CD&V
3 D PLAN
Sterkere Brusselaars, Sterker land
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND 2014 - 2019 1. Bestuurlijk Brussel 1.1. Brussel is een en-en-verhaal: Een sterk gewest en sterke gemeenschappen Brussel is uniek: van oorsprong een Vlaamse stad en nu een veelkleurig en meertalig gewest. CD&V heeft steeds een antwoord willen bieden op deze evolutie. We wensen dan ook Brussel verder uit te bouw als een sterk Brussels Hoofdstedelijk Gewest mét sterke gemeenschappen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet de nodige slagkracht verwerven en behouden om haar gewestelijke bevoegdheden uit te oefenen en de twee gemeenschappen dienen hun volle verantwoordelijkheid op te nemen in de hoofdstad. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering beheert de materies die tot de gewestelijke bevoegdheden behoren, zoals ruimtelijke ordening, openbare werken, vervoer, werkgelegenheid en economie. Essentieel is dat deze regering bij consensus beslist, wat betekent dat zowel de Nederlandstalige als de Franstalige leden van de regering akkoord moeten gaan over elk van de genomen beslissingen. In de allereerste Brusselse regeringsverklaring, 25 jaar geleden, stond: “Het niet discrimineren van één van de Gemeenschappen en het toezien op de belangen van alle Brusselaars zullen de voortdurende zorg van de Executieve blijven.” We vinden dit ook in 2014 een belangrijke, leidende opdrachtverklaring voor de komende Regering. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is derhalve grondwettelijk tweetalig omdat er zowel leden van de Vlaamse als de Franse Gemeenschap wonen. Elke gemeenschap voert op het grondgebied van het Brussels Gewest een eigen beleid inzake gemeenschapsbevoegdheden, zoals onderwijs, cultuur en welzijn. Wat de Vlaamse Gemeenschap betreft is de Vlaamse Gemeenschapscommissie een prioritaire partner. Daarnaast is er nog de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) die zich buigt over de gemeenschapsmateries die niet uitsluitend onder één van beide gemeenschappen vallen (bv. bijstand aan personen, publieke ziekenhuizen en rusthuizen). De zesde staatshervorming heeft de verhoudingen tussen de verschillende Brusselse instellingen gewijzigd. Doordat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie er bevoegdheden heeft bij gekregen, zal deze instantie ook een meer belangrijke rol gaan spelen op het Brusselse veld. CD&V pleit er in deze context dan ook voor om de VGC nog sterker uit te bouwen in haar band met de Vlaamse Gemeenschap, zodat ze zich als sterke speler kan positioneren tegenover de andere Brusselse instellingen. Een ambtelijke werkgroep heeft
3
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
zich de voorbije legislatuur gebogen over die band tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap. Daaruit is een lijvig document gekomen. CD&V wil zich de volgende legislatuur engageren om eindelijk werk te maken van dit kerntakendebat op politiek niveau en hiervoor de nodige beleidsinitiatieven uitwerken.
De administratieve rompslomp voor de Brusselaars en de bedrijven moet drastisch verminderen. Het verder inburgeren en veralgemenen van de mogelijkheden die e-government biedt, zou het mogelijk moeten maken dat burgers en bedrijven zo veel mogelijk online kunnen doen. CD&V is daarenboven voorstander van een meer uitgebreide vorm van inspraak en betrokkenheid van burgers, waarbij de politiek de eindverantwoordelijkheid neemt.
Bij de 6de staatshervorming is ook de oprichting van de Hoofdstedelijke Gemeenschap voorzien. Dit is een overlegplatform tussen Brussel, Vlaanderen en Wallonië over gewestaangelegenheden die de eigen gewestgrenzen overschrijden en dit binnen de grenzen van de vroegere provincie Brabant. De gewesten dienen hierover nog een samenwerkingsakkoord te sluiten om de spelregels van dit overlegplatform te bepalen.
1.2.2. Financiën en fiscaliteit De 6de staatshervorming heeft heel wat gevolgen voor de financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 1. De aanpassing van de Bijzondere Financieringswet ten gevolge de 6de staatshervorming hield rekening met een aantal principes. Een belangrijk principe is dat van de “niet-verarming”. Bij ongewijzigd beleid moet de impact tot 2025 de betaalbaarheid verzekerd zijn.
1.2. Gewest 1.2.1. Openbaar ambt CD&V wil na de verkiezingen het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verder moderniseren, zeker in het licht van de overheveling van de nieuwe bevoegdheden ten gevolge de zesde staatshervorming, tot een performante administratie die als een aantrekkelijke werkgever kan gelden voor de Brusselaars met oog voor voldoende ontwikkelingsmogelijkheden en – kansen voor zij die er werken. We willen hen bovendien positief aanmoedigen om de tweede landstaal te leren en te gebruiken in hun dagelijkse werkzaamheden en omgang met collega’s.
2. Gewesten die onder het Belgisch gemiddelde presteren, zoals het Brussels Hoofdstedelijk Gewest reeds jaren doet, kunnen evenwel rekenen op een solidariteitsbijdrage. Maar door de nieuwe financieringswet zullen zij meer winst halen door die achterstand weg te werken dan door niets te doen. Dit vraagt een doordacht financieel beleid met oog op het wegvallen van het opvangmechanisme van de oude financieringswet.
4
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
3. Bij de overdracht van de nieuwe bevoegdheden werden niet alle middelen, doordat er ook een saneringsinspanning is voorzien, overgedragen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal ook hierdoor een omzichtig financieel beleid moeten voeren.
CD&V pleit voor de afschaffing van de forfaitaire gewestbelasting van 89 euro. Dit is volgens ons een weinig efficiënte belasting die zwaarder valt voor gezinnen met een laag inkomen dan voor gezinnen met een hoog inkomen. Daarenboven wil CD&V onderzoeken of, indien dit haalbaar is binnen de budgettaire mogelijkheden, het niet mogelijk is deze forfaitaire gewestbelasting ook te schrappen voor bedrijven.
Daarom is CD&V voorstander van een doordacht en voorzichtig beheer van de financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een doorlichting van het financieel beheer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is noodzakelijk. Er worden nog te veel gewestmiddelen besteed aan gemeenschapsbevoegdheden. Zowel de Franse als de Vlaamse Gemeenschap moeten op hun verantwoordelijkheden gewezen worden.
Wij pleiten voor de meeneembaarheid van de registratierechten bij de aankoop van een nieuw aangekochte woning. CD&V is voorstander van de uniformisering via het Fiscaal Pact van de gemeentelijke fiscaliteit. We moeten er naar streven om de gemeentelijke fiscaliteit zo doorzichtig en rechtvaardig mogelijk te maken voor inwoners en bedrijven.
Gezien de sterke dualisering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest biedt de hervorming van de fiscaliteit mogelijkheden om de broodnodige middenklasse aan te trekken, de lagere inkomens te ondersteunen en de hogere inkomens rechtvaardig te laten bijdragen aan de opbouw van de stad. Het kan geenszins de bedoeling zijn een fiscale concurrentieslag te organiseren tussen de verschillende gewesten.
1.2.3. Verhouding gewest – gemeenten Steeds meer beleidsleutels van de gemeenten komen in handen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals dit gebeurd is naar aanleiding van de interne Brusselse hervormingen. CD&V is van mening dat er meer efficiëntiewinst kan geboekt worden door nog een aantal beleidsdomeinen over te hevelen. We wensen logischerwijze dat er aan de andere kant de gemeentelijke administraties, het aantal schepenen en gemeenteraadsleden evenredig in mindering worden gebracht.
Bij de overgedragen bevoegdheden kunnen fiscale keuzes gemaakt worden: de hervorming van de Woonbonus, de gemeentelijke fiscaliteit, de renovatie-, de energie-, de werk- en dienstenfiscaliteit biedt tal van kansen om sociale scheeftrekkingen in de stad weer recht te trekken en de middenklasse in de stad te houden.
5
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
tussen het OCMW bestuur en het gemeentebestuur enerzijds en de 19 OCMW’s anderzijds moet worden bevorderd. De integratie van het ICT beleid moet worden verder gezet. En de OCMW’s moeten met een hedendaagse organisatie de slagkrachtige operationele arm van het sociale bijstandsbeleid vormen.
Lokale besturen, OCMW, ION’s, administraties hebben inzake ICT dezelfde noden. De globale ICT factuur kan verminderd worden door samen te werken en schaalvoordelen te genieten. Bovendien kunnen dankzij ICT de werkwijzen geoptimaliseerd en gestandaardiseerd worden tussen lokale besturen en gewest en kunnen deze dus een betere behandeling van dossiers met zich meebrengen.
CD&V blijft ervoor gaan dat de Vlaamse Gemeenschap haar bevoegdheden maximaal uitoefent en toepasbaar maakt in Brussel. De VGC blijft voor CD&V door haar Brussel expertise en terreinkennis de Brusselpoot van Vlaanderen. De dertigprocentnorm, het plaatsvervangend gemeentebestuur waar nodig, de democratische controle, haar stedelijke visie, de brug Vlaamse Gemeenschap - lokale besturen en lokale actoren en middenveldorganisaties (Brusselspecificiteit) zijn allemaal onderdelen van haar actieradius.
De financiële toestand van gemeenten en politiezones in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is niet altijd rooskleurig. Een herfinanciering van de politiezones om de veiligheid van burgers te waarborgen en een rigide toepassing van het te voeren budgettair beleid binnen de gemeenten en de politiezones is voor CD&V een prioriteit.
1.3. Gemeenschapsbeleid: GGC, VGC en Vlaamse Gemeenschap
1.4.
De overheveling van een aantal belangrijke bevoegdheden naar de GGC ten gevolge van de zesde staatshervorming maakt het absoluut noodzakelijk dat haar diensten een nieuw elan krijgen: de GGC moet een goed draaiende, tweetalige, moderne overheidsinstelling zijn. Het tweetalig karakter van de GGC moet ook bevorderd worden door steeds samen te werken of af te stemmen met zowel het Franstalige beleid (Franse Gemeenschap of COCOF) als het Vlaamse beleid.
Gelijke kansen
1.3.1. Gender CD&V zal er op toezien dat de bepalingen van de ordonnantie gendermainstreaming vanaf volgende legislatuur ten volle in het beleid en de besluitvorming worden geïmplementeerd. De strijd tegen de ongelijke behandeling van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt moet onze zorg blijven. Daarbij kunnen diversiteitplannen, sensibilisering, opleiding en begeleiding een ondersteuning zijn. Ook moet het vrouwelijk ondernemerschap verder gestimuleerd worden. Betaalbare en flexibele
In afwachting van een fusie van de 19 OCMW’s en de overheveling naar de GGC, moet de organieke wet worden aangepast. De verschillen in regels tussen de OCMW’s moet worden geharmoniseerd en de samenwerking
6
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
Binnen het kader van het openbaar ambt pleiten we voor een evenwichtige samenstelling van examenjury’s. Het verder aanmoedigen van vrouwen om te solliciteren voor kaderfuncties, hen helpen bij hun loopbaanplanning en een betere combinatie mogelijk maken van arbeid en gezin zijn maatregelen die kunnen bijdragen dat er meer vrouwen in hogere functies binnen het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigd zijn.
kinderopvang biedt een mogelijkheid voor al dan niet alleenstaande vrouwen om zich in te schakelen in de arbeidsmarkt. Geweld op vrouwen binnen of buiten een relatie is onaanvaardbaar. Er moet verder werk gemaakt worden om dit aan te pakken. Niet enkel de sensibilisering is belangrijk, maar ook het effectief bestraffen van intimidaties en/of geweld op vrouwen moet hoog op de agenda staan. De specifieke opvang en begeleiding van vrouwen na (partner)geweld moet verder uitgebouwd en bekend gemaakt worden.
De overheid moet het goede voorbeeld geven. We moeten verder werk maken van de wettelijke evenwichtige samenstelling van adviesraden en raden van bestuur. In het bijzonder willen we er naar streven dat de OCMW-raden en politieraden evenwichtig zijn samengesteld.
De publieke ruimte is nog al te vaak een zaak van en voor mannen. Onze stadsomgeving moet veel meer vrouwvriendelijk ingericht worden, zoals bijvoorbeeld het voorzien van voldoende verlichting.
1.3.2. Personen met een handicap
CD&V vindt dat Brussel in samenwerking met Amazone een vrouwenhuis moet krijgen waarin de Brusselse vrouwenorganisaties vertegenwoordigd zijn en waar vergaderingen, activiteiten en colloquia kunnen gehouden worden. Ook gemeenschapscentra moeten voldoende open staan voor vrouwenorganisaties en lokale bijeenkomsten, overleg en actie. CD&V vindt dat vrouwenverenigingen verder moeten ondersteund worden.
Brussel moet verder investeren in de toegankelijkheid en het gebruiksvriendelijk maken van haar openbare gebouwen en haar internetsites. Ook moet de vrije tijdssector, zowel sportclubs, verenigingen als culturele evenementen beter toegankelijk worden gemaakt voor personen met een handicap.
1.3.3. Holebi en gendervariante personen beleid CD&V wil meewerken aan een actief beleid door het versterken van het holebi en het gendervariant middenveld, door voldoende aandacht te hebben voor de specifieke situatie van holebi’s en transgenders en het blijven sensibiliseren van de publieke opinie.
Ook moet er voldoende middelen worden vrijgemaakt zodat de Adviesraad voor gelijke kansen van mannen en vrouwen zijn opdrachten ten volle kan uitvoeren.
7
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
Gelijke kansen:
dienen onze oprechte steun. CD&V wenst een snelle uitvoering van het Interfederaal Actieplan tegen Homofobie en Transfobie.
CD&V wenst actief mee te bouwen aan een gecoördineerd gelijke kansen beleid voor holebi’s en gendervariante personen. Zowel op elk bestuursniveau als binnen elk beleidsdomein dient men aandacht te hebben voor de gedefinieerde doelgroepen. De aandacht voor de eerder erkende doelgroep holebi’s mag niet verslappen en voor de recent erkende doelgroep van transgenders moeten er acties ondernomen worden. Hogere overheden dienen zo’n lokaal beleid mogelijk te maken en actief te ondersteunen.
CD&V pleit daarenboven voor een opleiding “hoe omgaan met holebi-geweld” voor de lokale politie. Educatieve pakketten zouden ter beschikking moeten gesteld worden voor scholen, sport- en jeugdverenigingen. Gezondheid: Voor de strijd tegen HIV en aids dringen we aan op een concretisering en uitvoering van het nationaal HIVplan 2014-2019.
CD&V blijft voorstander om de Yogyakartaprincipes die klaar en duidelijk onderschreven zijn ook actief toe te passen en uit te dragen. De bescherming van alle burgers tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid en/of genderidentiteit staat hierbij centraal. Alle teksten, verdragen of internationale richtlijnen die discriminatie verbieden, moeten seksuele geaardheid en genderidentiteit of –expressie expliciet opnemen als een ongeoorloofde discriminatiegrond.
Voor het welzijn van lesbiennes op vlak van seksuele gezondheid dienen we acties en onderzoek te ondersteunen opdat de overheid concreet aan de slag kan met de bekomen resultaten. Hoewel de lesbiennes de helft van de holebi populatie uitmaken wordt er weinig onderzoek gedaan naar hun situatie op socio-economisch vlak. Voor de uitvoering van het suïcidepreventiebeleid waarin holebi’s en transgenders als expliciete doelgroep erkend zijn, dient de overheid streng toe te zien. Extra aandacht moet hierbij uitgaan naar jonge lesbiennes, bi meisjes en transgenders die een hoger risico lopen om depressieve gedachten te ontwikkelen.
Geweld: In de samenleving mag geen plaats zijn voor geweld tegen holebi’s en/of gender variante personen. Bewustmakingscampagnes gericht op het afbouwen van vooroordelen, aandacht voor diversiteit en een krachtig optreden tegen agressoren ver-
8
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
Onderwijs:
Oplossingen op maat zijn vereist voor de oudere holebi’s en transgenders. De zorgsector en de rusthuizen dienen gesensibiliseerd te worden over dit probleem zodat de individuele hulpverleners zich ervan bewust worden.
Enkel door duidelijke communicatie vanuit de overheid en de schoolgemeenschappen kan er een brede maatschappelijke aanvaarding en een attitudewijziging komen in alle netten en op alle niveaus van het onderwijs. CD&V pleit er actief voor om het holebi en (trans)genderthema op te nemen in de leerplannen voor alle leeftijden, inclusief het hoger onderwijs. De onderwijskoepels en schoolgemeenschappen moeten individuele leerkrachten stimuleren om een cultuur van openheid te creëren rond het holebi- of gendervariant zijn van leerlingen en leerkrachten. Het thema moet integraal deel uitmaken van de lerarenopleiding. Er is nood aan voorlichting en sensibilisering over het genderthema. Officiële documenten op de scholen dienen genderneutraal gemaakt te worden.
Holebi’s en transgenders met een diverse culturele achtergrond Actief inzetten op vorming en sensibilisering rond holebiseksualiteit, genderidentiteit en –expressie van mensen met een divers culturele achtergrond. Gezin: CD&V wil inspanningen leveren om internationale adoptie door holebi’s en gendervariante personen mogelijk te maken. Vrij verkeer van personen:
Extra kwetsbare groepen:
Holebi’s en gendervariante personen dienen zich vrij van staat naar staat te kunnen begeven zonder verlies van rechten.
Holebi’s en transgenders met een handicap zijn als groep erg onzichtbaar. We dienen oog te houden voor het verhogen van de zichtbaarheid van deze groep, het zichtbaar maken van zijn noden en het creëren van ontmoetingsmogelijkheden.
9
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
Terzake dient een communautair (= gemeenschappen) evenwichtig beleid gevoerd te worden.
2. Cultuur, jeugd en sport Inleiding
2.1 Cultuur
Cultuur, jeugd en sport zijn bevoegdheden die tot de gemeenschappen behoren. Het aandeel van Vlaanderen in de uitbouw en uitstraling van de cultuursector is niet gering via de theater- en muziektempels, maar ook via de 22 lokale gemeenschapscentra en de bibliotheken. Vlaanderen is in Brussel ook via het sociaal-cultureel werk goed vertegenwoordigd. De VGC heeft in 2011 een 500-tal verenigingen geteld in Brussel.
Brussel kent een bijzonder rijke cultuurgeschiedenis die tot op heden blijft doorwerken, maar is tegelijkertijd ook vernieuwend op cultureel vlak. We willen beide elementen behouden en versterken om Brussel opnieuw het centrum van de culturele vernieuwing in Europa te maken. De innovatieve en creatieve kracht van de Vlaamse cultuurhuizen in Brussel wordt alom geprezen. De KVS, het Kaaitheater, de Beursschouwburg, het Jeugdtheater Bronks en andere culturele spelers, zoals de Ancienne Belgique, bieden kleur en zuurstof aan de stad. Belangrijk is ook dat we de VRT-site in Brussel hebben kunnen behouden omdat dit voor een belangrijke cultuurcreatieve band met Vlaanderen zorgt.
Samenwerking tussen de Vlaamse en Franse gemeenschap op het vlak van cultuur in Brussel bestaat onder de vorm van een aantal co-communautaire initiatieven zoals in Flagey en Wiels. Tussen de Vlaamse en de Franse gemeenschap is een samenwerkingsakkoord afgesloten, waar ook Brussel baat bij kan hebben. Ook de VGC en de COCOF hebben dit jaar voor het eerst samen vergaderd.
Onze cultuurhuizen vervullen een belangrijke rol in het verbinden van de diverse culturele gemeenschappen die Brussel rijk is. Ze moeten nog meer de rijkdom van die diversiteit weerspiegelen. De drempels moeten omlaag, zonder aan kwaliteit in te boeten. De nieuwe UiTpas (Paspartoe) is aan evaluatie toe. Deze dient om de participatie aan de voorstellingen die deze cultuurhuizen aanbieden te bevorderen, maar het dient ook de filosofie van de vroegere Cultuurwaardebons te behouden. Vooral de mogelijkheid om in groep voorstellingen tegen een lagere prijs bij te wonen, via de groepspas, moet opnieuw uitgebreid
Via de 6de staatshervorming, is het Brussels Gewest in beperkte mate bevoegd geworden voor een aantal biculturele materies van gewestelijk belang, maar aan de culturele bevoegdheden zelf van de Vlaamse en Franse Gemeenschap is niet geraakt. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan ook een rol opnemen voor het financieren en subsidiëren van gemeentelijke sportinfrastructuur.
10
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
samenwerking (Cultuurcentrum 22) en de lokale gemeenschapscentra, waarbij de eigenheid van de lokale werking centraal blijft staan. Ook met de Franstalige tegenhangers in de eigen gemeente en de eventueel aanpalende cultuurcentra in de Vlaamse Rand rond Brussel dient de samenwerking gestimuleerd te worden.
en versterkt worden ten voordele van de verenigingen. De verenigingen moeten ten volle de mogelijkheid hebben om iedereen toe te leiden naar het cultuur- en vrijetijdsaanbod. De kruisbestuiving tussen de verschillende gemeenschappen in Brussel moet blijven evolueren. Daarom pleiten we voor een Brusselse biënnale voor beeldende kunst. De biënnale moet verschillende overheden laten samenwerken, publiek-private partnerschappen laten uitbouwen en een moment creëren waarbij we ons allemaal Brusselaar voelen, ongeacht onze taal en herkomst (cfr. Zinnekeparade).
Daarnaast is er het Muntpunt. In een eerste fase werd sterk de nadruk gelegd op de positionering van het Muntpunt zelf. Het wordt tijd dat het Muntpunt de oorspronkelijke opdrachten zoals de centrale Nederlandstalige bibliotheek in Brussel en de megafoonfunctie voor de VGC en de Vlaamse organisaties in Brussel terug opneemt. Het kan ook nieuwe initiatieven nemen, zoals de zomerbib, waardoor de bibliotheek dichter bij de mensen zou komen. Tijdens de zomermaanden, op evenementen als Brussel-Bad of publieke plaatsen zoals het Flageyplein of de Graanmarkt, zouden dan boeken kunnen ontleend worden.
Ook de 22 Vlaamse gemeenschapscentra (1 per gemeente en 4 in Brussel-Stad) en hun vrijwillige medewerkers willen we behouden. Ze dienen zich te richten op hun belangrijkste functie, het ondersteunen van lokale verenigingen en zich te richten op de lokale situatie. De eigen programmatie treedt niet in concurrentie met initiatieven van bestaande verenigingen. De gemeenschapscentra hebben een receptieve functie door het ter beschikking stellen van infrastructuur aan de verenigingen en initiatieven uit de buurt. Wat dat laatste betreft dienen er voldoende middelen te gaan naar onderhoud en renovatie van de aanwezige infrastructuur in de verschillende gemeenschapscentra en dienen de gebouwen opnieuw visueel aantrekkelijk gemaakt. Het prijsbeleid voor het gebruik van de infrastructuur dient bij voorrang de lokale verenigingen aan te trekken. Er dient ook een nieuw evenwicht gevonden tussen het bovenlokale
We willen dat Brussel aan de top van de Europese culturele ontwikkelingen blijft staan. Daarom moeten we alle kansen geven aan mensen die creatief en artistiek bezig zijn. Het ontbreekt aan repetitieruimten en ateliers voor jonge en beginnende professionele kunstenaars, maar ook voor amateurs en sociaal-artistieke kunstenaars. Via de leegstandtaks willen we eigenaars stimuleren om hun gebouwen open te stellen voor kunstenaars. Dit veronderstelt niet alleen een actieve opsporingspolitiek, waarbij ongebruikte panden in eerste instantie worden gescreend op creatieve en culture-
11
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
le mogelijkheden, maar ook het oprichten van creatieve verhuurkantoren in functie van het beter benutten van gebouwen voor atelierruimte.
het een nieuwe impuls bieden voor het centrale havengebied in Brussel en tegelijkertijd de stad een nieuwe baken te geven.
Het hergebruik van een gebouw hierbij is voor de hand liggend het Amerikaans Theater dat volgens ons na een grondige opknapbeurt ingeschakeld kan worden in een groter omgevingsproject dat we ‘Cité de la Musique’ noemen.
Verder vinden we dat Brussel de trein van de culturele economie niet mag missen. Het bedrijfsleven willen we betrekken bij het cultuurbeleid, want ook zij zijn in feite cultuurproducenten. Het ‘artistiek karakter’ van cultuurproducties blijft wel behouden. Via investeringen in culturele projecten kunnen we de lokale economie een boost geven. De culturele en de economische wereld mogen geen gescheiden werelden blijven. Grote culturele projecten bieden interessante en duurzame investeringsperspectieven voor het bedrijfsleven, veel bedrijven doen aan mecenaat en sommige ondernemingen bezitten grote kunstcollecties van museumkwaliteit. Cultuurondernemerschap biedt daarnaast ook kansen voor de cultuursector om in tijden van besparingen extra financiering te vinden of om collecties uit te wisselen. Publiek private samenwerkingsprojecten (PPS-projecten) en crowdfunding moeten, zoals in andere sectoren, ook in de cultuursector gebruikt worden. Dit kan een belangrijke schakel vormen bij de ondersteuning en permanente uitbouw van initiatieven in de Brusselse culturele sector.
Nieuwe musea blijven welkom in Brussel. We vinden dat er plaats is voor een museum voor religieuze kunst. Heel wat kerken bezitten echte kunstschatten en Brussel-Stad beschikt zelf ook over een kerkelijk patrimonium. Alleen al in de Sint-Katelijne-kerk, die binnenkort een nieuwe bestemming krijgt, heeft het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium heel wat waardevolle schilderijen, beeldhouwwerken en cultusvoorwerpen geïnventariseerd. Net zoals Magritte in Brussel een museum gekregen heeft, willen we dat ook het werk van de Breugels, een ander wereldwijd bekend Brusselse schilders, een plaats krijgt in een Brussels museum. Deze iconische Brusselaars verdienen ook een parcours om aan de hand van hun werk, hun leven en hun aanwezigheid en via kenmerkende plaatsen, Brussel te ontsluiten.
Ook langs Nederlandstalige kant is Brussel op mediavlak met TV-Brussel, Brussel Deze Week, FM-Brussel en Brusselnieuws goed uitgebouwd. Deze verschillende media vormen recent één vzw met behoud van elk hun eigen redactie. Er dient een efficiënt gebruik van de middelen te worden nagestreefd. De uitgaven voor TV kunnen niet ten koste gaan
Voor hedendaagse kunst dient ook een nieuw museum gecreëerd, dat co-communautair uitgebaat wordt en waarbij het Gewest of de Stad het gebouw levert. Daarbij denken we aan het Brussels Museum aan de Zenne (MAZ) in de kanaalzone. Zoals andere steden gedaan hebben, kan
12
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
van de andere media. Bijkomende middelen kunnen enkel bekomen worden als daar ook de gevraagde kwalitatieve en kwantitatieve meting, via een onafhankelijke instantie, van het bereik tegenover staat. De nadruk van de Nederlandstalige Brusselse media moet gericht blijven op zijn essentie, nl. informatie-uitwisseling en berichtgeving. Daarbij kan het internetplatform als draaischijf blijven functioneren.
Het Brussels gewest blijft voluit meewerken aan een multifunctioneel nationaal stadion dat aan de criteria voor het organiseren van internationale wedstrijden beantwoordt en waardoor ook Brussel als gaststad kan fungeren bij het Europees voetbalkampioenschap in 2020. Daarnaast dient ook een nationale atletiekpiste behouden om in de toekomst de Memorial Van Damme in Brussel te kunnen blijven organiseren.
2.2 Sport
2.3 Jeugd
Op sportief vlak vinden we dat de Brusselse parken meer aantrekkelijk moeten gemaakt worden om de recreatieve sporter meer ontspanningsmogelijkheden te geven. In de parken en op de pleinen moet er een groter aanbod voor recreatie aangeboden worden via openbare fitnesstoestellen, Finse pistes, sportfaciliteiten en strandstoelen (zoals in de Parijse Jardin du Luxembourg). Hierbij dient ook toegankelijke en laagdrempelig infrastructuur voor kleinschalige sporten die de sociale vaardigheden van mensen versterken (vb petanquebaan, openluchtfitness) opgenomen te worden.
Om het jeugdbeleid vanuit stedelijk perspectief de nodige dynamiek te geven willen we een echte tweetalige Brusselse Jeugdraad oprichten, zoals in Vlaanderen en Wallonië het geval is, op initiatief van de beide gemeenschappen, waar de jongeren zelf de beslissingen nemen, en niet beleidsmakers die in de jeugdsector actief zijn zoals nu in Brussel het geval is. Zo kunnen de Brusselse jongeren zich ook over gewestelijke materies uitspreken. We willen een jeugdraad die nauw samenwerkt met de Vlaamse Jeugdraad en Conseil de la jeunesse omdat het jeugdbeleid een gemeenschapsbevoegdheid is.
Het Brussels Gewest worstelt al een tijd met zijn (moderne) zwembadinfrastructuur. De haalbaarheid van enkele zwembaden dient op strategische plaatsen in het gewest bekeken te worden in functie van nieuwbouw en renovatie. Bovendien dient de uitbating van de zwembaden meer op bovenlokaal niveau in plaats van op lokaal niveau bekeken te worden. We vinden dat een evenementensite van het type ‘Badboot’ in de Brusselse kanaalzone, bij voorkeur in het Bécodok, ook thuis hoort in dit aanbod.
Een andere nuttige functie vormt een ombudsman voor toekomstige generaties, idealiter een jongere, die moet kijken welke impact huidige beslissingen hebben op toekomstige generaties. Op VN niveau wint dit ook aan invloed. In sommige Scandinavische landen wordt nu campagne gevoerd om zo een ombudsman in te voeren.
13
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
nisatie. Maar Brussel onthaalt ook de operationele kantoren van heel wat internationale instellingen, zoals de Wereldbank, de Europese Investeringsbank en de West-Europese vertegenwoordiging van de Verenigde Naties… De aanwezigheid van deze internationale instellingen trekt bovendien andere bedrijven aan die zich in Brussel willen vestigen, dicht in de buurt van de politieke beslissingscentra. Dit brengt ook heel wat ‘expats’ met zich mee die over een grote koopkracht beschikken, wat een positieve impact heeft op de economie van het Brussels Gewest.
In het Brussels Gewest is er ook een nijpend tekort aan vrijetijdsinfrastructuur, specifiek voor jongeren(organisaties). Het is belangrijk dat jongeren zich kunnen uitleven in een beschermde omgeving. Jongerenverenigingen moeten gemakkelijker een eigen lokaal voor hun werking kunnen vinden. Een mogelijke piste is om via wijkcontracten bestaande (jeugd)organisaties actiever te bevragen en zo beter op hun noden te kunnen inspelen. Daarom willen we dat er extra ruimte komt voor dj-sets, fuiven en repetities van bands. Wie consumeert of ingangsticket betaalt (bv club of fuif), moet gratis gebruik kunnen maken van toilet.
De aanwezigheid van buitenlanders in Brussel bepaalt ook zijn culturele verscheidenheid. Dit maakt dat de Brusselse inwoners ook veel talen spreken. Volgens de taalbarometer van BRIO worden in Brussel 104 talen courant gesproken. Dit is een enorm taalreservoir dat een grote troef voor het Brussels bedrijfsleven kan betekenen om de talenkennis in de ondernemingen te ondersteunen en vreemde culturen beter te begrijpen. Zo kunnen beter producten ontwikkeld worden die geschikt zijn voor de export. Het maakt van Brussel misschien wel de Wereldhoofdstad van de talen.
3. Internationale en Interculturele stad in het centrum van het land Inleiding Brussel is niet alleen de hoofdstad van ons land, maar ook de plaats waar de belangrijkste Europese instellingen (Raad, Parlement en Commissie) gevestigd zijn en waar de belangrijkste beslissingen van de Europese Unie genomen worden. Als Europese hoofdzetel is Brussel alom bekend in internationale politieke en diplomatieke kringen, maar ook bij de wereldbevolking. De Europese instellingen zijn momenteel goed voor 5% van de rijkom van Brussel en met zijn 40.000 rechtstreekse arbeidsplaatsen, levert de Europese Unie ook 4,5% van de Brusselse tewerkstelling.
Brussel is dus een relatief kleine stad met het aura van een wereldstad. Tegenwoordig staat Brussel op de 21ste plaats als meest aangename stad op de wereld om er te verblijven. Deze positie kan verbeterd worden nu het Brussels Gewest via de 6de staatshervorming met de bevoegdheid toerisme er een extra instrument bij gekregen heeft om het stadsgewest nog beter bij de buitenlanders te promoten.
Daarnaast is Brussel niet alleen de zetel van meerdere internationale instellingen, zoals de Navo, Eurocontrol en de Werelddouaneorga-
14
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
3.2.
experimentele voorportaalprojecten die momenteel lopen verder zetten voor de komende 5 jaar). Dat zouden we kunnen verankeren door Daarkom, dat als bicultureel Vlaams-Marokkaans Huis niet veel toekomst lijkt te hebben, een nieuwe cultuurbestemming te geven waaraan alle Brusselaars kunnen deelnemen; laat ons er een ‘huis van de culturen’ van maken, gericht op alle achtergronden en tegelijkertijd een Welkomhuis voor de diverse initiatieven en zeker de zgn. zelforganisaties.
Interculturele stad
Brussel, dat blijft “eenheid in verscheidenheid”: allemaal samen met elk onze achtergrond, Brussel mogelijk maken. We kunnen veel op elkaar een beroep doen en bij elkaar leentjebuur spelen. In de goede Belgische traditie denken we dan een culinaire, culturele of sportieve uitwisseling, maar CD&V wil actief meer gebruik maken van andere aanwezige waarden in Brussel, zoals zorgtradities, op mensen uit je omgeving een beroep kunnen doen, ondernemerschap.
3.3. Uitstraling en imago van Brussel
De vele nieuwkomers, de vele horizonten waar Brusselaars vandaan komen betekent dat Integratie- en inburgeringskeuzes een doordacht beleid moeten vormen. Onthaal, inburgering en integratie zouden mensen moeten begeleiden en versterken om hun weg te vinden naar vorming/werk/onderwijs. Dat vergt een goede afstemming, zowel tussen inburgeringstrajecten en integratiebeleid, als tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Wij willen immers dat zij het inburgeringsbeleid uitvoeren, dat door een regeling vanuit de GGC sluitend kan worden gemaakt. Langs Vlaamse kant ligt een regierol weggelegd voor de VGC; we moeten er immers over waken dat zowel de Vlaamse als Franse Gemeenschap een versterkend parcours aanbieden aan wie daarvoor in aanmerking komt.
De federale Culturele Instellingen maar ook de Wetenschappelijke Instellingen moeten ingeschakeld worden in een Brussels toerismebeleid. Ze maken deel uit van ons stedelijk weefsel en kunnen met hun publiekswerking meer aan stedelijke integratie werken. Met het oog op een rationeel beheer, meent CD&V dat de grote en de federale culturele instellingen (Bozar, Museum van Schone Kunsten, Museum voor Natuurwetenschappen, Conservatorium van Brussel, Muntschouwburg, ...) die in Brussel liggen, via een instrument dat door een samenwerkingsakkoord wordt gecreëerd, met gezamenlijke inbreng van de Gemeenschappen meer kunnen betekenen. Het federale niveau behoudt zijn rol en met de Gemeenschappen, de hoofdverantwoordelijken in België voor cultuur- en wetenschapsbeleid, structureel als partners in de raden van bestuur te betrekken, kunnen deze instellingen hun plaats opeisen op de internationale scène. Dat kan Brussel alleen maar ten goede komen.
Langs de andere kant vraagt de diversiteit dat we aandacht hebben voor interculturalisering van de diensten en het regulier aanbod meer toegankelijk maken voor etnisch-culturele verenigingen (bv:
15
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
Het imago en de uitstraling van Brussel moeten weldoordacht uitgedragen worden. Op dit moment worden er, zo lijkt het toch, lukraak subsidies uitgetrokken voor een sport- of cultuurevenement, voor een sympathiek initiatief of herdenking. Het overzicht en de duidelijk lijn ontbreken. We wensen dan ook dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de versnipperde subsidies die dienen om Uitstraling en Imago van Brussel te ondersteunen, herbekijkt en dat de middelen en acties zich inschrijven in een duidelijk programma, met oproep, doelstellingen en meer objectieve verdeling ervan.
3.4. land
De overheid heeft daarbij een voorbeeldrol, maar het onderwijs en gerichte vormingen zijn hierbij ook duidelijk belangrijk – zodat elke Brusselaar twee- of meertalig kan zijn. Maar dat niet alleen: we willen ook dat handel en horeca hiertoe aangezet wordt. In Handelswijkwerking en steunmaatregelen kan daar bijzondere aandacht naar gaan.
delaars en de grote groep Brusselaars van de internationale gemeenschap(pen) vormen de rijkdom, brengen zo veel bij, en zijn dus welkom. We willen dat ze allemaal deel uitmaken van onze stad. Voor pendelaars wensen we een specifiek onthaalbeleid; we moeten meer op een schoteltje aanreiken wat Brussel te bieden heeft.
We willen op die manier met name bijdragen tot een meer positieve aandacht van Vlaanderen voor de hoofdstad en omgekeerd.
3.5. Europa en de rest van de wereld
Naast meer zichtbare aanwezigheid is ook virtuele aanwezigheid dan belangrijk: de vele pendelaars en bezoekers kunnen via een app of gericht informatie geholpen worden om wegwijs te zijn in Brussel, en zeker ook al haar Nederlandstalige voorzieningen of aanbod (zorg, bediening, …) waar je in de eigen taal terecht kan.
Tenslotte willen we ook verder werken aan de herkenbaarheid van Brussel door symbool, logo en kleuren van het Brusselse Gewest te integreren in het straatbeeld en bij evenementen. We moeten daarbij kijken wat nuttig en efficiënt is. Zo zullen we de kleur van de verkeerspalen uiteraard evalueren (vervanging is trouwens enkel aangewezen als dit pas in functie van het noodzakelijke onderhoud), maar denken we ook aan het ter beschikking stellen van materiaal zoals een ideetje voor Brussel Bad: parasols in de Brusselkleuren. Zomers en Brussels.
En natuurlijk blijven we pleiten om naast mobiliteit en vervoer ook ontwikkelingen in andere domeinen meer te laten uitgaan van overleg tussen de gewesten – ieder gewest heeft eigenheid en eigen verantwoordelijkheid, maar Brussel en het omliggende Vlaanderen vormen ook een belangengemeenschap. De Zesde Staatshervorming reikt het instrument van de Hoofdstedelijke Gemeenschap van Brussel om structureel overleg en samenwerking uit te bouwen. We willen dat instrument daarvoor gebruiken.
Stad in het centrum van het
Daarbij is Brussel het aan zijn stand verplicht om de hoofdstedelijke functie waar te maken in de praktijk. Dat moet onder meer door tweetaligheid (en eventuele drietaligheid voor de internationale functie) te promoten in het straatbeeld, de diensten en de dienstverlening.
Nu is men soms zo gefocust op het eigen beleid dat we dat uit het oog verliezen. Wij willen geen muur rond Brussel; een dreiging die in twee richtingen soms bestaat. Pen-
16
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
king nog verder stijgen. Deze cijfers variëren tussen een minimum van 112.000 tot een maximum van 180.000 nieuwe inwoners. Dit maakt dat het creëren van nieuwe huisvesting en nieuwe woonvormen een belangrijk item voor de nabije toekomst wordt. Als we uitgaan van een gemiddeld aantal van 2,1 personen per woning, betekent dit dat er op zijn minst 53.000 woningen moeten bijkomen om aan de minimumstijging van 112.000 inwoners in 2020 te voldoen. Dit impliceert ook een noodzakelijke woningbouw van 6.000 à 7.000 woningen per jaar.
Structureel overleg tussen Brussel, de EU en de internationale instellingen zoals de NAVO of de Benelux, is een must. Permanente samenwerking staat voorop om Brussel stevig op de wereldkaart te houden en om Europa bewust te maken van de Brusselse context. Niet alleen regelmatige contacten tussen instellingen zijn van tel maar ook tussen mensen. Brussel moet een stad zijn waar Europeanen en expats samen met Belgen participeren aan het dagelijkse stadsleven: in de gemeente, de buurt, de lokale school, het kinderdagverblijf, het gemeenschapscentrum of de sportclub.
Aangezien er in Brussel per jaar slechts 4.000 woningen worden vergund, neemt het tekort op de woningmarkt toe. Dit heeft voor gevolg dat op de private woningmarkt de huurprijzen sneller stijgen dan de index en dat ook de kostprijs van een modale woning snel stijgt. In 2000 koste een gemiddelde woning in Brussel nog 113.000 euro, terwijl dit in 2012 reeds 354.000 euro bedroeg. Door die prijsstijgingen op de Brusselse woningmarkt, doet zich ook een verdringingseffect voor. De middenklasse gezinnen kunnen zich moeilijker een modale woning veroorloven en dienen noodgedwongen op te schuiven naar het goedkopere woningsegment. Hierdoor is er minder plaats op het goedkopere woningsegment, waardoor steeds meer inkomenscategorieën uitwijken naar de sociale huisvesting. Dit tekort op de woningmarkt doet zich zowel gelden in de sector van de sociale woningbouw als in die van de middenklasse woningbouw: alleen al voor de woningen van Citydev.
4. Huisvesting Inleiding Volgens de meest recente cijfers (2013) wonen er 1.154.000 mensen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De bevolking is in Brussel de laatste 10 jaar snel gestegen. De Brusselse bevolking stijgt momenteel ook sneller dan in Vlaanderen en Wallonië. Volgens de prognoses tot 2020 zal de Brusselse bevol-
17
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
Het premiesysteem wordt aangepast in dezelfde zin met een e-loket waar aanvragen ongeacht de aard van de premie voor de woning in kan gebeuren.
Brussels (ex-GOMB) staan er meer dan 13.000 kandidaten op de wachtlijst. In de sector van de sociale huisvesting is dat aantal nog hoger. In Brussel wachten ongeveer 41.000 gezinnen op een sociale woning.
Citydev.brussels (GOMB) bouwt ongeveer 250 woningen per jaar. De kandidatenlijst om een citydev-woning te verwerven, is de afgelopen jaren toegenomen. Het aantal citydev- projecten dient m.a.w. te worden opgedreven; het aanbod vormt immers een laagdrempelige instap in de koopmarkt voor vele middenklassers.
Het Brussels Gewest staat voor de uitdaging om middenklasse gezinnen aan te trekken en te behouden om op die manier tot een Brusselse bevolking te komen die voldoende gemengd en sociaal stabiel is. Sinds de 6de staatshervorming beschikt het Brussels Gewest, samen met de huurwetgeving, over een bijkomend fiscaal instrument om het huisvestingsbeleid beter te kunnen sturen (woonbonus). In de sector van de sociale huisvesting komt er een fusie van de 33 openbare vastgoedmaatschappijen. Er blijven er nog 15 over, wat voor een kostenbesparing en efficiëntiewinst zal zorgen
De kredietvoorwaarden via het Woningfonds moeten verder uitgebreid worden door aanpassing van de maximale waarde en door een verhoging van de kredietmogelijkheid. Op het vlak van inkomenscriteria werd door de Brusselse regering in februari 2011 een belangrijke stap gezet met de invoering van de zgn. “Boosterlening”. Dit krediet biedt ruimere inkomensvoorwaarden voor wie jonger is dan 35 jaar, alsook gezinnen met kinderen, net als zeer voordelige interestvoeten.
4.1. Het verwerven van een woning haalbaar maken Om de stadsvlucht te counteren, moet Brussel aantrekkelijk gemaakt worden om er te komen wonen. Door de overheveling van de woonfiscaliteit naar het Gewest, dient Brussel te opteren voor een transparante en integrale woonfiscaliteit. De woonbonus in haar huidige vorm wordt voor alle bestaande hypothecaire kredieten voor alle Brusselaars bevestigd tot 31 december 2014.
4.2. Renoveren en bouwen aanmoedigen en nieuwe woonformules ontwikkelen De woonkwaliteit hangt nauw samen met bouwnormen. Zeker bij nieuwbouw maken kwalitatieve verplichtingen het verschil, zoals voorschriften voor veilige ramen, automatisch gesloten sassen, straat- en gevelverlichting, goede sanitaire-, stockage- of circulatievoorzieningen. De bestaande bouwvoorschriften moeten gescreend worden op de mate waarin ze daaraan aangepast zijn. De controle kan gebeuren bij
De eenmaking houdt in dat de diverse belastingen en kortingen op wonen, zoals woonbonus en onroerende voorheffing, worden samengevoegd tot 1 belasting op wonen. Kortingen worden toegekend op basis van de wijk, gezinssamenstelling en/of EPC-waarde.
18
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
Promotiecampagnes “Wonen in de stad” organiseren. Nieuwe inwoners willen we aan de hand van informatieve activiteiten wegwijs maken in de woonmogelijkheden van de grootstad. Op regelmatige basis organiseren stadsbesturen een ‘woonbeurs’, die geïnteresseerden informeert over alle aspecten van huren en kopen, en over steunmaatregelen en premies in de grootstad.
elke overdracht van onroerend goed of verhuring via de normen van EPC en de fiscale consequentie indien er gerenoveerd wordt. In (nieuwbouw)projecten komt daarbij de nood aan een streefdoel van gemengdheid: zowel voldoende aanbod voorzien van studio’s en appartementen voor het grote aantal huishoudens bestaande uit één persoon, als voor grote gezinnen. De flexibiliteit die nodig is in een bewegende stad maakt ook voldoende en weldoordachte gemeenschappelijke ruimten en flexiwoonmogelijkheden noodzakelijk.
4.3. Bestrijden van leegstand Naar analogie van de decretale voorkooprechten, moet Brussel met een actieve en performante leegstandslijst werken op basis van het rijksregister en andere feitelijke omstandigheden, waarbij voorkooprechten worden toegekend aan het Gewest en andere publieke actoren voor het leegstaande pand.
Een doordacht reconversiebeleid voor specifieke stadsdelen zorgt dat verwaarloosde industriële sites en fabriekspanden worden opgewaardeerd tot duurzame vastgoedlocaties. Dit geeft een boost aan de hele wijk. De verschillende projecten in de Kanaalzone zijn hierbij onze leidraad zonder de economische zone van het Havengebied aan te tasten. Brussel dient hierbij een actieve partner te zijn door proactief over openbare voorzieningen en mobiliteit te plannen.
Niettemin kan er een bijkomende korting, naast het gewoon abattement, op de registratierechten worden toegekend, met de voorwaarde van grondige renovatie en bewoning binnen x-aantal jaren. Het woningtekort kan worden aangepakt door het benutten van leegstaande ruimtes boven winkels. Eigenaars die de verdiepingen boven hun winkels toegankelijk maken, kunnen nu reeds in vier gemeenten (Brussel, Sint-Gillis, Sint-Lambrechts-Woluwe en Anderlecht) rekenen op een gemeentelijke premie. De gewestelijke overheid moet stimulansen geven, dit onder meer op regelgevend vlak. Eigenaars van winkels die bereid zijn om aan de slag te gaan met hun bovenverdiepingen, botsen vaak op een aantal financiële en juridische barrières op het vlak van de stedenbouwkundige
Brussel vervult een laboratoriumfunctie. CD&V wenst die meer dan ooit te ondersteunen met wetgevende initiatieven en kwaliteitslabels. Inbreiding, nieuwe woonformules of alternatieve woonvormen verruimen het aanbod van betaalbare woningen in Brussel. Onze sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren en pararegionale instellingen moeten hierbij een faciliterende rol spelen.
19
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
in samenspraak met de gemeente/ Hoofdstedelijk Gewest. Alternatieve woonformules zoals intergenerationeel kotwonen behoren daar ook toe.
wetgeving, de handelshuurwetgeving, de erfdienstbaarheid enzovoort. De gewestelijke administratie zou hen de nodige begeleiding moeten geven. Daarnaast zou er tijdelijk ook een gewestelijke premie kunnen worden toegekend.
4.5. Voldoende sociale huisvesting voorzien
4.4. Kwaliteitsvolle huurwoningen garanderen
De wachtlijsten voor sociale woningen worden steeds langer. Ondanks de pogingen tijdens de voorbije legislatuur moeten mensen nog te lang wachten om een (geschikte) sociale woning te betrekken. CD&V wil zich de volgende legislatuur hiervoor blijvend inzetten. Het bijcreëren van sociale woningen zal onontbeerlijk zijn om te voldoen aan de enorme vraag, evenwel is het ons streefdoel om het aantal sociale woningen gelijk te verdelen over alle gemeenten.
De overheveling van de huurwetgeving biedt een mogelijkheid om deze op maat van de noden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan te passen. CD&V vindt in deze dat er bij een aanpassing voldoende aandacht moet gaan naar de kleine verhuurder. We pleiten voor een fiscaal EPC-voordeel voor een kwalitatieve huurmarkt. CD&V stelt voor om verhuurders die renoveren te belonen met een fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen; dat voorkomt dat dergelijke investeringen achterwege blijven omdat de huurprijs niet evenredig stijgt. De hoogte van de fiscale aftrek koppelen we aan de invloed op het EPC. Hoe groter de lager de EPC-waarde, hoe hoger de aftrek. Huurders profiteren van deze maatregel door een verbeterde leefkwaliteit en een lagere energierekening. Het aanbod aan studentenkamers moet uitgebreid worden. Daarbij dient gestreefd te worden naar een zo optimaal mogelijke geografische spreiding. Om de betaalbaarheid van studentenhuisvesting bijkomend te waarborgen, past een ‘sociaal kotenbeleid’ dat in de eerste plaats dient uitgewerkt te worden door de universiteiten/hogescholen,
20
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
gieën op te zetten, kunnen de leegstaande sociale woningen sneller gerenoveerd worden en op de markt komen.
een bouwmeester. Hij beschikt over 2 opdrachten: gewestelijke openbare bouwprojecten steunen om een architecturale en landschapskwaliteit te garanderen en ‘Kunst in de openbare ruimte’ verder ontwikkelen.
De overheid dient intern verder meer gegevens uit te wisselen, zodat er minder administratieve last is voor de kandidaat-huurder.
Daarnaast is Brussel een zeer groene stad, zelfs al is dat niet altijd zo geweten. De hoeveelheid groen concentreert zich vooral in het Terkamerenbos, het Zoniënwoud en een aantal grote parken. In de centrumgemeenten vormt een tekort aan toegankelijke groenvoorzieningen een probleem voor de aantrekkelijkheid. Vandaar dat de milieu-uitdaging zich stelt in een aantal wijken waar ook de densiteit of het aantal inwoners per oppervlakte hoger is. In die wijken stapelen de ‘handicaps’ zich bovendien op: verkeersdruk, minder goede luchtkwaliteit, lawaai, verouderde en energievretende woningen.
Om dakloosheid te voorkomen of te bestrijden dient uithuiszetting zoveel mogelijk voorkomen te worden via goede sociale omkadering. Het aanbod “begeleid wonen” moet sterk uitgebreid worden in het BHG.
5. Stedenbouw en stadsontwikkeling, leefmilieu en leefomgeving Inleiding
Omdat voor sommige mensen huren totdat ze een sociale woning mogen betrekken, de enige optie blijft, pleiten we voor de invoer van een huurtoelage. Deze maatregel moet het tekort aan sociale woningen helpen opvangen. Via een huurtoelage kan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mensen met een bescheiden inkomen een duwtje in de rug geven bij het betalen van hun huur. Uiteraard moet erover gewaakt worden dat dit de prijzen niet doet stijgen.
Op het vlak van stedenbouw en stadsontwikkeling heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een grote sprong voorwaarts gemaakt via het ontwerp van Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling. Dit geeft een globale visie over hoe we in Brussel in de toekomst zullen omspringen met de (schaarse) openbare ruimte en waar nieuwe inplantingen kunnen gebeuren in het gewest.
CD&V wil dringend de toenemende leegstand in de sociale huisvesting aanpakken. Deze leegstand is onder andere te wijten aan het te lage renovatieritme. Door de werking van de diverse openbare vastgoedmaatschappijen in Brussel verder te professionaliseren en meer syner-
De huidige instrumenten van stadsvernieuwing zijn de wijkcontracten, Citydev.Brussels en de EFRO-middelen (EFRO = Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling). Hierdoor is het Brussels stedelijk landschap de laatste 20 jaar positief geëvolueerd. De Brusselse regering beschikt ook, zoals Vlaanderen veel langer, over
Via het intra-Brussels akkoord binnen de 6de staatshervorming zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest rechtstreeks vergunningen uitreiken voor projecten waarvoor een effectenverslag of een effectenstudie vereist is. De Brusselse gemeenten kunnen ook rechtstreeks stedenbouwkundige vergunningen uitreiken voor projecten waarvoor dit niet vereist is, mits een unaniem gunstig advies van de Overlegcommissie. Gemeenten die binnen de redelijke termijn het stedenbouwkundig dossier niet behandelen, zullen een waarschuwing krijgen van het Gewest dat op termijn in hun plaats treedt.
21
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
gemeenschapsvoorzieningen), waar met de interne Brusselse bevoegdheidsherschikkingen in het kader van de zesde staatshervorming al een aantal stappen toe gezet zijn.
5.1. Stedenbouw en stadsontwikkeling Een aangename leefstad vertrekt vanuit vele facetten. Belangrijk voor ons is daarbij de wijk waarin je leeft. De wijkenatlas identificeerde 118 woonwijken in Brussel. Die vormen voor ons een sleutelelement@ in de manier om naar de stad te kijken en ze uit te bouwen, vanuit vele invalshoeken: stedenbouw, opleiding en opvang, groen ruimten, handel en voorzieningen. Vandaar ons idee van de Wiki-hood als buurt; daaronder begrijpen we: gastvrije en aangename wijken met inwoners die zich verantwoordelijk voelen voor de eigen wijk. Dit maakt van Brussel een verbonden en warme stad. Een stad in beweging dankzij de betrokkenheid en creativiteit van de inwoners, de stad in zijn geheel als mijn leefomgeving: het vraagt ook planning en ontwikkeling. Een wijkadviesraad geeft de wijk (de Wikihood) een concreet en menselijk draagvlak.
Vereenvoudiging betekent ook: de verdere uitbouw van de elektronische stedenbouwkundige en milieu vergunningsaanvragen. Dat vergt dat alle administraties die klantgerichtheid automatisch gaan toepassen.. Een levende stad heeft ook nood aan een goed evenwicht tussen bescherming van het patrimonium en de evolutie van het gebouwenbestand. Tijdens deze legislatuur werd het aantal gevallen van bindend advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen ingeperkt. Een goede zaak. We willen het algemeen maatschappelijk belang verder voorop stellen: de renovatie, modernisering en energie-efficiëntie van beschermde sociale woningen moet b.v. geen onmogelijke discussie opleveren. En het aanleggen van een tramlijn voor een beschermd gebouw mag niet onmogelijk gemaakt worden. Brussel moet zijn patrimonium eren in een evolutieve stad. Het is geen museum.
En daar staat administratieve vereenvoudiging voorop: de lijst van handelingen en werken die beschouwd kunnen worden “als geringe omvang” uitbreiden, zou al zorgen voor meer flexibiliteit, meer inspelen op de veranderende stad. Trouwens, heel het vergunningen apparaat, vergunningenprocedures, voor gebruikers, administratieve rechtscolleges willen we efficiënter. We gaan dan voor het maximaal op elkaar afstemmen van stedenbouwen milieuvergunningen, m.i.v. van grensoverschrijdende erkenningen; we denken ook dat het Gewestniveau bevoegd moet zijn voor vergunningen van lokaal overstijgend belang (b.v. inzake kinderdagverblijven, scholen of andere belangrijke
Daarbij kan de Bouwmeester en een goed uitgewerkt Gewestelijk ontwikkelingsagentschap helpen, maar dat moet gestuurd worden vanuit een levende stedelijke visie, bij ontwikkelingsprojecten moet de betrokkenheid van mensen, ondernemingen, besturen en andere betrokkenen gegarandeerd worden. Om dan uiteindelijk te kunnen beslissen vanuit een breed kader. De stedelijke functies moeten immers over heel
22
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
de stad gegarandeerd kunnen worden. En dat betekent dat gewerkt moet worden aan gemengdheid op plaatsen die nu op één functie gericht zijn, maar dat betekent ook dat die functies garanties moeten krijgen om te kunnen bestaan, en ze dus een toegewezen plek moeten krijgen. Concreet: niet op elke bedrijfssite zijn wandelpaden mogelijk, en lawaaierige of belastende activiteiten mogen niet overal uit de stad verdrongen worden onder rechtmatige eisen van bewoners die er last van krijgen, en omgekeerd.
3. Het bestaan van een richtschema wil niet zeggen dat de gemeente dezelfde visie heeft, waardoor het BBP soms een andere richting inslaat (B.v. de tegenovergestelde visies van het Gewest en Brussel betreffende de Esplanade)
De functie van Bouwmeester wordt trouwens best uitgebreid tot een algemene adviesopdracht, waarbij ook de gemeenten verplicht worden voor grotere projecten er een beroep op doen.
5. Daar komt nog eens bij dat het Gewest die BBP’s financiert.
4. Wanneer het BBP af is, wordt het voorgelegd ter goedkeuring aan de regering. De regering kan enkel aanvaarden of verwerpen, zonder nog te kunnen bijsturen om het beter aan te laten sluiten op het Gewestelijke beleid...
Met de staatshervorming wordt het Gewest verantwoordelijk voor het toekennen van vergunningen in bepaalde gevallen. Wij willen dat de etappe tussen het Richtschema en de vergunningen wegvalt, zodat er op basis van een richtschema vergunningen kunnen aangevraagd worden bij het Gewest door promotoren en anderen. Het is sowieso een hefboomzone van regionaal belang, laten we het dan ook overlaten aan het Gewest om de uitvoering ervan te verzorgen.
De planningspraktijk is nu ook vaak een processie van Echternach. Denk maar aan de richtschema’s. Momenteel is het zo dat het Gewest richtschema’s opmaakt, die nadien door de gemeentes omgezet worden in BBP’s, waarna ontwikkelaars en ION’s vergunningen kunnen aanvragen. Dit is een enorm trage procedure:
Enkele voorbeelden van prioritaire zaken die de komende jaren een uitvoering moeten kennen, zijn gekend:
1. De opmaak van een richtschema zelf neemt soms jaren in beslag (b.v. Schaarbeek-Vorming: 4 jaar).
• Het terrein tussen het TIR-centrum en Tour&Taxis: indien proceduregewijs alles naar wens verloopt, zouden we in 2017 de eerste bedrijven kunnen ontvangen op de terreinen van de Citydev, en zou de nieuwe opslagplaats met stedelijke boerderij gebouwd moeten zijn. Dit
2. Het feit dat de gemeentes daarna dit omzetten in een Bijzonder Bestemmingsplan neemt nog eens zoveel jaren extra in beslag (b.v. Tour&Taxis: richtschema dateert van 2008, men is nu al vier jaar bezig met het BBP en het einde is nog niet in zicht)
23
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
kan worden voor Brusselaars. Wij zijn daar voorstander van een evenementenboot, die de hele site schwung kan geven. Dat moet natuurlijk allemaal zo ruim mogelijk toegankelijk zijn, zodat mensen elkaar daar graag ontmoeten.
kan honderden nieuwe jobs opleveren en nieuwe economische activiteit, ingebed in haar omgeving. • Het richtschema Schaarbeek-Vorming werd goedgekeurd (hopelijk tegen het einde van de legislatuur ook in tweede lezing). Dit moet het mogelijk maken om de terreinen vrij te maken en te ontwikkelen. Het Brusselse Gewest heeft ook gelobbyd opdat de NMBS de nodige middelen zou voorzien voor de vrijmaking en de sanering van de terreinen. Dit is een enorme uitdaging voor de toekomst, maar ook een fantastische opportuniteit om bedrijven aan te trekken en economische activiteit te ontwikkelen.
◊ Haven-Zuid, Biestebroekdok. We moeten daarnaast ervoor waken dat de Brusselaar aanvullende woongelegenheid kan vinden aan het “Waterfront”, maar ook dat het Kanaal met distributiehubs en aan-en-afvoerfunctie verder uitgebouwd wordt tot een logistieke slagader van het Gewest. • Voor het Weststation bestaat een half richtschema, maar dat werd nooit goedgekeurd door de Regering. Dit is een zone die het broodhard nodig heeft en zou een prioriteit moeten worden. We wensen dit te herlanceren in 1 aansluitende visie tot aan de site van de Slachthuizen in Anderlecht.
• De Kanaalzone, waar wij drie havenzones zien ◊ Haven-Noord (economisch-industrieel hoofdgebied, met Schaarbeek-Vorming als element) met nieuwe bedrijfsmatige ontwikkeling en ook logistieke functies.
Tenslotte willen we nieuwe vormen van betrokkenheid ondersteunen. Een VZW die via crowdfunding geld zoekt voor kleine ingrepen (een groenruimte, heraanleg ontmoetingsplek, …) moet het mogelijk maken dat,als er genoeg mensen een buurtvoorziening steunen, die daar geld voor kunnen inzamelen en iets realiseren. Dat betekent geenszins dat het Gewest de verantwoordelijkheid van zich af schuift. Het betekent vooral dat bewoners meer bij de wijk betrokken worden en een beetje directe zeggenschap hebben over hun buurt. Een VZW opgericht door Gewest zou voor de coördina-
◊ Haven-Centrum dat meer aandacht moet geven aan stedelijke integratie, naast de economische functie: in het Vergotedok blijft plaats voor bouwmaterialenverwerking en overslag, terwijl er via een projectoproep voor het Becodok gezocht wordt naar een valorisatie van de concessies op het water. De kandidaten zullen gekend zijn in de loop van de volgende maanden, zodat het ganse Becodok in de loop van de volgende jaren een nieuwe trekpleister
24
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
tie kunnen zorgen. Dat lijkt ons een wijkgerichte vorm van Publiek-Private-Samenwerking die de moeite van het ondersteunen waard is.
stof verder terug te dringen. Het is nog te vroeg om dit plan in zijn geheel te evalueren. Sowieso moet er een intergewestelijke benadering komen omdat luchtvervuiling niet stopt aan de gewestgrenzen. In Brussel heeft 40% van stikstofioxide b.v. een bron buiten gewest.
5.2. Leefmilieu De aangename leefstad moet ook verstandig verder werken aan een goede leefomgeving. Groene ruimten zien we in een stedelijke omgeving als een combinatie van ontspanning en groene long.
Maar het Brusselse Wetboek moet met al zijn ambities ook nog efficiënt zijn. We pleiten dan ook voor een goede evaluatie van de verschillende maatregelen. Het nuttige effect moet duidelijk zijn. Minder fijn stof door minder dieseluitstoot is nodig, maar moet gekoppeld zijn aan verbetering van de verplaatsingsmogelijkheden en de bedrijvigheid in Brussel niet stilleggen.
Op het vlak van mobiliteit denken we dat voor stedelijke verplaatsingen een actieplan voor electrische voertuigen een grote sprong voorwaarts kan krijgen, de komende vijf jaar. Verschillende aspecten moeten daar samen en tegelijk worden uitgerold: een netwerk van oplaadinfrastructuur (laten) uitbouwen: faciliteiten voorzien, privépartners daarvoor aantrekken; de elektrische taxi’s uitbreiden, elektrisch autodelen stimuleren, een aandeel van de overheidsvoertuigen elektrisch: dat draagt bij tot een ommekeer die door de innovatie en technologische ontwikkeling mogelijk wordt, en die de innovatie steunt. De technologie van opladen en verbruik staat immers op dit moment voor een doorbraak.
CD&V benadrukt de noodzaak van strenge productnormen, een aangepaste autofiscaliteit, een nieuwe testcyclus voor voertuigen. Rationeel Energiegebruik en Energie-Prestatie-Certificatie in de gebouwen zijn belangrijk, en daar moeten we ambitieus in zijn, maar het bestaande patrimonium mag daardoor niet plots leegvallen. Geluidshinder Met velen op een kleine oppervlakte leven en werken vraagt extra aandacht op het vlak van geluidsbeheersing. Rustmomenten en aangepaste uren zijn noodzakelijk.
Beter en meer hergebruik moet bij iedereen ingeburgerd geraken. Luchtkwaliteit
De geluidskaarten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (dateren van 2006) moeten worden aangepast en geactualiseerd.
Het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing werd goedgekeurd. Dit brengt heel wat maatregelen bijeen, onder meer om luchtvervuiling en de uitstoot van fijn
25
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
tertoets voor nieuwe projecten, en hernieuwen/stimuleren van doorlaatbare oppervlakten om ondergelopen kelders of wegstromende wegkanten te verminderen.
CD&V dringt al sinds 2009 aan op de actualisering van de Brusselse geluidsnormen. Die moeten dringend worden aangepast aan de moderne geluidstechnologieën. Deze regering verrichte alvast heel wat voorbereidend werk maar er moet snel duidelijkheid komen. Ook moeten andere vormen van geluidsoverlast in aanmerking worden genomen zoals het geluid van moto’s, kasseien, en andere.
5.3.
Klimaat en duurzaamheid
Brussel engageerde zich om tegen 2025 de broeikasgasuitstoot drastisch terug te schroeven. Dat moeten we doen via verstandige win-win oplossingen op het vlak van vooral energie (warmtenetten, warmtekrachtkoppeling, hernieuwbare energie, ...), huisvesting (isolatie, duurzame bouwmaterialen, ...) en mobiliteit (STOP principe, watertransport, ...). De sociale en economische realiteit mag daarbij niet uit het oog verloren worden. Brussel moet zich verder engageren (binnen een Belgisch en internationaal kader) om een koolstofarm gewest te worden. Initiatieven die ijveren voor een duurzamer consumptiegedrag van de Brusselaars moeten aangemoedigd worden.
Voor de vluchten in Zaventem moeten we streven naar een combinatie van maximale veiligheid, een evenwichtige geografische spreiding met het oog op de gezondheid van de burgers en een blijvende aandacht voor economische aspecten zoals tewerkstelling. Dit moet gelden voor de verschillende betrokken overheden. Water Voor oppervlaktewater en waterzuiveringsbeheer willen we niet afwachten maar de verantwoordelijkheid opnemen.
5.4. Energie
De riolering en waterzuivering moet vertrekken vanuit een globale dekking in Brussel. Verderzetting van de renovatie van het oude net is dus nodig, en verrassingen zoals nieuwbouwprojecten die niet aangesloten zijn op het rioleringsnetwerk, moeten uit de wereld, zodat afvalwater b.v. niet zomaar in het kanaal kan worden geloosd. Alle nieuwbouw moet onmiddellijk aangesloten zijn.
Het lopende energiebeleid vraagt een grondige doorlichting. • alle informatiepunten en -acties omtrent energiebegeleiding (en sensibilisering) voor particulieren (Huizen voor Energie en Ecoconstructie, Stadswinkel,..) moeten zo veel mogelijk geïntegreerd worden in bestaande woninggebonden advies of sociale ondersteuning. Bij de herziening ervan dient rekening te worden gehouden met de taak die de OCMW’s hier (liefst op uniforme wijze) in opnemen. En moet het
In verband met wateroverlast moeten de initiatieven voor betere samenwerking buiten de gewestgrenzen worden verdergezet. Maar dat niet alleen: we pleiten voor een wa-
26
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
niet meer haalbaar is om hun energiefactuur te betalen, moet het recht op energie worden gegarandeerd en moet er naar een menswaardige oplossing gezocht worden (dit behelst zowel de schuldbemiddeling als betaalbegeleiding). De volledige uitrol van slimme meters bij de totale bevolking is niet efficiënt, noch financieel haalbaar. Toch pleiten we ervoor om de piste van de slimme meters niet los te laten. Een uitrol bij diegene die mensen die het financieel zeer moeilijk hebben om hen zo bij te staan bij een zuinige, slimme en spaarzame omgang met hun energie. Daarnaast biedt het de garantie op een facturatie van de effectief verbruikte energie. Ook de bijzonder stigmatiserende actie van het plaatsen van een vermogenbegrenzer kan hierdoor op afstand gebeuren. Dit in combinatie met een duidelijke opvolging door het Huis van de Energie betreffende energiezuinige maatregelen en energieverbruik kunnen ervoor zorgen dat de Brusselaars bewust omgaan met de verbruikte energie.
bereiken van andere doelgroepen gebeuren door acties te integreren in bestaande adviesen begeleidingsstructuren. • We zien de noodzaak van een integrale herziening van het huidige stelsel van de energiepremies, waarbij eveneens rekening gehouden wordt met de renovatiepremies. Energiepremies dienen in eerste instantie voor basisingrepen (muur- en dakisolatie, dubbele beglazing e.d.). Ook bij deze basispremies staat een intelligent gebruik voorop: bepaalde basisaanpassingen hebben op zichzelf geen waarde wanneer ze niet gebeuren in combinatie met andere basisaanpassingen (‘package-deals’). Premies (bv op isolatie) moeten daarom bekeken worden vanuit efficiëntie en doelstellingen; een BTW-vermindering kan immers soms veel efficiënter zijn. • En de openbare dienstverplichtingen voor Sibelga moeten ook in ditzelfde licht herbekeken worden: meer energiegericht (ook in verlichting, zeker in isolatie)
• Alle woningen geïsoleerd tegen 2020: Voor CD&V is het daarbij van uiterst belang om het energieverbruik van bestaande woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest grondig aan te pakken. Enkel door de energie-uitstoot van de huidige woningen grondig terug te schroeven, zal men kunnen zorgen voor een significante daling van de CO² uitstoting in ons Gewest. Men moet hierbij de juiste maatregelen aanboren. Eigenaars zullen moeten aangemoedigd worden om te investeren in de
Daarnaast blijven we ijveren voor een slim, sociaal energiebeleid. Dat kent verschillende facetten. • Het verkrijgen van energie is een basisrecht. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het dan ook verschuldigd aan haar inwoners om een billijke energieprijs te garanderen en ervoor te zorgen dat de energiefactuur betaalbaar blijft. Ook wanneer het voor de Brusselaars die onder de armoedegrens leven
27
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
energie-uitstoot van hun eigendom. Daarbij zal het investeren in een goede dak-, muur- en raamisolatie verplicht worden, zodat tegen 2020 elk Brussels huis een goede isolatie heeft. Enkel op die manier zal de energiefactuur voor de Brusselse huurders betaalbaar blijven.
5.5.
Leefomgeving en netheid
5.4.1. Een nette stad We zoeken naar soms kleine ingrepen die iedereen responsabiliseren voor een nette onmiddellijke omgeving.
• Een geharmoniseerd Energie Prestatie Certificaat: Het Energie Prestatie Certificaat levert een objectief rapport van de energie-uitstoot van elke woning. Dankzij dit attest wordt de energiewaarden van een woning opgelijst en worden er voorstellen gedaan om de energie-uitstoot van de woning grondig te reduceren. Momenteel kent elk gewest een ander energie prestatie certificaat en is ook de schaal waarop de energiewaarde van een woning wordt uitgedrukt verschillend. Dit zorgt voor verwarring en onduidelijkheid. Wij geloven dan ook dat een geüniformiseerd referentiekader voor de energieprestatiebeoordeling en meting de ondernemers, installateurs en aannemers, maar ook de huiseigenaars, huurders en bewoners helpt om voor het beste resultaat te gaan. Met de grote renovatiemarkt in Brussel pleiten we ervoor dat kleine aanpassingen gestimuleerd en zichtbaar worden door een laagdrempelige en eenvoudige herrekening of hertoekenning van een Energie Prestatie Certificaat na een ingreep.
• We steunen een verdere uitbreiding van het systeem van ondergrondse containers volgens het “vervuiler betaalt” principe. Iedereen kan met zijn code afval deponeren in de container in de straat. Achteraf krijg je dan rekening voor het afval dat jij afleverde. • Vuilnisbakken rond scholen kan je laten ‘beheren’ en decoreren/ versieren door lokale scholen. Je kan trouwens heel de buurt betrekken bij het proper houden van de wijk.
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
• In dichtbevolkte wijken moeten er meer hondentoiletten komen. Deze preventieve maatregelen moeten gekoppeld zijn aan een strengere controle.
daken worden nu niet optimaal benut: dakterrassen, stadslandbouw (als gebouw genoeg versterkt is), appartementsblokken krijgen eigen ‘plekje groen’. Gebruiken van platte daken zou ook kunnen worden aangemoedigd bij nieuwbouw (vereenvoudigen stedenbouwkundige regelgeving). Daarbij sluit onze eis voor het openbaar laten van de toegang tot het dak van parking 58: iedereen recht op een uitzicht.
• En wie niet wil meewerken aan een nette stad moet daar de gevolgen van dragen: strenge boetes helpen om iedereen alert te maken voor het belang van een propere leefomgeving.
5.5.1. Een aangename leef-stad
Van de grote groene ruimten, de parken willen we iedereen laten genieten. Niet alleen met strandstoelen in stadsparken, maar ook met pop-upanimatie, horeca, beleefparcours, enz.
Kleine groene ruimtes zijn cruciaal in de aangename leefstad. We trekken dan ook voluit de kaart van stadsmoestuintjes en kangoeroetuinen. En we willen ook een kadaster aanleggen van de platte daken. Dit bestaat nu nog niet. Heel veel platte
• En strenger optreden inzake sluikstorten hoort daar ook bij. Zoals in Molenbeek met een speciale taskforce. Dat moet deel uitmaken van de conventies die de gemeenten met NetBrussel gaan sluiten; burgers moeten problemen ook kunnen melden via de Fix My Street-applicatie (dat dan een “Clean my street”-vestje krijgt). • De invoering van ‘afvaljagers’ moet ook in Brussel zijn intreden doen. We pleiten voor de plaatsing van openbare asbakken, vooral op plaatsen waar veel peuken op de straat worden gegooid, zoals bv bij bus- en tramhaltes.
28
29
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
28,5% naar 34% voor verplaatsingen in Brussel en van 34% naar 46,5% voor verplaatsingen naar Brussel. Zo is het reizigersaantal van de MIVB gestegen tot 355.000 in 2013 of een stijging van 61% in 10 jaar. De MIVB vervoert hierdoor per dag bijna 1 miljoen reizigers. Hierbij dient ook rekening gehouden met het groter aantal verplaatsingen in dezelfde periode, omdat de Brusselse bevolking gegroeid is van 960.000 (2001) naar 1.100.000 (2010) en in Brussel de tewerkstelling is toegenomen van 600.000 (2001) naar 720.000 (2012) – waarvan 350 000 buiten Brussel wonen.
6. Mobiliteit en infrastructuur Inleiding Brussel heeft een uitstekende ligging in Europa. Het ligt centraal in de transeuropese vervoersnetten, dicht bij internationale luchthavens en bovendien beschikt Brussel over een kanaalverbinding met de Antwerpse zeehaven. De stad zelf is uitgerust met een openbaarvervoersnet zowel via trein (NMBS) als tram, bus en metro (MIVB). Dit openbaar vervoersaanbod is recent aangevuld met een fietsverhuursysteem (Villo!), een nachtbusnet (Noctis), een collectieve taxidienst (Collecto) en autodeelsystemen (Cambio en Zen Cars). Tenslotte zijn er nog 1.300 taxi’s ter beschikking in Brussel.
Mobiliteit blijft essentieel voor Brussel, omdat het een aantrekkelijke stad dient te zijn om er te wonen, te werken en er te investeren. Mobiliteit is een belangrijke beslissingsfactor om zich in Brussel te vestigen of om uit Brussel te verhuizen. Het mobiliteitsbeleid is dus een belangrijke factor geworden in de gewestelijke ontwikkeling van Brussel.
Alhoewel vastgesteld wordt dat de meeste verplaatsingen zich over korte afstand voordoen (60% van de verplaatsingen doet zich voor over een afstand van minder dan 5 km en 25% over een afstand van minder dan 1 km), lijdt Brussel, net als vele andere Europese metropolen, onder de verkeersoverbelasting, vooral vanwege het autoverkeer. Daarom is in Brussel de keuze gemaakt om voor deze korte verplaatsingen bij voorkeur het openbaar vervoer en de actieve vervoersmiddelen (te voet of met de fiets) te gebruiken in plaats van de auto.
Via de 6de staatshervorming krijgt Brussel extra middelen om in mobiliteit te investeren. In 2014 bedraagt dit 105 miljoen euro en in 2015 is dit 135 miljoen euro. Verder is het Brussels gewest nu ook bevoegd voor de snelheidsbeperking en regelgeving in verband met de wegcode en de verkeersveiligheid en zullen er meer middelen gaan naar intergewestelijke mobiliteit. Binnen het gewest komt er ook een duidelijke hiërarchie in het mobiliteitsbeleid. De gemeenten moeten voortaan een mobiliteitsplan indienen dat zich in het Gewestelijk plan inschrijft. Het gewest kan ingrijpen als de gemeenten nalaten dit te doen.
In de periode 2001-2010 is het aandeel van de auto wel verminderd van 45% naar 30% voor verplaatsingen in Brussel en van 62% naar 46% voor verplaatsingen naar Brussel. In dezelfde periode is het aandeel van het openbaar vervoer gestegen van
30
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
ten einde na te gaan in welke mate de betonkathedralen die de grote verkeerswisselaars zijn, kunnen toe gebouwd worden als parking en als terminus voor openbaar vervoer.
6.1. Algemeen We vertrekken van de overtuiging dat mensen zich in Brussel, naar en van Brussel moeten kunnen verplaatsen. Maar niet allemaal tegelijk en niet om het even hoe: daarvoor zijn we met te veel. Goed beheren en beheersen vormt de sleutel tot het ontwarren van de Brusselse mobiliteitsknoop.
Een andere noodzaak is een echt real-time multimodaal platform voor de weggebruikers (opdat ze met kennis van zaken een optimaal multimodaal vervoerstraject kiezen). Daarvoor willen we verder op de ingeslagen weg van het benutten en aanbieden van de beschikbare data: de integratie van real-time openbaarvervoer,mobiliteits-, parking, leenfietsinfrastructuur-, meteogegevens, enz die vrij toegankelijk zijn zien we als iets heel verregaands, om de ontwikkeling van een multimodaal platform mogelijk te maken en te bevorderen. Maar dat kan enkel efficiënt zijn als we de samenwerking inzake dynamisch verkeersbeheer en signalisatie verhogen : zorgen dat er zo weinig mogelijk wordt omgereden, met voortdurende signalisatie zowel via GPS en dynamische verkeersborden, als via vaste signalisatie – overleg met 3 gewesten hierover is nodig – zeker in het kader van logistiek, levering en distributie ! Dat kan ook toepassing krijgen via hiërarchisering van de wegen, de verdeling van het verkeer over de Ring en het onderliggend wegennet (zoals het Vlaams Gewest ook wenst uit te voeren door doorgaand en bestemmingsverkeer te scheiden op de Ring).
Dat overstijgt het Brusselse bestel: ook de intergewestelijke structurele aanpak moet verder kunnen lopen om mobiliteit over de grenzen heen aan te pakken (Gentenaars moeten auto in Gent laten en niet tot Brussel rijden om dan over te stappen, Vlaanderen en Wallonië moeten hun vervoersstromen van en naar Brussel met Brussel afstemmen). Het mag natuurlijk niet bij overleg en vaststellingen blijven. We pleiten voor een reële intergewestelijke aanpak van een aantal infrastructuurdossiers die in het verlengde liggen of gewoon de uitvoering zijn van het Brusselse Gewestelijke Mobiliteitsplan: langeafstandsfietsroutes via het Fiets-GEN, een optimalisering van de verkeersstromen naar en op de Ring, zodat het onderliggende wegennet minder transitverkeer moet verwerken en de toegankelijkheid van Brussel gewaarborgd kan worden, en de uitbouw van tramlijnen, zeker vanuit de Heizel richting Boom/Willebroek en vanuit Schaarbeek/Evere, of Woluwe naar de luchthaven.
Een andere belangrijke uitdaging de komende jaren ligt in de relatie Gewest-gemeente in het kader van mobiliteit, en de integratie (afdwingbaar) van de gemeentelijke mobiliteitsplannen in het Gewestelijke Mobiliteitsplan.
Binnen Brussel moeten we uitgaan van het creëren van grote intermodale mobiliteitsknooppunten (snelle en adequate overstapmogelijkheden). Een intergewestelijk overleg dient opgestart te worden
31
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
Daar kan dan ook onmiddellijk gewerkt worden aan de nieuwe Gewestelijke bevoegdheid voor verkeersreglementering (dus niet uitvoering, maar wel nadenken over en hen ook bevoegdheid geven om foute of overtollige borden te laten wegnemen).
6.3. Trappers • Blijvend inzetten op fietsinfrastructuur met, waar dit enigszins kan, afzonderlijke fietspaden, en een campagne rond dit thema waarbij fietstochten door Brussel worden georganiseerd om alternatieve routes te leren ontdekken, nu de Gewestelijke Fietsroutes eindelijk bewegwijzerd zullen zijn zodat fietsverplaatsingen doorheen de stad via de voor fietsers efficiëntste route gemakkelijker, zeg maar natuurlijker wordt.
Als dat dan beter uitgedacht is, moeten alle betrokkenen ook mee kunnen en willen. Daarom pleiten we voor het standaard laten opnemen dat 1 tot 2 procent van de kostprijs voor grote werken naar informatie en participatie dient te gaan, die erop gericht is draagvlak te creëren en te behouden.
• Fietsstraten hebben op sommige plaatsen hun nut om de voorrang voor fietsverplaatsingen plaatselijk te bevestigen. We willen bijkomende fietsstraten waar nodig en nuttig, door lessen te trekken uit het interessante experiment aan de Louizalaan.
Naast deze algemene lijnen, willen we ons uitgangspunt “STOP” als principe herbevestigen met enkele concrete verdere stappen:
6.2. Stappers • Invoering van gemengde oversteekplaatsen voetgangers-fietsers aan de verkeerslichten.
• Samen met de provincie Vlaams-Brabant het project van fietsGEN-netwerk verder uitbouwen om ook interregionaal fietsverplaatsingen te vereenvoudigen en aandacht te hebben voor de langere afstand (die gemakkelijker gemaakt wordt met het sterk stijgende gebruik van electrische fietsen).
• Er worden te weinig inspanningen geleverd t.g.v. de voetgangers. Er dient een gewestelijk fonds voor de herstelling van de voetpaden voorzien te worden waaruit de gemeenten kunnen putten voor het herstel van de voetpaden.
6.4.
• De Gewestelijke app voor het signaleren van onvolkomenheden “Fix My Street” volop benutten: Gewest en gemeenten samen snel punctueel voetpaden (en de weg in zijn geheel) laten onderhouden en herstellen.
Openbaar vervoer
Openbaar vervoer blijft een prioriteit in Brussel: de uitbouw van het net en de dienstverlening zijn belangrijke aandachtspunten. Het ambitieuze investeringsprogramma in het Beheerscontract van de MIVB moet vlot uitgevoerd worden (financieel, dossierafhandeling).
32
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
We willen ook het menselijke aspect benadrukken, zowel in de stations/haltes als op de voertuigen. We denken dat meer aanwezigheid van personeel in de metro- en treinstations, en deze stations open houden – met personeel - tot na vertrek van laatste trein zodat reizigers zich veiliger voelen, zal bijdragen tot meer tevreden gebruikers. We denken ook dat gerichte inzet van metro/ tram/busbegeleiders (controleur) het vlotte, veilige en aangename gebruik bevordert, zowel op de drukste als op de kalmste momenten. Niet altijd en overal personeel inzetten, maar op goed gekozen momenten en met gerichte acties.
op voorhand waarschuwen dat men aan halte staat, kan men plaatsje reserveren, …….. ) en met gepersonaliseerde info op je smartphone De engagementen voor netuitbreiding moeten nageleefd worden en de financiering ervan gegarandeerd. Belangrijk zijn zeker de komst van transregionale tramlijnen : die vormen een WIN-WIN situatie tussen Vlaamse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake werkgelegenheid & mobiliteit: ze garanderen de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid van Brussel. Uit het uitbreidingprogramma van de MIVB willen we ook de volgende verbeteringen extra benadrukken: de METRO uitbreiding naar Schaarbeek en Evere en het ganse project metro Noord-Zuid van Haren tot “Albert” in Vorst, Grote tramlijnen 9 (Jette-Heizel), 94 (Woluwevallei) en tram 71 (Elsene).
In functie van het opdrijven van de snelheid en regelmaat van het bovengronds openbaar vervoer, moet het AVANTI-programma uitgevoerd. Dat betekent niet noodzakelijk overal busbanen voorzien. Het MIVB-beheerscontract tekent een hele waaier aan acties uit, die elk hun steentje bijdragen. Vlot in- en uitstappen, goede reisinformatie, en verkeerslichtenbeïnvloeding op de meest efficiënte plaatsen leveren heel wat op.
De samenwerkingsaanpak met federale en Vlaamse, en ook Waalse partners zien we ook in de uitbouw van Tarief- en ticketintegratie in GEN-zone. En de uitbouw van een gemeenschappelijke visie via mobiliteits- en vervoersstudies in voorafgaand overleg met het federale niveau en gewesten.
Qua toegankelijkheid van het openbaar vervoer is de verdere uitrusting van de ondergrondse stations met liften natuurlijk cruciaal, maar ook inzake informatie over beschikbaarheid van toegankelijke plaatsen helpt daarbij. Daarom willen we voorrang geven aan ICT-ontwikkeling : toepassingen die info geven in real time over de beschikbaarheid van het openbaar vervoer (welke halte is toegankelijk in het licht van mijn voorziene traject, wanneer komt bus, metro, tram aan, hoe toegankelijk is ze, kan men chauffeur
Taxi’s vormen een complementair vervoersaanbod waarbij we garanties willen voor de betrouwbaarheid, de beschikbaarheid en de herkenbaarheid van het aanbod. Door de sector beter te organiseren en aantrekkelijker te maken, kan het aantal ritten gemakkelijk verdubbeld worden. Meer taxi’s betekent minder privé-wagens. We willen ook meer taxi’s inzetten bij vervoer van
33
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
Parkings van kantoren, scholen en supermarkten kunnen met moderne technologie meer nut hebben gedurende de nacht voor de buurtbewoners.
PBM (taxi heeft potentieel om een uitstekende service op maat te zijn hierin). Om dat alles aan te kunnen, willen we een verderzetting van de hervorming van de sector met het oog op het sterker maken en de uitdaging van de technologie aangaan (apps, vergunningen, tarieven, kwaliteitseisen en toegang tot het beroep, ...).
Een aanvullend idee voor de goede benutting van de bestaande plaatsen is om naast de plaatsbeschikbaarheid van openbare parkings bekend maken via GPS-toestel in de auto’s, zouden de GPS-operatoren kunnen laten weten wanneer een voertuig een parkeerplaats op de openbare weg verlaat op basis van kadaster van parkingplaatsen op de openbare weg en de GPS activering van een voertuig. Indien dit mogelijk is zou men véél onnodige rondjes besparen aan automobilisten die een parkeerplaats zoeken. Dat zien we complementair aan een parkeerroutesysteem waar de beschikbare plaatsen en de bereikbaarheid ervan aangegeven wordt.
Eenzelfde voorkeur hebben we voor autodelen, dat in de stad zowel naar plaatsinname als naar efficiënt gebruik goed moet uitgebouwd worden. Het zgn. “One way”- autodelen moet dan ook mogelijk worden (voor occasionele of complementaire trajecten: voertuig niet terug brengen naar de plaats van vertrek).
6.5.
Privaat vervoer
In onze visie blijft in de stad een rol weggelegd voor particulier vervoer, en de nodige ruimte moet daar dus voor worden uitgetrokken, om de auto kwijt te geraken (parkeerbeleid) en om je ermee te verplaatsen. We willen b.v. bij voorrang inzetten op het stijgen van het aantal parkeerplaatsen buiten de openbare weg: zoals blijkt uit de praktijk is dit niet evident (cfr EC gebouw). Lead by example: overheidsgebouwen zouden het goede voorbeeld moeten tonen. Op een aantal plaatsen kunnen nieuwe publieke parkings soelaas bieden b.v. de voorziene Gewestelijke parking op het Spiegelplein in Jette. Net zoals kleine transitparkings aan de stadsrand.
CD&V pleit, zoals bekend, voor de omvorming van het voordeel van bedrijfswagens in een globaal pakket, het “mobiliteitsbudget”. In de Brusselse stedelijke context willen we dat nog aanvullen met complementaire keuzes die nabijheid (wonen, kinderopvang, boodschappen) of bereikbaarheid (IT) aantrekkelijke voordelen maken.
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
Zoals reeds aangegeven is het belangrijk om meer te investeren in verkeersbeïnvloedingsinfrastructuur zoals intelligente verkeerslichten, groene golf, Wisselende snelheden afhankelijk van tijd/plaats op RO via dynamische borden, enz.
7. Onderwijs en opleiding, innovatie en ontwikkeling Inleiding Vanwege de demografische vooruitzichten voor de komende decennia wordt in Brussel een toename van het aantal kinderen verwacht, wat zich vertaalt in extra plaatsen voor de Brusselse scholen. In het basisonderwijs wordt geschat dat tegen 2020 ongeveer 29.500 plaatsen moeten bijkomen. In het secundair onderwijs is de capaciteitsdruk nog niet zo hoog, maar ook daar zal de komende jaren de verhoogde vraag zich manifesteren. Als het kleuter- en het secundair onderwijs meegeteld wordt, bereiken we een totaal van 52.000 te creëren plaatsen tegen 2020. Een enorme uitdaging.
Bij de heraanleg van wegen en de opmaak van mobiliteitsplannen is de bereikbaarheid ook van belang, en dat staat voor ons ook voorop bij b.v. de heraanleg van de centrale lanen & pleinen (vb: Beurs & de Brouckère); er zijn plaatsen waar de auto geen plaats heeft, maar steeds in functie van de mogelijkheid om je in de stad goed te kunnen verplaatsen. Dat moet ook de leidende gedachte zijn bij het beheer van de hoofdstroom, waar b.v. Schumanplein autoarm moet kunnen worden, als de Kortenbergtunnel een alternatief vormt en waar de Middenring veel meer als een structurerende as moet worden gedacht, met een betere verkeersafwikkeling op Montgomery. Dat sluit dan, in een samenwerking met het Vlaamse Gewest, aan op de uitbouw van de E40 als een stedelijke Parkway en de optimalisatie van de Ring voor het doorgaande verkeer en het onderscheid van doorgaand met het bestemmingsverkeer.
Momenteel volgt in Brussel ongeveer 80% van de kinderen les in het Franstalig onderwijs en 20% in het Nederlandstalig onderwijs. Het Nederlandstalige lager onderwijs telt meer dan 15.000 kinderen en in het kleuteronderwijs bedraagt dit aantal 12.000. Als we deze aantallen vergelijken met 30 jaar geleden, dan bedroeg dit resp. 8.000 en 4.000 kinderen. Dit betekent dat de Vlaamse Gemeenschap de afgelopen decennia heel wat geïnvesteerd heeft om anderstalige leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel op te vangen. Deze anderstalige kinderen zijn van harte welkom in onze scholen : de Vlaamse gemeenschap in Brussel is open en gastvrij. Dit maakt dat slechts 10% van de leerlingen in het lager onderwijs nog uit homogeen Nederlandstalige gezinnen bestaat. Nochtans hebben ook anderstalige kinderen er belang
We steunen ook een herziening van een aantal verplaatsingsregels om tot een beter beheer te komen. Zo b.v. de slimme Km-heffing voor voertuigen (met parameters zoals tijdstip, plaats, uitstoot) – in te voeren na testfase maar met een zichtbare timing en als (gedeeltelijke) vervanging voor de bestaande, forfaitaire autofiscaliteit.
34
35
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
Brussel is ook een echte studentenstad geworden en is daarmee in aantal de grootste van het land. Het Brussels hoger onderwijs telt immers 93.000 studenten, waarvan 21.000 Nederlandstalig zijn. Brussel wordt nog te weinig als een studentenstad gezien, omdat slechts 30% van de studenten op een studentenkamer verblijft, terwijl dat in andere universiteitssteden 70% bedraagt.
bij dat hun klas voldoende leerlingen telt die het Nederlands machtig zijn. Het Nederlandstalig karakter van de Nederlandstalige scholen in Brussel moet dus ook de komende jaren een belangrijk aandachtspunt blijven. Deze ontwikkeling brengt ook een aantal uitdagingen met zich mee. Vooreerst wil het Nederlandstalig onderwijs zijn kwalitatief aanbod behouden. De Nederlandstalige scholen zitten vol, dus moet ook in extra schoolgebouwen geïnvesteerd worden. De VGC heeft zich reeds tot doel gesteld om tegen 2015 3.000 extra plaatsen te creëren. De vraag stelt zich ook in welke mate voorrang verleend kan worden aan Nederlandstalige leerlingen bij de inschrijvingen, en hoe deze voorrang sluitend kan gemaakt worden. Tenslotte dreigt er een tekort aan leraren in het Brussels Nederlandstalig onderwijs.
De aanwezigheid van verschillende universiteiten en hoger onderwijsinstellingen in het Brussels Gewest is een stimulans om nog meer middelen uit te trekken voor onderzoek en ontwikkeling. Een solide kennisinfrastructuur vormt immers een economische troef die kan bijdragen tot nieuwe werkgelegenheid en levenskwaliteit. Het Brussels Gewest dient dit verder toe doen in de ‘niches’ waar het sterk staat, zoals de gezondheidszorg, de biotechnologie en de farmacie.
7.1 Onderwijs
In het Nederlandstalig secundair onderwijs kennen de Brusselse scholen een verminderde instroom in de technische en beroepsrichtingen: 16% van de leerlingen kiest TSO en 22,5% BSO, terwijl dit in Vlaanderen resp. 31% en 26% bedraagt. Dit betekent dat nog minder technische geschoolde krachten op de Brusselse arbeidsmarkt komen.
We willen een nieuw concept lanceren, nl. KIDIBOOL. Dit is een ‘brede school’ waarbij de kinderopvang (pré-school) en de buitenschoolse opvang (IBO) zo veel mogelijk in de nabijheid wordt aangeboden. Het is een nieuw opvoedingsmodel dat consultatiebureaus, ontmoetingsruimte voor jonge ouders, voorschoolse kinderopvang, kleuteronderwijs en buitenschoolse opvang integreert in ‘familiecentra’, waarbij kinderen vanaf de geboorte reeds een stimulerend kader, in hun wijk, aangeboden krijgen. De overgang van peuter naar kleuter gebeurt er zachter. Zorg en onderwijs worden zo meer geïntegreerd tot ‘edu-care’ en er wordt een “doorgaande
Daarom moet er blijvend geïnvesteerd worden in het opleidingsaanbod voor scholing van volwassenen buiten de schoolcursussen. Het moet de Brusselaars en vooral dan de werkzoekenden de kans bieden om beroepskwalificaties te verwerven of bij te werken om hun inschakeling op de arbeidsmarkt te verbeteren.
36
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
veronderstelt wel een inschrijvingsmethode waarbij kinderen uit Nederlandstalige gezinnen kans maken om ingeschreven te raken.
lijn” gecreëerd. Binnen de kansengroepen (SES) én de niet-voorrangsgroep (vrije plaatsen) wordt voorrang gegeven aan kinderen die gebruik maken van de Nederlandstalige kinderopvang. Alle kinderen varen hier goed bij, maar speciaal voor kinderen uit kansarme of sociaal-economisch zwakkere middens, biedt dat bijzondere groeikansen.
We streven ook naar meer diversiteit in de klas: een grotere sociale mix in scholen, en dus naar een zo evenwichtig mogelijke spreiding van allochtone jongeren, resp. jongeren met een zwakke kennis van het Nederlands, over verschillende scholen. Hierbij kunnen we het systeem van ‘co-teaching’ inbouwen, vooral om taalzwakke leerlingen bij te staan.
Onderwijs begint zo vroeg mogelijk, daarom willen we de kleuterparticipatie stimuleren via extra maatregelen in samenwerking met de scholen en intermediaire partners. Ook dit is belangrijk om mogelijke achterstand bij kinderen uit kansarme of anderstalige gezinnen te voorkomen. Ouders moeten daarom duidelijker geïnformeerd en gestimuleerd worden om hun kinderen zo vroeg mogelijk in te schrijven, naar analogie van het project “Mütter für Mütter” dat in Berlijn positieve resultaten opleverde. Hierbij nemen allochtone moeders het voortouw om de leden van hun leefgemeenschap of wijk te sensibiliseren voor thema’s als schoolparticipatie, taalontwikkeling, gezonde voeding,…
Het Nederlands dat in school geleerd wordt, moet ook gepromoot worden als “vrije tijdstaal”. Verdere ondersteuning aan (vrijetijds-)initiatieven die de kennis van het Nederlands van anderstalige ouders en kinderen verbeteren is noodzakelijk, zoals een verhoging van het aanbod van taallessen Nederlands (tijdens of buiten de schooluren), een verhoging van het aanbod van taalversterkende activiteiten in vakantieperiodes voor de kinderen (vakantieklassen, speelpleinwerking,…), huiswerkbegeleiding. Zo blijft Nederlands niet alleen de “schooltaal” van allochtone kinderen maar krijgt het ook een plaats in thuisomgeving. In dat opzicht wordt ook van de ouders een groter engagement gevraagd.
We willen projecten zoals “Samen naar school” en “Brede school” verder stimuleren om voor een buurtschool te kiezen. Jonge gezinnen opteren nog vaak voor scholen die zich buiten hun buurt situeren. Ze ervaren een drempel om hun kind in te schrijven in een buurtschool die ze niet kennen en die soms een hoge concentratie aan “GOK-leerlingen” bevat. Toch bieden deze buurtscholen kwaliteitsvol onderwijs: ze werken gedifferentieerd en hanteren recente onderwijsmethodieken. Dit
Het onderwijsaanbod van het technisch en het beroepssecundair onderwijs verder versterken. De keuze voor TSO of BSO moet een positieve keuze zijn. We merken dat grote promotiecampagnes tot hiertoe niet de gewenste resultaten brachten voor de herwaardering van de technische opleidingen. Extra inspanningen zijn
37
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
van oorsprong. Ze ontvangen ook een attest van grondige kennis van de andere landstaal plus een “reischeque” van bv. Vlaanderen Vakantieland of Brukselbinnenstebuiten.
daarom nodig. Andere aandachtspunten voor het BSO en TSO zijn: moderne apparatuur, de integratie van de nieuwste technologieën in de nijverheidstechnische richtingen, en een eigentijdse schoolinfrastructuur.
We willen meer lerarenstages in Brussel als grootstad laten doorgaan. Een deel van de stage van aspirant-leraren dient best in een grootstedelijke context te gebeuren. Daarnaast willen we het curriculum van de lerarenopleiding ruimer afstemmen op de taaldiversiteit en de grootstedelijke context. Omdat leerkrachten uit gans Vlaanderen worden gerekruteerd, worden beide componenten best geïntegreerd in de lerarenopleiding van alle hogescholen van de Vlaamse Gemeenschap.
Om schoolverzuim tegen te gaan dienen de bestaande time-outprojecten bestendigd. Uit de resultaten van de afgelopen jaren blijkt dat dit systeem, waarbij leerlingen tijdelijk uit de school worden gebracht om zich nadien opnieuw te integreren, vrij succesvol is. Deze projecten moeten meer middelen krijgen, zodat de mogelijkheid bestaat om meer leerlingen een time-outtraject te laten volgen. Leerlingen die in Brussel school lopen, moeten als twee- of meertalige wereldburgers (in spe) afstuderen. Wie in Brussel, wereldhoofdstad van de talen, voldoende talen kent, speelt immers troef ! Het talenonderwijs is dus, zeker in Brussel, een belangrijke beleidsprioriteit. De methode kan divers zijn. Het resultaat van een goede talenkennis is het belangrijkste. Ook het opzetten en financieel ondersteunen van uitwisselingsprogramma’s tussen enerzijds Brusselse Franstalige scholen en anderzijds Nederlandstalige scholen in Brussel en Vlaams-Brabant kan hiertoe een middel zijn. Nederlandstalige leraars (‘native speakers’) kunnen een jaar hun (taal)vak geven in een Franstalige school en omgekeerd. Ze ontvangen hiervoor een premie. Franstalige leerlingen kunnen ook een jaar lang les volgen in een Nederlandstalige school en omgekeerd. Dit jaar wordt niet alleen erkend als een volwaardig jaar bij terugkeer in hun school
Het lerarenkorps dient ook uit meer diversiteit te bestaan. Via nieuwe promotiecampagnes wordt er gerekruteerd in de secundaire scholen en bij allochtone kandidaten. Good practices inzake de begeleiding van allochtone studenten in lerarenopleidingen willen we verder uitwerken en ondersteunen.
7.2. Opleiding We willen ook iedere anderstalige Brusselaar die in Vlaanderen een job aanneemt een taalcheque aanbieden via de Vlaamse Gemeenschap. Iedere Vlaming die in Brussel aan de slag gaat krijgt dan ook van de Franse Gemeenschap een taalcheque. Met de taalcheques kan gratis een cursus werkvloer/praktijk-Nederlands, respectievelijk -Frans gevolgd worden, tijdens de werkuren. Het niveau van de cursus wordt be-
38
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
paald op basis van de reeds aanwezige taalkennis. De kostprijs voor de werkgever wordt door de betrokken Gemeenschap gecompenseerd
dan 115.000 mensen hun baan te danken hebben aan de Europese en internationale instellingen in Brussel.
7.3. Innovatie en ontwikkeling
Het Brussels Gewest vertegenwoordigt ook 18,7% van het Bruto Binnenlands Product. Dit wordt mede verklaard door de talrijke pendelaars die in Brussel werken. Meer dan de helft van de jobs in Brussel (51,1%) wordt ingevuld door mensen die in Vlaanderen of Wallonië wonen (resp. 230.000 en 136.000). Toch is het aantal Brusselaars dat in Brussel werkt de laatste jaren gegroeid van 311.000 in 2006 tot bijna 350.000 in 2012.
Om innovatie en ontwikkeling te stimuleren moet er een sterkere samenwerking komen inzake wetenschapsbeleid. Het Brussels Gewest kan een grotere rol spelen als bemiddelaar tussen de privé-sector en het hoger onderwijs. Daarom willen we soort ‘Cité de la Science’ uitbouwen voor Brussel. Zeker inzake ICT-beleid en toepassing met Brussel aan de spits van Europa staan: Brussel Smart-City.
Dit is meteen ook de ‘Brusselparadox’: veel arbeidsplaatsen, veel pendelaars, maar ook een hoog werkloosheidscijfer. Begin 2014 waren er in Brussel 112.000 (niet-werkende) werkzoekenden ingeschreven bij Actiris. Dit is ongeveer 20% van de actieve beroepsbevolking. Als we enkel de jongeren bekijken, bedraagt dit zelfs 30%. In de omliggende regio’s (Vlaams- en Waals-Brabant) is de werkloosheid duidelijk minder hoog. In Vlaams-Brabant bedroeg dit eind 2013 ongeveer 6% en in Waals-Brabant 11,5%. Dit lagere werkloosheidscijfer biedt kansen voor Brusselaars om werk te vinden in de omliggende regio’s. De afgelopen jaren is het aantal Brusselaars dat buiten Brussel werkt ook gestegen met 26%: van 53.000 in 2006 naar 67.000 in 2012.
8. Economie en werk Inleiding In het Brussels Gewest werken bijna 720.000 mensen. Brussel is hierdoor het grootste tewerkstellingsbekken van het land. De tewerkstelling doet zich vooral voor in de dienstensector, aangezien de Brusselse economie de laatste decennia geëvolueerd is naar een diensteneconomie. De dienstensector wordt vooral gevoed door het hoofdstedelijk karakter van Brussel, zowel op nationaal vlak (hoofdstad van België, Vlaamse en Franse Gemeenschap) als op Europees niveau (hoofdzetel van de EU). Bovendien zijn nog talrijke internationale instellingen (zoals de NAVO) in Brussel aanwezig. Dit maakt dat meer
Het Brussels Gewest biedt ook veel kansen aan startende ondernemers, door de sterke aanwezigheid van de bouw-, de handel- en de horecasector. Het aandeel van de Brusselse KMO’s (1-50 werkne-
39
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
blijven behouden, daarom moeten de bedrijfsterreinen nog aantrekkelijker gemaakt worden en eventueel nieuwe te worden gecreëerd.
mers) in België bedraagt 12%. De afgelopen 10 jaar steeg het aantal KMO’s in Brussel van 90.000 naar 103.000 (+14%). Brussel kent ook het hoogste aantal starters: bijna 9 starters op 1.000 inwoners (Vlaanderen en Wallonië resp. 6,3 en 5,7). In Brussel waren er dan ook ongeveer 10.000 starters in 2012. Dit aantal was met bijna 2% gegroeid ten opzichte van 2011.
Voor CD&V staat versterking, vernieuwing en eventuele uitbreiding van de bestaande handelskernen centraal met inbegrip van aandacht voor vernieuwing van de handelspanden. Dit gaat gepaard met meer autovrije en autoluwe zones in handelsbuurten om ze aantrekkelijker te maken voor mensen van buiten Brussel en ook om te verhinderen dat Brusselaars naar de Rand gaan om te shoppen. Ook de compenserende maatregelen voor handelaars tijdens werkzaamheden kan nog verbeterd worden. Dit moet ook financieel, want de ondersteuning is laag in vergelijking met andere regio’s, maar het kan ook via een meer positieve omkadering, door activiteiten te organiseren of publiciteit te maken. De functie van een Brussels Shopping Quality Manager kan aan deze ontwikkeling ook een bijdrage leveren en dient in de werking van Atrium opgenomen te worden. Indien er toch ook voor het vergunnen van grote shoppingscentra gekozen wordt, moet dit op intergewestelijk niveau gepaard gaan met overleg om de mobiliteit, bereikbaarheid en economische leefbaarheid beter te waarborgen.
Via de 6de staatshervorming heeft het Brussels Gewest een aantal extra hefbomen gekregen inzake economie, werk en opleiding. Zo is de werkloosheidscontrole een Brusselse bevoegdheid geworden, kan het Brussels gewest een doelgroepenbeleid voeren en zijn de dienstencheques een instrument geworden voor de Brusselse tewerkstelling. Beroepsopleiding blijft ten volle een gemeenschapsbevoegdheid. Het Brussels Gewest wordt wel een bee tje bevoegd voor beroepsopleiding, voor zover dit kadert in het werkgelegenheidsbeleid en rekening houdt met het specifieke karakter van Brussel.
8.1 Economie Als Brussel het grootste tewerkstellingsbassin van het land wil blijven, dient er voldoende ruimte gemaakt voor bedrijven om zich te ontwikkelen. Op een beperkte oppervlakte zoals het Brussels Gewest zijn gemengde functies, waarbij wonen en werken samengaan, niet te vermijden. Dit betekent echter niet dat de noodzakelijke uitbreiding op het vlak van huisvesting ten koste mag gaan van de economie en de daaraan gekoppelde tewerkstelling. Bedrijfszones die uitsluitend gericht zijn op ondernemingen moeten in Brussel
Brussel dient zijn toeristisch potentieel nog meer uit te spelen, omdat dit ook een belangrijke economische factor kan zijn. Het uitbouwen van een één gemaakt agentschap voor toerisme (Visit Brussels) is hierbij een belangrijke hefboom. Daarbij dienen alle componenten in
40
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
“app-center” mogelijk maken en desnoods zelf oprichten – een onthaalinfrastructuur waar app-ontwikkelaars terecht kunnen. Door het open data – beleid verder te zetten en verder data vrij te geven waarop apps kunnen gebouwd worden, ondersteunen we een groeiende en veebelovende sector.
rekening gebracht, zowel de MICE (Meetings – Incentives – Conferences – Exhibitions) als de troeven van Brussel (kunststad, EU-hoofdstad, tolerante stad, gastronomie en streekproducten). CD&V wil dat de toeristische troeven van alle Brusselse gemeenten aan bod komen. CD&V wil de nodige stappen zetten om, binnen een bestaande structuur of organisatie, een cel op te richten onder de noemer Streekproducten Brussel – produits du terroir Bruxellois.
Daarbij vormt de havenzone en bij uitbreiding Schaarbeek-Vorming een belangrijke logistieke groeipool en een ondersteuning van Brussel als ‘Smart City’. De Haven biedt een duurzaam alternatief voor het goederenvervoer via de waterweg, waarbij de ‘last mile’ naar zowel de Brusselse binnenstad als de Metropolitane zone op milieuvriendelijke wijze dient te gebeuren.
Deze cel Streekproducten Brussel heeft als doelstellingen: producten en ambachtslui helpen om het label ban streekproduct te verwerven, het verenigen van de producenten, middenstandsorganisaties en verdelers van Brusselse streekproducten met het Brussels Gewest, het bekendmaken, promoten en ondersteunen van de Brusselse Streekproducten, het stimuleren van de verkoop van Brusselse streekproducten of zelf verkopen via sociale tewerkstelling en het ondersteunen van het logistieke netwerk ter verdeling van de streekproducten
Brussel moet ook de creatieve economie ondersteunen en daarbij de economische impact van cultuur naar waarde schatten. Brussel wordt meer en meer een filmstad en een mode&design-stad. Het aantrekkelijk maken voor productiehuizen om zich in Brussel te vestigen en een investering in een grote filmstudio kan een bijdrage leveren voor de audio-visuele sector. Daarnaast moet het Centrum voor Mode en Design nog meer het referentiepunt worden dat alle actoren in de sector begeleidt.
De nieuwe, innovatieve bedrijven moeten verder ondersteund worden, omdat ze voor economische groei en werk zorgen, ook voor laaggeschoolden. De wetenschappelijke kenniscentra van het Brussels gewest dienen verder aangemoedigd om samen te werken met de bedrijfswereld voor het creëren van spin-offs. Meer middelen dienen te gaan naar onderzoek en ontwikkeling gericht op de speerpuntsectoren zoals ICT, gezondheidszorg en logistiek en distributie. Zo moet het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een
Ook de sociale economie in brede zin kan een bijdrage aan de tewerkstelling leveren. Zo moeten de groendiensten van beschutte werkplaatsen meer ingezet worden voor het groenonderhoud van openbare ruimten. Ook de dienstencheque-ondernemingen dienen zowel ingezet om een doelgroepenbeleid te voeren (zoals het bereiken van
41
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
om 3 belangrijke doelstellingen te bereiken: het ondersteunen van sociaal nuttige projecten, springplank naar een inschakeling op de reguliere arbeidsmarkt en het aanbieden van een kwaliteitsvolle job aan de allerzwaksten.
meer laaggeschoolde mannen) en om te beantwoorden aan de noden en behoeften die bij particulieren en gezinnen leven (vooral jonge gezinnen en senioren).
8.2 Werk, werk, werk
De kwalificatievereisten op de Brusselse arbeidsmarkt zijn bijzonder hoog, terwijl veel werkzoekenden in Brussel laaggeschoold zijn (maximaal diploma lager secundair onderwijs). Actiris, de belangrijkste tewerkstellingsactor in het Brussels gewest, moet bijkomende inspanningen leveren om de matching te realiseren tussen het aanbod van werkzoekenden en de werkaanbiedingen bij werkgevers. In bepaalde regio’s in Vlaanderen en Wallonië is er dan weer een tekort aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Een doorgedreven samenwerking met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) voor Vlaanderen en FOREM voor Wallonië moet van deze complementariteit een win-win situatie maken, wat de drie gewesten moet versterken en de mobiliteit van de arbeidskrachten verhoogt. Samenwerkingsakkoorden met andere Vlaamse steden als Gent, Antwerpen, Mechelen en Leuven zijn hierbij zeker niet uitgesloten. Ook inzake de toepassing van maatregelen inzake activering en doelgroepenbeleid of de dienstencheque-activiteiten zullen, ten voordele van de inschakeling van Brusselse werkzoekenden, ook afspraken met de andere gewesten moeten gemaakt worden.
Het blijft belangrijk om mensen op te vangen wanneer zij in de reguliere economie niet naar behoren kunnen functioneren. Sociale economie kan daartoe bijdragen, maar het mag geen eindstation zijn, behalve dan voor mensen die in een beschutte of sociale werkplaats (maatwerkbedrijf) werken. Ook mensen met een handicap moeten aan het werk kunnen, zonder dat hun uitkering daarbij in het gedrang komt. Ook in Brussel moet trouwens werk gemaakt worden van de uitbouw van geïntegreerde werk-zorgtrajecten (W²). Bij voorkeur sluiten de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hierover een samenwerkingsakkoord. Zoniet moet op een andere manier specifiek voor Brussel uitvoering worden gegeven aan deze nieuwe Vlaamse regeling. Doorstroming van de sociale economie naar de reguliere economie blijft de opzet, mits voldoende begeleiding en opvolging voorzien is. Via de transfer van het doelgroepenbeleid naar de gewesten maken we ook gebruik om (een deel van) de middelen te verschuiven van de Gesubsidieerde Contractuelen (Geco-systeem), die nu een contract van onbepaalde duur hebben, naar maatregelen inzake activering (doelgroepvermindering) die de inschakeling in de reguliere economie bevorderen. Het Geco-systeem zelf wordt hervormd
De hoofdtaak van Actiris is de Brusselaars zo snel mogelijk aan een langdurige job helpen. Het betreft hier dus de inschakeling van
42
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
rode draad is doorheen de verschillende organisaties. Het onderbrengen van Actiris, VDAB en Bruxelles Formation in een zelfde gebouw moet dit proces vergemakkelijken.
werkzoekenden in de arbeidsmarkt en het invullen van rekruteringsbehoeften van de werkgevers en hun werkaanbiedingen in het Brussels Gewest. Interimarbeid kan daarin een schakel zijn, maar het einddoel moet een standvastige, langdurige job zijn.
Vooral jonge mensen moeten de kans krijgen om een behoorlijk inkomen te verwerven uit arbeid, waardoor ze zich verder kunnen ontplooien en waardoor ze zich kunnen wapenen tegen de toenemende armoede in ons Gewest. Het Europese Jeugd Garantie Plan, ondersteund vanuit het Brussels Gewest, verdient de nodige aandacht. Elke jongeren die na 6 maanden nog werkloos is zal via Actiris een stage, een opleiding of een job aangeboden krijgen.
De veelvoud van lokale actoren, die hun nut bewezen hebben als aanvulling op de Actiris-werking, zoals de Maisons de l’Emploi en plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven, dienen gerationaliseerd gezien de hoge beheerskost. Dit veronderstelt een herziening van de ordonnantie ‘Missions Locales – Lokale Werkwinkels’ opdat zij nog meer regionale actoren worden en in samenspraak met Actiris een aanvullende dienstverlening ontwikkelen. De PWA-activiteiten worden naar de sociale economie getransfereerd.
Een doorgedreven synergie tussen het secundair onderwijs, de hogescholen en de universiteiten met het bedrijfsleven is hierbij een cruciale factor. We moeten de ambitie te hebben om het leerpakket af te stemmen op de actuele en toekomstige vraag vanuit de arbeidsmarkt. Daarnaast moet een begeleiding op maat aan de hand van een persoonlijk actieplan zorgen voor een langdurige tewerkstelling.
We blijven wel kiezen voor een samenwerking met het middenveld of de socio-professionele inschakelingsorganisaties, gelet op hun know-how en de kennis van de noden. Deze organisaties, net zoals de OCMW’s, dienen wel te werken binnen een gestroomlijnde omgeving en de gestelde doelstellingen van Actiris na te leven.
Om de stap richting de arbeidsmarkt te faciliteren is het aangewezen om stages en beroepsopleidingen aan te moedigen. Een uiteraard correct vergoede stage geeft aan de Brusselse werkzoekende de kans om te proeven van de ervaring op de werkvloer. Het geeft de werkzoekende de kans om de gewenste arbeidsattitude te krijgen. Ook de werkgever wint erbij. Hij kan ondertussen de waarde van deze arbeidskracht leren inschatten. Dit geldt ook in het internationale milieu, waar stages soms te gemakkelijk misbruikt worden
De samenwerking tussen Actiris, VDAB en Bruxelles Formation moet nog intensiever en de objectieven opgelegd aan elke organisatie moeten beantwoorden aan de realiteit van de werkzoekende en de werkgever. Daarbij zou een werkzoekende niet mogen ervaren dat hij in zijn inschakelingsproces naar een ‘andere’ organisatie moet voor een nieuwe fase in zijn traject, maar moet hij ervaren dat zijn traject de
43
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
om goedkope hulp binnen te halen. Het geeft ook de mogelijkheid aan de werkgever om het principe van “elders verworven competenties” te verzilveren en laaggeschoolde, gemotiveerde werkkrachten een kans te geven in een job.
9. Veiligheid en vervolgingsbeleid Inleiding Veiligheid is belangrijk voor alle inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In een stad moeten de inwoners zich veilig voelen en zich overal vrij kunnen verplaatsen. Hoewel in Brussel niet veel meer misdrijven gepleegd worden in vergelijking met andere grote steden in België, heeft Brussel toch een negatief imago op het vlak van veiligheid. Dit schaadt meteen ook de aantrekkingskracht van de stad en doet afbreuk aan de levenskwaliteit van de mensen die er wonen.
Het is belangrijk aandacht te schenken aan voldoende kansen van allochtonen op de arbeidsmarkt. De overheid als werkgever moet daarbij het goede voorbeeld geven. Betere valorisering van elders verworven ervaring en diploma’s moet hier bij helpen; nu laten we nog te veel potentieel van kennis en ervaring links liggen. Actiris moet ook een aangepast aanbod aan de noden van de doelgroep ontwikkelen. Een versterking van het luik ‘begeleiding’ binnen Actiris is onontbeerlijk. Er dient ook samengewerkt met de bevoegdheid ‘welzijn en gezondheid’ om een antwoord te bieden aan de noden van de zwakste doelgroepen in de werkloosheid.
Op het vlak van aantal aangegeven misdrijven en onveiligheidsgevoel is er geen wezenlijk verschil tussen Brussel en andere grote Belgische steden als Antwerpen, Charleroi, Luik en Gent, behalve dan voor inbraken in voertuigen. Diefstal en schade aan auto’s zijn samen met overvallen of zware bedreiging van personen de meeste specifieke misdrijven in Brussel. De Brusselaars zelf klagen het meest over de overlast van autoverkeer, lawaai en netheid. Als Brussel vergeleken wordt met Vlaanderen en Wallonië, dan zijn de misdrijven en het onveiligheidsgevoel duidelijk meer aanwezig in het Brussels Gewest: 13% van de Brusselaars voelt zich onveilig tegenover 10% bij de Walen en 6% bij de Vlamingen.
Tenslotte moet ook taalkennis van de Brusselse inwoners verbeterd worden. De taalcheques moeten verder bekend gemaakt worden, met het Huis van het Nederlands als belangrijke partner. Maar ook taalstages in Vlaamse of tweetalige bedrijven moet mogelijk gemaakt worden. Dit zal niet alleen de tweetaligheid in de hand werken, maar zal er ook voor zorgen dat de arbeidsmobiliteit van de Brusselse werkzoekenden aangemoedigd wordt. Waar nodig vertrekt dat vanuit extra inzet voor intensieve alfabetiseringscursussen.
Brussel heeft een jonge bevolking en dit weerspiegelt zich ook in de misdaadcijfers. Van alle inbreuken samen is de criminaliteitsgraad bij-
44
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
veiligheidsplan dat de politiereglementen op elkaar afstemt. Voortaan zal ook de Brusselse regering toezicht uitoefenen op de begroting van de 6 politiezones.
zonder hoog bij de 19-20-jarigen en voor diefstal is de concentratie groot tussen 15 en 18 jaar. Bovendien zijn er in Brussel een 25 stadsbendes actief die jaarlijks een 500-tal misdrijven plegen.
Voorstellen
Bepaalde vormen van criminaliteit, zoals diefstallen, overvallen, vandalisme en drugsdelicten, hebben zich ontwikkeld op het openbaar vervoer en in de (metro)stations. Daarom werden voor de beveiliging van het openbaar vervoer meer lokale en federale politieagenten ingezet, niet alleen in de trein- en metrostations, waar de federale politie bevoegd is, maar ook in de omgeving van en voor het bovengrondse vervoer, zoals bussen en trams.
De oplossing van problemen zoals sociaal economische achterstelling en onveiligheid, leegstand, de strijd tegen sluikstorters en mensonwaardige leefomstandigheden komt voor CD&V niet enkel uit de politiek. De inbreng van alle actoren is onmisbaar. Door te kiezen voor een alert bestuur opteren we voor een globale en integrale aanpak. Politie, beëdigde ambtenaren, gerechtelijke overheden, gemeentebesturen, sociale initiatieven en bewoners werken op het terrein nauw met elkaar samen om de veiligheid te verhogen.
Veiligheid is in Brussel een bevoegdheid van verschillende niveaus: het federale, het gewestelijke en het gemeentelijke. De lokale politie is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest georganiseerd in 6 politiezones. In de huidige situatie is 25% van alle politiemedewerkers in het Brussels Gewest tewerkgesteld. Het Brussels Gewest levert minder dan 10% van de kandidaat-politiemensen in België.
De huidige politiezones zijn ingevoerd op basis van structuren van de Rijkswacht, maar met de filosofie van de toenmalige gemeentepolitie. Aangezien iedereen dezelfde graad heeft en er dus geen “chefs” zijn op het terrein, loopt het vaak mis omdat de sociale controle door de schaalvergroting niet meer mogelijk is. Bijgevolg zijn er meer en meer misbruiken bij de politiediensten (gesjoemel met facturen, valsheid in geschriften, diefstal enz). Daarenboven is CD&V voorstander van een een fusie van de 6 politiezones mits behoud van lokale antennes. We stellen vast dat de wijkwerking er op achteruit is gegaan. De werking van de nabijheidpolitie moeten prioritair worden.
Via de 6de staatshervorming krijgt het Brussels Gewest een aantal veiligheidsbevoegdheden bij. Eerst en vooral krijgt de Minister President de bevoegdheden inzake ordehandhaving, coördinatie van het veiligheidsbeleid en de registratie van de criminaliteit van de vroegere gouverneur. Er zal een gewestelijke veiligheidsraad opgericht worden en de Brusselse regering zal ook instaan voor de opmaak van een gewestelijk
45
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
Om wildgroei van camera’s te vermijden en optimaal gebruik van bestaande en toekomstige camera’s te verzekeren ten dienste van veiligheid van de burger is er nood aan uitwisseling van camerabeelden tussen MIVB, politiezones, gemeenten, mobiel Brussel, haven, brandweer, enz. Tussen deze overheden wordt een platform opgericht voor videobescherming. Dit moet een belangrijk instrument worden in het veiligheids- en preventiebeleid.
We pleiten ook voor een grotere aanwezigheid en zichtbaarheid van de politie in de straat en een strengere aanpak van marginale en illegale economieën. Politiekantoren moeten dag en nacht bemand zijn; zeker in de grote stations zoals Brussel-Zuid. In het kader van de zesde staatshervorming werd het parket van Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst in een parket van Brussel en een parket van Halle-Vilvoorde. Hierdoor zal het parket van Brussel zich kunnen toeleggen op de specifieke hoofdstedelijke criminaliteit van Brussel. Bovendien zullen er bijkomende magistraten worden aangeworven om de hoge werklast in de hoofdstad de baas te kunnen.
Veiligheid moet een essentieel onderdeel vormen van de wetgeving, bouwvergunningen, wegeninfrastructuur, … Zowel overheid als de privé-bouwheren moeten een veiligheidstoets inlassen voor al hun projecten. CD&V pleit voor een wettelijke verplichting op dat vlak.
Deze hervorming moet worden aangegrepen om het vervolgingsbeleid in Brussel performanter te maken en aan te scherpen. Voor misdrijven die de integriteit van personen aantasten, zoals bedreigingen, seksuele agressie, slagen en verwondingen, doodslag, geweld en agressie tegen vrouwen en holebi’s, en dergelijke meer, moeten politie en openbaar ministerie steeds kordaat optreden.
Wij zijn er van overtuigd dat het voor Brussels gewest essentieel is om één verkeersdienst met gedecentraliseerde posten te hebben.
10. Welzijn, gezondheid en gezin Inleiding De Brusselse bevolking verjongt (tegen 2020 stijgt het aantal jongeren nog met ong. 15%), maar tegelijk groeit het aantal ouderen en in tegenstelling tot in Vlaanderen en Wallonië blijft het aandeel 80-plussers ongeveer gelijk, maar is het vooral de groep die er net voor komt, die belangrijker wordt. De verschillende overheden die in Brussel bevoegd zijn voor het welzijnsbeleid leggen daarbij hun eigen accenten. We willen in onze keuzes dat wie een beroep doet op diensten hier vooral
In uitvoering van de zesde staatshervorming, waardoor de Brusselse Regering belangrijke bevoegdheden verwerft inzake veiligheid, is het belangrijk Prioritaire Veiligheidszones vast te leggen, binnen dewelke het veiligheidsbeleid op specifieke, aangepaste en doorgedreven wijze wordt geïmplementeerd.
46
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
In tegenstelling tot de bevoegdheden onderwijs en cultuur, zijn de bevoegdheden op het vlak van welzijn en gezondheid minder goed af te bakenen tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap in Brussel. Een goede afstemming binnen het aanbod is bijgevolg aangewezen en, waar opportuun, kan men tot samenwerking komen. Bovendien vallen een aantal van deze bevoegdheidsaspecten, zoals opvang van daklozen en armoede onder de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) en de OCMW’s in Brussel.
er beter door kan bediend worden, en dat de hulpverlener of zorgverstrekker de beste kwaliteit kan aanbieden. Het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid is om te beginnen een bevoegdheid die tot de gemeenschappen behoort en niet tot het Brussels Gewest omdat het hoofdzakelijk persoonsgebonden aangelegenheden betreft. Tot op heden heeft de Vlaamse Gemeenschap in Brussel veel middelen in deze beleidsdomeinen geïnvesteerd. De Vlaamse Gemeenschapscommissie vertaalt, vanuit haar regierol en met haar kennis van het terrein, dit Vlaamse welzijnsbeleid in Brussel. Wat welzijn betreft is dat vooral via het algemeen welzijnswerk (CAW), het maatschappelijk opbouwwerk, het lokaal sociaal beleid, beleid inzake personen met een handicap en de thuiszorg. Inzake gezondheidszorg voert Vlaanderen een kwalitatief beleid via acties rond gezondheidspromotie en ziektepreventie en via het aanbod geestelijke gezondheidszorg. Het beschikt via het UZ-Brussel over een Nederlandstalig ziekenhuis. Het Vlaamse gezinsbeleid in Brussel (met Kind en Gezin als belangrijke actor) bestaat vooral uit opvoedondersteuning, kinderopvang en buitenschoolse opvang. Welzijn kent nog wel een historische achterstand. De Vlaamse Gemeenschap moet in deze beleidsdomeinen bijkomend inzetten op een Nederlandstalig aanbod in en voor Brussel. Daarbij willen we rekening houden met de noden op het Brusselse terrein en een zo efficiënt mogelijke inzet van de middelen.
Via de 6de staatshervorming worden de gemeenschappen bijkomend bevoegd voor een aantal persoonsgebonden materies. Zo gaat de geboorte-of adoptiepremie en de kinderbijslag naar de deelstaten. (In Brussel wordt de GGC hiervoor bevoegd) De kwaliteitsnormen voor de ziekenhuizen en de rusthuizen wordt deelstaatmaterie, net als de prijsbepaling van de rusthuiskamer.
10.1 Welzijnsbeleid We vertrekken vanuit twee belangrijke invalshoeken: • We willen dat mensen zo lang en zo comfortabel mogelijk in hun vertrouwde omgeving kunnen verblijven • Elk aanbod moet afgetoetst worden op de mate waarin het gericht, doordacht, kwaliteitsvol en op maat is.
47
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
welzijnsinitiatieven verder perfectioneren: dit type vervoer moet de natuurlijke partner zijn van de organisaties in kwestie.
De versterking van het welzijnsaanbod in Brussel waar we hard aan gewerkt hebben moet consequent verder gaan. Toegankelijkheid, laagdrempeligheid en een gebiedsdekkend, fijnmazig kwaliteitsvol aanbod vormen hierbij de kernelementen.
In dezelfde lijn van het verblijf in de eigen omgeving vormen Mantelzorgers, complementair met professionele omkadering voor de oudere, een cruciale schakel. De piste voor een flexibel aanbod inzake kortstondige dag- of/en nachtopvang voor de oudere, naar het voorbeeld van de Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH) voor personen met een handicap, willen we verder onderzoeken. Dat verlicht het werk van de mantelzorger enigszins, wanneer nodig. Net zoals RTH zien we dat ook vanuit een netwerkidee, dus bij voorkeur ingebed in bestaande initiatieven.
Voor ons versterkt het Nederlandstalig aanbod zich ook als we het (nog) meer als een netwerk willen zien en ondersteunen. We versterken de huidige initiatieven, en trachten zoveel mogelijk dwarsverbindingen te maken. We zullen actief opportuniteiten zoeken waar initiatieven elkaar wederzijds kunnen versterken en zowel een inhoudelijke als financiële meerwaarde voor elkaar kunnen betekenen
Een sterk aanbod
Zorg in eigen taal blijft voor ons behoren tot de basisvereisten in Brussel. Nederlandstalige taalbeleidstrajecten willen we dus liefst continueren en zelfs versterken. Dergelijke projecten bij de Initiatieven buitenschoolse opvang, de kinderdagverblijven en de lokale dienstencentra positieve resultaten getoond. Hierbij hebben we bijzondere aandacht voor doelgroepmedewerkers (geco’s, artikel 60‘ers,..). Zij zijn in heel wat welzijnsinitiatieven immers ruim vertegenwoordigd, en dergelijke taaltrajecten bieden zowel in hun huidige functie als meer toekomstgericht heel wat perspectieven.
De verdere uitbouw van concrete projecten zoals “Zorgzoeker-Interprovinciale Sociale Kaart” maakt een toegankelijk aanbod mee mogelijk. Iedereen, zowel hulpverlener, vrijwilliger als gebruiker, moet vlot zijn of haar weg kunnen vinden in het bestaande aanbod. Toegankelijkheid van het welzijnsaanbod zien we ook letterlijk: gezien we willen dat mensen zo veel als mogelijk in hun vertrouwde omgeving verblijven, is hun mobiliteit des te belangrijker. Het aanbod van dagverzorgingscentra, lokale dienstencentra en dergelijke meer moet vlot bereikbaar zijn. De verdere optimalisering van aangepast vervoer dringt zich op. Vandaag zijn er verschillende initiatieven in Brussel; wij willen de afstemming tussen de diensten aangepast vervoer en de
De laboratoriumfunctie van Brussel is een troef die we verder positief willen blijven benutten: concrete projecten rond cultuursensitieve zorg en buurtgerichte zorg hebben hun nut reeds bewezen. De doorgroei naar een betere aanpak in het
48
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
reguliere beleid zorgt voor betere zorg in Brussel. We willen daarbij zeker verder bouwen aan het benutten van het potentieel aan vrijwilligers bij alle leeftijdscategorieën en over de leeftijds-, culturele-, etnische- en taalgrenzen heen.
om uiteenlopende diensten te sensibiliseren en te vormen omtrent dit thema, zoals de politie en de OCMW’s. Het zijn immers niet enkel welzijnsinitiatieven die in aanraking komen met deze steeds meer voorkomende ziekte.
De aansluiting bij de Vlaamse zorgverzekering is in Brussel, in tegenstelling tot in het Vlaams Gewest, facultatief. De meerwaarde in Brussel om voor zorgondersteuning door aansluiting bij de zorgverzekering toegang te hebben tot een globaal pakket, willen we meer aantonen., Breder geldt dit voor het volledige aanbod van de Vlaamse Gemeenschap en de door haar ondersteunde initiatieven en beleidskeuzes. Om Brusselaars vroeg genoeg mee te krijgen, willen we via scholen en zeer gericht aanspreken van jonge Brusselaars inzetten op bekendmaking en sensibilisering omtrent de zorgverzekering, en als het Vlaamse zorgverzekerde pakket uitbreidt, willen we een specifieke aanpak van de aansluitingsvoorwaarden.
Rust- en Verzorgingstehuizen We vinden het belangrijk dat er voldoende plaatsen voor alle Brusselaars zijn in de rust- en verzorgingstehuizen. Een instrument hiervoor is de programmatiestudie in opdracht van de VGC, de Vlaamse Gemeenschap en de COCOF over de verdeling en de verschuiving tussen ROB en RVT.. Erkenningsnormen dienen hier rekening mee houden en, wat de bicommunautaire sector betreft (GGC) aan aangepast. Dit moet voor ons ook kaderen in een afgestemd beleid op woonzorg, met meer aandacht voor het pre-residentiële en het para-residentiële beleid in de ouderenzorg (ambulante zorgen, begeleiding, zorg aan huis). We willen dat die Vlaamse beleidskeuzes verbreedt naar de andere Brusselse overheden, om ook hun beleid op dat vlak te versterken.
Verschillende overheden, één beleidsdomein
Winteropvang en thuislozen
Daar welzijnsinitiatieven in Brussel van verschillende overheden kunnen afhangen, vormt een gepaste afstemming een aandachtspunt. Het creëren van een duidelijke meerwaarde voor de gebruiker en de zorgverstrekker moet steeds voorop staan.
Er is een coördinatiecomité nodig inzake winteropvang met alle bevoegde instanties inzake bijstand. Het ontbreekt nu aan een gewestelijk winterplan, waarbij alle gemeenten en OCMW’s betrokken zijn. Een gezamenlijke werking over de 19 gemeenten en OCMW’s is een noodzaak in het BHG.
Op het vlak van dementie willen de opmaak van een dementieplan, gecoördineerd door alle bevoegde overheden, mee vorm geven. Een belangrijke doelstelling hierbij is
49
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
op vlak van innovatie en ontwikkeling. Dit plan kan dan in de loop van de legislatuur uitgewerkt worden. Daarbij dient er ook een sanering te komen van de IRIS-ziekenhuizen via een financiële gelijkschakelijking met de andere ziekenhuizen.
De fusie van de CAW’s brengt een opportuniteit met zich mee, met name de afbouw van de verschillende deelwerkingen inzake thuislozenopvang. Begeleiding en herintegratie van thuislozen (en verdere doorverwijzing, indien noodzakelijk) in de samenleving dienen de kernelementen te zijn. Vandaag blijkt opvang op zich nog een (te) belangrijk element te zijn, terwijl deze taak zich eerder op andere (beleids)niveaus situeert. Begeleid wonen moet uitgebreid worden en ‘verdrijven uit de woning’ dient vermeden.
Herziening personeelsnorm Volgens ons moet de norm voor het aantal van de verpleegkundigen omlaag en de norm voor het aantal zorgkundigen omhoog, waar verantwoord en steeds met behoud van de kwaliteit. De totale kost voor de overheid met dezelfde blijven. Er dienen meer handen aanwezig te zijn voor de dagelijkse taken (helpen bij douche, aankleden, helpen bij eten, babbeltje doen met bewoner,…). Ook een goede secretaresse dient verplicht aanwezig te zijn zodat de verpleegkundigen kunnen doen wat zij moeten doen en waarvoor ze gestudeerd hebben, verpleegkundige acties ondernemen. In de rusthuizen dient de personeelsnorm gehandhaafd of verhoogd.
10.2 Gezondheidsbeleid Eerstelijnszorg We opteren er voor om de Nederlandstalige (dokters)wachtposten te behouden en te versterken. De eerstelijnsgezondheidszorg dient uitgebouwd in nauwe samenhang met de preventieve gezondheidszorg en liefst op wijkniveau met specifieke aandacht voor bepaalde pathologieën (bv. TBC) . Het Huis van de Gezondheid dient hier een belangrijke rol te vervullen, ook om de Nederlandstaligen in Brussel te helpen om de (gezondheids)zorg in eigen taal aan te bieden en beleidsondersteunend te werken in die zin.
Stedelijkheid Specifieke gezondheidsinitiatieven met een bijzondere meerwaarde voor de grootstedelijke situatie van Brussel zijn nodig, zoals: impulssubsidie voor opstartende multidisciplinaire eerstelijnteams, gezonde voeding en beweging voor (jonge) kinderen.
Ziekenhuisplan Vandaag zijn er 19 ziekenhuizen in Brussel. Dit is te veel. Daarom willen wij een “ziekenhuisplan” uitwerken waarbij het aantal gehalveerd wordt en bepaalde ziekenhuizen instaan voor specialisaties. Op die manier kunnen top-artsen gegroepeerd worden en verzekert dit een top-behandeling voor de patiënten met behulp van de laatste ontwikkelingen
Zorg in de metro Een maandelijkse wachtpost oprichten in een metrostation van huisartsen ten behoeve van daklozen en van ouderen die van het bestaansminimum leven. Hond of kat
50
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
Brussel (cfr. idee KIDIBOOL). Het door de VGC ontwikkelde concept “Huis van het Kind Brussel” wordt best geïmplementeerd over heel Brussel. Fijnmazigheid, ontmoeting, preventieve gezondheidszorg, opvoedingsondersteuning, … zijn kernbegrippen van deze netwerken. Consultatiebureaus spelen hierin een belangrijke rol.
zijn vaak nog hun enige gezelschap, maar ze kunnen vaak niet instaan voor de hoge kosten van geneesmiddelen of dierenartsbehandeling. Nu het UZ-Brussel reeds een project heeft opgestart (Villa Samson), waar patiënten contact kunnen hebben met huisdieren, zou men voor zo’n metro-initiatief het UZ kunnen aanspreken met een gediplomeerde dierenarts en een aantal stagiairs voor gratis eerste zorg en toedienen van geneesmiddelen of inentingen.
CD&V wil met creatieve voorstellen een tekort aan oppas opvangen. Gemeenschapscentra kunnen ingeschakeld worden om mensen met talenten / tijd te koppelen aan mensen die iets of iemand zoeken (b.v. babysit). Dit brengt mensen bijeen en is zelfs een actie tegen de eenzaamheid van de grootstad. Het lijkt ons een mooi voorbeeld van iets waar een app ondersteuning kan bieden.
10.3 Gezinsbeleid Wij zijn voor vereenvoudigd systeem van kinderbijslag, waarbij elk kind gelijk is. Ieder kind krijgt eenzelfde basiskinderbijslag, maar er wordt nog gedifferentiëerd op basis van leeftijd en volgens de reële inkomenssituatie van het gezin komt er een aanvullende sociale toeslag.
10.4 Armoede
De Brusselse gezinnen moeten een beroep kunnen blijven doen op de bestaande uitbetalingskassen die ook in Vlaanderen actief zijn, waardoor geen specifiek Brussels overheidsinitiatief moet genomen worden hiervoor.
Armoede is nog meer een probleem in het Brussels Gewest dan in de andere gewesten. Uit de cijfers van het Brussels armoederapport bedraagt het aandeel van de Brusselse bevolking met een inkomen onder de armoedegrens 33,7%, terwijl dit in Vlaanderen en Wallonië resp. 9,8% en 19,2% bedraagt.
We willen het Nederlandstalige aanbod in de kinderopvang verder uitbreiden. We willen dat hierin voor elk kind van Nederlandstalige of Nederlandskundige achtergrond plaats is. We willen ook een lokaal loket kinderopvang oprichten.
Een kwetsbare groep in de Brusselse samenleving is de groep van éénoudergezinnen die in Brussel sterker aanwezig is dan in de andere gewesten. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt bijna 60.000 éénoudergezinnen of één derde van de gezinnen met minstens een kind jonger dan 25 jaar. In de meeste gevallen (86,6%) is de vrouw het gezinshoofd. Eén kind op vier in Brussel groeit ook op in een éénou-
We blijven ook verder bouwen aan het stimuleren van buitenschoolse activiteiten om de vooruitgang van het kind te maximaliseren en de kinderen maximaal in contact te laten komen met de Nederlandse taal in
51
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
lijk Gewest, de gemeenschappen en de GGC. Ook de samenwerking met de OCMW’s en de gemeenten moet versterkt worden.
dergezin. Deze bevinden zich vaker in armoede en zelfs bij de meest welgestelden onder hen zijn de sociale risico’s nooit veraf.
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
toekomst van de hoofdstad. Ook de pendelaars en bezoekers uit Vlaanderen en Wallonië hebben recht op een correct tweetalige dienstverlening in hun hoofdstad.
11. Brussel en taal Inleiding Nederlandstalig zijn in Brussel is soms een opdracht, maar veel vaker een boeiend avontuur. CD&V kiest er resoluut voor om de twee volgende elementen tot hun recht te laten komen: volwaardig Vlaming en volwaardig Brusselaar.
Brussel beschikt reeds ettelijke jaren met het armoederapport over een goed instrument om de omvang van het fenomeen in te schatten. Sinds enkele jaren wordt ook een ander instrument uitgebouwd, nl. de armoedetoets. Dit is een beleidsondersteunend instrument om voorafgaand aan elke beleidsbeslissing na te gaan welke de impact ervan zal zijn op de armoede en of dit geen ongelijke uitwerking zal hebben op de verschillende bevolkingsgroepen. In de vorige legislatuur is nagegaan hoe deze armoedetoets in andere landen in praktijk wordt gebracht. Wij willen dat dit nu ook in het Brussels Gewest wordt gebruikt. Op die manier kunnen we komen tot een transversaal beleid inzake armoedebestrijding waarbij erkend wordt dat het overheidsbeleid dat in de verschillende sectoren gevoerd wordt (vooral onderwijs, tewerkstelling en huisvesting) direct of indirect een impact op armoede heeft.
In de eerste plaats willen we dat de federale, gewestelijke en lokale overheden een positief beleid voeren om de tweetaligheid binnen hun diensten te versterken. In voorgaande jaren zorgden wij reeds voor een versterking van de tweetaligheidspremies binnen de gewestelijke administratie en voor andere maatregelen om alle gewestelijke ambtenaren te stimuleren om beter tweetalig te worden. Deze initiatieven hebben hun effect bewezen en moeten verder uitgebouwd worden en ook in de lokale besturen ingang vinden. Op vraag van CD&V werd trouwens een deel van de federale extra-financiering voor Brussel in de zesde staatshervorming bestemd voor taalpremies en de versterking van de tweetaligheid in de gewestelijke èn lokale besturen. De nieuwe Brusselse regering moet erop toezien dat alle lokale besturen deze middelen correct aanwenden en er ook resultaten mee boeken.
De Brusselse Vlamingen maken integraal deel uit van de Vlaamse Gemeenschap. Zij leven en werken in de hoofdstad, zijn er verankerd en sterk verweven met het stadsweefsel. Zij zijn daarom ook Brusselaars.
11.1. Naleving van de taalwetgeving Voor CD&V blijft de taalwetgeving een essentieel element van zowel de pacificatie en het wederzijds respect tussen de twee grote taalgemeenschappen in ons land en zijn tweetalige hoofdstad, als van een correcte en kwaliteitsvolle dienstverlening van de overheid aan de bevolking. Het grondwettelijk vastgelegd tweetalig statuut van Brussel en de correcte tweetalige dienstverlening door alle federale, gewestelijke en lokale overheidsdiensten in Brussel blijven daarbij ons uitgangspunt.
Naast de armoedetoets inbouwen op Brussels regeringsniveau, dient de Brusselse overheid een nog betere afstemming tussen de verschillende niveaus die hiervoor bevoegd zijn te realiseren: Europa, de federale overheid, het Brussels Hoofdstede-
Tweetaligheid moet een vast en belangrijk aandachtspunt zijn binnen de opleidingen en vormingen van alle federale, gewestelijke en lokale ambtenaren in Brussel. De Brusselse regering moet hierover waken binnen haar eigen diensten maar ook binnen de lokale besturen. De
Wij willen de taalwetgeving en de tweetaligheid in Brussel versterken omdat dit essentieel is voor de welvaart van alle Brusselaars en voor de
52
53
ECONOMISCHE GROEI MET SOCIALE VOORUITGANG
op Brussels en federaal niveau; en 3) zorgt voor een effectiever en beter afdwingbaar toezicht op de naleving van de taalwetgeving in Brussel.
federale overheid moet hier bijzondere aandacht aan besteden bij de vorming van het personeel van de Brusselse politiezones en bij de erkenning van medische urgentiediensten in Brussel.
Tweetaligheid is niet iets van de overheid alleen. Tweetaligheid (en waar mogelijk ook een ruimere meertaligheid) moet het handelsmerk en de trots worden van heel Brussel en alle Brusselaars. Daarom wil CD&V dat er ook in de Brusselse scholen gewerkt wordt aan de tweetaligheid van alle leerlingen. Dat is trouwens van essentieel belang voor hun toekomst. CD&V pleit er daarom ook voor dat alle afstuderende studenten van de Brusselse secundaire scholen de kans krijgen om het SELOR-taalattest te behalen. De Brusselse regering moet hieromtrent het initiatief nemen om dit, in samenwerking met de twee gemeenschappen, de federale overheid, SELOR en de diverse onderwijsactoren mogelijk te maken.
Naast stimulerende maatregelen moet ook gewerkt worden aan een effectiever toezicht op de naleving van de taalwetgeving. Uit de rapporten van de vice-gouverneur blijkt dat de lokale besturen de bestaande regels van de taalwetgeving onvoldoende respecteren in hun personeelsbeleid. Het Gewest moet hier een grondige doorlichting van maken en zijn voogdijbevoegdheid terzake effectief uitoefenen. Er moet ook een doorlichting komen van de toestand in de openbare ziekenhuizen en de politiezones en het Gewest moet werk maken van een beter functionerend systeem voor het ontvangen en behandelen van klachten vanwege burgers.
Daarnaast moeten ook initiatieven ondersteund en uitgebouwd worden die de tweetaligheid stimuleren in alle aspecten van het openbare leven. Het Huis van het Nederlands en de cursussen die het aanbiedt aan o.m. handelaars zijn hier een goed voorbeeld van. Maar dit is geen zaak voor Nederlandstalige initiatieven of voor de Vlaamse Gemeenschap en de VGC alleen. Ook het Gewest en de sociaal-economische actoren moeten hier hun rol spelen.
Ook binnen de gewestelijke overheidsdiensten wil CD&V dat de taalkaders zo ingevuld worden dat de tweetaligheid zowel intern als extern gewaarborgd blijft. Bijzondere aandacht moet hierbij gaan naar de diensten die instaan voor directe dienstverlening aan de bevolking en voor veiligheidsdiensten, zoals de brandweer. CD&V staat open voor een discussie over een eventuele modernisering van de taalwetgeving, maar enkel indien die modernisering 1) een echte versterking betekent van de tweetaligheid in Brussel; 2) rekening houdt met het parallellisme tussen de waarborgen voor beide taalgroepen
STERKERE BRUSSELAARS, STERKER LAND
den met het internationale karakter van Brussel, bv. door haar informatie en diensten ook toegankelijk te maken in een internationale contact-taal zoals het Engels. Die ruimere meertaligheid komt niet in de plaats van de tweetaligheid, die de essentiële basis blijft voor alle overheidsdiensten, maar is een aanvulling en versterking.
11.1.
Volwaardige beleidsparticipatie, ook in de gemeenten
CD&V blijft pleiten voor een volwaardige, gewaarborgde participatie van beide taalgroepen in de lokale besturen. Participatie heeft niet alleen te maken met mandaten, maar ook met een evenwichtige verdeling van de gemeentelijke middelen over beide gemeenschappen. CD&V blijft de nadruk leggen op het feit dat het tot de basisopdrachten van een gemeente behoort om een dienstaanbod te creëren dat beantwoordt aan een vraag van de bevolking. Nederlandstaligen en Franstaligen hebben recht op een gelijkwaardige financiering inzake Nederlandstalig en Franstalig onderwijs, kinderopvang, cultuur en zo voort. De voogdij over de gemeenten speelt hier een belangrijke rol. En de VGC moet dit opvolgen en bewaken.
11.3. Brussel, wereldstad van de talen Brussel was oorspronkelijk een Vlaamse stad, maar is geëvolueerd naar een stad waar mensen wonen met verschillende culturele en dus ook taalachtergronden. Volgens de recente taalbarometer groeit 53% van de jonge Brusselaars (18-25 jaar) op in een twee- of meertalig gezin. Dit is een rijkdom. Brussel is meermaals hoofdstad en dat is haar grote troef. Dat maakt haar een kleine stad met het aura van wereldstad. De aanwezigheid van internationale instellingen, gaande van de Europese Unie, de NAVO als talrijke andere internationale organisaties maakt van Brussel een cultureel en taalkundig rijke stad. CD&V is er dan ook voorstander van om bij ons onthaalbeleid naast het Frans en het Nederlands ook het Engels te hanteren als onthaaltaal.
CD&V legt sterk de nadruk op tweetaligheid in Brussel omdat wij van onze stad een echte hoofdstad willen maken, maar ook een plek waar iedereen zich welkom voelt. Daarom geloven wij ook dat de overheid in haar taalbeleid rekening moet hou-
54
55
Sterkere Brusselaars, Sterker land #STEMCDENV