Celtic Magazine 4
Kerst editie
Woeste volkeren
Vikingen in Celtic Britain
Met De Tynwald Interview Myrkvar Slag bij Clontarf
In dit Magazine Vikingen in Celtic Britain Interview Myrkvar Het koningkrijk van Dublin Welshe koningen De heer van de Eilanden De Gallowglass Keltische recepten
Keltische kerstmarkt
Op 11, 12 en 13 december organiseert Celtic Britain een online Keltische kerstmarkt. Tijdens deze dagen zullen producten uit ons assortiment tijdelijk worden afgeprijsd, daarnaast lanceert Celtic Britain vanaf deze dagen haar jaarlijkse terugkerende Keltische kerstkaarten, de kerstkaarten zijn de downloaden vanaf onze homepage
Van Charles tot Charles
Doordat er tijdens het onderzoek voor van Charles tot Charles veel vernieuwende aspecten naar boven zijn gekomen, zal het onderzoek enige vertraging oplopen. De bedoeling is om binnen een korte termijn de periode tussen Charles Edward Stewart en het moderne Britse regeringsstelsel te overbruggen.
Celtic Britain in Wales
Van 20 tot 28 December zal Celtic Britain onderzoek doen in Wales. Met dit onderzoek hopen we extra aandacht aan Wales en haar geschiedenis door de eeuwen heen te kunnen besteden. In dit onderzoek zal speciaal aandacht worden gemaakt voor het eiland Anglesey (Mona) dat eeuwen lang het opleidingscentrum voor de druïden is geweest.
En Online Kelten Saksen en Vikingen Vikingen op het eiland Man
Brian Boru Schotland en de Vikingen Welshe oorlogvoering
Re-enactment
Volgend jaar start Celtic Britain officieel met een re-enactmentteam. Ons re-enactmentteam zal een Schotse groep Gallowglasses weergeven (zie het nieuwe Celtic Magazine). Deze Noors-Keltische huursoldaten hebben regelmatig de loop van de Schotse en Ierse geschiedenis bepaald en veranderd. Vanuit het re-enactmentoogpunt hopen we mensen nieuwe groepen mensen met de Keltische cultuur en geschiedenis in contact te brengen.
Onderzoek Keltische cultuur
Om meer mensen te betrekken tot de Keltische cultuur en aan de wensen van onze bezoekers tegemoet te komen, is Celtic Britain een onderzoek gestart naar de mate waarin de Nederlandstalige bevolking bekend is met de Keltische cultuur. Op deze manier hopen we in de toekomst gerichter onderzoek naar de Kelten in Groot-Brittannië uit te voeren.
2
Uw gids door de Keltische cultuur Laat u meenemen naar de Britse eilanden. Ontdek plaatsen waar toerisme nog niet is doorgedrongen en waar u rustig kunt genieten van de typisch Britse sfeer. Open de schatkamer gevuld met geschiedenis, kunst, architectuur, religie, literatuur en filosofie. Dankzij 30 jaar ervaring creëren wij een uitgebreid aanbod in Keltische reizen, waarbij wij niet alleen oog hebben voor het verleden van het gebied, maar ook voor het heden en de toekomst. Voor u, uw vriendenkring, familie of bedrijf kunnen wij een unieke reis samenstellen. Met CelticExperience beleeft u een reis om nooit te vergeten.
CelticExperience Rijksweg Zuid 211 6161 BM Geleen Tel: +31 (0) 6 40 48 91 20 Email:
[email protected] Web: www.celticexperience.nl
Vikingen in Celtic Britain Vikingen in Celtic Britain
De Vikingen waren een volk uit het hedendaagse Denemarken, Zweden en Noorwegen. In de 8ste eeuw waren veel edelen en strijders gedwongen om ergens anders land te zoeken. Veel van hen waren jongere zoons, die niets zouden erven van hun vader. Door de uitvinding van de longboat of Drakkar was het voor hen mogelijk de Noordzee over te steken en Brittannië, Frankrijk en Ierland aan te vallen. De buit die ze bij hun plunderingen behaalden, verkochten ze op markten. Over het algemeen werd Ierland aangevallen door de Noren en Brittannië door de Denen.
Brittannië na de Romeinen
Nadat de Romeinen zich uit Brittannië hadden teruggetrokken, volgde er een roerige periode. Om hun land te beschermen tegen binnenvallende volkeren, huurden de Kelten de Anglo-Saksen in. Dezen waren niet van plan meer weg te gaan en veroverden het grootste gedeelte van het huidige Engeland. In Cornwall, wat ‘donkere vreemdelingen‛ in de Saksische taal betekende, ontstond het koninkrijk Dumnonia. De rest van hedendaags Groot-Brittannië was onderverdeeld in verschillende delen. Achter Offa‛s dijk ontwikkelde zich de koninkrijken van Wales, waarvan de grootste Gwynedd, Gwent, Powys, Deheubarth en Dyfed waren. Het koninkrijk Dalriada van de Ierse Scotti en het land van de Picten namen het belangrijkste deel van Schotland in beslag. Ierland bestond uit verschillende provincies, die onder formeel gezag van de Hoge Koning stonden. Ook Engeland bestond uit verschillende min of meer zelfstandige Saksische staten, onder andere Wessex, Mercia en Northumberland. Met name de Denen veroverden grote stukken land en stichtten daar de Danelaw.
Cornwall
Waarschijnlijk kwamen de eerste contacten tussen de Vikingen en de Cornish door middel van handel in tin, waarop Cornwall een middeleeuws monopolie had. Als een mogelijk gevolg hiervan, spraken de Cornish en de Deense Vikingen af het koninkrijk Wessex te verhinderen uit te breiden naar Cornwall, wanneer de Cornish een schatting betaalden. Een WessexSaksisch leger onder leiding van koning Ine werd in 722 verpletterend verslagen door een leger van Vikingen en Cornish, waarschijnlijk in de buurt van Padstow. Door deze veldslag en de verschillende Deense
aanvallen op Wessex, wist Cornwall zich de volgende 200 jaar als onafhankelijk koninkrijk te handhaven. De Denen plunderden in 831 Dorset, in 997 Lydford en bezetten van 1001 tot 1003 de stad Exeter. In 1013 veroverden ze geheel Wessex en was Cornwall veilig tegen de Saksen. Mogelijk kregen ze als beloning voor hun diensten enkele nederzettingen in Cornwall en een voorraad tin, een metaal dat de Vikingen zeer waardeerden.
Ierland
De Vikingen hebben verschillende steden in Ierland regelmatig geplunderd. Keltische literatuur, ambacht en kunst vermengde zich met de Vikingcultuur tot een nieuw hoogtepunt. De eerste aanval op Ierland vond plaats in 795, toen het klooster van Rathlin island werdvverwoest. De volgende veertig jaar werden meer kloosters verwoest. Maar de aanvallen bleven onregelmatig en onsystematisch. De Vikingen vielen maar met een paar schepen aan, brachten enkele dagen aan land door met plunderen en brandschatten, voordat ze weer naar Scandinavië terugvoeren om hun buit te verkopen. Hoewel er verschrikkelijke verhalen over de rooftochten de ronde gingen, moet het effect van de plunderingen niet worden overschat. De Ieren gingen door met leven en brachten een klein leger op de been, dat soms succesvol, soms niet succesvol tegen de binnendringers was. In 830 begon er een nieuwe fase van plundertochten, die grootschaliger en intenser waren dan voorheen. Ze landden, zetten kamp op en plunderden met grote aantallen de gehele omgeving. In 841 zetten ze voor het eerst gefortificeerde nederzettingen op in Annasgann en Dubhlinn. Deze nederzettingen groeiden uit tot steden. Dubhlinn werd in 852 overgenomen door de Deense Vikingen, die er het Vikingkoninkrijk Dublin stichtten. Deze stad werd een bruisend centrum van handel in onder andere slaven, wapens en expedities naar de Britse eilanden. In 902 werden de Vikingen verslagen en grotendeels verdreven. Hun machtscentrum verplaatste zich van Dublin naar het eiland Man.
verslagen en twee jaar later mis
Rond 914 begon een nieuwe fase van Vikingaanvallen. Ze namen de stad Water ford in en plunderden verschillende nederzettingen en kloosters. Drie jaar later kregen ze Dublin opnieuw in hun macht. Daarom besloot de hoge koning, Niall Glúndub, om een offensief te starten. Zijn leger werd
4
lukte ook een aanval op Dublin, waarbij de hoge koning werd gedood. Vanaf Dublin, Cork en Waterford gingen de Vikingen door met plunderen en stichtten voor hetzelfde doel de steden Wexford en Limerick. Ondertussen probeerden ze hun landgenoten in Engeland te helpen de Danelaw tot stand te brengen en concentreerden ze zich op de ontwikkeling van Dublin, dat een belangrijke stad was geworden. In 952 splitste de stad zich af van de Danelaw en kreeg het een eigen koningshuis. Uiteindelijk vestigden de Vikingen zich permanent in de veroverde gebieden, stopten het plunderen en ontwikkelden zich in plaats daarvan tot handelaren. Na de dood van de hoge koning Niall Glúndub, die van de Uí Neíllfamilie was, was de familie van de Dal Cais opgekomen. Een van de leden van deze familie was Brian Boru. Brian werd koning van Munster, daarna koning van Dublin en Leinster en uiteindelijk hoge koning van Ierland. Leinster en Dublin rebelleerden – voor de tweede keer – in 1013, waarop Brians legers Leinster deels plunderden en Dublin vier maanden lang belegerden. Deze belegering was vruchteloos, maar hij keerde naar de stad terug in 1014. Ondertussen hadden de Vikingen hulptroepen verzameld en er ontstond een groot gevecht bij Clontarf, waar duizenden stierven. Het Ierse leger won, maar Brian werd die nacht vermoord. Door een zwakke opvolging waren de Vikingen niet geheel uit Ierland verdreven, maar de politieke macht van het volk was gebroken. Zij werden opgenomen in het religieuze en politieke leven van het land en namen ze de Ierse taal en gewoonten over. Verschillende namen van tegenwoordig getuigen nog van een Noorse afkomst. In 1284 werd Angus MacDonald, Alexander Macdougall en Alan MacRuari verzocht een raad van de koning bij te wonen als baronnen van het rijk van Schotland. Alexander had zijn zoon en erfgenaam verloren en daarom moest er worden besloten wat er na zijn dood zou gebeuren. De keuze voor Alexanders kleinkind, Margaret, maagd van Noorwegen, duidde erop dat de Keltische en Noorse leiders hun verschillen opzij hadden gezet ter wille van de toekomst van Schotland. Ook gaf het duidelijk aan dat het koninklijk bloed de voorrang kreeg, zodat een klein meisje zou regeren over een samenleving van krijgers. Twee jaar later stierf Alexander en werd niet lang daarna gevolgd door Margaret, die onderweg naar Schotland stierf. Dit resulteerde in een politieke crisis, met als gevolg de verzwakking van de Schotse staat. Angus MacDonalds opvolgers waren zijn zoons, eerst Alexander en daarna Angus Óg van Islay. Angus steunde Robert the Bruce in de onafhankelijkheidsoorlog en vocht zelfs naast hem in Bannockburn. In ruil hiervoor kreeg hij land in Lochaber, Ardnamurchan, Morvern, Duror en Glencoe. Hij was echter teleurgesteld, omdat de landerijen in Kintyre niet aan hem, maar aan het kleinkind van de koning, ook Robert geheten, werden gegeven en de westelijke uitbreidingen van de Stewarts, wat begon in de tijd van Somerled, werden voltooid. Het lijkt erop dat Angus Óg en Robert the Bruce elkaar ondanks hun alliantie tegen Engeland niet vertrouwden. De landen om Angus‛ landerijen werden goed bewaakt door trouwe bondgenoten van de koning.
Schotland
Hoewel Schotland en Scandinavië vrijwel zeker contacten onderhielden, was de eerste vermelding van Vikingactiviteit in Schotland de aanval op het klooster van Columba te Iona in 795 en de eerste Noorse nederzettingen op Shetland en Orkney werden waarschijnlijk rond 800 met harde hand gevestigd. 50 jaar later werden ook de Hebriden en Skye bezet. De bezette gebieden werden soms een min of meer zelfstandig gebied, zoals het earldom Orkney, soms een deel van de Noorse kroon. Vanaf de eilanden, die na het brandschatten van Iona niets van rijkdom konden bieden, voerden de Vikingen aanvallen uit op Ierland, Wales en
Engeland. Ook trokken van hieruit kolonisten naar IJsland. In 893 deden de Denen een grootschalige aanval, waarbij de Pictische koning, zijn broer en vele Pictische edelen werden gedood. Door deze aanval waren de Keltische rijken van de Picten en de Scotti genoodzaakt samen te smelten tot een koninkrijk onder leiding van Kenneth MacAlpin.Kenneths kleinzoon Constantine MacAed (900-943) verdreef de Vikingen uit Northumbria en de Danelaw. In de roerige periode hadden de verschillende Keltische volkeren in Schotland een nieuwe, nationale identiteit ontwikkeld. De overwinningen van de Vikingen in Schotland werden schaarser en hielden op in 1014, toen de earl van Orkney bij de slag bij Clontarf werd gedood en zijn mannen Schotland niet meer binnenvielen. Waarschijnlijk heeft de Vikingtijd in de Orkneys echter nog langer geduurd.
Het eiland Man
Het eiland Man ligt in het midden van de Ierse zee en is dus een perfecte locatie voor een uitvalsbasis voor plundertochten en zee-aanvallen. Er is echter weinig informatie over de Noren op Man, behalve uit de tijd dat de Noren het eiland al hadden verlaten. De eerste echte emigratiegolf naar Man was in 872, toen de edelen van de kleine Noorse rijkjes naar het eiland vluchten nadat ze door Harald Mooihaar waren verslagen bij Harfsfjord. De gevestigde Vikingen hadden zich vermengd met de lokale bevolking en waren in de samenleving opgenomen. Vele monumenten tonen zowel Keltische als Noorse namen. Het centrum van het Manx parlement was de Tynwald, dat vandaag de dag nog steeds bestaat en dat het oudste parlement van Europa is, gesticht in 979. Rond de 10de eeuw werden de Noorse Manxmen gekerstend. Man had voor 1079 zijn eigen bisschopszetel en werd daarna een deel van het bisdom van de eilanden. Rond 970 kwam het eiland in Deense in plaats van in Noorse handen onder leiding van Godred Haraldson. Hij werd door geweld om het leven gebracht door de volgelingen van Sigurd, earl van Orkney, die zo in bezit van het eiland kwam. Sigurd werd gedood bij de slag bij Clontarf en hierna maakte het een lange tijd deel uit van een groter koninkrijk. Op een gegeven moment werd Man veroverd door Malcolm, koning van Schotland. De Schotten werden in 1079 van het eiland verdreven door Godred Crovan. Van 1079 tot 1265 regeerden Godreds nakomelingen als onafhankelijke koningen, maar bleven nauw verbonden met de Noorse kroon, zeker nadat Schotland de westelijke eilanden had ingenomen. Na de slag bij Largs tussen de Schotten en de Noren verkochten de Noren
5
Man aan Schotland. Alexander de 3de stond de toenmalige koning, Magnus, toe te blijven regeren. Diens zoon begon echter een opstand, die de kop werd ingedrukt, waarmee het Noorse koninkrijk van Man in 1275 ten einde kwam.
Wales
Wales werd niet zoals Engeland, Schotland of Ierland op grote schaal gekoloniseerd door de Vikingen. Wel vestigden ze zich in enkele nederzettingen als Haverfordwest en Swansea (Sweyn‛s ey, Sweyns eiland). Een Vikingstaat werd verhinderd door het sterke leger van de Welshe koningen. De eerste vermelde plundertocht op Wales was in 852 en tot 919 volgden er nog meer. Het verzet hiertegen werd met succes geleid door Rhodri Mawr, van 844 tot 877 koning van Gwynedd. In 903 trokken de Vikingen naar
Anglesey, nadat ze uit Dublin waren verdreven. De Welsh men verdreven de Vikingen weer, die naar Noordoost-Engeland gingen om daar de bewoners lastig te vallen. In de late 9de eeuw werkten de Welshmen en de Saksen samen tegen de Vikingen. Zij versloegen in 893 de Vikingen bij Buttington en met hulp van de Saksen van Wessex werd in 914 de bisschop van Llandaff vrijgekocht. Tussen 918 en 952 was Wales zo goed als vrij van Vikingaanvallen. Deze periode eindigde na de dood van koning Hywel Dda en er volgden vele plunderingen van de lage kusten, met name van religieuze centra. De kathedraal van St. David werd tussen 967 en 1091 elf keer aangevallen, maar in vergelijking met het lot van de kerken in Ierland viel dit nog redelijk mee. Het is mogelijk dat Gwynedd in de 11de eeuw door Vikingen werd beheerst.
6
Interview Myrkvar Myrkvar is een Nederlandse metalband die in 2003 ontstaan is. Oorspronkelijk een blackmetalband, werden er na verschillende ledenwisselingen Viking en Keltische elementen bij hun muziek gevoegd. In 2008 kwam hun eerste cd, Als een Woeste Horde, uit. Myrkvar treedt regelmatig op, ook met andere bands als Finntroll en Korpiklaani. Vandaag de dag bestaat de band uit Hrabnilaz (keyboard, zang), Uruz (gitaar, zang), Fusilan (viool), Herubern (bas, zang) en Arbudon (drums).
In hoeverre denken jullie dat de metalcultus betrokken is bij de Keltische en Viking cultuur?
Hoe mixen jullie folk met metal, traditionele met moderne instrumenten en maken jullie je songs?
Ik denk dat de link tussen metal en deze culturen komt uit het feit dat deze culturen nogal “bruut” waren. De Vikingen worden als stoere kerels gezien die de wereld over reisden om te vechten en te plunderen. En ook in de metalscene willen veel mensen zo stoer mogelijk overkomen. Kijk naar Immortal met hun geverfde gezichten. Als je daarbij bedenkt dat veel metal zijn oorsprong in Scandinavië kent is het niet moeilijk voor te stellen dat deze cultuur is geïmporteerd in de metalscene.
De eerste twee vragen gaan bijna hand in hand. De mix komt het meeste naar voren door ons gebruik van viool en keyboard. Door het gebruik van keyboard zijn we in staat om een heel breed scala aan traditioneel klinkende instrumenten te gebruiken. Maar ook gitaar kan opzwepende folk deuntjes spelen, veelal in samenspel met de viool. Het schrijven van de nummers gebeurd meestal door onze keyboardspeler. Hij bedenkt de basis van een nummer, wat hoofdriffs en neemt deze mee naar de repetities waar we er gezamenlijk aan verder bouwen. Het verfijnen van een nummer kan maanden en zelfs jaren duren. Nog steeds veranderen we nummers op bepaalde punten.
Hoe zouden jullie je muziekstijl zelf typeren? Folkmetal. Wij proberen middeleeuws/viking folkloristische muziek met black metal te combineren tot een ruige, vrolijke hoempa mix.
Hoe hebben jullie elkaar ontmoet en is Myrkvar gestart? Sommigen zitten er al sinds het eerste uur bij anderen zijn er later bijgekomen. Hoe leden erbij gekomen zijn is heel wisselend. De een via een gesprek in een café, de ander via internet advertenties.
In hoeverre trekt folkmetal mensen aan die ook van andere metalstijlen houden? Dat hangt natuurlijk helemaal van de persoon af. Sommige metalheads vinden het veel te vrolijke kindermetal. Anderen hebben wel weer eens zin in een gezellig feestje waar gehost kan worden.
Is er iets wat jullie met jullie muziek willen overdragen? Het is natuurlijk leuk om de pracht van de Keltische en Viking cultuur door te geven. Maar we doen het vooral omdat we het zelf enorm leuk vinden en we proberen dit bij ieder optreden over te brengen aan het publiek. Voor ons is het een enorme kick om te zien dat het publiek onze muziek leuk vindt en er met ons een groot feest van maakt.
Hoe zou folkmetal meer mensen kunnen aantrekken?
Ik zou het niet weten, en ik weet ook niet of dat nodig is. Als mensen het leuk vinden luisteren ze er vanzelf naar. Als ze het niks vinden dan niet.
Wat heeft de band tot de Viking / Keltische cultuur aangetrokken, waaraan jullie de thematiek van jullie songs hebben ontleend? De Keltische en Vikingcultuur heeft een enorme aantrekkingskracht op ons. De mythologie is zo fascinerend en om dit met onze andere passie, muziek, te combineren is natuurlijk prachtig. Behalve prachtig is het ook eenvoudiger. Omdat we bekend zijn met de mythologie is het makkelijker hier songteksten over te schrijven dan over gebeurtenissen die ons minder sterk aanspreken.
In Nederland groeit het aantal mensen dat geïnteresseerd is in de ‘heidense‛ culturen van Kelten en Vikingen. Merken jullie dat ook aan jullie publiek en zo ja, hoe?
De groei merken we inderdaad. Bij alle folkmetalavonden (natuurlijk ook die waar we niet spelen) groeit het aantal bezoekers sterk. Er komen zelfs al (mini)festivals die geheel op folkmetal geprogrammeerd zijn. Ook het aantal jeugdige bezoekers groeit sterk. Als ik met bezoekers en fans spreek zijn er inderdaad steeds meer mensen geïnteresseerd in de achtergrond van de muziek.
Hoe zien jullie de toekomst van de Keltische / Viking cultuur en wat zou hieraan bij kunnen dragen?
Ik denk dat deze culturen altijd levend zullen blijven. Er is nu mede door metalmuziek een groeiende interesse in de culturen en er wordt veel over geschreven. Ik zie niet in waarom dat in de toekomst minder zou worden. Het zou wel nog meer kunnen populariseren. Dit zou door een aantal dingen kunnen gebeuren: de folkmetalscene zou kunnen groeien maar ik denk ook dat films als “Beowulf en Grendel” hieraan bijdragen.
Welk Myrkvar-moment zullen jullie nooit vergeten?
Oef, dat zijn er nogal wat en ze lopen behoorlijk uiteen. Ik zal nooit het moment vergeten dat onze cd uit kwam en ik een doos vol met allemaal dezelfde Myrkvar cd´tjes zag liggen. Wat ik ook nooit zal vergeten is het afterparty na een concert met Manegarm. We hebben toen tot 3 uur ‛s nachts met die jongens zitten praten, zuipen en feesten.
Wat zijn jullie toekomstplannen en –wensen?
Een grote wens is natuurlijk om op een groot festival te staan en te touren door Europa. We hopen dat dit met de release van de cd zal gaan lukken. Waar we ook al aan werken is de volgende cd, er zijn al een aantal nummers af en de stapel ideeën is behoorlijk groot. Bezoek naast de website ook eens www.myspace.com/myrkvar
9
De Tynwald Het eiland Man is geen deel van het Verenigd Koninkrijk, maar een Brits kroonbezit. Koningin Elizabeth is vandaag de dag de officiële heer van Man. In het kleine plaatsje van St. John‛s ligt de Tynwald Hill. Deze kunstmatige heuvel ligt niet alleen in het geografische hart, maar ook in het middelpunt van een eeuwenoud nationaal gevoel. Hier lag de basis van de Tynwald, het parlement van het eiland. In de meer dan 1.000 jaar dat de Tynwald bestaat, is het op verschillende plaatsen bijeengekomen: eerst op Tynwald Hill, daarna in Kirk Michael, Castle Rushen en Keill Abban. Vandaag de dag is de parlementszetel in Douglas. De Noren hebben in de viereneenhalve eeuw dat ze het eiland bezetten, met de Tynwald een eigen administratief systeem opgericht dat tot vandaag de dag bestaat. Het woord Tynwald komt van het Oud-Noorse thing-vollr, wat zoiets als veld van bijeenkomst betekent. De eerste vermelding van de Tynwald dateert uit 1077, maar men gelooft dat het parlement al in 979 of zelfs al eerder werd opgericht als equivalent van de þing (thing, de Scandinavische wetgevende macht). Sinds die tijd heeft de Tynwald zonder onderbreking zijn bijeenkomsten gehouden. Zijn functie was echter van de 11de tot de 15de eeuw niet die van parlement, maar van gerechtshof. Tijdens de 15de en 16de eeuw werd het steeds meer een parlement en vanaf 1610 was de Tynwald bevoegd om wetten uit te vaardigen. De rechtsprekende functie bleef tot 1866 bestaan. In oktober 1651 kwam het eiland Man tijdens de burgeroorlog in handen van de parlementstroepen, die het bestuur overnamen. Tijdens deze periode kwam de Tynwald onregelmatig bijeen. Na de restauratie van de Engelse kroon werd ook de Tynwald opnieuw ingesteld. In 1737 kreeg het parlement de bevoegdheid om naast wetten te maken ook belasting te heffen en te
controleren. Deze regeling was echter van korte duur, aangezien de heer van Man zijn rechten over het eiland in 1765 aan de Britse kroon verkocht. De Britse regering nam de rechten van de Tynwald over en kreeg ook het geld dat het parlement toekwam. Hierom gingen er stemmen op om de Tynwald te ontbinden en een nieuw, gekozen parlement in te stellen. Pas in 1866 werd de regeling getroffen dat de leden van de Tynwald voortaan zouden worden gekozen.
Tynwalddag Op 5 juli is het Tynwalddag, de nationale dag van het eiland Man, waarop zowel burgers als toeristen samenkomen bij Tynwald Hill. Het pad naar de heuvel wordt geflankeerd door een eregarde en wordt bedekt met biezen. Deze traditie stamt van de Keltische traditie om de zeegod Manannan op midzomeravond bundels biezen aan te bieden. Na een kerkdienst treden de luitenant-gouverneur en de leden van de overheid naar buiten en komen op de heuvel bijeen. Ze legen kransen bij het nationale oorlogsmonument en vervangen de zes rechters van instructie door zes nieuwe. Hierna worden de wetten van het eiland in zowel Engels als Manx voorgedragen. Ook kunnen de burgers naar voren komen om een verzoekschrift aan het parlement aan te bieden. Na het ceremoniële gedeelte volgt een feestelijke markt op het marktplein bij Tynwald hill.
10
De Vikingen en de Ierse samenleving
De Vikingen Rechtssysteem De Vikingsamenleving controleerde zichzelf. Orde en recht was gebaseerd op het thing-systeem, wat al sinds het jaar 600 n.Chr bestond. De thing had wetgevende en rechtsprekende mannen. Elke man was verplicht op de zitting van de thing te komen, behalve als hij zijn hoeve alleen onderhield of zijn boerderij niet kon verlaten zonder begeleiding. Ook vrouwen en gehandicapten konden de thing bijwonen. Op een bijeenkomst, die regelmatig meerdere dagen duurde, werd onder andere de koning gekozen. De Vikingen hadden in vroege periodes geen geschreven wetten. Een lovsigemann of wetslezer had alle wetten uit zijn hoofd geleerd. Elke vrije man, boer of koning, moest de wet gehoorzamen. Tijdens thing werd rechtgesproken door een jury van twaalf, vierentwintig of zesendertig mensen. De lovsigemann vertelde de jury wat de wet over een bepaalde misdaad zei en de jury veroordeelde de aangeklaagde of sprak hem vrij. Wanneer iemand werd veroordeeld, was de gangbare straf een geldboete. Bij de zwaarste misdaden werd een misdadiger vogelvrij verklaard, waardoor niemand hem meer mocht helpen en iedereen hem mocht doden. Conflicten werden vaak opgelost met duels met zwaard en schild. Een duel was afgelopen wanneer het eerste bloed de grond raakte. Als iemand een duel won, betekende dat dat hij gelijk had. Een andere manier om iemands gelijk te halen, was het dragen van of lopen over gloeiend heet ijzer. Hoewel de Vikingsamenleving doordrenkt was van religie, hadden de Vikingen er geen woord voor, maar noemde ze hun geloof siðr, gebruik of gewoonte. Het moraal van de samenleving werd echter niet door goden bepaald, maar door een eergevoel dat gedrag en denkwijze beïnvloedde. Een man van eer was een man van principes. Hij was bescheiden, gastvrij, gul en bood zijn vrienden help. De vrienden van zijn vrienden waren de zijne, de vijanden van zijn vrienden moesten voor hem uitkijken. Het tegenovergestelde van eer was oneer en aangezien de Vikingen in nauwe familieverbanden leefden, betekende eer voor jezelf ook eer voor je familie. Als hij onteerd werd, was zijn enige optie om zich te wreken op degene die deze ontering had toegebracht. Deze wraak stelde hij uit, totdat zijn oneer al bijna was vergeten. Door zijn geduld kon hij zijn sterke karakter tonen. Door deze gedachte van eer en oneer, waren gevechten tussen Vikingmannen niet ongebruikelijk.
Klassen In de Vikingsamenleving was sociale mobiliteit moeilijk. De klasse waar persoon toe behoorde, bleef over het algemeen de klasse van diens nakomelingen. Zijn familie gaf hem status, positie, rechten en plichten en was de basis van zijn leven. De slaven of trell worden niet in Vikingwetten genoemd, aangezien ze er niet door werden beschermd. Ze waren deel van het bezit van hun heer, die hem kon behandelen zoals hij wilde. Als een eigenaar zijn slaaf doodde, mocht dat. Als iemand de slaaf van een ander doodde, moest hij een nieuwe slaaf betalen. Het kind van een slavin, was het kind van haar meester. Slaven aten ongezond en vies eten, werkten hard en mochten slechts een klein mes als bezit hebben. De meeste slaven werden gemaakt tijdens plundertochten, maar vrije mannen konden ook tot slaaf worden gemaakt, of omdat hij een opgelegde boete – de gangbare straf voor misdaden – niet kon betalen, of omdat hij zichzelf en zijn familie niet kon voeden. De løysing was een vrijgelaten slaaf, die echter nog steeds plichten jegens zijn vroegere eigenaar te vervullen had. Hij kon zich geheel vrijkomen door hard werk. Volgens de wet was de zoon van een løysing een aparte klasse. De meeste Vikingen waren boeren, die verschillende werkzaamheden verrichten. De Leiding of pachter was iemand die een boerderij pachtte. Hij betaalde de boerderij en het land door voedsel aan zijn verhuurder te geven. Hij was echter niet gebonden aan de verhuurder, maar behield zijn sociale rechten en plichten. Een hauld was een vrijboer. Een man kon geen vrijboer worden, totdat zijn familie een stuk land zes generaties lang in zijn bezit had gehouden. Op kleine boerderijen was er geen onderscheid tussen mannen- en vrouwenwerk, omdat de kleine boeren geen geld hadden om slaven te kopen of dienaren te huren. Hierdoor waren alle helpende handen onmisbaar. Het stamhoofd leefde in luxe en bezat verschillende boerderijen, die hij verhuurde. Hij hoefde zich weinig zorgen te maken. In de latere tijd ontstonden de klassen van de lendmann, earls en koningen. Deze vormden de adel. Er werd geloofd dat de koning magische krachten hebben. Zijn land werd bestuurd door de earls, die na de koning de hoogste rang bekleedden, en de lendmann. Huwelijk & erfenis De vrouw deed de kleine klusjes van het huis en zorgde voor de huishouding. Ze leidde religieuze bijeenkomsten en had de leiding over de familie wanneer haar man weg was. Als een machtssymbool ontving ze tijdens haar huwelijk de sleutels van de voorraadkasten. Sommige vrouwen namen de wapens op, zij werden skjoldmø, schildmeisje, genoemd. Vikingmeisjes trouwden tussen hun 12de en 15de levensjaar. Het huwelijk werd gearrangeerd door het gezinshoofd en werd gezien als de verzekering van een goede band tussen twee families. Normaalgesproken kon een meisje haar eigen echtgenoot niet kiezen. Als bruidsschat nam ze beddengoed, een weefgetouw en een bed mee en, als ze rijker was, ook sieraden of een boerderij. De goederen die een vrouw bij haar huwelijk meebracht, bleven haar persoonlijk bezit. De bruidsschat werd later de erfenis van haar kinderen. Een getrouwde vrouw bleef deel van haar eigen familie en werd nooit geheel opgenomen in de familie van haar echtgenoot. Als haar man haar of haar kinderen slecht behandelde of zijn boerderij niet kon besturen, kon ze zich van hem laten scheiden. Ze moest hiervoor getuigen oproepen, tegen wie ze eerst buiten het huis en daarna bij het huwelijksbed verklaarde dat ze van haar echtgenoot was getrouwd. Hierna was ze gescheiden. Als een vrouw haar man zonder goede reden verliet, hield deze haar eigendom. Baby‛s en kleine kinderen werden na een scheiding
12
automatisch toegewezen aan de moeder. Oudere kinderen werden over het algemeen verdeeld tussen de families van hun ouders, al naar gelang de rijkdom en status van deze families.
De Ieren Rechtssysteem Het Oud-Ierse rechtssysteem wordt ook wel de Feineachas genoemd, zijn wetten heten de Brehonse wetten. Het recht werd uitgevoerd door de breitheamh, een plaatselijke rechter. Vanaf de 4de eeuw n.Chr. werden de wetten opgeschreven. Misdaden werden bestraft met een boete, die werd bepaald door de misdaad zelf en de gesteldheid van de dader en het slachtoffer. Hoe hogergeplaatst de dader of het slachtoffer, hoe strenger de straf. De gehele clan werd verantwoordelijk gehouden voor het betalen van deze boete. Als de misdaad tegen een persoon werd gepleegd en de dader stierf, werd de boete kwijtgescholden en stierf het misdrijf met de dader. Wanneer de dader echter schade had berokkend aan bezittingen, bleef de boete staan. De betaling van de boete was een zaak tussen de dader en het slachtoffer of hun families. Er werden echter wel richtlijnen gegeven. Wanneer de boete nog niet betaald was, mocht het slachtoffer zich in bepaalde gevallen aan de drempel van de dader vastbinden en als hij dan van honger stierf, werd de dader moord ten laste gelegd. Het slachtoffer kon dit echter niet toepassen als zowel hij als de dader van adel waren of de boete te laag was. In dat geval kon de schuldenaar ook juwelen aan de schuldeiser geven. Ook gebeurde het dat het slachtoffer simpelweg in hongerstaking ging zonder zich aan de drempel vast te binden. Op moord stond een twee maal zo grote boete als op doodslag. Deze boete, de eric, werd aan de familieleden van de dode betaald in verhouding tot hun aandeel in de erfenis. Wanneer de eric niet betaald werd, kon de familie de dader doden. De Feineachas regelde een groot deel van het Ierse sociale stelsel. Hij gaf richtlijnen voor het kiezen van koningen en de lagen van dichters, boeren en geestelijken. Opmerkelijk was dat ook dieren in het stelsel opgenomen waren. Het was verboden om dieren grof te behandelen, te forceren en uit te putten. Van de doodstraf was net als in de Viking cultuur geen spraken. Klassen De onderste laag van de Ierse samenleving werd gevormd door failliete boeren, niet onderwezen handwerkslieden, vogelvrijverklaarden en criminelen. Deze bothacs hadden geen rechten of bezit. Ze behoorden zelfs niet tot een
tuath, zelfs al leefden ze wel op dat grondgebied. Ze waren daarom compleet afhankelijk van de adel, die hen op zijn land kon toelaten of afwijzen. Boven de bothacs stonden de céiles of pachters. De daer céiles konden met of zonder hulp van hun familie uit de schulden blijven of komen. Wanneer ze een schuld hadden opgebouwd, losten ze die weer af na een paar succesvolle oogsten. Ze hadden ongeveer dezelfde rechten en plichten als féines en daarom was waarschijnlijk niet beschamend om een daer céile te zijn. De daer céiles hadden echter geen eigen bezit. Ze moesten vrijwel alle middelen van bestaan huren en waren gebonden aan de Rí Tuath. In vredestijd moesten ze hem en zijn flaiths van voedsel voorzien en in tijden van oorlog ook nog de soldaten. Het grootste gedeelte van de Ierse samenleving bestond uit féines, de vrije boeren. Zij leefden in eigen huisjes en hadden zelf vee en stukken land. De breithiúna, rechters, en ollamhs, vertellers, druïden en ambachtslieden, stonden in hoog aanzien, omdat ze de Ierse cultuur overdroegen en zorgden voor het overbrengen van nieuws en verhalen. Druïden werden vaak als raadgevers en spiritueel leiders aangesteld. Smeden stonden hoog in aanzien doordat wapens erg belangrijk waren en de smeedkunst zag men als een soort magie. Elke man die goede verdiensten had bewezen, kon flaith of edelman worden. Een flaith had vaak recht op vee, velden en soms ook pachters om deze velden te bewerken. De titel stierf vaak uit met zijn houder, maar sommige families bleven hem houden als ze verschillende generaties achter elkaar hun familiefortuin behouden hadden. De belangrijkste leider van de Ierse gemeenschap was echter de laagste vorm van koningschap, de Rí Tuath. Hij bestuurde het dagelijks leven van zijn tuath, kleine provincie, en voerde oorlog met de aangrenzende tuatha. Sommige Rí Tuatha maakten een alliantie met elkaar en kozen uit hun midden de Rí Mór Tuath, koning van de grotere tuath. De tuatha kwamen samen onder leiding van drie of vier Ríthe Cuicidh of koningen van de provincies. Zij maakten de regels, inden schattingen en maakten allianties met de lagere koningen. Hun macht werd alleen beperkt door het concept van grondbezit. Hierdoor had een provinciekoning wel de macht om wetten over een stuk grond uit te vaardigen, maar niet om de grond of zijn oogst af te nemen. De leider van heel Ierland was de Ard Rí na hÉireann, de hoge koning van Ierland. Meestal waren het de Rí Tuatha, de leiders van de belangrijke families en mensen met een groot netwerk die werden gekozen. De taak van de hoge koning was grotendeels ceremonieel, want hij
13
was niet bevoegd om wetten te maken. Daarom was zijn belangrijkste taak om de lagere koningen tevreden te houden, met name door de driejaarlijkse Feis Teamhrach, de grote markt in Tara. Huwelijk & erfenis Door de Brehonse wetten had de Ierse vrouw meer vrijheid, rechten, bezit en bescherming dan in de rest van Europa. Bij het huwelijk behield de vrouw haar bezit en het huwelijk kon worden ontbonden als een van de twee echtelieden onvruchtbaar was of de man homoseksueel was en dan kreeg de vrouw haar bezit terug. Een man had het recht om zijn vrouw te slaan, maar als de klap een teken achterliet, kreeg de vrouw het geld van de bruidschat terug. Een zwangere vrouw mocht eten wat ze wilde, en als haar man haar dat ontzegde, kon hij aangeklaagd worden voor verwaarlozing. De erfenis werd gelijk opgedeeld onder de zoons, zonder onderscheid tussen wettige en onwettige kinderen. Wanneer een zoon kinderen had en hij voor zijn vader was gestorven, werd het deel van de
zoon gelijk verdeeld onder de kleinzoons. Ongehoorzame zoons werden uitgesloten van erfenis en geadopteerde zoons kregen wel een deel, dat kleiner was dan gewone zoons. Normaalgesproken verdeelde de jongste zoon het land in gelijke stukken, waarbij de oudste het eerste mocht kiezen welk deel hij wilde, daarna de op een na oudste en zo verder. Soms was het zo dat de vader al voor zijn dood zijn land verdeelde. Doordat er op den duur een tekort kwam aan land door het opdelen tijdens de erfenis, ontstond de klasse van de céiles. Dochters erfden geen land, maar wel persoonlijke eigendommen. Als een man echter alleen maar dochters had, kregen zij een deel van het land. Tenzij een dochter getrouwd was met iemand buiten de tuath, die dus geen eigen land had, ging de rest van het te erven land over naar de naaste familie. Meestal trouwden mensen echter binnen de familie. Wanneer een man zonder nageslacht stierf, werd zijn bezit verdeeld tussen zijn naaste familie, eerst zijn broers, maar als hij geen broers had zijn neven en zo verder.
14
De Heer van de Eilanden Triath nan Eilean
In de 7de en 8ste eeuw trokken de Noorse Vikingen rovend langs de kusten van Europa. In Groot-Brittannië bezetten ze de eilanden tussen Schotland en Ierland, die bekend gingen staan als de Innse-Gall, de eilanden van de vreemdelingen. Dit was het begin van een periode van uitwisseling van cultuur, handel en verschillende oorlogen. Schotland worstelde met het vaststellen en bewaken van zijn eigen grenzen. Rond het jaar 1000 n.Chr kwam een groot gedeelte van het Schotse noordelijk en westelijk vasteland, samen met de westelijke eilanden en het eiland Man in het bezit van de Noren. De landeigenaren van deze gebieden waren in meer of mindere mate trouw verschuldigd aan de koning van Noorwegen. Het resultaat was veel geruzie en een constant wisselende grens tussen Schots en Noors gebied. Deze situatie werd verergerd toen Somerled, half Noors, half Keltisch en naar verluidt afstammeling van koning Conn van de Honderd Gevechten, op het toneel kwam. Hij trouwde in 1140 de dochter van Olaf de Rode, de Noorse koning van het eiland Man, die ook de Hebriden in zijn bezit had en Ri Innse Gall of Koning van de Eilanden werd genoemd. Olaf werd in 1153 vermoord en opgevolgd door zijn zoon, Godred de Zwarte. Godred was een strenge, wrede heerser en in 1158 leidde Somerled een opstand tegen hem. Zijn vloot, gebaseerd op een aangepast Viking langschip, bleek succes te hebben en Somerled kon zichzelf uitroepen tot koning van Man en de Eilanden. Zijn koninkrijk was een apart koninkrijk, dat geen trouw verschuldigd was aan Noorwegen of Schotland. Vanaf Somerleds tijd, ging het koningschap van de eilanden langzaamaan over in het heerschap van de eilanden. Somerled sneuvelde in 1164 tijdens een veldslag tegen de Schotse koning Malcolm de 4de bij Renfrew. Na Somerleds dood werd zijn koninkrijk tussen zijn drie zoons verdeeld, die de stamvaders van drie clans zouden worden: Aonghus stichtte de clan McRuari of McRory, Dughall vormde clan MacDougall en de zoon van Somerleds zoon Ragnald, Donald, stichtte clan Donald – een van de machtigste clans van Schotland.
Angus MacDonald
De zoon van Donald, Angus, was de eerste die de naam MacDonald droeg. Hij kreeg de titel Heer van Islay van de Noorse koning Haakon de 4de en vocht met deze tegen de Schotten in de slag bij Largs in 1263. Haakon werd verslagen en Angus erkende Alexander de 3de als zijn heer, op voorwaarde van teruggave van zijn landerijen. Schotland nam officieel de Hebriden in met het verdrag van Perth in 1266. Vanaf dit punt ontstond er een tweestrijd met aan de ene kant de Schotse koning die controle over de Hebriden wilde krijgen en aan de andere kant de Noors-Keltische clan Donald, die de Schotse zeggenschap zo veel mogelijk wilde beperken en hun eigen controle op het Schotse vasteland wilde uitbreiden.
In 1284 werd Angus MacDonald, Alexander Macdougall en Alan MacRuari verzocht een raad van de koning bij te wonen als baronnen van het rijk van Schotland. Alexander had zijn zoon en erfgenaam verloren en daarom moest er worden besloten wat er na zijn dood zou gebeuren. De keuze voor Alexanders kleinkind, Margaret, maagd van Noorwegen, duidde erop dat de Keltische en Noorse leiders hun verschillen opzij hadden gezet ter wille van de toekomst van Schotland. Ook gaf het duidelijk aan dat het koninklijk bloed de voorrang kreeg, zodat een klein meisje zou regeren over een samenleving van krijgers. Twee jaar later stierf Alexander en werd niet lang daarna gevolgd door Margaret, die onderweg naar Schotland stierf. Dit resulteerde in een politieke crisis, met als gevolg de verzwakking van de Schotse staat. Angus MacDonalds opvolgers waren zijn zoons, eerst Alexander en daarna Angus Óg van Islay. Angus steunde Robert the Bruce in de onafhankelijkheidsoorlog en vocht zelfs naast hem in Bannockburn. In ruil hiervoor kreeg hij land in Lochaber, Ardnamurchan, Morvern, Duror en Glencoe. Hij was echter teleurgesteld, omdat de landerijen in Kintyre niet aan hem, maar aan het kleinkind van de koning, ook Robert geheten, werden gegeven en de westelijke uitbreidingen van de Stewarts, wat begon in de tijd van Somerled, werden voltooid. Het lijkt erop dat Angus Óg en Robert the Bruce elkaar ondanks hun alliantie tegen Engeland niet vertrouwden. De landen om Angus‛ landerijen werden goed bewaakt door trouwe bondgenoten van de koning.
John van de Eilanden
Na Robert the Bruce‛s dood in 1329 eiste Edward Balliol, de zoon van Roberts verdreven voorganger John Balliol, met Engelse steun de kroon op van Roberts zoontje, David de 2de. Tegen die tijd was Angus ook gestorven en was hij opgevolgd door zijn zoon John, die vanwege zijn steun aan de kerk ook wel de Goede wordt genoemd. John was duidelijk net als zijn voorgangers meer een politicus en diplomaat dan een krijger en onder zijn leiding kreeg hij het grootste gedeelte van Somerleds Koninkrijk van de Eilanden terug. Hij liet zijn groeiende bezit besturen door de raad van de eilanden, waarin ook andere clans als de MacLeans en de MacLeods een plaats hadden. De raad kwam bijeen in Finlaggan, Islay, waar het besloot over wetten, ambtenaren aanwees en contacten met Engeland, Schotland maar met name Ierland onderhield. Terwijl John feitelijk alle rechten van een koning kreeg, zorgde hij ervoor dat hij er nooit op leek. Door zijn macht in het westen was hij een machtige alliantie – en een bedregende vijand. Thomas Randolph, earl van Moray, bezocht John in 1335 om hem over te halen David te steunen, maar Edward Balliol bood hem een veel aantrekkelijker aanbod. Hij beloofde hem landerijen in Kintyre en Knapdale en de eilanden Skye en Lewis in ruil voor zijn steun. John zegde toe, maar het is niet duidelijk of zijn steun concrete vorm heeft aangenomen.
15
had een goede relatie met zowel Engeland als Schotland. Hij was zich bewust van het risico dat de Heer van de Eilanden een grote dreiging voor Schotland kon vormen. Deze les leerden zijn opvolgers helaas niet. John stierf in 1387 en werd in Iona begraven.
Domhnall van de Eilanden
Domhnall werd inderdaad de nieuwe heer van de eilanden. Hij was getrouwd met Mariota Leslie, zus van Alexander Leslie, earl van Ross. Alexander had een verminkte dochter, Euphemia Leslie, die zijn erfgenaam was. Koning Robert de 3de had in 1390 zijn vader opgevolgd. Hij was een zwak he Domhnall werd inderdaad de nieuwe heer van de eilanden. Hij was getrouwd met Mariota Leslie, zus van Alexander Leslie, earl van Ross. Alexander had een verminkte dochter, Euphemia Leslie, die zijn erfgenaam was. Koning Robert de 3de had in 1390 zijn vader opgevolgd. Hij was een zwak heerser en werd geregeerd door zijn broer Robert, hertog van Albany, grootvader van Euphemia Leslie. Zo gauw haar vader was overleden, trok Albany het beheer over zijn kleindochters bezittingen naar zich toe. Hierdoor joeg hij Domhnall tegen zich in het harnas. Albany had ten eerste de rechten van zijn vrouw, ook een Leslie, genegeerd. Ten tweede lag het graafschap Ross op een gevaarlijke positie ten noorden van het Heerschap van de eilanden. In 1406 verslechterde de situatie nog erger. Prins James, de enige overlevende zoon van de koning,
werd gevangen genomen door de Engelsen terwijl hij de bemoeienis van zijn oom wilde ontvluchten. Dit werd snel daarna gevolgd door de dood van Robert de 3de en Albany nam rustig de heerschappij over Schotland over. Het was waarschijnlijk dat Albany Euphemia onder druk zou zetten om Ross geheel aan hem over te geven. Daarnaast had hij duidelijke plannen om zelf koning te worden. Domhnall maakte contact met de gevangen prins James in Engeland en later ook met de Engelse koning, Henry de 4de. Er is weinig bekend over deze contacten, maar het is waarschijnlijk dat Domhnall toestemming vroeg om de Schotse regent aan te vallen. James en Domhnall sloten en informele alliantie tegen de Stewarts van Albany, die na de terugkeer en kroning van James in 1424 doorging. In 1411 verzamelde Domhnall zijn troepen, naar schatting 6.000 man. Euphemia had haar rechten nog niet afgestaan, maar dit was slechts een kwestie van tijd. Hij nam een deel van Ross in en wilde waarschijnlijk naar Aberdeenshire door marcheren. Doordat het snel oogsttijd zou worden, moest het leger een snelle slag maken, zodat het snel weer terug kon keren. Albany rekruteerde zijn troepen langzaam en marcheerde door Moray met het gerucht dat Domhnall Aberdeen wilde plunderen. In Aberdeen werd als reactie hierop een leger klaargemaakt van ongeveer 2.000 man onder leiding van Alexander Stewart, earl van Mar. Het leger van Mar bestond met name uit gedisciplineerde lowlanders, met een aanzienlijke hoeveelheid edelen. Op 24 juli ontmoetten de twee partijen elkaar bij Harlaw, ten westen van Aberdeen. En deze dag werd niet voor niets herdacht als de ‘Red Harlaw‛. Beide partijen verloren ongeveer 1.000 man, waardoor gezegd zou kunnen worden dat Domhnall won. Maar in de nacht na het gevecht trokken zijn troepen terug, eerst naar Ross, daarna naar de eilanden. Albany liet nieuwe troepen rekruteren om Domhnall achterna te jagen en nam Ross en Dingwall castle in. In de zomer van 1412 maakte hij zich klaar om ook de eilanden aan te vallen, maar Domhnall kwam naar Lochgilphead voor onderhandelingen. Waarschijnlijk hebben de twee mannen een verdrag getekend, waarin Domhnall zijn landerijen mocht behouden en officieel zijn claim op Ross introk. Hierna, en wellicht als gevolg van het verdrag van Lochgilphead, gaf Euphemia in 1415 uiteindelijk haar rechten op het earldom aan haar grootvader. Deze schonk het aan zijn tweede zoon, John, earl van Buchan. Buchan stierf in 1424, waarna het earldom zo goed als overging naar de kroon. Domhnall kon zijn verlies nooit verkroppen, hij bleef zichzelf heer van het earldom Ross noemen.
Alexander van de Eilanden
Door toedoen van de hertog van Albany werd prins James in 1424 vrijgelaten na lange gevangenschap in Engeland. Hij werd gekroont tot koning James de 1ste van Schotland. Domhnall was een jaar geleden opgevolgd door zijn zoon Alexander. Nadat James met Domhnalls hulp had afgerekend met de Albany-Stuarts,
16
Eilanden, die net als zijn vader het earldom van Ross had geclaimd. Daarom nodigde de koning Alexander uit om het parlement in Inverness bij te wonen maar arresteerde hij hem daar in 1427. Nadat de koning had geprobeerd de titel Heer van de Eilanden aan een oom van Alexander te schenken, moest hij zijn gevangenen weer vrijlaten. Als antwoord viel Alexander Inverness aan en werd weer gevangengezet. Nu probeerde James de eilanden in te nemen met een leger, maar hij werd in september 1431 verslagen door clan Donald in de slag bij Inverlochy. Hierna moest James Alexander weer vrijlaten, maar hij hield diens moeder als krijgsgevangene als garantie voor een goed gedrag. Toen James in 1437 werd vermoord, gebruikte Alexander de titel van earl van Ross, maar deze keer waarschijnlijk met de zegen van de koning. Met de Hebriden, een groot deel van westelijk Schotland en Ross onder zijn controle, had Alexander macht over meer gebieden dan Somerled. Dit grote gebied droeg echter ook bij aan de verdeeldheid van de landerijen van de Heer van de Eilanden. Alexander verloor het contact met de eilandbewoners, die het hart van clan Donald vormden. John van de Eilanden Alexander stierf in 1449 en werd opgevolgd door zijn zoon John, die meestal John MacDonald de 2de wordt genoemd om hem te onderscheiden van John van Islay. Hij was de laatste die de werkelijke titel van de Heer van de Eilanden droeg en velen zien hem als degene die de macht van de Keltische Vikingen definitief ongedaan maakte.
John werd hooggeacht door koning James de 2de, maar tijdens de regeringsperiode van James de 3de sloot hij het verdrag van Westminster-Ardtornish met Edward de 4de van Engeland en de verbannen earl of Douglas, waarin werd toegestemd dat Engeland zou helpen controle te krijgen over Schotland ten noorden van de Forth in ruil voor een eed van trouw aan de Engelse koning. Het andere gedeelte van Schotland zou tussen Edward en de earl van Douglas verdeeld worden. Deze hulp werd nooit geleverd en in 1476 onthulde Edward de overeenkomsten van het verdrag aan James de 3de. Om zijn handelen te verklaren, riep James John naar het parlement en riep hem uit tot verrader, toen hij niet op kwam dagen. Deze straf werd verzacht toen John zich officieel overgaf aan de koning. Hij behield de eilanden, maar verloor Kintyre, Knapdale en het earldom Ross. Hoewel John de titel Heer van de Eilanden mocht behouden, was hij niet langer erfelijk en werd zijn opvolger aangewezen door de Schotse kroon. John werd afgezet als hoofd van clan MacDonald in een coup van zijn onwettige zoon Angus Óg. Hij probeerde zijn macht opnieuw te verkrijgen na de moord op Angus in 1490, maar zijn poging het earldom van Ross terug te krijgen werd tegengehouden door de MacKenzies. In 1493 nam James hem daarom de titel van Heer van de Eilanden af. John eindigde zijn dagen in de Laaglanden in een koninklijk verblijf. De titel van Heer van de Eilanden ging over naar James de 4de, de kroonprins, en werd deel van een pakket titels dat het koningshuis in de loop der jaren had verzameld. Tegenwoordig is de Heer van de Eilanden ook de hertog van Rothesay, Cornwall en de prins van Wales: Prins Charles.
De Gallowglass A
an de Schotse westkust liggen ontelbaar veel eilanden. Deze eilanden zijn van oudsher het gebied van de Heer van de eilanden, die afstamden van Somerled, een Noors-Keltische krijgsheer. Somerled versloeg Goraidh van het eiland Man en nam zo de eilanden aan de noord-westkust van Groot-Brittannië in. Hierna werden veel van Somerleds gebieden veroverd door de Schotse koning Malcolm de 4de die de macht van het Noors-Keltische volk wilde inperken omdat hun heersers vazal waren van het Noorse koninkrijk. Na deze oorlog vertrokken veel Noors-Keltische krijgers en edelen vanuit de eilanden naar Ierland, om daar hun diensten als huursoldaat aan te bieden. De eerste vermelding van deze krijgers is rond 1259, toen 160 van hen als bruidschat werden meegegeven met de dochter van Dubhghall MacRoy, koning van de Hebriden, die trouwde met Aedh O‛Connor, zoon van de koning van Connacht. De Ieren noemden deze krijgers gall oglaich, buitenlandse strijder. In Engeland stonden ze beter bekend als galloglass of gallowglass. Deze soldaten wapenden zichzelf als Vikingen en vochten met de tactieken van de Kelten. Ierse legers zagen pas goed wat de gallowglass kon, toen Edward Bruce in 1318 met een leger vanuit Schotland naar Ierland kwam. Een groot deel van het leger werd gevormd door gallowglasses. De soldaten van de eilanden vormden ook een grote eenheid tijdens de campagnes van Robert the Bruce en tijdens de slag bij Bannockburn in 1314. De gallowglasses kregen al snel de reputatie van dapperheid op het slagveld, aangezien ze zich liever doodvochten dan terugtrokken. Ierse graven en prinsen begonnen de soldaten te rekruteren vanaf de Schotse eilanden. De gallowglasses waren zwaar bewapend en vrijwel over het hele lichaam beschermd door malien. Ze
vormden een professioneel leger dat al getraind was voordat het werd gehuurd. Dit gaf de Ieren de mogelijkheid serieuze oorlogen te voeren tegen de Engelse binnendringers. Door de eeuwen heen maakten de Ieren dan ook dankbaar gebruik van deze mogelijkheid. In het begin werd de gallowglass betaald in vee, wat vrij normaal was voor die tijd. De gehele economie draaide tenslotte om het houden van vee, dat voedsel en kleding verschafte. In eerdere perioden verdiende een gallowglass twee stuks veel per seizoen naast maaltijden met boter en varkensvlees. In latere tijden betaalden sommigen de gallowglass uit in landerijen. Hierdoor vestigden de gallowglasses zich langzamerhand in Ierland. Dit stelde de lokale graaf of koning in staat altijd een beroep te doen op deze soldaten. De bekendste gallowglassfamilies waren MacSuibhne (MacSweeney), MacDomhnaill (MacDonnell), MacSiothaigh (MacSheehy), MacDubhgaill (MacDougall), MacCaba (MacCabe) en MacRuari (MacRory). In Ierland was het een wet dat een aanval op een gallowglass een aanval op de lord zelf betekende. Dit toont aan hoeveel waarde de Ierse samenleving aan de gallowglass hechtte.
Organisatie en tactiek
“The galloglaich are picked and select men of great and mighty bodies. The greatest force of the battle consisteth in them, choosing rather to die than to yield, so that when it cometh to bandy blows, they are quickly slain or win the field.” De gallowglass stond niet alleen hoog in het aanzien bij de Ieren, ook de Engelse geleerden schreven over hen. Sommige gingen daarin zover dat ze de gallowglass verantwoordelijk zagen voor “a castle of bones” op het slagveld. Een spion van koningin Elizabeth de 1ste schreef: “a battle of galloglaich be 60 or 80 men harnessed on foot with sparrs, every one whereof hath his knave to bear his harness, whereof some have spears, some have bows”
Een gallowglass die eigen land had, werd meestal vergezeld door twee kerns of een kern en een paardenjongen. De kern droeg de bepantsering en de paardenjongen zorgde voor zijn maaltijd en het kampement. Op het slagveld maakte de kern gebruik van werpsperen en stokwapens. Paardenjongens waren gewapend met een Ierse boog of eveneens met een serie werpsperen. Het trio vocht als één eenheid, die sparr werd genoemd. De naam sparr is te danken aan de bijl die de gallowglasses vaak gebruikten. De gepantserde gallowglass vocht aan de voorkant en werd ondersteund door de kern met zijn stokwapen, terwijl de paardenjongen de vijand onder vuur nam. Hierdoor werd het de vijand onmogelijk gemaakt een gat te vormen in de Ierse linie. Op het slagveld waren de gallowglasses geformeerd in eenheden die de corrughabh werden genoemd. Deze formatie bestond ut 60 tot 100 gallowglass plus hun kerns en paardenjongens aan warden toegevoegd. Zo kon een corrughabh bestaan uit 300 man. In praktijk was dit zelden het geval, vaak waren het ongeveer 80 Gallowglass en zoveel mogelijk kerns en paardenjongens. Aan het hoofd van een corrughabh stont de consapal of aanvoerder, vaak was deze persoon zelf ook een gallowglass. De consapel verdiende jaarlijks wel 36 stuks vee en veel wapentuig en paarden die hij buitmaakte. Een consapal kon een gevolg van 13 personen hebben. Deze
18
personen waren vooral belast met de organisatie van het leger. Hier keek de huurder de consapal ook op aan en mocht hij niet genoeg soldaten bij elkaar kunnen brengen, moest hij daarvoor betalen. In 1512 vermeldde een Engelse spion dat er ongeveer 59 corrughadh in Ierland aanwezig zouden waren, alle onder het bevel van een chieftain of graaf. In de Ierse oorlogvoering werden gallowglasses op het open veld samen met andere Ierse legers ingezet. Toen de bepantsering van de Engelse toepen echter zwaarder werd, gebruikten de Ierse bevelhebbers de gallowglasses als stoottroepen om hinderlagen op te zetten. De kerns en paardenjongens werden ingezet om vanuit de bossen het Engelse leger met pijlen en speren te bestoken. Nadat de vijand voldoende in verwarring was gebracht, werden de gallowglasses ingezet voor een charge. Deze tactiek werkte keer op keer en de Engelse bevelhebbers vreesden voor de gallowglass.
Gallowglass
Kleding & wapenrusting
“Armed in a long shirt of mayle down to the calfe of the leg, with a long broad axe in his hand.. .yet sure they are valiant and hardie, for the most part great endurers of cold, labour, and all hardnesse, very active and strong of hand, very swift of foot, very diligent and circumspect in their enterprises” Dit citaat geeft duidelijk de wapenuitrusting van een gallowglass tussen 1350 en 1450 weer. Hun basiskledij bestond uit verschillende delen, maar de wapens van de gallowglasses verschilt.
De léine werd over het algemeen door de rijkere Kelten in Ierland en Schotland gedragen. Het ontwerp heeft veel weg van een Romeinse tuniek. Veel léines waren in aardkleuren geverfd, van gebroken wit tot aardebruin. Léines konden zowel korte als lange mouwen hebben, maar de lengte was altijd tot net iets onder de knie. Om hun middel droegen gallowglasses een leren riem. Waarschijnlijk droegen ze ook een brat, mantel, hoewel er geen enkele gallowglass met een mantel is afgebeeld. Mantels boden de soldaten warmte en een deken om in te slapen, wat juist in Schotland en Ierland nodig is. Er zijn daarnaast ook geen afbeeldingen van schoenen van gallowglasses gevonden. Gezien het klimaat in Ierland en Schotland, is het het meest logisch dat ze wel schoenen droegen. Bij de gallowglasses die in Engelse dienst vochten, is het opvallend dat zij een broek of beenlingen droegen. Waarschijnlijk komt dit doordat de rest van het Engelse leger ook gebruik maakte van deze kleding, waardoor het makkelijker beschikbaar was. Op het slagveld maakte de gallowglass vaak gebruik van een sparth of gallowglass axe van ongeveer 186 cm lang. Het is niet duidelijk welke vorm de bijlkop had, aangezien deze op afbeeldingen verschillende malen anders wordt weergegeven. Er zijn een paar afbeeldingen teruggevonden waarbij de gallowglass gebruik maakt van een speer. De meesten maakten daarnaast gebruik van een eenhandig zwaard in combinatie met een schild, die afgewisseld konden worden door de bijl. Ook zijn er afbeeldingen van gallowglasses met tweehandige zwaarden. In latere periodes maakte de gallowglass mogelijk ook gebruik van de Schotse claymores, maar deze wapens worden gewoonlijk geassocieerd met de Schotse Redshanks die als huursoldaten naar Ierland kwamen. Aan de wapenrusting was een gallowglassmes of dolk toegevoegd als secundair wapen op het slagveld. Deze dolk had
waarschijnlijk relatief veel weg van de Schotse scian. Veel gallowglasses waren uitgerust met een helm, het meest voorkomende soort helm was de bascinet, een helmtype dat vanaf halverwege de 14de tot in de vroege 17de eeuw werd gebruikt. Daarnaast waren ook allerlei Engelse en Ierse helmen in omloop. Een wambuis of cotún van zwaar linnen beschermde de krijgers tegen verwondingen op het slagveld, hier overheen werd regelmatig een maliënkolder gedragen. Maliënkolders waren echter erg duur waardoor alleen de rijksten er een konden veroorloven.
Gallowglasses in gedichten De gallowglass krijgers speelde een cruciale rol in de Ierse geschiedenis. Deze rol is vastgelegd in verschillende gedichten van de Ierse barden en van sommige chieftains uit de hooglanden. Uit deze dichtkunst kan de (symbolische) macht van de gallowglass worden opgemaakt. Gedichten waren van groot belang in de Keltische cultuur. Een gedicht kon dan ook zelfs meer waarden hebben dan een veestapel. Het is mogelijk dat enkele van deze gedichten over de Gallowglass zijn geschonken als betaling voor hun daden. Andere gedichten gingen juist over het onrecht dat een chief of lord was aangedaan door de Gallowglass of een gallowglass familie. Opvallend is dat de gedichten allemaal gaan over de machtige krijgsdaden, campagnes of rooftochten van de Gallowglass, hierbij komt vaak de machtige vloot van de Gallowglass clans bij kijken. Blijkbaar was deze opvallend groot en kwamen de Gallowglasses dan ook in grotere getalen. Veel van deze gedichten zijn in het Schots of het Iers-Gaelic geschreven, van enkelen staat hier onder de vertal ing.de Tig chuige do Chloinn nDomhnuil, Cia an cath as fherr ionchomhluinn, Cath loinnearlann ón tír thoir, Mín doinndernonn ré ndornnchloibh. Krijgers van de clan Domhnaill kwamen naar hem toe, Welk bataljon is beter in het gevecht? Een bataljon met gevreesde zwaarden vanuit het land in het oosten, Hun gevormde sterke handen rond hun zwaard.
19
Óchuan Lódhuis go Loch Eireais Eagla romhad, a rosg gorm, Is t‛eagla ar chách um Bhóinn mbraonghlais, Gan sgáth roimh, a Aonghuis, orm.
Clann Domhnaill leis lion a dtionóil, Mar tiad dairghe ós doireadhaibh, D‛fhianaibh Fhódla, d‛amhsain íle Grasraidh shíbhe shoineamhail. Clan Domhnaill zal in zijn volle terkte bij hem zijn, Als eiken tornend boven de grond, Een uitstekende en wonderbaar lijke groep soldaten uit Fódla, De huurlingen van Islay.
Do chreoch tusa le tús th‛oirbhirt Inis Eóghuin, a fholt fionn: Ge atá duit fa chíos ód chéidchion, Mo throid síos ní léicthear liom.
Gallowglass
Ge tá an chreach sin Cairrge Fearghuis fá bhfríth guasacht lét ghruaidh mhín, ‘na sgáth uaibh do ghnáth ar Ghalluibh Gan sgáth let ghruaidn mballaigh bím. Do shaorais, ‘s ní saorfa oram, Gach aird dod thír, ‘s nior taom réidh, Ar sluagh Gall dearg-ghruadh dreachbhláith, ‘s arm ear-shluagh clan neamhthláith Néill. Rugais an Rút le ruaig énlaoi D‛fhuil Ui Bhilin greb fhuil ríogh, ‘s ní reacainn sin ret chéibh ccúlchais Sibh do bhein mo dhúthchas díom.
Vanaf de Minch van Lewis tot Loch Eireas Ben jij gevreesd, o blauw oog, En gevreesd bent gij rond de Boyne‛s grijze water, Maar ik, Aonghas, ben niet bang. In het begin van je leven verwierf je eer in Inishhowen, o blond haar; Hoewel het jouw grootste verlangen is zal ik mijn plaats niet opgeven. Alle aanvallen op Carrickfergus brachten gevaar bij jou mooie wang Houd de Goill in constant terreur, Ik ben niet bang voor jou . Je bent machtig, dat zal ik niet ontkennen Elk deel van jouw land, geen net gevecht, Vanaf de Laaglanders, mooi kijkende blik, en van het genadeloze leger van clan Néill. Jij won de Ruute in één enkele dag vechten, Van de Mac Uilíns, ondanks hun bloed, En ik zal niet vergeten dat jij rinkelend Dat jij mij verstootte van mijn oorspronkelijke plaats
20
Iers sodabrood Ingrediënten 0,95 ml meel 2 eetlepels suiker 1 theelepel zoud 2,5 theelepel bakpoeder 4 eetlepels boter 1 kop rozijnen 1 licht geklopt ei 450 ml karnemelk
Iers sodabrood is rond 1840 ontstaan. Het was en is een belangrijk deel van het Ierse voedingspatroon. Op de bovenkant van het brood werd een kruis gemaakt, mogelijk om het kwaad af te weren, ook mogelijk om te helpen bij het snijden. Verwarm de oven voor op 220° Celsius. Zeef meel, suiker, zout en bakpoeder in een grote kom. Doe de boter in de kom en kneed het deeg tot een kruimelige substantie. Voeg daarna de rozijnen toe. Maak een kuiltje in het mengsel en giet hier het licht geklopte ei en de karnemelk in. Mix het deeg met een houten spatel, totdat het redelijk hard is. Kneed het deeg in de schaal, eventueel met wat extra meel, tot een grove bal. Als het deeg te plakkerig is, doe er dan meer meel bij. Leg het deeg op een met meel bestrooid oppervlak en vorm het tot een broodvorm. Leg het deeg hierna in een grote, licht ingevette ovenschaal of op een plaat met ingevet bakpapier. Maak op de bovenkant van het deeg een x-vorm en leg het in de oven. Laat het 35 – 45 minuten bakken, totdat het brood goudbruin is en de onderkant hol klinkt wanneer er met een mes op getikt worden. Test of het brood gaar is door met een lange satéprikker of een breinaald in het midden te prikken. Wanneer hij er schoon uitkomt, is het brood klaar. Laat het brood lichtjes afkoelen en serveer op kamertemperatuur. In plaats van bakpoeder kan men ook 1 theelepel zuiveringszout / natriumcarbonaat gebruiken. Het oorspronkelijke recept wordt hiermee gemaakt, maar het is helaas is dit moeilijk in Nederland en België te vinden. Probeer het eens bij een natuurvoedingswinkel!
21
De slag bij Clontarf Na de slag bij Glenmama in 999, waarin hoge koning Brian Boru de Vikingen had overwonnen, hadden de Denen zich rustig gehouden. Maar deze rust was met harde hand opgelegd en de Denen wachtten voor een mogelijkheid Brian opnieuw te confronteren. De samenzwering die leidde tot de slag bij Clontarf was echter begonnen door Maél Mórda, koning van Leinster. Maél Mórda had bij een bezoek aan de hoge koning ruzie gekregen met Murrogh, Brians oudste zoon, na een spel schaak en hij had de woning woedend verlaten. Hij begon een opstand en sloot een verbond met de Vikingen van Dublin. Dit loste Brian diplomatiek op door zijn kleindochter aan de koning van Dublin te schenken en zelf te trouwen met Gormlaith, moeder van de koning van Dublin en zus van Mael Morda van Leinster. Gormlaith ruide haar broer echter weer op en de oude allianties met de O‛Neills van ulster, de O‛Ruarcs van Leitrim en de leiders van Carbury en Kildare werden vernieuwd. Ook wist Gormlaith – hoewel ze vanwege haar opstandige praat gevangen was gezet – Sigurd, earl van de Orkneys, ertoe te zetten zich bij de alliantie te voegen en deze nam Bróðir van het eiland Man met zich mee. De samenzweerders vielen als eerst het koninkrijk Meath aan, dat trouw was aan koning Brian. Koning Máel Sechnaill, de vroegere hoge koning, verdedigde zichzelf en zijn rijk succesvol tot de slag bij Drinan, waar de Denen en Leinstermen 200 mannen, waaronder Máel Sechnaill‛s zoon, doodden. Hierop zond Máel Sechnaill een dringende oproep aan de hoge koning om hem en zijn koninkrijk te hulp te komen. Gealarmeerd door de boodschap van de koning en de dreigende houding van de Denen en Leinstermen
verzamelde Brian, zelf al 70 jaar, een leger. Hij en zijn zoon Murrogh marcheerden via twee verschillende wegen noordwaarts, de gebieden van Leinster en de Denen verwoestend. In september 1013 lagen de beide legers voor Dublin om de stad door middel van een blokkade in te nemen. Deze poging mislukte, want het Deense garnizoen was goed bevoorraad en het Ierse leger niet. De koning was gedwongen rond kerstmis het beleg op te geven en keerde huiswaarts. Maél Mórda en de Denen begonnen nu actief troepen te werven voor de laatste slag. Er werden troepen gehaald uit Ierland, Engeland, Schotland, Wales Man en de eilanden, Frankrijk, Vlaanderen, Duitsland en Scandinavië. Ook de hoge koning verzamelde zijn troepen, die bestonden uit mannen uit Meath, Connacht, Munster, zijn eigen leger van de Dal Caissans, de christelijke Manxmen, Schotten en Noren en duizend Vikinghuurlingen. Hij kon een deel van de mogelijke bondgenoten van de Vikingen overhalen niet aan de strijd deel te nemen. Terwijl zijn op een na oudste zoon, Donnchad, de opstandige provincie met een leger plunderde, namen Brian en Murrogh het hoofdleger mee naar Dublin. Waarschijnlijk leken de Ieren en de Vikingen wat betreft soldaten op elkaar. De leiders werden beschermd door een maliënkolder en een helm en droegen een zware, tweebladige bijl. Het grootste gedeelte van beide legers vocht echter onbeschermd met speer, bijl, schild en zwaard. Tegen deze lichtbewapenden hadden de Vikingen ongeveer 1.000 soldaten uit Dublin in maliën gehuld. De Vikingtactiek was om een schildmuur te gebruiken tegen aanvallen en projectielen. De Ieren hadden daarnaast kerns, licht gewapende mannen die werpsperen en slingers
22
gebruikten om van een afstand schade toe te brengen. Hoewel ze over het algemeen veel slechter bewapend waren, konden de Ieren dit met een stormloop goedmaken, waarin ze al hun wanhoop en behoefte hun huis en gezin te behouden legden. Op de avond van 22 april 1014 werd duidelijk dat de Vikingen zich opmaakten om de volgende dag, goede vrijdag, te vechten. Toen hoorde Brian dat zijn bondgenoot uit Meath, Máel Sechnaill, weigerde te vechten. Waarschijnlijk had deze Brian nooit vergeten dat de titel van hoge koning hem weinig zachtzinnig was afgenomen. De Ierse hoop nam weer toe toen werd gemeld dat de Vikingen van Man hun bondgenoten hadden verlaten – een valstrik, want die nacht keerden zij weer terug. De slag Het aantal dat bij elk leger aanwezig was, is niet duidelijk, schattingen variëren van 7.000 tot 20.000. De Denen stonden met hun rug naar de zee, de Ieren stonden tegenover hen. Bij dageraad vertrokken de Vikingen vanuit Dublin naar het nabijgelegen strand van Clontarf, waar de andere troepen wachtten. Dit werd hen toegestaan door het eergevoel dat de Ieren hadden. De Ieren positioneerden zich tegenover het andere leger. De Vikingen stelden zich op in vijf divisies, een zesde bleef in Dublin onder leiding van Sitric, de koning van de stad. Sitrics zoon commandeerde de linkerdivisie, naast hem stonden de Leinstermen in twee divisies onder leiding van Brians zwager Mael Morda. Omdat ze net als de Ieren tegenover hen waren bewapend, vormden de Leinstermen de zwakste schakel in het Vikingleger. De Vikingen van de Orkneys onder leiding van earl Sigurd stonden in het centrum. Op de rechterflank, de gevaarlijkste positie van het leger, stonden de strijders van Bróðir van Man vlak bij de baai van Dublin.De Ieren stonden opgesteld per regio. Op de rechterflank stonden tegenover de Vikingen van Dublin de Vikingen van Man. Naast hen stonden de clanleden van Connacht met hun koningen, terwijl het centrum gevormd werd door de strijders van Munster onder Brians zoon Murrogh. De Dal Cassians links werden geleid door Murroghs 15 jaar oude zoon, Tordhelbach, en Brians broer Cuduiligh. Aan de rechter achterkant stonden de mannen van Meath te wachten op het omslaan van de machtsbalans, voordat ze een van beide zijden zouden kiezen. De hoge koning reed toen zijn leger het slagveld had bereikt, langs de opgestelde linies met een crucifix en sprak hen toe, hen herinnerend aan het feit dat Jezus op die dag gestorven was. Hij spoorde zijn mannen aan dapper te vechten voor hun religie en land en trok zich daarna gezien zijn hoge leeftijd terug naar zijn tent, waar hij de dag biddend en vastend doorbracht. Het is waarschijnlijk dat er weinig tot geen tactiek bij het gevecht is gebruikt. Het was een bruut man tegen man gevecht, waarbij de leiders naast hun soldaten vochten. Na een tijd elkaar te hebben uitgedaagd en kleine schermutselingen, begon de slag. De eerste divisies die elkaar confronteerden waren de Dal Cassians van de hoge koning en de buitenlandse Denen, daarna volgden de mannen van Connaught en de Denen van Dublin en werd de slag een nietsontziende chaos. Bróðir zaaide dood en verderf, maar werd bijna gedood en moest vluchten. In het centrum duwden de Leinstermen de mannen van Munster terug en hierna stormden de Vikingen van de Orkneys af op de lichtbewapende troepen. Sigurd van de Orkneys stierf, nadat hij zijn magische banier, die dood aan zijn drager, maar overwinning aan zijn leger zou beloven, had opgenomen. De Vikingen van Man vormden nog steeds een bedreiging, hoewel hun leider de bossen in was gevlucht, maar werden aangevallen door de alomtegenwoordige Murrogh met zijn 140 man sterke bodyguard. Zij schreeuwden hun troepen moed in en renden de linie van de Manxmen in. Zijn goede voorbeeld deed goed volgen en zijn soldaten volgden. De Vikingen van Man braken en vluchtten zonder leider terug naar hun schip. Hierdoor waren de Leinstermen alleen, die koppig door bleven vechten. Hoewel de Leinstermen van Mael Morda tot dan toe hadden overwonnen, waren ze moe en hadden ze veel verliezen geleden. De Munstermen vielen nu wild aan en in deze
laatste confrontatie doodde de koning van Munster Mael Morda. Aan de linkervleugel van de Vikingen, vochten de mannen uit Dublin tegen de Vikinghuurlingen die Brian Boru had ingezet. De Dubliners waren van top tot teen in maliën gehuld, maar dit bleek geen partij te zijn tegen de zware bijlen van de professionele strijders. Zij vochten slechts een vertragingsslag, met geen kans op overwinning. Nadat ze contact met de Leinstermen hadden verloren, bewogen de Dubliners zich naar het centrum, waar de Orkneyvikingen vochten. Hier hielden de samengevoegde troepen korte tijd stand. Rond deze tijd werd Murrogh, zoon van de hoge koning, dodelijk verwond. Hij stierf de volgende ochtend. Tegen de avond vielen de Ieren voor een laatste keer aan en braken de Deense linie. Honderden vluchtten naar het land bij Dublin, hopend daar toevluchtsoord of schip te vinden, maar Máel Sechnaill, koning van Meath, had eindelijk partij gekozen en sneed hen de pas af. Aan de andere kant hadden de Vikingen van de Orkneys en Man nergens om naartoe te vluchten. Ze waren afgesneden van hun schepen en probeerden hiernaar door te breken. De meesten renden de zee in om naar hun schepen te zwemmen. Tijdens deze vlucht rende Tordhelbach, de zoon van Murrogh, het water in en verdronk, terwijl hij een Viking achterna zat en doodde. Het slagveld bij Clontarf lag bezaaid met lijken, waaronder waarschijnlijk 7.000 Denen en 4.000 Ieren. De slag was afgelopen, ten gunste van Ierland. Of toch niet? Na de slag De oude koning was gedurende de gehele slag in zijn tent gebleven, zijn oren gespitst ondanks zijn diepe gebeden. Hij had een dienaar bij zich en de tent was omringd door wachters. Toen de vlucht van de Denen was begonnen, verlieten de wachters hun koning, menend dat al het gevaar over was. Nu gebeurde het dat Bróðir , heer van Man, de tent van de koning naderde. ‘Ik zie mensen naderen,‛ meldde Brians dienaar. ‘Wat voor mensen?‛ antwoordde zijn heer. ‘Blauwe, naakte mensen,‛ vertelde de dienaar en de koning sprong op, terwijl hij zijn zwaard trok en riep: ‘de Denen!‛ Bróðir stormde de tent binnen met een dubbele bijl om de koning te doden. Die trok zijn zwaard om zich te verdedigen, maar hij was te laat om de slag van de bijl te ontwijken, die hem zijn hoofd doorkliefde. Bróðir werd gepakt en ter dood veroordeeld. Zijn ingewanden werden aan een eik gebonden, waar hij omheen moest lopen totdat hij dood neerviel. De dag na de slag arriveerde Brians zoon Donnchad met een leger om Dublin in te nemen, maar hij moest onverrichter zake terugkeren. De lichamen van Brian en zijn zoon Murrogh werden naar Armagh gebracht, waar ze werden bijgezet in de kathedraal. De aartsbisschop en geestelijken lazen 12 dagen lang dodenmissen voor de koninklijke mannen. Na de slag bij Clontarf nam Máel Sechnaill zonder tegenstand de titel van hoge koning van Ierland over. Hij regeerde acht jaar lang en verdreef het grootste gedeelte van de overgebleven Denen uit Ierland. Na Máel Sechnaills dood werd Donnchad koning.
23
Aan dit magazine hebben meegewerkt: Judith Schoen Patrick Gilbers Nils Verschoor
Met dank aan: Myrkvar Stuart Quayle
24