Celtic Magazine Keltische krijgers
6 Van ijzertijd tot Jacobite
Jacobites Longbowmen De Desmond opstanden
IJzertijdkrijger Interview Lowland Paddies
Inleiding
Welsh longbowmen Het zwaard van de maand De Gallowglass Recept De Desmond opstanden Wist u dat? Jacobites Even voorstellen GEA-Educatie
Het thema Beste lezer, Welkom in dit magazine, de 6de editie van het Celtic Magazine: “Keltische krijgers – van IJzertijd tot Jacobite”. De naam zegt het eigenlijk al: deze editie gaat over de verschillende Keltische krijgers door de eeuwen heen, elk op een eigen manier benaderd. De opbouw is dan ook chronologisch: het begint bij de naakte Keltische krijger en het eindigt bij de keurige Jacobite met kilt en baret. Als afwisseling van al het oorlogsgeweld zijn er het interview, ditmaal met de Lowland Paddies, het recept, de voorstelpagina, de wist-u-datjes en het uitgelichte wapen. Voor achtergrondinformatie kunt u kijken naar de pagina met links met relevante achtergrondinformatie. We wensen u veel leesplezier! Het team van Celtic Britain
2
“Woest”noemen ze mijn volk. Dat neem ik als compliment.
De Keltoi, ontstaan op de steppen, zijn een volk van krijgers. De bloederige strijd stond in het midden van hun samenleving, staat het nog steeds en zal het altijd staan. Daar zal ik wel voor zorgen. Ontstaan op de steppen, een ruitervolk, dat is getrokken naar de binnenlanden van Europa en daar tot bloei is gekomen voor de eerste maal in de gebieden rondom Hallstatt. Daar groot geworden in de handel van zout en van slaven, gemaakt bij verslagen stammen uit het oosten. Zij bouwden grote grafheuvels om hun krijgers te eren en eerden daarmee mij. Hoe anders kunnen zij zovelen hebben beïnvloed en gecultiveerd dan door de indruk die ze hebben gemaakt met hun dapperheid? De strijd bleef niet in eigen gebied maar bracht hen ook in contact met andere volkeren, hun helmen en hun zwaarden en hun maliën werd overgenomen en zij kregen er vreemde kunst voor terug. La Tène, een tweede bloei. De Keltoi komen even tot rust, totdat het rommelt aan hun zuidgrens. De Romeinen noemen zich de afstammeling van Mars en zeker, dat zijn ze ook. De zonen van de oorlogsgod komen in conflict met de zonen van de oorlogsgodin. Het botst.
Proloog Soms moet men buigen om niet te breken. De Keltoi blijven bestaan, deels als Romeinse burger, maar er zijn nog altijd uithoeken die de zonen van Mars verafschuwen en bespugen. Ook het temperament van de overwonnenen sluimert en komt soms nog steeds tot uitbarsting. Ik ben geduldig. De zonen van Mars krijgen hun bloei en daarna hun ondergang. Mijn zoons leven nog steeds. Zij hebben gebogen en zijn niet gebroken. Vlug, trek binnen de landen van de overwonnen broeders, laat zien wie wij waren en zijn, herinner hen aan hun verleden. Bouw jullie rijken uit tot een stabiele en democratische eenheid. Ja, zo ontstaan drie landen uit de stammen van weleer: Ierland, Schotland en Wales. Hen worden vijanden gegeven in ruime mate. Eerst de Saksen, daarna de Vikingen, dan de Normandiërs. Slechts de Normandiërs hebben de tijd doorstaan en weten mijn kinderen te doen buigen. Zij buigen, maar breken niet. Ierland is het eerste Normandische doelwit. Beschermd door een religie die niet de mijne is, vallen zij binnen. Zij claimen hun overwinning, maar niets is minder waar. Zelf 1.000 jaar na hun ‘overwinning‛ wordt nog steeds op het Smaragden Eiland gevochten. Op het hoogtepunt van hun overheersing, wat door hun een dieptepunt genoemd zal worden, bezitten zij slechts een strook land van 30 vierkante kilometer waar zij in getto‛s wonen.
Daarna is Wales aan de beurt en breekt de Normandische koning het verdrag dat zijn vader heeft gesloten in Rhuddlan. Hij valt het prinsdom aan en bedwingt het slechts met een ring van onderdrukkende kastelen. Maar ook de verovering van Wales is niet compleet. In elke Welshman brandt nog steeds een vonkje van hun onafhankelijkheid Opnieuw onder valse voorwendselen wendt de Normandische koning zich naar Schotland. Hij faalt. Sterker nog, 400 jaar later is het de Schotse koning die koning wordt van Normandisch Engeland en alles gaat goed. Alles gaat goed, totdat religie roet in het eten gooit. De rechtmatige koning wordt afgezet en verbannen. Hij vecht terug, zijn zoon vecht terug en zijn achterkleinzoon vecht terug. Uit angst voor nog meer onrust verbannen de Normandiërs een derde van de bevolking. In Ierland sterven er duizenden door onverschilligheid van de heersende klasse. Vragen zij zich dan nog af waarom er verzet komt? Ierland staat als eerst op uit haar buiging. Het is genoeg, zij zijn Normandiër noch Saks. Na een eeuw van verbitterde strijd bereiken ze een deel van hun doel. Alleen Ulster, het land van de Uí Neíll, is nog niet onafhankelijk. Hierna volgen Schotland en Wales. Niet zo radicaal, maar voorzichtig. Hun eerste stap is gezet met hun eigen parlement. Nu hun tweede nog. ~de Morrighan
3 3
CelticExperience Tel: +31(0) 640489120 Email:
[email protected] web: www.celticexperience.nl
Uw gids door de Keltische cultuur Laat u meenemen naar de Britse eilanden. Ontdek plaatsen waar toerisme nog niet is doorgedrongen en u rustig kan genieten van de typisch Britse en Ierse sfeer. Open voor u de schatkamer gevuld met geschiedenis, kunst, architectuur, religie, literatuur en filosofie. Door 30 jaar ervaring bieden wij een uitgebreid aanbod in Keltische reizen aan, waarbij niet alleen wordt ingegaan op het verleden van het gebied, maar ook op het heden en de toekomst. Voor u, uw vriendenkring, familie of bedrijf kunnen wij uw unieke reis samenstellen. Door CelticExperience beleeft u een reis om nooit te vergeten.
IJzertijdkrijger Stel, een Keltische IJzertijdkrijger moest zich zo snel mogelijk wapenen om vervolgens ten strijde te trekken tegen zijn vijand. Wat voor wapens hadden de vroege Kelten zoal? Een korte beschrijving.
Zwaard I de falcata
De falcata was een typisch houwzwaard, lijkend op de Egyptische kopesh, de Nepalese kukri en de Griekse kopis, maar gebruikt in het Keltische Spanje. Waarschijnlijk stamt hij af van de Egyptische kopesh en is hij via Alexander de Grote in Europa terechtgekomen. Officieel is het een zwaard, maar qua functie een bijl. Het deel van de kling het dichtst bij de pareerstang is hol en daarna loopt hij bol, waardoor de hak met het holle gedeelte kan worden omgezet tot een snijbeweging. Door de bolle kling wordt de snee dieper dan bij een rechte kling. De falcata is dus bij uitstek een korte afstandszwaard. De vierkante grip, vaak versierd met een paarden- of vogelkop, stelde de krijger in staat het zwaard zelfs bij de hardste slagen in de hand te houden. Meestal had de falcata maar één snijkant, maar er zijn ook exemplaren met twee snijkanten gevonden.
Zwaard II het Keltisch antropomorfe zwaard
Keltische antropomorfe zwaarden staan bekend als hét Keltische zwaardtype bij uitstek. Toch hebben ze, zoals veel Keltische kenmerken, hun oorsprong in een andere cultuur. De antropomorfe gevesten zijn meestal van koper gemaakt en hebben waarschijnlijk tot doel de strijder aan te moedigen en
daarnaast te fungeren als een soort talisman. De eerste Keltische zwaarden met een vaag antropomorf gevest zijn de Mindelheim type zwaarden uit de vroege Hallstattperiode (800-650 v.Chr.). De gevesten zijn echter zeer abstract, met een schijfvormige pommel en twee nauwelijks uitgesproken ‘benen‛ als pareerstang. In de latere Hallstattperiode (650 – 475 v.Chr.) komen er ook antropomorfe dolken, geëvolueerd uit gevesten uit Griekenland en Macedonië, waarbij de dunne pommel omhoog krult tot boven het uiteinde van het gevest. Omdat de antropomorfe dolk bijna niet in graven is gevonden, wordt er ook wel gedacht dat ze een rituele functie hebben. In de La Tèneperiode (475 v.Chr. – ca. 0) wordt het ontwerp van de antropomorfe dolk overgenomen in zwaarden, maar niet zo grootschalig als het aantal replica‛s van vandaag de dag doet vermoeden. Ze zijn over het algemeen zeer kort, met een scherpe punt en een metalen grip.
Lichaamsbescherming
De Europese maliënkolder is rond 300 v.Chr. uitgevonden door de Kelten in het Oosten van Europa, de Keltische smeden zijn dan ook over het algemeen verder ontwikkeld dan hun Romeinse of Griekse concurrenten. In het begin dragen alleen de edelen maliën vanwege de complexe productiemethode, in latere tijden wordt het door meer mensen gedragen. Zelfs de Romeinen nemen het van de Kelten over en dragen hem in de tijd van Caesar meer dan de Kelten zelf. Een Keltische maliënkolder was mouwloos en reikte tot het midden van de dijen, met grote vouwen bij de schouders die naar beneden hangen, zodat de schouders en een deel van de rug extra beschermd worden. De ringen worden meestal 4 in 1 gevlochten, zoals ook in de middeleeuwen. Er wordt gezegd dat sommige Keltische krijgers naakt vechten. Dit wordt bevestigd door enkele Keltische standbeelden die naakte krijgers afbeelden. Sommige krijgers beschilderen zichzelf met blauwe verf, gemaakt van wede. Mogelijk is het zo dat ze hiermee een signaal afgeven: Ik heb geen wapenrusting nodig, ik dood je toch wel. Polybius vertelt dat de Kelten bang zijn dat doornplanten aan hun kleding blijven haken en dat ze daarom ongehinderd naakt vechten, maar dit is niet erg waarschijnlijk. De Kelten zijn niet bang voor de dood, omdat ze in reïncarnatie geloven en een krijgscultuur hebben waarin dapperheid voorop staat.
De werpspeer
De speer is één van de favoriete wapens van de Kelten, niet alleen als steekwapen, maar ook als werpspeer. Caesar
5
vermeldt regelmatig hoe de werpspeer wordt gebruikt tijdens gevechten met de Romeinen. Mogelijk zijn het vrouwen die deze speren werpen, omdat zij lichter zijn om te gebruiken dan andere wapens. De speren zijn 40 tot 75 cm lang. Sommige ijzeren punten zijn in een boorvorm gesmeed, waardoor de gemaakte wond weer opengaat wanneer de speer eruit wordt getrokken. Andere punten zijn recht en eveneens van ijzer gemaakt. De werpsperen kunnen met de hand en met een werpspeer-gooier gegooid worden. Dit laatste is bijvoorbeeld een leren slinger, waarin de speer wordt gelegd en waarmee hij wordt geworpen. Hierdoor kan een werpspeer een grotere afstand en nauwkeurigheid bereiken.
v.Chr.) . Tot de zevende eeuw werden dergelijke helmen ook gedragen in Assyrië, het is mogelijk dat het helmtype van daaruit geïmporteerd is. De schijven bij de oren en het voorhoofd zijn ingelegd met koraal en de onderkant is versierd met graveringen, gelijk aan Griekse meanderornamenten, opnieuw duidend op contacten met het oosten. Waarschijnlijk hebben de Parisii dit type helm meegenomen naar Groot-Brittannië.
Helm de Ciumesti helm Steekspeer
De Kelten zijn één van de eerste Europese volkeren die de steekspeer systematisch in gevecht gebruikten naast een werpspeer. Veel Keltische speren zijn vlamvormig, waardoor ze een bredere wond maken en minder gemakkelijk uit het vlees te trekken zijn, dat daardoor opnieuw gaat bloeden. Steeksperen worden zowel voor de jacht als voor de oorlog gebruikt. Sommige speren hebben aan het einde van de kop twee punten, zodat de speer gemakkelijker uit het lichaam is te rukken en opnieuw te gebruiken.
Helm La Gorge-Meillet helm
Deze helm is gevonden in La Gorge-Meillet, in de Marne-regio. Hij is 37 cm lang en gemaakt van brons. Het typerende aan deze helm is de lange piekel op de top, die hem onderscheidt van Keltische helmen uit Italië van die tijd (de 4de eeuw
Deze helm dateert uit de vroege 3de eeuw v.Chr. en is gevonden in Ciumesti, Roemenië. De helm zelf is gemaakt van grof gegoten ijzer, waardoor hij een onregelmatig oppervlak heeft, en heeft kleine, rudimentaire wangkleppen en een kleine nekbeschermer. Op de top zit een bronzen roofvogel, met vleugels met scharnieren, zodat zij fladderen wanneer de drager loopt. De ogen zijn rood geëmailleerd en de bek evenals de vleugeltoppen blauw geëmailleerd. Een dergelijke helm wordt ook op de Gundestrupketel getoond. De vogel wordt geassocieerd met
kracht en de godenwereld. Een Kelt, toch meestal al groter dan zijn tegenstanders, met een dergelijke helm moet angstaanjagend zijn geweest op het slagveld.
Schild I
In Clonoura, graafschap Tipperary, is het enige hele IJzertijdschild van Ierland gevonden. Slechts enkele andere vondsten wijzen op het bestaan van schilden in Ierland, onder andere bronzen verstevigingen van een geïmporteerd schild uit Lambay Island en enkele mogelijke verbindingsstrips uit Navan Fort. Het schild is gemaakt van licht gebogen dunne plankjes en vrijwel geheel bedekt met leer. Hij heeft een rechthoekige vorm met afgeronde hoeken. Het schild is met zijn 55 x 35 cm relatief klein, aangezien de Keltische schilden van het vasteland soms wel manshoog waren. Hij is dan ook duidelijk gemaakt op de korte, Ierse steekzwaarden en niet op de langere houwzwaarden van de continentale Kelten. De grip is over de holte van de houten schildknop gemaakt, zodat de hand daar deels door wordt beschermd. Door zwaardslagen en mogelijke speersteken is het goed te zien dat het schild in gevecht is gebruikt.
Schild II
In het meer van Neuchâtel, bij het Zwitserse La Tène, zijn delen van drie Keltische schilden gevonden. De schilden zijn gemaakt van eikenhout en twee ervan hebben een houten, vastgenagelde schildknop, de derde schildknop mist. De schilden zijn ongeveer 1,1 x 0,6 m groot en zijn in het midden ongeveer 1,2 cm dik, aan de kanten ongeveer 5 mm. Mogelijk is deze constructie gemaakt om het schild lichter te maken, aangezien eikenhout vrij veel weegt. Het midden wordt versterkt door een houten rib ter versterking.
6
En tot slot, om het moreel ten alle tijden hoog te houden werd er gebruik gemaakt van twee verschillen de methoden:
Afgehouwen hoofden
Voor de Kelten heerste de levenskracht van een persoon in het hoofd. Daarom hieuwen ze vaak de hoofden van vijanden af om respect te tonen en de kracht van de vijand over te nemen. Deze hoofden werden of geofferd aan de goden, of meegedragen in de strijd. Maar niet alleen de hoofden van de vijanden werden afgehouwen, ook de hoofden van medestrijders, om respect te tonen voor hun kracht. In wezen zou de kracht van de gedode medestrijder zo overgaan op de levende. Bewijs voor de “hoofdenjacht” wordt gegeven door Keltische mythologie, lugubere vondsten van onthoofde lichamen en gebeeldhouwde, verminkte hoofden. Diodorus Suculus vermeldt dat de Kelten afgehouwen hoofden aan de nekken van hun paarden hangen. Voor de Kelten was dit gebruik een teken van respect, voor hun vijanden heeft het er zeker angstaanjagend uitgezien!
Carnyx
De carnyx is een lange, Keltische trompet van brons die in geheel Europa wordt gebruikt van 300 v.Chr. tot 200 n.Chr.. Hij wordt verticaal vastgehouden en de kop heeft vaak de vorm van een zwijn. De carnyx is een bijna onmisbaar onderdeel van een Keltisch leger en wordt gebruikt om de eigen strijders te bemoedigen en de tegenstander te ontmoedigen. Het geluid van een carnyx is zwaar en doordringend, dit wordt versterkt doordat hij over de hoofden van de krijgers heen blaast en het geluid daarom veel verder draagt. De onderkaak van de kop is beweeglijk, waardoor de carnyx nog angstaanjagender lijkt.
7
Wat is het dat de Kelten Keltisch maakt?
Hoe kiezen jullie de nummers uit die jullie spelen?
Hanneke: Het is lastig om aan te duiden wát er nu precies zo typerend is voor een cultuur die zo gevarieerd en wijdverspreid is. Elke tak van de Keltische cultuur, als ik het zo mag noemen, verschilt natuurlijk weer van de andere. (…) Ik heb altijd wel het gevoel dat Kelten worden getypeerd door hun rijke geschiedenis. Het is een cultuur die het niet zonder slag of stoot heeft overleefd, en dat ook uitdraagt d.m.v. muziek en het eren van tradities. Dat is natuurlijk het element wat wij vanuit de muziek zien. Maar dat is wel het geen wat, tenminste voor mij, typerend is.
Hanneke: Door de jaren heen zijn we steeds kritischer geworden wat betreft het kiezen van de nummers. We zijn begonnen met de wat bekendere drinking songs. Nu bestaat nog maar een heel klein deel van ons repertoire uit dit soort nummers. We proberen nummers uit te kiezen waarvan wij denken dat ze binnen onze stijl passen. Het andere belangrijke criterium bij het kiezen van nummers, is of we denken dat we echt iets aan het nummer kunnen toevoegen. Als het ons niet lukt een nummer eigen te maken, dan gaat het ook zo weer in de koelkast (of definitief in de prullenbak…). Iedereen binnen de band draagt nummers aan. Diegene laat dan één of meerdere versies horen en als de rest er enthousiast over is, gaan we ermee aan de slag. We kijken wie het nummer gaat zingen, en bepalen de instrumentatie en de opbouw. Omdat de nummers meestal afkomstig zijn uit individuele muziekcollecties van bandleden, hebben we inspiratie uit verschillende hoeken.
Willen jullie een boodschap met jullie muziek uitdragen? Zo ja, welke?
Hanneke: Ik denk dat we met onze muziek vooral willen uitdragen hoe inspirerend en gevarieerd Ierse muziek kan zijn(...) Wij willen, als jonge mensen, graag een handje helpen om de Ierse folk-traditie in stand te houden.
Lowland Paddies
Albert-Jan: In eerste instantie maken we de muziek zelf, omdat we dat leuk vinden, daarnaast om (jonge) mensen te vermaken en kennis te laten maken met de Ierse muziek. Ik kan niet zeggen dat er echt een boodschap in zit. Robbert: Ik vind het heel belangrijk dat de oude nummers bewaard en gespeeld blijven. Voor mij bestaat er geen groter cultureel erfgoed als de emoties en gevoelens die door de voorvaderen van de mens vast zijn gelegd in de muziek.
Kun je jezelf en de band kort voorstellen? Hoe is de band ontstaan? Robbert (21): Student Wildlife Management in Leeuwarden (HBO, 4e jaar). Speelde al 9 jaar gitaar voordat hij de banjo oppakte. Na het zien van een banjospeler in Ierland is hij zo verliefd geworden op de banjo dat hij bij thuiskomt gelijk een exemplaar aangeschaft heeft en enthousiast is gaan oefenen. Albert-Jan (23): Studeert Technische Informatica in Breda (HBO, 3de jaar). Speelde al electrisch gitaar en piano voor het idee van de band bestond. Door de band heeft hij een akoestische gitaar aangeschaft. Daarnaast speelt en zingt hij in toneelstukken en musicals, waar hij zijn zang- en podiumervaring op heeft gedaan. Hanneke (22): zorgt voor de vrouwelijke invloed in de band, haha. Verder studeert ze Filosofie en Journalistiek in Leiden, maar komt elk weekend trouw terug naar Bergen op Zoom om vanuit daar te repeteren, sessieën en naar optredens te gaan. Als Lowland Paddies stellen we ons altijd voor als een stel jonge muzikanten, die simpelweg door het ‘Ierse folk virus‛ gegrepen zijn. Op jonge leeftijd (...) zijn we via-via in aanraking gekomen met de Ierse muziek (…), we zijn er zelf achtergekomen wat een fantastische cultuur en muziek het is. Toen we voorzichtig naar The Dubliners begonnen te luisteren (...), vonden we het allemaal zo leuk dat we zelf ook zijn gaan experimenteren. In het begin was de tin whistle (want goedkoop!) populair onder menig persoon uit de vriendengroep, maar al snel heeft iedereen zijn eigen instrument gevonden. (…) Vanuit de huiskamersessies die al ontstaan waren bij Dennis, Robbert en Wouter (die nu bij The Jolly Beggars speelt) kwam uiteindelijk het idee om een band te beginnen. Op dat moment werden Jasper, Albert-Jan en Hanneke erbij gevraagd. (…). Dat was in het najaar van 2004, nu dus zo‛n vierenhalf jaar geleden.
8
Waardoor werden jullie aangetrokken tot de Keltische cultuur? Hanneke: Wij zijn in de scene gerold vanuit de Dubliners. Pas later kom je dan in aanraking met andere (Ierse en Schotse) folkbands en de achtergrond van de muziek. (…) In eerste instantie werden we dus aangetrokken tot de Ierse muziek. Die bevat natuurlijk ook een hoop elementen uit de Keltische cultuur, maar deze spelen voor ons eigenlijk alleen indirect een rol. Wat mij persoonlijk vooral aantrekt in de Ierse folk (...) is een sterke nadruk op traditie en geschiedenis. (...) Dit element in de muziek is iets wat je in alle landen die van oorsprong een Keltische cultuur kennen, terugziet. (...) Daarnaast zou ik (persoonlijk) natuurlijk heel graag het Gaelic beheersen. Albert-Jan: Ik vind het leuk om op festivals te zien hoe mensen de Keltische cultuur tot leven willen houden met oude ambachten en leefwijzen, maar om nou te zeggen dat ik specifiek door Keltische cultuur aangetrokken wordt ... Robbert: Ikzelf houd erg van de rijke geschiedenis van Ierland en Schotland. Vooral ook de verhalen die door de muziek in stand zijn gehouden. Verder vind ik het geweldig om verhalen te horen over de Keltische cultuur van honderden jaren geleden. Zo zijn er ook flinke boekwerken over het ontstaan van de muziek en de rol van de Keltische cultuur hierin.
Wat zijn jullie plannen en wensen voor de toekomst? Hanneke: (…)Als band willen we natuurlijk ook zoveel mogelijk groeien. Het mooie is dat daar ook ruimte voor is, we hebben echt de mogelijkheid om nog een heel stuk door te groeien. Het voordeel hierbij is, denk ik, dat we ook echt samen (als band) begonnen zijn met het maken van Ierse folk. We zitten behoorlijk op één lijn wat dat betreft, we groeien met elkaar mee.
Wat is het geweldigste moment van jullie bestaan? En wat zouden jullie nooit meer willen doen? Hanneke: Die laatste vraag is het makkelijkste! In principe treden we echt overal op waar we gevraagd worden, maar dat kan ook wel eens leiden tot wat minder succesvolle avonden… Zo zijn we een keer terecht gekomen op een benefietgala, waar we moesten spelen tijdens de verschillende gangen van het diner dat er plaatsvond. Nu vinden we het niet erg om af en toe wat meer op de achtergrond te staan (op bruiloften en bedrijfsfeesten is dat vrij gebruikelijk), maar dit sloeg echt alles. We stonden zo zacht dat ze evengoed een cd‛tje op hadden kunnen zetten! Dat zullen we niet snel nog een keer doen… Geweldige momenten zijn er genoeg, zo zijn de momenten waarop het publiek echt uit hun dak gaat fantastisch. Dat geeft echt een goed gevoel. Daarnaast is het leuk om zo veel verschillende mensen te ontmoeten tijdens optreden, dat zorgt af en toe voor hilarische ontmoetingen. Maar vooral de optredens op bijvoorbeeld festivals, waar we dan blijven slapen, zijn de meest geweldige weekendjes. We zijn heel goed in veel lol maken! Albert-Jan: Geweldige momenten zijn er inderdaad veel. Eén daarvan is een overvolle pub tijdens onze eerste CD-presentatie. Daarnaast maken we geweldige momenten vaak mee als we niet aan het spelen zijn. Onderweg in de bandbus, blijven overnachten of gewoon leuke dingen samen doen. Wat ik niet meer zou willen doen is pech hebben met de bus. Ik noem een paar lekke banden (zeker met onze oude bandbus), koelvloeistof-lekkage, vergeten te tanken.. Er is al een hele waslijst. Maar goed, dat hebben we niet altijd in de hand. Robbert: De mooiste momenten zijn de momenten waarop binnen de band alles goed gaat. Wanneer iedereen op zijn best speelt en het enthousiasme en plezier er bij eenieder afstraalt. Dan hebben we op het podium zo‛n geweldig gevoel allemaal, dan doet het er bijna niet meer om hoe het publiek er tegenover staat. Al is het wel bijna altijd zo dat er een wisselwerking is tussen het publiek en ons. Wanneer het publiek enthousiast is worden wij zelfverzekerder en enthousiaster, zo steek je elkaar steeds weer aan en ontstaat er een geweldig optreden. Ik heb het zelf altijd vervelend gevonden wanneer het geluid heel slecht geregeld was, wanneer je jezelf of elkaar op het podium niet kunt horen, (...)
We hebben daarbij gelukkig ook dezelfde ambities. Zo zouden we graag in de toekomst willen gaan touren in het buitenland. Hoe eerder, hoe liever! Ook willen we zoveel mogelijk op festivals gaan spelen. Daarnaast zijn we nu bezig met de opnames van onze nieuwe cd, we hopen natuurlijk dat dit een groot succes wordt.
Hoe zien jullie de toekomst van de Keltische cultuur en wat zou daartoe kunnen bijdragen? In Nederland groeit het aantal mensen dat geïnteresseerd is in de Keltische en Hoe ik de toekomst van de Keltische cultuur zie, dat is een lastige vraag! Ik kan wel iets zeggen over Hanneke: folkcultuur en –festivals. Merk je dat ook in andere landen? In welk land zijn de hoe ik de toekomst van de Ierse folkmuziek zie. Ik denk namelijk dat deze muziek nog lange tijd blijft Albert-Jan: Bekend(er) worden in de Nederlands Folkscene en liefst ook daarbuiten. Beter worden bestaan en gemaakt zal worden: er zijn gelukkig genoeg mensen zoals wij die het fantastische muziek vinden. mensen heten bekendst metvan dergelijke culturen? in individueel gezamenlijk maken de muziek. Spelen op grote podia, touren in het buitenal mij in Nederland ken ik zo veel mensen bij wie Ierse muziek een belangrijk deel van hun leven uitmaakt! Dat inderdaad zo. Het is hetzelfde in Duitsland, Zwitserland en andere West-Europese landen.Alleen En, wat landise.d. Ik denkna ook opviel, is dat we vorige herfst voor de tweede keer door de VS toerden en dat er opvallend veel mensen dewel dat Ierse folkmuziek mensen zal blijven aanspreken. Het zichtbaar maken is mijns inziens hierbij heel belangrijk. Dit is dan ook wat wij proberen bij te dragen aan het in stand houden van deze shows naar schreven, zij waren op zoek naar hun eigen Robbert: Hetons lijkttoekwamen mij geweldigof omons parttime of fulltime met muziek bezig te kunnen zijn. wortels (…) Ook(die vaak terugleidden traditie: veel mogelijk, op zoveel mogelijk plaatsen, onze muziek ten gehore brengen! naar Europese landen hiermee naar Europese culturen, meestal Keltisch Ik denk daaromzodat zou ik met regelmaat de en studio in willen omoude dan wel niet jaarlijks met nieuw materiaal een cdof opNoors). te hetgeen nemen. je in Nederland ziet een wijdverbreid fenomeen is.
www.lowlandpaddies.nl
98
Welsh Longbowmen Geschiedenis van de longbow
De eerste keer waarbij een Welshe boog wordt beschreven is bij de slag van Hefenfelth in 633 tussen de Northumbriërs en de Welshmen. In deze slag werd Offrid, zoon van Edwin, koning van Northumberland, gedood door een Welshe pijl. Het is niet duidelijk of deze pijl werd afgeschoten door een longbow, maar het is wel één van de eerste vermelding van een Welsh leger dat gebruikt maakt van bogen. Mogelijk waren de Welshe stammen de uitvinders van de boog in Groot-Brittannië, mogelijk ook niet, maar zeker is dat het de Welshmen waren die voor het eerst tactisch gebruik maakten van de boog. Tot de 17de eeuw waren er geen professionele, permanente legers in Groot-Brittannië, maar bestonden ze uit huursoldaten en boeren die waren opgeroepen voor hun heer te vechten. In Wales kon een heer een onderdaan zes weken per jaar inzetten voor militaire dienst. Na een slag of een oorlog werd het leger ontbonden en konden de soldaten naar huis terugkeren. Het is vrijwel met zekerheid te zeggen dat er longbows werden gebruikt bij een hinderlaag in 1054 tegen Saksische ruiters, die zonder hun werpsperen geworpen te hebben al moesten vluchten door de nauwkeurigheid van de Welshe schutters. Er waren 500 Saksische doden, tegenover geen aan de Welshe zijde. Bij de belegering van Abergavenny in 1182 werd een deur van 10 centimeter dik doorboord en een edelman door zijn maliën, dij en zadel heen aan zijn paard gespietst. Hij overleefde wonderbaarlijk genoeg.
Welsh longbow
In de jaren ‛80 van de 12de eeuw viel het Engelse leger Wales binnen om het te veroveren en hier speelden de longbowmen een belangrijke rol in de verdediging van hun land, zij verwondden en doodden vele vijanden. Edward de 1ste zag hierdoor de kwaliteiten van de Welshe schutters en na de verovering van Wales nam hij ze op in zijn leger, hoewel op niet zo‛n grote schaal als zijn kleinzoon, Edward de 3de. Hij verbood alle sporten op zondag, behalve het boogschieten. Schietbanen werden vlakbij kerken opgezet, zodat de mannen na de mis sneller werden aangezet om te gaan schieten. In 1363 werden mannen zelfs verplicht boog te schieten op zondag. De Welshe longbowmen werden in Zuid-Wales gerekruteerd, de beste kwamen uit het zuidoosten. Er werden echter ook longbowmen in Engeland gerekruteerd, vandaar dat de naam “Engelse longbow” is ontstaan. Deze
longbowmen waren echter yeomen, vrije Engelsen, en werden vaak ook zo genoemd. Bij de slag bij Falkirk op 22 juli 1298 overwon Edwards leger met name door de longbowschutters, doordat de Schotse speermannen vrijwel onbeschermd waren. De laatste slag in Wales waar grootschalig gebruik werd gemaakt van de longbow, was de slag bij Pilleth in 1402 tijdens de opstand van Owain Glyndwr. Edmund Mortimer leidde een leger tegen Glyndwr, die zich de rechtmatige Prins van Wales noemde. Glyndwr nam een hoger gelegen stuk land en liet vanaf daar de Engelsen beschieten. De Welsh longbowmen in Engelse dienst konden het Welshe leger niet raken en keerden toen tegen de Engelsen. De chaos was compleet toen de Welshmen aanvielen en de reservedivisie van Glyndwr de Engelsen in de rug aanvielen. 800 Engelsen werden gedood en verschillende edelen, waaronder Mortimer zelf, werden gevangen genomen. De longbow maakte haar internationale debuut in de slag bij Crécy, Frankrijk, in 1346, en veranderde de manier van oorlogvoering. 3.000 van de 6.000 troepen die Edward de 3de daar op het slagveld zette, waren Welsh longbowmen. Ook in de daaropvolgende slagen bestond 60 tot 80% van de Engelse legers uit longbowmen, dit tegenover de zwaar gepantserde Franse ridders te paard en te voet, gesteund door kruisbogen. De pijlenregen die de longbowmen op Crécy afschoten was volgens een ooggetuige “zo dik, dat het sneeuw leek”. Omdat de longbow veel sneller af te vuren was dan de kruisboog die de Fransen (tien schoten per minuut tegenover drie), hadden ze een groot voordeel. Ook bij de slag bij Agincourt op 25 oktober 1415 speelden de Welsh longbowmen een beslissende rol: ze vernietigden het grootste gedeelte van de Franse cavalerie. Het is niet voor niets dat in de tijd van de Honderdjarige Oorlog de eerste verhalen van Robin Hood ontstonden. Na de Honderdjarige Oorlog begon het kanon, het musket en het pistool steeds meer terrein te winnen ten koste van de longbow. In Groot-Brittannië werden deze echter naast elkaar gebruikt. In 1508 werden kruisbogen zelfs in Engeland verboden om het gebruik van longbows te stimuleren, dit werd echter in 1536 alweer herroepen. De laatste slag waarin de longbow werd gebruikt was in 1644 bij Tippermuir, Perthshire, Schotland, tijdens de Engelse burgeroorlog.
De longbow
De longbow was normaalgesproken gemaakt van taxus,
10
dat toen veel in Groot-Brittannië groeide. De pees was gemaakt van linnen of hennep, dat met vezel werd gevlochten voor de sterkte. De traditionele longbow was 1 meter 90 lang en vereiste enorme kracht om te spannen en met precisie af te schieten. Met een grote trekkracht (een normale longbow had een trekkracht van 100 tot 120 pond) kon een schutter tien tot twaalf pijlen per minuut tot 400 meter ver schieten en maliën en soms zelfs pantser doorboren. Elke boogschutter had 60 tot 72 pijlen per slag. Dat betekent dat een divisie van 4.000 longbowmen 240.000 pijlen kon afschieten in vijf minuten tijd.
De longbowpijlen hadden verschillende pijlpunten, bijvoorbeeld een simpele punt om door pantser of maliën te breken, een zwaluwstaartpunt om paarden mee neer te schieten en een punt die in brand gezet kon worden voor psychologische oorlogvoering en tegen belegeringswerktuigen als de ram en de belegeringstoren. Een longbow werd met twee vingers getrokken voordat hij werd afgeschoten. Daarom werden deze twee vingers ook door de Fransen afgesneden als ze een schutter gevangennamen in de Honderdjarige Oorlog. In man tot man gevechten staken longbowschutters hun twee trekvingers op om de vijand uit te dagen.
Voorkomen
Een longbowman was normaalgesproken boer en werd ingehuurd. Daarom droeg hij alleen een leren kap die met ijzer was afgezet en een mantel waar de boogpees in droog gehouden koon worden. Wanneer hij nat was, was hij minder rekbaar en dus niet te gebruiken. Sir John Fastolf of Wiltshire vertelt van de longbowmen die hij voor Agincourt heeft gerekruteerd dat ze duidelijk herkenbaar waren aan hun kaproenen en tunieken van groen-witte stof. In Wales zelf trok de longbowman voor het gevecht één van zijn schoenen uit om een betere balans te houden in het rotsige, vaak modderige terrein. Hier zijn verschillende afbeeldingen uit die tijd van. Sommige schutters hadden ook een pony bij zich om snel bij of van het slagveld te komen. Naast zijn boog was een longbowman gewapend met een kort zwaard of een dolk, zodat hij eventueel als reserve in het slagveld ingezet zou kunnen worden. Meestal werd de linie longbowmen achter het leger geplaatst en bewaakt door een divisie. Voor extra zelfverdediging plaatsten de boogschutters soms pieken voor hun lijn om te voorkomen dat de cavalerie hen aan zou vallen.
11
Het zwaard de maand Zwaard van de van maand Het zwaard was één van de kostbaarste bezittingen van een Viking. Ze werden overgegeven van vader op zoon en met grote zorgvuldigheid verzorgd en bewaard. Vikingzwaarden hadden over het algemeen een dubbele snede en waren voor eenhandig gebruik, de andere hand hield het typische ronde Vikingschild vast. De meeste exemplaren waren 70 tot 80 cm lang, maar in latere perioden werden ze steeds langer. Het evenwichtspunt lag dicht bij de grip door de licht tapse kling, de pareerstang en de pommel, die soms rijk versierd waren. De grip was meestal van organisch materiaal gemaakt als hout, bedekt met leer of soms rijk gedecoreerd metaal. De klingen werden gemaakt van verschillende metaalstrips die in elkaar werden gedraaid en daarna aan elkaar werden geslagen, omdat geen enkel metaal nog stevig genoeg was om er klingen uit één stuk van te maken. Er bestaan verhalen dat krijgers hun zwaard weer in de goede vorm moesten buigen tijdens een gevecht omdat de kling krom was gestaan. Soms werden ze tijdens een gevecht bot en dan moest de strijder vertrouwen op een secundair wapen, als hij dat had. Behalve dat ze stevig waren, zagen de samengestelde klingen er prachtig uit, doordat de verschillende metaalsoorten als laagjes zichtbaar waren in de kling. Er werden verschillende technieken toegepast om het laagpatroon zo mooi mogelijk te maken. Zelfs toen het staal dat geproduceerd kon worden wel sterk genoeg was om stevige klingen van te maken, werden nog zwaarden op de oude methode gemaakt, zowel voor de schoonheid als voor een kwaliteitskeurmerk.
Viking Dybekzwaard Het Dybekzwaard is, zoals de naam al aangeeft, gevonden in Dybek of Dybäck, Schonen, Zweden. Het origineel ligt in het Statens Historika museum in Stockholm en dateert uit ongeveer de 12de eeuw. Het is dus een duidelijk zwaard van de latere Vikingperiode. De pommel is rijk bewerkt in een stijl die mogelijk is overgenomen van de Saksen uit Groot-Brittannië, de zogenaamde Winchesterstijl. Replica‛s tonen vaak een rijk bewerkte pareerstang, maar dit was oorspronkelijk een deel van de schededecoratie. Omdat het zwaard in de schede is begraven, zijn de schede en het zwaard aan elkaar geroest is een deel van de schededecoratie die tot pareerstang is gemaakt. De oorspronkelijke pareerstang was een simpel, kort exemplaar. De pommel en de pareerstang annex schededecoratie zijn rijk versierd met vogels en Vikingknopen.
De pommel en pareerstang van het Viking Dybekzwaard zijn gemaakt van messing. De kling is tot aan de pommel doorgesmeed in een tangconstructie en aan de pommel vastgeschroefd. Het zwaard is 94 cm lang, met een grip van 13 cm en een kling van 68 cm. De kling is maximaal 5 cm breed en heeft een snede van 1 mm dik. Het zwaard weegt circa 2,2 kg. De kling heeft een bloedgoot, waardoor het zwaard flexibiler is. De grip is ingelegd met geribd leer voor een gemakkelijke grip.
CelticWebMerchant.com 11
De Gallowglass Aan de Schotse westkust liggen ontelbaar veel eilanden. Deze eilanden zijn van oudsher het gebied van de Heer van de eilanden, die afstamden van Somerled, een Noors-Keltische krijgsheer. Somerled versloeg Goraidh van het eiland Man en nam zo de eilanden aan de noord-westkust van Groot-Brittannië in. Hierna werden veel van Somerleds gebieden veroverd door de Schotse koning Malcolm de 4de die de macht van het Noors-Keltische volk wilde inperken omdat hun heersers vazal waren van het Noorse koninkrijk. Na deze oorlog vertrokken veel Noors-Keltische krijgers en edelen vanuit de eilanden naar Ierland, om daar hun diensten als huursoldaat aan te bieden. De eerste vermelding van deze krijgers is rond 1259, toen 160 van hen als bruidschat werden meegegeven met de dochter van Dubhghall MacRoy, koning van de Hebriden, die trouwde met Aedh O‛Connor, zoon van de koning van Connacht. De Ieren noemden deze krijgers gall oglaich, buitenlandse strijder. In Engeland stonden ze beter bekend als galloglass of gallowglass. Deze soldaten wapenden zichzelf als Vikingen en vochten met de tactieken van de Kelten. Organisatie en tactiek “The galloglaich are picked and select men of great and mighty bodies. The greatest force of the battle consisteth in them, choosing rather to die than to yield, so that when it cometh to bandy blows, they are quickly slain or win the field.” De gallowglass stond niet alleen hoog in het aanzien bij de Ieren, ook de Engelse geleerden schreven over hen. Sommige gingen daarin zover dat ze de gallowglass verantwoordelijk zagen voor “a castle of bones” op het slagveld. Een spion van koningin Elizabeth de 1ste schreef: “a battle of galloglaich be 60 or 80 men harnessed on foot with sparrs, every one whereof hath his knave to bear his harness, whereof some have spears, some have bows” Een gallowglass die eigen land had, werd meestal vergezeld door twee kerns of een kern en een paardenjongen. De kern droeg de bepantsering en de paardenjongen zorgde voor zijn maaltijd en het kampement. Op het slagveld maakte de kern gebruik van werpsperen en stokwapens. Paardenjongens waren gewapend met een Ierse boog of eveneens met een serie werpsperen. Het trio vocht als één eenheid, die sparr werd genoemd. De naam sparr is te danken aan de bijl die de gallowglasses vaak gebruikten. De gepantserde gallowglass vocht aan de voorkant en werd ondersteund door de kern met zijn stokwapen, terwijl de paardenjongen de vijand onder vuur nam. Hierdoor werd het de vijand onmogelijk gemaakt een gat
te vormen in de Ierse linie. Op het slagveld waren de gallowglasses geformeerd in eenheden die de corrughabh werden genoemd. Deze formatie bestond ut 60 tot 100 gallowglass plus hun kerns en paardenjongens aan warden toegevoegd. Zo kon een corrughabh bestaan uit 300 man. In praktijk was dit zelden het geval, vaak waren het ongeveer 80 Gallowglass en zoveel mogelijk kerns en paardenjongens. Aan het hoofd van een corrughabh stont de consapal of aanvoerder, vaak was deze persoon zelf ook een gallowglass. De consapel verdiende jaarlijks wel 36 stuks vee en veel wapentuig en paarden die hij buitmaakte. Een consapal kon een gevolg van 13 personen hebben. Deze personen waren vooral belast met de organisatie van het leger. Hier keek de huurder de consapal ook op aan en mocht hij niet genoeg soldaten bij elkaar kunnen brengen, moest hij daarvoor betalen. In 1512 vermeldde een Engelse spion dat er ongeveer 59 corrughadh in Ierland aanwezig zouden waren, alle onder het bevel van een chieftain of graaf. In de Ierse oorlogvoering werden gallowglasses op het open veld samen met andere Ierse legers ingezet. Toen de bepantsering van de Engelse toepen echter zwaarder werd, gebruikten de Ierse bevelhebbers de gallowglasses als stoottroepen om hinderlagen op te zetten. De kerns en paardenjongens werden ingezet om vanuit de bossen het Engelse leger met pijlen en speren te bestoken. Nadat de vijand voldoende in verwarring was gebracht, werden de gallowglasses ingezet voor een charge. Deze tactiek werkte keer op keer en de Engelse bevelhebbers vreesden voor de gallowglass. Kleding & wapenrusting “Armed in a long shirt of mayle down to the calfe of the leg, with a long broad axe in his hand.. .yet sure they are valiant and hardie, for the most part great endurers of cold, labour, and all hardnesse, very active and strong of hand, very swift of foot, very diligent and circumspect in their enterprises” Dit citaat geeft duidelijk de wapenuitrusting van een gallowglass tussen 1350 en 1450 weer. Hun basiskledij bestond uit verschillende delen, maar de wapens van de gallowglasses verschilt. De léine werd over het algemeen door de rijkere Kelten in Ierland en Schotland gedragen. Het ontwerp heeft veel weg van een Romeinse tuniek. Veel léines waren in aardkleuren geverfd, van gebroken wit tot aardebruin. Léines konden zowel korte als lange mouwen hebben, maar de lengte was altijd tot net iets onder de knie. Om hun middel droegen gallowglasses een leren riem. Waarschijnlijk droegen ze ook een brat, mantel, hoewel er geen enkele gallowglass met een mantel is afgebeeld. Mantels boden de soldaten warmte en een deken om in te slapen, wat juist in Schotland en Ierland nodig is. Er zijn daarnaast ook geen
afbeeldingen van schoenen van gallowglasses gevonden. Gezien het klimaat in Ierland en Schotland, is het het meest logisch dat ze wel schoenen droegen. Bij de gallowglasses die in Engelse dienst vochten, is het opvallend dat zij een broek of Op het slagveld maakte de gallowglass vaak gebruik van een sparth of gallowglass axe van ongeveer 186 cm lang. Het is niet duidelijk welke vorm de bijlkop had, aangezien deze op afbeeldingen verschillende malen anders wordt weergegeven. Er zijn een paar afbeeldingen teruggevonden waarbij de gallowglass gebruik maakt van een speer. De meesten maakten daarnaast gebruik van een eenhandig zwaard in combinatie met een schild, die afgewisseld konden worden door de bijl. Ook zijn er afbeeldingen van gallowglasses met tweehandige zwaarden. In latere periodes maakte de gallowglass mogelijk ook gebruik van de Schotse claymores, maar deze wapens worden gewoonlijk geassocieerd met de Schotse Redshanks die als huursoldaten naar Ierland kwamen. Aan de wapenrusting was een gallowglassmes of dolk toegevoegd als secundair wapen op het slagveld. Deze dolk had waarschijnlijk relatief veel weg van de Schotse scian. Veel gallowglasses waren uitgerust met een helm, het meest voorkomende soort helm was de bascinet, een helmtype dat vanaf halverwege de 14de tot in de vroege 17de eeuw werd gebruikt. Daarnaast waren ook allerlei Engelse en Ierse helmen in omloop. Een wambuis of cotún van zwaar linnen beschermde de krijgers tegen verwondingen op het slagveld, hier overheen werd regelmatig een maliënkolder gedragen.
13
Recept
Ingrediënten Kouign Amann
Kouign Amann is een traditioneel Bretons recept, ontstaan in de tweede helft van de 19de eeuw in Douarnenez. De naam betekent letterlijk ‘boterkoek‛.
1 eetlepel gist 175 ml lauw water 260 gram meel ½ theelepel zout 200 gram suiker Extra suiker 110 gram gezouten boter, in stukjes 2-3 theelepels gesmolten boter
Recept is goed voor 8 tot 10 personen -
-
Laat het gist oplossen in het water met een beetje suiker. Roer kort en laat het mengsel dan ongeveer 10 minuten staan, totdat het schuimig is Mix het mengsel met meel en zout. Kneed het deeg totdat het zacht en elastisch is. Wanneer het deeg te plakkerig is, voeg extra meel toe. Vet een schaal in met gesmolten boter, doe het deeg erin en laat het één uur afgedekt op een warme plaats staan. Bedek een schaal met plasticfolie Rol het deeg uit in een rechthoek van ongeveer 30 x 45 cm op een licht met meel bedekt oppervlak. Let erop dat de korte kanten aan de linker- en rechterkant terechtkomen. Verdeel de stukjes boter in het midden van het deeg en bedek het met 50 gram suiker. Pak de linkerkant van het deeg en vouw het over het midden, doe dan hetzelfde met de rechterkant. Bedek de gehele bovenkant van het deeg met 50 gram suiker en vouw het opnieuw zoals eerder. Plaats het deeg op het met plastic bedekt bord en plaats het één uur in de koelkast Verwijder het meel van het kneedoppervlak en bedek het oppervlak met een handvol suiker. Haal het deeg uit de koelkast en plaats het op het kneedoppervlak. Strooi 50 gram suiker, druk het een beetje in en maak opnieuw een mooie rechthoek. Vouw het daarna als twee keer eerder en zet het opnieuw in de koelkast voor een half tot één uur. Verwarm de oven voor op 220 °C en vet een platte ovenschaal in met gesmolten boter. Haal het deeg uit de koelkast. Rol het deeg tot de vorm en het formaat van de oven schaal. Strooi suiker indien het deeg plakkerig is. Doe het deeg in de ovenschaal. Bestrooi het deeg met de laatste 50 gram suiker en 1 theelepel gesmolten boter. Laat het deeg 40 tot 45 minuten bakken, totdat de bovenkant is gekaramelliseerd. Dien de kouign amann warm op.
14
Desmond opstanden De machtsbalans van het zuiden van Ierland was verdeeld tussen twee families, de Butlers van Ormonde en de Fitzgeralds van Desmond. De Butlers kwamen oorspronkelijk vanuit Engeland, maar hadden zich in de vroege veertiende eeuw in Ierland gevestigd. Ze hadden sindsdien de Ierse taal en gewoonten overgenomen. De Fitzgeralds waren een adellijke familie uit Ulster,waren van Noorse origine en waren waarschijnlijk in de 12de eeuw of vroeger in Ierland aangekomen. Zoals de gewoonte in Ierland was hielden de families de macht zorgvuldig in balans. Zij hadden hun eigen wetten, onafhankelijk van de Engelse wet, en waren nog steeds katholiek. Wanneer de beide families een conflict hadden dat niet door onderhandelen opgelost kon worden, vochten ze het op een afgesproken plaats en tijdstip uit. Elizabeth de 1ste van Engeland had dergelijke veldslagen verboden, omdat ze het gezag van de Engelse regering
ondermijnden. De Butlers en Fitzgeralds negeerden dit verbod en vochten een kleine slag in 1565 bij Affane, graafschap Waterford. Zowel Thomas Butler als Gerald Fitzgerald met zijn broers werden naar Londen geroepen om zich te verantwoorden. Thomas was een neef van Elizabeth en kreeg daarom gratie, terwijl Gerald, John en James Fitzgerald in 1568 gevangengezet werden, mogelijk zelfs op verzoek van de Butlers.
De eerste Desmond opstand
Nu de drie leiders van de Fitzgeralds gevangen zaten in de Tower of London, kwam de leiding in handen van James Fitzmaurice Fitzgerald, een neef van Gerald. Hij was een vroom katholiek, een tegenstander van het beleid van koningin Elizabeth en had al een deel van zijn landerijen in Kerricurrihy verloren. Omdat het Ierse gebruik van privélegers in gevaar was gebracht, de leiders van de Fitzgeralds gevangen waren genomen en de Ierse lords werden bedreigd door het innemen van land, trok James andere clans naar zich toe, onder andere de chieftains van clan MacCarthy, clan O‛Sullivan en de O‛Keefes en twee broers van Thomas Butler zelf. De opstand begon in juni 1569. Het plan was om zowel de Engelse heerschappij als de heerschappij van de Butlers van Ormonde aan te vallen. James Fitzmaurice wilde echter zeker zijn van zijn zaak en stuurde voor de opstand Maurice MacGibbon, de katholieke aartsbisschop van Cashel, in het geheim naar Spanje om militaire steun van Filips de 2de van Spanje te zoeken. James begon de opstand in juni 1569 met een aanval op de Engelse kolonie Kerrycurihy, voordat hij een aanval deed op de stad Cork en op de lords die geweigerd hadden hem te steunen. Zijn leger van 4.500 man trok in juli door om Kilkenny te belegeren, de zetel van de earls van Ormonde, Zuid-Munster of Óir Mhumhan. Henry Sidney, afgevaardigde van de koningin in Ierland, mobiliseerde onmiddellijk 600 soldaten en 400 meer landden in Cork vanuit Engeland. Thomas Butler, earl van Ormonde, keerde terug uit Londen waar hij aan het hof had verbleven, liet zijn broers terugtrekken uit de opstand en riep de clans die tegen de Fitzgeralds waren ten strijde. Butler, Sidney, Humphery Gilbert en mogelijk ook de maarschalk van Ierland, begonnen een deel van de landerijen van James‛ bondgenoten te verwoesten. Hierdoor waren steeds meer lords gedwongen om het leger te verlaten en terug te keren naar hun landgoed
om dat te verdedigen. Het opstandelingenleger dat overbleef, trok zich terug in de Kerry Mountains, waar het overging op guerrillatactieken. Laat in 1569 brak een katholieke opstand in Engeland uit, maar deze werd snel de kop in gedrukt. Dit en de Desmond opstand bracht paus ertoe om de bul “Regnans in Excelsis” uit te brengen, waarin koningin Elizabeth geëxcommuniceerd werd. Dit kon haar uiteraard niets schelen en ze verstevigde haar grip op de katholieken nog meer. Haar relatieve acceptatie van de katholieken ging over tot de onderdrukking van katholieke missen. In 1570 hadden de meeste bondgenoten van James FitzMaurice zich overgegeven aan Sidney. De belangrijkste van hen was Donal MacCarthy Mor, de chieftain van clan MacCarthy, die zich in november 1569 had overgegeven. Desondanks werd de guerrilla-oorlog doorgezet. In februari 1571 werd John Perrot benoemd tot Lord President van Munster en achtervolgde Fitzmaurice vruchteloos met een leger van 700 man. Fitzmaurice behaalde zelfs enkele overwinningen met de inname van een Engels schip bij Kinsale en de verwoesting van Kilmallock in 1571. In 1573 waren James‛ troepen echter danig uitgedund, tot er nog geen honderd van over waren. Hij gaf zich op 23 februari 1573 over en onderhandelde over gratie, welke hij ontving. In 1574 werd zijn land echter van hem afgenomen en in 1575 vertrok hij naar het vasteland van
15
Europa. Als gevolg van deze opstand werd Thomas Butler, earl van Ormond, de machtigste man van Zuid-Ierland. Gerald Fitzgerald, earl van Desmond, en zijn broer John werden vrijgelaten om de situatie in Ierland te stabiliseren en hun ingenomen gebieden weer pogen terug te krijgen. Ongeveer 700 opstandelingen en huursoldaten werden terechtgesteld door William Drury, de nieuwe Lord President van Munster. De dreiging van inname van land bleef. Onder Henry de 8ste was een systeem van volksplantaties ingevoerd, waardoor er Iers land werd ingenomen om Engelse koloniën op te stichten. Ook Fitzmaurice was dat dus overkomen.Engelse militaire oversten werden in gebieden gevestigd waar de lokale leiders vroeger zo goed als zelfstandig waren geweest. Dit was ook het geval bij Fiach MacHugh O‛Byrne van de Wicklow Mountains, die in de volgende opstand een belangrijke rol zou spelen. Veel oude Ierse gewoonten, zoals de Brehonse wetten, bardische poëzie, Ierse kleding en het houden van privé-legers, werden opnieuw uitgebannen. Het anglicaanse geloof werd ingesteld als staatsgodsdienst, terwijl het grootste deel van de Ieren katholiek was. Fitzmaurice had zich tijdens de opstand kenmerkend Iers gedragen, hij had Ierse kledij gedragen, slechts Iers gesproken en had zichzelf taoiseach, leider, van de Fitzgeralds genoemd. De troepen van Desmond werden verkleind en mochten uit slechts 20 ruiters bestaan, zij mochten daarnaast niet meer gehuisvest worden bij de pachters van de earl, wat daarvoor wel was gedaan. Het is dan ook logisch dat James Fitzmaurice Fitzgerald bij zijn terugkeer naar Ierland voldoende volgelingen vond, met name
onder de Ierse huursoldaten die Fitzmaurice eerder had opgeroepen, de gallowglasses. Deze zouden met de niet geëxecuteerde privésoldaten de ruggengraat vormen van de volgende opstand.
Mislukte invasie van 1578
In Europa probeerde James Fitzmaurice Fitzgerald steun te krijgen van katholieken en contra-reformisten om het katholicisme in Ierland weer te doen opleven. Omdat koningin Elizabeth in 1570 was geëxcommuniceerd, hoefden de Ierse katholieken de Engelse kroon niet langer trouw te zijn, beredeneerde hij. Filips de 2de van Spanje had het echter druk met de Nederlanders, die in opstand waren gekomen. Fitzmaurice had meer succes bij paus Gregorius XIII, waar hij katholieke, uit Engeland verbannen priesters ontmoette die plannen maakten om het katholicisme weer terug naar Engeland te brengen. Met een Engelse kapitein, Thomas Stukley, plande hij een invasie in Ierland. In maart 1578 ging Stukley scheep met een leger van 1.000 man. In Cadiz werd zijn leger vergroot met enkele Ieren en koning Filips de 2de stuurde hem door naar Lissabon, waar hij betere schepen kon krijgen en Fitzmauriz kon ontmoeten. Koning Sebastian van Portugal had echter geen geschikte schepen en nodigde Stukley uit om mee te gaan op een invasie van Marokko. Stukley werd hier gedood in augustus 1578 bij de slag van Alácer Quibir, waardoor de invasie van Ierland definitief mislukte.
De tweede Desmond opstand
Fitzmaurice keerde terug naar Rome om een nieuwe expeditie voor te bereiden met steun van de paus. Met een klein leger van 700 tot 800 Ierse, Spaanse en Italiaanse troepen ging hij scheep in juni 1579 vanuit Corunna in Galicië . Op 18 juli 1579 landde James Fitzmaurice met in Smerwick, vlakbij Dingle, graafschap Kerry. Hier riep hij op tot de heilige oorlog, gesteund door brieven van de paus. Hierdoor werd Elizabeth tot ketter verklaard en hoefden haar katholieke onderdanen haar niet meer te gehoorzamen. Het leger werd op 25 juli uitgebreid met 100 extra Spaanse troepen. Vier dagen later werden hun schepen vernietigd door sir William Winter, waardoor meer versterkingen vrijwel uitgesloten waren. John van Desmond, een broer van de earl Gerald Fitzgerald, sloot zich op 1 augustus bij hem aan met een grote groep ontevreden soldaten uit Munster. Andere Ierse clans en oude Engelse families sloten zich ook aan. Het Iers-Spaans-Italiaanse leger trok door Munster en verwoestte Engelse eigendommen op haar tocht. Fitzmaurice probeerde in Connacht de opstand aan te wakkeren. Hij werd echter op 18 augustus gedood in een schermutseling met de Burkes van Clanwilliam. John van Desmond nam hierna de leiding over de opstand over. De Engelsen trommelden 600 man op, die onder beval van de Vertegenwoordiger van de koningin, William Drury, naar Limerick marcheerden, waar een leger van 1.100 Engelse soldaten onder leiding van Nicholas Malby zich bij hem voegde. Drury had een slechte gezondheid en stierf kort
daarna, waarop de leiding overging op Malby. Malby marcheerde door Desmond en eiste van Gerald Fitzgerald, earl van Desmond, zijn kasteel in Askeaton. Gerald weigerde en bood weerstand toen Malby het met een aanval in wilde nemen. Hierop werd hij tot verrader uitgeroepen en zag hij zich gedwongen zich bij de opstand aan te sluiten, hoewel hij in eerste instantie fel tégen de opstand was. Hij liet zijn steun kennen door op 13 november 1579 de stad Youghal in te nemen en te verwoesten. Zijn troepen blokkeerden daarna de stad Cork, alvorens zich terug te trekken in de Kerry Mountains. MacCarthy Mor, de leider van clan MacCarthy, liet zijn steun weten door de inname van Kinsale. De Engelsen werden nu geleid door William Pelham en George Carew, de Ieren die hen steunden door Thomas Butler, earl van Ormonde. Zij namen de zuidkust opnieuw in, verwoestten het land van de Desmonds en doodden willekeurige pachters. Op Pasen 1580 nam William Pelham met 1.400 soldaten en met de hulp van de zeetroepen van William Winter Carrigafoyle in, het belangrijkste kasteel van de Desmonds, aan de monding van de Shannon. Het garnizoen werd afgeslacht en de opstandelingen waren nu zo goed als afgesneden van de zee. Hierna vielen andere
16
bolwerken snel. Askeaton werd opgeblazen door de Spaanse verededigers en de garnizoenen in Newcastle West, Balliloghan, Rathkeale en Ballyduff gaven zich over. Het leek erop dat de opstand snel over zou zijn. In juli 1580 werd de opstand overgenomen in Leinster onder leiding van Feach MacHugh O‛Byrne en James Eustace, markgraaf van Baltinglass. Zij verzamelden een leger van onder andere Kavanaghs, O‛Tooles en O‛Moores, die vaak al in conflict met de Engelsen waren. Om dit te onderdrukken werd een Engels leger van 6.000 man erop uitgestuurd onder leiding van de Vertegenwoordiger van de koningin in Ierland, earl Grey de Wilton. Toen deze probeerden het fort van de O‛Byrnes bij Glenmalure te bestormen, liepen ze in een hinderlaag en werden op 25 augustus verslagen door de Ieren, met 800 dode Engelsen als gevolg. De slag wordt vandaag de dag nog steeds herinnerd in het lied Follow Me Up to Carlow. Na deze overwinning werd de titel Koning van Leinster geschonken aan Creon MacMurrough Kavanagh, de afstammeling van de vorige koningen van Leinster. De opstandelingen namen het fort van O‛Byrne op Ballincor Mountain als basis en deden van daaruit enkele aanvallen, maar door de opgetrommelde Engelse versterkingen was de impact hiervan beperkt. De opstandelingen uit Leinster en Munster werkten echter niet met elkaar samen, wat het effect teniet deed. Op 10 september 1580 landden 600 soldaten van de paus bij Smerwick om de opstandelingen te steunen, maar omdat hun schepen waren afgesneden door de Engelsen moesten ze kamp opslaan in het IJzertijdfort bij Dun an Oir. Daar arriveerden in oktober 4.000 Engelse soldaten onder leiding van Grey de Wilton, die het fort belegerden. Na een artilleriebombardement
van twee dagen gaven ze zich op 10 oktober over. Het Spaans-Italiaanse leger en vele burgers werden afgeslacht. Youghal werd door de Engelsen heroverd en de Lord Mayor van de stad, Patrick Coppinger, werd voor zijn eigen deur opgehangen, omdat hij de troepen niet genoeg had onderhouden om de Ierse aanval af te slaan. De Engelsen pastten de techniek van de verbrandde aarde toe waar ze ook maar kwamen. Rond mei 1581 hadden de meeste kleinere opstandelingen in Munster en Leinster het generale pardon geaccepteerd dat Elizabeth de 1ste aan had geboden. Ook Fiach MacHugh O‛Byrne gaf zich over, maar ging gewoon door met vechten. In september 1582 gaf hij zich definitief over en werd de opstand in Leinster gestaakt. Enkele opstandelingen bleven doorvechten vanuit de Kerry Mountains, maar vroeg in 1581 werd John van Desmond ten noorden van Cork gedood. Zijn broer Gerald bleef doorvechten, omdat hem geen gratie zou worden verleend. Nadat de earl van Ormonde het opperbevel over het leger had overgenomen haalde hij met diplomatie het grootste gedeelte van de opstandelingen over zich over te geven. Uiteindelijk eindigde de opstand met de dood van Gerald Fitzgerald, die op 2 november 1583 werd gedood bij Tralee in het gebied van clan O‛Moriarty. De clan chief, Maurice O‛Moriarity, ontving 1.000 pond zilver van de Engelse regering in ruil voor Geralds hoofd, dat aan koningin Elizabeth werd gezonden. Zijn lichaam werd tentoongesteld op de muren van Cork. Deze gebeurtenis wordt meestal als het einde van de Desmond Opstanden aangewezen. De Wicklow Mountains bleven echter onrustig, zelfs nadat Feach MacHugh O‛Byrne in 1597 gevangen werd genomen en onthoofd. De Engelsen kregen pas in 1601 onder leiding van sir George Carew weer controle over het gebied.
De techniek van de verbrande aarde die door beide partijen was toegepast resulteerde in een grote hongersnood in Munster, waarin soms mogelijk kannibalisme is voorgekomen. Er wordt geschat dat in de zeven jaar na de opstanden een derde van de bevolking van Munster stierf door honger of door ziekten zoals de pest. De Fitzgeralds verloren definitief hun macht door de opstanden. Hun landerijen en die van hun bondgenoten werden ingenomen. Na een onderzoek in 1584 werden deze landerijen gebruikt vor Engelse kolonies – het begin van de Volksplantingen in Munster. Duizenden soldaten, ambtenaren en andere kolonisten vestigden zich op het Ierse land. De titel van de earl van Desmond werd korte tijd later, in de Negenjarige Oorlog, hersteld, maar dit mislukte. In Leinster had Fiach MacHugh O‛Byrne zich overgegeven, maar hij werd één van de leiders van de Negenjarige oorlog. Veel andere opstandelingen kregen gratie, maar nog weer andere moesten hun land inleveren en hoge boetes betalen. In de Desmond opstanden waren veel Ierse huurlingen gedood. In hun plaats waren Engelse beroepsoldaten gekomen, die de toon van hun latere overheersing zette: de toon van geweld. Ook werd in de opstanden voor het eerst een religieus motief gebruikt. De Ierse katholieken werden opzijgeschoven voor Engelse anglicanen en protestanten. Daarom kunnen de Desmond opstanden worden gezien als het beginpunt van veel latere twisten in Ierland.
17
Wist u dat? Keltische armada Caesar vermeldt dat de vloot van de Veneti 220 oorlogsschepen groot is – ter vergelijking, de Spaanse armada bestond in 1589 uit circa 260 schepen. Deze schepen zijn bijna onneembaar voor de Romeinen. Ze hebben een vlakke kiel en hoge stevens, zijn gemaakt van hardhout en de roeibanken zijn vastgezet met ijzeren bouten. Ook het anker is vastgemaakt met een ijzeren ketting en de zeilen zijn van een soort zeemleer. Boudicca en McDonald‛s Er bestaat een gerucht dat de laatste slag van koningin Boudicca heeft plaatsgevonden op de plek waar nu een McDonald‛s restaurant in de buurt van Birmingham. Hier zijn verschillende Romeinse en Keltische artefacten gevonden. Er wijst echter niets op een connectie met Boudicca. Romeinse oorlogvoering? De Romeinse gladius is oorspronkelijk een Keltiberisch wapen, net zoals het maliën een Keltische uitvinding is. De Romeinen hebben deze elementen overgenomen omdat ze onder de indruk waren van hun werking.
De Tempelorde op Bannockburn Op de slag bij Bannockburn in 1314 heeft een 500 man sterke lichte cavalerie onder leiding van Robert Keith 2.000 longbowmen aangevallen. Na deze klap zetten de Engelsen de vlucht in. Normaalgesproken zou zo‛n actie niet kunnen slagen, omdat de longbowmen getraind waren in het vechten tegen cavalerie. Daarom wordt er gedacht dat er in de cavaleriedivisie tempeliers aanwezig waren, die in 1307 in de ban zijn gedaan en deels naar Schotland zijn gevlucht. Dit zou verklaren waarom de cavaleristen toch slaagden en waarom het leger daarna uit angst op de vlucht sloeg. Welshe bodybuilders Het skelet van een Welsh longbowman is te herkennen aan de linkerarm, die groter is dan de rechter, en putjes in de botten van de linkerpols, linkerschouder en vingers van de rechterhand, waar de overontwikkelde armbspieren aan trokken.
Schotten, harde vechters! Een verhaal vertelt hoe een Jacobite op de slag bij Kiliecrankie (1689) zijn basket hilted broadsword zo vurig gebruikte dat zijn hand vast kwam te zitten in de mand. Een smid is er toen bijgehaald om de hand uit de mand te bevrijden. Ffiwsilwyr Cymreig Brenhinol De Royal Welch Fusilliers hebben tijdens een slag in Bosnië hun vijanden verward door Welsh te spreken in plaats van Engels. Zij hebben als mascotte een Koninklijke geit, voor het eerst geschonken door koningin Victoria. Er bestaat een speciale rang voor degene die als taak heeft de geit te verzorgen: de Goat Major. Hoewel ze worden geportretteerd als “Peace keepers all over Britain” zijn ze in het leven geroepen om de rechtmatige koning van Groot-Brittannië, James de 2de en 7de, te verhinderen terug te keren naar de troon en dus de Jacobite-opstanden te onderdrukken. IRA en oud Iers recht De IRA greep in wezen terug op de oude Keltische manier van oorlogvoering: zij hadden een voorkeur voor korte, snelle en onverwachte aanvallen. De hongerstakingen van IRA-soldaten in de jaren ‛80 van de vorige eeuw gaan terug op de oude Ierse wetgeving, waar een hongerstaking een legale manier was om de aflossing van een boete af te dwingen. Wanneer de hongerstaker zou verhongeren, zou degene die de boete moest betalen moord ten laste worden gelegd.
17 18
Toen Willem de 3de van Oranje in 1688 met een invasieleger naar Groot-Brittannië trok om daar de Schotse Stewart koning James de 2de en 7de van de Britse troon te stoten, nam hij een geheel vernieuwd leger met zich mee. Het voornamelijk protestante leger van James dat zich in Engeland bevond liep massaal over naar Willem en James zag zich genoodzaakt te vluchten.
Jacobites Sommige dirks waren gemaakt van een verkorte zwaardkling die aan het gevest van een dolk waren gemaakt. Dirks waren 15 tot 60 cm lang en werden vaak door de modder en de drek gehaald aan het begin van de veldslag, zodat een gestoken vijand een bloedvergiftiging kon oplopen en alsnog zou sterven als de wond niet dodelijk was. Na de laatste Jacobiteopstand in 1746 werden vele klingen van broadswords tot dirks vermaakt. Tijdens de slag bij de Boyne in 1690 droegen veel Jacobites vergelijkbare vuurwapens als hun Williammitische vijanden. Vooral vuurslaggeweren, pistolen en granaten waren erg populair. De vuurslagvuurwapens werden afgevuurd door een omklappend mechanisme die het buskruit tot ontbranding bracht. Over het algemeen waren vuurwapens in deze tijd niet accuraat en kon er niet goed mee w orden gericht. Wanneer een groot aantal schutters tegelijk hun kogels afvuurde, ontstond er een kogelregen die altijd wel ergens raakte. In latere periodes, voor het eerst bij de slag bij Killiecrankie, werd de bajonet aan het geweer gekoppeld. Dit lange mes zorgde ervoor dat het geweer tijdens man tot man gevechten als een soort speer kon worden gebruikt. In de 17de en 18de eeuw werd de stad Doune bekend als vuurwapenproducent met hoge kwaliteit. Het kenmerkende van de pistolen uit deze stad was dat de kolf van ijzer werd gemaakt in plaats van het meer gebruikelijke hout of messing. Het pistool wordt afgeschoten met een vuurslagmechanisme. Met name officieren maakten gebruik van pistolenen droegen ze vaak onder de linkerarm, zodat hij gemakkelijk met de rechterhand getrokken kon worden. Het kruit voor pistolen en musketten werd bewaard in een kruithoorn, zo genoemd omdat het oorspronkelijk van dierenhoorn werd gemaakt. De punt kon zo worden gehouden dat eruit buskruit kon worden gegoten in de lader. Vaak
Jaccobites
James‛ rechterhand James Graham of Claverhouse, beter bekend als Bonnie Dundee, ondernam onmiddellijk actie tegen deze buitenlandse binnendringers. Hij marcheerde met een divisie van 60 dragoons naar Schotland om daar een leger voor de Stewarts te formeren. Veel clans sloten zich bij hem aan. Deze clans kwamen voornamelijk uit de Hooglanden van Schotland en uit Ierland. Zij zouden voor de komende zestig jaar opstanden voeren om de rechtmatige Stewartkoningen terug op de Britse troon te plaatsen. Hun naam werd Jacobites, naar het Latijnse woord voor James, Jacobus. De vijand was oud en bekend, voornamelijk bestaand uit Engelse en Laaglandsoldaten. De vijandelijke bewapening was echter nieuw, de tijd van de piek en de cavalerie was voorbij en het buskruit zou voor deze oorlogen bepalend zijn.
Jacobitelegers
Het Jacobiteleger bestond voor het grootste deel uit Schotse Hooglanders en Eilandbewoners, die nog op de middeleeuwse Keltische manier vochten, gewapend met claymore, zwaard, sabel, schild (targe), dirk en de lochaber axe. Met deze wapens werden ze van jongs af aan getraind te kunnen vechten. Daarnaast werden de soldaten niet per wapen maar per clan ingedeeld. Vaak wordt vergeten dat de Jacobites daarnaast ook vuurwapens voerden, tijdens de slag bij Culloden had één op de drie Jacobites de beschikking over een vuurwapen. Artillerie hadden de Jacobites echter vrijwel niet, net als cavalerie. Het populairste wapen was het basket hilted broadsword, voor de laatste Jacobite-opstand nam de Schotse prins Charles Edward Stewart een groot aantal mee vanuit Frankrijk. De basked hilted broadsword werd vaak met de kling van een gebroken claymore gemaakt, met een mand die de hand beschermde. Het zwaard was licht en makkelijk hanteerbaar in combinatie met de Schotse targe. Op dit wapen was de Highlanders Charge gebaseerd, waarin de gehele linie in hoog tempo op de vijandelijke linie afstormde. De basked hilted broadsword was in tegenstelling tot het geweer een ideaal wapen voor man tot man gevechten. De dirk was het tweede wapen van de Jacobites, een Schots woord voor korte dolk. Hij werd achter de targe gehouden om zo met zowel het zwaard als de dolk te kunnen vechten.
werden hoorns gedecoreerd om zo de status en cultuur van de drager aan te geven. De Jacobites droegen net als de regeringstroepen vrijwel geen pantser. Daarom was de targe het enige middel van verdediging. Een targe was een rond schild van ongeveer 50 cm lang, gemaakt van hout met een leren overtrek. Hij was afgezet met zilver ter versteviging en om de vijand angst aan te jagen. Sommige targes hadden een messingen schildknop met een l tange, stalen piek aan de voorkant, zodat ze ook voor de aanval gebruikt konden worden. Deze kon worden opgeborgen in een schede of in een zakje aan de achterkant van de targe. Nadat bij de slag bij Prestonpans was gebleken dat de targe zeer effectief was tegen bajonetten, zijn er op grote schaal meer gemaakt.
De regeringstroepen
De regeringstroepen waren deels soldaten die eerder onder koning James hadden gediend. Toen Engeland en Schotland een dezelfde vorst hadden gekregen, hadden zij gevochten tegen de Nederlanders, Fransen en Spanjaarden. Hun tactieken leken dan ook op degene die op het Europese vasteland werden gebruikt. De regeringstroepen bestonden met name uit infanterie, roodjassen genoemd (al waren toen veel uniformen nog niet rood), die
19 19
gewapend met vuurslaggeweren, pistolen, granaten en degens het slagveld optrokken. Het leger had artillerie en een relatief kleine brigade lichte cavalerie, vaak nog met een stalen borstplaat als bescherming. Een grote divisie bestond uit dragonders of dragoons, die zich oorspronkelijk per paard verplaatsten maar op het slagveld als infanterie vochten. Rond de tijd van de Jacobites werden de dragonders al meestal als volledige cavalerie gerekend. De troepen werden ondersteund door de Engelse vloot, bestaand uit fregatten. Zij waren gewapend met kanonnen en konden konvooidiensten uitvoeren voor het landleger. Legers zoals deze waren optimaal bruikbaar voor internationale oorlogsvoering en bleken verpletterend op het slagveld. De regeringstroepen vertrouwden met name op het geweer. Op de geweren werd een bajonet geplaatst, zodat bij een vijandelijke charge niet alleen geschoten, maar ook gestoken kon worden. De officieren droegen daarnaast enkele pistolen en een degen. Het geweer bleek zeer effectief tijdens veld- en zeeslagen. Het nadeel van dit wapen was echter dat het lange tijd duurde voordat het geladen was, een ervaren schutter kon slechts drie kogels per minuut schieten, dezelfde snelheid als een middeleeuwse kruisboog. Hierdoor was het wapen in geval van een snelle vijandelijke charge relatief zwak. Deze zwakte werd deels gecompenseerd door het grootschalige gebruik van het geweer. De rook en het lawaai maakten het geweer uitermate geschikt voor psychologische oorlogvoering. In latere tijden werd er gekozen voor een nieuw geweer, de Brown Bess, een musket met een .75 kaliber. Zij werd in 1722 geïntroduceerd en bleef dienst doen tot 1838. In 1740 werd ze ingevoerd als standaardwapen voor de Britse infanterie. De Brown Bess was niet erg accuraat door het kleine zicht en de te kleine ammunitie die voor het laadgemak verstrekt werd. Hoe dichterbij de Bess werd afgevuurd, hoe schadelijker het was, gesteund door het hoge kaliber en het grote gewicht van de loden kogels. Naast het geweer droegen officieren en dragonders een sabel. Ze hadden gewoonlijk één snijkant en waren licht gebogen, zodat ze op de schouder konden rusten tijdens het rijden en paraderen. Sabels waren ideaal voor snelle cavalerieaanvallen, waarbij de houw van de sabel werd ondersteund door de snelheid van het paard. De artillerie op Culloden was bewapend met zes Coehoornmortieren, lichte, beweeglijke bronzen mortieren die met name op korte afstanden en bij belegeringen effectief waren, ontworpen door de Nederlandse baron Menno van Coehoorn rond 1674. Ook waren ze in het bezit van tien korte, Saksische zesponders.
strategie zo in te stellen dat ze niet in het open veld beschoten konden worden door de kanonnen en musketten van de regeringstroepen. Hierom gingen ze over op oude Schotse guerrillatactieken, zoals het verstoppen in de bossen en het vormen van hinderlagen. Ze kozen voor meestal bekend en voordelig gebied, zoals bij de slag bij Killiecrankie, waarbij de regeringstroepen door een smalle bergpas moesten trekken en hier werden aangevallen, en bij Prestonpans, waar de grond drassig was. Vrijwel alle verloren slagen van de Jacobites, zoals Dunkeld en Culloden, werden verloren omdat de soldaten over open terrein gestuurd werden. Het broadsword heeft het lange tijd tegen de Brown Bess opgenomen met gemixt resultaat. Wanneer het in een Highlanders‛ charge over korte afstand werd gebruikt op een groot leger regeringstroepen, waren de resultaten over het algemeen vernietigend. Door de snelheid en het verrassingsaspect van de charge werden de regeringssoldaten volledig overdonderd. Veel raakten in paniek en bleken niet meer in staat hun musket te laden. Hierdoor werd er aanzienlijk minder schade aangericht in de Jacobitelijn. Eenmaal in man tegen mangevechten stonden de regeringstroepen ook volledig machteloos tegenover de Jacobites, die over meer wapens beschikten en wendbaarder waren. Op andere momenten in de geschiedenis blijkt dat de regeringstroepen de Jacobites wisten te bedwingen onder een regen van salvo‛s. Dit gebeurde voornamelijk wanneer het terrein open en de aanwezigheid van de Jaccobites bekend was. Op dat moment boden de pistolen die de Jacobites gebruikten nog de grootste bedreiging. Doordat beide wapens hun eigen onverslaanbare zwakke en sterke punten hadden was strategie des te belangrijker.
Jacobites vs regeringstroepen
Door de verschillen in samenstelling tussen de Jacobites en de regeringstroepen, waren de Jacobites genoodzaakt hun
20
0
Even voorstellen: GeA-educatie Gea is de naam van de belangrijkste der aardegodinnen maar ook de samentrekking van onze voornamen: Geert en Alex. Wij maken (band-dia)lezingen over onderwerpen van zeer uiteenlopende aard. Om de verhalen goed te laten ‘lopen‛ en om de dia‛s een passend historisch karakter mee te geven hebben wij inmiddels een zeer grote collectie attributen aangelegd en een honderdtal kostuums vervaardigd waarin vrienden, kennissen en kennissen van kennissen poseerden voor tableaux vivants. De eerste keer dat wij aan een historisch evenement deelnamen was tijdens het Rembrandtjaar 2006 in het Friese Annaparochie waar de bruiloft van Rembrandt en Saskia werd nagespeeld. Geert speelde Wybrand van der Geest, neef van Rembrandt en getuige tijdens het huwelijk. Ook regisseerden we een stukje geschiedenis op de historische jaarmarkt: ‘de avonturen van het gedrocht Kwassie en kwakzalver Kakadorus‛ Hoogtepunt was de wilde rit in een strijdwagen over de volle markt. We
hebben er ook dia‛s gemaakt ten behoeve van ons programma over ‘Rembrandt en de Gouden eeuw‛. Ons nieuwste programma, getiteld ‘Mary, Queen of Scots‛ is voor ons vooral bijzonder omdat er een complete re-enactmentgroep uit voortgekomen is. Het leven van deze roemruchte Schotse koningin Mary vormt een prachtig kader waarin de Schotse landschappen, kastelen en ook de beroemde kapel van Roslin uitmuntend tot hun recht komen. Zij reisde gedurende haar roemruchte Schotse jaren het hele land door en werd gefascineerd door de natuur en cultuur. De mensen liepen in die tijd, vooral in de afgelegen gebieden, eeuwen achter op de rest van Europa. Zodoende heeft zij de Keltische invloeden in Schotland nog goed kunnen ervaren. Omdat we, inmiddels drie jaar geleden, foto‛s wilden maken van onze Mary in een passende Omdat we, inmiddels drie jaar geleden, foto‛s wilden maken van onze Mary in een passende historische setting met veel volk eromheen hebben we de organisatie van de Highlandgames te Hank benaderd. We waren welkom in het historische Keltische dorp. Ineens stonden we met een door ons ingerichte tent daartussen en hoewel onze benadering nogal afweek van de standaard werden we met enthousiasme ontvangen en smaakte het ook voor onze groep naar meer. In een mum van tijd werden we geïnviteerd voor diverse festivals in geheel Nederland en België.Wij geven een stukje weer van het reizend hof tijdens de Renaissance, een periode die bij historische evenementen vaak
een ondergeschoven kindje is. Omdat Mary was opgevoed in Frankrijk en omdat de kleding aan het hof meer Europees was dan Schots kunnen we ons in diverse richtingen uitleven wat historische kleding betreft. Ook omdat er aan het hof in de 16e eeuw een grote diversiteit aan personages aanwezig was. Zij probeerden allen in de gunst te komen the Queen ten faveure van hun eigen clan elders in het land. Omdat Mary streng katholiek was hebben we dit aspect aangegrepen om ook een stukje van het geloof te laten zien zoals dat in die tijd beleefd werd. Hoewel het Christendom tijdens de middeleeuwen bij de bevolking een centrale plaats innam krijgt dit bij re-enactmentbieenkomsten vaak nauwelijks aandacht. Deze leemte proberen wij op te vullen met onze kapel en processie. Zoals onze naam al aangeeft is het ons hoofddoel iets educatiefs te brengen al dan niet in samenwerking met andere re-enactmentgroepen. Op het Keltfest te Dordrecht 2007 zijn we in contact gekomen met Celtic Britain. Dit heeft geresulteerd in een succesvol project tussen Wolvenvoet, Celtic Britain en GeA-educatie in het historisch museum te Eindhoven waarbij de heksenvervolgingen in 1495 centraal stonden.
GeA-educatie.com
21
Een epiloog, het klinkt wel alsof het verhaal dan voorbij is van de Kelten. Ze zijn niet voorbij gegaan, niet na de Jacobite-opstanden en ook vandaag de dag nog niet. De Kelten zijn een levende cultuur die de tand des tijds hebben doorstaan: zij buigen, maar breken niet. Ze zijn gegroeid in de geschiedenis, een krijgsvolk dat anderen onderwierp maar respecteerde, dat haar eigen weg bleef volgen en altijd in zichzelf geloofde. Een volk om trots op te zijn.
Epiloog
Zo door de jaren heen zijn ze altijd hetzelfde gebleven in de oorlog, hoewel de oorlog zelf veranderde. Ze betoonden respect op het slagveld, in het begin door de hoofden van de vijand af te snijden, daarna door krijgsgevangenen te nemen maar weer aan te bieden aan de vijand, daar weer na door gewonde vijanden te laten verzorgen met de eigen soldaten. Zij hebben vertrouwd op de aarde met haar wouden, gebruik makend van de mogelijkheden die zij hun bood om de vijand uit onverwachte hoek aan te vallen. Vrijwel nooit rechtstreeks, maar ook nooit in de rug. Hun kracht lag in de korte aanval, onverwacht opdoemend uit de mist en de bossen, even onverwacht weer terugtrekkend. Dat heeft het eeuwenlang gedaan en doet het nu nog steeds, maar met andere middelen. En ze doen het nog steeds tegen dezelfde vijand. Al 1.000 jaar. Van opgeven is aan beide kanten geen sprake, hoewel het al regelmatig bij de Normandiërs doorgedrongen moet zijn dat wij niet breken. Wij zijn het niet die hen aanvallen, maar andersom. Als het eindeloos beuken van de zee tegen de rotsen, hoewel de zee weet dat de rotsen geen haar verschuiven. Toch zullen de rotsen verschuiven. Zij bewegen zich naar het veilige strand, waar de zee geen vat op hen heeft. De rotsen zelf weten het al, alleen de zee nog niet. Maar het duurt niet lang meer of er weerklinkt geruis in Snowdonia, in de Highlands en langs de Shannon, dat geruis gaat over tot gebulder totdat alle Kelten het kunnen horen: “Het
is tijd.”
23
Zie ook: Gerelateerde webpages Keltische wapens
De Kelten en de Romeinen
Slag bij Bannockburn
Owain Glyndwr
Het zwaard
Kelten, Saksen en Vikingen
De Kelten en de Engelsen
De boog
Heuvelforten
Gallowglasses
Llywelyn Fawr
Ierse oorlogvoering
Keltische krijgers te paard
De Schotse westkust en hooglanden 1050-1493 N.Chr
Welshe oorlogvoering
Normandische verovering van Ierland
Slag bij Mons Graupius
Keltische schepen op de Ierse zee
Llywelyn de laatste
De Jacobite opstanden
MacDonald, lord of the Isles
Verovering van Wales
Charle Stewart (Bonnie prince Charlie)
Ontdekkingen bij Hallstatt en La Tène Slag bij Culloden De Paasopstand
24
Aan dit magazine hebben meegewerkt: Patrick Gilbers Judith Schoen Met dank aan: Marion & Ian Macleod Geert Dekkers Alex de Vliegere Albert-Jan Verhees Robbert Langenberg Jasper Langenberg Hanneke Nagtzaam Dennis Heijl Dit magazine is gesponsord door Celtic WebMerchant.com
Voor meer informatie over CelticBritain.net, CelticBritain.co.uk, Celtic Magazine, CelticWebMerchant.com of Celtic Forum, kunt u mailen naar
[email protected]. Alle rechten voorbehouden.