproepverslagen gebeurt steeds nadat het gesprek is afgelopen. De integriteit en anonimiteit blijven steeds gewaarborgd. De oproepverslagen werden in 2007, met behulp van een vrijwilliger, gecodeerd en verwerkt met het statistisch analyseprogramma SPSS. Met uitzondering van het deel over het ‘soort oproepen’ en het ‘aantal oproepen’, worden enkel de noodoproepen voor zichzelf en oproepen voor derden in deze analyse in rekenschap gebracht. Oproepers die reeds gebeld hebben, vergissingen, grappen, seksuele oproepen en andere oproepen werden uitgesloten om zo vertekeningen van de resultaten te voorkomen. Basisprincipes van het CPZ zijn de anonimiteit en het vertrouwen van de oproepers. Beide principes primeren op het wetenschappelijk onderzoek. Oproepers hebben in alle vrijheid een gesprek met één van de vrijwilligers. Bijgevolg is het onmogelijk om een vorm van telefonische enquêtevoering te organiseren. De vrijwilligers kunnen oproepers geen gegevens zoals naam, adres en leeftijd vragen. Enkel gegevens die de oproeper op vrijwillige basis vertelt of die uit het gesprek af te leiden zijn, kunnen worden verwerkt. Dit heeft tot gevolg dat we beschikken over beperkte informatie, maar ook dat sommige van de bekomen resultaten een onderschatting zijn van de realiteit. Daarnaast wordt de vragenlijst a posteriori ingevuld door de beantwoorders. Het achteraf invullen van vragenlijsten kan leiden tot subjectief gekleurde vragenlijsten: enkel datgene wat de beantwoorder zich herinnert, wordt gemeld. Ook interpretatie is niet uit te sluiten. In 2008 zal de analyse sneller kunnen worden opgevolgd: vrijwilligers kunnen het oproepverslag meteen op computer invullen; voorheen gebeurde dit schriftelijk en werden de gegevens nadien op computer gezet.
36
2.2 Resultaten telefonische oproepen Aantal en type oproepen In 2007 beantwoordde de telefonisch hulplijn 9.434 oproepen. Tabel 1. Het aantal oproepen vergeleken voor verschillende jaartallen jaartal
2001 2002
2003
2004
2005
2006
aantal oproepen 6310 6910
8336
10655
9644
9434
+27,8%
-9,5%
-2,2%
toename in %
+9,5% +20,6%
Tabel 2. Soort oproepen vergeleken voor 2006 en 2007 Soort oproep Noodoproep voor zichzelf Noodoproep voor derden
2007
2006
35,4
39,8
11,6
12,7
Stille oproep
31,4
31.9
Informatie
3,9
4,1
Andere*
17,7
11,6
* vergissing, grap, seksbeller, andere
Duur en tijdstip van de oproepen De gemiddelde duur van een gesprek aan de Zelfmoordlijn is 26,9 minuten (in 2006 was dit 24,6 minuten). Oproepen voor zichzelf (29.9, min.) duren aanzienlijk langer dan gesprekken voor derden (17,7 min.). De rustigste momenten zijn ’s nachts. Vanaf 9 ’s ochtends neemt de activiteit aan de Zelfmoordlijn toe. ‘s Middag tussen 12 en 13 uur en tussen 17 en 19 uur (wanneer mensen eten en wanneer kinderen of partner thuiskomen) zijn iets rustiger momenten. ’s Avonds en ’s nachts duren gesprekken het langst. Overdag komen er meer oproepen voor derden en informatieve oproepen die gemiddeld minder lang duren.
37
8
40
7
35
6
30
5
25
4
20
3
15 10
tijdsduur
2
5
aandeel
1 tss 23 en 23.59
tss 22 en 22.59
tss 21 en 21.59
tss 20 en 20.59
tss 19 en 19.59
tss 18 en 18.59
tss 17 en 17.59
tss 16 en 16.59
tss 15 en 15.59
tss 14 en 14.59
tss 13 en 13.59
tss 12 en 12.59
tss 11 en 11.59
tss 10 en 10.59
tss 9 en 9.59
tss 8 en 8.59
tss 7 en 7.59
tss6 en 6.59
tss 5 en 5.59
tss 4 en 4.59
tss 3 en 3.59
tss 2 en 2.59
1 en 1.59
0 tss 0 en 0.59
0
aandeel in %
duur in minuten
aandeel en duur van de oproepen per uur 45
Grafiek 1. Verdeling van de oproepen in % en duur van de oproepen per uur in 2007 De verdeling van het aantal oproepen doorheen het jaar verschilt van jaar tot jaar (grafiek 2). Daardoor is het moeilijk om er algemene uitspraken over te doen. Opvallend is wel dat gemiddeld genomen de lentemaanden een hoger aantal oproepen kennen. De vakantiemaanden daarentegen worden dan weer gekenmerkt door minder oproepen. Grafiek 2. Verdeling van de oproepen in % per maand voor 2004, 2005, 2006 en 2007. 11,0
Verdeling oproepen per maand
9,0 8,0 7,0
2007
6,0
gemiddelde voor 2004-2007
5,0
r be
r ce m
be de
ve m
no
to
be r
r be
em pt
ok
s se
au
gu s
tu
i ju l
i ju n
ei m
ril ap
aa rt
m
ri
br ua
fe
nu
ar i
4,0
ja
aandeel in %
10,0
maand
38
Socio – demografische eigenschappen van de oproepers Geslacht en leeftijd De geslachtsverdeling is bij benadering ieder jaar hetzelfde. In 2007 waren 41,8% van de oproepers mannen en 58,2% vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de oproepers is voor beide geslachten ongeveer 41 jaar oud. Het gaat hier enkel over de gemiddelde leeftijd van die oproepers waarvan we de exacte leeftijd kennen. Indien we de oproepers verdelen in leeftijdscategorieën (tabel 4), dan merken we dat bijna 1/4 van de oproepers jonger is dan 30 jaar. 7 op de 10 is tussen de 31-60 jaar. Eén op de 20 is ouder dan 60 jaar. Tabel 4. Leeftijdscategorieën per geslacht man vrouw
<31jaar 29,3 24,3
31- 60 jaar 65,6 69,5
>61jaar 5,1 6,2
De leeftijd van de derden (waarvoor men belt) ligt een stuk lager (tabel 5). Bijna de helft van derden is jonger dan 30 jaar. De gemiddelde leeftijd van de derde is 32 jaar. Ongeveer 15% van de derden is jonger dan 18 jaar. Tabel 5: Leeftijdscategorieën per geslacht van de derde man vrouw
<31jaar 47,6 39,4
31- 60 jaar 49,3 53,0
>61jaar 3,1 7,6
We zien dat in vergelijking met vorig jaar het aandeel van de jongste en oudste leeftijdsgroepen lichtjes afgenomen is. Een verklaring voor de oudste groep is er niet onmiddellijk. Wat de jongste groep betreft kunnen we er vanuit gaan dat zij steeds vaker de ‘online’ weg naar de Zelfmoordlijn volgen. Burgerlijke staat 36% van de oproepers en 29% van de derden waarvoor men belt, is gehuwd. Ongehuwden (oproepers 40% en derden 49%), gescheiden personen (oproepers 18% en derden 18%) en weduwnaars en weduwen (oproepers 7% en derden 4%) maken samen een grotere groep uit van onze oproepers dan de gehuwden. Een opmerkelijke vaststelling is dat gescheiden oproepers en ongehuwden reeds verder in het suïcidaal proces zijn geëvolueerd dan gehuwde oproepers.
39
Zelfdodinggedachten en Zelfdodingspogingen In 80% van de ‘noodoproepen voor zichzelf’ geeft de oproeper expliciet aan suïcidale gedachten te hebben (tabel 6). In 1 op 5 van de ‘noodoproepen voor zichzelf’ is er een zeer concrete dreiging tot zelfdoding. Tabel 6: Suïcidaliteit van de oproeper en de derde. Oproeper
Derde
2007
2006
2007
2006
poging tot zelfdoding
1,3%
1,1%
3,7%
6,6%
dreiging tot zelfdoding
17,8%
19,9%
49,4%
44,0%
zelfdodingswens
58,1%
59,4%
45,0,%
46,3%
niet suïcidaal
22,7%
19,5%
1,9%
2,7%
Bij ‘oproepen voor derden’ geeft de oproeper in 98% van de gevallen aan dat de derde waarvoor men belt suïcidaal is. Bovendien zitten de derden vaker in een verder stadium van het suïcidaal proces. 34% van de oproepers en 42% van de derden laat weten dat zij reeds eerder een zelfdodingpoging hebben ondernomen. Vrouwen hebben iets vaker dan mannen een zelfdodingpoging achter de rug. Deze cijfers zijn een onderschatting van de realiteit omdat ‘vorige zelfdodingpogingen’ niet steeds ter sprake worden gebracht. Noemenswaardig is het feit dat 45% van de derden hun laatste zelfdodingpoging minder dan een week voorafgaand aan het gesprek hebben ondernomen. Bijna 1op 5 oproepers heeft zijn laatste suïcidepoging minder dan een maand voorafgaand aan het gesprek ondernomen. Ongeveer de helft van de oproepers zegt dat hij nog nooit eerder over zijn/haar zelfdodinggedachten heeft gesproken. Zelfdodinggedachten worden meestal besproken met een professionele hulpverlener (24% van de oproepers), vrienden (15%) en partner (9%). Van diegenen die er wel reeds over gesproken hadden, vond maar liefst 43% dat ze niet op steun of begrip konden rekenen. Deze cijfers verschillen niet voor mannen en vrouwen.
Raadpleging van deskundige In 30% van de gevallen gaf de oproeper aan dat hij een deskundige (huisarts, psycholoog, psychotherapeut of psychiater) heeft geraadpleegd. In 70% van de oproepen is het niet duidelijk of de oproeper al dan niet een deskundige heeft geraadpleegd. 43% van diegenen die ooit een deskundige hebben geraadpleegd, heeft contact opgenomen met een psycholoog of psychiater; 38% met een arts en 26% werd ooit opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. 36 % van de oproepers die beroep doet of heeft gedaan op deskundige hulpverlening ervaart hiermee problemen. De meest aangehaalde problemen zijn: ontevredenheid van het resultaat (49%); te duur (20%); 16% ervaart een taboe en 6% heeft problemen met de toegankelijkheid (niet in aanmerking komen, wachtlijsten…).
40
De doorverwijsfunctie van de Zelfmoordlijn is door de jaren heen alsmaar belangrijker geworden. Bijna 1 op 3 oproepers wordt doorverwezen, in de eerste plaats naar de huisarts, maar ook naar een CGG en andere hulpverlening (CAW, CLB, Werkgroep Verder, Trefpunt Zelfhulp, andere hulplijnen, …). Het gaat hier over effectieve doorverwijzingen. Doorverwijsmogelijkheden bespreken behoort tot de vaste procedure. Indien de oproeper de doorverwijzing niet wenst op te volgen of de oproeper heeft reeds contact met professionele hulpverleners, wordt er geen doorverwijzing geregistreerd.
Problemen De aangehaalde problemen (tabel 8) gelden niet noodzakelijk als ‘oorzaak’ van het suïcidaal proces. In veel gevallen zijn het uitlokkende of faciliterende factoren. Gemiddeld worden er 2,2 problemen per oproep ter sprake gebracht. Dat betekent niet dat de oproeper niet met meerdere problemen geconfronteerd werd maar wel dat enkel deze problemen besproken werden. In 41% van de gevallen geeft de oproeper aan psychiatrische problemen te hebben. In de categorie ‘psychiatrie’ wordt het hebben van een depressie (60%), middelenmisbruik (17%) en angsten/fobieën (9%) het meest genoemd. Eenzaamheid of zich niet begrepen voelen wordt in bijna 40% van de oproepen vermeld. In 30% van de oproepen wordt de relatie met de partner als problematisch gezien. In 17% van de gevallen wordt de relatie met de ouders als een belangrijk probleem aangekruist. Problemen met ouders, kinderen en de verschillende vormen van misbruik worden vaker door vrouwen dan door mannen aangehaald. Mannen daarentegen ervaren vaker problemen met hun werk. Tabel 8. Aangehaalde problemen in % psychiatrische stoornis problemen met omgeving relationele problemen problemen met ouders financiële problemen ziekte of handicap problemen met werk of studie problemen met anderen problemen met kinderen overlijden psychische mishandeling nabestaande van zelfdoding Seksuele mishandeling fysieke mishandeling problemen met politie of justitie
2007 40,5 39,7 30,0 16,8 13,0 12,2 10,9 10,7 8,8 8,5 5,5 5,1 4,9 4,9 3,5
2006 41,9 39,2 32,2 15,5 12,0 11,4 12,3 10,6 13,3 8,5 4,3 5,0 6,9 4,6 2,8
41
Verloop van het gesprek De meeste oproepers (64%) beginnen vrij vlot aan het gesprek. 11% van de gesprekken beginnen eerder moeizaam. Bijna 2/3 van de oproepers uit tijdens het gesprek sterke gevoelens. De meest voorkomende gevoelens zijn: verdriet (33%), wanhoop (22%) en vermoeidheid (20%) en angstig (13%). Vaak merken we ook bezorgdheid (23%) op en zeker wanneer de oproeper voor een derde belt. Opmerkelijk is dat heel wat oproepers nuchter (15%) klinken. Opmerkelijk is dat mensen met sterke zelfdodinggedachten vaker nuchter klinken dan diegenen die geen zelfdodinggedachten hebben. Dit wijst er op dat men zich zeker niet mag laten misleiden door de emotionaliteit van de stem om de ernst van de situatie in te schatten. Meer dan 1 op 4 oproepers is op zoek naar ‘goede’ raad. Vooral bij oproepen voor derden vraagt de oproeper advies over het omgaan met de suïcidale persoon. In 6 van de tien gesprekken heeft de oproeper duidelijk de behoefte om zijn gevoelens te uiten. Eén op drie oproepers maakt een analyse van de eigen situatie. We kunnen ook een beeld schetsen van de perceptie van de oproeper. In 65% van de oproepen bedankt de oproeper expliciet voor het gesprek. 18% van de oproepers laat verstaan dat ze zich beter voelen. Dit staat tegenover de 1% van de oproepers die zeggen dat ze zich niet geholpen voelen. Eén vierde van de oproepers zegt dat ze ‘iets gaan ondernemen’, zoals de huisarts contacteren, met een vriend gaan praten… 8.5% geeft aan dat ze een beter zicht op hun situatie verworven hebben. Deze cijfers zijn een ruwe schatting van de realiteit omdat oproepers niet altijd expliciet zeggen wat ze denken of voelen.
2.3 Resultaten online oproepen Sinds 19 juli 2005 voorziet de Zelfmoordlijn de mogelijkheid om 1 avond per week online een hulpverlenend gesprek te hebben. In 2005 hebben we 79 online oproepen gehad. Midden 2006 werd het online aanbod uitgebreid naar 2 avonden per week en voerden we 293 chatgesprekken. In 2007 kregen we met twee avonden in de week 362 oproepen (+23,5%). Gezien het medium, nemen online gesprekken heel wat meer tijd in beslag. De gemiddelde duur van een gesprek is 50,7 minuten wat aanzienlijk meer is dan bij een telefonisch gesprek. In tegenstelling tot telefonische hulpverlening hebben we bij online hulpverlening geen stille oproepen en zijn er nauwelijks of geen pestoproepen. We zien in tabel 9 dat meer dan 4 van de 5 oproepen noodoproepen voor zichzelf zijn. Eén op tien oproepen zijn oproepen voor derden. De derde was in 68% van de gevallen een vriend(in) en in 14% de partner. Tabel 9. soorten oproepen Soort oproep Noodoproep voor zichzelf Noodoproep voor derden Informatie Andere
2007 86,5 9,8 3,1 0,6
2006 83,4 12,4 3,8 0,3
Opmerkelijk is dat de wanverhouding tussen de geslachten nog meer uitgesproken is dan bij telefonische oproepen. Maar liefst 79,9% van de chatters zijn van het vrouwelijk geslacht. Oorspronkelijk werd de Zelfmoordlijn online opgestart om meer jongeren te bereiken. Met een gemiddelde leeftijd van 21,5 jaar is deze doelstelling zeker gerealiseerd. Bijna dan de helft (45%) is jonger dan 18 jaar en 87% is jonger dan 30 jaar.
42
Chatters blijken iets verder gevorderd te zijn in het suïcidaal proces. Maar liefst 29% van de oproepers heeft reeds een uitgewerkt plan om zelfdoding te plegen. De overige oproepers hebben duidelijke zelfdodingwensen en/of –gedachten. 70% van de oproepers laat weten dat ze ooit één of meerdere zelfdodingpogingen hebben ondernomen. 18% van hen heeft een laatste poging minder dan een maand voorafgaand aan het gesprek ondernomen. Tabel 10. Mate van suïcidaliteit
zelfdoding aan de gang zelfdodingsplan/-dreiging zelfdodingwens geen zelfdodinggedachte
oproeper 2007 1,6 29,3 67,9 1,1
Bijna de helft van de oproepers heeft met iemand over zijn zelfdodinggedachten gesproken. Bijna de helft van hen ervoer ook steun. Jongeren praten meestal met professionelen (57.95%) en vrienden (28,9%). Ouders en andere familieleden zijn in ongeveer 15% van de gevallen een aanspreekpunt. De meest aangehaalde problemen (grafiek 3) zijn gevoelens van eenzaamheid en het gevoel niet begrepen te worden (problemen met de omgeving). Ook psychiatrische problemen (vooral depressie (29%) en automutilatie (15%)) komen vaak aan bod. Omdat we voornamelijk met jongeren te maken hebben, wordt de top drie vervolledigd door problemen met ouders. 13% heeft een problematische relatie met de partner. Ook problemen op school houden jongeren sterk bezig. Zeer verontrustend is dat 19% van de online oproepers melding maakt van een verleden van seksueel misbruik. Ook jongeren die ons via de telefoon contacteren, vermelden vaak seksueel misbruik. Grafiek 3: Problemen aangehaald bij chat 2007 problemen met omgeving 45,3 psychiatrische stoornis 44,2 problemen met ouders 26,0 Seksuele mishandeling 18,9 nabestaande van zelfdoding 14,7 relationele problemen 13,2 problemen met anderen 9,4 psychische mishandeling 7,9 fysieke mishandeling 7,2 overlijden 6,0 problemen met werk of studie 6,0 ziekte of handicap 4,2 financiële problemen 3,8 problemen met kinderen 3,4 problemen met politie of justitie 1,1
43
2.4 Besluit In 2007 bleef het aantal oproepen in vergelijking met 2006 nagenoeg ongewijzigd. Meer vrouwen dan mannen bellen ons en net zoals vorig jaar is de gemiddelde leeftijd ongeveer 41 jaar. Iets meer dan drievierde van de oproepers en bijna alle derden waarvoor men belt, kampen met ernstige zelfmoordgedachten. Iets minder dan éénderde van de oproepers heeft een deskundige geraadpleegd. Ofschoon praten over zelfmoord en begrip krijgen voor de problemen waar je mee zit een belangrijke beschermde factor is voor zelfdoding, blijkt slechts 1 op 4 oproepers begrip én steun uit de omgeving te krijgen. Het is dan ook niet voor niets dat gevoelens van eenzaamheid en het gevoel niet begrepen te worden op de tweede plaats worden genoemd als probleem. Samen met psychiatrische en relationele problemen zijn ze jaar na jaar de meest besproken problemen. Indirect bereiken we al heel wat jongeren aan de Zelfmoordlijn via de oproepen voor derden (gemiddelde leeftijd 30 jaar). Sinds midden 2005 biedt de Zelfmoordlijn ook online hulpverlening aan en bereiken we de jongeren ook direct. De gemiddelde leeftijd van de chatters is 21,5 jaar en de meeste oproepers (80%) zijn van het vrouwelijk geslacht. De online oproepers hadden bijna allemaal (99%) zelfmoordgedachten en maar liefst heeft reeds één of meerdere zelfmoordpogingen achter de rug. De meest aangehaalde problemen zijn problemen van eenzaamheid en onbegrip, psychiatrische problemen (vaak automutilatie) en problemen met de ouders. 16% procent sprak over seksueel misbruik. We merken dat we kunnen rekenen op een duidelijke tevredenheid van onze oproepers, zowel aan de Zelfmoordlijn als online.
44
De (gratis) Zelfmoordlijn (02/649 95 55 en www.zelfmoordlijn.be) is een initiatief van: Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding vzw Secretariaat: Arteveldestraat 142 - 1000 Brussel Tel. 02/649 62 05 Fax 02/649 88 18 www.zelfmoordpreventie.be -
[email protected] V.U. Huib Crauwels, Steenweg op Heindonk 62, 2801 Mechelen © CPZ, 2008