CENTRE FOR EDUCATION AND LEARNING VERSLAG van de Kick off Annual Meeting van het Centre for Education and Learning (CEL) van de Strategische Alliantie van de Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft, en de Erasmus Universiteit Rotterdam op 14 mei 2014 14.00 – 17.00 uur in de Berlage Hall, Faculty of Architecture, Technische Universiteit Delft
INHOUD Verslag Bijlage 1 Aanwezigen Bijlage 2 Foto’s Bijlage 3: Lezing in trefwoorden van Prof. Dr. Jan van Driel Bijlage 4: Lezing in trefwoorden van Dr. Pieter de Vries Bijlage 5: Lezing in trefwoorden van Dr. Gerard Baas Bijlage 6: Verslag van rondetafelgroep ‘Studiesucces op curriculum-niveau’ van Dr. Toine Andernach
1. Opening Prof. Dr. Henk Dekker, wetenschappelijk directeur van CEL, schetst de achtergronden en doelen van het Centre for Education and Learning. CEL is een van de acht interdisciplinaire centra die in 2013 zijn opgericht onder de vlag van de strategische alliantie tussen de Universiteit Leiden, de TU Delft en de Erasmus Universiteit Rotterdam. CEL initieert en stimuleert onderzoek naar universitair onderwijs met het doel dat onderwijs te verbeteren, in eerste instantie binnen de eigen universiteiten maar ook met de ambitie een internationaal centre of excellence te worden. CEL is een bijzonder LDE-centre omdat het gaat over een van de kerntaken van de universiteit: onderwijs. De Stuurgroep van de Strategische Alliantie (de voltallige Colleges van Bestuur) heeft seed money ter beschikking gesteld aan alle centres en ook aan CEL. Daarmee zullen onder andere promovendi kunnen worden aangesteld en gemeenschappelijke modules voor onderwijsgevenden aan de drie universiteiten worden ontwikkeld. CEL heeft vier doelen: community building, onderzoek van wetenschappelijk onderwijs, onderwijsinnovatie, en professionele training. Doelen van deze kick off bijeenkomst zijn kennismaken, vernemen wat de ambities zijn van onze Colleges van Bestuur en wat CEL daaraan zou moeten bijdragen, zicht krijgen op de state of the art van het onderzoek naar wetenschappelijk onderwijs aan de drie universiteiten, en samen nieuwe onderzoeksvragen stellen en samenwerkingsmogelijkheden verkennen. 2. Interviews met de onderwijs portefeuillehouders van de Colleges van Bestuur Prof. Dr. Simone Buitendijk, Drs. Anka Mulder en Prof. Dr. Huib Pols, de Collegeleden die verantwoordelijk zijn voor het onderwijs aan hun universiteit worden door Henk Dekker geïnterviewd. Drie kernvragen: wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor het universitair onderwijs (aan hun eigen universiteit), wat zijn de ambities, en wat kan het interuniversitaire Centre for Education and Learning daarvoor betekenen? Simone Buitendijk (Universiteit Leiden) stelt dat Nederland wat studierendement en studiesucces betreft in Europa onderaan bungelt. Buitendijk: dit moet en kan anders. De grootste uitdaging voor onze universiteit is studenten het beste uit zichzelf te laten halen. Daartoe betrekken wij de studenten meer bij de academische gemeenschap en laten wij hen zich daar meer verantwoordelijk voor voelen. Daarnaast moet het onderwijs didactisch kloppen, evidence based zijn. In de geneeskunde moet alles evidence based zijn, en dat moet in het onderwijs net zo goed. We faciliteren onze toponderzoekers om effectief onderwijs te geven. Onze ambitie is onze studenten zo op te leiden dat zij een bijdrage kunnen leveren aan de mondiale problematiek, de global challenges. Samenwerking in CEL zal moeten resulteren in een onderzoeksprogramma en concrete onderzoeksprojecten op het gebied van wetenschappelijk onderwijs, een toekomstvisie op onderwijs, en een didactisch model in fundamentele zin. Anka Mulder ( TU Delft) stelt dat een belangrijk probleem de massificatie van het onderwijs is en daarmee de werkdruk voor de docenten. Daarbij komt de grote concurrentie, wereldwijd. Zichtbaarheid van het onderwijs gaat een belangrijke rol spelen. En de meest fundamentele uitdaging: de ingenieurs van de toekomst niet meer opleiden met de kennis van gisteren. Voor onze samenwerking moeten we onze complementariteit benutten. ICT is in Delft bijvoorbeeld heel sterk maar onderwijspsychologie is veel minder ontwikkeld. Onze ambitie is toppers binnen te halen. Voor de gewenste onderwijsinnovatie zijn we bereid grote stappen te maken. Huib Pols (Erasmus Universiteit Rotterdam) stelt dat de EUR een smallere universiteit is maar met grote programma’s. De EUR zet in op een hoger onderwijsrendement onder de noemer ‘nominaal is normaal’. Daartoe gaan het onderwijs proces en de onderwijsinfrastructuur op de schop. Dit wordt begeleid en gevalideerd met onderzoek, met
het oog op evidence based teaching. De resultaten kunnen voor andere opleidingen worden gebruikt. Ook hebben we sinds 2001 ervaring met decentrale selectie. We hebben een onderzoeksprogramma nodig als we willen veranderen. Anders blijft onderwijs op gevoel gegeven worden. Afgezien van het complementaire karakter van het onderzoek hebben we ook opleidingen gemeen. Bijvoorbeeld de grote opleidingen Rechten en Geneeskunde. Samenwerking biedt de mogelijkheid experimenten te doen die universiteiten zelf niet zouden kunnen doen. Alle drie vinden samenwerking zeer belangrijk. Ook als collegeleden komen zij geregeld bij elkaar om over het onderwijs te spreken. Onderwijs is de kern van onze universiteiten. ‘Als Colleges van Bestuur moeten we ons laten voeden met ideeën en vervolgens bestuurlijk acteren, voorwaarden scheppen, infrastructuur creëren, en de kansen benutten die bij onze bestuurlijke rol horen. Van CEL verwachten wij die voeding. Het gaat natuurlijk ook om geld. Kom maar met een goed idee.’ 3. State of the art van het onderzoek van wetenschappelijk onderwijs Prof. dr. Jan van Driel (ICLON) schetst de geschiedenis (sinds 1987) en de ambities van het onderzoek naar universitair onderwijs aan de Universiteit Leiden. Vanaf 2000 wordt PhDonderzoek gedaan, altijd in de context van een faculteit. Anno 2014: De Universiteit Leiden neemt onderzoek naar onderwijs zeer serieus. Op alle niveaus wordt ingezet op research based education. Interdisciplinair, (ook) experimenteel en altijd gekoppeld aan docentprofessionalisering. In 2013 is de Collegiale Raad voor Onderzoek van het Hoger Onderwijs (CROHO) opgericht met hoogleraren uit alle faculteiten. Voorzitter is de ViceRector van de universiteit. Het onderzoek richt zich vooral op studiesucces. Onderwerpen zijn relatie roostering en studentgedrag, verwevenheid onderzoek-onderwijs, effecten van tussentijds toetsen, effecten van formatieve feedback in colleges, en onderzoek naar matching en selectie. (Zie bijlage3 voor de ppt presentatie). Dr. Pieter de Vries (faculteit Techniek, Bestuur en Management) meldt dat de Technische Universiteit Delft inzet op kruisbestuiving tussen campus-onderwijs, blended learning en online onderwijs. Hiertoe is de Delft Extension School opgericht vanuit de visie: ‘educate the world and enhance campus and online education’. De Vries stelt dat we langzamerhand moeten gaan denken in termen van ‘learning ecosystems’ in plaats van instellingen. Onderzoek naar onderwijs aan de TU Delft is er dan ook vooral op gericht zoveel mogelijk te leren van online en blended onderwijs, onder meer door gebruik te maken van de ‘big data’ die ons daarbij in de schoot geworpen worden. Een andere ontwikkeling is dat ook de doelgroepen van het universitair onderwijs breder worden. Universiteiten zullen veel meer gaan inspelen op de leerbehoeften van bijvoorbeeld het bedrijfsleven. Ook dit onderwijs moet ‘research based’ zijn en zal weer het universitaire onderwijs voeden. Thema’s zijn onder meer: studiesucces, motivatie, ‘learning analytics’, ‘facilitating self-regulated and selfdirected learning’, en ‘personal learning environments’. (Zie bijlage4 voor ppt presentatie) Dr. Gerard Baars (Risbo) meldt dat het onderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam zich richt op de gehele studiecyclus van de student. Vóór de studie: studiesucces/selectie/faciliteren van de overgang. Tijdens de studie: bijvoorbeeld onderzoek naar ‘critical reasoning’, en de voorspellende waarde van de eerste twee tentamens in een studiejaar. Na de studie: determinanten binnen de studie voor succes in de loopbaan. Daarnaast zijn er langere, meer fundamentele onderzoekslijnen naar cognitie en leren. Vooral binnen het medisch onderwijs wordt onderzoek naar onderwijs en leren gedaan. Het onderzoek van Risbo begeleidt universiteitsbrede beleidsmaatregelen zoals ‘Nominaal is Normaal’ en het Pre-Academic Programma. De eerste resultaten wijzen erop dat de deelnemers aan dit laatste programma een betere start hebben gemaakt, harder werken,
actiever en effectiever samenwerken met andere studenten en tutoren, en betere resultaten behalen. (Zie bijlage 5 voor ppt presentatie) 4. Rondetafelsessies De deelnemers gaan uiteen in groepen die zich richten op vier thema’s: studiesucces: cursusniveau, studiesucces: curriculumniveau, matching en selectie, en online onderwijs. De doelen van de sessies zijn: elkaar leren kennen en bespreken wat de belangrijke onderzoeksvragen zijn, wat de meerwaarde van samenwerking is, wat er lastig aan kan zijn en hoe je daar een weg in kunt vinden. In de groep ‘Studiesucces: cursus-niveau’ is de belangrijkste vraag die meteen op tafel komt: wat verstaan we precies onder studiesucces op cursusniveau? Mogelijke parameters zijn: satisfactie, percentage dat examen doet (en wie dat zijn), en slagingspercentage (en wie dat zijn). De uitdaging van dit onderwerp, ook binnen een universiteit, is de discrepantie tussen de breedte van de vraagstelling en de grote variëteit aan leeromgevingen. Activeren van studenten leidt bijvoorbeeld tot meer studiesucces. Maar dat activeren kan overal anders zijn. Dus bij ruime, fundamentele vragen zullen de antwoorden op cursusniveau altijd verschillen. Meerwaarde van samenwerking kan zijn: het samenbrengen van docenten op vakinhoud (hetgeen nuttig is voor docenten en gebruikt kan worden voor onderzoek) en ‘learning analytics’: ‘big data’, bijvoorbeeld onderzoek naar gedragsvariabelen van studenten in een online leeromgeving. In de groep ‘Studiesucces: curriculum-niveau’ leggen de deelnemers de volgende thema’s op tafel: didactiek van het curriculum; onderwijsvormen, structuur, en toetsing; en verschillende definities van studiesucces. Meerwaarde van samenwerking: input van verschillende promotoren, grotere generaliseerbaarheid van onderzoek op drie universiteiten, data kunnen in een centrale database bij elkaar gebracht worden ten behoeve van longitudinaal onderzoek, en grotere toepasbaarheid van onderzoek. Wetenschappelijke uitdagingen zijn: vergelijkbaarheid van onderzoeksettings, en uniformiteit van instrumenten. Praktische uitdagingen zijn eigendom van data, (concurrentie-)gevoelige informatie over opleidingen, cultuurverschillen tussen universiteiten, dissemineren van onderzoeksresultaten onder docenten, promovendi die tussen drie promotoren worden ‘vermalen’, en belangenverschillen tussen actoren zoals CvB’s, opleidingen, en promovendi. De groep geeft de volgende suggesties: investeer in manieren om onderzoeksresultaten binnen de drie LDE-instellingen te dissemineren; laat docenten onderdeel uit maken van het onderwijskundig onderzoek; democratiseer het Leidse CROHO (ook anderen dan hoogleraren); verbreed het Leidse CROHO naar LDE-verband; en meer aandacht voor een academische carrière met onderwijsambities. (Zie bijlage 6 voor de ppt presentatie) De groep ‘Matching en selectie’ komt eerst tot de waarneming dat er nog niet veel onderzoek is gedaan naar, en we dus nog niet veel weten over matching van studenten. Het zou goed zijn experimenteel onderzoek daarnaar te doen. Een belangrijk aandachtspunt is het probleem van de vals-negatieven bij selectie aan de poort. Dringend nodig is onderzoek naar studiesucces van niet-westerse studenten. De groep ‘Online learning and teaching’ legt de volgende thema’s op tafel: 1) Hoe bedien je de studenten van nu? Hoe leren ze en wat willen ze?, 2) Wat is goed online onderwijs en hoe meet je dat?, en 3) Hoe professionaliseer je de online docenten?. De toegevoegde waarde van samenwerking bestaat uit de mogelijkheid om experimenten te doen, de mogelijkheid om (heterogene) datasets te delen, onderzoek in verschillende onderwijssettings, en onderzoek op verschillende expertisegebieden. De groep ziet verscheidene uitdagingen van samenwerking. De eerste betreft verschillende visies op standaarden en wat gemeten moet worden. Een mogelijke oplossing daarvoor is een kerngroep samen te stellen van onderzoekers en docenten
op basis van open inschrijving en die generieke vragen laten stellen. Die kerngroep zou vervolgens calls kunnen uit doen laten gaan voor kort cyclisch onderzoek (waardoor meteen interuniversitaire samenwerking tot stand kan komen). Nog een suggestie is te gaan voor quick wins: 25 scrumteams (zoals bol.com doet) die hier en daar interventies doen. De tweede uitdaging van samenwerking betreft jargon en cultuurverschillen. Mogelijke oplossingen zijn: verwachtingsmanagement (cultuurverschillen zijn er gewoon), en regelmatig bij elkaar komen met een tastbare output (poster, verslag, actiepunten). 5. Sluiting. Henk Dekker is aangenaam verrast door de grote opkomst en door het enthousiasme en de diepgang van de presentaties, lezingen, en groepsgesprekken. Het is een prachtige, inspirerende en motiverende kick off van CEL geworden. Hij dankt de leden van de Colleges van Bestuur voor hun heldere uiteenzetting van de doelen en ambities voor CEL. Het is duidelijk dat onderwijs op de universiteit en onderzoek daarnaar hoog op de agenda staan bij de drie Colleges van Bestuur. Hij dankt vervolgens allen die deze bijeenkomst zo goed hebben voorbereid en georganiseerd. In het bijzonder dankt hij Dr. Gerard Baars (Risbo Erasmus Universiteit Rotterdam), Marit Wijnen (EUR), Pieter de Vries (TU Delft), Maarten van der Ven (ICLON Universiteit Leiden), en Hilje Papma (LDE strategische communicatie). Tenslotte nodigt hij iedereen uit voor de volgende Annual Meeting en om in de tussentijd met elkaar van CEL een groot succes te maken.
Bijlage 1: Aanwezigen
Bijlage 2: Foto’s
Bijlage 3: Lezing in trefwoorden van Prof. Dr. Jan van Driel
Bijlage 4: Lezing in trefwoorden van Dr. Pieter de Vries
Bijlage 5: Lezing in trefwoorden van Dr. Gerard Baas
Bijlage 6: Verslag van rondetafelgroep ‘Studiesucces op curriculum-niveau’ van Dr. Toine Andernach